Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R0620

    Verordening (EG) nr. 620/96 van de Commissie van 9 april 1996 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/95 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    PB L 89 van 10.4.1996, p. 3–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2005; stilzwijgende opheffing door 32005R0382

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/620/oj

    31996R0620

    Verordening (EG) nr. 620/96 van de Commissie van 9 april 1996 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/95 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    Publicatieblad Nr. L 089 van 10/04/1996 blz. 0003 - 0007


    VERORDENING (EG) Nr. 620/96 VAN DE COMMISSIE van 9 april 1996 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/95 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad van 21 februari 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1347/95 (2), en met name op de artikelen 8, 9 en 18,

    Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 785/95 van de Commissie (3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1362/95 (4), de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 zijn vastgesteld; dat Verordening (EG) nr. 785/95 in het licht van de opgedane ervaring dient te worden gewijzigd om de betrokken regeling beter te kunnen beheren;

    Overwegende dat de "andere dergelijke voedergewassen" als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 die voor de steun voor kunstmatig gedroogde voedergewassen in aanmerking kunnen komen, nader dienen te worden omschreven;

    Overwegende dat het, om cumulering van verschillende steunregelingen te voorkomen, dienstig is te bepalen dat slechts voedergewassen die als hele, groene plant zijn geoogst, voor de steun voor de verwerking tot gedroogde voedergewassen in aanmerking mogen komen;

    Overwegende dat het wenselijk is het begrip "mengsel van gedroogde voedergewassen en andere produkten" nader te omschrijven om ervoor te zorgen dat de verwerkingssteun uitsluitend wordt toegekend voor de produkten die aan de bij Verordening (EG) nr. 603/95 gestelde voorwaarden voldoen;

    Overwegende dat het voor een gezond beheer van de steun voor de kunstmatige droging en/of vermaling van voedergewassen dienstig is deze steun te beperken tot landbouwprodukten die afkomstig zijn van percelen waarvan het gebruik als landbouwgrond door de bevoegde instanties van de Lid-Staten kan worden geverifieerd;

    Overwegende dat het noodzakelijk is voorschriften vast te stellen voor het binnenbrengen in de verwerkingsbedrijven van andere produkten dan voor kunstmatige droging en/of vermaling bestemde voedergewassen;

    Overwegende dat erkenning van de verwerkingsbedrijven door de bevoegde instanties volgens een specifieke procedure moet geschieden om een gelijke behandeling van alle communautaire bedrijven te waarborgen;

    Overwegende dat dient te worden bepaald hoe vaak de aanvragen om steun voor de verwerking van voedergewassen moeten worden ingediend en welke gegevens de bedrijven in die aanvragen aan de bevoegde instantie moeten verstrekken;

    Overwegende dat dient te worden gepreciseerd dat de sancties die gelden wanneer de contracten en leveringsaangiften inzake te verwerken voedergewassen te laat bij de bevoegde instanties worden ingediend, uitsluitend betrekking hebben op de produkten waarvoor die bescheiden na het verstrijken van de termijn zijn ingediend;

    Overwegende dat voor kleine bedrijven in moeilijk toegankelijke gebieden afwijkende bepalingen met betrekking tot bijzonder kostbare investeringen dienen te gelden;

    Overwegende dat dient te worden bepaald dat de bedrijven het gemiddelde vochtgehalte van de voedergewassen die zij kunstmatig drogen, met een grotere regelmaat moeten bepalen en aan de bevoegde instantie moeten mededelen;

    Overwegende dat de bepalingen inzake het nemen van de te analyseren monsters beter moeten worden omschreven, met name voor bedrijven die mengsels vervaardigen;

    Overwegende dat het voor een doeltreffende controle op de activiteiten van de verwerkingsbedrijven wenselijk is een minimumpercentage vast te stellen voor de produktie waarop door de bevoegde instantie een systematische controle moet worden uitgeoefend;

    Overwegende dat, gezien de opgedane ervaring, de hoeveelheden die als partij eindprodukten ten minste moeten worden bemonsterd, beter dienen te worden omschreven;

    Overwegende dat de verwerkingsbedrijven in hun voorraadboekhouding dienen bij te houden welke produkten zij bij de vervaardiging van mengsels gebruiken en welke invloed deze produkten uitoefenen op het gehalte aan totale ruwe eiwitten van de gedroogde voedergewassen die zij produceren;

    Overwegende dat de bevoegde instanties van de Lid-Staten de door de bedrijven aan die instanties medegedeelde vochtgehalten van de voor kunstmatige droging bestemde voedergewassen aan de Commissie dienen door te geven;

    Overwegende dat het Comité van beheer voor gedroogde voedergewasen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 785/95 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Het bepaalde in punt 1, onder a), komt als volgt te luiden:

    "a) "kunstmatig gedroogde voedergewassen": de in artikel 1, onder a), eerste en derde streepje, van die verordening bedoelde produkten die kunstmatig zijn gedroogd door middel van een warmtebehandeling; de in artikel 1, onder a), derde streepje, van die verordening bedoelde "andere dergelijke voedergewassen" zijn:

    - de kruidachtige leguminosen,

    - de kruidachtige gramineeën,

    - de in bijlage I, punt I, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 genoemde graansoorten die als hele, groene plant met onrijpe korrels zijn geoogst, en geteeld zijn op oppervlakten die niet zijn aangegeven in de steunaanvraag voor het in genoemde Verordening bedoelde compensatiebedrag voor akkerbouwgewassen, en

    - Chenopodium quinoa,

    voor zover deze soorten onder de GN-codes 1214 90 91 en 1214 90 99 vallen;";

    b) aan punt 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    "De steun voor de verwerking tot gedroogde voedergewassen mag niet worden toegekend voor voedergewassen waarvan de zaden zijn geoogst.";

    c) het volgende punt 5 wordt toegevoegd:

    "5. "mengsel": een voor diervoeding bestemd produkt dat bestaat uit, enerzijds, door het verwerkingsbedrijf gedroogde en/of vermalen voedergewassen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 en, anderzijds, andere produkten die van een andere aard zijn dan wel van dezelfde aard zijn doch elders zijn gedroogd en/of vermalen, welke andere produkten "toevoegingen" worden genoemd.

    Een gedroogd voedergewas dat toevoegingen bevat die niet meer dan 3 % van het totale gewicht van het eindprodukt uitmaken, wordt echter niet als een mengsel beschouwd mits het op de droge stof berekende totale stikstofgehalte van de toevoegingen ten hoogste 2,4 % bedraagt.".

    2. Artikel 3 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 3

    1. Als voor de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde steun in aanmerking komend worden in de zin van de onderhavige verordening beschouwd de in artikel 2, punt 1, bedoelde produkten van gezonde handelskwaliteit die aan de voorwaarden voor het in de handel brengen als diervoeder voldoen en die:

    a) in ongewijzigde staat of als mengsel in de zin van artikel 2, punt 5, eerste alinea:

    - van het bedrijfsterrein van het verwerkingsbedrijf zijn afgevoerd,

    - ingeval zij niet op het bedrijfsterrein van dat bedrijf kunnen worden opgeslagen, zijn afgevoerd uit elke daarbuiten gelegen opslagplaats die voor de controle van de opgeslagen voedergewassen voldoende garanties biedt en vooraf door de bevoegde instantie is erkend,

    - ingeval een rijdende installatie voor kunstmatige droging wordt gebruikt, uit die installatie of, wanneer de kunstmatig gedroogde voedergewassen worden opgeslagen door de persoon die deze kunstmatig heeft gedroogd, uit elke, aan de in het tweede streepje bedoelde voorwaarden beantwoordende opslagplaats zijn afgevoerd;

    b) op het tijdstip waarop zij het verwerkingsbedrijf verlaten als bedoeld onder a), de volgende kenmerken bieden:

    i) maximumvochtgehalte:

    - 12 % voor in de zon gedroogde voedergewassen, kunstmatig gedroogde voedergewassen die zijn vermalen, eiwitconcentraten en kunstmatig gedroogde produkten,

    - 14 % voor de overige kunstmatig gedroogde voedergewassen;

    ii) minimumgehalte aan totale ruwe eiwitten ten opzichte van de hoeveelheid droge stof:

    - 15 % voor kunstmatig gedroogde voedergewassen, in de zon gedroogde voedergewassen en kunstmatig gedroogde produkten,

    - 45 % voor eiwitconcentraten.

    Voorts blijft het recht op de steun beperkt tot de hoeveelheden produkt die zijn verkregen door droging van voedergewassen welke zijn geproduceerd op percelen met een landbouwbestemming die ten genoegen van de bevoegde instantie kan worden geverifieerd.

    2. Alvorens andere produkten dan voor droging en/of vermaling bestemde voedergewassen het bedrijfsterrein van het verwerkingsbedrijf worden binnengebracht met het oog op de vervaardiging van produkten die een mengsel in de zin van artikel 2, punt 5, vormen, brengt het verwerkingsbedrijf de bevoegde instantie van de betrokken Lid-Staat op de hoogte onder vermelding van de aard en de hoeveelheden van de binnengebrachte produkten.

    Indien het bij deze aanvoer gaat om voedergewassen die door een ander verwerkingsbedrijf zijn gedroogd en/of vermalen, deelt het bedrijf aan de bevoegde instantie bovendien de oorsprong en de bestemming van deze voedergewassen mede; in dit geval mag aanvoer slechts onder toezicht van de bevoegde instantie en op de door haar gestelde voorwaarden geschieden.

    Gedroogde voedergewassen die van het bedrijfsterrein van een verwerkingsbedrijf zijn afgevoerd, mogen slechts om opnieuw verkoopklaar te worden gemaakt dit bedrijf onder toezicht van de bevoegde instantie en op de door haar gestelde voorwaarden weer worden binnengebracht.

    Geen van de in de zin van dit lid het bedrijfsterrein van een verwerkingsbedrijf binnengebrachte of opnieuw binnengebrachte produkten mag met de door het betrokken bedrijf gedroogde en/of vermalen voedergewassen worden opgeslagen; die produkten worden bovendien overeenkomstig artikel 12, lid 1, in de boekhouding van het bedrijf vermeld.".

    3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 1 komt als volgt te luiden:

    "1. Voor de in artikel 2, punt 2, bedoelde erkenning moet het verwerkingsbedrijf:

    a) bij de bevoegde instantie een dossier indienen bestaande uit:

    - de beschrijving van het bedrijfsterrein van het verwerkingsbedrijf, waarbij gegevens worden verstrekt over met name de ruimten waar de te verwerken produkten worden aangevoerd en die waar de gedroogde voedergewassen worden afgevoerd, de opslagplaatsen voor de bij de verwerking te gebruiken produkten en die voor de eindprodukten en de ruimten waar de verwerking gebeurt,

    - de beschrijving van de technische installaties die voor de in artikel 2, punt 2, onder a), b) of c), bedoelde bewerkingen worden gebruikt, met name de ovens voor kunstmatige droging en de maalinrichtingen, met vermelding van het verdampingsvermogen per uur en van de bedrijfstemperatuur, en de weeginstallaties,

    - de lijst van de toevoegingen die vóór of tijdens het proces van kunstmatige droging worden gebruikt, alsmede een indicatieve lijst van de overige bij de fabricage gebruikte produkten en van de eindprodukten,

    - modellen van de registers voor de voorraadboekhouding: deze registers moeten het mogelijk maken om dagelijks de voor kunstmatige droging en/of vermaling aangevoerde hoeveelheden produkt, de geproduceerde hoeveelheden en de gebruikte hoeveelheden bindmiddelen of andere eventuele toevoegingen bij de fabricage te volgen. Van gedroogde voedergewassen die het bedrijfsterrein van een erkend bedrijf worden binnengebracht of opnieuw worden binnengebracht, wordt in de voorraadboekhouding een specifieke aantekening gemaakt.

    In geval van een wijziging van een of meer elementen van dat dossier brengt het bedrijf de bevoegde instantie binnen tien dagen op de hoogte om de bevestiging van de erkenning te verkrijgen;

    b) de volgende voorwaarden in acht nemen:

    - de bij Verordening (EG) nr. 603/95 gestelde voorwaarden,

    - de bij de onderhavige verordening gestelde voorwaarden.

    De erkenning wordt, indien aan een of meer van de in de eerste alinea, onder a) of b), genoemde voorwaarden niet meer wordt voldaan, voor een door de bevoegde instantie naar gelang van de ernst van de geconstateerde tekortkomingen vast te stellen periode aan het verwerkingsbedrijf ontnomen.";

    b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

    "3. De in artikel 2, punten 2 en 3, bedoelde erkenningen worden op verzoek van de belanghebbenden vóór het begin van het verkoopseizoen door de bevoegde instantie van elke Lid-Staat verleend.

    In uitzonderlijke gevallen kan de Commissie gedurende een periode van niet meer dan twee maanden na het begin van het betrokken verkoopseizoen met uitzonderingen op deze bepaling instemmen. In die gevallen wordt het bedrijf als erkend beschouwd totdat de bevoegde instantie de definitieve erkenning verleent.".

    4. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

    "1. Om de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde steun te ontvangen dient het verwerkingsbedrijf voor de in een bepaalde maand uit dat bedrijf afgevoerde hoeveelheden uiterlijk 45 dagen na afloop van die maand een steunaanvraag in.";

    b) de leden 2 en 3 komen als volgt te luiden:

    "2. De steunaanvraag bevat ten minste:

    - de naam, de voornaam, het adres en de handtekening van de aanvrager,

    - de hoeveelheden waarvoor de steun wordt aangevraagd, uitgesplitst per partij,

    - de datum waarop elke partij uit het bedrijf is afgevoerd,

    - de vermelding dat van elke partij overeenkomstig artikel 11, lid 3, monsters zijn genomen op het tijdstip waarop de partij uit het verwerkingsbedrijf werd afgevoerd of toen de geproduceerde gedroogde voedergewassen in dit bedrijf werden gemengd, en alle voor de identificatie van die monsters benodigde informatie,

    - de vermelding, per partij, van alle in artikel 2, punt 5, bedoelde toevoegingen onder opgave van de aard en de benaming ervan, alsmede van het op de droge stof berekende ruw-eiwitgehalte van die toevoegingen alsmede van het procentuele aandeel van die toevoegingen in de samenstelling van het eindprodukt,

    - in geval van een mengsel als bedoeld in artikel 2, punt 5, eerste alinea, de vermelding, per partij, van het gehalte aan totale ruwe eiwitten van de door het bedrijf gedroogde voedergewassen die in het mengsel aanwezig zijn, waarbij het door de toevoegingen geleverde ruwe eiwit buiten beschouwing wordt gelaten.

    3. De aan een verwerkingsbedrijf toe te kennen steun betreft uitsluitend de in dit bedrijf gedroogde en/of vermalen voedergewassen na aftrek van het gewicht van alle toevoegingen als bedoeld in artikel 2, punt 5.".

    5. In artikel 8, lid 5, worden de laatste twee volzinnen door de volgende alinea vervangen:

    "Behoudens overmacht wordt bij te late indiening van die bescheiden op het steunbedrag voor de produkten waarop de te laat ingediende bescheiden betrekking hebben, een verlaging met 1 % per werkdag toegepast. Indien de indiening ervan meer dan twintig werkdagen te laat geschiedt, wordt het bedrijf het genot van de steun voor de produkten waarop de na het verstrijken van die termijn ingediende stukken betrekking hebben, ontnomen.".

    6. Artikel 9 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 9

    1. De verwerkingsbedrijven stellen door systematische weging de juiste hoeveelheden vast van de kunstmatig te drogen voedergewassen en, in voorkomend geval, van de in de zon gedroogde voedergewassen die deze bedrijven ter verwerking worden geleverd.

    2. Systematische weging is niet verplicht indien:

    a) de voedergewassen in een rijdende drooginstallatie kunstmatig worden gedroogd; in dit geval mogen de geleverde hoeveelheden op basis van de ingezaaide oppervlakten worden geraamd;

    b) de produktie van het betrokken bedrijf niet meer dan 1 000 ton per verkoopseizoen bedraagt en dit bedrijf ten genoegen van de bevoegde instantie van de Lid-Staat aantoont dat het geen gebruik kan maken van een zich binnen een straal van vijf kilometer bevindende openbare weeginstallatie; in dit geval mogen de geleverde hoeveelheden met behulp van enige andere, vooraf door de bevoegde instantie van de genoemde Lid-Staat goedgekeurde methode worden bepaald.

    3. Het gemiddelde vochtgehalte van de kunstmatig te drogen hoeveelheden voedergewassen wordt door het verwerkingsbedrijf gemeten door de hoeveelheden die daarvan zijn gebruikt, te vergelijken met de verkregen hoeveelheden gedroogde voedergewassen.

    4. In de eerste tien werkdagen van elk kwartaal doen de verwerkingsbedrijven de bevoegde instantie mededeling van het in lid 3 bedoelde gemiddelde vochtgehalte dat voor de kunstmatig te drogen voedergewassen die zij hebben verwerkt, in het voorafgaande kwartaal is vastgesteld.".

    7. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1, tweede alinea, komt als volgt te luiden:

    "Indien de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf worden gemengd in de zin van artikel 2, punt 5, gebeuren evenwel de bemonstering en de gewichtsbepaling vóór het mengen.

    Wanneer het mengen vóór of tijdens het drogen gebeurt, wordt de monsterneming na het drogen verricht; het monster gaat vergezeld van een toelichting waarin wordt vermeld dat het om een mengsel gaat, en waarin opgave wordt gedaan van de aard, de benaming, het op de droge stof berekende ruw-eiwitgehalte van de toevoeging, en van het procentuele aandeel van de toevoeging in de samenstelling van het eindprodukt.";

    b) lid 2, tweede alinea, komt als volgt te luiden:

    "In de loop van elk verkoopseizoen verricht de bevoegde instantie regelmatig zowel een monsterneming als een gewichtsbepaling op ten minste 5 % van het gewicht van de gedroogde voedergewassen die uit het bedrijf worden afgevoerd, en op ten minste 5 % van het gewicht van de gedroogde voedergewassen die worden gemengd in de zin van artikel 2, punt 5.";

    c) lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i) in de eerste alinea worden de woorden "gemengd met andere grondstoffen dan die bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95," vervangen door de woorden "gemengd in de zin van artikel 2, punt 5,";

    ii) in zowel de eerste als de tweede alinea wordt "100 ton" vervangen door "110 ton".

    8. Aan artikel 12, lid 1, wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- de produkten die zijn vermengd met of toegevoegd aan de door het bedrijf gedroogde en/of vermalen voedergewassen, onder opgave van de aard, de benaming en het op de droge stof berekende ruw-eiwitgehalte van deze produkten, alsmede van het procentuele aandeel van deze produkten in de samenstelling van het eindprodukt."

    9. Aan artikel 15 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    "e) in de maand na afloop van elk halfjaar, de gemiddelde vochtgehalten die in het voorafgaande halfjaar voor de kunstmatig te drogen voedergewassen zijn vastgesteld en die overeenkomstig artikel 9, lid 4, door de verwerkingsbedrijven zijn medegedeeld.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 1996.

    Het bepaalde in artikel 1, punt 3, onder b), is van toepassing vanaf de dag volgende op die van de bekendmaking van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 9 april 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 63 van 21. 3. 1995, blz. 1.

    (2) PB nr. L 131 van 15. 6. 1995, blz. 1.

    (3) PB nr. L 79 van 7. 4. 1995, blz. 5.

    (4) PB nr. L 132 van 16. 6. 1995, blz. 6.

    Top