EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987L0344

Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering

PB L 185 van 4.7.1987, p. 77–80 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2015; opgeheven door 32009L0138 en zie 32012L0023 en 32013L0058

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1987/344/oj

31987L0344

Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering

Publicatieblad Nr. L 185 van 04/07/1987 blz. 0077 - 0080
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0161
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0161


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 22 juni 1987

tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering

(87/344/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/343/EEG (5), ter vergemakkelijking van de toegang tot genoemd bedrijf en de uitoefening daarvan, bepaalde tussen de nationale wetgevingen bestaande verschillen heeft afgeschaft;

Overwegende dat in artikel 7, lid 2, onder c), van die richtlijn evenwel wordt bepaald dat de Bondsrepubliek Duitsland tot het tijdstip van een latere cooerdinatie, die binnen vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet plaatsvinden, het verbod kan handhaven om op haar grondgebied de ziekteverzekering, de krediet- en borgtochtverzekering of de verzekering van rechtsbijstand, hetzij onderling, hetzij met andere branches te cumuleren;

Overwegende dat bij de onderhavige richtlijn wordt overgegaan tot cooerdinatie van de bepalingen betreffende de in artikel 7, lid 2, onder c), van Richtlijn 73/239/EEG bedoelde cooerdinatie voor de rechtsbijstandverzekering;

Overwegende dat met het oog op de bescherming van de verzekerden elk mogelijk belangenconflict tussen een voor rechtsbijstand verzekerde en zijn verzekeraar als gevolg van het feit dat deze hem heeft verzekerd voor één of meer andere, in de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG vermelde, branches of dat hij een derde persoon heeft verzekerd, zoveel mogelijk moet worden voorkomen, en dat, als een dergelijk conflict zich voordoet, de oplossing ervan mogelijk moet worden gemaakt;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn, gezien het specifieke karakter ervan, niet van toepassing dient te zijn op de rechtsbijstandverzekering wanneer deze betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit het gebruik van zeeschepen of verband houden met dit gebruik;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn evenmin van toepassing dient te zijn op de activiteiten van een verzekeraar die diensten verleent of kosten op zich neemt in verband met een overeenkomst inzake wettelijke aansprakelijkheid, voor zover die activiteit krachtens die verzekering tegelijkertijd in zijn belang wordt uitgeoefend;

Overwegende dat de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden geboden de onderhavige richtlijn niet te laten gelden voor de rechtsbijstandactiviteit die wordt uitgeoefend door de verzekeraar van hulpverlening indien deze activiteit wordt verricht in een andere Staat dan die waar de verzekerde gewoonlijk verblijf houdt, indien zij deel uitmaakt van een overeenkomst die alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden;

Overwegende dat het stelsel van verplichte specialisatie, dat thans door een enkele Lid-Staat wordt toegepast, namelijk de Bondsrepubliek Duitsland, de meeste belangenconflicten uitsluit; dat het voor het bereiken van dit resultaat evenwel niet noodzakelijk lijkt dit stelsel tot de gehele Gemeenschap uit te breiden door de ondernemingen die meerdere branches beoefenen, tot een splitsing te verplichten;

Overwegende dat het gestelde doel immers ook kan worden bereikt door, enerzijds, de ondernemingen de verplichting op te leggen om voor de rechtsbijstandverzekering te voorzien in een afzonderlijke overeenkomst of een afzonderlijk hoofdstuk in de polis, en, anderzijds, hen te verplichten ofwel een gescheiden beheer voor de rechtsbijstandverzekering in te voeren, ofwel de schaderegeling in de branche van de rechtsbijstandverzekering toe te vertrouwen aan een rechtens zelfstandige maatschappij, dan wel de voor rechtsbijstand verzekerde het recht te verlenen zijn advocaat te kiezen zodra hij van rechtswege de bijstand van de verzekeraar kan opeisen;

Overwegende dat voor welke mogelijkheid ook wordt gekozen, het belang van de verzekerden op gelijkwaardige wijze gewaarborgd wordt;

Overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer er zich een belangenconflict voordoet;

Overwegende dat aan de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden verleend om de ondernemingen te ontheffen van de verplichting de verzekerde deze vrije keuze van advocaat te bieden, wanneer de rechtsbijstandverzekering beperkt is tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op hun grondgebied en wanneer andere limitatieve voorwaarden vervuld zijn;

Overwegende dat, indien zich tussen verzekeraar en verzekerde een conflict voordoet, dit zo billijk en snel mogelijk moet worden opgelost; dat het derhalve gewenst is in de verzekeringspolissen voor rechtsbijstand de mogelijkheid open te laten van een beroep op een scheidsrechterlijke instantie of op een procedure die vergelijkbare garanties biedt;

Overwegende dat in de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG in de tweede alinea onder C wordt bepaald dat de risico's die vallen onder de in A, 14 en 15 genoemde branches niet als bijkomende risico's van andere branches mogen worden beschouwd; dat dient te worden voorkomen dat een verzekeringsonderneming dekking verleent voor rechtsbijstand als bijkomend risico van een ander risico zonder een vergunning te hebben verkregen voor de uitoefening van de rechtsbijstandverzekering; dat evenwel aan de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden verleend, branche 17 in specifieke gevallen te beschouwen als bijkomend risico van branche 18; dat derhalve punt C van genoemde bijlage in die zin dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn strekt tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, vermeld onder A, 17, van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG, ten einde de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken en elk belangenconflict met name als gevolg van het feit dat de verzekeraar een derde persoon heeft verzekerd of dat hij de verzekerde zowel voor rechtsbijstand als voor een andere in deze bijlage genoemde branche heeft verzekerd, zoveel mogelijk te voorkomen en, als een dergelijk conflict zich voordoet, de oplossing ervan mogelijk te maken.

Artikel 2

1. Deze richtlijn is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand. Deze verzekering bestaat erin dat tegen betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:

- het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;

- de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen hem gerichte vordering.

2. De richtlijn is evenwel niet van toepassing op:

- de rechtsbijstandverzekering indien deze betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of verband houden met het gebruik van zeeschepen;

- de door de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeraar uitgeoefende activiteit met betrekking tot de verdediging of vertegenwoordiging van zijn verzekerde in gerechtelijke of administratieve procedures voor zover die activiteit krachtens die verzekering tegelijkertijd in zijn belang wordt uitgeoefend;

- indien een Lid-Staat hiervoor opteert, de rechtsbijstandactiviteit die wordt uitgeoefend door de verzekeraar van hulpverlening indien deze activiteit wordt verricht in een andere Staat dan die waar de verzekerde gewoonlijk verblijf houdt, indien zij deel uitmaakt van een overeenkomst die alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden. In dat geval moet in de overeenkomst afzonderlijk worden verklaard dat de betrokken dekking beperkt is tot de in de vorige zin bedoelde omstandigheden en slechts een aanvulling is van de hulpverlening.

Artikel 3

1. Voor de rechtsbijstandverzekering moet een afzonderlijke overeenkomst worden opgemaakt, die los staat van overeenkomsten die andere branches betreffen, of moet in de polis een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen waarin de inhoud van de rechtsbijstandsdekking en, indien de Lid-Staat zulks verlangt, de daarmee overeenkomende premie worden vermeld.

2. Elke Lid-Staat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen, overeenkomstig de door de Lid-Staat gemaakte keuze, of naar eigen keuze indien de Lid-Staat zulks toestaat, ten minste een van de volgende alternatieve oplossingen aannemen:

a) de onderneming draagt er zorg voor dat geen enkel lid van het personeel dat zich bezighoudt met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze regeling, terzelfder tijd een soortgelijke werkzaamheid uitoefent:

- voor een door dezelfde onderneming beoefende andere branche, indien het om een meerbrancheonderneming gaat,

- in een andere onderneming die met de eerste onderneming financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die één of meer andere branches van Richtlijn 73/239/EEG uitoefent, ongeacht of het om een meerbranche- dan wel een gespecialiseerde onderneming gaat;

b) de onderneming vertrouwt de schaderegeling van de branche rechtsbijstand toe aan een juridisch zelfstandige onderneming. Deze onderneming wordt vermeld in de afzonderlijke overeenkomst of het afzonderlijke hoofdstuk bedoeld in lid 1. Wanneer deze juridisch zelfstandige onderneming banden heeft met een onderneming die één of meer andere branches genoemd onder A van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG beoefent, mogen de medewerkers van deze onderneming die zich bezig houden met de regeling van schadegevallen of met het geven van juridische adviezen betreffende de regeling van schadegevallen, niet terzelfder tijd voor de andere onderneming dezelfde of een soortgelijke werkzaamheid uitoefenen. De Lid-Staten kunnen voorts dezelfde beperking opleggen aan de leden van het leidinggevend orgaan;

c) de onderneming neemt in de overeenkomst de bepaling op dat de verzekerde, zodra hij uit hoofde van de polis het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, de behartiging van zijn belangen mag toevertrouwen aan een advocaat van zijn keuze of, voor zover het nationale recht zulks toestaat, een ander gekwalificeerd persoon.

3. Ongeacht de gekozen oplossing worden personen die voor rechtsbijstand zijn verzekerd, geacht gelijkwaardige dekking uit hoofde van deze richtlijn te genieten.

Artikel 4

1. In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet uitdrukkelijk worden bepaald dat

a) indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;

b) de verzekerde vrij is om een advocaat of, indien hij daar de voorkeur aan geeft en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.

2. Onder »advocaat" wordt verstaan ieder die gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder een van de benamingen bedoeld in Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (1).

Artikel 5

1. Elke Lid-Staat kan de rechtsbijstandverzekering van de toepassing van artikel 4, lid 1, vrijstellen indien aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) de verzekering is beperkt tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat;

b) de verzekering is verbonden met een overeenkomst voor hulpverlening in geval van een ongeval of pech waarbij een wegvoertuig betrokken is;

c) noch de rechtsbijstandverzekeraar noch de verzekeraar van hulpverlening verzekeren een aansprakelijkheidsbranche;

d) er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeraar voor rechtsbijstand zijn verzekerd.

2. De door een Lid-Staat krachtens lid 1 aan een onderneming verleende vrijstelling laat de toepassing van artikel 3, lid 2, onverlet.

Artikel 6

De Lid-Staten nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat er, onverminderd de eventueel bij het nationale recht geboden mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen, wordt voorzien in een scheidsrechterlijke procedure of een andere procedure welke vergelijkbare garanties inzake objectiviteit biedt, om te bepalen welke gedragslijn er bij verschil van mening tussen de rechtsbijstandverzekeraar en zijn verzekerde, zal worden gevolgd voor de regeling van het geschil.

De verzekeringsovereenkomst moet het recht van de verzekerde vermelden om van een dergelijke procedure gebruik te maken.

Artikel 7

Telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de regeling van het geschil, moet de rechtsbijstandverzekeraar, of in voorkomend geval het schaderegelingskantoor de verzekerde op de hoogte brengen van:

- het in artikel 4 bedoelde recht;

- de mogelijkheid om gebruik te maken van de in artikel 6 bedoelde procedure.

Artikel 8

De Lid-Staten heffen alle bepalingen op waarbij wordt verboden op hun grondgebied de rechtsbijstandverzekering met andere branches te cumuleren.

Artikel 9

De tweede alinea van punt C van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG wordt vervangen door:

»De onder de branches genoemd onder A, 14, 15 en 17 vallende risico's mogen echter niet als bijkomende risico's van andere branches worden beschouwd.

Het onder branche 17 (rechtsbijstandverzekering) vallende risico mag echter als bijkomend risico van branche 18 worden beschouwd indien de in de eerste alinea genoemde voorwaarden zijn vervuld en het hoofdrisico alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden.

De rechtsbijstandverzekering mag ook als bijkomend risico worden beschouwd met inachtneming van de in de eerste alinea genoemde voorwaarden, indien die betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of samenhangen met het gebruik van zeeschepen.".

Artikel 10

De Lid-Staten treffen vóór 1 januari 1990 de nodige maatregelen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze maatregelen uiterlijk toe vanaf 1 juli 1990.

Artikel 11

Na de kennisgeving van deze richtlijn (1) delen de Lid-Staten de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

L. TINDEMANS

(1) PB nr. C 198 van 7. 8. 1979, blz. 2.

(2) PB nr. C 260 van 12. 10. 1981, blz. 78.

(3) PB nr. C 348 van 31. 12. 1980, blz. 22.

(4) PB nr. L 228 van 16. 8. 1973, blz. 3.

(5) Zie bladzijde 72 van dit Publikatieblad.

(1) PB nr. L 78 van 26. 3. 1977, blz. 17.

(1) Van deze richtlijn is aan de Lid-Staten kennis gegeven op 25 juni 1987.

Top