Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0793

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 793/2013 van de Commissie van 20 augustus 2013 tot vaststelling van maatregelen ten aanzien van de Faeröer met het oog op de instandhouding van het Atlantisch-Scandinavische haringbestand Voor de EER relevante tekst

    PB L 223 van 21.8.2013, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/08/2014; opgeheven door 32014R0896

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/793/oj

    21.8.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 223/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 793/2013 VAN DE COMMISSIE

    van 20 augustus 2013

    tot vaststelling van maatregelen ten aanzien van de Faeröer met het oog op de instandhouding van het Atlantisch-Scandinavische haringbestand

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende bepaalde maatregelen met het oog op de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten (1), en met name artikel 4,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Atlantisch-Scandinavische haringbestand (ook „in het voorjaar paaiende Noorse haring” genoemd) is het grootste haringbestand ter wereld. Het heeft vangsten in de orde van grootte van een à twee miljoen ton opgeleverd. Door overbevissing is het bestand echter ineengestort en zijn alle visserijactiviteiten meer dan twintig jaar stilgelegd tussen de vroege jaren 1970 en het midden van de jaren 1990, met zeer ernstige gevolgen voor de vloten die dat bestand bevisten.

    (2)

    Het Atlantisch-Scandinavische haringbestand werd sinds het herstel van het bestand en de heropening van de visserij in 1996 beheerd na overleg tussen de vijf partijen in wier exclusieve economische zones (EEZ) deze vis zich gedurende zijn migratiecyclus beweegt: de Russische Federatie, Noorwegen, de Faeröer, IJsland en de Europese Unie (hierna „de kuststaten” genoemd).

    (3)

    Sinds 2007 omvatten de afspraken die bij het overleg tussen de kuststaten zijn gemaakt, een definitieve regeling inzake de verdeling van de totale toegestane vangst en een verbintenis om de stabiliteit van de relatieve aandelen de komende jaren te handhaven. De aandelen voor het Atlantisch-Scandinavische haringbestand bedroegen 5,16 % voor de Faeröer, 14,51 % voor IJsland, 6,51 % voor de Unie, 61 % voor Noorwegen en 12,82 % voor de Russische Federatie. Voorts bestond er tussen de kuststaten ook al lang een akkoord om de gemeenschappelijk overeengekomen beheerregelingen uitsluitend gezamenlijk, op basis van nieuw wetenschappelijk advies en tegen een bepaalde datum, te toetsen en te herzien.

    (4)

    Om de vaststelling van de totale toegestane vangsten te vergemakkelijken, hebben de kuststaten, op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis, overeenstemming bereikt over en uitvoering gegeven aan een met het voorzorgsbeginsel sporend langetermijnbeheersplan, dat erop gericht was de bevissing binnen veilige biologische grenzen te houden en duurzame visserij te waarborgen.

    (5)

    Dit langetermijnbeheersplan moest voorkomen dat het bestand onder het biomassaniveau van 2 500 000 t zou zakken en ervoor zorgen dat de nodige inspanningen werden geleverd om het boven 5 000 000 ton te handhaven, het niveau waarvan wordt aangenomen dat het de maximale duurzame opbrengst oplevert. Daartoe werd de bevissing beperkt tot een niveau dat overeenstemt met een visserijsterfte van 0,125. Er werd overeengekomen dat, indien het biomassaniveau onder het niveau van 5 000 000 ton zou zakken, de visserijsterfte zou worden beperkt teneinde voor een spoedig herstel van het bestand te zorgen.

    (6)

    In september 2012 beval de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) aan om de totale toegestane vangst (TAC) voor 2013, overeenkomstig de in het beheersplan vastgestelde voorzorgsaanpak, voor de vijf kuststaten vast te stellen op maximaal 619 000 ton, wat een afname met 26 % ten opzichte van de voor 2012 vastgestelde TAC inhield.

    (7)

    Tijdens het overleg dat van oktober 2012 tot januari 2013 is gehouden om over de regelingen voor 2013 te onderhandelen, heeft de delegatie van de Faeröer de voortzetting van de huidige verdelingsregeling consequent en bij herhaling afgewezen. Uiteindelijk hebben slechts vier kuststaten op 18 januari 2013 regelingen voor 2013 gesloten, teneinde, voor zover mogelijk, het gecoördineerde beheer van het bestand door de kuststaten voort te zetten. In de goedgekeurde notulen van dit overleg, daterend van 23 januari 2013, gaven de delegaties expliciet uitdrukking aan hun bezorgdheid over het feit dat de Faeröer zich zonder voorafgaande kennisgeving uit de overeenkomst van de kuststaten hadden teruggetrokken. Aangezien het door de Faeröerse terugtrekking uit het overleg niet mogelijk was een regeling met vijf partijen te sluiten, is door de overige vier partijen overeengekomen rekening te houden met de visserijbelangen van de Faeröer door hun traditionele aandeel, d.w.z. het aandeel dat de Faeröer sinds de regeling van 2007 toekwam, wat overeenkomt met 31 000 ton (5,16 % van de totale toegestane vangst), opzij te zetten.

    (8)

    In de loop van het overleg tussen de kuststaten voorafgaand aan 23 januari 2013 hebben de afgevaardigden van de Faeröer niet om een bepaald aandeel verzocht, geen schriftelijk of mondeling voorstel voor een nieuwe verdelingsregeling gedaan, geen contact gezocht met de vier andere partijen en geen enkele inspanning gedaan om deel te nemen aan de bespreking van een regeling voor 2013.

    (9)

    In een verklaring van 26 maart 2013 heeft de visserijminister van de Faeröer bekendgemaakt dat er eenzijdig een vangstbeperking van 105 230 ton voor de Faeröerse vloot was vastgesteld, wat overeenkomt met 17 % van de aanbevolen TAC of meer dan drie keer het aandeel dat zou volgen uit de toepassing van de eerder overeengekomen regelingen, en een stijging met 145 % van het aandeel van de Faeröer in 2012. Die unilaterale mededeling moet worden beoordeeld in het licht van het bovenvermelde wetenschappelijk advies om de vangst in 2013 met 26 % te verlagen. Met die aankondiging zijn de Faeröer ook de facto afgestapt van het gezamenlijk overeengekomen beheersplan.

    (10)

    Door hun optreden hebben de Faeröer verzuimd met de Unie en de andere kuststaten samen te werken bij het beheren van een bestand van gemeenschappelijk belang, het Atlantisch-Scandinavische haringbestand, en zijn zij hun verplichtingen uit hoofde van artikel 61, lid 2, artikel 63, leden 1 en 2, en de artikelen 118, 119 en 300 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (Unclos) en de artikelen 5 en 6 en artikel 8, leden 1 en 2, van de Overeenkomst van de Verenigde Naties voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden (Unfsa) niet nagekomen.

    (11)

    Worden de door de vier kuststaten en de Faeröer vastgestelde vangstbeperkingen bereikt, dan bedraagt de totale vangst 692 290 ton, wat een overbevissing ten opzichte van de aanbevolen TAC zou inhouden. Volgens de beoordelingen en vangstvoorspellingen die door ICES zijn gemaakt bij het uitbrengen van het advies voor het beheer van het visserijseizoen 2013 (2), zou een dergelijke vangst begin 2014 leiden tot een biomassa van het paaibestand (SSB) van 4 200 000 ton, ver onder het niveau van 5 000 000 ton waarvan wordt aangenomen dat het de maximale duurzame opbrengst kan produceren.

    (12)

    Voorts bevestigen nieuwe algemeen beschikbare wetenschappelijke gegevens die in mei 2013 door ICES zijn verstrekt (3) dat het langetermijnbeheersplan zoals het momenteel is vastgesteld (met een beoogde visserijsterfte van 0,125) in overeenstemming is met het voorzorgsbeginsel, terwijl het plan door een verhoging van het streefcijfer voor de visserijsterfte tot 0,15 — de waarde die zou resulteren uit de vergroting van het Faeröerse aandeel — niet met het voorzorgsbeginsel in overeenstemming zou zijn, waardoor het gevaar op een ineenstorting van het bestand dus zou toenemen.

    (13)

    Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1026/2012 kan een land worden omschreven als een land dat niet-duurzame visserij toelaat indien: a) het land niet samenwerkt bij het beheren van een bestand van gemeenschappelijk belang overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (Unclos) en de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995 (Unfsa), of enige andere internationale overeenkomst of internationaalrechtelijke bepaling; en b) hetzij: i) het land niet de vereiste maatregelen voor visserijbeheer heeft vastgesteld, of ii) het land dergelijke maatregelen voor visserijbeheer heeft vastgesteld zonder rekening te houden met de rechten, plichten en belangen van andere landen en de Unie, en die maatregelen voor visserijbeheer, wanneer zij worden bekeken in combinatie met maatregelen van andere landen en de Unie, aanleiding geven tot visserijactiviteiten die het bestand in een niet-duurzame toestand zouden kunnen brengen.

    (14)

    Gelet op de bovenstaande overwegingen beantwoorden de Faeröer aan alle criteria om te worden omschreven als een land dat niet-duurzame visserij toelaat, en bijgevolg kan de Commissie de maatregelen nemen waarin is voorzien bij Verordening (EU) nr. 1026/2012.

    (15)

    Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1026/2012 heeft de Commissie besloten de plaatselijke regering van de Faeröer en de regering van Denemarken bij Besluit van 17 mei 2013 (4) en bij brief van diezelfde datum, in kennis te stellen van haar voornemen om de Faeröer te omschrijven als een land dat niet-duurzame visserij toelaat, met opgave van de redenen voor die omschrijving en een beschrijving van de mogelijke maatregelen die uit hoofde van die verordening kunnen worden genomen. De plaatselijke regering van de Faeröer heeft de ontvangst van de brief diezelfde dag bevestigd.

    (16)

    Op 17 juni 2013 heeft de plaatselijke regering van de Faeröer in antwoord op de kennisgeving de door de Commissie aangevoerde argumenten betwist door er tegen in te brengen dat zij zich niet uit het overleg heeft teruggetrokken, dat zij naar een oplossing voor de verdeling van het bestand door onderhandelingen wil blijven streven en dat de EU niet het recht heeft dwangmaatregelen te gebruiken. Zij heeft echter geen enkel voornemen kenbaar gemaakt om haar besluit inzake de niet-duurzame vangstbeperkingen voor 2013 te wijzigen en geen duidelijke rechtvaardiging voor haar hoge vangstplafond voor 2013 gegeven, afgezien van de niet-onderbouwde stelling dat het bestand in kwestie de jongste jaren talrijker voorkomt in de maritieme gebieden onder Faeröerse jurisdictie.

    (17)

    De Commissie heeft de bestaande wetenschappelijke literatuur over het onderwerp onderzocht en daarin enkel aangetroffen dat haring occasioneel langer in het seizoen in de Faeröerse wateren zou voorkomen, maar zij heeft geen enkele bron gevonden die toelaat dit verschijnsel als een stabiele of permanente stijging van de populatie te interpreteren. Met betrekking tot de stelling van de Faeröer dat het bestand in 2014 sowieso onder het MSY-niveau zal zakken, en niet als gevolg van het unilateraal vastgestelde hogere aandeel van de Faeröer, moet worden opgemerkt dat volgens het meest recente wetenschappelijk advies (zie overweging 12 hierboven), hoewel het bestand zich tot het MSY-niveau kan herstellen, het langer onder dat niveau zal blijven en een groter gevaar op ineenstorting loopt als de huidige streefcijfers voor de visserijsterfte worden verhoogd tot de waarde die zou resulteren uit het verhoogde Faeröerse aandeel.

    (18)

    Na een uitvoerige analyse van de argumenten van de plaatselijke regering van de Faeröer heeft de Commissie geconcludeerd dat deze geen weerlegging van de stellingen in de kennisgeving van de Commissie of een objectieve rechtvaardiging voor het gebrek aan samenwerking van dat land vormen. Uit deze conclusie, in combinatie met de onwil om de unilaterale vangstbeperkingen voor 2013 aan te passen, besluit de Commissie dat de Faeröer blijven beantwoorden aan de criteria om te worden omschreven als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

    (19)

    Daarom is de Commissie van oordeel dat er maatregelen uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1026/2012 moeten worden vastgesteld.

    (20)

    Die maatregelen moeten doeltreffend en evenredig zijn om de instandhoudingsdoelstelling ervan te bereiken en moeten voorkomen dat de Faeröer voordeel halen uit de markten, havens en faciliteiten van de Unie om hun niet-duurzame visserij op haring voort te zetten.

    (21)

    Voorts heeft de Commissie geëvalueerd welke kortetermijn- en langetermijneffecten de maatregelen die uit hoofde van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1026/2012 kunnen worden vastgesteld, op milieu-, handels-, economisch en sociaal gebied kunnen hebben, alsmede welke administratieve belasting met de tenuitvoerlegging ervan gepaard gaat.

    (22)

    Op basis van die evaluatie lijkt het passend om, als eerste stap, bepaalde in artikel 4, lid 1, onder c), d), e), en i), van Verordening (EU) nr. 1026/2012 genoemde maatregelen vast te stellen. Indien die maatregelen geen effect sorteren en de Faeröer niet-duurzame visserij blijven toelaten, kunnen nadere maatregelen worden vastgesteld.

    (23)

    De Faeröerse visserij op haring, die door pelagische trawlers wordt verricht, kan een gerichte visserij zijn in de koudere maanden van het jaar, maar is een gemengde visserij in het late voorjaar en de zomer, wanneer haring en makreel in vergelijkbare hoeveelheden worden gevangen. Beide soorten kunnen gedurende het hele seizoen door hetzelfde vaartuig in een trek, tijdens dezelfde visreis of op dezelfde visgronden worden gevangen. Makreel is dus een zogeheten geassocieerde soort van haring. Omdat haring een onvermijdelijke bijvangst is, zouden de Faeröer, door markeel te blijven vangen en uitvoeren, ook grote hoeveelheden haring blijven vangen, zelfs als er geen haring naar de Unie mag worden uitgevoerd. Door makreelinvoer niet in de maatregelen op te nemen, zou de doeltreffendheid van een verbod op de invoer van haring als een middel ter voorkoming van verdere schade aan de duurzaamheid van het haringbestand dus worden ondermijnd. Makreel is in zo hoge mate met haring geassocieerd, dat er bij het vissen op makreel in visserijen onder de controle van de Faeröer altijd het risico bestaat dat er haring wordt gevangen. Alle makreel die onder de controle van de Faeröer is gevangen, kan dus worden verondersteld samen met haring te zijn gevangen. Om doeltreffend te zijn, moet dus zowel haring als makreel het voorwerp van handelsmaatregelen uitmaken.

    (24)

    Bij de beoordeling van de evenredigheid van de maatregelen, en met name bij het bepalen of beperkende maatregelen de handel in de belangrijkste soorten die bij de haringvisserij worden gevangen, tot een bepaalde omvang moeten beperken dan wel alle invoer ervan moeten verbieden, heeft de Commissie onderzocht of andere maatregelen dan een totaalverbod op de invoer van alle producten die met haring of makreel zijn vervaardigd of deze soorten bevatten als evenrediger maatregelen konden worden overwogen. Drie mogelijke alternatieven zijn beoordeeld: i) een kwantitatieve beperking van alle producten, waarbij de invoer tot de traditionele uitwisseling wordt beperkt, ii) een totaalverbod dat enkel voor verse en bevroren vis en visconserven geldt, maar niet voor meer verwerkte producten zoals vismeel en -olie, en iii) een invoerverbod dat enkel voor haring en haringproducten geldt. Hoewel de eerste van deze drie opties zeer doeltreffend kan zijn wegens de zeer aanzienlijke uitvoer van vismeel van de Faeröer naar de EU, wordt deze optie in dit stadium als te belastend beschouwd, met name gelet op het feit dat ze enerzijds geledingen van de Faeröerse visserijsector kan treffen die niet rechtstreeks met de pelagischevangstsector te maken hebben en, anderzijds, een hoge administratieve belasting zou creëren in verband met de analyse van vismeel- en visoliemonsters in gespecialiseerde laboratoria om de samenstelling volgens soort ervan te bepalen. Zoals hierboven is gezegd, wordt het derde alternatief als ondoeltreffend beschouwd zolang de mogelijke economische gevolgen ervan gemakkelijk kunnen worden gecompenseerd door de uitvoer van makreel. Omdat er geen minder ingrijpende maatregelen voorhanden zijn waarmee het vereiste resultaat kan worden bereikt, biedt het tweede alternatief het beste evenwicht tussen de maatregel en de beoogde effecten ervan.

    (25)

    Bij de beoordeling van de evenredigheid heeft de Commissie ook onderzocht of er andere maatregelen dan invoerbeperkingen nodig zijn, met name beperkingen op het gebruik van havens. Omdat het gebruik van havens om bij te tanken, aan te landen, van bemanning te wisselen, voor reparaties en als rustplaats, routine- en noodzakelijke activiteiten in verband met de haringvangst vormen, heeft de Commissie geconcludeerd dat dergelijke maatregelen eveneens noodzakelijk zijn en er geen andere minder beperkende maatregelen mogelijk zijn om te voorkomen dat de vloten van de Faeröer voordeel halen uit EU-faciliteiten om niet-duurzame haringvisserij te bedrijven.

    (26)

    Uit de evaluatie van de kortetermijn- en langetermijneffecten van deze maatregelen op milieu-, handels-, economisch en sociaal gebied en van de administratieve belasting die met de tenuitvoerlegging ervan gepaard gaat, kan worden geconcludeerd dat de maatregelen redelijk zijn en geen onaanvaardbare gevolgen hebben of een buitensporige belasting creëren. De milieueffecten van de maatregelen zijn passend, aangezien ze naar verwachting bijdragen aan de verbetering van de duurzaamheid van het haringbestand. De handelseffecten ervan zullen beperkt zijn omdat, hoewel er onmiddellijke economische effecten kunnen worden verwacht, er op middellange termijn alternatieve uitwisselingsmechanismen kunnen worden gevonden en er uiteindelijk geen aanvoertekort in de EU wordt verwacht. Op korte termijn worden alleen beperkte economische en sociale effecten verwacht, omdat deze samenhangen met de handelseffecten; indien de maatregelen de beoogde effecten sorteren, zullen de economische en sociale effecten op middellange en lange termijn echter zeer positief zijn, met name voor een aantal vloten die sterk afhankelijk zijn van pelagische vis. De administratieve belasting in verband met de maatregelen zal betrekkelijk licht zijn, aangezien de meeste controlemiddelen, waaronder personeel, die nodig zijn om de maatregelen in de lidstaten te handhaven, al voorhanden zijn.

    (27)

    Tot slot heeft de Commissie de verenigbaarheid van de maatregelen met het internationaal recht onderzocht en is zij tot de conclusie gekomen dat deze maatregelen erop gericht zijn een eindig visbestand in stand te houden en de overexploitatie van dat bestand te voorkomen, aangezien zij tot doel hebben het Atlantisch-Scandinavische haringbestand binnen veilige biologische grenzen te houden. Deze maatregelen worden uitgevoerd in samenhang met de eigen instandhoudingsmaatregelen van de Unie (artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1026/2012). De Unie heeft met name haar vangsten met 26 % verminderd, overeenkomstig de aanbeveling van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), en zij past onverkort de voorwaarden en beperkingen toe van het langetermijnbeheersplan dat sinds 1999 door de kuststaten is goedgekeurd en uitgevoerd en waarvan de ICES in mei 2013 heeft bevestigd dat het in overeenstemming is met de voorzorgsaanpak en dat het de juiste beheersaanpak is om de vangsten binnen veilige biologische grenzen te houden. Voorts zijn er geen sluitende wetenschappelijke argumenten voor de stelling dat de Faeröer recht zouden hebben op een groter aandeel in de Atlantisch-Scandinavische haringvisserij; een vermindering van hun vangsten zoals aanbevolen door de ICES voor 2013 was dus passend geweest.

    (28)

    Bijgevolg moeten als eerste stap de volgende maatregelen worden genomen: a) een verbod op de invoer van haring en makreel uit Atlantisch-Scandinavische bestanden alsook op de invoer van visserijproducten welke die vis bevatten of daarmee vervaardigd zijn, en b) beperkingen op het gebruik van de havens van de Unie door vaartuigen die onder de controle van de Faeröer vissen op Atlantisch-Scandinavische haring- en makreelbestanden en door vaartuigen die vis of visserijproducten vervoeren welke van die visserij afkomstig zijn. Ter vereenvoudiging van de handhaving van de maatregelen die van toepassing zijn op vaartuigen die vissen op de relevante haring- of makreelbestanden, of vis of visserijproducten afkomstig van die bestanden vervoeren, moeten lijsten van die vaartuigen aan de lidstaten worden verstrekt. Om vast te stellen of haring of makreel onder de controle van de Faeröer is gevangen, moet worden gebruikgemaakt van de vangstcertificeringsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (5).

    (29)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden de Faeröer omschreven als een land dat niet-duurzame visserij op het Atlantisch-Scandinavische haringbestand toelaat en worden maatregelen vastgesteld ten aanzien van de Faeröer om de instandhouding op lange termijn van het bestand in kwestie te waarborgen.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied en doelstellingen

    Deze verordening is van toepassing op de onder de controle van de Faeröer verrichte visserij op Atlantisch-Scandinavische haring. Zij heeft tot doel de duurzaamheid op de lange termijn van het Atlantisch-Scandinavische haringbestand te waarborgen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)

    „het Atlantisch-Scandinavische haringbestand”: het haringbestand (Clupea harengus) in de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) -deelgebieden I, II, V, XII en XIV (6);

    b)

    „Atlantisch-Scandinavische haring”: vis uit het Atlantisch-Scandinavische haringbestand;

    c)

    „makreel”: vis van de soort Scomber scombrus die is gevangen in de gebieden waar Atlantisch-Scandinavische haring voorkomt;

    d)

    „gevangen onder de controle van de Faeröer”: gevangen door vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren, of door vaartuigen welke de vlag van een andere staat voeren, die een vergunning hebben om in de exclusieve economische zone van de Faeröer te vissen of door een Faeröers bedrijf of Faeröerse autoriteiten zijn gecharterd.

    Artikel 4

    Omschrijving

    De Faeröer worden omschreven als een land dat niet-duurzame visserij op het Atlantisch-Scandinavische haringbestand toelaat.

    Artikel 5

    Maatregelen

    1.   Het is verboden om op het grondgebied van de Unie, ook met het oog op overlading in havens, de in de bijlage vastgestelde vis of visserijproducten die onder de controle van de Faeröer gevangen Atlantisch-Scandinavische haring of makreel bevatten, daaruit bestaan of daarmee zijn vervaardigd, binnen te brengen.

    2.   Het gebruik van havens van de Unie door vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren en vissen op Atlantisch-Scandinavische haring of makreel, en door vaartuigen die vis of visserijproducten vervoeren welke afkomstig zijn van Atlantisch-Scandinavische haring of makreel die is gevangen door vaartuigen die de vlag van dat land voeren of door vaartuigen die een vergunning van dat land hebben en de vlag van een ander land voeren, is verboden. Dit verbod geldt niet in situaties van overmacht of noodsituaties in de zin van artikel 18 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 voor het verlenen van diensten die strikt noodzakelijk zijn om die situaties te verhelpen.

    Artikel 6

    Uitvoering

    1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vastgestelde vangstcertificeringsregeling ter identificatie van producten die onder het in artikel 5, lid 1, van deze verordening vastgestelde verbod vallen.

    2.   Om de uitvoering van het in artikel 5, lid 2, vastgestelde verbod te vergemakkelijken, worden aan de lidstaten indicatieve lijsten verstrekt van vaartuigen die, volgens betrouwbare gegevensbronnen, onder de controle van de Faeröer op Atlantisch-Scandinavische haring of makreel hebben gevist of aan het vissen zijn.

    Artikel 7

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 augustus 2013.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 34.

    (2)  http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Advice/2012/2012/her-noss.pdf

    (3)  http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Advice/2013/Special%20requests/NEAFC%20NSS%20herring%20MP.pdf

    (4)  Besluit C(2013) 2853 van 17.5.2013.

    (5)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

    (6)  Zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).


    BIJLAGE

    Lijst van vis en visserijproducten waarvoor het verboden is deze op het grondgebied van de Unie binnen te brengen

    Soort

    Producten (nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem (GS))

    Haring (Clupea harengus)

    ex 0302 41

    ex 0302 90

    ex 0303 51

    ex 0303 90 90

    ex 0304 59 50

    ex 0304 86

    ex 0304 99 23

    ex 0305 42

    ex 0305 59 30

    ex 0305 61

    ex 0305 72

    ex 0305 79

    ex 1604 12

    ex 1604 20 90

    Makreel (Scomber scombrus)

    ex 0302 44

    ex 0303 54

    ex 0304 49 90

    ex 0304 89 49

    ex 0304 99 99

    ex 0305 49 30

    ex 1604 15

    ex 1604 20 50


    Top