EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0971

2008/971/EG: Beschikking van de Raad van 16 december 2008 inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal

PB L 345 van 23.12.2008, p. 83–87 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/971/oj

23.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/83


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 16 december 2008

inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal

(2008/971/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (1), en met name op artikel 19, leden 1 en 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De nationale voorschriften voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal in Canada, Kroatië, Noorwegen, Servië, Zwitserland, Turkije en de Verenigde Staten van Amerika voorzien in de uitvoering van een officiële veldkeuring tijdens de winning en de verwerking van zaaizaad en de productie van plantgoed.

(2)

Overeenkomstig deze voorschriften moeten de systemen voor de toelating en de registratie van uitgangsmateriaal en de erop volgende productie van teeltmateriaal uit dit uitgangsmateriaal de OESO-regeling voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de internationale handel (OECD Forest Seed and Plant Scheme) volgen. Bovendien vereisen deze voorschriften dat zaaizaad en plantgoed van de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd” officieel worden gecertificeerd en de zaaizaadverpakkingen officieel worden gesloten overeenkomstig de OECD Forest Seed and Plant Scheme.

(3)

Uit een onderzoek van deze voorschriften blijkt dat de voorwaarden voor de toelating van het uitgangsmateriaal voldoen aan de eisen van Richtlijn 1999/105/EG. Met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot zaadkwaliteit, soortzuiverheid en plantgoedkwaliteit bieden de voorschriften van deze derde landen verder dezelfde waarborgen wat betreft de voorwaarden voor zaaizaad en plantgoed van de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd” als die welke in Richtlijn 1999/105/EG zijn vastgesteld. Daaruit volgt dat de voorschriften voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd” in Canada, Kroatië, Noorwegen, Servië, Zwitserland, Turkije en de Verenigde Staten van Amerika als gelijkwaardig aan die van Richtlijn 1999/105/EG moeten worden beschouwd, mits aan de aanvullende voorwaarden met betrekking tot zaaizaad en plantgoed wordt voldaan.

(4)

De voorschriften van vorenbedoelde derde landen kunnen echter niet als gelijkwaardig worden beschouwd voor de categorieën „gekeurd” en „getest”, waarop de OECD Forest Seed and Plant Scheme niet van toepassing is. Daarom moet de werkingssfeer van deze beschikking worden beperkt tot teeltmateriaal dat onder de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd” valt.

(5)

De definities van Richtlijn 1999/105/EG moeten voor de toepassing van deze beschikking worden gebruikt om te zorgen voor de nodige samenhang tussen beide wetgevingsbesluiten.

(6)

Bosbouwkundig teeltmateriaal dat aan de voorwaarden van deze beschikking beantwoordt, moet voldoen aan de fytosanitaire voorwaarden vastgesteld bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (2). In voorkomend geval, moet genetisch gemodificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (3).

(7)

De in deze beschikking vastgestelde aanvullende voorwaarden met betrekking tot de kwaliteit en de soortzuiverheid van zaaizaad en plantgoed moeten die van Richtlijn 1999/105/EG weerspiegelen.

(8)

Om te zorgen voor dezelfde mate van traceerbaarheid als die vastgesteld in Richtlijn 1999/105/EG is het dienstig dat in deze beschikking voorschriften worden opgenomen betreffende de afgifte van een basiscertificaat voor zaaizaad en plantgoed bij binnenkomst in de Gemeenschap. Dit basiscertificaat moet zijn gebaseerd op het officiële OESO-certificaat van herkomst en moet aangeven dat het materiaal wordt ingevoerd op grond van een gelijkwaardigheidsregeling,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

Deze beschikking stelt de voorwaarden vast voor de invoer in de Gemeenschap van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd”, dat is geproduceerd in een derde land dat is opgenomen in bijlage I.

Zij is van toepassing, mits aan de voorwaarden van bijlage II, en van Richtlijn 2000/29/EG en Richtlijn 2000/18/EG wordt voldaan.

Artikel 2

Definities

De in artikel 2 van Richtlijn 1999/105/EG vastgestelde definities zijn op deze beschikking van toepassing.

Artikel 3

Gelijkwaardigheid

1.   Systemen voor toelating en registratie van uitgangsmateriaal en de erop volgende productie van teeltmateriaal uit dit uitgangsmateriaal, onder de controle of het officiële toezicht van de in bijlage I bij deze beschikking vermelde autoriteiten van derde landen, worden beschouwd als gelijkwaardig aan die welke door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 1999/105/EG worden gebruikt.

2.   Zaaizaad en plantgoed van de categorieën „van bekende origine” en „geselecteerd” van in bijlage I bij Richtlijn 1999/105/EG opgenomen soorten, geproduceerd in de derde landen die zijn opgenomen in bijlage I bij deze beschikking en officieel gecertificeerd door de in die bijlage opgenomen autoriteiten van derde landen, worden beschouwd als gelijkwaardig aan zaaizaad en plantgoed dat aan Richtlijn 1999/105/EG voldoet, mits het beantwoordt aan de in bijlage II bij deze beschikking vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4

Basiscertificaat

Wanneer zaaizaad en plantgoed de Gemeenschap binnenkomt, stelt de leverancier die dit materiaal invoert de officiële instantie van de lidstaat van tevoren in kennis van de invoer. De officiële instantie geeft een op het officiële OESO-certificaat van herkomst gebaseerd basiscertificaat af voordat het materiaal in de handel wordt gebracht.

Het basiscertificaat geeft aan dat het materiaal in het kader van een gelijkwaardigheidsregeling is ingevoerd.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

Deze beschikking treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 6

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.

(2)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(3)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Landen en autoriteiten

Land (1)

Voor de toelating en de controle van de productie verantwoordelijke autoriteit

CA

National Forest Genetic Resources Centre/Centre national des ressources génétiques forestières

Natural Resources Canada/Ressources naturelles Canada

Canadian Forest Service — Atlantic/Service canadien des forêts — Atlantique

PO Box 4000, Fredericton/Frédéricton

New Brunswick/Nouveau-Brunswick E3B 5P7

CH

Federal Office for Environment (FOEN)

Department of the Environment, Transport, Energy and Communications (UVEK)

Forest Division

Federal Plant Protection Service

Birmensdorf

HV

Forest Research Institute

Cvjetno naselje 41

10450 Jastrebarsko

NO

Norwegian Forest Genetic Resource Centre

Norwegian Forest and Research Institute

PO Box 115

N-1431 Ås

SR

Directorate for forest

Ministry of agriculture, forestry and water management

Omladinskih brigada 1

11 000 Belgrade

TR

Ministry of Environnement and Forestry (Çevre ve Orman Bakanlığı) — General directorate for afforestation and erosion control (Ağaçlandirma ve erozyon kontrolu genel müdürlüğü)

Gazi — Ankara

Verenigde Staten

National Tree Seed Laboratory

USDA Forest Service

Purdue University

West Lafayette, Indiana


(1)  CA — Canada, CH — Zwitserland, HV — Kroatië, NO — Noorwegen, SR — Servië, TR — Turkije, Verenigde Staten — Verenigde Staten van Amerika.


BIJLAGE II

A.   Voorwaarden waaraan in derde landen geproduceerd zaaizaad moet voldoen.

1.

Zaaizaad moet officieel zijn gecertificeerd als zijnde afgeleid van toegelaten basismateriaal en de verpakkingen moeten zijn gesloten overeenkomstig de nationale voorschriften voor de toepassing van de OECD Forest Seed and Plant Scheme. Een officieel OESO-etiket moet aan elke partij zaaizaad worden gehecht en vergezeld gaan van een kopie van het officiële OESO-certificaat van herkomst of een document van de leverancier met alle in het officiële OESO-certificaat van herkomst vervatte informatie, tezamen met de naam van de leverancier.

2.

In het geval van zaden moet het OESO-etiket of document van de leverancier ook de volgende aanvullende informatie bevatten, die voor zover mogelijk met internationaal aanvaarde beoordelingstechnieken verkregen moet zijn:

a)

zuiverheid: het gewichtspercentage zuiver zaad, ander zaad en inert materiaal in het als een partij zaad in de handel gebrachte product;

b)

het kiempercentage van het zuivere zaad of, indien het kiempercentage niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand van een nader gespecificeerde methode bepaalde percentage levensvatbare zaden;

c)

het duizendkorrelgewicht van het zuivere zaad;

d)

het aantal kiemkrachtige zaden per kilogram als zaaizaad in de handel gebracht product, of, indien het aantal kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal levensvatbare zaden per kilogram.

3.

In afwijking van punt 2 kan de daar vermelde aanvullende informatie betreffende de zaadtestprocedure aan de hand van internationaal aanvaarde technieken door de leverancier die het zaaizaad invoert, worden verstrekt voordat het zaaizaad voor de eerste keer in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht.

4.

Om zaaizaad van de oogst van het lopende jaar snel beschikbaar te stellen, kan zaaizaad door de leverancier die het invoert tot en met de eerste commerciële afnemer in de handel worden gebracht, zonder dat moet worden voldaan aan alle voorschriften van punt 2, onder b) en d). De leverancier die dat materiaal invoert, moet zo spoedig mogelijk verklaren dat voldaan is aan de vereisten van punt 2, onder b) en d).

5.

In het geval van geringe hoeveelheden zaaizaad, als omschreven in Verordening (EG) nr. 2301/2002 van de Commissie van 20 december 2002 houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad met betrekking tot de definitie van geringe hoeveelheden zaad (1), zijn de voorschriften van punt 2, onder b) en d), niet van toepassing.

6.

Partijen zaaizaad moeten ten minste 99 % soortzuiver zijn. In het geval van nauwverwante soorten, met uitzondering van kunstmatige hybriden, moet de soortzuiverheid van de partij vruchten of zaden op het etiket of het document van de leverancier worden vermeld wanneer die minder dan 99 % bedraagt.

7.

In afwijking van punt 1 kan zaaizaad in passende hoeveelheden zijn afgeleid van niet-toegelaten basismateriaal:

a)

voor tests, wetenschappelijke doeleinden of instandhouding van genetisch materiaal;

b)

voor zaadeenheden waarvan duidelijk wordt aangetoond dat zij niet voor bosbouwdoeleinden bestemd zijn.

B.   Voorwaarden waaraan in derde landen geproduceerd plantgoed moet voldoen.

1.

De productie van het plantgoed moet plaatsvinden in een kwekerij in het derde land, die bij de in bijlage I bij deze beschikking bedoelde autoriteiten van het derde land is geregistreerd of onder het officiële toezicht van deze autoriteiten staat. Een OESO-etiket moet aan elke zending worden gehecht en vergezeld gaan van een kopie van het officiële OESO-certificaat van herkomst of een document van de leverancier met alle in het officiële OESO-certificaat van herkomst vervatte informatie, tezamen met de naam van de leverancier.

2.

Het plantgoed moet voldoen aan de voorschriften van bijlage VII, deel D, bij Richtlijn 1999/105/EG.

3.

Plantgoed bestemd voor verkoop aan de eindgebruiker in gebieden met een mediterraan klimaat moet voldoen aan de voorschriften van bijlage VII, deel E, bij Richtlijn 1999/105/EG.


(1)  PB L 348 van 21.12.2002, blz. 75.


Top