EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0569

Besluit 2009/569/GBVB van de Raad van 27 juli 2009 betreffende de ondersteuning van OPCW-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

PB L 197 van 29.7.2009, p. 96–107 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/569/oj

29.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/96


BESLUIT 2009/569/GBVB VAN DE RAAD

van 27 juli 2009

betreffende de ondersteuning van OPCW-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 13, lid 3, en artikel 23, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen, hierna de „EU-strategie” te noemen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen ter zake.

(2)

In de EU-strategie wordt de cruciale rol benadrukt die het Verdrag inzake chemische wapens (CWC) en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) spelen bij het tot stand brengen van een wereld zonder chemische wapens. Als onderdeel van de EU-strategie heeft de EU toegezegd zich te zullen inspannen voor mondiale toetreding tot de belangrijkste verdragen en overeenkomsten inzake ontwapening en non-proliferatie, zoals het CWC. De doelstellingen van de strategie van de EU zijn complementair aan die van de OPCW, in de context van de verantwoordelijkheid van die organisatie voor de uitvoering van het CWC.

(3)

Op 22 november 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/797/GBVB betreffende de ondersteuning van OPCW-activiteiten in het kader van de uitvoering van maatregelen van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (1) vastgesteld, dat, toen het was verstreken, is gevolgd door Gemeenschappelijk Optreden 2005/913/GBVB van 12 december 2005 (2) en Gemeenschappelijk Optreden 2007/185/GBVB van 19 maart 2007 (3). Laatstgenoemd optreden loopt af op 31 juli 2009.

(4)

Met het oog op de actieve uitvoering van hoofdstuk III van de EU-strategie is het noodzakelijk dat deze intensieve en gerichte steun van de EU aan de OPCW wordt voortgezet. Maatregelen in verband met het universeel maken van het CWC dienen te worden voortgezet en te worden aangepast aan en toegesneden op het afnemende aantal staten dat geen partij is bij het CWC. Deze activiteiten dienen door nieuwe te worden aangevuld, ter ondersteuning van specifieke projecten die uitgevoerd worden door de OPCW, gericht op de volledige uitvoering van het CWC en op de intensivering van de internationale samenwerking op het gebied van chemische activiteiten,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan sommige elementen van de EU-strategie verleent de Europese Unie steun aan activiteiten van de OPCW die erop gericht zijn:

de staten die partij zijn beter in staat te stellen hun uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen na te komen, en

het universele karakter van het CWC te onderstrepen door staten die geen partij zijn aan te sporen tot het verdrag toe te treden.

2.   In dit verband zijn de OPCW-projecten, die overeenkomen met maatregelen van de EU-strategie, de volgende:

 

Project I: Nationale uitvoering, verificatie en universeel karakter

Activiteiten:

Bezoeken voor bilaterale technische bijstand

Opleiding van douanebeambten over de technische aspecten van de verdragsregeling inzake overdracht

Opleiding van nationale begeleiders

Opleiding van nationale instanties voor het gebruik van een instrument voor elektronische opgave

Veldoefening „uitdagingsinspectie”

 

Project II: Internationale samenwerking

Activiteiten:

Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden

Workshop CWC en veiligheid van het chemische proces

 

Project III: Seminar — Bijdrage van de OPCW aan de internationale veiligheidsdimensie en -uitdagingen

 

Project IV: Bezoeken van vertegenwoordigers van de Uitvoerende Raad aan inrichtingen voor de vernietiging van chemische wapens

 

Project V: Tweede zitting van de wetenschappelijke adviesraad

 

Project VI: Seminar — bijdrage van de OPCW op het gebied van veiligheid en non-proliferatie

 

Project VII: De mate waarin staten die partij zijn paraat zijn om aanvallen met chemische stoffen te voorkomen en erop te reageren

Activiteiten:

Simulatieoefening

Regionale workshop over artikel X van het verdrag

 

Project VIII: Afrika-programma

Activiteiten:

Bezoeken voor bilaterale technische bijstand

Dienstverleningsactiviteit — Academische opleidingsinstelling — Kofi Annan-centrum

Opleiding van douanebeambten over de technische aspecten van de verdragsregeling inzake overdracht

Acties, gericht op staten die geen partij zijn

Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden

Op de industrie gerichte actie — Workshop CWC en veiligheid van het chemische proces

Regionale workshop — Artikel X en vraagstukken inzake regionale samenwerking op het gebied van bijstand en reactie op noodsituaties

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van de projecten.

Artikel 2

1.   Het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) voor het GBVB, draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit. De Commissie wordt hier volledig bij betrokken.

2.   De technische uitvoering van de projecten van artikel 1, lid 2, is een taak van het technisch secretariaat van de OPCW (hierna „het technisch secretariaat”). Het voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid van het voorzitterschap en onder toezicht van de SG/HV. Daartoe treft de SG/HV de nodige regelingen met het technisch secretariaat.

3.   Het voorzitterschap, de SG/HV en de Commissie verstrekken elkaar geregeld informatie over de projecten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 2 110 000 EUR.

2.   Voor het beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met het technisch secretariaat. In de overeenkomst wordt bepaald dat het technisch secretariaat er zorg voor moet dragen dat de EU-bijdrage zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst. De datum waarop de financieringsovereenkomst wordt gesloten, wordt door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, bekendgemaakt.

Artikel 4

Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door het technisch secretariaat. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie wordt hier volledig bij betrokken. De Commissie brengt verslag uit over de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

2.   Het verstrijkt 18 maanden na de sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst. Het verstrijkt echter 6 maanden nadat het in werking is getreden indien de financieringsovereenkomst niet voor die tijd is gesloten.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 63.

(2)  PB L 331 van 17.12.2005, blz. 34.

(3)  PB L 85 van 27.3.2007, blz. 10.


BIJLAGE

EU-ondersteuning van OPCW-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

Project I: Nationale uitvoering, verificatie en universeel karakter

Doel:

De staten die partij zijn beter in staat stellen hun uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen na te komen en staten die geen partij zijn beter de voordelen van toetreding tot het verdrag te doen inzien en meer betrokken te raken bij OPCW-activiteiten.

Doelstelling:

—   Doelstelling 1

De staten die partij zijn boeken vooruitgang met:

het voldoen aan de nationale uitvoeringsmaatregelen krachtens artikel VII van het verdrag;

het voldoen aan de vereisten inzake opgaven en inspectie-opgaven volgens artikel VI van het verdrag;

het begrijpen van de procedures die een uitdagingsinspectie volgens artikel IX van het verdrag met zich meebrengt, en de relevante uitdagingen en vraagstukken.

—   Doelstelling 2

Staten die geen partij zijn meer betrekken bij OPCW-activiteiten en hen beter doen inzien wat het verdrag inhoudt en welke voordelen het heeft.

Resultaten:

—   Resultaat 1

De nationale autoriteiten hebben hun vermogen om nationale uitvoeringswetgeving op te stellen vergroot;

Douanebeambten zijn beter in staat chemische stoffen die voor het verdrag van belang zijn op te sporen en aan de nationale autoriteiten nauwkeurige gegevens te verstrekken over de overdracht van in het verdrag opgenomen chemische stoffen;

De nationale autoriteiten zijn beter in staat tijdige opgaven op te stellen en in te dienen, in het bijzonder in elektronische vorm;

Ambtenaren van de nationale autoriteiten zijn opgeleid voor het begeleiden van inspectieteams van de OPCW, en

Staten die partij zijn hebben een betere kennis van het mechanisme van de uitdagingsinspectie, als fundamenteel verificatie-instrument waarover zij beschikken om mogelijke niet-naleving van het verdrag op te helderen;

De staten die partij zijn krijgen garanties met betrekking tot de paraatheid van het technisch secretariaat om met succes een uitdagingsinspectie uit te voeren en de verificatieregeling van het verdrag correct toe te passen.

—   Resultaat 2

Staten die geen partij zijn, zijn meer betrokken bij OPCW-activiteiten en hebben een beter inzicht in de voordelen van toetreding tot het verdrag en zijn meer betrokken bij OPCW-activiteiten.

Activiteiten:

Bezoeken voor bilaterale technische bijstand: de staten die partij zijn krijgen steun in de vorm van bezoeken voor technische bijstand die per geval worden georganiseerd en afgelegd om doelgerichte bijstand te verlenen bij het voldoen aan de vereisten van de verzoeken van de staten die partij zijn. De aard van deze steun omvat bewustmaking en toenadering middels workshops voor nationale sensibilisering, gespecialiseerde opleidingen, bijstand bij het opstellen van nationale uitvoeringswetgeving en daarmee samenhangende maatregelen, en punten in artikel VI die verband houden met industrie.

Opleiding van douanebeambten over de technische aspecten van de verdragsregeling inzake overdracht: uit hoofde van de drie eerdere gemeenschappelijke optredens is steun verleend aan douanebeambten. Op basis van de opgedane ervaringen worden douanebeambten geholpen met opleidingen die het verzamelen van gegevens over de in- en uitvoer van in het verdrag opgenomen chemische stoffen en de overdracht van die gegevens aan de nationale autoriteiten moeten verbeteren. Regionale en subregionale opleidingen bevatten praktijkdemonstraties en -oefeningen.

Opleiding van nationale begeleiders: er wordt een cursus gegeven om de staten die partij zijn beter bekend te maken met hun rechten en plichten bij de uitvoering van inspecties volgens artikel VI. De opleiding van nationale begeleiders gebeurt in een subregionale opleiding die relevante informatie over de verificatieregeling verstrekt, in het bijzonder met betrekking tot de wijze waarop de inspecties volgens artikel VI worden uitgevoerd. Zulke opleidingen bevatten ook praktijkoefeningen in een inrichting en simulatieoefeningen.

Opleiding van nationale instanties voor het gebruik van een instrument voor elektronische opgave: cursussen en bewustmakingsworkshops op regionaal of subregionaal niveau zullen personeel van de nationale autoriteiten de instrumenten en de kennis aanreiken voor het verzamelen, onderhouden en analyseren van informatie over de productie, verwerking en het gebruik van chemische stoffen voor tweeërlei gebruik en zullen het personeel leren nauwkeurige en tijdige opgaven in te dienen en mogelijke dreigingen en/of proliferatie-activiteiten op te sporen.

Veldoefening „uitdagingsinspectie”: er wordt een oefening „op ware grootte” gehouden om de staten die partij zijn meer kennis en begrip van de procedures bij een uitdagingsinspectie bij te brengen. Deze oefening biedt het technisch secretariaat tevens de gelegenheid zijn vaardigheden en vermogens voor het organiseren van een uitdagingsinspectie te beproeven en te verbeteren en problemen vast te stellen die, als zij onbekend blijven of niet worden aangepakt, het vermogen van het secretariaat om een echte uitdagingsinspectie uit te voeren, zouden kunnen aantasten.

Acties, gericht op staten die geen partij zijn: vertegenwoordigers van staten die geen partij zijn, die in een positie verkeren waarin zij nationale acties inzake toetreding/ratificatie kunnen beïnvloeden en vertegenwoordigers die rechtstreeks betrokken zijn bij voor het verdrag relevante aangelegenheden, worden gesponsord om deel te nemen aan de diverse programma's van de Afdeling voor internationale samenwerking en bijstand. Deze programma's bevatten regionale workshops voor nationale autoriteiten van staten die partij zijn en regionale workshops voor de douane. Zo nodig worden leden van het personeel van de afdeling externe betrekkingen van het technisch secretariaat ook gesponsord om deel te nemen aan deze bijeenkomsten om contacten te leggen en te praten met de gesponsorde deelnemers van staten die geen partij zijn. Voorts worden zo nodig in deze regeling voor steun aan staten die geen partij zijn ook op maat gesneden bezoeken en regelingen voor die staten opgenomen.

Project II: Internationale samenwerking

Doel:

Verbetering van het technologische vermogen van staten die partij zijn door middel van internationale samenwerking op het gebied van chemische activiteiten voor doeleinden die niet ingevolge het verdrag verboden zijn.

Doelstelling:

—   Doelstelling 1

Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, sluiten zich aan bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van de chemie.

Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, verbeteren het vermogen van hun door de overheid gefinancierde laboratoria om het verdrag uit te voeren op het gebied van vreedzaam gebruik van chemie.

—   Doelstelling 2

Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, gaan voort met de nationale uitvoering van het verdrag in verband met de industrie, overeenkomstig artikel XI, door middel van het verbeteren van de benaderingen van het beheer van de veiligheid van het chemische proces.

Resultaten:

—   Resultaat 1

Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat zich aan te sluiten bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van de chemie.

Door de overheid gefinancierde laboratoria in staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat chemische stoffen te analyseren die verband houden met de nationale uitvoering van het verdrag en bij de vreedzame toepassing van chemie met gebruikmaking van moderne analysemethodes zoals gaschromatograaf (GC) en gaschromatograaf-massaspectrometer (GC/MS).

—   Resultaat 2

Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat zich aan te sluiten bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van chemische stoffen.

Personeel van kleine en middelgrote ondernemingen, vertegenwoordigers van brancheorganisaties en de nationale autoriteiten/overheidsinstellingen van staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, beschikken over meer bekwaamheid en kennis met betrekking tot de praktijk van het beheer van de veiligheid van het proces in kleine en middelgrote chemiebedrijven.

Activiteiten:

Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden: Tijdens deze cursus van twee weken krijgen de deelnemers les over theorie en praktijk van gaschromatografie en gaschromatografie-massaspectrometrie, met aandacht voor hardware, systeemvalidatie en -optimalisatie, en probleemoplossing. De nadruk ligt op het maken van milieumonsters en op GC- en GC-MS-analyses van zulke monsters voor chemische stoffen die verband houden met het verdrag. De deelnemers krijgen ook een intensieve praktijkopleiding in het maken van verschillende monstermatrices voor analyse door GC met element-selectieve detectoren en door GC MS met elektronimpact en met chemische ionisatie en zij krijgen een inleiding tot extractie-, opschonings- en derivatisatieprocedures. De cursus wordt gegeven met de steun van VERIFIN/TU Delft of soortgelijke gerenommeerde instellingen, die in een transparant proces worden geselecteerd.

Op de industrie gerichte actie — Workshop CWC en veiligheid van het chemische proces: Er wordt een inleiding gegeven op het verdrag en op de op basis daarvan uitgevoerde internationale samenwerkingsprogramma's. Tijdens deze workshop komen onder meer de beste praktijken van de industrie aan bod evenals het concept van het beheer van de procesveiligheid. Naast een overzicht van de analyse van procesrisico en van risico en operabiliteit komen in de workshop principes van de menselijke factor, beheer van verandering, veiligheidscultuur/werknemersparticipatie aan bod.

Project III: Seminar — Bijdrage van de OPCW aan de internationale veiligheidsdimensie en -uitdagingen

Doel:

Steun voor de daadwerkelijke uitvoering van het verdrag en vergroting van het begrip van de mondiale bijdrage die het verdrag levert aan internationale vrede en veiligheid.

Doelstelling:

Doelstelling 1 — Een holistisch overzicht bieden van de rol en het belang van het verdrag in de internationale veiligheidsstructuur.

Doelstelling 2 — De voornaamste belanghebbenden bij het verdrag op nationaal, regionaal en internationaal niveau beter bekend maken met de bepalingen van het verdrag en de uitvoeringsstrategieën.

Doelstelling 3 — Netwerken en synergieën bevorderen, evenals andere op internationale veiligheid gerichte vormen van samenwerking tussen instanties.

Resultaten:

Resultaat 1 — De belanghebbenden zijn beter op de hoogte van het belang van het verdrag en geven meer ondersteuning voor het werk van de OPCW, zoals het wereldwijde programma en de mondiale activiteiten ervan.

Resultaat 2 — De belanghebbenden zijn zich bewuster van het verdrag en innovatieve strategieën voor de uitvoering ervan.

Resultaat 3 — Staten die geen partij zijn hebben hun dialoog en samenwerkingsbetrekkingen met de OPCW geïntensiveerd om zich vlotter bij het verdrag aan te sluiten.

Resultaat 4 — De chemische industrie verhoogt haar vermogen om gezamenlijke initiatieven tot uitvoering van het verdrag te coördineren.

Activiteit:

Studiebijeenkomst: De studiebijeenkomst vindt plaats in Den Haag of een belangstellende staat die partij is. Het personeel van het technisch secretariaat en vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties, staten die partij zijn, de chemische industrie en de academische wereld verzorgen presentaties over de betrokken onderwerpen die met het verdrag te maken hebben. Tijdens deze bijeenkomst kan het technisch secretariaat tevens bilateraal overleg voeren met deelnemende intergouvernementele organisaties en staten die geen partij zijn. Deze bijeenkomst wordt georganiseerd samen met of met steun van het gastland en belangstellende ( en relevante) organisaties.

Project IV: Bezoeken van vertegenwoordigers van de Uitvoerende Raad aan inrichtingen voor de vernietiging van chemische wapens

Doel:

Sneller wegwerken van voorraden chemische wapens en inrichtingen voor de productie van chemische wapens die vallen onder de verificatiemaatregelen van het verdrag.

Doelstelling:

Doelstelling 1 — De staten die partij zijn kunnen volgen hoeveel vooruitgang er is geboekt in de richting van de totale vernietiging van voorraden chemische wapens en zien in een vroeg stadium of zich problemen voordoen die deze totale vernietiging belemmeren, en kunnen deze problemen aanpakken.

Doelstelling 2 — Staten die partij zijn hebben er meer vertrouwen in dat er concrete stappen worden gezet voor de totale vernietiging van voorraden chemische wapens.

Resultaten:

Resultaat 1 — Staten die partij zijn hebben een beter begrip van de problemen en technische moeilijkheden die samenhangen met de vernietiging van chemische wapens.

Resultaat 2 — Staten die partij zijn hebben er meer vertrouwen in gekregen dat er concrete stappen worden gezet voor de totale vernietiging van voorraden chemische wapens.

Activiteit:

Bezoeken aan inrichtingen voor de vernietiging van chemische wapens: Tot op heden zijn er twee bezoeken afgelegd: aan de CWDF Anniston in de Verenigde Staten (oktober 2007) en aan de CWDF Shchuchye, in de Russische Federatie (september 2008), en aan de CDWF's Pueblo en Umatilla, in de Verenigde Staten. Deze drie bezoeken bleken een goede manier te zijn om vragen of problemen aan te pakken met betrekking tot het programma waarmee een chemische wapens bezittende staat die partij is, zijn verplichtingen naleeft inzake de vernietiging van zijn chemische wapens binnen de goedgekeurde verlengde termijn. Derhalve is het, aansluitend op het besluit van de Conferentie, duidelijk dat beide staten die partij zijn en chemische wapens bezitten, verder zullen gaan met het ontvangen van dergelijke bezoeken aan hun operationele inrichtingen voor de vernietiging van chemische wapens en aan in aanbouw zijnde inrichtingen.

Project V: Tweede zitting van de wetenschappelijke adviesraad

Doel:

De conferentie van staten die partij zijn, de Uitvoerende Raad of de staten die partij zijn, beter in staat stellen de vooruitgang in wetenschap en technologie en de mogelijke invloed ervan op de uitvoering van het verdrag, in te schatten.

Doelstelling:

De directeur-generaal in staat stellen de beleidsvormingsorganen van de OPCW en de staten die partij zijn speciaal advies te geven over de voor het verdrag van belang zijnde wetenschappelijke en technologische gebieden.

Resultaten:

Resultaat 1 — Staten die partij zijn krijgen advies en aanbevelingen over voor het verdrag van belang zijnde wetenschappelijke en technologische gebieden.

Resultaat 2 — Staten die partij zijn beschikken over recente informatie en meer informatie over voor het verdrag van belang zijnde wetenschappelijke en technologische gebieden.

Activiteit:

Wetenschappelijke adviesraad: In het najaar van 2009 zal in Den Haag een tweede zitting van de wetenschappelijke adviesraad plaatsvinden. Gedurende de driedaagse zitting zal de wetenschappelijke adviesraad zich verder bezighouden met vraagstukken over de vooruitgang in wetenschap en technologie en de mogelijke invloed ervan op de uitvoering van het verdrag. Ook zal van de tijdelijke werkgroep voor bemonstering en analyse een verslag worden besproken, dat zal worden opgesteld tijdens de bijeenkomst van de groep voorafgaand aan de tweede zitting van de wetenschappelijke adviesraad. De tijdelijke werkgroep behandelt vraagstukken in verband met nieuwe/aanvullende technieken voor analyse ter plaatse of elders, en de analyse van giftige stoffen (ricine & saxitoxine), ter plaatse of elders.

Project VI: Seminar — bijdrage van de OPCW op het gebied van veiligheid en non-proliferatie

Doel:

Steun aan de mondiale inspanningen die gericht zijn op de niet-verspreiding van massavernietigingswapens, in het bijzonder chemische wapens.

Doelstelling:

Doelstelling 1 — Nationale autoriteiten en andere belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van het verdrag, verbeteren hun vermogen om te helpen voorkomen dat chemische wapens worden verspreid en dat er terroristische aanslagen worden gepleegd met chemische stoffen.

Doelstelling 2 — Er komt een samenwerkingsforum voor alle belanghebbenden ter ondersteuning van de specifieke activiteiten van de staten die partij zijn op het gebied van non-proliferatie van chemische stoffen en bestrijding van terrorisme.

Resultaten:

Resultaat 1 — Zij die belang hebben bij het verdrag zijn zich meer bewust van de proliferatiedreiging en van de uitdagingen die uitgaan van chemische wapens en het gebruik van giftige chemische stoffen bij terroristische aanslagen.

Resultaat 2 — Staten die partij zijn, zijn beter voorbereid op terroristische dreigingen waarbij het gebruik van giftige chemische stoffen in verschillende samenstellingen een rol speelt.

Resultaat 3 — Nationale autoriteiten en relevante nationale en internationale partners, de chemische industrie, de academische wereld en de OPCW kunnen een impuls geven aan synergieën en verdere contacten met een gemeenschappelijk doel: de volledige en daadwerkelijke uitvoering van het verdrag.

Resultaat 4 — Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben nemen deel aan de uitwisseling van kennis en ervaring met betrekking tot verificatie en andere uitvoeringsmaatregelen en hebben een grotere kennis van de meest recente ontwikkelingen inzake de verificatieregeling van het verdrag en de bescherming tegen chemische wapens.

Activiteit:

Studiebijeenkomst: Tijdens de bijeenkomst zal het technisch secretariaat presentaties verzorgen over diverse vraagstukken die verband houden met de uitvoering van het verdrag en de bijdrage van het verdrag aan veiligheid en non-proliferatie. Diverse belanghebbenden van het verdrag zullen presentaties verzorgen en er komen gespecialiseerde workshops in de context van de bijeenkomst over aspecten van de risico's van verspreiding van chemische wapens en het gebruik van giftige chemische stoffen bij terroristische aanslagen. Ook zal de bijeenkomst de gelegenheid bieden voor vragen en antwoorden over aangelegenheden die verband houden met de bijdrage van de OPCW aan veiligheid en non-proliferatie.

Project VII: De mate waarin staten die partij zijn paraat zijn om aanvallen met chemische stoffen te voorkomen en erop te reageren

Doel:

Bijdragen aan de ontwikkeling van de vermogens van staten die partij zijn, teneinde de risico's op een terroristische aanslag met chemische stoffen te verkleinen en hun reactie op verzoeken om bijstand wanneer chemische stoffen worden gebruikt of daarmee wordt gedreigd, te verbeteren.

Doelstelling:

—   Doelstelling 1 — Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, vergroten hun vermogen om:

het risico dat terroristen zich toegang verschaffen tot materialen, uitrusting en kennis die kunnen worden gebruikt in een terroristische aanslag op chemische installaties, te verkleinen;

te beoordelen of plannen, beleid en procedures toereikend zijn om te reageren op een terroristische aanslag op chemische installaties;

te reageren op een terroristische aanslag met chemische stoffen;

hun besluitvormingsprocessen uit te voeren, zoals informatie-uitwisseling en coördinatie van acties met nationale en internationale partners in het geval van een terroristische aanslag op chemische installaties;

te gaan werken aan de instelling van een platform voor samenwerking tussen doelgroepen, om te kunnen reageren in het geval van terrorisme waarbij giftige chemische stoffen worden verspreid.

—   Doelstelling 2

Staten die partij zijn zien beter in dat het belangrijk is op tijd volledige opgaven te doen over nationale programma's die een beschermend doel hebben;

Staten die partij zijn dragen bij tot de paraatheid van de OPCW om in te gaan op een verzoek om bijstand;

Staten die partij zijn worden in de regio's of subregio's aangemoedigd contacten te leggen om regionale netwerken te creëren die hun gecoördineerde reactie op een noodsituatie in verband met chemische wapens moet verbeteren.

Resultaten:

—   Resultaat 1 — Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, hebben beter inzicht in:

het gebruik van giftige chemische stoffen door terroristen en/of veiligheid en beveiliging in chemische installaties,

de noodzaak samenwerking in noodsituaties met chemische wapens te bevorderen in het geval van een terroristische aanslag.

—   Resultaat 2 — Staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat om:

het risico dat terroristen zich toegang verschaffen tot materialen, uitrusting en kennis die kunnen worden gebruikt in een terroristische aanslag op chemische installaties, te verkleinen,

te reageren op een terroristische aanslag met giftige chemische stoffen,

informatie uit wisselen en acties te coördineren met nationale en internationale partners in het geval van een terroristische aanslag op chemische installaties.

—   Resultaat 3 — Staten die partij zijn zien in dat het belangrijk is op tijd volledige opgaven te doen over nationale programma's die een beschermend doel hebben.

—   Resultaat 4 — Staten die partij zijn verkeren in een betere positie om de OPCW een aanbod te doen voor bijstand in antwoord op een verzoek om bijstand.

—   Resultaat 5 — Staten die partij zijn hebben contacten gelegd die kunnen leiden tot samenwerking op regionaal niveau bij het reageren op een noodsituatie in verband met chemische wapens.

Activiteiten:

Simulatieoefening; Doel van deze activiteit is de staten die partij zijn in staat te stellen het risico dat chemische wapens worden verkregen of gebruikt voor terroristische doeleinden, te verkleinen. Dit houdt mede in het voorkomen dat terroristen zich toegang verschaffen tot materialen, uitrusting en kennis die kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling en productie van chemische wapens. Er komt een uitvoerig concept van de simulatie-oefening. Bij wijze van basisscenario voor de oefening wordt uitgegaan van een terroristische aanslag op een chemisch bedrijf waarbij giftige chemische stoffen worden verspreid. Tijdens de oefening wordt gekeken naar besluitvorming tussen regeringen, informatie-uitwisseling en bijstandverlening tussen betrokken nationale en internationale organisaties. De oefening zal in andere regio's worden herhaald op basis van de door het technisch secretariaat en de staten die partij zijn ontwikkelde module. Aan deze activiteit zal worden deelgenomen door aanverwante diensten in de Afdeling voor internationale samenwerking en bijstand, de afdeling verificatie en de afdeling inspecties. De oefening wordt georganiseerd door Bureau speciale projecten.

Regionale workshop: De regionale workshop moet een gelegenheid bieden voor debatten over en analyses van verscheidene vraagstukken in verband met bijstand en bescherming, met speciale aandacht voor uit artikel X van het verdrag voortvloeiende rechten en plichten van staten die partij zijn, indiening van opgaven van beschermingsprogamma's, analyses van zwakke punten en problemen in artikel X, en een overzicht van bijstands- en beschermingsprogramma's in de regio. De staten die partij zijn verzorgen presentaties over het uitwisselen van ervaringen en lering.

Project VIII: Afrika-programma

Doel:

De staten die partij zijn beter in staat stellen hun uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen na te komen en staten die geen partij zijn beter doen inzien welke voordelen het heeft tot het verdrag toe te treden en meer betrokken te raken bij OPCW-activiteiten.

Doelstelling:

—   Doelstelling 1 — Afrikaanse staten die partij zijn boeken vooruitgang met:

het voldoen aan de nationale uitvoeringsmaatregelen krachtens artikel VII van het verdrag;

het voldoen aan de vereisten inzake opgaven en inspectie-opgaven volgens artikel VI van het verdrag.

—   Doelstelling 2

Afrikaanse staten die partij zijn boeken vooruitgang met: het opnemen van het verdrag in het leerprogramma van het Kofi Annan International Peacekeeping Training Centre (KAIPTC).

—   Doelstelling 3

Staten die geen partij zijn meer betrekken bij OPCW-activiteiten en hen beter doen inzien wat het verdrag inhoudt en welke voordelen het heeft.

—   Doelstelling 4

Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, sluiten zich aan bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van de chemie.

Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, verhogen het vermogen van hun door de overheid gefinancierde laboratoria om het verdrag uit te voeren op het gebied van vreedzame gebruik van chemie.

—   Doelstelling 5

Afrikaanse staten die partij zijn zien beter in dat het belangrijk is op tijd volledige opgaven te doen over nationale programma's die een beschermend doel hebben;

Afrikaanse staten die partij zijn dragen bij tot de paraatheid van de OPCW om in te gaan op een verzoek om bijstand;

Afrikaanse staten die partij zijn worden in de regio's of subregio's aangemoedigd contacten te leggen om regionale netwerken te creëren die hun gecoördineerde reactie op een noodsituatie in verband met chemische wapens moet verbeteren.

Resultaten:

—   Resultaat 1

De nationale autoriteiten hebben hun vermogen om nationale uitvoeringswetgeving op te stellen vergroot;

Douanebeambten zijn beter in staat chemische stoffen die voor het verdrag van belang zijn op te sporen en aan de nationale autoriteiten nauwkeurige gegevens te verstrekken over de overdracht van in het verdrag opgenomen chemische stoffen;

De nationale autoriteiten zijn beter in staat tijdige opgaven op te stellen en in te dienen, in het bijzonder in elektronische vorm;

De nationale autoriteiten zijn opgeleid voor het begeleiden van inspectieteams van de OPCW.

—   Resultaat 2

Personeel van het KAIPTC en deelnemers aan programma's ervan zijn beter bekend met het verdrag.

—   Resultaat 3

Staten die geen partij zijn zijn meer betrokken bij OPCW-activiteiten en hebben een beter inzicht gekregen in de voordelen van toetreding tot het verdrag en zijn meer betrokken bij OPCW-activiteiten.

—   Resultaat 4

Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat zich aan te sluiten bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van de chemie.

Door de overheid gefinancierde laboratoria in Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat chemische stoffen te analyseren die verband houden met de nationale uitvoering van het verdrag en in de vreedzame toepassing van chemie met gebruikmaking van moderne analysemethodes zoals gaschromatograaf (GC) en gaschromatograaf-massaspectrometer (GC/MS).

Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, zijn beter in staat zich aan te sluiten bij initiatieven voor internationale samenwerking voor het vreedzame gebruik van chemische stoffen.

Personeel van kleine en middelgrote ondernemingen, vertegenwoordigers van brancheorganisaties en de nationale autoriteiten/overheidsinstellingen van Afrikaanse staten die partij zijn en ontwikkelings- of overgangseconomieën hebben, beschikken over meer bekwaamheid en kennis met betrekking tot de praktijk van het beheer van de veiligheid van het proces in kleine en middelgrote chemiebedrijven.

—   Resultaat 5

Afrikaanse staten die partij zijn zien in dat het belangrijk is op tijd volledige opgaven te doen over nationale programma's die een beschermend doel hebben.

Afrikaanse staten die partij zijn verkeren in een betere positie om de OPCW een aanbod te doen voor bijstand in antwoord op een verzoek om bijstand.

Afrikaanse staten die partij zijn hebben contacten gelegd die kunnen leiden tot samenwerking op regionaal niveau bij het reageren op een noodsituatie in verband met chemische wapens.

Activiteiten:

Bezoeken voor bilaterale technische bijstand: de Afrikaanse staten die partij zijn krijgen steun in de vorm van bezoeken voor technische bijstand die per geval worden georganiseerd en afgelegd om doelgerichte bijstand te verlenen bij het voldoen aan de vereisten van de verzoeken van de Afrikaanse staten die partij zijn. De aard van deze steun omvat bewustmaking en toenadering middels workshops voor nationale sensibilisering, gespecialiseerde opleidingen, bijstand bij het opstellen van nationale uitvoeringswetgeving en daarmee samenhangende maatregelen, en punten in artikel VI die verband houden met industrie.

Dienstverleningsactiviteit — Academische opleidingsinstelling — Kofi Annan-centrum: personeel van de OPCW zal het KAIPTC bezoeken en er presentaties verzorgen over diverse aspecten van het verdrag. Het KAIPTC biedt allerlei opleidingen aan voor militairen en ambtenaren die in de regering beleidsvormende rollen worden geacht te vervullen en dus wordt met deze dienstverlenende activiteit van het technisch secretariaat beoogd de opneming van het verdrag in het leerprogramma van het centrum te bespoedigen.

Opleiding van douanebeambten over de technische aspecten van de verdragsregeling inzake overdracht: uit hoofde van de drie eerdere gemeenschappelijke optredens is steun verleend aan douanebeambten. Op basis van de opgedane ervaringen worden douanebeambten geholpen met opleidingen die het verzamelen van gegevens over de in- en uitvoer van in het verdrag opgenomen chemische stoffen en de overdracht van die gegevens aan de nationale autoriteiten moeten verbeteren. In regionale en subregionale opleidingen zitten praktijkdemonstraties en -oefeningen.

Acties, gericht op staten die geen partij zijn: Vertegenwoordigers van Afrikaanse staten die geen partij zijn, die in een positie verkeren waarin zij de perceptie inzake toetreding/ratificatie kunnen beïnvloeden en vertegenwoordigers die rechtstreeks betrokken zijn bij voor het verdrag relevante aangelegenheden, inclusief de douane, krijgen steun om deel te nemen aan de diverse programma's van de Afdeling voor internationale samenwerking. Deze programma's bevatten regionale workshops voor nationale autoriteiten van staten die partij zijn en regionale workshops voor de douane. Zo nodig worden leden van het personeel van de afdeling externe betrekkingen van het technisch secretariaat ook gesponsord om deel te nemen aan deze bijeenkomsten om contacten te leggen en te praten met de gesponsorde deelnemers van staten die geen partij zijn.

Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden: Tijdens deze cursus van twee weken krijgen de deelnemers van Afrikaanse staten die partij zijn les over theorie en praktijk van gaschromatografie en gaschromatografie-massaspectrometrie, met aandacht voor hardware, systeemvalidatie en -optimalisatie, en probleemoplossing. De nadruk ligt op het maken van milieumonsters en op GC- en GC-MS-analyses van zulke monsters voor chemische stoffen die verband houden met het verdrag. De deelnemers krijgen ook een intensieve praktijkopleiding in het maken van verschillende monstermatrices voor analyse door GC met element-selectieve detectoren en door GC MS met elektronimpact en met chemische ionisatie en zij krijgen een inleiding tot extractie-, opschonings- en derivatisatieprocedures. De cursus wordt gegeven met de steun van VERIFIN/TU Delft of soortgelijke gerenommeerde instellingen, die in een transparant proces worden geselecteerd.

Op de industrie gerichte actie — Workshop CWC en veiligheid van het chemische proces: Er wordt een inleiding gegeven op het verdrag en op de op basis daarvan uitgevoerde internationale samenwerkingsprogramma's. Tijdens deze workshop komen onder meer de beste praktijken van de industrie aan bod evenals het concept van het beheer van de procesveiligheid. Naast een overzicht van de analyse van procesrisico en van risico en operabiliteit komen in de workshop principes van de menselijke factor, beheer van verandering, veiligheidscultuur/werknemersparticipatie aan bod.

Regionale workshop — Artikel X en vraagstukken inzake regionale samenwerking op het gebied van bijstand en reactie op noodsituaties: De regionale workshop moet een gelegenheid bieden voor debatten over en analyses van verscheidene vraagstukken in verband met bijstand en bescherming, met speciale aandacht voor uit artikel X van het verdrag voortvloeiende rechten en plichten van staten die partij zijn, indiening van opgaven van beschermingsprogamma's, analyses van zwakke punten en problemen in artikel X, en een overzicht van bijstands- en beschermingsprogramma's in de regio. Afrikaanse staten die partij zijn verzorgen presentaties over het uitwisselen van ervaringen en lering.


Top