Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1392

    Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie van 9 juli 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

    PB L 187 van 10.7.2001, p. 19–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2004; opgeheven door 32004R0595

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1392/oj

    32001R1392

    Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie van 9 juli 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

    Publicatieblad Nr. L 187 van 10/07/2001 blz. 0019 - 0028


    Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie

    van 9 juli 2001

    houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 603/2001 van de Commissie(2), en met name op artikel 11,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Om rekening te houden met de nieuwe bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1256/1999(3), en met de in de loop der jaren opgedane ervaring, moeten sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1255/98(5), alsmede van Beschikking 93/673/EG van de Commissie van 10 december 1993 tot vaststelling van de forfaitaire verlaging van de voorschotten op de afrekening van de landbouwuitgaven bij nalatigheid ten aanzien van de bepalingen inzake de indiening van de jaarlijkse vragenlijst over de toepassing van de bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad ingestelde regeling inzake de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(6), worden gewijzigd en, in voorkomend geval, worden vereenvoudigd. Nu deze bepalingen worden gewijzigd dient ter wille van de duidelijkheid tot een algehele herziening van de verordening te worden overgegaan, waarbij de bepalingen van de genoemde beschikking daarin worden opgenomen.

    (2) Deze verordening heeft betrekking op de aanvullende elementen die nodig zijn om de eindafrekening van de heffing voor de producent te kunnen opmaken, op de maatregelen om te garanderen dat de heffing tijdig wordt betaald, en op de controlevoorschriften die het mogelijk maken na te gaan of de heffing volgens de regels is geïnd.

    (3) Zo dient te worden bepaald welke kenmerken van de melk als representatief worden beschouwd, dient met name te worden aangegeven hoe bij de eindafrekening voor de geleverde hoeveelheden rekening wordt gehouden met het vetgehalte. Daarbij dient te worden uitgegaan van een referentievetgehalte, waarvoor, evenals voor de bijbehorende individuele referentiehoeveelheid, de op 31 maart 2002 geldende waarde in aanmerking moet worden genomen. Er moeten bijzondere bepalingen worden vastgesteld voor het geval dat de referentiehoeveelheid voor leveringen hetzij is verhoogd, hetzij is berekend door omzetting van een referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop. De ervaring heeft tot slot geleerd dat de regels die moeten worden toegepast op gevallen van melkproducenten die hun activiteiten beginnen, zeer nauwkeurig moeten worden vastgesteld.

    (4) Het is dienstig duidelijk vast te leggen dat individuele correcties naar beneden in verband met het vetgehalte van de geleverde melk in geen geval ertoe kunnen leiden dat over een hoeveelheid waarmee de totale gegarandeerde hoeveelheid in een lidstaat wordt overschreden, geen heffing wordt betaald.

    (5) Om ervoor te zorgen dat de regeling goed functioneert, is het volstrekt noodzakelijk te controleren of de door de kopers of producenten meegedeelde gegevens juist zijn en of de verschuldigde heffingsbedragen vóór 1 september zijn betaald, en daarnaast de heffing daadwerkelijk af te wentelen op de voor de overschrijding van de nationale referentiehoeveelheden verantwoordelijke producenten. Het lijkt in dit verband zinvol de rol van de lidstaten ten aanzien van de controlemaatregelen en ten aanzien van de sancties die zij moeten instellen om ervoor te zorgen dat de heffing op de juiste wijze wordt geïnd, te versterken. Ook moet nader worden bepaald binnen welke termijn de controles moeten plaatsvinden en hoeveel controles moeten worden gehouden om binnen een bepaalde termijn te kunnen nagaan of de regeling door alle betrokken partijen wordt nageleefd. Derhalve moeten bij niet-naleving van deze fundamentele eisen sancties worden opgelegd.

    (6) Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 moet de Commissie de criteria vaststellen op grond waarvan prioritaire categorieën producenten in aanmerking kunnen komen voor terugbetaling van heffingsbedragen indien de lidstaat het passend heeft geacht de ongebruikte hoeveelheden op zijn grondgebied niet volledig opnieuw toe te wijzen. Alleen wanneer deze criteria in een lidstaat niet volledig toepassing kunnen vinden, kan deze lidstaat worden gemachtigd om, in overleg met de Commissie, andere criteria te hanteren.

    (7) Op grond van Verordening (EEG) nr. 3950/92 speelt de koper de belangrijkste rol bij de juiste uitvoering van de regeling. Het is dan ook van essentieel belang dat de lidstaten de kopers die op hun grondgebied werkzaam zijn erkennen en dat nadere bepalingen worden vastgesteld voor gevallen waarin de verordening niet door de kopers wordt nageleefd.

    (8) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Doel en werkingssfeer

    In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 vastgesteld ten aanzien van de berekening van de heffing, de betaling ervan, de controlemaatregelen en de mededelingen van de lidstaten.

    HOOFDSTUK II

    BEREKENING VAN DE HEFFING

    Artikel 2

    Definities en equivalenties

    1. Voor de berekening van de bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 ingestelde extra heffing wordt onder de in een lidstaat "op de markt gebrachte hoeveelheden melk of melkequivalent" in de zin van artikel 2, lid 1, van genoemde verordening iedere hoeveelheid melk of melkequivalent verstaan die een op het grondgebied van die lidstaat gelegen bedrijf verlaat.

    2. De hoeveelheden die door een producent voor be- of verwerking in het kader van een loonwerkcontract worden overgedragen, worden als een levering beschouwd.

    Bij levering van geheel of gedeeltelijk afgeroomde melk moet de producent ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijzen dat bij de vaststelling van de grondslag voor de eventuele heffing het melkvetgehalte is meegeteld. Wanneer dat bewijs niet wordt geleverd, wordt de melk voor de berekening van de heffing als volle melk aangemerkt.

    3. Voor het op de markt brengen van andere zuivelproducten stellen de lidstaten vast welke hoeveelheden melk voor de productie ervan zijn gebruikt. De daarbij te hanteren equivalenties zijn:

    a) 1 kg room = 0,263 kg melk x procentueel vetgehalte van de room, uitgedrukt in massa;

    b) 1 kg boter = 22,5 kg melk;

    c) voor kaas en alle andere zuivelproducten kunnen de lidstaten hetzij de equivalenties bepalen op basis van met name het drogestofgehalte en het vetgehalte van de betrokken soorten kaas of andere producten, hetzij de hoeveelheden melkequivalent forfaitair vaststellen op grond van het aantal melkkoeien van de producent en een voor het bestand representatieve gemiddelde melkgift per koe.

    Indien de producent ten genoegen van de bevoegde autoriteit de hoeveelheden die werkelijk voor de vervaardiging van de betrokken producten zijn gebruikt, kan aantonen, baseert de lidstaat zich op die bewezen hoeveelheden in plaats van uit te gaan van de bovenbedoelde equivalenties.

    4. De voor de berekening van de heffing toe te passen richtprijs is die welke op de laatste dag van het betrokken tijdvak van twaalf maanden geldt.

    Artikel 3

    Representatief vetgehalte

    1. De in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoelde kenmerken van de melk, waaronder het vetgehalte, zijn de kenmerken van de op 31 maart 2002 beschikbare individuele referentiehoeveelheid.

    Wanneer de individuele referentiehoeveelheid na de in de eerste alinea bedoelde datum wordt gewijzigd, zijn de bepalingen van de leden 2 tot en met 6 van toepassing.

    2. Het representatieve vetgehalte van de melk blijft ongewijzigd in geval van toewijzing van extra referentiehoeveelheden uit de nationale reserve.

    3. Wanneer op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 de referentiehoeveelheid voor leveringen wordt verhoogd of vastgesteld, wordt het representatieve vetgehalte van de in een referentiehoeveelheid voor leveringen omgezette hoeveelheid vastgesteld op 3,8 %.

    Het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid voor leveringen blijft echter ongewijzigd als de producent dit ten genoegen van de bevoegde autoriteit motiveert.

    4. Bij toepassing van de artikelen 6 en 7 en artikel 8, onder d) en e), van Verordening (EEG) nr. 3950/92 wordt het representatieve vetgehalte overgedragen met de bijbehorende referentiehoeveelheid.

    5. Bij toepassing van artikel 8, onder b), of artikel 8 bis, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3950/92, moet het totale representatieve vetgehalte van de toegekende of overgedragen referentiehoeveelheden ongewijzigd blijven ten opzichte van dat van de afgestane hoeveelheden. Hiertoe kan de hoeveelheid melk die beschikbaar is voor herverdeling of overdracht worden herberekend aan de hand van een bepaald vetgehalte, of kan, omgekeerd, het referentievetgehalte worden herberekend aan de hand van een bepaalde beschikbare hoeveelheid melk.

    6. In de in lid 3, eerste alinea, en in de leden 4 en 5, bedoelde gevallen is het daaruit resulterende representatieve vetgehalte gelijk aan het gemiddelde van het oorspronkelijke en het overgedragen of omgezette representatieve vetgehalte, gewogen aan de hand van de oorspronkelijke en de overgedragen of omgezette referentiehoeveelheid.

    7. Voor producenten die over een volledig uit de nationale reserve afkomstige referentiehoeveelheid beschikken en die na 1 april 1992 met hun activiteit zijn begonnen, geldt als representatief vetgehalte van de melk het gemiddelde vetgehalte van de melk die tijdens de eerste twaalf maanden van hun activiteit wordt geleverd.

    Indien het representatieve vetgehalte echter hoger ligt dan het nationale gemiddelde vetgehalte van de melk die in die lidstaat wordt opgehaald in de referentieperiode van twaalf maanden waarin zij met hun activiteit zijn begonnen, gelden de volgende bepalingen:

    a) de betrokken producenten komen slechts voor de in artikel 4, lid 1, derde alinea, bedoelde negatieve correctie in aanmerking indien zij daartoe de nodige bewijzen overleggen,

    b) bij toepassing van de artikelen 6 en 7, artikel 8, onder b), d) en e), en artikel 8 bis, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3950/92, wordt het representatieve vetgehalte van de overgedragen hoeveelheid verlaagd tot het bovenbedoelde nationale gemiddelde vetgehalte.

    Artikel 4

    Vergelijking van de vetgehalten

    1. Om de in artikel 5 bedoelde eindafrekening van de heffing op te stellen, wordt voor elke producent het gemiddelde vetgehalte van de door hem geleverde melk en/of melkequivalenten vergeleken met het representatieve vetgehalte waarover hij beschikt.

    Indien een positief verschil wordt geconstateerd, wordt de geleverde hoeveelheid melk of melkequivalent verhoogd met 0,18 % voor elke 0,1 gram melkvet meer per kilogram melk.

    Indien een negatief verschil wordt geconstateerd, wordt de geleverde hoeveelheid melk of melkequivalent verminderd met 0,18 % voor elke 0,1 gram melkvet minder per kilogram melk.

    Indien de geleverde hoeveelheid melk in liters wordt uitgedrukt, wordt op de aanpassing van 0,18 % per 0,1 gram melkvet de coëfficiënt 0,971 toegepast.

    2. Indien de totale leveringen in een lidstaat groter zijn dan de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde hoeveelheid, is de heffing verschuldigd over het verschil tussen de totale leveringen en de referentiehoeveelheid voor leveringen waarover de lidstaat beschikt.

    Artikel 5

    Afrekeningen van de leveringen

    1. Aan het einde van elk in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoeld tijdvak stelt de koper voor elke producent een afrekening vast waarin ten minste de hoeveelheid melk en/of melkequivalent die deze hem gedurende het tijdvak heeft geleverd en het desbetreffende vetgehalte worden aangegeven.

    Voor een schrikkeljaar wordt de hoeveelheid melk of melkequivalent verminderd met een zestigste van de in de maanden februari en maart geleverde hoeveelheden.

    2. De koper deelt jaarlijks vóór 15 mei aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat het overzicht van de afrekeningen van de producenten mee, waarin ten minste de totale hoeveelheid en het gemiddelde vetgehalte van de aan hem geleverde melk en/of melkequivalent is opgenomen, alsmede, indien de lidstaat dit verlangt, voor elke producent de referentiehoeveelheid en het representatieve vetgehalte per producent, de overeenkomstig artikel 4, lid 1, gecorrigeerde hoeveelheid, de som van de individuele referentiehoeveelheden en de gecorrigeerde hoeveelheden waarover deze producenten beschikken en het gemiddelde representatieve vetgehalte dat voor hen geldt.

    In voorkomend geval geeft de koper aan dat hij in de betrokken periode geen leveringen heeft ontvangen.

    3. Behoudens door de bevoegde autoriteit naar behoren vastgestelde overmacht, is de koper in geval van niet-inachtneming van de in lid 2 bedoelde termijn een bedrag per kalenderdag overschrijding verschuldigd dat gelijk is aan de heffing over een overschrijding met 0,01 % van de hem door de producenten geleverde hoeveelheden melk en melkequivalent. Indien deze hoeveelheden niet bekend zijn doordat er geen aangifte is, mogen zij door de bevoegde autoriteit worden geraamd. Het bedoelde bedrag mag niet minder dan 100 EUR en niet meer dan 100000 EUR bedragen.

    4. Indien de aangifte niet vóór 1 juli wordt ingediend, zijn na afloop van een termijn van 30 dagen na de aanmaning door de lidstaat, de in artikel 13, lid 3, vastgestelde sancties van toepassing, behalve in de in lid 4, tweede alinea, van hetzelfde artikel vastgestelde gevallen. Lid 3 van dit artikel blijft gedurende de aanmaningsperiode van toepassing.

    Artikel 6

    Aangiften rechtstreekse verkoop

    1. Wat de rechtstreekse verkoop betreft, neemt de producent aan het einde van elk in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoeld tijdvak in een aangifte, per product, de rechtstreeks aan de consument en/of aan groothandelaars, affineurs of kleinhandelaars verkochte hoeveelheden melk en/of andere zuivelproducten op.

    Voor een schrikkeljaar wordt de hoeveelheid melk of melkequivalent verlaagd met hetzij een zestigste van de in de maanden februari en maart rechtstreeks verkochte hoeveelheden, hetzij een driehonderdzesenzestigste van de in het betrokken tijdvak van twaalf maanden rechtstreeks verkochte hoeveelheden.

    2. De producent zendt jaarlijks vóór 15 mei zijn aangifte toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

    De lidstaat mag bepalen dat een producent die over een referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop beschikt, verplicht is om in voorkomend geval aan te geven dat hij in de betrokken periode geen melk heeft verkocht.

    3. De producent is in geval van niet-inachtneming van de in lid 2 bedoelde termijn een bedrag per kalenderdag overschrijding verschuldigd dat gelijk is aan de heffing over een overschrijding met 0,01 % van de referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop waarover hij beschikt. Dit bedrag mag niet minder dan 100 EUR en niet meer dan 1000 EUR bedragen.

    Als hij deze referentiehoeveelheid heeft overschreden en de nationale referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop ook is overschreden, is hij ook de heffing over de totale overschrijding verschuldigd en komt hij niet in aanmerking voor de eventuele verdeling van de niet-gebruikte referentiehoeveelheden als bedoeld in artikel 2, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3950/92.

    Als de producent een onjuiste aangifte heeft ingediend, legt de lidstaat hem de verplichting op een bedrag te betalen dat evenredig is aan de betrokken hoeveelheid melk en de ernst van de onregelmatigheid en dat ten hoogste gelijk is aan de theoretische heffing over de hoeveelheid melk die het gevolg is van de toegepaste correctie.

    4. Indien de aangifte niet vóór 1 juli wordt ingediend, is na afloop van een termijn van 30 dagen na de aanmaning door de lidstaat, het bepaalde in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van toepassing op de referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop van de betrokken producent. Lid 3, eerste alinea, van dit artikel blijft gedurende de aanmaningsperiode van toepassing.

    5. De in de leden 3 en 4 bedoelde sancties worden niet opgelegd, als de lidstaat vaststelt dat sprake is van overmacht, of dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of niet uit grove nalatigheid is begaan, of dat zij voor het functioneren van de regeling en de doeltreffendheid van de controles van zeer gering belang is.

    HOOFDSTUK III

    BETALING VAN DE HEFFING

    Artikel 7

    Kennisgeving van de heffing

    De bevoegde autoriteit geeft de koper of, in het geval van rechtstreekse verkoop, de producent, kennis of bevestiging van het bedrag van de verschuldigde heffing na al dan niet, naargelang het besluit van de lidstaat, de ongebruikte referentiehoeveelheden geheel of gedeeltelijk opnieuw te hebben toegewezen, hetzij rechtstreeks aan de betrokken producenten, hetzij aan de kopers met het oog op omslag over de betrokken producenten.

    Artikel 8

    Betalingstermijn

    1. De heffingplichtige koper of, in het geval van rechtstreekse verkoop, producent maakt jaarlijks vóór 1 september het verschuldigde bedrag aan de bevoegde autoriteit over volgens de door de lidstaat vastgestelde nadere voorschriften.

    2. Indien de betalingstermijn niet in acht wordt genomen, wordt over de verschuldigde bedragen jaarlijks een rente berekend tegen de driemaandelijkse referentierentevoet die op 1 september van het betrokken jaar geldt en die voor iedere lidstaat overeenkomstig bijlage II wordt vastgesteld, vermeerderd met één procentpunt.

    De in de eerste alinea bedoelde rente wordt gecrediteerd aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie.

    3. De lidstaten nemen de nodige aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat de verschuldigde heffing binnen de voorgeschreven termijn aan de Gemeenschap wordt betaald overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie(7).

    4. Indien uit het in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 296/96 bedoelde dossier dat de lidstaten maandelijks bij de Commissie indienen, blijkt dat deze termijn niet in acht is genomen, verlaagt de Commissie de voorschotten op afrekening van de landbouwuitgaven naar rata van het verschuldigde bedrag of het geraamde verschuldigde bedrag.

    Artikel 9

    Criteria voor de verdeling van het teveel aan heffing

    1. De lidstaten bepalen in voorkomend geval de in artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoelde prioritaire categorieën producenten aan de hand van een of meer van de volgende objectieve criteria, in volgorde van prioriteit:

    a) de formele erkenning door de bevoegde autoriteit van de lidstaat dat de heffing, geheel of gedeeltelijk, ten onrechte is geheven;

    b) de geografische ligging van het bedrijf, in de eerste plaats de ligging in berggebieden als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad(8);

    c) de maximale veedichtheid van het bedrijf, die kenmerkend is voor extensivering van de dierlijke productie;

    d) de hoeveelheid waarmee de individuele referentiehoeveelheid is overschreden;

    e) de referentiehoeveelheid waarover de producent beschikt.

    2. Indien bij toepassing van de in lid 1 vastgestelde criteria de beschikbare financiële middelen voor een gegeven periode niet volledig worden opgebruikt, worden door de lidstaat na overleg met de Commissie andere objectieve criteria vastgesteld.

    HOOFDSTUK IV

    NATIONALE RESERVE

    Artikel 10

    Opneming in de nationale reserve

    Referentiehoeveelheden waarvoor geen individuele bestemming is of niet langer een individuele bestemming is, worden opgenomen in de nationale reserve als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3950/92. Referentiehoeveelheden voor leveringen en voor rechtstreekse verkoop worden afzonderlijk geboekt.

    HOOFDSTUK V

    CONTROLEMAATREGELEN

    Artikel 11

    Controles door de lidstaten

    1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de heffing op de hoeveelheden melk en melkequivalent die op de markt zijn gebracht boven de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoelde hoeveelheden, op de juiste wijze wordt geïnd en, in het geval van leveringen, op de betrokken producenten wordt afgewenteld.

    2. De lidstaten nemen de nodige aanvullende maatregelen om:

    a) de gevallen te controleren waarin overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3950/92 de melkproductie geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt en/of geheel of gedeeltelijk afstand wordt gedaan van de referentiehoeveelheid, indien de desbetreffende bepalingen worden toegepast;

    b) ervoor te zorgen dat de belanghebbenden worden geïnformeerd over de strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties op niet-naleving van het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 3950/92 en in deze verordening.

    3. De lidstaat verifieert door materiële controle of de op de markt gebrachte hoeveelheden melk en melkequivalent juist zijn geboekt en verricht daartoe controles op het vervoer van melk tijdens het ophalen bij bedrijven, en controleert met name ter plaatse:

    a) bij de kopers, de in artikel 5, lid 2, bedoelde afrekeningen of aangiften en de geloofwaardigheid van de in artikel 14, leden 2 en 3, bedoelde productboekhouding en geboekte leveringen, door toetsing aan de handels- en andere documenten waaruit blijkt hoe de opgehaalde hoeveelheden melk en melkequivalent zijn gebruikt;

    b) bij de producenten die rechtstreeks verkopen, de geloofwaardigheid van de in artikel 6, lid 1, bedoelde aangifte en van de in artikel 14, lid 5, bedoelde productboekhouding.

    Artikel 12

    Aantal controles en termijnen

    1. De in artikel 11, lid 3, bedoelde controles worden door de lidstaten georganiseerd op basis van een risicoanalyse waarbij met name rekening wordt gehouden met de aangiften dat geen verkoop heeft plaatsgevonden en met de niet-indiening van de afrekeningen als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2.

    2. Voor elk in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 bedoeld tijdvak, moeten de controles uiterlijk 21 maanden na de betrokken periode zijn voltooid. Per jaar wordt ten minste gecontroleerd:

    a) wat artikel 11, lid 3, onder a), betreft, 40 % van de voor de betrokken periode aangegeven hoeveelheid melk;

    b) wat artikel 11, lid 3, onder b), betreft, 5 % van het aantal betrokken producenten.

    Een controle wordt als voltooid beschouwd wanneer het betrokken controleverslag beschikbaar is.

    Elke koper moet ten minste eens in de vijf jaar worden gecontroleerd.

    Artikel 13

    Erkenning van de koper

    1. Om op het grondgebied van een lidstaat werkzaam te mogen zijn, moet een koper door de betrokken lidstaat erkend zijn.

    2. Onverminderd strengere bepalingen van de betrokken lidstaat, wordt een koper slechts erkend indien hij:

    a) aantoont handelaar te zijn in de zin van de nationale regelgeving;

    b) in de betrokken lidstaat over ruimten beschikt waar de productboekhouding, de registers en de overige in artikel 14, lid 2, bedoelde documenten door de bevoegde autoriteit kunnen worden geraadpleegd;

    c) zich ertoe verbindt de productboekhouding, de registers en de overige in artikel 14, lid 2, bedoelde documenten voortdurend bij te werken;

    d) zich ertoe verbindt ten minste eens per jaar de afrekeningen dan wel de aangifte als bedoeld in artikel 5, lid 2, aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toe te zenden.

    3. Onverminderd de door de betrokken lidstaat vastgestelde of vast te stellen sancties, wordt de erkenning ingetrokken indien niet meer aan de in lid 2, onder a) en b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Wanneer wordt geconstateerd dat de koper een onjuiste afrekening of aangifte heeft ingediend, of de in lid 2, onder c), bedoelde verplichting dan wel bij herhaling een andere, in Verordening (EEG) nr. 3950/92, in deze verordening of in de toepasselijke nationale regelgeving opgenomen verplichting niet is nagekomen, wordt de erkenning door de lidstaat ingetrokken of wordt een boete opgelegd waarvan het bedrag evenredig is aan de betrokken hoeveelheid melk en de ernst van onregelmatigheid.

    4. Op verzoek van de koper kan de erkenning worden hersteld na een periode van ten minste zes maanden, op voorwaarde dat een grondige nieuwe controle bevredigende resultaten oplevert.

    De in lid 3 bedoelde sancties worden niet toegepast, als de lidstaat vaststelt dat sprake is van overmacht, of dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of niet uit grove nalatigheid is begaan, of dat zij voor het functioneren van de regeling en de doeltreffendheid van de controles van zeer gering belang is.

    Artikel 14

    Verplichtingen van koper en producent

    1. De producent is verplicht zich ervan te vergewissen dat de koper aan wie hij levert, is erkend. De lidstaten kunnen sancties op de levering aan een niet-erkende koper vaststellen.

    2. De koper houdt de volgende documenten ter beschikking van de bevoegde autoriteit van de lidstaat gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het jaar van opstelling: een productboekhouding per tijdvak van twaalf maanden met, per producent, de naam en het adres en de in artikel 5, lid 2, bedoelde gegevens die, wat de geleverde hoeveelheden betreft, eens per maand of per periode van vier weken, en, wat de andere gegevens betreft, eens per jaar worden opgetekend, alsmede de handelsdocumenten, de correspondentie en andere aanvullende inlichtingen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad(9), aan de hand waarvan deze productboekhouding kan worden gecontroleerd.

    3. De koper is verantwoordelijk voor de boeking uit hoofde van de regeling inzake de extra heffing van alle aan hem geleverde hoeveelheden melk en/of andere zuivelproducten; in dit verband houdt hij de volgende documenten ter beschikking van de bevoegde autoriteit gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het jaar van opstelling: de lijst van kopers en be- of verwerkende bedrijven van melk of andere zuivelproducten die hem deze producten hebben geleverd, alsmede een overzicht, per maand, van de door elke leverancier geleverde hoeveelheid.

    4. De melk en/of de andere zuivelproducten gaan, wanneer zij bij de bedrijven worden opgehaald, vergezeld van een document waarmee de levering wordt geïdentificeerd. Daarnaast bewaart de koper een bewijsstuk van elke afzonderlijke levering gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het jaar van opstelling.

    5. De producent die rechtstreeks verkoopt, houdt de volgende documenten ter beschikking van de bevoegde autoriteit van de lidstaat gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het jaar van opstelling: een productboekhouding per tijdvak van twaalf maanden met de hoeveelheid rechtstreeks aan de consument en/of aan groothandelaars, affineurs of kleinhandelaars verkochte melk en/of zuivelproducten, per maand en per product, alsmede het register overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad(10) van de op het bedrijf voor de melkproductie gehouden dieren en de bewijsstukken die het mogelijk maken de bovenbedoelde productboekhouding te controleren.

    HOOFDSTUK VI

    MEDEDELINGEN EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 15

    Mededelingen

    1. De lidstaten doen de Commissie mededeling van:

    a) de voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3950/92 en van de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen en de eventuele wijzigingen daarvan, binnen een maand na de vaststelling van de betrokken maatregel of wijziging;

    b) hun met redenen omkleed besluit wanneer van het bepaalde in artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 gebruik wordt gemaakt;

    c) de overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3950/92 overgedragen hoeveelheden, jaarlijks vóór 1 maart;

    d) de resultaten en gegevens die nodig zijn voor de evaluatie van de krachtens artikel 8, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 3950/92 uitgevoerde maatregelen;

    e) de naar behoren ingevulde in bijlage I opgenomen vragenlijst, jaarlijks vóór 1 september;

    f) de methode of methoden die in het kader van deze verordening is, respectievelijk zijn, gebruikt om de massa te meten, of, in voorkomend geval, om de volumes om te rekenen in massa, de rechtvaardiging van de gekozen coëfficiënten en de precieze omstandigheden waarin deze van toepassing zijn, alsmede latere wijzigingen ervan.

    2. Bij niet-naleving van de bepalingen betreffende de in lid 1, onder e), bedoelde vragenlijst, houdt de Commissie overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad(11) een forfaitair bedrag in op de voorschotten bij afrekening van de landbouwuitgaven van de betrokken lidstaten. Dat bedrag is gelijk aan een percentage van de heffing voor een theoretische overschrijding van de betrokken totale referentiehoeveelheid, en wordt als volgt berekend:

    a) als de vragenlijst niet uiterlijk 1 september is ingediend of als de voor de berekening van de heffing essentiële gegevens ontbreken, 0,01 % per week waarmee de termijn is overschreden;

    b) als wordt geconstateerd dat de som van de geleverde of rechtstreeks verkochte hoeveelheden waarvan in de in lid 3 bedoelde bij gewerkte versies mededeling wordt gedaan, meer dan 10 % afwijkt van de gegevens in het oorspronkelijke antwoord op de vragenlijst, 0,1 %.

    3. Bij wijziging van de gegevens van de in lid 1, onder e), bedoelde vragenlijst, met name naar aanleiding van de controles waarin is voorzien bij artikel 11, wordt aan de Commissie vóór 1 december, 1 maart, 1 juni en 1 september van elk jaar een bijgewerkte versie van de vragenlijst toegezonden.

    Artikel 16

    Intrekking

    1. Verordening (EEG) nr. 536/93 en Beschikking 93/673/EG worden ingetrokken.

    2. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 536/93 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

    Artikel 17

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op 31 maart 2002.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 9 juli 2001.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1.

    (2) PB L 89 van 29.3.2001, blz. 18.

    (3) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 73.

    (4) PB L 57 van 10.3.1993, blz. 12.

    (5) PB L 173 van 18.6.1998, blz. 14.

    (6) PB L 310 van 14.12.1993, blz. 44.

    (7) PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5.

    (8) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

    (9) PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18.

    (10) PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

    (11) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

    BIJLAGE I

    >PIC FILE= "L_2001187NL.002602.TIF">

    BIJLAGE II

    >PIC FILE= "L_2001187NL.002702.TIF">

    BIJLAGE III

    Concordantietabel

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top