Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R2513

    Verordening (EG) Nr. 2513/97 van de Raad van 15 december 1997 waarbij het definitieve antidumpingrecht dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 op de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland wordt uitgebreid tot de invoer van kabel van filamenten van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland en waarbij het uitgebreide recht op de in het kader van Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie geregistreerde invoer van kabel wordt geïnd

    PB L 346 van 17.12.1997, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/2001

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/2513/oj

    31997R2513

    Verordening (EG) Nr. 2513/97 van de Raad van 15 december 1997 waarbij het definitieve antidumpingrecht dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 op de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland wordt uitgebreid tot de invoer van kabel van filamenten van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland en waarbij het uitgebreide recht op de in het kader van Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie geregistreerde invoer van kabel wordt geïnd

    Publicatieblad Nr. L 346 van 17/12/1997 blz. 0001 - 0006


    VERORDENING (EG) Nr. 2513/97 VAN DE RAAD van 15 december 1997 waarbij het definitieve antidumpingrecht dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 op de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland wordt uitgebreid tot de invoer van kabel van filamenten van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland en waarbij het uitgebreide recht op de in het kader van Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie geregistreerde invoer van kabel wordt geïnd

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

    Gelet op het voorstel dat door de Commissie was ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    (1) Op 19 april 1997 leidde de Commissie, bij Verordening (EG) nr. 693/97 (2) een onderzoek in, overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 384/96, hierna "de basisverordening" te noemen, naar de antidumpingrechten die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 van de Raad (3) op de invoer van stapelvezels van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland die naar verluidt door invoer uit hetzelfde land van kabel van filamenten van polyesters, die later in de Europese Gemeenschap tot stapelvezels van polyesters, hierna "PSF" te noemen, wordt verwerkt, worden ontweken en gaf zij de douaneautoriteiten de opdracht, ingevolge artikel 13, lid 3, van de basisverordening, de invoer van kabel van filamenten van polyesters, hierna "PFT" te noemen, te registreren. Dit onderzoek werd ingeleid na een klacht die was ingediend op 4 maart 1997 door het International Committee of Rayon and Synthetic Fibres (CIFRS) namens producenten in de Gemeenschap wier productie meer dan 90 % van de totale productie van stapelvezels van polyesters zou bedragen.

    (2) Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft is kabel van PFT, ingedeeld onder GN-code 5501 20 00, die wordt gebruikt om in de Gemeenschap te worden verwerkt tot PSF, dat momenteel wordt ingedeeld onder GN-code 5503 20 00.

    (3) De Commissie bracht de autoriteiten van Wit-Rusland officieel op de hoogte van de inleiding van het onderzoek en stuurde vragenlijsten naar de betrokken bedrijven in de Gemeenschap die in de klacht waren vermeld. Binnen de vastgestelde termijn maakten zich geen andere bedrijven bekend.

    (4) Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 maart 1997 (hierna "het onderzoektijdvak" genoemd).

    (5) De Commissie ontving volledige antwoorden van de volgende bedrijven:

    a) Duitsland

    - Barnet Europe W. Barnet GmbH & Ko. KG,

    - Rheinische Faser GmbH,

    - Kemokomplex GmbH;

    b) Italië

    - SALT & Co. Snc,

    - TA. SFI Snc,

    - SIMP Srl (vroeger FI.S. SpA).

    De Commissie verzocht om en onderzocht alle gegevens die zij noodzakelijk achtte en verrichtte verificaties in de in Italië gevestigde bedrijven en in een in Duitsland gevestigd bedrijf (Barnet).

    (6) Alle vermelde bedrijven maakten hun standpunten schriftelijk bekend en verzochten door de Commissie te worden gehoord hetgeen hun werd toegestaan.

    B. ONDERZOEKSGEBIED

    (7) In artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening is bepaald dat ingestelde antidumpingrechten kunne worden uitgebreid tot de invoer van soortgelijke producten of delen daarvan uit derde landen, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan waaruit blijkt dat ontwijking van de geldende maatregelen heeft plaatsgevonden.

    Het doel van onderhavig onderzoek is na te gaan of de antidumpingrechten op de invoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland worden ontweken door de invoer van PFT van oorsprong uit dat land die in de Gemeenschap tot PSF wordt verwerkt.

    (8) De importeurs en de verwerkers van het product hebben aangevoerd dat onderhavig onderzoek niet kon worden ingeleid ingevolge artikel 13 van de basisverordening omdat een onderzoek in het kader van die bepaling slechts mogelijk zou zijn ten aanzien van een "derde land" waardoor het niet van toepassing zou zijn op het exporterende land op uitvoer waarvan de antidumpingrechten waren ingesteld. Dit argument wordt van de hand gewezen omdat de term "derde land" die gebruikt wordt in artikel 13, lid 1, van de basisverordening, zoals in elke bestaande wetgeving, een ruim begrip is dat eenvoudig verwijst naar elk land buiten de Gemeenschap; de handel met een dergelijk land staat in tegenstelling tot de handel tussen twee of meer lidstaten van de Gemeenschap.

    (9) Er werd van uitgegaan dat de beweerde ontwijking diende te worden onderzocht op basis van de tweede zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. Het doel van dit onderzoek is vooral na te gaan of aan alle voorwaarden in die bepaling is voldaan zodat de antidumpingmaatregelen die van kracht zijn met betrekking tot PSF kunnen worden uitgebreid tot PFT ingevolge artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening.

    In dit opzicht dient er op te worden gewezen dat PFT en PSF dezelfde fundamentele fysische en chemische eigenschappen hebben. Het enige verschil tussen PFT en PSF is het gevolg van een eenvoudig snijproces. De ingevoerde PFT dient derhalve beschouwd te worden als een product dat enigszins werd gewijzigd om de antidumpingmaatregelen die momenteel van toepassing zijn op PSF te ontwijken. Verschillen van dergelijke aard die door zeer beperkte wijzigingen gecreëerd of geëlimineerd kunnen worden, veranderen niets aan het feit dat PSF en PFT essentieel hetzelfde product zijn. Dergelijke verschillen volstaan derhalve niet om PFT zonder betaling van antidumpingrechten te kunnen invoeren. Uit het onderzoek is ook gebleken dat alle PFT die uit Wit-Rusland werd ingevoerd gebruikt werd om tot PSF te worden versneden en niet om kamgaren te spinnen waaruit dan kamband wordt vervaardigd, de andere erkende toepassing van PFT. Het spinnen van kamgaren is een veel complexer proces dat speciale technologie vereist. Kamband wordt verkocht in een kleine en betrekkelijk stabiele marktniche waarin een hogere prijs kan worden gevraagd.

    Hoe het ook zij men mag niet uit het oog verliezen dat de ingevoerde PFT, zoals dat bij onderdelen die voor assemblage bestemd zijn het geval is, uiteindelijk eindigt als een product dat niet alleen soortgelijk is maar zelfs identiek aan de ingevoerde producten waarop het oorspronkelijk onderzoek van toepassing was, met name de PSF. Hoewel dus het proces waarbij PFT tot PSF wordt versneden geen assemblageproces is, is dit proces toch van dien aard dat het beschouwd dient te worden als een praktijk die bedoeld is om de geldende maatregelen te ontwijken.

    Uit het bovenstaande vloeit voort dat PFT en PSF soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    C. RESULTATEN

    1. Aard van de ontwijking

    (10) Uit het onderzoek is gebleken dat alle betrokken PFT vervaardigd wordt door een enkel bedrijf in Wit-Rusland en hoofdzakelijk via twee kanalen naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Het eerste kanaal is een Duitse handelaar die de PFT koopt van een exporteur in Wit-Rusland en grotendeels verkoopt aan een Italiaanse importeur. De op deze wijze ingevoerde PFT wordt vervolgens verwerkt tot PSF door Italiaanse onderaannemers en later door het Italiaanse bedrijf dat het product in de Gemeenschap invoert voor het grootste deel op de Italiaanse markt verkocht. Het tweede kanaal is een Zwitserse handelaar die de PFT die hij koopt van de exporteur in Wit-Rusland aan een Duitse importeur verkoopt. De Duitse importeur verwerkt zelf de PFT tot PSF en verkoopt de PSF in de Gemeenschap, voornamelijk op de Duitse markt.

    (11) De vraag of Wit-Rusland beschouwd kan worden als een "derde land" in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd reeds gesteld in overweging 8. De vraag of PSF en PFT beschouwd kunnen worden als soortgelijke producten werd in overweging 9 gesteld.

    2. Voorwaarden overeenkomstig artikel 13, lid 1, tweede zin

    a) Ontwijking

    - Een gewijzigde structuur van het handelsverkeer

    (12) Onmiddellijk na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht van 43,5 % op PSF van oorsprong uit Wit-Rusland, in maart 1996, bij Verordening (EG) nr. 394/96 van de Commissie (4), werd de invoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland bijna volledig vervangen door invoer van PFT van oorsprong uit hetzelfde land. Terwijl de invoer van PFT uit Wit-Rusland in de periode volgend op de inleiding van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek (augustus 1994) slechts maximaal 1 % vertegenwoordigde van de invoer uit dat land van PFT en PSF samen, trad in deze gemengde invoer van PFT en PSF een radicale en abrupte wijziging op dadelijk na de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen in maart 1996; in de periode van april tot juni 1996 namen PSF slechts 3,02 % van de invoer voor hun rekening terwijl PFT 96,98 % voor zijn rekening nam. Deze duidelijke wijziging in de structuur van het handelsverkeer zette zich voort en nam zelfs grotere proporties aan gedurende het 15 maanden durende onderzoektijdvak, de hoeveelheden ingevoerde PFT stegen snel terwijl de invoer van PSF verder daalde. Aan het eind van het onderzoektijdvak (periode januari-maart 1997), nam PFT 99,27 % van de invoer voor zijn rekening terwijl PSF nog slechts 0,73 % van de invoer van PSF en PFT samen voor hun rekening namen.

    Bovendien stegen de uit Wit-Rusland ingevoerde hoeveelheden PFT op zich zeer vlug en werden aanzienlijke niveaus bereikt. De invoer van PFT van oorsprong uit Wit-Rusland bedroeg in 1995 nauwelijks 169 ton maar steeg tot 13 619 ton in het tijdvak van twaalf maanden na de instelling van de voorlopige antidumpingrechten op PSF van oorsprong uit Wit-Rusland.

    De betrokken bedrijven voerden aan dat er geen wijziging in de structuur van het handelsverkeer was opgetreden en dat de ingevoerde PFT de ingevoerde PSF niet heeft vervangen omdat de invoerniveaus voor PSF van 1994 en 1995 niet werden bereikt. Dit argument dient van de hand te worden gewezen. Er hoeft niet te worden vastgesteld dat de vervanging even groot was als de hoogste invoer die voor het vervangen product ooit werd bereikt in een bepaald gedeelte van de referentieperiode - met name sedert of juist vóór de inleiding van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek (augustus 1994) - op voorwaarde dat, zoals in dit onderzoek het geval was, er een duidelijke en aanhoudende substitutietrend over een langere periode kan worden vastgesteld. In dit opzicht zij erop gewezen dat met het oog op de representativiteit een bijzonder lang onderzoektijdvak van 15 maanden doelbewust werd gekozen.

    - Geen voldoende reden of economische rechtvaardiging

    (13) Er dient redelijkerwijs te worden uitgegaan van het feit dat de bovenvermelde vervanging van PSF door PFT na de instelling van een voldoende hoog voorlopig antidumpingrecht (zie overweging 12) veeleer het gevolg is van de antidumpingmaatregelen en geen andere voldoende reden of economische rechtvaardiging heeft in de zin van artikel 13, lid 1, tweede zin, van de basisverordening.

    Indien er - afgezien van de geldende antidumpingmaatregelen - een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging zou bestaan voor de invoer van PFT die in de Gemeenschap wordt versneden tot PSF zodat niet rechtstreeks PSF die reeds in het exporterende land zijn versneden worden ingevoerd, zou mogen worden verwacht dat ten minste een deel van de PFT met het oog op verwerking in de Gemeenschap reeds vóór de instelling van de voorlopige maatregelen zou zijn ingevoerd. Aangezien de invoer van PFT van oorsprong uit Wit-Rusland vóór de instelling van de voorlopige maatregelen evenwel verwaarloosbaar was, dient te worden geconcludeerd dat de vervanging van PSF door PFT en de sterke stijging van de invoer van PFT het gevolg zijn van een praktijk waarvoor geen voldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en eigenlijk in de eerste plaats door de instelling van antidumpingmaatregelen in de hand werden gewerkt.

    Deze gevolgtrekking zou misplaatst zijn indien rond het tijdstip waarop de vervanging plaatsvond een nieuwe belangrijke factor - een andere dan de antidumpingmaatregelen - was geïdentificeerd; dit is evenwel niet het geval en geen enkele belanghebbende partij had in dit verband iets aan te voeren.

    (14) Deze conclusie wordt gestaafd door de volgende bevindingen. De ingevoerde PFT die in de Gemeenschap tot PSF wordt verwerkt brengt, vergeleken met de rechtstreeks ingevoerde PSF die reeds in het exporterende land zijn versneden in het kader van een continu geïntegreerd proces - hetgeen de standaardpraktijk is, een aantal extra kosten voor verpakking en arbeid met zich die niet worden gecompenseerd door belangrijke kostenbesparingen of prijsverhogingen; integendeel, deze kosten vallen zelfs hoger uit gezien de hogere arbeidskosten per uur in de Gemeenschap, vergeleken met die in Taiwan, dat in het oorspronkelijk onderzoek als analoog land voor de bereking van de normale waarde werd geselecteerd. Bovendien werd vastgesteld dat de Gemeenschap het doelwit was van deze uitvoer van PFT aangezien de andere exportmarkten door de betrokken exporteur in Wit-Rusland verder werden bevoorraad met PSF, hetgeen vanuit economisch oogpunt niet kon worden gerechtvaardigd want indien dat wel mogelijk was, kon redelijkerwijze worden verwacht dat hetzelfde fenomeen zich ook zou hebben voorgedaan op andere geïndustrialiseerde markten die met de markt van de Gemeenschap vergelijkbaar zijn.

    (15) De importeurs en de bewerkers hebben aangevoerd dat er een voldoende reden of economische rechtvaardiging was voor de invoer van PFT dat in de Gemeenschap tot PSF wordt verwerkt ter vervanging van de rechtstreekse invoer van PSF die reeds in het exporterende land zijn gesneden, omdat deze werkwijze leidt tot bepaalde kostenbesparingen in verband met het houden van voorraden en een grotere flexibiliteit toelaat om tegemoet te komen aan de vraag van de klant wanneer deze verschillende maten wenst of kleine bestellingen plaatst.

    (16) Dit argument werd van de hand gewezen aangezien deze voordelen door de importeurs niet werden berekend en indien deze voordelen al zouden bestaan zouden ze niet opwegen tegen de hierboven genoemde extra kosten in de vorm van verpakking en arbeid. Hoe het ook zij, dergelijke beweerde voordelen zouden ook hebben bestaan vóór de instelling van de antidumpingmaatregelen en indien ze belangrijk waren geweest kon redelijkerwijze worden verwacht dat sommige handelaren in de Gemeenschap of op andere vergelijkbare markten, ten minste in zekere mate, van deze kans vóór de instelling van de antidumpingmaatregelen gebruik zouden hebben gemaakt. Aangezien werd vastgesteld dat dit niet het geval was (de invoer van PFT van oorsprong van Wit-Rusland vóór de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen was statistisch gezien verwaarloosbaar) dient geconcludeerd te worden dat de beweerde voordelen in het beste geval slechts van secundair belang zijn.

    (17) De bewerkers en de importeurs beweerden ook dat het vanuit economisch oogpunt kon worden gerechtvaardigd dat zij de uit Wit-Rusland ingevoerde PFT tot PSF verwerkten omdat de nodige capaciteit voor het versnijden in de Gemeenschap reeds aanwezig was zodat geen speciale nieuwe investeringen noodzakelijk waren (geen alternativiteitskosten). Ze voerden ook aan dat het feit dat PFT uit andere landen dan Wit-Rusland vóór de inleiding van het antidumpingonderzoek tot PSF werd verwerkt, aantoonde dat de invoer van PFT uit Wit-Rusland dat in de Gemeenschap werd verwerkt ook kon worden gerechtvaardigd. Dit argument werd om de volgende redenen van de hand gewezen.

    Afgezien van een beperkte proefproductie gedurende de eerste drie maanden van 1996, nam de bijzondere vorm van ontwijking waarop dit onderzoek betrekking heeft (de invoer van PFT uit Wit-Rusland die vervolgens in de Gemeenschap tot PSF wordt verwerkt) pas een aanvang na de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen in maart 1996. Derhalve kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat men vóór de instelling van de antidumpingmaatregelen oordeelde dat het gebruiken van deze capaciteit om uit Wit-Rusland ingevoerde PFT te versnijden en tot PSF te verwerken in plaats van PSF rechtstreeks in te voeren, niet kon worden gerechtvaardigd.

    Bovendien waren de hoeveelheden PFT die uit andere landen dan uit Wit-Rusland werden ingevoerd klein en namen zu af. Er is ook gebleken dat dergelijke invoer in grote mate betrekking heeft op PFT dat gebruikt wordt om kamband te vervaardigen dat, zoals hierboven is aangegeven (zie overweging 9) een stabiele en kleine niche voor zijn rekening neemt, een complexer verwerkingsprocédé vereist en een hogere prijs oplevert; het gaat bij deze invoer veel minder om PFT dat versneden wordt tot PSF dat een basisproduct is. In dit opzicht zij erop gewezen dat de invoer van PFT uit andere landen stabiel bleef maar in verhouding kleiner werd ten gevolge van de massale invoer van PFT van oorsprong uit Wit-Rusland die op zich 70 % van alle invoer van PFT in 1996 bestreek.

    Hoe het ook zij, het argument berust op onjuiste gegevens aangezien werd aangetoond gedurende de verificaties dat minstens één bewerker in Italië specifiek investeerde in extra uitrusting voor het versnijden van PFT om de grotere leveringen van PFT van oorsprong uit Wit-Rusland te kunnen opvangen. Dit zet bovenstaande bewering dat er geen sprake was van alternativiteitskosten op de helling.

    b) Ondermijning van het nuttig effect van het recht en bewijzen van dumping

    - Ondermijning van het nuttig effect

    (18) Eerst stelde de Commissie vast of het nuttig effect van het recht door de prijzen wordt ondermijnd. Hiertoe vergeleek zij de gemiddelde verkoopprijzen in de Gemeenschap van PSF dat werd gesneden uit PFT van oorsprong uit Wit-Rusland gedurende het onderzoektijdvak met de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde "ongedumpte" prijs bij uitvoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland naar de Gemeenschap.

    De "ongedumpte" uitvoerprijs van PSF werd berekend cif grens Gemeenschap op basis van de tijdens het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde uitvoerprijs. Aan deze prijs werden douanerechten (5,5 %) en antidumpingrechten (43,5 %) toegevoegd ten einde een "ongedumpte" prijs te verkrijgen.

    Er werd een gewogen gemiddelde prijs af fabriek verwerker vastgesteld voor PSF dat werd gesneden uit PFT van oorsprong uit Wit-Rusland. Deze prijs werd gecorrigeerd ("netbacking") teneinde te waarborgen dat de vergelijking op hetzelfde niveau plaatsvond (cif grens Gemeenschap). Hiertoe werden de kortingen, verkoopskosten, algemene en administratieve uitgaven en kosten voor vervoer binnen de Europese Gemeenschap (die niet in de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven waren opgenomen) afgetrokken. Vervolgens werd vastgesteld in welke mate de gemiddelde prijs van PSF dat uit PFT van oorsprong uit Wit-Rusland was gesneden de "ongedumpte" uitvoerprijs had onderboden met als gevolg dat het nuttig effect van de antidumpingrechten werd ondermijnd.

    Het totale bedrag waarmee bedoelde prijzen werden ondermijnd werd uitgedrukt als een percentage van de totale waarde cif grens Gemeenschap van de tegen "ongedumpte" prijzen ingevoerde PSF. Uit de vergelijking bleek dat de gemiddelde verkoopprijs van PSF dat werd vervaardigd uit PFT van oorsprong uit Wit-Rusland de "ongedumpte" uitvoerprijs van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland met 19,45 % heeft onderboden.

    De Commissie ging ook na of het nuttig effect van het recht ondermijnd werd voor wat betreft de hoeveelheden. Zoals hierboven in bijzonderheden werd uiteengezet (zie overweging 12) werd de invoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland na de instelling van voorlopige antidumpingrechten op deze invoer bijna volledig vervangen door de invoer van PFT van oorsprong uit hetzelfde land.

    In het licht van het bovenstaande moet geconcludeerd worden dat de verkoop van PSF dat uit PFT van oorsprong uit Wit-Rusland wordt vervaardigd het nuttige effect van de antidumpingmaatregelen zowel wat de prijzen als wat de hoeveelheden betreft heeft ondermijnd.

    - Bewijzen van dumping

    (19) Om vast te stellen of bewijzen van dumping konden worden gevonden met betrekking tot de PFT die in de Gemeenschap werd ingevoerd om tot PSF te worden verwerkt gedurende het onderzoektijdvak, werd de volgende methode toegepast.

    Als uitgangspunt werden de aankoopprijzen franco, vóór inklaring, genomen die de importeurs voor PFT van oorsprong uit Wit-Rusland werden aangerekend. Met het oog op een betere vergelijkbaarheid van deze prijs met de normale waarde die werd vastgesteld voor PSF gedurende het oorspronkelijke antidumpingonderzoek werden de kosten voor de bewerking in de Gemeenschap die in het kader van dit onderzoek werden vastgesteld aan deze prijs toegevoegd; op deze wijze werd een prijs voor PSF samengesteld. Van deze prijs werden de kosten voor vervoer, laden, overladen en lossen binnen de Europese Gemeenschap alsmede kredietkosten afgetrokken zodat een prijs werd berekend voor PSF cif grens Gemeenschap.

    Deze cif-prijs werd daarna gecorrigeerd tot het niveau fob grens Wit-Rusland door aftrek van de kosten voor vervoer, laden, lossen en overladen tussen Wit-Rusland en de grens van de Europese Gemeenschap en van de respectieve prijsverhogingen die door de tussenliggende handelsmaatschappijen worden toegepast. Het verschil tussen deze prijs fob grens Wit-Rusland en de normale waarde fob grens Taiwan die in het oorspronkelijk antidumpingonderzoek werd vastgesteld - Taiwan was in het oorspronkelijke onderzoek geselecteerd als referentieland voor de berekening van de normale waarde - werd vervolgens uitgedrukt als een percentage van de prijs voor PSF cif grens Gemeenschap.

    De gewogen gemiddelde dumpingmarge die op deze wijze werd vastgesteld bedraagt 12,31 %. Derhalve wordt geconcludeerd dat er in vergelijking tot de eerder vastgestelde normale waarde bewijzen van dumping zijn.

    D. VOORGESTELDE MAATREGELEN

    1. Aard van de maatregelen: uitbreiding van het recht

    (20) Gezien bovenstaande conclusies en overwegingen dient het antidumpingrecht dat van toepassing is op PSF van oorsprong uit Wit-Rusland te worden uitgebracht tot PFT van oorsprong uit hetzelfde land.

    2. Heffing van het uitgebreide recht op de geregistreerde invoer

    (21) Het uitgebreide recht dient te worden geheven op PFT die bij het binnenkomen in de Gemeenschap werd geregistreerd zoals werd uiteengezet in overweging 1.

    E. PROCEDURE

    (22) De belanghebbende partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens is uitbreiding voor te stellen van het definitieve antidumpingrecht tot de betrokken PFT en werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt naar voren te brengen; met hun commentaar werd terdege rekening gehouden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 op de invoer van polyesterstapelvezels ingedeeld onder GN-code 5503 20 00 van oorsprong uit Wit-Rusland wordt hierbij uitgebreid tot de invoer van kabel van filamenten van polyesters ingedeeld onder GN-code 5501 20 00 van oorsprong uit Wit-Rusland.

    2. Het bij lid 1 van onderhavig artikel uitgebreide recht is ook van toepassing op de invoer van kabel van filamenten van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland die werd geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 693/97 en de artikelen 13, lid 3, en 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96.

    Artikel 2

    Hierbij wordt de douaneautoriteiten opdracht gegeven de invoer van kabel van filamenten van polyesters van oorsprong uit Wit-Rusland die is ingedeeld onder GN-code 5501 20 00 overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 693/97 niet langer te registreren.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 15 december 1997.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    J.-C. JUNCKER

    (1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (PB L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1).

    (2) PB L 102 van 19. 4. 1997, blz. 14.

    (3) PB L 189 van 30. 7. 1996, blz. 13.

    (4) PB L 54 van 5. 3. 1996, blz. 10.

    Top