Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0102

    Besluit Nr. 102/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000)

    PB L 19 van 22.1.1997, p. 25–31 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002; opgeheven door 32002D1786

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/102(1)/oj

    31997D0102

    Besluit Nr. 102/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000)

    Publicatieblad Nr. L 019 van 22/01/1997 blz. 0025 - 0031


    BESLUIT Nr. 102/97/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 1996 tot vaststelling van een communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

    Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4), gezien de op 1 oktober 1996 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerp-tekst,

    (1) Overwegende dat de drugsverslaving zich in de Lid-Staten op zorgwekkende wijze heeft ontwikkeld en ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de mens en het welzijn van de bevolking;

    (2) Overwegende dat het Europees Parlement, met de instelling in 1985 van een Onderzoekscommissie Drugsproblemen in de Lid-Staten van de Gemeenschap, heeft getoond er belang aan te hechten dat er een grondige studie wordt gemaakt van de factoren die de vraag naar drugs doen ontstaan en de voortzetting van de produktie en distributie van drugs mogelijk maken;

    (3) Overwegende dat het Europees Parlement in de resoluties die het over dit probleem heeft aangenomen (5), een reeks voorstellen heeft geformuleerd, met name met het oog op communautaire actie op het gebied van de preventie van drugsverslaving;

    (4) Overwegende dat de Europese Raad, op 25 en 26 juni 1990 te Dublin bijeen, heeft benadrukt dat "het tot de verantwoordelijkheid van iedere Lid-Staat behoort om een passend programma op te zetten ter vermindering van de vraag naar drugs" en van oordeel was dat "een doeltreffende actie van de afzonderlijke Lid-Staten, gesteund door een gezamenlijke actie van de Twaalf en de Gemeenschap, in de komende jaren een belangrijke prioriteit dient te zijn";

    (5) Overwegende dat de acties die op communautair niveau naar aanleiding van de resoluties, verklaringen en conclusies van de Raad in verband met de preventie van drugsverslaving zijn ondernomen, met name in aansluiting op de nadruk die de Europese Raad op 14 en 15 december 1990 te Rome heeft gelegd op het Europees drugsbestrijdingsplan, de inspanningen van de Lid-Staten mede hebben ondersteund;

    (6) Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 2 juni 1994 (6), naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van 24 november 1993 betreffende een actiekader op het gebied van de volksgezondheid, drugsverslaving noemt als een van de prioritaire gebieden van het communautaire optreden waarvoor de Commissie verzocht wordt voorstellen voor acties in te dienen;

    (7) Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 302/93 (7) een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) is opgericht om de Gemeenschap en haar Lid-Staten van betrouwbare en vergelijkbare informatie over drugs en drugsverslaving te voorzien;

    (8) Overwegende dat het EWDD, overeenkomstig de verordening waarbij het is opgericht, actief streeft naar samenwerking met internationale organisaties en andere, met name Europese, gouvernementele en niet-gouvernementele instanties die deskundig zijn op het gebied van drugsbestrijding;

    (9) Overwegende dat de Europese Raad, op 29 oktober 1993 te Brussel bijeen, in zijn verklaring ter gelegenheid van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft benadrukt dat dit Verdrag een gestructureerd institutioneel kader biedt waarmee met name grensoverschrijdende maatschappelijke problemen, waaronder drugs, beter beheerst kunnen worden;

    (10) Overwegende dat de problemen die met het verschijnsel drugs samenhangen, van dien aard zijn dat een volledig gecoördineerde, alomvattende aanpak nodig is, zoals de Europese Raad van 10 en 11 december 1993 te Brussel heeft verklaard;

    (11) Overwegende dat een multidisciplinaire aanpak met name ervoor moet zorgen dat rekening wordt gehouden met de sociale en persoonlijke consequenties van dit verschijnsel, teneinde de negatieve gevolgen voor de gezondheid en de sociale situatie van de betrokkenen te beperken;

    (12) Overwegende dat drugsverslaving de enige grote bedreiging van de gezondheid is die in de bepalingen betreffende de volksgezondheid van het Verdrag uitdrukkelijk wordt genoemd en daarom een prioriteit voor communautair optreden vormt binnen het door de Commissie aangegeven actiekader op het gebied van de volksgezondheid;

    (13) Overwegende dat drugsverslaving een zeer grote bedreiging van de gezondheid is die kan worden voorkomen;

    (14) Overwegende dat een communautaire strategie die erop gericht is bij te dragen tot de preventie van drugsverslaving, gebaseerd moet zijn op een allesomvattende aanpak van de preventie;

    (15) Overwegende dat dit programma een van de wezenlijke punten vormt van de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad van 23 juni 1994 betreffende een actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding (1995-1999), waarover de Raad zich in zijn conclusies van 2 juni 1995 heeft uitgesproken;

    (16) Overwegende dat een communautaire stimuleringsactie ter ondersteuning van de preventie van drugsverslaving, vanwege de omvang en de effecten van deze actie, het mogelijk maakt om een betere bijdrage te leveren tot de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, die binnen het kader van artikel 129 van het Verdrag vallen, met name lid 1, tweede alinea;

    (17) Overwegende dat de samenwerking met de bevoegde internationale organisaties en de derde landen versterking behoeft;

    (18) Overwegende dat er een meerjarenprogramma dient te worden gestart dat duidelijke doelstellingen voor communautaire actie heeft; dat er prioritaire acties dienen te worden geselecteerd ter voorkoming van drugsverslaving en van de daarmee samenhangende problemen, alsmede passende mechanismen voor de evaluatie van deze acties;

    (19) Overwegende dat het programma tot doel dient te hebben, bij te dragen tot de bestrijding van drugsverslaving, door het voorkomen van de aan het gebruik van verdovende middelen en psychotrope stoffen verbonden verslaving, alsmede van het daarmee gecombineerde gebruik van andere produkten als verdovende middelen;

    (20) Overwegende dat een communautaire strategie de nadruk moet leggen op het verzamelen van gegevens, op onderzoek en evaluatie, alsmede op voorlichting, gezondheidseducatie en opleiding, en rekening moet houden met het complexe karakter van het verschijnsel drugsverslaving, de risico's die eraan verbonden zijn en met het fundamentele belang van een gevarieerd pakket medische en sociale maatregelen, die essentieel zijn voor de bescherming van de gezondheid en de kwaliteit van het leven;

    (21) Overwegende dat deze strategie een samenhang impliceert met de maatregelen die worden uitgevoerd uit hoofde van andere communautaire programma's en initiatieven, met name op het gebied van de volksgezondheid en op sociaal gebied;

    (22) Overwegende dat het communautaire actieprogramma ter bevordering van de gezondheid specifieke maatregelen omvat ter voorkoming van alcoholmisbruik en van de medische en sociale gevolgen hiervan, alsmede maatregelen ter bevordering van het rationele gebruik van geneesmiddelen; dat dit programma ook specifieke maatregelen omvat ter voorkoming van het gebruik van alle typen verdovende middelen en psychotrope stoffen, met inbegrip van de nieuwe synthetische drugs, en van het daarmee gecombineerde gebruik van andere produkten als verdovende middelen (meervoudige verslaving);

    (23) Overwegende dat de kennis over drugs en vormen van drugsverslaving en de gevolgen ervan, alsmede over de middelen en methoden ter preventie van drugsverslaving, met inbegrip van de preventie van de daarmee samenhangende risico's, moet worden verbeterd;

    (24) Overwegende dat er naast algemene preventieacties behoefte is aan gerichte preventie ten aanzien van specifieke doelgroepen en meer in het bijzonder van jongeren en randgroepen, waarbij stereotypen betreffende drugsverslaafden vermeden moeten worden;

    (25) Overwegende dat bij de preventie van drugsverslaving rekening moet worden gehouden met de sociaal-economische omstandigheden, omdat deze de geplande maatregelen kunnen beïnvloeden;

    (26) Overwegende dat de gevangenissen één van de milieus vormen waar preventief optreden noodzakelijk lijkt;

    (27) Overwegende dat het van belang is dat de Commissie dit programma in nauwe samenwerking met de Lid-Staten uitvoert; dat het daartoe dienstig is een procedure in te stellen die ervoor kan zorgen dat de Lid-Staten volledig aan de uitvoering ervan deelnemen;

    (28) Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een "modus vivendi" is overeengekomen betreffende de maatregelen ter uitvoering van de besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag;

    (29) Overwegende dat vanuit een operationeel oogpunt de in voorgaande jaren gedane investeringen, zowel voor wat betreft de totstandbrenging van communautaire netwerken van niet-gouvernementele organisaties als voor wat betreft de mobilisatie van alle betrokkenen, dienen te worden veiliggesteld en verder ontwikkeld; dat multidisciplinaire samenwerking en samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector, met inbegrip van de NGO's, dienen te worden bevorderd teneinde drugsverslaving te voorkomen;

    (30) Overwegende dat echter dubbel werk dient te worden vermeden door de bevordering van uitwisseling van ervaringen en door gezamenlijke ontwikkeling van modules van basisinformatie, eventueel gericht op specifieke doelgroepen, voor het publiek, voor de gezondheidseducatie en voor de opleiding van personeel in de gezondheidszorg en voor leden van de verschillende instanties die betrokken zijn bij de preventie van drugsverslaving;

    (31) Overwegende dat de doelstellingen van dit programma en van de acties ter verwezenlijking hiervan, deel uitmaken van de eisen inzake gezondheidsbescherming bedoeld in artikel 129, lid 1, derde alinea, van het Verdrag, en als zodanig een bestanddeel vormen van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden, zodat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden geboden in het kader van andere communautaire beleidsmaatregelen, programma's en instrumenten teneinde de doeltreffendheid van de preventie van drugsverslaving te vergroten;

    (32) Overwegende dat, om de waarde en het effect van het programma te vergroten, het nodig is een continue evaluatie van de gevoerde acties uit te voeren, met name ten aanzien van hun doeltreffendheid en de verwezenlijking van de doelstellingen, zowel op nationaal als op communautair niveau, en in voorkomend geval de noodzakelijke aanpassingen te verrichten;

    (33) Overwegende dat in dit besluit de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd daarvan worden vastgesteld en dat dit bedrag in de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt, in de zin van punt 1 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995;

    (34) Overwegende dat dit programma een looptijd van vijf jaar dient te hebben teneinde de acties lang genoeg voort te kunnen zetten om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken,

    BESLUITEN:

    Artikel 1

    Vaststelling van het programma

    1. Hierbij wordt in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid een communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving, hierna te noemen "dit programma", vastgesteld voor de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 2000.

    2. Dit programma heeft tot doel bij te dragen tot de bestrijding van drugsverslaving, met name door de samenwerking tussen de Lid-Staten te stimuleren, hun optreden te ondersteunen en de coördinatie van hun beleid en programma's te bevorderen teneinde de aan het gebruik van verdovende middelen en psychotrope stoffen, alsmede aan het daarmee gecombineerde gebruik van andere produkten als verdovende middelen verbonden verslaving te voorkomen.

    3. De in het kader van dit programma uit te voeren acties en hun specifieke doelstellingen zijn in de bijlage opgenomen onder de volgende rubrieken:

    A. Gegevens, onderzoek, evaluatie

    B. Voorlichting, gezondheidseducatie en opleiding.

    Artikel 2

    Uitvoering

    1. De Commissie zorgt in nauwe samenwerking met de Lid-Staten voor de uitvoering van de in de bijlage beschreven acties overeenkomstig artikel 5.

    2. De Commissie werkt samen met de instellingen en organisaties die actief zijn op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs. Zij bevordert multidisciplinaire samenwerking en samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector, met inbegrip van de NGO's.

    3. De Lid-Staten wordt verzocht de maatregelen te treffen die zij nodig achten voor het coördineren en het organiseren van de uitvoering van dit programma op nationaal niveau.

    Artikel 3

    Begroting

    1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma in de in artikel 1 genoemde periode worden vastgesteld op 27 miljoen ecu.

    2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegewezen binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 4

    Samenhang en complementariteit

    1. De Commissie draagt er zorg voor dat de in het kader van dit programma uit te voeren acties samenhangen met en een aanvulling vormen op de overige programma's en initiatieven van de Gemeenschap op dit gebied, met inbegrip van de programma's "Socrates", "Leonardo da Vinci" en "Jeugd voor Europa (III)", alsmede het programma voor onderzoek op het gebied van de medische biologie en de gezondheid als onderdeel van het kaderprogramma van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek, en de sociale maatregelen ter bevordering van de reïntegratie van drugsgebruikers en voormalige drugsgebruikers.

    2. De Commissie zorgt er tevens voor dat bij die acties rekening wordt gehouden met de activiteiten van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Verder zorgt zij er samen met de Lid-Staten voor dat in de EWDD-programma's naar behoren rekening wordt gehouden met de prioriteiten en behoeften van de Gemeenschap.

    3. De Commissie en de Lid-Staten zien toe op de samenhang met het actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding.

    Artikel 5

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit twee vertegenwoordigers per Lid-Staat en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen betreffende:

    a) het reglement van orde van het comité;

    b) een jaarlijks werkprogramma met opgave van de prioriteiten voor actie;

    c) de regelingen, criteria en procedures voor de selectie en de financiering van de projecten in het kader van dit programma, met inbegrip van de projecten die een samenwerking met de op het gebied van de volksgezondheid bevoegde internationale organisaties en deelneming van de in artikel 6, lid 2, bedoelde landen inhouden;

    d) de evaluatieprocedure;

    e) de regelingen voor de verspreiding en overdracht van de resultaten;

    f) de wijze waarop er zal worden samengewerkt met de in artikel 2, lid 2, bedoelde instellingen en organisaties.

    Het comité brengt over de hierboven bedoelde ontwerp-maatregelen advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval:

    - stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit met twee maanden vanaf de datum van deze kennisgeving.

    - kan de Raad binnen de na het eerste streepje genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

    3. De Commissie kan voorts het comité raadplegen over elk ander probleem in verband met de uitvoering van dit programma.

    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

    Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

    De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met dat advies.

    4. De vertegenwoordiger van de Commissie informeert het Comité regelmatig:

    - over de financiële steun die in het kader van dit programma is verleend (bedrag, duur, verdeling en begunstigden);

    - teneinde de in artikel 4 bedoelde samenhang en complementariteit te waarborgen van de Commissievoorstellen of communautaire initiatieven en de tenuitvoerlegging van programma's op andere beleidsterreinen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma.

    Artikel 6

    Internationale samenwerking

    1. Bij de uitvoering van dit programma wordt samenwerking met derde landen en met de op het gebied van de volksgezondheid bevoegde internationale organisaties aangemoedigd en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de procedure van artikel 5.

    Meer in het bijzonder werkt de Commissie samen met de groep Pompidou van de Raad van Europa en met internationale intergouvernementele organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco), de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het programma van de Verenigde Naties inzake de internationale controle van drugs (United Nations Drug Control Programme) (UNDCP).

    2. Aan dit programma kan worden deelgenomen door de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (GLMOE), overeenkomstig de voorwaarden die worden vastgesteld in de met die landen te sluiten aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten betreffende deelneming aan communautaire programma's. Aan dit programma kan op basis van aanvullende kredieten worden deelgenomen door Cyprus en Malta volgens dezelfde regels als die welke voor de EVA-landen gelden en overeenkomstig de met deze twee landen overeen te komen procedures.

    Artikel 7

    Follow-up en evaluatie

    1. De Commissie zorgt, met inachtneming van de door de Lid-Staten opgemaakte balansen, en, indien nodig, met inschakeling van onafhankelijke deskundigen, voor de evaluatie van de gevoerde acties.

    2. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad halverwege de uitvoering een tussentijds verslag en na afloop van dit programma een eindverslag in. Daarin verwerkt zij het resultaat van de evaluaties. Zij doet deze verslagen ook aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's toekomen.

    Gedaan te Brussel, 16 december 1996.

    Voor het Europees Parlement

    De Voorzitter

    K. HÄNSCH

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    I. YATES

    (1) PB nr. C 257 van 14. 9. 1994, blz. 4 en PB nr. C 34 van 7. 2. 1996, blz. 4.

    (2) PB nr. C 110 van 2. 5. 1995, blz. 8.

    (3) PB nr. C 210 van 14. 8. 1995, blz. 88.

    (4) Advies van het Europees Parlement van 20 september 1995 (PB nr. C 269 van 16. 10. 1995, blz. 65), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 december 1995 (PB nr. C 37 van 9. 2. 1996, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 16 april 1996 (PB nr. C 141 van 13. 5. 1996, blz. 42). Besluit van de Raad van 12 november 1996.

    (5) PB nr. C 172 van 2. 7. 1984, blz. 130.

    PB nr. C 283 van 10. 11. 1986, blz. 79.

    PB nr. C 47 van 27. 2. 1989, blz. 51.

    PB nr. C 150 van 15. 6. 1992, blz. 42.

    (6) PB nr. C 165 van 17. 6. 1994, blz. 1.

    (7) PB nr. L 36 van 12. 2. 1993, blz. 1.

    BIJLAGE

    COMMUNAUTAIR ACTIEPROGRAMMA INZAKE DE PREVENTIE VAN DRUGSVERSLAVING

    A. GEGEVENS, ONDERZOEK, EVALUATIE

    Doelstelling

    Verbeteren van de kennis over drugs, drugsverslaving en de gevolgen daarvan, alsmede over de middelen en methoden voor preventie van drugsverslaving en van de daaraan verbonden risico's, in het bijzonder door gebruik te maken van de door het EWDD verstrekte gegevens en de door bestaande communautaire programma's en instrumenten geboden mogelijkheden.

    Acties

    1. Bijdragen tot het bepalen van de gegevens die met het oog op dit programma verzameld, geanalyseerd en verspreid moeten worden, met inbegrip van gegevens over verslaving aan meerdere drugs.

    2. Benutten van de voor de tenuitvoerlegging van dit programma meest nuttige gegevens met name op basis van regelmatige mededeling van gegevens over de werkzaamheden van het EWDD.

    3. Bijdragen tot de ontwikkeling van een onderzoekstrategie inzake de preventie van drugsverslaving, met name om de kennis over de effecten van het beleid ten behoeve van drugsgebruikers op de volksgezondheid, alsmede de kennis over de gevolgen van drugs en over het gebruik van geschikte preventietechnieken te vergroten.

    4. Ondersteunen van studies en proefprojecten op het gebied van de sociaal-economische, sociaal-culturele en sociaal-psychologische factoren die verband houden met drugsverslaving, ook binnen doelgroepen.

    5. Ondersteunen van studies en acties en stimuleren van de uitwisseling van ervaringen met de middelen en methoden om de met drugsverslaving verband houdende risico's te voorkomen, inzonderheid:

    - ter voorkoming, bij verslaafde zwangere vrouwen, van farmacologische gevolgen voor de foetus en van het gevaar van overdracht van infecties op het kind;

    - ter beperking van de gevaren die verbonden zijn met het inspuiten van drugs;

    - ter evaluatie van begeleidende gezondheidsmaatregelen, met name de programma's voor verstrekking van vervangingsmiddelen;

    - ter evaluatie van methoden en programma's inzake preventie en risicobeperking bij de begeleiding van drugsverslaafden in gevangenissen.

    6. Aanmoedigen en ondersteunen van de uitwisseling van informatie en ervaringen, met name tussen de leden van de verschillende instanties die betrokken zijn bij de preventie van drugsverslaving, en tussen personen die op lange termijn drugsgebruikers positief kunnen beïnvloeden, zoals familieleden en voogden, met betrekking tot het voorkomen van hernieuwde verslaving aan drugs, waaronder ook de rehabilitatie van drugsverslaafden en verbanden tussen de sociale en de medische aspecten daarvan, alsmede tot de andere acties waarin artikel 4, lid 1, voorziet.

    B. VOORLICHTING, GEZONDHEIDSEDUCATIE EN OPLEIDING

    Doelstelling

    Bijdragen tot de verbetering van voorlichting, educatie en opleiding teneinde drugsverslaving en de daaraan verbonden risico's te voorkomen, met name ten behoeve van jongeren in hun eigen omgeving (bijvoorbeeld thuis, school, universiteit en vrijetijdsbesteding) en bijzonder kwetsbare groepen, met inbegrip van voormalige drugsgebruikers.

    a) Voorlichting en gezondheidseducatie

    Acties

    7. Ondersteunen van acties om de doeltreffendheid van de campagnes op het gebied van voorlichting en gezondheidseducatie te beoordelen; uitvoeren van regelmatige opiniepeilingen via Eurobarometer om te zien hoe de houding van de Europeanen ten aanzien van drugs zich ontwikkelt.

    8. Organiseren van nieuwe Europese weken van de drugsbestrijding, op basis van de opgedane ervaring.

    9. Bijdragen tot het definiëren, toetsen en ontwikkelen van de beste middelen om doelgroepen te informeren en voor te lichten, inzonderheid door:

    - bevordering van het gebruik van op specifieke kringen of milieus afgestemde informatie, rekening houdende met de ontwikkelingen van het consumptiepatroon, de gebruikte middelen en verslaving aan meerdere drugs;

    - steun voor acties om voorlichting speciaal af te stemmen op de behoeften en specifieke kenmerken van bijzonder kwetsbare groepen;

    - steun voor de ontwikkeling van de activiteiten van telefonische opvangdiensten en onderzoek naar de haalbaarheid van het invoeren van een gemeenschappelijk oproepnummer voor dergelijke diensten in alle Lid-Staten.

    10. Bijdragen tot het vaststellen van richtsnoeren op het gebied van preventie van drugsverslaving en bevorderen van de selectie en het gebruik van pedagogische methoden en lesmateriaal, met name in het kader van het Europees Netwerk van Gezonde scholen, zodat in het bijzonder sterk gespecialiseerde programma's voor sociaal gedrag kunnen worden ontwikkeld, teneinde bij de jongeren een houding te ontwikkelen die hen in staat stelt drugs en drugsverslaving te vermijden; steunen van geïntegreerde projecten, programma's en andere initiatieven op het gebied van preventie van drugsverslaving op plaatsen waar kinderen en jongeren komen, zulks in het kader van een sterk doorgedreven dialoog met deze groepen, zo mogelijk met deelname van de ouders en de betrokkenen; bevorderen van het gebruik maken van de deskundigheid van personen die in contact kunnen komen met groepen potentiële gebruikers.

    11. Bevorderen van het uitwisselen van ervaringen met initiatieven ter verbetering van de samenwerking tussen al diegenen die betrokken zijn bij de opvoeding.

    12. Steunen van initiatieven om docenten, gezinnen en jeugdwerkers te helpen drugsgebruik vroegtijdig te onderkennen en daarop in te spelen.

    13. Indien nodig in samenwerking met het EWDD en de Raad van Europa de uitbreiding aanmoedigen van het Europees Netwerk van "proefsteden" om de technische samenwerking te bevorderen inzake de methoden en middelen die deze steden aanwenden om de vraag naar drugs terug te dringen.

    14. Steunen van vooral de regionale grensoverschrijdende uitwisseling van ervaringen met lokale preventie- en straathoekwerkinitiatieven ten behoeve van risicogroepen die niet altijd kunnen worden bereikt via de gebruikelijke bijstands- en preventiestrategieën; steunen van de uitwisseling van ervaringen met preventiemodellen en -praktijken waaraan wordt deelgenomen door steden van verschillende Lid-Staten die bijzonder met dit probleem te maken hebben.

    b) Opleiding

    15. Bevorderen van initiatieven ter verbetering van het onderdeel drugsverslavingspreventie in de beroepsopleidingsprogramma's van docenten en jeugdwerkers, en bevorderen van de uitwisseling van studenten aan opleidingen voor beroepen in het maatschappelijk werk of in de gezondheidszorg, met inbegrip van uitwisselingen in het kader van andere communautaire programma's.

    16. Steun voor de ontwikkeling van aanvullende opleidingsprogramma's, van lesmateriaal en van modules voor personen die in contact kunnen komen met drugsgebruikers en risicogroepen, met name met inbegrip van diegenen die beroepsmatig werkzaam zijn in de sociale sector, de gezondheidszorg, politie en justitie; bevorderen van multidisciplinaire samenwerking en samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector, met inbegrip van de NGO's, met het oog op de preventie van drugsverslaving.

    Top