This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32010R0270
Implementing Regulation of the Council (EU) No 270/2010 of 29 March 2010 amending Regulation (EC) No 452/2007 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of ironing boards originating, inter alia , in the People’s Republic of China
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 270/2010 van de Raad van 29 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 270/2010 van de Raad van 29 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China
PB L 84 van 31.3.2010, p. 13–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 26/04/2012
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32007R0452 | wijziging | artikel 1.2 | 01/04/2010 |
31.3.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 270/2010 VAN DE RAAD
van 29 maart 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Geldende maatregelen
(1) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 452/2007 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China. De maatregelen bestaan uit een ad-valoremrecht van 38,1 %, met uitzondering van vijf uitdrukkelijk vermelde ondernemingen, waarvoor individuele rechten gelden. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek
(2) |
In 2008 ontving de Commissie een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening („tussentijds nieuw onderzoek”). Het verzoek, dat alleen een onderzoek naar dumping betrof, was ingediend door een Chinese producent-exporteur, namelijk Guangzhou Power Team Houseware Co. Ltd., Guangzhou („Power Team” of „de indiener van het verzoek”). Het definitieve antidumpingrecht dat op de indiener van het verzoek van toepassing is, bedraagt 36,5 %. |
(3) |
Volgens de indiener van het verzoek zijn de omstandigheden op basis waarvan de maatregelen zijn ingesteld, gewijzigd en zijn deze wijzigingen van blijvende aard. De indiener van het verzoek heeft voorlopig bewijsmateriaal geleverd waaruit blijkt dat handhaving van de maatregel op het huidige niveau niet langer noodzakelijk is om de gevolgen van dumping te neutraliseren. |
(4) |
De indiener van het verzoek beweert vooral dat hij nu op marktvoorwaarden opereert, d.w.z. dat hij voldoet aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. De indiener van het verzoek stelt dan ook dat de normale waarde voor hem overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), moet worden vastgesteld. Uit een vergelijking van deze normale waarde en zijn prijzen bij uitvoer naar de Europese Unie blijkt dat de dumpingmarge aanzienlijk lager is dan het huidige niveau van de maatregel. |
(5) |
Het is daarom volgens de indiener van het verzoek niet langer noodzakelijk de maatregelen te handhaven op hun huidige niveau – dat gebaseerd is op de vroeger vastgestelde dumpingmarge – om de gevolgen van dumping te neutraliseren. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek
(6) |
Nadat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijds nieuw onderzoek te openen, besloot zij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een tussentijds nieuw onderzoek te openen dat uitsluitend dumping door de indiener van het verzoek betrof (3). |
1.4. Betrokken product en soortgelijk product
(7) |
Het bij dit tussentijdse nieuwe onderzoek betrokken product is hetzelfde als bij het onderzoek dat leidde tot de instelling van de thans geldende maatregelen („het oorspronkelijk onderzoek”), namelijk strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en het ijzeren treefje, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00 (4), ex 4421 90 98, ex 7323 93 90, ex 7323 99 91, ex 7323 99 99, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
(8) |
Het product dat wordt geproduceerd en op de binnenlandse Chinese markt wordt verkocht, het product dat naar de Europese Unie („de EU”) wordt uitgevoerd en het product dat in Oekraïne (het referentieland) wordt geproduceerd en verkocht, hebben dezelfde fysische en technische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden en worden daarom beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
1.5. Betrokken partijen
(9) |
De Commissie heeft de vertegenwoordiger van de bedrijfstak van de Unie, de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in kennis gesteld. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord. |
(10) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek een aanvraagformulier voor een behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) en een vragenlijst toegezonden en heeft binnen de daarvoor vastgestelde termijn een antwoord ontvangen. De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte voor de vaststelling van dumping ingewonnen en gecontroleerd en ter plaatse bij de indiener van het verzoek een controle uitgevoerd. |
1.6. Tijdvak van het nieuwe onderzoek
(11) |
Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „het TNO”). Opgemerkt zij dat het onderzoektijdvak van het oorspronkelijk onderzoek, dat tot de instelling van de maatregelen heeft geleid, de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 besloeg („het tijdvak van het oorspronkelijk onderzoek”). |
2. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
2.1. Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)
(12) |
Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende de invoer uit de Volksrepubliek China overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening vastgesteld voor producenten van wie is aangetoond dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, namelijk dat zij het soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. Deze criteria kunnen als volgt worden samengevat:
|
(13) |
De indiener van het verzoek verzocht overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening om een BMO en werd gevraagd het desbetreffende aanvraagformulier in te vullen. |
(14) |
Uit het onderzoek bleek dat de indiener van het verzoek niet voldeed aan het BMO-criterium van artikel 2, lid 7, onder c), eerste streepje, van de basisverordening (criterium 1) wat de kosten van de belangrijkste productiemiddelen betreft. Vastgesteld werd dat de overheid na het tijdvak van het oorspronkelijk onderzoek (d.w.z. na 2005) de uitvoer van verschillende staalproducten (onder meer staalplaat, stalen buizen en staaldraad) aan beperkingen had onderworpen. De kostprijs van deze grondstoffen vormt een aanzienlijk deel van de totale kostprijs van de grondstoffen. Door de heffing van uitvoerbelastingen werd het minder aantrekkelijk producten uit te voeren en namen de volumes op de binnenlandse markt toe, waardoor de prijzen daalden. Ook werd vastgesteld dat Chinese staalproducenten kunnen profiteren van een aantal subsidieregelingen (5). Bovendien blijkt uit de publiek toegankelijke boekhouding van een aantal staalproducenten dat de Chinese overheid de ontwikkeling van de staalsector in de Volksrepubliek China actief ondersteunt. |
(15) |
Bijgevolg lagen de binnenlandse staalprijzen in de Volksrepubliek China tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek ver onder de prijzen op andere grote wereldmarkten – met name Noord-Amerika en Noord-Europa (6) – en deze prijsverschillen kunnen niet worden verklaard door een concurrentievoordeel bij de productie van staal. |
(16) |
Bovendien bleek uit de beschikbare informatie dat de indiener van het verzoek van deze kunstmatig lage en vertekende staalprijzen heeft geprofiteerd, aangezien hij zijn grondstoffen op de binnenlandse Chinese markt heeft gekocht. |
(17) |
Daarom werd geconcludeerd dat de belangrijkste productiemiddelen van Power Team de marktwaarden niet weergeven. Bijgevolg werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek niet heeft aangetoond aan alle criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening te voldoen, en dat de onderneming daarom niet voor een BMO in aanmerking komt. |
(18) |
De indiener van het verzoek, het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Unie werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de bovenstaande bevindingen te maken. Er werden opmerkingen ontvangen van de indiener van het verzoek en de bedrijfstak van de Unie. |
(19) |
De indiener van het verzoek heeft binnen de termijn drie belangrijke argumenten aangevoerd. Op de eerste plaats beweerde hij dat de door Power Team betaalde grondstofprijzen nog steeds overeenkomen met de binnenlandse prijzen en dat daarom tijdens het oorspronkelijk onderzoek aan criterium 1 was voldaan. Bijgevolg was de onderneming van oordeel dat de vergelijking van de prijzen op de binnenlandse Chinese markt met de prijzen op andere internationale staalmarkten indruist tegen artikel 11, lid 9, van de basisverordening. De onderneming stelde in dit verband ook de relevantie van de prijzen op de Noord-Europese en Noord-Amerikaanse staalmarkt als vergelijkingspunt in vraag. Volgens de indiener van het verzoek zijn er ook internationale markten waar de prijzen lager zijn dan op de binnenlandse Chinese markt (bijvoorbeeld de Turkse uitvoerprijzen). |
(20) |
De indiener van het verzoek voldeed inderdaad aan criterium 1 tijdens het oorspronkelijk onderzoek maar niet aan criterium 2. Er is echter geen inbreuk op artikel 11, lid 9, van de basisverordening gepleegd aangezien de methode om te beoordelen of de onderneming op marktvoorwaarden opereert – en met name of de onderneming nog steeds aan criterium 1 voldoet – niet is veranderd. Bij beide onderzoeken (het oorspronkelijk onderzoek en het nieuwe onderzoek) werd nagegaan of de grondstoffen de marktwaarden weergeven. Bij beide onderzoeken werden de binnenlandse staalprijzen als een van de indicatoren onderzocht, maar in het oorspronkelijk onderzoek waren er geen andere significante factoren die de grondstofprijzen leken te beïnvloeden. De methode bleef bijgevolg dezelfde, alleen de bevindingen verschilden. |
(21) |
Uit het nieuwe onderzoek is gebleken dat na het tijdvak van het oorspronkelijk onderzoek – d.w.z. sinds 2006 – de omstandigheden zijn gewijzigd doordat de Chinese overheid tal van maatregelen heeft genomen om de uitvoer van staalplaat, stalen buizen en staaldraad te ontmoedigen door een uitvoerbelasting in te voeren en de terugbetaling van de btw bij uitvoer te schrappen. Deze maatregelen hadden samen met de reeds vermelde subsidieregelingen een verstorend effect op de Chinese binnenlandse staalprijzen, aangezien het verschil tussen deze prijzen en de binnenlandse prijzen in Noord-Amerika en Noord-Europa aanzienlijk groter werd tot ongeveer 30 %. De indiener van het verzoek heeft dit prijsverschil niet aangevochten na de bekendmaking van de BMO-bevindingen. |
(22) |
Met betrekking tot het argument dat de binnenlandse Noord-Amerikaanse en Noord-Europese staalprijzen niet de enige internationaal relevante prijzen zijn, zij opgemerkt dat beide staalmarkten voor een prijsvergelijking werden geselecteerd omdat het om twee concurrerende markten gaat met een hoog staalverbruik en verschillende actieve producenten. Er kan daarom redelijkerwijze worden aangenomen dat die binnenlandse prijzen representatief zijn voor concurrerende marktprijzen. Bovendien werd de bewering dat de Turkse uitvoerprijzen lager zijn dan de Chinese binnenlandse prijzen voorlopig niet hard gemaakt (er werden binnen de termijn geen concrete prijzen meegedeeld). Ook werd niet toegelicht waarom de Turkse uitvoerprijzen – gezien de blijkbaar relatief kleine omvang van de Turkse uitvoermarkt vergeleken met de binnenlandse Noord-Amerikaanse en Noord-Europese markten – relevanter zouden zijn. |
(23) |
Op de tweede plaats beweerde de onderneming het slachtoffer van discriminatie te zijn bij de toepassing van de EU-wetgeving, omdat bij een aantal andere recente gevallen waarbij staal een belangrijk productiemiddel vormde, sommige Chinese staalbedrijven wel aan criterium 1 voldeden. Al deze gevallen werden onderzocht en het bleek dat geen van de betrokken ondernemingen een BMO was verleend, omdat ze allemaal aan minstens één ander criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening niet voldeden. Ter wille van de administratieve efficiëntie was het daarom niet nodig dieper op criterium 1 in te gaan, omdat toch duidelijk was dat de onderneming niet aan alle voorwaarden voldeed. De Commissie heeft hoe dan ook in geen van deze recente gevallen geconcludeerd dat de Chinese binnenlandse staalmarkt vrij is van verstoringen. Integendeel, een BMO is in recente gevallen steeds geweigerd wanneer verstoringen van de grondstofprijzen konden worden vastgesteld (7). |
(24) |
Ten slotte beweerde de indiener van het verzoek dat het raadzamer is de normale waarde te corrigeren dan een BMO te weigeren. Het lijkt echter niet raadzaam de normale waarde te corrigeren, omdat een van de criteria om als marktgerichte onderneming te worden behandeld erin bestaat dat de kosten van de belangrijkste productiemiddelen de marktwaarden moeten weergeven. Als dat niet het geval is, is het beter een BMO te weigeren en de normale waarde te vervangen door de normale waarde van een referentieland (vooral wanneer de grondstoffen een zo belangrijk deel van de kosten van de productiemiddelen vormen). |
(25) |
De conclusie is dat geen van de argumenten van Power Team overtuigend is of ertoe geleid heeft de bevindingen anders te beoordelen. |
(26) |
Volgens de bedrijfstak van de Unie is de Chinese overheid massief tussenbeide gekomen in de staalindustrie, wat de EU en de VS ertoe heeft aangezet de WHO te verzoeken het probleem via overleg op te lossen. |
(27) |
Op grond van het bovenstaande werden de bevindingen en de conclusie, namelijk dat Power Team niet in aanmerking komt voor een BMO, bevestigd. |
(28) |
Na de bekendmaking van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 aan te bevelen, heeft de indiener van het verzoek aanvullende opmerkingen in verband met de BMO gemaakt. |
(29) |
De indiener van het verzoek herhaalde in hoofdzaak dat zijn belangrijkste productiemiddelen de marktwaarden in de Volksrepubliek China weergeven en dat de Chinese prijzen in grote mate met de prijzen op andere internationale markten overeenkomen. De indiener van het verzoek erkende weliswaar dat de prijsstijging van de belangrijkste productiemiddelen in 2008 in de Volksrepubliek China minder uitgesproken was dan op andere internationale staalmarkten, maar beweerde dat de lagere prijzen op de Chinese binnenlandse markt niet het gevolg waren van verstoringen van de markt maar mogelijk van andere puur commerciële factoren. De indiener van het verzoek verwees naar de toegenomen productie in 2008 en beweerde dat de bestaande compenserende of antidumpingrechten ten aanzien van de uitvoer van de meeste staalproducten uit de Volksrepubliek China de Chinese producenten ertoe hebben geleid hun prijzen op de binnenlandse markt te verlagen. |
(30) |
De door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende prijsinformatie bevestigde dat de belangrijkste grondstoffen voor de productie van strijkplanken in 2008 gemiddeld aanzienlijk goedkoper waren op de Chinese binnenlandse markt dan op andere grote wereldmarkten. |
(31) |
Met betrekking tot het argument dat puur commerciële factoren de oorzaak van het prijsverschil waren (d.w.z. de gestegen productie in de Volksrepubliek China), zij opgemerkt dat dit argument onvoldoende werd hard gemaakt, met name wat betreft de mogelijke correlatie tussen de zogezegde productiestijging en de situatie aan de vraagzijde. Tegelijkertijd bewijst het argument van de indiener van het verzoek dat er compenserende rechten ten aanzien van de uitvoer van een aantal staalproducten uit de Volksrepubliek China zijn ingesteld, dat de Chinese staalproducenten daadwerkelijk van subsidies profiteerden. |
(32) |
Het argument van de indiener van het verzoek dat de staalmarkt in de Volksrepubliek China niet verstoord is, kan bijgevolg niet worden bijgetreden en er wordt definitief geconcludeerd dat de BMO-beslissing niet hoeft te worden herzien en dat Power Team geen BMO wordt verleend. |
2.2. Individuele behandeling („IB”)
(33) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening wordt een voor het gehele land geldend recht vastgesteld voor landen waarop dat artikel van toepassing is, met uitzondering van die gevallen waarin ondernemingen kunnen aantonen dat zij aan alle criteria voor individuele behandeling van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen. Deze criteria kunnen als volgt worden samengevat:
|
(34) |
De indiener van het verzoek heeft niet alleen verzocht om een BMO, maar heeft ook een IB aangevraagd voor het geval geen BMO zou worden toegekend. |
(35) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek aan alle bovenstaande criteria voldoet en dat Power Team bijgevolg voor een individuele behandeling in aanmerking komt. |
2.3. Normale waarde
(36) |
Krachtens artikel 2, lid 7, van de basisverordening moet bij invoer uit landen zonder markteconomie en voor zover geen BMO kon worden toegekend, voor de in artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening aangegeven landen, de normale waarde worden vastgesteld op grond van de prijs of een berekende waarde in een referentieland. |
(37) |
In het bericht van opening heeft de Commissie haar voornemen kenbaar gemaakt om – evenals in het oorspronkelijk onderzoek – Turkije opnieuw als geschikt referentieland te gebruiken met het oog op de vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China. Geen enkele Turkse producent heeft echter aan dit tussentijdse nieuwe onderzoek meegewerkt. Een Oekraïense producent-exporteur, die het voorwerp vormde van een parallel onderzoek in het kader van een ander tussentijds nieuw onderzoek, heeft echter zijn medewerking aangeboden. De belanghebbenden werden hiervan op de hoogte gebracht en niemand heeft in dat stadium opmerkingen gemaakt tegen het gebruik van Oekraïne als referentieland. |
(38) |
Aangezien er blijkbaar geen redenen waren om Oekraïne niet als referentieland te gebruiken en vooral aangezien er geen andere producent uit een derde land aan het onderzoek meewerkte, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening vastgesteld, d.w.z. aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producent in het referentieland. |
(39) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd vastgesteld dat de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product van de medewerkende producent in het referentieland representatief was in vergelijking met de voor uitvoer naar de EU verkochte hoeveelheid van de indiener van het verzoek. Bovendien werd de vergelijkbare binnenlandse verkoop (zo nodig gecorrigeerd voor fysieke kenmerken) voor alle uitgevoerde productsoorten als representatief beschouwd, aangezien de verkochte hoeveelheid minstens 5% bedroeg van de corresponderende voor uitvoer naar de EU verkochte hoeveelheid. |
(40) |
De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de binnenlandse verkoop in het referentieland van elke op de binnenlandse markt in representatieve hoeveelheden verkochte soort strijkplanken in het kader van normale handelstransacties tot stand was gekomen, door het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers van de betreffende soort strijkplank vast te stellen. |
(41) |
De binnenlandse verkoop werd winstgevend geacht wanneer de prijs per eenheid van een productsoort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten. Daarom werden de productiekosten vastgesteld van elke tijdens het onderzoektijdvak op de binnenlandse markt van het referentieland verkochte soort. |
(42) |
Wanneer meer dan 80% van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort in het onderzoektijdvak, ongeacht of die verkopen winstgevend waren. |
(43) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een soort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort. |
(44) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen merkte de indiener van het verzoek op dat wanneer winstgevende verkopen minder dan 10 % van de totale verkoop van een bepaald type uitmaken, er normaliter moet worden gebruikgemaakt van een door berekening vastgestelde normale waarde. |
(45) |
Opgemerkt zij in dit verband dat er zich bij dit onderzoek geen situatie heeft voorgedaan waarbij de winstgevende verkopen minder dan 10% van de totale verkoop uitmaakten. Maar ook als dat wel het geval was, wordt niet automatisch een normale waarde berekend. |
2.4. Uitvoerprijs
(46) |
In alle gevallen werd het betrokken product met het oog op uitvoer via onafhankelijke handelaren in de Volksrepubliek China aan onafhankelijke afnemers in de Unie verkocht. Daarom werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld, d.w.z. op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het product dat met het oog op uitvoer naar de EU wordt verkocht. |
(47) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen merkte de indiener van het verzoek op dat de uitvoerprijs moet worden vastgesteld op basis van het bedrag dat de onafhankelijke Chinese handelaar de onafhankelijke afnemers in de EU aanrekent, en niet – zoals is gebeurd – op basis van de betaalde of te betalen prijs van het product wanneer Power Team het product met het oog op uitvoer aan de onafhankelijke handelaar in de Volksrepubliek China verkoopt. Dat zou echter indruisen tegen artikel 2, lid 8, van de basisverordening, dat bepaalt dat wanneer producten met het oog op uitvoer worden verkocht, de uitvoerprijs op basis van de eerste onafhankelijke transactie moet worden vastgesteld. De claim van de indiener van het verzoek moet daarom worden afgewezen. |
2.5. Vergelijking
(48) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen vergelijken werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen waarvan werd geclaimd en aangetoond dat zij gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op grond hiervan werden – in voorkomend geval en waar dat gerechtvaardigd was – correcties toegepast voor verschillen inzake fysieke kenmerken, vervoerskosten, verzekering, kosten van op- en overslag en kredietkosten. Omdat de uitvoerprijs uitsluitend werd vastgesteld op basis van de voor uitvoer bestemde binnenlandse verkoop aan Chinese handelaren, hoefde er geen correctie te worden toegepast voor verschillen inzake belastingen, aangezien de normale waarde ook was vastgesteld op basis van de binnenlandse verkoop in het referentieland met een soortgelijk belastingstelsel. Zowel de normale waarde als de uitvoerprijs werden daarom zonder btw berekend. |
(49) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen merkte de indiener van het verzoek op dat de indeling van de productsoorten in groepen (wat met het oog op de vergelijking inderdaad was gebeurd) twijfels deed rijzen over de juistheid van de prijsvergelijking. |
(50) |
Opgemerkt zij in dit verband dat de indeling van productsoorten bij dit onderzoek identiek was aan de indeling bij het oorspronkelijk onderzoek. De indeling werd noodzakelijk geacht om de door Power Team voor uitvoer naar de Unie verkochte producten beter te kunnen vergelijken met de op de binnenlandse markt van het referentieland verkochte producten. De indiener van het verzoek gaf ook geen argumenten om zijn bewering – namelijk dat de indeling in groepen (die in de specifiek aan de indiener van het verzoek gerichte mededeling van feiten en overwegingen is toegelicht) ongepast is – te staven. De claim van de indiener van het verzoek moet daarom worden afgewezen. |
2.6. Dumpingmarge
(51) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit de vergelijking bleek dat er sprake was van dumping. |
(52) |
De dumpingmarge van Power Team, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs franco grens Unie, werd vastgesteld op 39,6 %. |
3. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN
(53) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden beschouwd. |
(54) |
Opgemerkt zij in dit verband dat de indiener van het verzoek bij het oorspronkelijk onderzoek een BMO was ontzegd omdat er boekhoudkundige onregelmatigheden waren vastgesteld. Uit dit nieuwe onderzoek is gebleken dat Power Team nu aan dit criterium voldoet. Bovenstaand is echter al toegelicht dat de indiener van het verzoek niet voldoet aan het BMO-criterium van artikel 2, lid 7, onder c), eerste streepje, van de basisverordening inzake de kosten van de belangrijkste productiemiddelen. Wat de BMO betreft, zijn de omstandigheden voor de indiener van het verzoek bijgevolg niet gewijzigd. |
(55) |
De tijdens het onderzoek verzamelde en gecontroleerde gegevens (d.w.z. de individuele prijzen van de indiener van het verzoek voor uitvoer naar de EU en de in Oekraïne als referentieland vastgestelde normale waarde) hebben echter tot een hogere dumpingmarge geleid. Deze wijziging wordt belangrijk geacht en de handhaving van de maatregel op het huidige niveau volstaat niet langer om de gevolgen van dumping te neutraliseren. |
4. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(56) |
Gezien de resultaten van dit nieuwe onderzoek wordt het passend geacht het antidumpingrecht op het betrokken product van Power Team te wijzigen en op 39,6 % vast te stellen. |
(57) |
Opgemerkt zij dat er met betrekking tot het residuele recht tijdens het oorspronkelijk onderzoek weinig medewerking is verleend. Daarom werd voor niet-medewerkende ondernemingen een recht vastgesteld dat overeenkwam met de gewogen gemiddelde dumpingmarge van de meest verkochte productsoorten van de medewerkende producent-exporteur met de hoogste dumpingmarge. Op basis van deze methode en de relevante gegevens van de indiener van het verzoek moet het residuele recht worden gewijzigd en op 42,3 % worden vastgesteld. |
(58) |
De belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken. De opmerkingen van de belanghebbenden zijn onderzocht en waar nodig werden de definitieve bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 452/2007 is als volgt gewijzigd:
— |
De tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 452/2007 wordt voor Guangzhou Power Team Houseware Co. Ltd., Guangzhou als volgt gewijzigd:
|
— |
De tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 452/2007 wordt voor alle andere ondernemingen in de Volksrepubliek China als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 maart 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
E. ESPINOSA
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 109 van 26.4.2007, blz. 12.
(3) PB C 3 van 8.1.2009, blz. 14 („bericht van opening”).
(4) De gewijzigde code (3924 90 00 in plaats van 3924 90 90 in het bericht van opening) is het resultaat van de nieuwe gecombineerde nomenclatuur, die sinds 1.1.2010 van toepassing is (zie Verordening (EG) nr. 948/2009).
(5) Bijvoorbeeld „Money for Metal: A detailed Examination of Chinese Government Subsidies to its Steel Industry” door Wiley Rein LLP, juli 2007, „China Government Subsidies Survey” door Anne Stevenson-Yang, februari 2007, „Shedding Light on Energy Subsidies in China: An Analysis of China's Steel Industry from 2000-2007” door Usha C.V. Haley, „China's Specialty Steel Subsidies: Massive, Pervasive and Illegal” door de Specialty Steel Industry of North America, „The China Syndrome: How Subsidies and Government Intervention Created the World's Largest Steel Industry” door Wiley Rein & Fielding LLP, juli 2006 en „The State-Business Nexus in China’s Steel Industry – Chinese Market Distortions in Domestic and International Perspective” door Prof. Dr. Markus Taube & Dr. Christian Schmidkonz of THINK!DESK China Research & Consulting, 25.2.2009.
(6) Bron: Steel Business Briefing, gemiddelde prijzen in 2005 en 2008.
(7) Zie Verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 29 van 31.1.2009, blz. 1); Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17).