EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R2467

Verordening (EG) nr. 2467/96 van de Raad van 17 december 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 571/88 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven

PB L 335 van 24.12.1996, p. 3–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/2467/oj

31996R2467

Verordening (EG) nr. 2467/96 van de Raad van 17 december 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 571/88 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven

Publicatieblad Nr. L 335 van 24/12/1996 blz. 0003 - 0006


VERORDENING (EG) Nr. 2467/96 VAN DE RAAD van 17 december 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 571/88 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in het tijdvak van 1988 tot en met 1997 (3) is bepaald dat in de periode 1988-1997 vier communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven worden gehouden en dat dit enquêteprogramma aansluit bij de reeks communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven, waarvan de eerste in 1966/1967 werd gehouden; dat bovendien in bovengenoemde verordening is vastgesteld dat de Eurofarm-gegevensbank wordt ontwikkeld voor de opslag, verwerking en verspreiding van de enquêteresultaten;

Overwegende dat de trends in de structuur van de landbouwbedrijven een belangrijk criterium zijn bij het bepalen van de koers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en dat het derhalve wenselijk is deze structuurenquêtes in de landbouw ook na 1997 voort te zetten, overeenkomstig een soortgelijk enquêteprogramma; dat de lijst van de verlangde kenmerken van de enquêtes voortdurend moet worden getoetst, om te garanderen dat de onderdelen volledig te rechtvaardigen zijn en dat rekening wordt gehouden met nieuwe of zich aankondigende behoeften;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 571/88 aan de doelstellingen beantwoordde en dat het dus nodig is om de geldigheidsduur van deze verordening met tien jaar, dat wil zeggen voor de periode van 1998 tot en met 2007, te verlengen;

Overwegende dat er in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en ook met het oog op het regionaal beleid steeds meer behoefte bestaat aan structuurstatistieken met zeer gedetailleerde regionale onderverdelingen; dat het dus nodig is de basisenquête van 1999/2000 zo te organiseren en uit te voeren dat geaggregeerde enquêteresultaten op het subniveau van enquêtegebieden kunnen worden opgesteld; dat dientengevolge de enquêtekosten hoger zullen zijn en derhalve de communautaire bijdrage in de kosten voor de basisenquête van 1999/2000 moeten worden verhoogd;

Overwegende dat de uitvoering van enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven zowel van de Lid-Staten als van de Gemeenschap jarenlang een aanzienlijke financiële bijdrage verlangt, waarvan een groot deel vereist is om in de informatiebehoefte van de Instellingen van de Gemeenschap te voorzien; dat het dus nodig is om ook verder op de begroting van de Gemeenschap voldoende middelen te reserveren voor de communautaire bijdrage aan de enquêtekosten en voor de verwerking en verspreiding van de enquêteresultaten door middel van het Eurofarm-systeem;

Overwegende dat, met het oog op de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening en in het bijzonder van het Eurofarm-project, de aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen verstrekte individuele gegevens dienen te worden behandeld in overeenstemming met het bepaalde in Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 (4) betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen;

Overwegende dat voor de gehele looptijd van het programma financiële referentiebedragen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 in deze verordening zijn opgenomen, zonder dat dit afbreuk doet aan de in het Verdrag omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit;

Overwegende dat het voor het welslagen van bovengenoemde enquêtes noodzakelijk is dat de nauwe en op wederzijds vertrouwen gestoelde samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie wordt voortgezet, met name in het kader van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, zoals ingesteld bij Besluit 72/279/EEG (5),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 571/88 wordt als volgt gewijzigd:

1. in de titel worden de woorden "in de tijdvak van 1988 tot en met 1997" geschrapt;

2. de overwegingen worden als volgt gewijzigd:

a) in de vijfde overweging worden de woorden "in het tijdvak van 1993 tot en met 1997" geschrapt;

b) de negende overweging wordt vervangen door de volgende tekst:

"Overwegende dat bij de vaststelling van de wijze van uitvoering van de communautaire tellingen van 1989/1990 en 1999/2000 waar mogelijk rekening dient te worden gehouden met de aanbevelingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) inzake het houden van een wereldlandbouwtelling omstreeks 1990 en omstreeks 2000;";

3. in artikel 1 worden de woorden "1988 en 1997" vervangen door "1988 en 2007";

4. artikel 2 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 2

1. In overeenstemming met de aanbevelingen van de FAO inzake wereldlandbouwtellingen, houden de Lid-Staten tussen 1 december 1988 en 1 maart 1991 en tussen 1 december 1988 en 1 maart 2001 telkens in een of meer fases een basisenquête in de vorm van een algemene telling (volledige enquête) van alle landbouwbedrijven. Deze basisenquêtes hebben betrekking op het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 1989 of 1990, dan wel met de oogst van 1999 of 2000.

Tijdens de basisenquête van 1989/1990 kunnen de Lid-Staten voor bepaalde kenmerken evenwel gebruik maken van steekproefenquêtes, hierna "steekproeven" genoemd, waarna de resultaten worden geëxtrapoleerd.

2. De Lid-Staten mogen evenwel de uitvoering van de basisenquête van 1989/1990 ook met niet meer dan twaalf maanden verschuiven; in dat geval houden zij buiten de basisenquête bovendien over een van de produktiejaren 1989 en 1990 een steekproefenquête.";

5. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) in de eerste zin wordt na de woorden "De volgende enquêtes" tussen haakjes toegevoegd "tussentijdse enquêtes";

b) het volgende wordt toegevoegd:

"d) tussen 1 december 2002 en 1 maart 2004 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 2003 (structuurenquête 2003);

e) tussen 1 december 2004 en 1 maart 2006 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 2005 (structuurenquête 2005);

f) tussen 1 december 2006 en 1 maart 2008 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 2007 (structuurenquête 2007).";

6. artikel 4 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 4

Lid-Staten die een steekproefenquête houden, nemen de nodige maatregelen om betrouwbare resultaten te verkrijgen voor de onderscheiden beoogde aggregatieniveaus, namelijk:

- de in artikel 8 bedoelde regio's,

- de in artikel 8 bedoelde gebieden (uitsluitend voor de basisenquêtes),

- de "doelstellingsgebieden" in de zin van Verordening (EEG) nr. 2052/88 (1) en van Beschikking 94/197/EG van de Commissie (2) (uitsluitend voor de basisenquête 1999/2000),

en in de mate waarin de volgende regionale eenheden van lokaal belang zijn:

- de "agrarische probleemgebieden" in de zin van artikel 3 van Richtlijn 75/268/EEG (3) en de "berggebieden" in de zin van lid 3 van genoemd artikel,

- de hoofdproduktierichtingen in de zin van Beschikking 85/377/EEG (4),

- de bijzondere produktierichtingen in de zin van dezelfde beschikking.

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de steekproeftrekking zodanig gestructureerd is dat één enkele coëfficiënt per bedrijf kan worden gebruikt voor het extrapoleren van de in de steekproef verzamelde informatie.

(1) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3193/94 (PB nr. L 337 van 24. 12. 1994, blz. 11).

(2) PB nr. L 96 van 14. 4. 1994, blz. 1.

(3) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(4) PB nr. L 220 van 17. 8. 1985, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/393/EG van de Commissie (PB nr. L 163 van 2. 7. 1996, blz. 45).";

7. artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 worden de woorden "1993 tot en met 1997" vervangen door "1993 tot en met 2007";

b) na lid 1 worden de nieuwe leden 2 en 3 toegevoegd, luidende:

"2. Bij de vaststelling van de lijst van kenmerken voor de basisenquête van 1999/2000 kunnen de Lid-Staten, op hun verzoek en op basis van een passende documentatie, volgens de procedure van artikel 15 door de Commissie gemachtigd worden voor bepaalde kenmerken gebruik te maken van steekproefenquêtes.

Volgens de procedure van artikel 15 kunnen de Lid-Staten, op verzoek en op basis van een passende documentatie, alsmede in het kader van de vaststelling van de lijsten van kenmerken voor de enquête, vanaf de enquête van 1997 ook gemachtigd worden voor bepaalde kenmerken reeds bestaande informatie uit andere bronnen dan statistische enquêtes te gebruiken.

3. Bij de basisenquête van 1999/2000 wordt de geografische ligging van elk bedrijf gedefinieerd aan de hand van een code op grond waarvan een aggregatie op het subniveau van enquêtegebieden dan wel tenminste op het niveau van "doelstellingsgebieden" mogelijk is.";

c) het oude lid 2 wordt lid 4, en luidt:

"4. De definities van de kenmerken en de afbakening en codering van de regio's, de enquêtegebieden en andere regionale eenheden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 15.";

d) lid 3 wordt lid 5;

e) de voetnoten (1), (2) en (3) worden geschrapt;

8. artikel 10 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 10

De Lid-Staten voorzien het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen van de in artikel 8, lid 1, vermelde gegevens in de vorm van individuele gegevens per bedrijf die bij de tellingen en steekproefenquêtes zijn verzameld, overeenkomstig de in bijlage II omschreven procedure, hierna "Eurofarm-project" genaamd.

De Lid-Staten vergewissen zich ervan dat de naar de standaardrecordbeschrijving van Eurofarm omgezette gegevens volledig en aannemelijk zijn door de door het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, na raadpleging van de verantwoordelijke commissies en werkgroepen, vastgestelde uniforme controlevoorwaarden erop toe te passen; voor het controleren van de individuele gegevens dienen eveneens de in punt 9 van bijlage II vermelde controletabellen gebruikt te worden.";

9. in artikel 14 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a) in de eerste zin worden de woorden "Voor de uitvoering van de basisenquête en van de in artikel 3 voorziene enquêtes" vervangen door "Voor de uitvoering van de in de artikelen 2 en 3 voorziene enquêtes.";

b) per enquête worden voor Oostenrijk, Finland en Zweden de volgende maximumbedragen toegevoegd:

"- 600 000 ecu voor Zweden,

- 700 000 ecu voor Finland,

- 1 400 000 ecu voor Oostenrijk.";

c) de volgende tekst wordt de tweede alinea:

"Voor de Lid-Staten die in 1999/2000 een algemene telling (volledige enquête) van alle landbouwbedrijven uitvoeren waarbij rekening wordt gehouden met alle verlangde kenmerken, worden de bovengenoemde maximumbedragen verhoogd met 50 %.";

d) de vroegere tweede alinea wordt de derde alinea en wordt vervangen door de volgende tekst:

"De begrotingsautoriteit kent de jaarlijkse kredieten toe binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.";

10. in artikel 14 wordt lid 2 vervangen door de volgende tekst:

"2. Het maximale jaarlijkse financiële referentiebedrag voor de ontwikkeling, het onderhouden, de nodige aanpassingen en het beheer van het Eurofarm-project, met inbegrip van de verspreiding van de resultaten bedraagt:

- 480 000 ecu voor het jaar 1989,

- 440 000 ecu voor het jaar 1990,

- 240 000 ecu voor het jaar 1991,

- 80 000 ecu voor de jaren 1992 tot en met 1998,

- 700 000 ecu voor de jaren 1999 en 2000,

- 550 000 ecu voor de jaren 2001 tot en met 2010.

De begrotingsautoriteit kent de jaarlijkse kredieten toe binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.";

11. in artikel 15 worden in lid 2 de woorden "met een meerderheid van 54 stemmen" vervangen door "met een meerderheid van 62 stemmen";

12. bijlage II van Verordening (EEG) nr. 571/88 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt 2 worden de tekst achter het eerste gedachtenstreepje vervangen door:

"- de bank voor individuele gegevens (BDI) met de individuele gegevens, die onmogelijk direct te identificeren zijn, van hetzij alle bedrijven (bij de basisenquêtes), hetzij alle bedrijven, of een representatieve steekproef van de bedrijven (bij de tussentijdse enquêtes) die groot genoeg is voor het maken van de analyses op het in artikel 4 van de Verordening omschreven geografische niveau;";

b) in punt 3 worden de woorden "behalve voor Duitsland" vervangen door "behalve voor de individuele gegevens van Duitsland over het tijdvak van 1988 tot en met 1997.";

c) punt 6 wordt vervangen door de volgende tekst:

"6. In afwijking van het bovenstaande dient Duitsland geen individuele gegevens in, maar resultaten in tabelvorm overeenkomstig het in punt 2 genoemde BDT-tabellenprogramma. Deze afwijking vervalt na de enquêtes over het tijdvak van 1988 tot en met 1997.

Duitsland verplicht zich de individuele gegevens, binnen een termijn van twaalf maanden na beëindiging van het inzamelen van de gegevens in het veld, centraal, in één enkel centrum voor gegevensverwerking, op een magnetische gegevensdrager op te slaan.";

d) punt 16 wordt als volgt gewijzigd:

"16. In het kader van hun eigen verantwoordelijkheden en in overeenstemming met Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 roepen het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen en de Lid-Staten een procedure voor spoedoverleg in het leven teneinde:

- de vertrouwelijkheid en de statistische betrouwbaarheid van de aan de hand van de individuele gegevens opgestelde informatie te garanderen;

- de Lid-Staten op de hoogte te stellen van het gebruik dat van deze gegevens wordt gemaakt.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 17 december 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

I. YATES

(1) PB nr. C 293 van 5. 10. 1996, blz. 38.

(2) PB nr. C 347 van 18. 11. 1996.

(3) PB nr. L 56 van 2. 3. 1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/170/EG van de Commissie (PB nr. L 47 van 24. 2. 1996, blz. 23).

(4) PB nr. L 151 van 15. 6. 1990, blz. 1.

(5) PB nr. L 179 van 7. 8. 1972, blz. 1.

Top