EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R1206

Verordening (EEG) nr. 1206/90 van de Raad van 7 mei 1990 houdende vaststelling van de algemene voorschriften van de produktiesteunregeling in de sector verwerkte groenten en fruit

PB L 119 van 11.5.1990, p. 74–76 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/09/1997; opgeheven door 396R2201

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/1206/oj

31990R1206

Verordening (EEG) nr. 1206/90 van de Raad van 7 mei 1990 houdende vaststelling van de algemene voorschriften van de produktiesteunregeling in de sector verwerkte groenten en fruit

Publicatieblad Nr. L 119 van 11/05/1990 blz. 0074 - 0076
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0176
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0176


VERORDENING (EEG) Nr. 1206/90 VAN DE RAAD

van 7 mei 1990

houdende vaststelling van de algemene voorschriften van de produktiesteunregeling

in de sector verwerkte groenten en fruit

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 426/86 van de Raad van

24 februari 1986 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1202/90 (2), inzonderheid op de artikelen 5 en 8,

Gezien het voorstel van de Commissie (3),

Overwegende dat in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 426/86 is bepaald dat, voor krenten en rozijnen, de producenten zich ertoe moeten verbinden een bepaald percentage van de in het contract vermelde hoeveelheden niet aan verwerkende bedrijven te leveren; dat dit percentage moet garanderen dat de door de producent geleverde produkten van adequate kwaliteit zijn; dat voor rozijnen en krenten de steun slechts wordt uitgekeerd indien een nader te bepalen percentage van de hoeveelheden door de verwerkende bedrijven niet wordt verwerkt; dat deze percentages het mogelijk moeten maken te garanderen dat de voor consumptie bestemde produkten van adequate kwaliteit zijn;

Overwegende dat bepaalde voor produktiesteun in aanmerking komende produkten rechtstreeks met elkaar concurreren; dat de produktiesteun de onderlinge concurrentiepositie van deze produkten niet mag beïnvloeden; dat de steun moet worden berekend voor de voornaamste betrokken produkten en dat de steun voor de overige produkten van de aldus berekende steun moet worden afgeleid;

Overwegende dat in artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 426/86 is bepaald dat de minimumprijs die voor rozijnen en krenten en voor gedroogde vijgen aan de producent moet worden betaald tijdens het verkoopseizoen wordt verhoogd; dat bijgevolg dient te worden bepaald welke prijs van het basisprodukt voor de berekening van de steun in aanmerking moet worden genomen;

Overwegende dat in artikel 5, lid 1, van voornoemde verordening is bepaald dat de te vergelijken prijs kan worden geconstateerd in de voornaamste producerende derde landen die naar de wereldmarkt exporteren, dat deze prijs de prijs moet zijn die in het stadium "af bedrijf" aan de producent wordt betaald voor een basisprodukt waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die van verse produkten uit de Gemeenschap die worden gebruikt voor verwerking; dat deze gegevens bij de constatering evenwel dienen te worden

gewogen op basis van de werkelijk uit de betrokken producerende landen naar de wereldmarkt uitgevoerde hoeveelheden eindprodukt;

Overwegende dat voor de produkten waarvoor de communautaire produktie een groot aandeel heeft in de markt, de ontwikkeling van de prijzen en hoeveelheden die in het kalenderjaar vóór de vaststelling van de steun tussen de Gemeenschap en de derde landen worden verhandeld, aanvullende gegevens kan blijken op te leveren over de elementen die voor de berekening van de steun in aanmerking moeten worden genomen; dat bijgevolg dient te worden voorzien in de mogelijkheid om, indien nodig, het niveau van de steun te verlagen;

Overwegende dat de steun wordt berekend voor het basisprodukt; dat de steun evenwel moet worden uitgekeerd voor het eindprodukt, uitgedrukt in nettogewicht; dat de verhouding tussen deze twee elementen kan worden bepaald op grond van de gemiddelde rendementen die in de Gemeenschap zijn geconstateerd;

Overwegende dat het dienstig lijkt om over de mogelijkheid te beschikken om via een passende besluitvormingsprocedure een systeem van monetaire aanpassing toe te passen indien zulks nodig zou blijken om voor normale concurrentievoorwaarden ten opzichte van derde landen te zorgen;

Overwegende dat de door de Lid-Staten erkende opslagbureaus aan het einde van het verkoopseizoen hoeveelheden rozijnen en krenten en gedroogde vijgen moeten aankopen; dat deze produkten op zodanige wijze moeten worden afgezet dat de normale afzetmarkt niet wordt verstoord; dat daartoe dient te worden bepaald dat de verkoopvoorwaarden in communautair verband worden vastgesteld;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1277/84 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2367/89 (5), vervangen; dat die verordening bijgevolg moet worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor krenten is het in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 426/86 bedoelde percentage gelijk aan 5.

2. De in artikel 6, lid 1, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 426/86 bedoelde percentages zijn:

a) voor krenten: 15 %;

b) voor rozijnen: 8 %.

Artikel 2

1. Voor verwerkte produkten op basis van tomaten wordt de produktiesteun berekend voor:

a) tomatenconcentraat van GN-code 2002 90;

b) hele tomaten zonder schil, van de variëteit San Marzano, van GN-code 2002 10;

c) hele tomaten zonder schil, van de variëteit Roma of soortgelijke variëteiten, van GN-code 2002 10;

d) tomatensap van GN-code 2009 50.

2. De produktiesteun voor:

- tomatenvlokken van GN-code 0712 90 30,

en

- tomatensap, passata daaronder begrepen, van GN-code 2002 90,

wordt, onverminderd de op grond van artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 426/86 vastgestelde maatregelen, afgeleid van de voor tomatenconcentraat berekende steun waarbij met name rekening wordt gehouden met het drogestofgehalte van de produkten.

3. De produktiesteun voor:

- bevroren tomaten zonder schil, al dan niet in gehele staat, van GN-code 0710 80 70,

- hele tomaten met schil, verduurzaamd, van GN-code 2002 10 90,

en

- tomaten met of zonder schil, niet in gehele staat, crush of pizzasaus daaronder begrepen, van GN-code 2002 10,

wordt, onverminderd de op grond van artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 426/86 vastgestelde maatregelen, afgeleid van de steun die is berekend voor tomaten zonder schil, in gehele staat, van de variëteit Roma of soortgelijke variëteiten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de handelskenmerken van de produkten.

4. De produktiesteun voor rozijnen en krenten wordt berekend voor sultaninerozijnen.

De produktiesteun voor andere rozijnen of krenten wordt van deze steun afgeleid, onverminderd de op grond van artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 426/86 vastgestelde maatregelen.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van de produktiesteun bedoeld in artikel 5, lid 1, en in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 426/86, geldt het bepaalde in dit artikel.

2. De produktiesteun mag ten hoogste gelijk zijn aan het verschil tussen de aan de producent in de Gemeenschap betaalde minimumprijs en de prijs van het basisprodukt in de voornaamste producerende en exporterende derde landen.

3. Voor de bepaling van de prijs van het basisprodukt in de voornaamste concurrerende derde landen:

- wordt hoofdzakelijk rekening gehouden met de in het stadium "af landbouwbedrijf" werkelijk toegepaste prijzen voor verse produkten van vergelijkbare kwaliteit die voor verwerking worden gebruikt; en

- worden deze prijzen gewogen op basis van de door deze derde landen naar de wereldmarkt uitgevoerde hoeveelheden eindprodukt.

4. Voor de produkten waarvoor de communautaire produktie een aandeel van ten minste 50 % in de communautaire markt heeft, wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de prijzen en van de omvang van invoer en uitvoer, waarbij wordt uitgegaan van de gegevens over het kalenderjaar dat aan het begin van het verkoopseizoen voorafgaat, in vergelijking met de gegevens over het kalenderjaar daarvoor.

5. De voor krenten en rozijnen en voor gedroogde vijgen aan te houden minimumprijs van het basisprodukt is de aan het begin van het verkoopseizoen aan de producent te betalen minimumprijs, verhoogd met het gemiddelde van de maandelijkse verhogingen waarin bij artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 426/86 is voorzien.

Artikel 4

Voor zover zulks strikt noodzakelijk is kan de Commissie volgens de procedure van artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 426/86 een systeem van monetaire aanpassing invoeren om de produktiesteun te corrigeren voor het effect op de met de steun verminderde minimumprijs van de verschillen tussen:

- de landbouwomrekeningskoers

en

- het gemiddelde van de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1676/85 (1) bedoelde koersen tijdens een nader te bepalen periode.

Artikel 5

De in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 426/86 bedoelde coëfficiënten worden berekend op basis van het gemiddelde van de gebruikte hoeveelheden basisprodukt en van de hoeveelheden eindprodukten, uitgedrukt in nettogewicht, die in de Gemeenschap zijn verkregen tijdens de verkoopseizoenen 1987/1988, 1988/1989 en 1989/1990. Deze coëfficiënten worden in voorkomend geval aangepast aan de hand van de later geconstateerde wijzigingen.

Artikel 6

1. Voor de toepassing van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 426/86 erkennen de Lid-Staten de opslagbureaus die adequate garanties bieden voor, enerzijds, een in technisch opzicht deugdelijke opslag en, anderzijds, een bevredigend beheer van de in het kader van de interventie aangekochte produkten.

Deze opslagbureaus zijn met name verplicht de gekochte produkten in afzonderlijke lokalen op te slaan en daarvoor een aparte boekhouding te voeren.

2. Besluiten tot verkoop van door de opslagbureaus aangekochte krenten, rozijnen en gedroogde vijgen, en vaststelling van de desbetreffende voorwaarden worden genomen volgens de procedure van artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 426/86, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak het marktevenwicht niet in gevaar te brengen.

3. Wanneer bijzondere maatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 426/86 worden genomen, kunnen bijzondere voorwaarden worden vastgesteld om te waarborgen dat het produkt niet aan zijn bestemming wordt onttrokken.

In dat geval kan een bijzondere zekerheid worden geëist om te garanderen dat de aangegane verplichtingen worden nagekomen, deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd wanneer de verplichtingen niet of slechts ten dele worden nagekomen.

4. De produkten worden verkocht bij inschrijving of tegen vooraf vastgestelde prijzen.

De ingediende biedingen worden slechts in aanmerking genomen wanneer zekerheid wordt gesteld.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 1277/84 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing vanaf het begin van het verkoopseizoen 1990/1991 voor elk van de betrokken produkten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. COLLINS

(1) PB nr. L 49 van 27. 2. 1986, blz. 1.

(2) Zie bladzijde 66 van dit Publikatieblad.

(3) PB nr. C 49 van 28. 2. 1990, blz. 92.

(4) PB nr. L 123 van 9. 5. 1984, blz. 25.

(5) PB nr. L 225 van 3. 8. 1989, blz. 1.

(1) PB nr. L 164 van 24. 6. 1985, blz. 1.

Top