Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989L0117

Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben

PB L 44 van 16.2.1989, p. 40–42 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1989/117/oj

31989L0117

Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben

Publicatieblad Nr. L 044 van 16/02/1989 blz. 0040 - 0042
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0200
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0200


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 13 februari 1989

betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben

(89/117/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de verwezenlijking van een Europese interne markt veronderstelt dat de bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen waarvan het hoofdkantoor in een andere Lid-Staat is gelegen op gelijke voet behandeld worden als de bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor in dezelfde Lid-Staat hebben; dat dit met betrekking tot de openbaarmaking van jaarstukken betekent, dat het volstaat wanneer de bijkantoren van instellingen met hoofdkantoor in een andere Lid-Staat, de jaarstukken van de instelling in hun geheel openbaar maken;

Overwegende dat in het kader van een ander instrument tot cooerdinatie van de verplichtingen inzake openbaarmaking met betrekking tot bijkantoren is voorzien in bepaalde documenten en gegevens over in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren die bepaalde soorten vennootschappen, waaronder banken en andere financiële instellingen, die onder het recht van een andere Lid-Staat vallen, openbaar moeten maken; dat er met betrekking tot de openbaarmaking van jaarstukken wordt verwezen naar specifieke bepalingen die voor banken en andere financiële instellingen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de in enige Lid-Staten thans bestaande praktijk om van bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen waarvan het hoofdkantoor buiten deze Lid-Staten ligt, openbaarmaking van een op hun eigen bedrijf betrekking hebbende jaarrekening te verlangen, na de vaststelling van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (4) haar rechtvaardigingsgrond heeft verloren; dat het publiek, en met name de schuldeisers, door middel van de bekendmaking van jaarrekeningen van bijkantoren geen voldoende inzicht kan verkrijgen in de financiële positie van de onderneming, daar een onderdeel van een geheel niet afzonderlijk kan worden beschouwd;

Overwegende dat voorts, gezien de huidige stand van de integratie, de behoefte aan bepaalde informatie over de werkzaamheid van in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten de desbetreffende Lid-Staat hebben, niet buiten beschouwing kan worden gelaten; dat de omvang van deze inlichtingen echter dient te worden beperkt, ten einde concurrentiedistorsies te verhinderen;

Overwegende evenwel dat de onderhavige richtlijn uitsluitend betrekking heeft op de verplichtingen tot openbaarmaking van de jaarstukken, en dat zij de verplichtingen tot informatieverstrekking waaraan bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen zich moeten houden uit hoofde van andere voorschriften, bij voorbeeld

van de sociale wetgeving wat het recht op informatie van de werknemers betreft, van de wetgeving inzake het banktoezicht met betrekking tot kredietinstellingen of financiële instellingen van het land van het bijkantoor, van de belastingwetgeving, alsmede voor statistische doeleinden, volledig onverlet laat;

Overwegende dat de gelijkheid van de mededingingsvoorwaarden voor bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen met hoofdkantoor in een derde land betekent dat deze zich bij de openbaarmaking van de jaarstukken moeten houden aan een standaard die gelijk of gelijkwaardig is aan die van de Gemeenschap, maar ook dat deze bijkantoren geen jaarrekening betreffende hun eigen bedrijf openbaar behoeven te maken, wanneer zij aan de bovengenoemde voorwaarde voldoen;

Overwegende dat de in verband met deze richtlijn vereiste gelijkwaardigheid van jaarstukken van kredietinstellingen en financiële instellingen met hoofdkantoor in een derde land beoordelingsproblemen kan opleveren; dat de behandeling van deze problemen, evenals van de andere vraagstukken die zich op het terrein van deze richtlijn voordoen, met name voor wat de toepassing van de onderhavige richtlijn betreft, meebrengt dat de vertegenwoordigers van de Lid-Staten en die van de Commissie in een contactcomité met elkaar samenwerken; dat het, ten einde de toeneming van het aantal van dergelijke comités te vermijden, wenselijk is deze samenwerking te doen plaatsvinden in het in artikel 52 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 84/569/EEG (2), bedoelde Contactcomité; dat wanneer evenwel met kredietinstellingen verband houdende vraagstukken worden behandeld, aan het Contactcomité een daarop afgestemde samenstelling dient te worden gegeven,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

1. De in de onderhavige richtlijn voorgeschreven cooerdinatiemaatregelen zijn van toepassing op de in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 2, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn 86/635/EEG die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben. Wanneer een kredietinstelling of een financiële instelling haar hoofdkantoor in een derde land heeft, is de onderhavige richtlijn van toepassing indien die instelling een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar is met de in de genoemde punten a) en b) vermelde rechtsvormen.

2. Artikel 1, derde streepje, van Richtlijn 77/780/EEG (3) is van overeenkomstige toepassing op bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van onderhavige richtlijn.

Artikel 2

Bepalingen betreffende bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor in een andere Lid-Staat hebben

1. De Lid-Staten schrijven voor dat bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor in een andere Lid-Staat hebben, overeenkomstig artikel 44 van Richtlijn 86/635/EEG de in dat artikel bedoelde stukken van hun kredietinstelling of financiële instelling (jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening, jaarverslag, geconsolideerd jaarverslag, verslagen van de met de controle op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening belaste persoon), openbaar maken.

2. Deze stukken moeten zijn opgesteld en gecontroleerd op de wijze die overeenkomstig Richtlijn 86/635/EEG is voorgeschreven door de nationale wetgeving van de Lid-Staat waarin de kredietinstelling of financiële instelling haar hoofdkantoor heeft.

3. Een bijkantoor kan niet worden verplicht een op zijn eigen bedrijf betrekking hebbende jaarrekening openbaar te maken.

4. Tot een latere cooerdinatie kunnen de Lid-Staten van bijkantoren openbaarmaking verlangen van de volgende aanvullende inlichtingen:

- de baten en lasten van het bijkantoor die voortvloeien uit de posten 1, 3, 4, 6, 7, 8 en 15 van artikel 27 of de posten A 4, A 9, B 1 tot en met B 4 en B 7 van artikel 28 van Richtlijn 86/635/EEG;

- het gemiddelde aantal werknemers voor het bijkantoor;

- het totaal van de aan het bijkantoor toe te rekenen vorderingen en schulden, uitgesplitst naar die op, casu quo aan kredietinstellingen en die op, casu quo aan cliënten, alsmede het totale bedrag van deze vorderingen en schulden, luidende in de valuta van de Lid-Staat waar het bijkantoor is gevestigd;

- het totaal van de activa en van de bedragen overeenkomende met de posten 2, 3, 4, 5 en 6 van de activa, de posten 1, 2 en 3 van de passiva en 1 en 2 van de posten buiten de balanstelling, volgens de definitie in artikel 4 en de overeenkomstige artikelen van Richtlijn 86/635/EEG, alsmede, voor de posten 2, 5 en 6 van de activa, de uitsplitsing van de waardepapieren naar gelang zij al dan niet als financiële vaste activa in de zin van artikel 35 van Richtlijn 86/635/EEG zijn beschouwd.

Indien deze inlichtingen worden verlangd, moet de juistheid ervan en de overeenstemming ervan met de jaarrekening worden gecontroleerd door één of meer personen die overeenkomstig de wetgeving van de Lid-Staat waarin het bijkantoor is gevestigd, gerechtigd zijn de jaarrekening te controleren.

Artikel 3

Bepalingen betreffende bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen

1. De Lid-Staten schrijven voor dat bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen, overeenkomstig artikel 2, lid 1, de daar vermelde stukken openbaar maken welke volgens de wetgeving van het land van het hoofdkantoor zijn opgesteld en gecontroleerd.

2. Indien de betreffende stukken overeenkomstig Richtlijn 86/635/EEG of op gelijkwaardige wijze zijn opgesteld en indien, met betrekking tot kredietinstellingen en financiële instellingen uit de Gemeenschap, in het derde land waarin het hoofdkantoor is gevestigd is voldaan aan de voorwaarde van wederkerigheid, is artikel 2, lid 3, van toepassing.

3. In andere dan de in lid 2 bedoelde gevallen kunnen de Lid-Staten verlangen dat de bijkantoren een op hun eigen bedrijf betrekking hebbende jaarrekening openbaar maken.

4. In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen kunnen de Lid-Staten van de bijkantoren openbaarmaking van de in artikel 2, lid 4, bedoelde gegevens en van het ter beschikking gestelde kapitaal verlangen.

5. Artikel 9, leden 1 en 3, van Richtlijn 77/780/EEG is van overeenkomstige toepassing op bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van deze richtlijn.

Artikel 4

Taal van openbaarmaking

De Lid-Staten kunnen verlangen dat de in deze richtlijn bedoelde stukken in hun officiële nationale taal of talen openbaar worden gemaakt en dat de vertaling van deze stukken wordt gewaarmerkt.

Artikel 5

Taak van het Contactcomité

Het bij artikel 52 van Richtlijn 78/660/EEG ingestelde Contactcomité heeft in een daartoe passende samenstelling eveneens tot taak:

a) onverminderd de artikelen 169 en 170 van het Verdrag, een geharmoniseerde toepassing van deze richtlijn te bevorderen door regelmatig overleg over met name de concrete problemen die zich bij de toepassing, bij voorbeeld de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de stukken, voordoen; de besluitvorming te bevorderen over de vergelijkbaarheid en gelijkwaardigheid van de in artikel 1, lid 1, bedoelde rechtsvormen;

b) zo nodig de Commissie van advies te dienen inzake aanvullingen op of wijzigingen van deze richtlijn.

Slotbepalingen

Artikel 6

1. De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op 1 januari 1991 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten kunnen bepalen dat de in lid 1 bedoelde bepalingen voor de eerste maal van toepassing zijn op de jaarrekeningen van het boekjaar dat op 1 januari 1993 of in de loop van 1993 begint.

3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van de voornaamste bepalingen van intern recht die zij vaststellen op het door deze richtlijn bestreken gebied.

Artikel 7

Vijf jaar na de in artikel 6, lid 2, bedoelde datum gaat de Raad op basis van een verslag van de Commissie over tot onderzoek naar, en, in voorkomend geval, op voorstel van de Commissie en in samenwerking met het Europese Parlement, tot herziening van artikel 2, lid 4, aan de hand van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de onderhavige richtlijn, en van de doelstelling de in artikel 2, lid 4, bedoelde aanvullende informatie af te schaffen, rekening houdend met de vooruitgang die is geboekt op de weg naar een grotere harmonisatie van de jaarrekeningen van banken en andere financiële instellingen.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 13 februari 1989.

Voor de Raad

De Voorzitter

C. SOLCHAGA CATALAN

(1) PB nr. C 230 van 11. 9. 1986, blz. 4.

(2) PB nr. C 319 van 30. 11. 1987, blz. 64, en PB nr. C 290 van 14. 11. 1988, blz. 66.

(3) PB nr. C 345 van 21. 12. 1987, blz. 73.

(4) PB nr. L 372 van 31. 12. 1986, blz. 1.

(1) PB nr. L 222 van 14. 8. 1978, blz. 11.

(2) PB nr. L 314 van 4. 12. 1984, blz. 28.

(3) PB nr. L 322 van 17. 12. 1977, blz. 30.

Top