EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CJ0095

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 28 oktober 2021.
„Varchev Finans“ EOOD tegen Komisia za finansov nadzor.
Verzoek van de Administrativen sad – Varna om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2014/65/EU – Markten voor financiële instrumenten – Gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 – Beleggingsondernemingen – Artikel 56 – Beoordeling van de passendheid en de daarmee verband houdende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens – Artikel 72 – Bewaren van gegevens – Wijze van bewaring – Informatie over de categorie-indeling van cliënten – Informatie over de kosten en lasten van beleggingsdiensten.
Zaak C-95/20.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2021:891

 ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

28 oktober 2021 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2014/65/EU – Markten voor financiële instrumenten – Gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 – Beleggingsondernemingen – Artikel 56 – Beoordeling van de passendheid en de daarmee verband houdende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens – Artikel 72 – Bewaren van gegevens – Wijze van bewaring – Informatie over de categorie-indeling van cliënten – Informatie over de kosten en lasten van beleggingsdiensten”

In zaak C-95/20,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Administrativen sad Varna (bestuursrechter in tweede aanleg Varna, Bulgarije) bij beslissing van 11 februari 2020, ingekomen bij het Hof op 25 februari 2020, in de procedure

„Varchev Finans” EOOD

tegen

Komisia za finansov nadzor,

in tegenwoordigheid van:

Okrazhna prokuratura – Varna,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: K. Jürimäe, president van de Derde kamer, waarnemend voor de president van de Negende kamer, S. Rodin (rapporteur) en N. Piçarra, rechters,

advocaat‑generaal: J. Richard de la Tour,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

„Varchev Finans” EOOD, vertegenwoordigd door M. Valchanova, advokat,

Komisia za finansov nadzor, vertegenwoordigd door B. Gercheva, L. Valchovska en M. Vasileva,

de Duitse regering, vertegenwoordigd door J. Möller en R. Kanitz als gemachtigden,

de Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door Y. Marinova, J. Rius en T. Scharf, vervolgens door Y. Marinova en T. Scharf als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB 2017, L 87, blz. 1), gelezen in samenhang met bijlage I bij die gedelegeerde verordening.

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen „Varchev Finans” EOOD en de Komisia za finansov nadzor (Commissie financieel toezicht, Bulgarije; hierna: „KFN”) over de financiële sancties die aan deze vennootschap zijn opgelegd wegens niet‑nakoming van de verplichting om gegevens bij te houden met betrekking tot de categorie‑indeling van cliënten en de aan hen verstrekte informatie over de kosten en lasten van de beleggingsdiensten.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Richtlijn 2014/65

3

Artikel 16 van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/92/EG en richtlijn 2011/61/EU (PB 2014, L 173, blz. 349), met als opschrift „Organisatorische vereisten”, bepaalt in lid 6:

„Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat gegevens die worden bijgehouden over alle door haar verleende of verrichte diensten, activiteiten en transacties, toereikend zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar toezichttaken te vervullen en handhavingsacties uit te oefenen uit hoofde van deze richtlijn, verordening (EU) nr. 600/2014 [van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2014, L 173, blz. 84)], richtlijn 2014/57/EU [van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik) (PB 2014, L 173, blz. 179)] en verordening (EU) nr. 596/2014 [van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB 2014, L 173, blz. 1)], en met name of de beleggingsonderneming heeft voldaan aan alle verplichtingen, ook welke betrekking hebben op haar cliënten of potentiële cliënten en op de integriteit van de markt.”

4

Artikel 25 van richtlijn 2014/65, „Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid en rapporteren aan cliënten”, luidt in de leden 2, 3, 5 en 8:

„2.   Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer, wint de beleggingsonderneming de nodige informatie in, betreffende de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort product of dienst, zijn financiële situatie, met inbegrip van zijn vermogen om verliezen te dragen, en zijn beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van zijn risicotolerantie teneinde de beleggingsonderneming in staat te stellen om de cliënt of potentiële cliënt de voor hem geschikte en, met name, met zijn risicotolerantie en vermogen om verliezen te dragen strokende beleggingsdiensten en financiële instrumenten te kunnen aanbevelen.

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een beleggingsonderneming beleggingsadvies verstrekt waarbij een overeenkomstig artikel 24, lid 11, gebundeld pakket van diensten of producten wordt aanbevolen, de gehele bundel passend is.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat een beleggingsonderneming, wanneer zij andere dan de in lid 2 bedoelde beleggingsdiensten verricht, bij de cliënt of de potentiële cliënt informatie inwint over zijn ervaring en kennis op beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort van product of dienst die men voornemens is aan te bieden of die wordt verlangd, zodat de onderneming kan beoordelen of het aangeboden product of de te verrichten dienst passend is voor de cliënt. Wanneer er overeenkomstig artikel 24, lid 11, een bundel van diensten of producten wordt overwogen, dient bij de beoordeling te worden nagegaan of het gehele gebundelde pakket passend is.

Indien de beleggingsonderneming op grond van de uit hoofde van de eerste alinea ontvangen informatie oordeelt dat het product of de dienst voor de cliënt of de potentiële cliënt ongeschikt is, waarschuwt zij de cliënt of de potentiële cliënt. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

Indien cliënten of potentiële cliënten de in de eerste alinea bedoelde informatie over hun ervaring en kennis niet verstrekken of indien zij onvoldoende informatie verstrekken, waarschuwt de beleggingsonderneming hen dat zij niet in een positie verkeert om vast te stellen of de aangeboden beleggingsdienst of het aangeboden product voor hen geschikt is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

[...]

5.   De beleggingsonderneming legt een dossier aan met de tussen de beleggingsonderneming en de cliënt overeengekomen documenten waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waaronder de beleggingsonderneming diensten aan de cliënt zal verlenen. De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetsteksten.

[...]

8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen de in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel neergelegde beginselen in acht nemen wanneer zij beleggingsdiensten of nevendiensten aan hun cliënten verlenen, met inbegrip van informatie die moet worden verkregen voor het beoordelen van de geschiktheid of doeltreffendheid van de diensten en financiële instrumenten voor hun cliënten, [...].”

Gedelegeerde verordening 2017/565

5

Gedelegeerde verordening 2017/565 is vastgesteld op basis van met name artikel 25, lid 8, van richtlijn 2014/65.

6

Overweging 92 van deze gedelegeerde verordening luidt als volgt:

„De gegevens die een beleggingsonderneming moet bijhouden, moeten aangepast zijn aan de aard van de bedrijfsactiviteit en het gamma verrichte beleggingsdiensten en ‑activiteiten, mits aan de in richtlijn [2014/65], verordening [nr. 600/2014], verordening [nr. 596/2014], richtlijn [2014/57] en in deze verordening vastgelegde verplichtingen inzake het bijhouden van gegevens is voldaan en de bevoegde autoriteiten hun toezichttaken kunnen vervullen en handhavingsmaatregelen kunnen uitvoeren met het oog op de bescherming van beleggers en de integriteit van de markt.”

7

Artikel 50 van gedelegeerde verordening 2017/565, „Informatie over kosten en bijbehorende lasten”, bepaalt in lid 2:

„Met het oog op de verstrekking vooraf en achteraf van informatie over kosten en lasten aan cliënten aggregeren beleggingsondernemingen het volgende:

a)

alle kosten en bijbehorende lasten die in rekening worden gebracht door de beleggingsonderneming, of door andere partijen wanneer de cliënt naar dergelijke andere partijen is doorverwezen, voor beleggings‑ en/of nevendiensten die voor de cliënt worden verricht, en

b)

alle kosten en bijbehorende lasten die met de ontwikkeling en het beheer van de financiële instrumenten verband houden.

[...]”

8

Artikel 56 van deze gedelegeerde verordening, „Beoordeling van de passendheid en de daarmee verband houdende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens”, bepaalt:

„1.   Bij de beoordeling of een beleggingsdienst als bedoeld in artikel 25, lid 3, van richtlijn [2014/65] passend is voor een cliënt, gaan beleggingsondernemingen na of deze cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico’s verbonden zijn aan het product of de beleggingsdienst die wordt aangeboden of gevraagd.

Een beleggingsonderneming mag ervan uitgaan dat een professionele cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico’s verbonden zijn aan deze beleggingsdiensten of transacties of aan het type transactie of product waarvoor de cliënt als professionele cliënt wordt aangemerkt.

2.   Beleggingsondernemingen houden gegevens over de uitgevoerde passendheidsbeoordelingen bij die onder meer op het volgende betrekking hebben:

a)

de uitkomst van de passendheidsbeoordeling;

b)

een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de gekochte beleggingsdienst of het gekochte product als mogelijk niet passend voor de cliënt werd aangemerkt, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd;

c)

een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de cliënt onvoldoende informatie had verstrekt om de onderneming in staat te stellen een passendheidsbeoordeling uit te voeren, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd.”

9

Artikel 72 van die gedelegeerde verordening, „Bewaren van gegevens”, luidt:

„1.   De gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie zo kan worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de bevoegde autoriteit kan vlot toegang krijgen tot de gegevens en kan elk belangrijk stadium van de verwerking van elke transactie reconstrueren;

b)

alle correcties of andere wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat dergelijke correcties of andere wijzigingen zijn aangebracht, kunnen gemakkelijk worden achterhaald;

c)

het is niet mogelijk de gegevens anderszins te manipuleren of te wijzigen;

d)

IT‑exploitatie of enigerlei andere vorm van efficiënte exploitatie is mogelijk wanneer de gegevens niet gemakkelijk kunnen worden geanalyseerd wegens de omvang en de aard ervan, en

e)

de regelingen van de onderneming voldoen aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens, ongeacht de gebruikte technologie.

2.   Beleggingsondernemingen houden ten minste de in bijlage I bij deze verordening genoemde gegevens bij naargelang van de aard van hun activiteiten.

De lijst van gegevens in bijlage I bij deze verordening laat alle overige uit andere wetgeving voortvloeiende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens onverlet.

3.   Beleggingsondernemingen houden ook de schriftelijke gegevens over alle gedragslijnen en procedures bij waarover zij uit hoofde van richtlijn [2014/65], verordening [nr. 600/2014], richtlijn [2014/57] en verordening [nr. 596/2014] en de respectieve uitvoeringsmaatregelen daarvan moeten beschikken.

De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat beleggingsondernemingen aanvullende gegevens bijhouden naast die genoemd in de lijst in bijlage I bij deze verordening.”

10

Bijlage I bij gedelegeerde verordening 2017/565, met als opschrift „Bewaren van gegevens”, bevat een minimumlijst van gegevens die beleggingsondernemingen moeten bijhouden naargelang van de aard van hun activiteiten. Volgens deze lijst omvatten de bij te houden gegevens onder meer, in het kader van de „beoordeling van cliënten”, gegevens in verband met de „beoordeling van geschiktheid en adequaatheid” en, in het kader van de „communicatie met cliënten”, de „informatie over kosten en bijbehorende lasten”.

Bulgaars recht

11

Volgens artikel 71, lid 2, punt 4, van de Zakon za pazarite na finansovi instrumenti (wet inzake financiële instrumenten) (DV nr. 15 van 16 februari 2018), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, verstrekken beleggingsondernemingen tijdig, op passende wijze en met inachtneming van de vereisten inzake het ter beschikking stellen van reële, duidelijke en niet‑misleidende informatie, aan hun cliënten of potentiële cliënten informatie over de verschillende kosten en lasten evenals over het bedrag daarvan.

12

Krachtens artikel 290, lid 9, punt 16, eerste volzin, juncto lid 1, punt 16, ervan, wordt aan rechtspersonen en eenmanszaken in geval van overtreding van toepasselijke Unierechtelijke voorschriften, tenzij anders is bepaald, een geldboete opgelegd van 5000 tot 1000000 Bulgaarse lev (BGN) (ongeveer 2500 tot 510000 EUR) en, in geval van recidive, een geldboete van 10000 tot 2000000 BGN (ongeveer 5000 tot 1020000 EUR).

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

13

Varchev Finans is een beleggingsonderneming die beschikt over een door de KFN verleende vergunning om beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten te verrichten.

14

Op grond van een besluit van de vicepresident van de KFN van 20 augustus 2018 werd Varchev Finans aan een controle onderworpen, in het kader waarvan zij werd gelast toegang te verlenen tot alle registers die zij overeenkomstig de voorschriften bijhield. Varchev Finans bleek geen register bij te houden met gegevens over de voor haar cliënten uitgevoerde beoordelingen van de passendheid van investeringsproducten en -diensten, noch een register waarin de aan cliënten meegedeelde informatie over de kosten en lasten van beleggingsdiensten werd bewaard.

15

Bijgevolg zijn bij besluit van 20 mei 2019 aan Varchev Finans twee geldboeten opgelegd wegens overtreding van, ten eerste, artikel 56, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565, gelezen in samenhang met artikel 72, lid 2, van en bijlage I bij deze gedelegeerde verordening, en, ten tweede, artikel 72, lid 2, gelezen in samenhang met bijlage I bij die gedelegeerde verordening.

16

Varchev Finans heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Rayonen sad Varna (rechter in eerste aanleg Varna, Bulgarije), die dit beroep heeft verworpen en heeft bevestigd dat Varchev Finans in strijd met de vereisten van gedelegeerde verordening 2017/565 geen registers bijhield.

17

Varchev Finans heeft bij de Administrativen sad Varna (bestuursrechter in tweede aanleg Varna, Bulgarije), de verwijzende rechter, cassatieberoep ingesteld tegen het vonnis van de Rayonen sad Varna, waarbij zij met name aanvoerde dat de KFN gedelegeerde verordening 2017/565 onjuist had uitgelegd en toegepast. Volgens de Duitse, Engelse en Franse taalversie van deze gedelegeerde verordening zou Varchev Finans niet verplicht zijn om registers in formele zin bij te houden, maar enkel om „gegevens” te bewaren, die – zoals de KFN had vastgesteld – beschikbaar zijn in de onderneming.

18

De KFN betoogt daarentegen dat uit de Bulgaarse taalversie van de bepalingen van deze gedelegeerde verordening blijkt dat verzoekster in het hoofdgeding registers in formele zin moet bijhouden.

19

Gelet op deze argumenten en na vergelijking van de Bulgaarse, Duitse, Engelse en Franse taalversie van de relevante bewoordingen in artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565, is de verwijzende rechter van oordeel dat een prejudiciële beslissing noodzakelijk is om te bepalen of het volgens deze bepalingen volstaat dat de daarin bedoelde informatie wordt opgenomen in de dossiers van de cliënten van de beleggingsonderneming, of dat die informatie systematisch in één enkel afzonderlijk register moet worden opgenomen.

20

In die omstandigheden heeft de Administrativen sad Varna de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Vereist artikel 56, lid 2, van [gedelegeerde verordening 2017/565], gelezen in samenhang met artikel 72, lid 2, van en bijlage I bij [die gedelegeerde verordening] dat:

beleggingsondernemingen één enkel afzonderlijk register (als database) met gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en adequaatheid, met de in artikel 25, leden 2 en 3, van richtlijn [2014/65] en artikel 50 van gedelegeerde verordening 2017/565 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)?

[o]f volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en zulks in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van [die] gedelegeerde verordening wordt voldaan?

2)

Vereist artikel 72, lid 2, van [gedelegeerde verordening 2017/565], in samenhang met bijlage I bij [die gedelegeerde verordening] dat:

beleggingsondernemingen één enkel afzonderlijk register (als database) met gegevens over de aan elke cliënt verstrekte informatie over de kosten en bijbehorende lasten, met de in artikel 45 van gedelegeerde verordening 2017/565 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)?

[o]f volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van [die] gedelegeerde verordening wordt voldaan?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

21

Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565, gelezen in samenhang met bijlage I bij die gedelegeerde verordening, aldus moeten worden uitgelegd dat beleggingsondernemingen verplicht zijn om de gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en passendheid van beleggingsproducten of -diensten, alsmede de informatie die aan elke cliënt is verstrekt over de kosten en lasten van de beleggingsdiensten, te bewaren in één enkel afzonderlijk register, met name in de vorm van een digitale database.

22

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat – gesteld al dat, zoals de KFN benadrukt, het gebruik van het woord registri in de Bulgaarse taalversie van deze bepalingen aldus wordt opgevat dat zij een verplichting bevatten om registers in formele zin bij te houden – er verschillen bestaan tussen de verschillende taalversies van die bepalingen, zoals zowel de verwijzende rechter als alle partijen in het hoofdgeding hebben opgemerkt.

23

Terwijl bepaalde taalversies van artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565 en van bijlage I daarbij, zoals de Spaanse (registros), de Engelse (records), de Italiaanse (registrazioni), of de Portugese (registos) taalversie ervan, net als de Bulgaarse taalversie spreken van „registers”, verwijzen andere taalversies namelijk eerder simpelweg naar „gegevens”, zoals de Duitse (Aufzeichnungen) of de Franse (enregistrements) taalversie van die bepalingen. Hierdoor kunnen deze termen niet ondubbelzinnig worden opgevat als een verwijzing naar registers in formele zin in plaats van enkel een verwijzing naar „gegevens”.

24

Het is in dit verband vaste rechtspraak dat de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of voorrang kan hebben boven de andere taalversies. Unierechtelijke bepalingen moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast in het licht van de versies in alle talen van de Europese Unie. Indien er verschillen tussen die versies bestaan, moet de betrokken bepaling worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (arrest van 25 juli 2018, Teglgaard en Fløjstrupgård, C-239/17, EU:C:2018:597, punten 37 en 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25

In dit verband moet worden opgemerkt dat de verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens die gedelegeerde verordening 2017/565 aan beleggingsondernemingen oplegt, niet alleen puntsgewijs zijn opgesomd in sommige bepalingen van deze gedelegeerde verordening – zoals, wat de uitgevoerde beoordelingen van de passendheid van beleggingsproducten en ‑diensten betreft, in artikel 56, lid 2, van die gedelegeerde verordening –, maar ook algemeen zijn opgesomd in afdeling 8 van hoofdstuk III van deze verordening, die betrekking heeft op het „bijhouden van gegevens”.

26

Deze afdeling bevat artikel 72 van gedelegeerde verordening 2017/565, dat betrekking heeft op het „bewaren van gegevens”. Dit artikel bepaalt ten eerste, in lid 1, dat gegevens moeten worden bewaard in een vorm en op een wijze die voldoen aan de onder a) tot en met e) van dat lid opgesomde voorwaarden, waaronder dat de bevoegde autoriteit gemakkelijk toegang moet kunnen krijgen tot de betrokken gegevens.

27

Ten tweede bevat artikel 72, lid 2, van die gedelegeerde verordening de verplichting om ten minste de in bijlage I bij deze verordening genoemde gegevens bij te houden, waaronder die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die betrekking hebben op de voor elke cliënt verrichte beoordeling van de geschiktheid en passendheid van beleggingsproducten en ‑diensten en op de aan elke cliënt meegedeelde informatie over de kosten en lasten van de beleggingsdiensten.

28

Zoals blijkt uit overweging 92 van deze gedelegeerde verordening, wordt met deze vereisten inzake het bewaren van gegevens beoogd te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten hun toezichttaken kunnen vervullen en handhavingsmaatregelen kunnen uitvoeren met het oog op de bescherming van beleggers en de integriteit van de markt.

29

Uit de algemene opzet en het doel van de bepalingen van gedelegeerde verordening 2017/565 inzake registratieverplichtingen vloeit dus voort dat deze verordening ertoe strekt te bepalen welke informatie beleggingsondernemingen ten minste moeten bewaren, waarbij zij zich met betrekking tot de vorm en de wijze van bewaring van deze informatie beperkt tot het opleggen van bepaalde eisen waaraan die bewaring moet voldoen, waaronder dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten hier gemakkelijk toegang toe moeten kunnen krijgen.

30

Hieruit volgt dat deze bepalingen, voor zover zij in hun verschillende taalversies verwijzen naar „registers”, niet aldus kunnen worden uitgelegd dat zij beleggingsondernemingen verplichten de betrokken informatie op een specifieke wijze te bewaren, zoals door het opzetten van één enkel afzonderlijk register in de vorm van een digitale database.

31

Bij een dergelijke uitlegging zou de in artikel 72, lid 1, onder a) tot en met e), van gedelegeerde verordening 2017/565 opgenomen vaststelling van de vereisten waaraan de bewaring van gegevens moet voldoen, zinloos zijn.

32

In het bijzonder blijkt uit artikel 72, lid 1, onder e), van deze gedelegeerde verordening dat de voorzieningen van de beleggingsonderneming moeten voldoen aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens, „ongeacht de gebruikte technologie”. Hieruit volgt dat die gedelegeerde verordening op een zekere „technologische neutraliteit” berust, in die zin dat zij de keuze van de wijze van bewaring van gegevens aan de beleggingsondernemingen laat, mits de gekozen wijze voldoet aan alle vereisten van artikel 72, lid 1, van gedelegeerde verordening 2017/565.

33

Een uitlegging van artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van en bijlage I bij, gedelegeerde verordening 2017/565 volgens welke de daarin gebruikte formuleringen zien op registers in formele zin en niet enkel op „gegevens”, volgt evenmin uit richtlijn 2014/65, op basis waarvan deze gedelegeerde verordening is vastgesteld.

34

Noch artikel 16, lid 6, van richtlijn 2014/65 – dat de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat de gegevens die elke beleggingsonderneming bijhoudt over alle door haar verleende of verrichte diensten, activiteiten en transacties, toereikend zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar toezichttaken te vervullen en handhavingsacties uit te oefenen – noch artikel 25, lid 5, van deze richtlijn – volgens hetwelk de beleggingsonderneming een dossier moet aanleggen met de tussen haar en de cliënt overeengekomen documenten waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waaronder zij diensten aan de cliënt zal verlenen – bepaalt immers de technische vorm waarin beleggingsondernemingen hun gegevens moeten bewaren.

35

Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565, gelezen in samenhang met bijlage I bij die gedelegeerde verordening, aldus moeten worden uitgelegd dat beleggingsondernemingen niet verplicht zijn om de gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en passendheid van beleggingsproducten en -diensten, alsmede de informatie die aan elke cliënt is verstrekt over de kosten en de met de beleggingsdiensten gepaard gaande lasten, te bewaren in één enkel afzonderlijk register, met name in de vorm van een digitale database. De wijze waarop deze gegevens worden bewaard kan vrij worden gekozen, mits wordt voldaan aan alle vereisten van artikel 72, lid 1, van die gedelegeerde verordening.

Kosten

36

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 56, lid 2, en artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, gelezen in samenhang met bijlage I bij die gedelegeerde verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat beleggingsondernemingen niet verplicht zijn om de gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en passendheid van beleggingsproducten en -diensten, alsmede de informatie die aan elke cliënt is verstrekt over de kosten en de met de beleggingsdiensten gepaard gaande lasten, te bewaren in één enkel afzonderlijk register, met name in de vorm van een digitale database. De wijze waarop deze gegevens worden bewaard kan vrij worden gekozen, mits wordt voldaan aan alle vereisten van artikel 72, lid 1, van die gedelegeerde verordening.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Bulgaars.

Top