Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Structuurfondsen — Jaarlijkse verdeling van totale middelen per land, 2014-2020

Structuurfondsen — Jaarlijkse verdeling van totale middelen per land, 2014-2020

SAMENVATTING VAN:

Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU — Jaarlijkse verdeling van structuurfondsen onder EU-landen

WAT IS HET DOEL VAN HET BESLUIT?

In dit besluit wordt gedefinieerd hoeveel financiering een land krijgt onder de belangrijkste structuurfondsen van de EU, de ontwikkelingsprogramma’s van de EU voor regio’s.

KERNPUNTEN

  • Het besluit vermeldt de verdeling van middelen voor structuurfondsen (het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds) op basis van jaar en land.
  • De tabellen in de bijlagen van het besluit geven de jaarlijkse verdeling van de totale middelen per land weer:
    • onder de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” (Bijlage I; Totaalbedrag: 313 miljard EUR);
    • onder de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, die regio’s aanspoort om samen te werken aan gezamenlijke projecten (Bijlage II; Totaalbedrag: 9 miljard EUR);
    • toegewezen aan minder ontwikkelde gebieden1 onder de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” (Bijlage V; Totaalbedrag: 182 miljard EUR);
    • toegewezen aan gebieden in overgang2 onder de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” (Bijlage VI; Totaalbedrag: 35 miljard EUR);
    • toegewezen aan meer ontwikkelde gebieden3 onder de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” (Bijlage VII; Totaalbedrag: 54 miljard EUR);
    • toegewezen aan landen die in aanmerking komen voor financiering onder het Cohesiefonds voor projecten die onder de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” vallen (Bijlage VIII; Totaalbedrag: 63 miljard EUR);
    • toegewezen aan aanvullende financiering voor de ultraperifere gebieden4 en de noordelijke, schaars bevolkte gebieden5 (Bijlage IX; Totaalbedrag: 1,5 miljard EUR);
    • toegewezen aan grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma`s (Bijlage XIV; Totaalbedrag: 7,5 miljard EUR);
    • toegewezen aan transnationale samenwerkingsprogramma`s (Bijlage XV; Totaalbedrag: 2 miljard EUR);
    • toegewezen aan interregionale samenwerkingsprogramma`s (Bijlage XVI; Totaalbedrag: 571 miljard EUR);
  • In het besluit wordt tevens het volgende vastgelegd:
    • hoeveel er in elk land besteed moet worden van de specifieke toewijzing voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (JWI) (Bijlage III; Totaalbedrag: 3 miljard EUR op prijsniveaus van 2011, en Bijlage X; Totaalbedrag: 3,2 miljard EUR op huidig prijsniveau):
    • de regio’s die in aanmerking komen voor financiering onder het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief:
    • het jaarlijkse deel aan bedragen dat overgedragen moet worden van elke toewijzing van het Cohesiefonds aan elk land aan de Financieringsfaciliteit voor Europese Verbindingen, die transport, energie en telecommunicatie-infrastructuur financiert (Bijlage XI; Totaalbedrag: 11,3 miljard EUR op huidig prijsniveau);
    • de jaarlijkse verdeling van de bedragen die overgedragen moeten worden van elke totale toewijzing van een land aan hulp aan de meest behoeftigen (Bijlage XII; Totaalbedrag: 3,8 miljard EUR op huidig prijsniveau);
    • de jaarlijkse verdeling van de middelen voor innovatieve projecten op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling (Bijlage XIII; Totaalbedrag: 372 miljoen EUR op huidig prijsniveau).

VANAF WANNEER TREEDT HET BESLUIT IN WERKING?

Het is sinds van toepassing.

ACHTERGROND

  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 – definieert de algemene regels met betrekking tot de werkwijzen van de 5 Europese Structuur- en Investeringsfondsen (waaronder het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds).
  • Voor meer informatie zie:

KERNBEGRIPPEN

  1. Minder ontwikkelde gebieden: gebieden waar het bbp per inwoner minder dan 75% van het gemiddelde van de EU-28 (1) bedraagt.
  2. Gebieden in overgang: gebieden waar het bbp per inwoner tussen 75% en 90% van het gemiddelde van de EU-28 (1) ligt.
  3. Meer ontwikkelde gebieden: gebieden waar het bbp per inwoner meer dan 90% van het gemiddelde van de EU-28 (1) bedraagt.
  4. Ultraperifere gebieden: de meest afgelegen EU-gebieden, zoals de Canarische Eilanden, Réunion, Guadeloupe en de Azoren.
  5. Noordelijke, schaars bevolkte gebieden: de gebieden van Noord-Finland en Zweden die financiering van het Cohesiefonds ontvangen.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU van de Commissie van tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de totale middelen voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de middelen uit de specifieke toewijzing voor het werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren samen met de lijst van in aanmerking komende regio’s, en de bedragen die uit de toewijzingen van het Cohesiefonds en de structuurfondsen aan elke lidstaat moeten worden overgedragen aan de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en voor hulp aan de meest behoeftigen voor de periode 2014-2020 (PB L 104 van , blz. 13-42)

Zie de geconsolideerde versie.

laatste bijwerking

(1) Vanaf is het Verenigd Koninkrijk geen EU-lid meer.

Naar boven