EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0892

Verordening (EU) nr. 892/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 betreffende de status van bepaalde producten met betrekking tot onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding Voor de EER relevante tekst

PB L 266 van 9.10.2010, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/892/oj

9.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 266/6


VERORDENING (EU) Nr. 892/2010 VAN DE COMMISSIE

van 8 oktober 2010

betreffende de status van bepaalde producten met betrekking tot onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er bestaat onzekerheid of bepaalde stoffen, micro-organismen of preparaten, hierna „producten” genoemd, toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn. Deze onzekerheid betreft een aantal producten die zijn toegelaten als toevoegingsmiddelen, opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding en eveneens in de catalogus van voedermiddelen overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (2), een aantal producten die noch zijn toegelaten als toevoegingsmiddelen, noch zijn opgenomen in de catalogus van voedermiddelen en een aantal producten die als toevoegingsmiddel zijn toegelaten, maar die onder de in Verordening (EG) 767/2009 vastgestelde voorwaarden zouden kunnen worden opgenomen in de catalogus van voedermiddelen.

(2)

Ter voorkoming van tegenstrijdigheden bij de behandeling van dergelijke producten, ter vereenvoudiging van de werkzaamheden van de bevoegde nationale controle-instanties en ter verlichting van de lasten van de belanghebbende partijen moet met betrekking tot bepaalde producten bij verordening worden vastgesteld welke producten geen toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn.

(3)

Met het oog op die vaststelling moeten alle kenmerken van de betrokken producten in aanmerking worden genomen.

(4)

Aan een vergelijking tussen de kenmerken van de in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding en de in de catalogus van voedermiddelen vermelde producten kunnen verscheidene criteria worden ontleend voor de indeling van producten als voedermiddel, toevoegingsmiddel voor diervoeding of andere producten. Nuttige criteria voor dit onderscheid zijn onder meer de productie- en verwerkingsmethode, het standaardisatieniveau, de homogenisatie, zuiverheid, chemische definitie en gebruikswijze van de producten. Met het oog op de samenhang dienen producten met vergelijkbare eigenschappen naar analogie te worden ingedeeld. Met inachtneming van deze criteria is er onderzoek uitgevoerd ten aanzien van producten waarover twijfel bestond of zij toevoegingsmiddelen voor diervoeding waren.

(5)

Op grond van dat onderzoek dienen de in de bijlage genoemde producten niet als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding te worden beschouwd.

(6)

Voor de etikettering van de producten die als toevoegingsmiddelen waren toegelaten en de etikettering van voedermiddelen en mengvoeders die die producten bevatten, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de exploitanten van diervoederbedrijven de gelegenheid tot aanpassing te bieden. Voorts moeten die producten uit het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden geschrapt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage genoemde stoffen, micro-organismen en preparaten, hierna „producten” genoemd, zijn geen onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

Artikel 2

De in deel 1 van de bijlage vermelde producten worden niet langer beschouwd als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 toegelaten toevoegingsmiddelen in diervoeding.

Artikel 3

In deel 1 van de bijlage genoemde producten die geëtiketteerd zijn als toevoegingsmiddelen voor diervoeding en voormengsels overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1831/2003 mogen in de handel worden gebracht tot en met 9 oktober 2013 en in de handel blijven zolang de voorraad strekt. Hetzelfde geldt voor voedermiddelen of mengvoeders waarvan de etikettering deze producten vermeldt als toevoegingsmiddelen voor diervoeding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2009.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 oktober 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Producten die geen onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn

DEEL 1

Producten die als toevoegingsmiddelen voor diervoeding waren toegelaten

1.1.

Calciumcarbonaat

1.2.

Natriumdiwaterstoforthofosfaat

1.3.

Dinatriumwaterstoforthofosfaat

1.4.

Trinatriumorthofosfaat

1.5.

Natriumsulfaat

1.6.

Calciumtetrawaterstofdiorthofosfaat

1.7.

Calciumwaterstoforthofosfaat

1.8.

Tetranatriumdifosfaat

1.9.

Pentanatriumtrifosfaat

1.10.

Dicalciumdifosfaat

1.11.

Calciumsulfaat-dihydraat

1.12.

Natriumcarbonaat

1.13.

Natriumwaterstofcarbonaat

1.14.

Natrium-, kalium- en calciumzouten van in spijsvetten voorkomende vetzuren met ten minste vier koolstofatomen/stearaten

1.15.

Mono- en diglyceriden van vetzuren met ten minste vier koolstofatomen

1.16.

Mono- en diglyceriden van in spijsvetten voorkomende vetzuren met ten minste vier koolstofatomen veresterd met: azijnzuur, melkzuur, citroenzuur, wijnsteenzuur en mono- en diacetylwijnsteenzuur

1.17.

Glycerol

1.18.

Propaan-1,2-diol

1.19.

Pectinen

DEEL 2

Producten die niet als toevoegingsmiddelen voor diervoeding waren toegelaten

2.1.

Kaliumchloride

2.2.

Calciumchloride

2.3.

Calciumnatriumfosfaat

2.4.

Magnesiumnatriumfosfaat

2.5.

Methylsulfonylmethaan (MSM)

2.6.

Karamel

2.7.

Glucosamine, chitosamine, (aminosuiker (monosacharide) die deel uitmaakt van de structuur van de polysachariden chitosan en chitine, bijvoorbeeld verkregen door de hydrolyse van exoskeletten van schaaldieren en andere geleedpotigen of door de fermentatie van granen zoals mais of tarwe)

2.8.

Chondroïtinesulfaat (polysacharide met een structuureenheid bestaande uit een aminosuiker en D-glucuronzuur, sulfaatesters van chondroïtine zijn belangrijke structurele componenten van kraakbeen, pezen en beenderen)

2.9.

Hyaluronzuur (glycosaminoglycaan (polysacharide) met structuureenheid bestaande uit een aminosuiker (N-acetyl-D-glucosamine) en D-glucuronzuur, aanwezig in de huid, gewrichtsvloeistof en de navelstreng, en bijvoorbeeld verkregen van dierlijk weefsel of door bacteriële fermentatie)

2.10.

Eierpoeder (gedroogde eieren uit de schaal of een mengsel van gedroogd eiwit en gedroogd eigeel)

2.11.

Lactulose (disacharide (4-O-D-galactopyranosyl-D-fructose) verkregen van lactose door de isomerisatie van glucose naar fructose. Van nature aanwezig in warmtebehandelde melk en zuivelproducten)

2.12.

Plantensterolen (fytosterolen zijn een groep van sterolen, die van nature in kleine hoeveelheden voorkomen in planten en die als vrije sterolen of veresterd met vetzuren worden aangeboden.

2.13.

Tagetesbloem (meel van gedroogde bloemen van Tagetes spp.)

2.14.

Paprikameel (meel van gedroogde vruchten van Capsicum spp.)

2.15.

Chlorellasuspensie of -meel (suspensie van de levende Chlorella spp. in water of gedroogd meel van Chlorella spp.)

2.16.

Algenmeel (gedroogd meel van microalgen zoals Schizochytrium spp. waarvan de cellen zijn geïnactiveerd)

2.17.

Fermentatieproducten en -bijproducten (gefermenteerde voedermiddelen na inactivering van het fermentatieve micro-organisme en fermentatiebijproduct (gedroogd en gemalen bijproduct van vaste vorm of vloeibare fermentatie) na extractie van het werkzame bestanddeel of de activiteit, inactivering van het micro-organisme waarbij slechts restgehalte(n) aan werkzaam bestanddeel (werkzame bestanddelen) of activiteit in het product achterblijven).


Top