Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0661

    Verordening (EG) nr. 661/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 769/2002 van de Raad betreffende de invoer van cumarine uit de Volksrepubliek China door verzending van cumarine vanuit India en vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Thailand, en tot registratie van deze invoer

    PB L 104 van 8.4.2004, p. 99–102 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/05/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/661/oj

    32004R0661

    Verordening (EG) nr. 661/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 769/2002 van de Raad betreffende de invoer van cumarine uit de Volksrepubliek China door verzending van cumarine vanuit India en vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Thailand, en tot registratie van deze invoer

    Publicatieblad Nr. L 104 van 08/04/2004 blz. 0099 - 0102


    Verordening (EG) nr. 661/2004 van de Commissie

    van 7 april 2004

    tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 769/2002 van de Raad betreffende de invoer van cumarine uit de Volksrepubliek China door verzending van cumarine vanuit India en vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Thailand, en tot registratie van deze invoer

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) (de "basisverordening"), en met name op artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

    Na overleg met het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. VERZOEK

    (1) Op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening werd het verzoek ingediend om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die waren ingesteld op de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    (2) Het verzoek werd op 24 februari 2004 ingediend door de European Chemical Industry Council (CEFIC) namens de enige producent die de volledige productie van cumarine in de Gemeenschap vertegenwoordigt.

    B. PRODUCT

    (3) Het product waarbij de rechten mogelijk worden ontdoken, is cumarine dat doorgaans is ingedeeld onder GN-code ex 2932 21 00 ("het betrokken product"), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. De GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

    (4) Het uit India en uit Thailand verzonden product, waarop het onderzoek betrekking heeft, is cumarine ("het onderzochte product") dat doorgaans onder dezelfde GN-code wordt aangegeven als het betrokken product dat van oorsprong uit de Volksrepubliek China is.

    C. THANS GELDENDE MAATREGELEN

    (5) De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontdoken, zijn de bij Verordening (EG) nr. 769/2002 van de Raad(2) ingestelde antidumpingmaatregelen.

    D. MOTIVERING VAN HET VERZOEK

    (6) Het verzoek bevat voldoende aanwijzingen dat de antidumpingmaatregelen bij de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontdoken, door het product vanuit India en vanuit Thailand in te voeren.

    (7) Het bewijsmateriaal is als volgt:

    Uit het verzoek blijkt dat er zich na de instelling van maatregelen met betrekking tot de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan in het patroon van de uitvoer vanuit de Volksrepubliek China, India en Thailand naar de Gemeenschap, waarvoor, behoudens de aanwezigheid van deze antidumpingrechten, geen voldoende reden of verklaring is. Deze wijziging in het handelsverkeer lijkt te zijn veroorzaakt door het feit dat de cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China in India en in Thailand wordt overgeladen.

    Voorts bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal dat de herstellende werking van de bestaande antidumpingmaatregelen die werden ingesteld voor de invoer van cumarine vanuit de Volksrepubliek China teniet wordt gedaan door de ingevoerde hoeveelheden en door de prijs. Belangrijke hoeveelheden van het uit India en Thailand ingevoerde product lijken de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China te hebben vervangen. Bovendien is er voldoende bewijs waaruit blijkt dat deze stijgende hoeveelheden die worden ingevoerd, tegen prijzen worden verkocht die ver beneden het niveau liggen waarop zij geen schade veroorzaken zoals bij het onderzoek werd vastgesteld dat tot de huidige maatregel heeft geleid.

    Ten slotte bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal dat het onderzochte product wordt ingevoerd tegen dumpingprijzen die lager zijn dan de normale waarden die eerder voor cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China werden vastgesteld.

    Indien in de loop van het onderzoek andere praktijken waarbij rechten worden ontdoken dan de verzending via India of via Thailand, die in artikel 13 van de basisverordening zijn vermeld, worden vastgesteld, zou onderhavig onderzoek ook op deze praktijken betrekking hebben.

    E. PROCEDURE

    (8) Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening en de invoer van cumarine, die vanuit India en vanuit Thailand wordt verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Thailand, te laten registreren overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening.

    a) Vragenlijsten

    (9) Om in het bezit te komen van de gegevens die zij voor haar onderzoek noodzakelijk acht, zal de Commissie de volgende partijen vragenlijsten toezenden: de exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in India en Thailand, de exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in de Volksrepubliek China, de importeurs en organisaties van importeurs in de Gemeenschap die meewerkten aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen leidde of die in het verzoek zijn vermeld, en de autoriteiten van de Volksrepubliek China, India en Thailand. Indien nodig kan ook de bedrijfstak van de Gemeenschap om gegevens worden verzocht.

    (10) Alle belanghebbenden moeten in ieder geval zo spoedig mogelijk, en binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3 van deze verordening, contact opnemen met de Commissie om na te gaan of hun onderneming in het verzoek is genoemd en, zo nodig, binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, daar de in artikel 3, lid 2, van deze verordening vermelde termijn op alle partijen van toepassing is.

    (11) De autoriteiten van de Volksrepubliek China, India en Thailand zullen van de opening van het onderzoek op de hoogte worden gebracht.

    b) Het schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen

    (12) Alle belanghebbenden worden verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en de Commissie bewijsmateriaal toe te zenden. Voorts kan de Commissie partijen horen die hierom schriftelijk verzoeken, mits deze partijen kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

    c) Vrijstelling van registratie of maatregelen

    (13) Aangezien de mogelijke ontduiking van de geldende maatregelen plaatsvindt buiten de Gemeenschap, kunnen vrijstellingen in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening worden verleend aan producenten van het betreffende product die kunnen aantonen dat er geen enkele relatie bestaat tussen hen en de producent waarop de maatregelen van toepassing zijn en dat zij niet betrokken zijn bij enige ontduiking zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen moeten een voldoende door bewijsmateriaal gestaafd verzoek tot vrijstelling indienen binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening gestelde termijn.

    F. REGISTRATIE

    (14) In artikel 14, lid 5, van de basisverordening is bepaald dat de invoer van het onderzochte product dient te worden geregistreerd, zodat, indien uit het onderzoek blijkt dat de antidumpingrechten zijn ontdoken, met terugwerkende kracht passende antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van registratie van de uit India en Thailand verzonden cumarine.

    G. TERMIJNEN

    (15) In het belang van een goed bestuur dienen termijnen te worden vastgesteld waarbinnen:

    - belanghebbenden zich aan de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en antwoorden op de vragenlijsten en andere gegevens waarmee bij het onderzoek rekening moet worden gehouden ter beschikking kunnen stellen;

    - producenten in India en in Thailand kunnen verzoeken om vrijstelling van registratie of van de maatregelen;

    - belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

    (16) Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening genoemde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen kenbaar maakt.

    H. NIET-MEDEWERKING

    (17) Indien een belanghebbende binnen de bij deze verordening vastgestelde termijnen geen toegang geeft tot de nodige informatie, deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek ernstig belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

    (18) Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, kan de Commissie deze buiten beschouwing laten en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikmaken van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts ten dele medewerking verleent en er overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik wordt gemaakt van de beste gegevens die beschikbaar zijn, dan kan het resultaat voor de belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Gemeenschap van cumarine, ingedeeld onder GN-code ex 2932 21 00 (Taric-codes 2932 21 00 11 en 2932 21 00 15 ), verzonden vanuit India en uit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Thailand, de antidumpingmaatregelen worden ontdoken die bij Verordening (EG) nr. 769/2002 betreffende de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China werden ingesteld.

    Artikel 2

    Op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 van deze verordening omschreven product te registreren.

    De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

    De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie te beëindigen van in de Gemeenschap ingevoerde producten die zijn vervaardigd door producenten die om vrijstelling van registratie hebben verzocht en waarvan is gebleken dat zij de antidumpingrechten niet ontwijken.

    Artikel 3

    1. Vragenlijsten dienen bij de Commissie te worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact op te nemen met de Commissie, hun standpunten schriftelijk uiteen te zetten en de antwoorden op de vragenlijst alsmede andere informatie toe te zenden.

    3. Producenten in India en in Thailand die om vrijstelling verzoeken van registratie of van de maatregelen dienen een voldoende door bewijsmateriaal gestaafd verzoek binnen dezelfde termijn van 40 dagen in te dienen.

    4. Verzoeken om te worden gehoord dienen binnen dezelfde termijn van 40 dagen te worden ingediend.

    5. Alle gegevens in verband met deze zaak, verzoeken om te worden gehoord, aanvragen voor vragenlijsten alsmede aanvragen voor certificaten van niet-ontduiking moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk zijn verstrekt, moeten van het opschrift "Limited"(3) zijn voorzien en moeten vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift "For inspection by interested parties", overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening.

    Correspondentieadres van de Commissie: Europese Commissie Directoraat-generaal Handel

    Directoraat B

    J-79 5/16

    B - 1049 Brussel Fax (32-2) 295 65 05 Telex COMEU B 21877

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 7 april 2004.

    Voor de Commissie

    Pascal Lamy

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

    (2) PB L 123 van 9.5.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1854/2003 (PB L 272 van 23.10.2003, blz. 1).

    (3) Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. De inhoud ervan is beschermd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Dit document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de uitvoering van artikel 6 van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

    Top