This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32011R0469
Council Implementing Regulation (EU) No 469/2011 of 13 May 2011 amending Regulation (EC) No 1292/2007 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of polyethylene terephthalate (PET) film originating in India
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 469/2011 van de Raad van 13 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1292/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 469/2011 van de Raad van 13 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1292/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India
PB L 129 van 17.5.2011, p. 1–4
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 06/11/2012
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32007R1292 | vervanging | artikel 2.2 | 18/05/2011 |
17.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 129/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 469/2011 VAN DE RAAD
van 13 mei 2011
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1292/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisantidumpingverordening”), en met name de artikelen 9, lid 4, en 14, lid 1,
Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) („de basisantisubsidieverordening”), en met name artikel 18, lid 1,
Gezien het voorstel dat de Europese Commissie („de Commissie”) na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Op 10 december 1999 heeft de Raad na een onderzoek („het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek”) bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 een definitief compenserend recht ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India (3). Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke antidumpingonderzoek”) en na instelling, bij Verordening (EG) nr. 367/2001 van de Commissie, van een voorlopig antidumpingrecht op 24 februari 2001 (4), is bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 (5) een definitief antidumpingrecht ingesteld op petfolie van oorsprong uit India. |
(2) |
Op 8 maart 2006 zijn twee verordeningen van de Raad betreffende de invoer van petfolie van oorsprong uit India bekendgemaakt: Verordening (EG) nr. 367/2006 (6) die volgde op een onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen en het definitieve compenserende recht handhaafde („de antisubsidieverordening naar aanleiding van het onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen”); en Verordening (EG) nr. 366/2006 (7) („de wijzigingsverordening betreffende antidumping”) die volgde op een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek en het definitieve antidumpingrecht wijzigde. |
(3) |
Op 6 november 2007 werd na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 van de Raad (8) een definitief antidumpingrecht ingesteld op petfolie van oorsprong uit India. |
(4) |
Op 20 mei 2010 werd een bericht (9) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. In het bericht werden de partijen ervan in kennis gesteld dat, gezien het arrest van het Gerecht van 17 november 2009 in zaak T-143/06 (10) („het arrest”), de invoer in de Europese Unie van door MTZ Polyfilms Limited („MTZ Polyfilms”) geproduceerde petfolie niet langer onderworpen was aan de bij de wijzigingsverordening betreffende antidumping en Verordening (EG) nr. 1292/2007 ingestelde antidumpingmaatregelen en dat de definitieve antidumpingrechten die overeenkomstig deze verordeningen op door MTZ Polyfilms geproduceerde petfolie werden betaald, moesten worden terugbetaald of kwijtgescholden. Het bericht opende ook gedeeltelijk opnieuw het desbetreffende nieuw antidumpingonderzoek betreffende de invoer van petfolie van oorsprong uit onder meer India met het oog op de uitvoering van voornoemd arrest van het Gerecht voor zover het MTZ Polyfilms betreft. |
(5) |
Het bij de antisubsidieverordening naar aanleiding van het onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen ingestelde compenserende recht verviel op 9 maart 2011 (11) overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisantisubsidieverordening. In lijn met het beginsel dat een product niet tezelfdertijd aan antidumpingrechten en compenserende rechten kan worden onderworpen om eenzelfde situatie te verhelpen die door dumping of exportsubsidiëring is ontstaan, werd de hoogte van de bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 ingestelde antidumpingrechten vastgesteld, rekening houdend met het bedrag van het compenserende recht dat bij de antisubsidieverordening naar aanleiding van het onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen was ingesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisantidumpingverordening. In verband met het vervallen van het compenserende recht moeten de antidumpingrechten nu worden aangepast. |
2. ANTIDUMPINGRECHTEN NA HET VERVALLEN VAN HET COMPENSERENDE RECHT OP DEZELFDE INVOER
(6) |
Zoals aangegeven in overweging 5, maakt het feit dat het compenserende recht op petfolie van oorsprong uit India op 9 maart 2011 is vervallen, een aanpassing van de antidumpingrechten noodzakelijk. Het bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 vastgestelde antidumpingrecht bestaat uit de dumpingmarge min de subsidiëringmarge met betrekking tot exportsubsidies. Aangezien het compenserende recht nu is vervallen, moet de hoogte van de antidumpingrechten opnieuw worden bepaald. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisantidumpingverordening mag het antidumpingrecht niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge en moet het lager zijn dan deze marge indien een lager recht toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen. Bijgevolg moet het recht worden vastgesteld op het laagste niveau van de dumpingmarge en het niveau waarop de schade wordt opgeheven. |
(8) |
In dit verband zij erop gewezen dat in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek het niveau waarop de schade wordt opgeheven in alle gevallen hoger was dan de dumpingmarges, als vastgesteld in overweging 195 van Verordening (EG) nr. 367/2001 en bevestigd door overweging 74 van Verordening (EG) nr. 1676/2001. Daarom moet het antidumpingrecht worden vastgesteld op het niveau van de volgende, voor de verschillende Indiase producenten vastgestelde dumpingmarges:
|
(9) |
Alle bekende Indiase producenten-exporteurs van petfolie, de Indiase overheid en de bedrijfstak van de Unie voor petfolie zijn van bovengenoemde stappen in kennis gesteld. |
(10) |
Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerden meerdere Indiase bedrijven aan dat de bedrijfstak van de Unie blijkbaar gezond is aangezien er geen onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen is aangevraagd en dat daarom de antidumpingmaatregelen ook beëindigd moeten worden. Daarnaast voerde een producent-exporteur aan dat de gemiddelde dumpingmarge van de steekproef opnieuw berekend moet worden omdat voor Garware Polyester Limited, een van de bedrijven in de steekproef, na een tussentijds nieuw onderzoek een herziene individuele dumpingmarge is vastgesteld. Er zij op gewezen dat beide verzoeken buiten het beperkte toepassingsgebied van de huidige verordening vallen die enkel tot doel heeft het niveau van de bestaande antidumpingrechten aan te passen naar aanleiding van het vervallen van de compenserende rechten op dezelfde invoer. Elk verzoek om het niveau van de antidumpingrechten te wijzigen omdat de omstandigheden gewijzigd zouden zijn, moet op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening worden ingediend. Daarom moeten deze verzoeken geweigerd worden. |
(11) |
Een Indiase producent-exporteur voerde aan dat, nu de compenserende rechten vervallen zijn, de Commissie een prijswijziging zou moeten toestaan aan de Indiase exporteurs die gebruikmaken van de DEPB-regeling, wat ze geweigerd heeft tijdens het oorspronkelijke onderzoek en het tussentijds nieuw onderzoek. Ongeacht de vraag of dit verzoek onderzocht kan worden in de context van de huidige wijzigingsverordening, zij opgemerkt dat, zoals samengevat in overweging 50 van Verordening (EG) nr. 367/2001 van de Commissie en overweging 47 van de wijzigingsverordening betreffende antidumping, het verzoek voor een prijswijziging voor DEPB niet geaccepteerd werd aangezien de betrokken producenten niet hadden aangetoond dat de DEPB-voordelen de prijsvergelijkbaarheid tussen de verkoopprijs op de binnenlandse markt en de verkoopprijs in de Europese Unie had beïnvloed. Deze situatie is niet veranderd door het vervallen van het compenserende recht en daarom moet dit verzoek geweigerd worden. |
(12) |
Er werden geen verdere opmerkingen ten gronde ingediend. Daarom moeten de rechten worden herzien en worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, zoals vermeld in de tabel onder overweging 8, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1292/2007 wordt vervangen door:
„2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:
Onderneming |
Definitief recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
||||||
|
29,3 |
A026 |
||||||
|
0 |
A028 |
||||||
|
0 |
A030 |
||||||
|
3,7 |
A032 |
||||||
|
15,5 |
A753 |
||||||
|
3,2 |
A027 |
||||||
|
0 |
A992 |
||||||
Alle andere ondernemingen (met uitzondering van MTZ Polyfilms Limited — aanvullende Taric-code A031 (17)) |
29,3 |
A999 |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 mei 2011.
Voor de Raad
De voorzitter
MARTONYI J.
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.
(3) PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.
(4) PB L 55 van 24.2.2001, blz. 16.
(5) PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.
(6) PB L 68 van 8.3.2006, blz. 15.
(7) PB L 68 van 8.3.2006, blz. 6.
(8) PB L 288 van 6.11.2007, blz. 1.
(9) PB C 131 van 20.5.2010, blz. 3.
(10) Jurispr. 2009, blz. II-04133.
(11) Bericht van het vervallen van maatregelen, PB C 68 van 3.3.2011, blz. 6.
(12) PB L 15 van 20.1.2011, blz. 1.
(13) PB L 270 van 29.9.2006, blz. 1.
(14) PB L 58 van 3.3.2011, blz. 14.
(15) Jindal Poly Films Limited was toen bekend als Jindal Polyester Limited.
(16) Uflex Limited was toen bekend als Flex Industries Limited.
(17) Wat betreft MTZ Polyfilms Limited (New India Centre, 5th Floor, 17 Co-operage Road, Mumbai 400039, India), wordt verwezen naar het in PB C 131 van 20.5.2010, blz. 3, bekendgemaakte bericht.”