Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1611

Verordening (EG) nr. 1611/2003 van de Commissie van 15 september 2003 tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Verenigde Staten van Amerika

PB L 230 van 16.9.2003, p. 9–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/03/2004; opgeheven door 32004D0231

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1611/oj

32003R1611

Verordening (EG) nr. 1611/2003 van de Commissie van 15 september 2003 tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Verenigde Staten van Amerika

Publicatieblad Nr. L 230 van 16/09/2003 blz. 0009 - 0024


Verordening (EG) nr. 1611/2003 van de Commissie

van 15 september 2003

tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Verenigde Staten van Amerika

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002(2), en met name op artikel 7,

Na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Onderhavig onderzoek

Inleiding

(1) Op 4 november 2002 heeft Eurofer (European Confederation of Iron and Steel Industries) een klacht inzake dumping ingediend namens producenten die een aanzienlijk deel, namelijk meer dan 80 %, vertegenwoordigen van de productie van bepaalde koudgewalste platte producten van roestvrij staal in de Gemeenschap. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en schade werd voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

(2) Op 17 december 2002 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) (hierna "bericht van inleiding" genoemd) de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna "de Verenigde Staten" genoemd).

Onderzoek

(3) De Commissie heeft de haar bekende belanghebbende producenten/exporteurs, importeurs en gebruikers van het betrokken product, alsmede de vertegenwoordigers van het exportland en de klagende producenten in de Gemeenschap van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(4) De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan de haar bekende belanghebbende EG-producenten, producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers van het betrokken product, toeleveranciers van de betrokken bedrijfstak alsmede de andere partijen die zich binnen de bij het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekend hebben gemaakt. De vragenlijst werd beantwoord door zes EG-producenten, één producent/exporteur, zes importeurs die banden hadden met de exporteurs en zeven bedrijven die bedoelde koudgewalste platte producten van roestvrij staal als grondstof gebruiken. Geen onafhankelijke importeur en geen toeleverancier heeft de vragenlijst beantwoord.

(5) De Commissie heeft alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij nodig had om voorlopige conclusies te kunnen trekken inzake dumping, schade en het belang van de Gemeenschap. De Commissie heeft controles verricht bij de volgende ondernemingen:

- Producenten in de Gemeenschap

- Ugine SA, Frankrijk,

- ThyssenKrupp Acciai Speciali Terni SpA, Italië,

- ThyssenKrupp Nirosta GmbH, Duitsland;

- Producenten/exporteurs

- AK Steel Corporation, Middletown, Ohio, Verenigde Staten;

- Gelieerde importeurs

- AK Steel Limited, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk.

(6) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 ("het onderzoektijdvak"). Voor de analyse van de trends die relevant zijn voor de schadebeoordeling heeft de Commissie de gegevens over de periode van 1999 tot het eind van het onderzoektijdvak onderzocht ("de beoordelingsperiode").

(7) Omdat het onderzoek juist voor het einde van het kalenderjaar werd geopend, was de Commissie van oordeel dat het aanbeveling verdiende het onderzoektijdvak te laten samenvallen met het kalenderjaar in plaats van met de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaande aan de opening van het onderzoek, om zowel de verslaggeving door de ondernemingen als de controle door de Commissie te vereenvoudigen. Hiertegen werd geen bezwaar gemaakt.

2. Betrokken product en soortgelijk product

Algemeen

(8) Koudgewalste platte producten van ferritisch roestvrij staal worden volgens het volgende proces vervaardigd:

- de grondstof wordt gesmolten in elektrische ovens,

- dan vindt decarbonisering plaats en wordt de samenstelling aangepast,

- het staal wordt met gebruik van het procédé van continugieten in plaatvorm gegoten,

- het product wordt warm gewalst, gegloeid en gebeitst,

- het product wordt koudgewalst,

- het wordt gegloeid en gebeitst,

- het product wordt vervolgens doorgeslepen op de gewenste breedte,

- en tenslotte verpakt en verzonden.

(9) Koudgewalste platte producten van ferritisch roestvrij staal worden hoofdzakelijk door de auto-industrie gebruikt bij de vervaardiging van geluiddempers en controlesystemen voor uitlaatgassen. Het voornaamste gebruik is voor de productie van onderdelen van uitlaatsystemen. Voorts worden koudgewalste platte producten van ferritisch roestvrij staal gebruikt voor huishoudelijke toepassingen en andere toepassingen in de auto-industrie andere dan de genoemde uitlaatgassystemen.

Betrokken product

(10) De procedure heeft betrekking op bepaalde koudgewalste platte producten van roestvrij staal, d.w.z. van chroom-ferritisch staal, bevattende minder dan 0,15 % koolstof en 10,5 % of meer, doch ten hoogste 18 % chroom, niet verder bewerkt dan koudgewalst, van roestvrij staal, bevattende minder dan 2,5 gewichtspercenten nikkel van de genormaliseerde kwaliteiten AISI 409/409L (EN 1.4512), AISI 441 (EN 1.4509) en AISI 439 (EN 1.4510). Het product wordt als gevolg van zijn eigenschappen hoofdzakelijk gebruikt door de autoindustrie voor de productie van uitlaatsystemen. Het valt onder de GN-codes ex 7219 31 00, ex 7219 32 90, ex 7219 33 90, ex 7219 34 90, ex 7219 35 90, ex 7220 20 10, ex 7220 20 39, ex 7220 20 59 en ex 7220 20 99. Alle productsoorten hebben dezelfde fysieke, technische en chemische basiskenmerken en zijn derhalve één product.

Soortgelijk product

(11) Voorlopig wordt vastgesteld dat het betrokken product dat in de Verenigde Staten wordt geproduceerd en dat aan de eerste onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap wordt verkocht dezelfde fysieke, technische en chemische basiskenmerken heeft als het betrokken product dat zowel in de Verenigde Staten wordt verkocht als door de producenten van de Gemeenschap wordt vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht. Al deze producten worden derhalve voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

B. DUMPING

(12) Een onderneming, die goed is voor meer dan 80 % van de uitvoer van het betrokken product uit de Verenigde Staten naar de Gemeenschap, heeft de vragenlijst voor producenten/exporteurs beantwoord. Zes ondernemingen in de Gemeenschap die banden hadden met deze producent/exporteur hebben de vragenlijst voor gelieerde ondernemingen beantwoord. Een andere producent/exporteur deelde de Commissie mede bereid te zijn tot medewerking, doch verzuimde de vragenlijst in te vullen. Deze onderneming werd derhalve beschouwd als een onderneming die geen medewerking verleende.

1. Normale waarde

(13) Om de normale waarde vast te stellen heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van het betrokken product door de medewerkende producent/exporteur representatief was ten opzichte van diens totale uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(14) De onderneming heeft cijfers verstrekt over de binnenlandse verkoop van het betrokken product van twee bedrijfslocaties (Noord en Zuid). De meeste verkoop van de Zuidlocatie bleek echter niet te gaan om het betrokken product. De onderneming had bovendien geen informatie verstrekt over de kosten voor door deze locatie verkochte producten. De geringe verkoop van het betrokken product door de Zuidlocatie (minder dan 0,1 % van het totale verkoopvolume van het betrokken product in het binnenland) werd derhalve buiten beschouwing gelaten. De overige binnenlandse verkoop was wel representatief. Indien wel rekening was gehouden met de verkoop door de Zuidlocatie zou dit, gezien de te verwaarlozen omvang, niet van invloed zijn geweest op de dumpingberekening. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht omdat de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid.

(15) De Commissie heeft vervolgens onderzocht welke soorten van het betrokken product die door de onderneming op de binnenlandse markt waren verkocht identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd.

(16) Voor elke soort die door de producent/exporteur op de binnenlandse markt was verkocht en rechtstreeks vergelijkbaar was met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soort werd nagegaan of de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van een bepaalde soort werd voldoende representatief geacht wanneer de van die soort verkochte hoeveelheid in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid.

(17) Tevens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening door na te gaan hoe groot het aandeel van de winstgevende verkoop was aan onafhankelijke afnemers. Wanneer de omvang van de verkoop tegen een nettoverkoopprijs die gelijk was aan of hoger dan de berekende productiekosten, meer dan 80 % bedroeg van de totale omvang van de verkoop en wanneer de gewogen gemiddelde prijs gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de feitelijke gewogen gemiddelde prijs van de gehele verkoop op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak, al dan niet met winst. Wanneer de winstgevende verkoop van de betrokken soort 80 % of minder bedroeg van de totale verkoop, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort onder de productiekosten lag, werd de normale waarde gebaseerd op de gewogen gemiddelde prijs op de binnenlandse markt van uitsluitend de winstgevende verkoop, mits deze verkoop ten minste 10 % bedroeg van de totale omvang van de verkoop.

(18) Wanneer van een bepaalde soort minder dan 10 % met winst was verkocht, werd ervan uitgegaan dat deze soort niet in voldoende hoeveelheden was verkocht, zodat de prijs op de binnenlandse markt geen passende basis was voor het vaststellen van de normale waarde.

(19) Wanneer voor het vaststellen van de normale waarde van een bepaalde soort niet kon worden uitgegaan van de prijzen op de binnenlandse markt, moest een andere methode worden gebruikt. Omdat geen enkele andere producent/exporteur medewerking verleende aan deze procedure kon de Commissie niet van andere producenten gegevens verkrijgen over de binnenlandse prijzen. Omdat er geen andere redelijke methode was, werd de normale waarde geconstrueerd.

(20) Wanneer de normale waarde werd geconstrueerd, werden, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening, de productiekosten, zo nodig gecorrigeerd, vermeerderd met een redelijk percentage voor verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten ("VAA-kosten") en een redelijke winst.

(21) De Commissie heeft onderzocht of de VAA-kosten en de winst van de betrokken producent/exporteur op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren. De feitelijke binnenlandse VAA-kosten werden betrouwbaar geacht omdat de omvang van de verkoop op de binnenlandse markt als representatief kon worden beschouwd. De binnenlandse winstmarge werd vastgesteld aan de hand van de verkoop op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties.

2. Exportprijs

(22) De gehele uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap geschiedde via een gelieerde importeur die het wederverkocht aan zowel gelieerde als niet-gelieerde afnemers. De gelieerde afnemers verkochten het product op hun beurt door aan onafhankelijke afnemers. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werd de exportprijs geconstrueerd aan de hand van de prijs die een onafhankelijke afnemer werd aangerekend. Correcties werden toegepast voor alle kosten van deze importeurs tussen invoer en wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten en een redelijke winstmarge, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Omdat geen verdere bertrouwbare informatie beschikbaar was, werd de redelijke winstmarge voorlopig geraamd op 5 %. Dit werd voor deze sector als een passende winstmarge beschouwd.

3. Vergelijking

(23) Om een billijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijs werd door middel van correcties rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Waar van toepassing en met gecontroleerd bewijsmateriaal gesteund werden correcties toegepast.

(24) Correcties op de normale waarde werden gevraagd voor verschillen in de kosten van kortingen, binnenlandse vracht, krediet, naverkoopdienst, technische ondersteuning, klantgerichte O & O, indirecte verkoopkosten en variabele fabricagekosten.

(25) Uit de beschikbare informatie bleek niet dat de technische ondersteuning, de klantgerichte O & O en indirecte verkoopkosten factoren waren die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, met name kon niet worden aangetoond dat afnemers consequent andere prijzen betaalden als gevolg van deze factoren. Voorts kon niet worden aangetoond dat deze kosten uitsluitend betrekking hadden op de verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt en niet eveneens betrekking hadden op andere producten en/of andere markten. Daarom moest het verzoek om correcties in verband met deze factoren voorlopig worden afgewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 10.

(26) De onderneming had tevens om een correctie gevraagd in verband met verschillen in variabele productiekosten tussen binnenlandse en exportproducten. Bij vergelijking van de binnenlandse en de exportprijzen was evenwel uitgegaan van identieke of vergelijkbare soorten, d.w.z. producten met dezelfde productkenmerken. Een dergelijke correctie bleek dan ook niet gerechtvaardigd en wordt derhalve voorlopig afgewezen.

(27) Correcties op de exportprijs werden toegepast voor de kosten van vervoer overzee, binnenlandse vracht en krediet.

4. Dumpingmarge

(28) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs. De voorlopige dumpingmarge, in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, bedraagt:

- AK Steel Corporation, Middletown, Ohio, Verenigde Staten 69,7 %.

(29) Voor de producenten in de Verenigde Staten die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord en zich ook niet hebben bekendgemaakt, werd, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare feiten een "residuele dumpingmarge" vastgesteld.

(30) Omdat één onderneming doelbewust medewerking had geweigerd, werd de residuele dumpingmarge afgestemd op de hoogste dumpingmarge die was vastgesteld voor representatieve hoeveelheden die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd. Deze werkwijze werd noodzakelijk geacht om te voorkomen dat niet-medewerking zou worden beloond. De aldus berekende voorlopige residuele dumpingmarge is 128,7 % van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap.

C. SCHADE

1. Inleiding

(31) Om te kunnen vaststellen of de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren van de situatie van de EG-producenten te kunnen vaststellen, werd onderzocht of en in hoeverre bij dit onderzoek rekening moest worden gehouden met het gebruik van het door die producenten vervaardigde betrokken product.

(32) Het betrokken product wordt door de EG-producenten verkocht aan zowel a) onafhankelijke bedrijven als aan b) bedrijven binnen dezelfde groep ondernemingen ("gelieerde bedrijven"). Bij de gelieerde bedrijven kan een onderscheid worden gemaakt tussen: i) bedrijven die het betrokken product aankopen en als grondstof gebruiken voor de productie van een ander product (hoofdzakelijk buizen) en ii) bedrijven die het betrokken product aankopen en dit aanpassen aan de eisen van de eerste onafhankelijke afnemer, doch zonder het tot een ander product te verwerken ("service centers").

(33) Wanneer het betrokken product wordt verkocht aan bedrijven binnen dezelfde groep ondernemingen voor gebruik als grondstof bij de productie van andere producten, wordt dit beschouwd als "productie voor intern gebruik" indien is voldaan aan tenminste twee voorwaarden: i) de verkoop geschiedt niet tegen marktprijzen of ii) de afnemer binnen dezelfde groep ondernemingen kan niet vrij zijn leverancier kiezen. De verkoop aan niet-gelieerde afnemers wordt voorlopig beschouwd als de "verkoop op de vrije markt". Bij het onderzoek werd voorlopig vastgesteld dat de productie bestemd voor gelieerde bedrijven die het betrokken product als grondstof gebruiken voor de productie van een ander product als "productie voor intern gebruik" moest worden beschouwd. Hoewel de verkoop kan plaatsvinden tegen objectieve en zakelijke voorwaarden bleek dat deze gelieerde bedrijven volgens het beleid van de ondernemingen niet zelf hun leverancier konden kiezen.

(34) Dit onderscheid is relevant voor de schadeanalyse omdat de productie voor intern gebruik slechts onrechtstreeks door de invoer werd beïnvloed, daar de verkoop aan interne afnemers niet rechtstreeks de gevolgen ondervindt van de concurrentie door de producten uit de Verenigde Staten. De verkoop op de vrije markt ondervond daarentegen wel rechtstreeks concurrentie door het product uit de Verenigde Staten.

(35) Om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de situatie van de EG-producenten werden zo veel mogelijk gegevens verzameld en onderzocht over de verkoop voor intern gebruik en de vrije markt tezamen en werd vervolgens vastgesteld of de producten voor intern gebruik of de vrije markt waren bestemd. De cijfers over productie, capaciteit, bezettingsgraad, investeringen, prijzen, winstgevendheid, kasstroom, rendement van investeringen, het vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden, werkgelegenheid, productiviteit, lonen en de omvang van de dumpingmarges werden geanalyseerd in verband met de volledige productie van het betrokken product. Hierbij werd voorlopig vastgesteld dat genoemde economische indicatoren het best konden worden geanalyseerd in verband met zowel de verkoop op de vrije markt als voor intern gebruik daar de ontwikkeling van deze indicatoren niet wordt beïnvloed door het feit of de productie voor de vrije markt of voor intern gebruik is bestemd.

(36) Wat de andere schade-indicatoren betreft (d.w.z. verkoop, marktaandeel en verbruik) werd voorlopig vastgesteld dat een zinvolle analyse alleen mogelijk is voor de situatie op de vrije markt, omdat deze indicatoren alleen zinvol zijn in een concurrentiesituatie.

2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(37) Van de zes EG-producenten van het betrokken product hebben de volgende drie de klacht gesteund:

- Ugine SA, Frankrijk (UGINE),

- ThyssenKrupp Acciai Terni SpA, Italië (TKAST),

- ThyssenKrupp Nirosta GmbH, Duitsland (TKN).

(38) Omdat deze drie medewerkende EG-producenten goed zijn voor 85 % van de productie van het betrokken product in de Gemeenschap vormen zij de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

3. Het verbruik in de Gemeenschap

(39) Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld door de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vrije markt van de Gemeenschap toe te voegen aan de hoeveelheden die de overige EG-producenten op de EG-markt hadden verkocht, zoals bleek uit de antwoorden op de vragenlijsten van deze producenten, en de ingevoerde hoeveelheden. De omvang van de invoer werd bepaald aan de hand van Eurostat-cijfers voor de relevante GN-codes. Omdat deze GN-codes ook andere producten omvatten dan het betrokken product werden de invoergegevens in bepaalde gevallen gesplitst op basis van de criteria in de klacht.

(40) Afgezien van de ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen en de overige EG-producenten zijn de belangrijkste actoren op de EG-markt voor het betrokken product ondernemingen uit de Verenigde Staten en Japan. Het betrokken product uit Japan had in het onderzoektijdvak een aandeel van 3 % van de vrije markt.

(41) Het aldus berekende verbruik in de Gemeenschap steeg van 157099 ton in 1999 tot 182679 ton in het onderzoektijdvak, d.w.z. met 16 %.

4. Invoer uit de Verenigde Staten

Omvang en marktaandeel(4)

(42) De invoer van het betrokken product uit de Verenigde Staten steeg in de beoordelingsperiode met 95 %. In 2000 en 2001 werden forse stijgingen geregistreerd (met 85 % in 2000 en met 43 % in 2001). In het onderzoektijdvak daalde de invoer met 14 %, doch deze was nog meer dan het dubbele van de invoer in 1999. Het aandeel op de vrije markt nam in die periode dan ook toe tot 12-14 %.

Tabel 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Prijzen

(43) De gewogen gemiddelde prijs bij invoer uit de Verenigde Staten steeg van 1999 tot en met het onderzoektijdvak met 19 %.

Onderbieding

(44) De Commissie heeft onderzocht of de medewerkende producent/exporteur in de Verenigde Staten de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak onderbood.

(45) De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de exportprijzen werden vergeleken aan de hand van verkooptransacties aan dezelfde soort afnemer en in hetzelfde handelsstadium, d.w.z. de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bij levering werden vergeleken met de prijzen van de importeurs die banden hadden met de Amerikaanse producent/exporteur (zie overweging 22) bij levering aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap, met inbegrip van eventuele invoerrechten, per soort product. Deze werkwijze werd gerechtvaardigd geacht gezien de bijzondere kenmerken van de markt voor het betrokken product: het gaat om een zeer transparante markt waarop afnemers gemakkelijk van de ene naar de andere leverancier overschakelen en waarop de prijzen snel kunnen dalen. Wanneer de prijzen door importproducten worden onderboden, dan kan dit in de regel slechts voor een zeer korte tijd worden vastgesteld omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap deze trend moet volgen om geen afnemers te verliezen. Het lijkt derhalve passend het onderzoek te concentreren op gebieden waar rechtstreekse concurrentie plaatsvond. Dit kan slechts gebeuren door het onderzoek te richten op afnemers die zowel bij de Amerikaanse onderneming als bij de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben aangekocht zodat prijsoffertes rechtstreeks kunnen worden vergeleken. Hierbij bleek, zoals hieronder nader beschreven, dat bepaalde afnemers(5) in de beoordelingsperiode bij de enige medewerkende Amerikaanse onderneming aanzienlijk meer hebben aangekocht dan voorheen en de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts orders hebben gegeven voor te verwaarlozen hoeveelheden.

(46) Op deze wijze kon een prijsvergelijking worden gemaakt voor 8 % van de hoeveelheid die van de Amerikaanse onderneming afkomstig was, waarbij rekening werd gehouden met kwaliteit, dikte, breedte, hoeken en afwerking van het betrokken product volgens Europese en AISI-normen.

(47) De aldus voorlopig vastgestelde prijsonderbiedingsmarge is 13,2 % van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

Gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring

(48) In de beoordelingsperiode zijn geen antidumping- of compenserende maatregelen ten aanzien van het betrokken product ingesteld. Deze indicator is in dit geval dan ook niet relevant.

Productie

(49) De productie voor de totale markt (d.w.z. voor de vrije markt en voor intern gebruik) steeg van 188633 ton in 1999 tot 219282 ton in het onderzoektijdvak, d.w.z. met 16 %, met een daling in 2001.

Tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Capaciteit en bezettingsgraad

(50) Twee van de EG-producenten gebruikten dezelfde productielijnen voor de productie van het betrokken product en van een aantal andere producten van roestvrij staal: een van deze ondernemingen is bezig met de installatie van nieuwe productiefaciliteiten. De productiecapaciteit van de derde onderneming, die één productielijn vrijwel uitsluitend voor het betrokken product gebruikte, steeg van index 100 in 1999 tot 141 in het onderzoektijdvak. De bezettingsgraad van deze producent daalde van ongeveer 75 % in 1999 tot ongeveer 50 % in het onderzoektijdvak. De gegevens over de twee eerstgenoemde producenten lieten niet toe de capaciteit duidelijk aan het betrokken product toe te wijzen, maar er waren geen aanwijzingen dat de conclusie dat de bezettingsgraad was gedaald onjuist is.

Investeringen

(51) De ontwikkeling van de productiecapaciteit stemde overeen met de ontwikkeling van de investeringen. De totale investeringen stegen van 55 miljoen EUR tot 125 miljoen EUR in 2001 en bedroegen 79 miljoen EUR in het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode zijn de investeringen met 43 % gestegen. Zij hadden hoofdzakelijk betrekking op vaste activa zoals nieuwe productielijnen en een nieuwe fabriek en waren bedoeld om de productiviteit te verhogen.

Verkoop en marktaandeel

(52) In de beoordelingsperiode steeg de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vrije markt in de Gemeenschap van 110115 ton tot 116768 ton, d.w.z. met 6 %. Deze stijging is echter beduidend lager dan die van het totale verbruik in de Gemeenschap. De verkoop was in het onderzoektijdvak lager dan in 2000. Terwijl de verkoop op de vrije markt met slechts 6 % was gestegen, gaf de verkoop voor intern gebruik een stijging te zien van 15 %. Omdat interne afnemers niet zelf een leverancier kunnen kiezen, lijkt deze stijging overeen te stemmen met de potentiële stijging op de vrije markt in afwezigheid van dumping.

Tabel 3 Verkoop vrije markt

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4 Interne verkoop

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(53) Het aandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vrije markt daalde in de beoordelingsperiode met 6 procentpunten, namelijk van 70 % tot 64 %, waaruit blijkt dat deze bedrijfstak niet volledig kon profiteren van de positieve ontwikkeling van de markt. Het verlies van marktaandeel komt overeen met de toename van het marktaandeel van de producten uit de Verenigde Staten (zie overweging 42).

Tabel 5

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Prijzen

(54) De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de totale markt (de vrije markt en het interne gebruik) stegen in de beoordelingsperiode met 12 %. Hoewel de prijzen in 2000 met 5 % en in 2001 met 8 % stegen, bleven zij, over de gehele periode genomen, stabiel en daalden zij in het onderzoektijdvak zelfs iets ten opzichte van 2001. De prijzen op de vrije markt en voor intern gebruik waren ongeveer gelijk (zie overweging 33).

Winstgevendheid

(55) De gewogen gemiddelde winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg van 4,4 % in 1999 tot 7,5 % in het onderzoektijdvak.

(56) Hoewel de ontwikkeling van de winstgevendheid op het eerste gezicht positief lijkt, blijkt bij nader onderzoek dat in feite onvoldoende winst wordt gemaakt. Er moet vooral worden gelet op de bijzondere aard van het betrokken product waarop in het algemeen aanzienlijk hogere winsten worden gemaakt dan op roestvrijstalen producten in het algemeen. De doorgaans hogere winsten op het betrokken product zijn het gevolg van de volgende factoren:

- De markt waarvoor het betrokken product is bestemd (hoofdzakelijk de markt voor uitlaatsystemen voor de auto-industrie) wordt gekenmerkt door een over het algemeen stabiele vraag die weinig gevoelig is voor de gebruikelijke conjunctuurschommelingen. Het betrokken product bevat geen of zeer weinig nikkel, waardoor het goedkoper is dan andere roestvrijstalen producten waarvan het gehalte aan nikkel doorgaans hoger is. De lage kosten van het betrokken product, vergeleken met andere soorten roestvrij staal, betekent dat het een zeer geschikt vervangingsproduct is in recessieperioden. Terwijl de totale autoproductie in de Europese Unie in de beoordelingsperiode stagneerde (16978400 in 1999 en 16943700 in 2002), steeg het verbruik van het betrokken product met 16 %, zoals vermeld in overweging 41. Dit betekent dat de afnemers van het betrokken product en de bedrijven die bij deze afnemers aankopen grotere hoeveelheden van het betrokken product hebben aangekocht, terwijl de aankoop van de duurdere soorten roestvrij staal omlaag ging. Deze conclusie werd tijdens het onderzoek bevestigd door de ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen.

- Zoals reeds vermeld wordt aan het betrokken product ten hoogste een zeer kleine hoeveelheid nikkel toegevoegd. De prijs van nikkel is zeer volatiel, hetgeen tot lagere winstmarges kan leiden.

(57) Het verschil in winstgevendheid blijkt ook uit de huidige verschillen in winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de algemene productie van roestvrij staal enerzijds en voor het betrokken product anderzijds (zie tabel hieronder).

Tabel 6

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(58) De markt voor het betrokken product wordt derhalve gekenmerkt door meer stabiele winst- en prijsniveaus.

Kasstroom, rendement van de investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken

(59) De gegevens over de kasstroom en het rendement van de investeringen hebben betrekking op de totale productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat twee ondernemingen geen gegevens konden verschaffen over uitsluitend het betrokken product.

(60) Op deze basis liet de totale nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten een stijging zien van - 22357710 EUR in 1999 tot 188109683 EUR in het onderzoektijdvak.

Tabel 7

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(61) Deze ontwikkeling kwam overeen met de kasstroom in verband met het betrokken product waarvoor één onderneming afzonderlijke gegevens had. Er kan evenwel geen zinvolle conclusie worden getrokken over de kasstroom die door het betrokken product wordt gegenereerd, omdat twee ondernemingen hun productielijnen ook gebruiken voor de productie van andere producten van roestvrij staal en de afschrijving niet aan elk afzonderlijk product kon worden toegewezen. Het gemiddeld rendement van de investeringen voor de drie ondernemingen steeg van 3,6 % in 1999 tot 6,9 % in het onderzoektijdvak.

Tabel 8

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(62) De schulden van de ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen werden hoofdzakelijk gefinancierd door de eigen groep, hetgeen erop wijst dat het vermogen om kapitaal aan te trekken niet rechtstreeks is gekoppeld aan de jaarresultaten van de ondernemingen en hun solvabiliteit. De ontwikkeling van deze indicator is dan ook niet relevant voor de schadebeoordeling. Het aandelenkapitaal is evenmin een financieringsbron omdat geen van de drie ondernemingen op de aandelenbeurs of op een secundaire markt is genoteerd.

Voorraden

(63) De ontwikkeling van de voorraden is in dit geval geen relevante schade-indicator. De bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigt het betrokken product alleen op order en houdt derhalve geen voorraden aan, behalve voor de levering of om logistieke redenen en dan ook alleen in te verwaarlozen hoeveelheden. De voorraden stijgen en dalen alleen om logistieke redenen en wijzen niet op een verslechtering van de markt.

Werkgelegenheid en lonen

(64) De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde in de beoordelingsperiode met 12 %. De totale loonsom steeg in die periode met 5 %.

Productiviteit

(65) De productiviteit voor de markt in zijn geheel steeg in de beoordelingsperiode met 31 %. Zij steeg in 2000 met 17 %, bleef vrijwel stabiel in 2001 en steeg in het onderzoektijdvak opnieuw met 14 %, als gevolg van de aanzienlijke investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 49).

Groei

(66) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vrije markt daalde met 6 %, hetgeen betekent dat deze toename sterk achterbleef bij de groei van de markt (met 16 %).

Omvang van de dumpingmarge

(67) De gevolgen van de omvang van de dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kan, gezien de hoeveelheden waarin het betrokken product uit de Verenigde Staten werd ingevoerd en de prijzen waartegen deze producten werden verkocht, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

6. Conclusie inzake schade

(68) De invoer uit de Verenigde Staten is zowel absoluut als in termen van marktaandeel aanzienlijk toegenomen. In de beoordelingsperiode steeg het marktaandeel van het betrokken product uit de Verenigde Staten met 6 à 8 procentpunten. Voorts oefende deze invoer een neerwaartse druk uit op de prijzen, hetgeen onder meer blijkt uit de aanzienlijke prijsonderbieding wanneer de Amerikaanse exporteur en de bedrijfstak van de Gemeenschap bij dezelfde afnemers orders trachtten te verwerven.

(69) Hoewel veel economische indicatoren een positieve trend vertonen (prijzen, winstgevendheid, verkoop, investeringen, kasstroom, rendement van investeringen, capaciteit, productiviteit) blijkt bij nadere analyse dat er aanmerkelijke schade is. Allereerst is de marktpositie van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk verzwakt, hetgeen blijkt uit een groot verlies aan marktaandeel. Voorts zijn de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak gedaald, hetgeen tot lagere winsten heeft geleid dan in 1997 toen er nog geen dumping was, ondanks de aanzienlijke verbetering van de productiviteit als gevolg van investeringen en de inkrimping van het personeelsbestand. Uit de dumpingmarge van 69,7 % blijkt voorts dat de producent/exporteur, om een einde te maken aan dumping, zijn exportprijs met 69,7 % zou moeten verhogen, hetgeen tot een aanzienlijke daling van zijn marktaandeel zou leiden. Redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in dat geval het volledige marktaandeel van de producent/exporteur, of een groot deel hiervan, zou kunnen overnemen. Tot slot wordt erop gewezen dat de prijzen bij verkoop voor intern gebruik eveneens door dumping worden beïnvloed. Bij contract is namelijk vastgelegd dat de prijzen voor de interne afnemers met die op de markt moeten overeenstemmen. Omdat de ondernemingen deel uitmaken van dezelfde groep als de bedrijfstak van de Gemeenschap bleek dat deze bedrijfstak, om het concurrentievermogen van de groep niet in gevaar te brengen, prijzen in rekening bracht die niet afweken van die voor onafhankelijke afnemers.

(70) Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden.

D. OORZAKELIJK VERBAND

1. Inleiding

(71) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van het betrokken product uit de Verenigde Staten schade heeft geleden die als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode ook schade had kunnen lijden werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade die door deze andere factoren was veroorzaakt aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

(72) De invoer uit de Verenigde Staten steeg in de beoordelingsperiode met 127 % qua omvang en met 6 à 8 procentpunten qua marktaandeel. De prijzen van het betrokken product uit de Verenigde Staten onderboden die van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie de overwegingen 44 en volgende) met 13,2 %.

(73) De gevolgen van de invoer met dumping blijken ook uit het besluit van een aantal afnemers, die in het onderzoektijdvak goed waren voor 13 % van het totale verbruik, om niet bij de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar bij Amerikaanse producenten aan te kopen. Hoewel deze afnemers in het begin van de beoordelingsperiode slechts geringe hoeveelheden in de Verenigde Staten aankochten, zijn hun aankopen nu opgelopen tot 47 % van de uitvoer van de enige medewerkende Amerikaanse producent naar de Gemeenschap. Hieruit blijkt dat de Amerikaanse producent zijn marktaandeel in de beoordelingsperiode ten koste van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft vergroot.

(74) Het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 6 procentpunten in de beoordelingsperiode kwam overeen met de stijging van het marktaandeel van het betrokken product uit de Verenigde Staten. Het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap was met name sterk in 2001, toen zijn marktaandeel met 5 procentpunten afnam ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de invoer uit de Verenigde Staten in dat jaar met 6 à 7 procentpunten toenam. De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor intern gebruik is daarentegen sinds 2000 stabiel gebleven.

(75) Het verlies van marktaandeel en het ontoereikende prijsniveau vielen tevens samen met de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, die blijkt uit onvoldoende winsten en de ongunstige ontwikkeling van lonen en werkgelegenheid.

3. Gevolgen van andere factoren

Invoer uit andere derde landen

(76) De invoer uit andere derde landen steeg van 1425 ton in 1999 tot 5893 ton in het onderzoektijdvak, terwijl het marktaandeel van die producten steeg van 0,9 % in 1999 tot 3,2 % in het onderzoektijdvak. Het grootste deel van deze invoer kwam uit Japan. Volgens Eurostat waren de gemiddelde prijzen van het betrokken product uit derde landen hoger dan de prijzen van het betrokken product uit de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap kan dan ook geen schade hebben geleden door de invoer uit anndere derde landen.

Niet-klagende EG-producenten

(77) In het onderzoektijdvak hadden de niet-klagende EG-producenten van het betrokken product een marktaandeel van ongeveer 18 %. In de beoordelingsperiode daalde hun verkoopvolume met 4 % en hun marktaandeel met 4 procentpunten. Voorts zijn de gemiddelde prijzen van de niet-klagende producenten ongeveer gelijk aan de gemiddelde prijzen van de klagende producenten. Dit duidt erop dat zij zich in eenzelfde situatie bevinden als de bedrijfstak van de Gemeenschap, d.w.z. zij hebben door invoer met dumping schade geleden. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen aanmerkelijke schade hebben geleden door de andere EG-producenten.

Kwaliteit en servicevoordelen van het betrokken product uit de Verenigde Staten

(78) Het onderzoek wees uit dat het betrokken product uit de Verenigde Staten geen substantiële kwalitatieve of technische voordelen had.

(79) Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen voorraden aanhoudt van het betrokken product omdat dit op order op zeer korte termijn wordt vervaardigd, houdt niet in dat de levertijd langer is dan bij invoer uit de Verenigde Staten. Er zijn derhalve geen aanwijzingen dat de aanmerkelijke schade zou zijn veroorzaakt doordat het product uit de Verenigde Staten voordelen had op het gebied van kwaliteit of service.

4. Conclusie inzake oorzakelijk verband

(80) Daar de stijging van het invoervolume uit de Verenigde Staten, van het marktaandeel van het product uit de Verenigde Staten en de prijsonderbieding samenviel met de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden door de invoer met dumping uit de Verenigde Staten.

(81) Voorts komt de ontoereikende ontwikkeling op de vrije markt niet tot uiting in de verkoop voor intern gebruikt. Hierdoor stagneerden de prijzen en werden onvoldoende winsten gemaakt. De schade komt dan ook vooral tot uiting op de vrije markt waar de bedrijfstak van de Gemeenschap rechtstreeks met de Amerikaanse producenten moet concurreren. De indicatoren van het interne gebruik, waar de Amerikaanse producenten niet rechtstreeks concurreren met de bedrijfstak van de Gemeenschap, duiden op een positieve trend.

(82) Uit een analyse van de aankopen van twee belangrijke afnemers bleek dat deze in de beoordelingsperiode steeds meer orders hebben geplaatst bij de Amerikaanse leverancier in plaats van bij de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(83) De voorlopige conclusie is ook dat de niet-klagende EG-producenten geen schuld kunnen hebben gehad aan de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, daar hun antwoorden op de vragenlijst van de Commissie erop wijzen dat zij ook schade hebben geleden door invoer met dumping. Voorts bleek bij het onderzoek dat het betrokken product uit de Verenigde Staten geen substantiële kwalitatieve of technische voordelen had ten opzichte van het EG-product.

(84) Er werden geen andere factoren gevonden die de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap konden verklaren.

(85) Omdat de Commissie alle bekende factoren van elkaar heeft gescheiden en geanalyseerd en voorlopig heeft vastgesteld dat geen van de factoren van dien aard was dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen dumping en schade, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de Verenigde Staten de oorzaak was van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

E. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Inleiding

(86) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of antidumpingmaatregelen zouden indruisen tegen het algemene belang van de Gemeenschap. Het algemene belang van de Gemeenschap werd vastgesteld door een beoordeling van alle betrokken belangen, dat wil zeggen die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, van de importeurs en handelaars en de bedrijven die het betrokken product verwerken.

(87) Om de mogelijke gevolgen van het al dan niet instellen van maatregelen te kunnen beoordelen, heeft de Commissie de haar betrokken belanghebbenden om informatie gevraagd door vragenlijsten te zenden naar de bedrijven die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, de drie andere EG-producenten, zeven importeurs, tien bedrijven die het betrokken product verwerken en zestien toeleveranciers. De drie producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de drie andere EG-producenten, zes gelieerde importeurs en zeven verwerkende bedrijven hebben de vragenlijst beantwoord.

(88) Vervolgens werd onderzocht of er ondanks de conclusies inzake dumping, de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en het oorzakelijk verband, dwingende redenen waren die tot de conclusie leidden dat het niet in het algemene belang van de Gemeenschap was om in dit geval maatregelen te nemen.

2. Bedrijfstak van de Gemeenschap

(89) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft aanmerkelijke schade geleden zoals werd uiteengezet in de overwegingen 68 en volgende.

(90) Door antidumpingmaatregelen zal de bedrijfstak van de Gemeenschap weer de winst kunnen maken die normalerwijze, in afwezigheid van dumping, mogelijk was geweest en zal deze bedrijfstak weer van de ontwikkelingen op de EG-markt kunnen profiteren.

(91) Wanneer geen antidumpingmaatregelen worden genomen zullen de negatieve ontwikkelingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap doormaakt waarschijnlijk voortduren: met name het marktaandeel zal verder krimpen en de winst zal lager blijven dan de winst die normalerwijze, in afwezigheid van dumping, op het betrokken product kan worden gemaakt.

3. Verwerkende bedrijven

(92) De bedrijven die het betrokken product verwerken zijn hoofdzakelijk producenten van uitlaten voor auto's. Deze producenten bevinden zich hoofdzakelijk in het Verenigd Koninkrijk, Italië, Duitsland, Frankrijk, Nederland en België. De medewerkende verwerkende bedrijven waren in het onderzoektijdvak goed voor slechts 24 % van het verbruik op de vrije markt. Zij waren in het onderzoektijdvak echter ook goed voor 91 % van de totale invoer uit de Verenigde Staten. Hoewel de informatie die de medewerkende bedrijven verstrekten weliswaar representatief was voor de situatie van bedrijven die het product uit de Verenigde Staten betrekken, was het aan de hand daarvan toch niet mogelijk een nauwkeurig beeld te krijgen van de overige verwerkende bedrijven die het product in mindere mate uit de Verenigde Staten betrekken. Bij deze analyse dient daarom met deze beperking rekening te worden gehouden.

(93) Alle medewerkende verwerkende bedrijven waren tegen de instelling van antidumpingmaatregelen en voerden aan dat zij daardoor verliezen zouden lijden waardoor zij zich wellicht gedwongen zouden zien hun activiteiten buiten de Gemeenschap te verplaatsen.

(94) Het betrokken product maakt gemiddeld 15 % uit van de totale productiekosten van uitlaten. Zoals in overweging 42 vermeld, had het betrokken product uit de Verenigde Staten in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 12 à 14 %. In het ergste geval, wanneer de importeurs het volledige bedrag van de rechten in de prijzen zouden doorberekenen, en rekening houdend met het huidige marktaandeel van het betrokken product uit de Verenigde Staten, zouden de totale productiekosten van de producenten van uitlaten met ongeveer 0,4 % stijgen.

(95) Antidumpingmaatregelen zouden bovendien niet leiden tot een te klein aanbod van het betrokken product, omdat die maatregelen niet ten doel hebben een einde te maken aan de invoer van het betrokken product uit de Verenigde Staten, doch enkel aan de oneerlijke concurrentie. Zoals reeds vermeld, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn investeringen in faciliteiten en machines voor de productie van het betrokken product met 43 % verhoogd. Met name één onderneming (de grootste wat verkoopvolume betreft), heeft haar productiecapaciteit in de beoordelingsperiode met 41 % verhoogd. Zelfs indien de Amerikaanse producenten het betrokken product niet langer zouden uitvoeren, zijn de EG-producenten de voornaamste leveranciers van het betrokken product ter wereld en hebben zij in het verleden voldoende capaciteit kunnen creëren om een eventuele stijging van de vraag het hoofd te kunnen bieden.

4. Onafhankelijke importeurs

(96) Een aantal importeurs die geen banden zouden hebben met de exporteurs hebben eveneens een vragenlijst ontvangen. Geen van hen heeft deze beantwoord. Gezien het gebrek aan medewerking wordt voorlopig vastgesteld dat onafhankelijke importeurs geen negatieve gevolgen van betekenis zouden ondervinden van de instelling van antidumpingmaatregelen.

5. Concurrentie en handelsverstorende gevolgen

(97) De Amerikaanse onderneming voerde aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zeer geconcentreerd is en zich in het verleden al schuldig heeft gemaakt aan concurrentiebeperkend gedrag. Het concentratieniveau zou door antidumpingmaatregelen echter niet worden gewijzigd. Zelfs indien een onderneming een sterke positie heeft op de markt, betekent dit niet automatisch dat hiervan ook misbruik wordt gemaakt.

(98) Voorts moet worden onderstreept dat antidumpingmaatregelen ten doel hebben voor eerlijke handelsvoorwaarden op de EG-markt te zorgen en niet marktdeelnemers uit te sluiten of het aantal te beperken.

(99) Er zijn zes producenten van het betrokken product in de Gemeenschap:

- Ugine S.A, Frankrijk,

- Ugine & ALZ België NV, België,

- ThyssenKrupp Acciai Speciali Terni SpA, Italië,

- ThyssenKrupp Nirosta GmbH, Duitsland,

- Acerinox SA, Spanje,

- Avesta Polarit Oyj Abp, Verenigd Koninkrijk.

(100) Van de hierboven vermelde ondernemingen horen Ugine Frankrijk en Ugine ALZ België enerzijds, en ThyssenKrupp Terni en ThyssenKrupp Nirosta anderzijds tot dezelfde groep van ondernemingen (Arcelor en Thyssen Krupp Steel).

(101) Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep niet met elkaar concurreren, is er toch een behoorlijke concurrentie in de Gemeenschap, omdat er nog steeds vier aanbieders zijn van het betrokken product die wel met elkaar concurreren.

(102) Zelfs in het extreme geval dat de ondernemingen in de Verenigde Staten besluiten het betrokken product niet langer uit te voeren indien antidumpingmaatregelen worden genomen, dan is er nog steeds voldoende concurrentie tussen de verschillende EG-producenten, omdat er dan nog steeds verschillende aanbieders zijn en, wellicht nog belangrijker, het aanbod uit Japan zou kunnen toenemen.

(103) Voorts kon niet worden aangetoond dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode de concurrentie had beperkt.

6. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(104) Gelet op het voorgaande wordt voorlopig vastgesteld dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen te nemen.

F. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1. Schademarge

(105) De voorlopige antidumpingmaatregelen moeten hoog genoeg zijn om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap door dumping heeft geleden, maar mogen de vastgestelde dumpingmarges niet overschrijden. Bij de berekening van het bedrag van het recht dat nodig is om een einde te maken aan de gevolgen van de schadeveroorzakende dumping, werd geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn kosten zou moeten kunnen dekken en een algemene winst vóór belasting zou moeten kunnen maken die redelijkerwijze, bij normale concurrentievoorwaarden, dat wil zeggen in afwezigheid van dumping, zou kunnen worden gemaakt.

(106) Bij het onderzoek bleek dat de producenten van roestvrijstalen producten in de Gemeenschap als gevolg van een verlaging van de productiekosten en een verhoging van de productiviteit in de afgelopen vijf jaar een aanzienlijke winst konden boeken. Op het betrokken product worden normalerwijze meer stabiele en hogere winsten gemaakt dan in de roestvrijstaalsector in het algemeen, zoals vermeld in overweging 56.

(107) In afwezigheid van dumping (in 1997) maakte de bedrijfstak van de Gemeenschap een winst van 8,35 % op het betrokken product. Zoals vermeld in overweging 51 heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap na 1997 nog aanzienlijke investeringen gedaan in productietechnologie die tot een aanzienlijke verlaging van de kosten en een aanzienlijke verhoging van de productiviteit (+ 31 % in de beoordelingsperiode) hebben geleid.

(108) Gezien de bijzondere aard van het betrokken product en de markt waarvoor het is bestemd, zoals beschreven in overweging 56 en volgende, is de winst op dit product in het algemeen hoger dan op andere roestvrijstaalproducten die meer gevoelig zijn voor conjunctuurschommelingen. Zoals in overweging 69 vermeld, kan bovendien redelijkerwijze worden gesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, in afwezigheid van dumping, meer zou hebben verkocht, en dus geproduceerd, waardoor de kosten als gevolg van schaalvoordelen lager zouden zijn geweest.

(109) In afwezigheid van dumping (in 1997) maakte de bedrijfstak van de Gemeenschap een winst van 8,35 % op het betrokken product. Na 1997 deed deze bedrijfstak echter aanzienlijke investeringen in nieuwe productiefaciliteiten en productielijnen met geavanceerde technologie zodat de rechtstreekse productiekosten omlaag gingen en de productiviteit aanzienlijk steeg. Zoals in overweging 65 vermeld, steeg de productiviteit in de beoordelingsperiode met 31 %. In afwezigheid van dumping had de winst waarschijnlijk hoger kunnen zijn dan de 8,35 % die in 1997 werd gemaakt.

(110) De Commissie is dan ook voorlopig van oordeel dat voor het betrokken product mag worden uitgegaan van een winstmarge van 9 % vóór belasting, omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap, in afwezigheid van dumping en vóór de aanzienlijke investeringen, reeds een winst had gemaakt van 8,35 %.

(111) De nodige prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld aan de hand van een vergelijking, in hetzelfde handelsstadium, van de gewogen gemiddelde invoerprijs (zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding) met de niet-schadeveroorzakende prijs van het betrokken product bij verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt. Evenals bij de berekening van de prijsonderbieding werd de berekening van de schademarge uitgevoerd op basis van vergelijkbare soorten die aan dezelfde afnemers waren verkocht.

(112) De niet-schadeveroorzakende prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap te corrigeren, rekening houdend met de hierboven vermelde winstmarge van 9 %. Het hieruit voortvloeiende verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de totale cif-invoerwaarde.

2. Voorlopige maatregelen

(113) In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld op het betrokken product uit de Verenigde Staten, dat in overeenstemming is met de schademarge omdat deze lager is dan de dumpingmarge.

(114) Op basis van het bovenstaande zijn de voorlopige rechten als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(115) Het bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrecht is gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Het weerspiegelt de situatie die tijdens het onderzoek voor die onderneming werd vastgesteld. Dit recht (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") is dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde onderneming (rechtspersoon) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde onderneming, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor "alle overige ondernemingen" geldt.

(116) Verzoeken in verband met de toepassing van een specifiek voor een onderneming geldend antidumpingrecht bijvoorbeeld na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen dienen onverwijld aan de Commissie(6) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

G. SLOTBEPALING

(117) Gelet op de beginselen van een behoorlijk bestuur, dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bekend hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen inzake het vaststellen van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de eventuele vaststelling van definitieve maatregelen herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde platte producten van roestvrij staal, niet verder bewerkt dat koudgewalst, bevattende minder dan 0,15 % koolstof en 10,5 % of meer, doch ten hoogste 18 % chroom, en minder dan 2,5 % nikkel in de genormaliseerde kwaliteiten AISI 409/409L (EN 1.4512), AISI 441 (EN 1.4509) en AISI 439 (EN 1.4510), ingedeeld onder de GN-codes ex 7219 31 00 (Taric code 7219 31 00*10 ), ex 7219 32 90 (Taric-code 7219 32 90*10 ), ex 7219 33 90 (Taric-code 7219 33 90*10 ), ex 7219 34 90 (Taric-code 7219 34 90*10 ), ex 7219 35 90 (Taric-code 7219 35 90*10 ), ex 7220 20 10 (Taric-code 7220 20 10*10 ), ex 7220 20 39 (Taric-code 7220 20 39*10 ), ex 7220 20 59 (Taric-code 7220 20 59*10 ) en ex 7220 20 99 (Taric-code 7220 20 99*10 ), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

2. Het voorlopig antidumpingrecht voor het in lid 1 genoemde product is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Het in lid 1 bedoelde product kan in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

4. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen van het communautair douanewetboek en de hiermee verband houdende wetgeving van toepassing.

Artikel 2

1. Onverminderd artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken om mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

2. Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken te worden gehoord in verband met de analyse van het belang van de Gemeenschap en kunnen zij opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 september 2003.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1.

(3) PB C 314 van 17.12.2002, blz. 3.

(4) Om redenen van vertrouwelijkheid worden geen exacte cijfers gegeven.

(5) In het onderzoektijdvak waren zij goed voor 13 % van het totale verbruik en voor 47 % van de aankopen bij de enige Amerikaanse onderneming die medewerking verleende.

(6) Europese Commissie Directoraat-generaal Handel

J-79 05/16

Wetstraat 200 B - 1049 Brussel

Top