Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0075

    Verordening (EG) nr. 75/2005 van de Commissie van 18 januari 2005 tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong ten aanzien van moxidectine, lineaire gealkyleerde benzeenzwavelzuren met alkylkettingen met een lengte tussen C9 tot C13, met minder dan 2,5 % van de kettingen langer dan C13, en acetylisovaleryltylosineVoor de EER relevante tekst

    PB L 15 van 19.1.2005, p. 3–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 319M van 29.11.2008, p. 78–80 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2009; stilzwijgende opheffing door 32009R0470

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/75/oj

    19.1.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 15/3


    VERORDENING (EG) Nr. 75/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 18 januari 2005

    tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong ten aanzien van moxidectine, lineaire gealkyleerde benzeenzwavelzuren met alkylkettingen met een lengte tussen C9 tot C13, met minder dan 2,5 % van de kettingen langer dan C13, en acetylisovaleryltylosine

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op de artikelen 2, 3 en 4,

    Gezien de adviezen van het Europees Geneesmiddelenbureau die zijn opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn om aan voedselproducerende dieren te worden toegediend, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

    (2)

    Moxidectine is in bijlage I opgenomen voor runderen, schapen en paardachtigen voor spier, vetweefsel, lever en nieren en voor runderen bovendien voor melk. Deze vermelding moet voor schapen worden uitgebreid tot melk.

    (3)

    Lineaire gealkyleerde benzeenzwavelzuren met alkylkettingen met een lengte tussen C9 tot C13, met minder dan 2,5 % van de kettingen langer dan C13, zijn in bijlage II opgenomen voor runderen, uitsluitend voor uitwendig gebruik. Deze vermelding moet worden uitgebreid tot schapen.

    (4)

    De substantie acetylisovaleryltylosine is in bijlage I opgenomen voor varkens. Om de voltooiing van wetenschappelijk onderzoek in verband met de uitbreiding tot pluimvee mogelijk te maken, moet acetylisovaleryltylosine in bijlage III worden opgenomen, behalve voor dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.

    (5)

    Voorafgaand aan de datum waarop deze verordening van toepassing wordt moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2).

    (6)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 20 maart 2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 januari 2005.

    Voor de Commissie

    Günter VERHEUGEN

    Vice-voorzitter


    (1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2232/2004 van de Commissie (PB L 379 van 24.12.2004, blz. 71).

    (2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).


    BIJLAGE

    A.   De volgende substantie wordt opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

    2.   Antiparasitaire middelen

    2.3.   Geneesmiddelen tegen endo- en ectoparasieten

    2.3.1.   Avermectine

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Indicatorresidu

    Diersoorten

    Maximumwaarden voor residuen

    Te onderzoeken weefsels

    Moxidectine

    Moxidectine

    Schapen

    40 μg/kg

    Melk”

    B.   De volgende substanties worden opgenomen in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

    2.   Organische stoffen

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Diersoorten

    Lineaire gealkyleerde benzeenzwavelzuren met alkylkettingen met een lengte tussen C9 tot C13, met minder dan 2,5 % van de kettingen langer dan C13

    Schapen (1)

    C.   De volgende substantie wordt opgenomen in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

    1.   Infectiewerende middelen

    1.2.   Antibiotica

    1.2.2.   Macroliden

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Indicatorresidu

    Diersoorten

    Maximumwaarden voor residuen

    Te onderzoeken weefsels

    Acetylisovaleryltylosine  (2)

    Som van acetylisovaleryltylosine en 3-O-acetyltylosine

    Pluimvee (3)

    50 μg/kg

    Huid en vetweefsel

    50 μg/kg

    Lever”


    (1)  Uitsluitend voor uitwendig gebruik.

    (2)  De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 juli 2006.

    (3)  Niet te gebruiken bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.


    Top