This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0069
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT Seventh report under Article 12 of Regulation (EEC, Euratom) n° 1553/89 on VAT collection and control procedures
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Zevende verslag overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de procedures voor de inning en de controle van de btw
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Zevende verslag overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de procedures voor de inning en de controle van de btw
/* COM/2014/069 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Zevende verslag overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de procedures voor de inning en de controle van de btw /* COM/2014/069 final */
INHOUDSOPGAVE VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET
EUROPEES PARLEMENT Zevende verslag overeenkomstig artikel 12 van Verordening
(EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de procedures voor de inning en de
controle van de btw 1........... Inleiding........................................................................................................................ 3 2........... Invloed van de doelmatigheid en
doeltreffendheid van de belastinguitvoering.......... 4 2.1........ De btw-kloof en de eigen middelen
uit de btw............................................................ 4 2.2........ Nalevingskosten voor het
bedrijfsleven........................................................................ 5 2.3........ Kosten van de belastinguitvoering
voor de lidstaten................................................... 5 3........... Uitdagingen met betrekking tot het
verhogen van de doelmatigheid van de belastinguitvoering 6 3.1........ De organisatie van belastingdiensten............................................................................ 6 3.2........ Btw-identificatie, -registratie en
-uitschrijving............................................................. 6 3.3........ Douaneregeling 42........................................................................................................ 8 3.4........ Btw-aangifte en -betaling............................................................................................. 9 3.5........ Inning en invordering van btw................................................................................... 10 3.6........ Controle en onderzoek betreffende
btw..................................................................... 11 3.7........ Beslechtingssysteem voor fiscale
geschillen............................................................... 12 3.8........ Naleving van de btw-voorschriften............................................................................ 13 4........... Conclusies................................................................................................................... 13 4.1........ Modernisering van de btw-uitvoering........................................................................ 13 4.2........ Door de lidstaten te nemen
maatregelen.................................................................... 14 4.3........ Door de Commissie te nemen
maatregelen................................................................. 15 1. Inleiding Artikel 12 van Verordening (EEG, Euratom)
nr. 1553/89[1]
betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen
middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde schrijft voor dat de
Commissie om de drie jaar een verslag bij het Parlement en de Raad indient over
de in de lidstaten toegepaste procedures betreffende de registratie van de
belastingplichtigen en de bepaling en inning van de btw, alsmede over de
voorschriften en resultaten van hun btw-controlestelsels. Sinds 1989 zijn er zes verslagen opgesteld[2]. In de vorige verslagen
kwamen alle in de bovengenoemde verordening genoemde onderwerpen aan de orde en
zijn voor het merendeel daarvan aanbevelingen voor verbeteringen opgesteld. In
het laatste verslag[3]
is bovendien beoordeeld of het verslagleggingsproces en de op basis daarvan
opgestelde aanbevelingen doeltreffend waren. Dit verslag is het zevende in de reeks en is
gericht op het meten van de verbeteringen in de btw-uitvoering in de lidstaten
in het kader van artikel 12 van de bovengenoemde verordening. Het verslag
is er tevens op gericht goede werkmethoden in de diverse stadia van
doeltreffende btw-inning te bepalen en de lidstaten in staat te stellen
risico's te beoordelen alsmede mogelijkheden te bepalen om controle- en
inningsregelingen inzake btw te verbeteren. De Commissie benadrukt dan ook dat
het verslag dient te worden beschouwd als mogelijkheid om na te gaan "of
er eventueel verbeteringen in de procedures kunnen worden voorgesteld ter
verhoging van de doeltreffendheid" (artikel 12, lid 2, van
de bovengenoemde verordening). De conclusies in dit verslag worden vergeleken
met gemeenschappelijke ijkpunten die de Commissie heeft opgesteld op basis van
de aanbevelingen in de voorafgaande verslagen[4]
en van ontwikkelingen op EU- en nationaal niveau op het gebied van de
belastinguitvoering. Deze ontwikkelingen hebben voornamelijk betrekking op
preventieve maatregelen, maatregelen ter bevordering van vrijwillige naleving,
klantgerichte aanpak, risicobeheersing en optimalisatie van het gebruik van
IT-instrumenten. Met het oog op het verzamelen van de
informatie die nodig was om dit verslag op te stellen, is er een vragenlijst
over specifieke onderwerpen naar alle lidstaten[5]
gestuurd. De vragen hadden betrekking op de volgende hoofdgebieden: de
organisatie van belastingdiensten; btw-identificatie, -registratie en
-uitschrijving; douaneregeling 42; btw-aangifte en -betaling; inning en invordering
van btw; controle en onderzoek betreffende btw; beslechtingssysteem voor
fiscale geschillen; en naleving van de btw-voorschriften. Alle lidstaten hebben
de vragenlijst ingevuld en de gevraagde informatie verstrekt. De verstrekte
informatie is bij meerdere gelegenheden met de lidstaten besproken. Dit verslag
omvat een samenvatting van de conclusies die uit de ingevulde vragenlijsten
zijn getrokken, uitgesplitst naar onderwerp en in de hierboven aangegeven
volgorde. 2. Invloed van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de
belastinguitvoering De doelmatigheid en doeltreffendheid van de
belastinguitvoering in de lidstaten hebben invloed op de omvang van de
btw-kloof en op het bedrag aan eigen middelen uit de btw dat de lidstaten aan
de EU verschuldigd zijn. Deze factoren hebben op hun beurt weer invloed op het
relatieve aandeel in de totale eigen middelen dat door andere lidstaten wordt
betaald. Bovendien hebben de doelmatigheid en doeltreffendheid van de
belastinguitvoering invloed op de nalevingskosten voor het bedrijfsleven en de
kosten van de belastinguitvoering voor de overheid. Een
groot deel van de administratieve lasten voor bedrijven komt voor rekening van
de btw, hetgeen nog een reden is om de kwaliteit van de btw-uitvoering te
verhogen. 2.1. De
btw-kloof en de eigen middelen uit de btw De btw-kloof is het verschil tussen het
theoretisch aan btw inbare bedrag[6]
en het bedrag aan btw dat daadwerkelijk wordt geïnd; deze kloof ontstaat door
inkomstenverlies als gevolg van fraude en ontduiking, belastingontwijking op
legale wijze, faillissementen, gevallen van financiële insolventie alsmede door
verkeerde berekeningen en ontoereikende prestaties van de belastingdiensten. In
een recente studie[7]
werd de totale btw-kloof[8]
voor de 26 lidstaten in 2011[9]
geraamd op ongeveer 193 miljard euro; dat is ongeveer 18 procent van
de btw die in theorie in de EU-26 kan worden geïnd, of ongeveer
1,5 procent van het totale bbp van de EU-26. Dat laatste percentage is
gestegen ten opzichte van de in 2006 berekende 1,1 procent van het totale
bbp van de EU-26 en ligt boven het gemiddelde van 1,2 procent in de
periode 2000-2011. Voorafgaand aan 2008 was de tendens van de gemiddelde
btw-kloof als percentage van het bbp licht dalend[10]; sinds 2008 hebben de
btw-stelsels te lijden onder de economische moeilijkheden, waardoor de
gemiddelde btw-kloof is toegenomen. Met name in de landen die het meest te
lijden hebben onder de economische en financiële crisis is geconstateerd dat de
btw-kloof aanzienlijk toegenomen is; deze landen zijn er niet in geslaagd een
merkbare verbetering in deze situatie te brengen. In het algemeen vertoont de
geraamde btw-kloof in de individuele lidstaten een zeer grote spreiding en
lopen de prestaties sterk uiteen. De algemene conclusie van de studie is dat de
naleving van de btw-voorschriften tijdens een recessie en bij een verhoging van
de belastingtarieven verslechtert, met name in landen met een zwakkere
handhaving van de fiscale voorschriften. Deze resultaten stemmen overeen met
voorspellingen op basis van de theorie van de belastingontwijking en met een
aantal voorgaande ramingen, en wijzen op het belang van belastinguitvoering en
-handhaving voor het bepalen van hervormingen van het btw-beleid en voor de
reactie op budgettaire druk. De eigen middelen uit de btw zijn goed voor
11 procent van de EU-inkomsten en bedroegen in 2011 ongeveer
14 miljard EUR. Gewoonlijk wordt voor de berekening van de eigen middelen
uit de btw een uniform afroepingspercentage van 0,3 % toegepast op de
geharmoniseerde btw-grondslag van iedere lidstaat[11]. Voor deze
btw-grondslag geldt echter een maximum van 50 % van het bni van iedere
lidstaat. 2.2. Nalevingskosten
voor het bedrijfsleven In het huidige kwetsbare economische en
financiële klimaat zijn nalevingskosten voor het bedrijfsleven een belangrijke
kwestie geworden waarmee overheden rekening moeten houden bij het bepalen van
de manier waarop economische groei het beste bevorderd en op peil gehouden kan
worden. In de studie "Paying Taxes" van 2013[12] wordt de conclusie
getrokken dat er een relatie bestaat tussen economische groei en
administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Uit de studie blijkt dat in
economieën waarin maatregelen zijn genomen om de complexiteit van de
belastinguitvoering te verminderen (wat betreft het aantal betalingen en de
tijd die moet worden uitgetrokken om belastingzaken af te handelen), de
economische groei positief wordt beïnvloed. Bovendien blijkt dat het
verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven meer invloed
heeft op de economische groei dan het verlagen van belastingtarieven. Met betrekking tot de EU/EVA-regio[13] blijkt uit de studie
dat het gemiddelde voor naleving benodigde aantal uren en het aantal betalingen
tijdens de onderzochte periode waren gedaald. Deze
ontwikkeling was voornamelijk het gevolg van het toegenomen gebruik van
verbeterde elektronische aangifte- en betalingsinstrumenten en de verbeterde
doeltreffendheid op het gebied van de belastinguitvoering. In de regio wordt
32 % van de benodigde tijd voor de naleving van de fiscale wetgeving
besteed aan de btw-stelsels. De cijfers voor de lidstaten lopen echter sterk
uiteen, aangezien de administratieve procedures voor de tenuitvoerlegging van
de btw zeer verschillend zijn. 2.3. Kosten
van de belastinguitvoering voor de lidstaten Het totale bedrag dat een belastingdienst
uitgeeft om belastingen te heffen en andere opgelegde taken uit te voeren, is
voor alle lidstaten een belangrijke en actuele kwestie. De lidstaten beschikken
over beperkte middelen voor de uitvoering van de nationale fiscale wetgeving en
trachten permanent de kosten van de belastinguitvoering terug te dringen.
Volgens een recent OESO-onderzoek[14]
vertoont het inningskostenpercentage[15]
een neerwaartse tendens voor het merendeel van de belastingdiensten, hetgeen op
zijn minst gedeeltelijk toe te schrijven kan zijn aan hogere doeltreffendheid
als gevolg van investeringen in technologie en andere initiatieven. Verder
blijkt uit het onderzoek dat de totale loonkosten (als aandeel in de totale
administratieve kosten in de OESO-landen) in 2010 en 2011 een scherpe daling
van 6 % (absoluut) hebben vertoond Deze ontwikkeling is waarschijnlijk toe
te schrijven aan de effecten van personeelsinkrimping bij de overheid en/of
efficiëntieverbetering dankzij automatisering en initiatieven op het gebied van
interne reorganisatie. Er blijven echter verschillen tussen de lidstaten
bestaan. 3. Uitdagingen met betrekking tot het verhogen van de
doelmatigheid van de belastinguitvoering Bij een moderne belastinguitvoering is een
belangrijke rol weggelegd voor regelmatige evaluaties, aangezien de
doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering hiermee kan worden
verbeterd. De in artikel 12 vastgelegde regelingen bieden de mogelijkheid
om de werking van de btw-diensten te evalueren en de patronen achter naleving
dan wel niet-naleving van de btw-voorschriften te doorgronden, waardoor de
btw-kloof kan worden verkleind en economische voordelen kunnen worden behaald.
Dit hoofdstuk bevat een samenvatting per onderwerp van de ijkpunten en van de
resultaten van de evaluatie die aan dit verslag ten grondslag ligt. 3.1. De
organisatie van belastingdiensten Er kunnen twee belangrijke tendensen op het
gebied van de organisatie van de belastingdiensten in de lidstaten worden
geconstateerd. Ten eerste bestaat er een tendens om de zelfstandigheid van de
belastingdiensten te vergroten. In beginsel kan autonomie leiden tot betere
prestaties, doordat er belemmeringen voor doelmatig en doeltreffend beheer
worden weggenomen en tegelijkertijd gepaste verantwoordingsplicht en
transparantie worden gehandhaafd. Over het algemeen bieden de verschillende
institutionele regelingen in de lidstaten meer autonomie op het gebied van de
begroting, het personeelsbeleid en het ontwerp van de organisatiestructuur. In
veel lidstaten gelden er voor het beheer echter nog steeds aanzienlijke
beperkingen. Ten tweede bestaat er een tendens om binnen de
organisatiestructuur van de belastingdiensten het accent te verschuiven van een
aanpak die gericht is op het soort belasting naar een aanpak die gericht is op
het soort belastingplichtige. Bij de aanpak die gericht is op het soort
belastingplichtige worden er bijvoorbeeld specifieke afdelingen gecreëerd voor
grote belastingplichtigen, voor welgestelde personen en zelfstandigen en voor
risicobeheer. De meeste lidstaten hebben een afdeling voor grote
belastingplichtigen, maar die afdeling is vaak slechts een controlecentrum,
waarin geen sprake is van aangifte, betaling, gedwongen inning of
dienstverlening voor belastingplichtigen. Slechts enkele lidstaten hebben een
aparte afdeling die verantwoordelijk is voor nalevingsbeheer met betrekking tot
welgestelde personen en zelfstandigen, en hebben een aparte
risicobeheersafdeling opgericht ter ondersteuning van een alomvattende aanpak
van naleving. 3.2. Btw-identificatie,
-registratie en -uitschrijving 3.2.1. IJkpunten De registratie is transparant en de
belastingplichtigen worden goed ingelicht over de manier waarop, wanneer en
waar zij zich kunnen registeren. De belastingplichtigen hebben toegang tot
diensten via informatiepunten, onlinesystemen of callcenters. Niet-ingezeten
belastingplichtigen krijgen gemakkelijk toegang tot informatie.
Registratieverzoeken worden tijdig afgehandeld. Bij het registratieproces wordt
informatie verzameld om de belastingdienst in staat te stellen in een vroeg
stadium op het spoor te komen van en een einde te maken aan fraude. De
belastingdienst houdt bij riskante registraties vanaf het begin toezicht op de
naleving van de aangifte- en betalingsvoorschriften, waarbij gebruik wordt
gemaakt van vroegtijdige en regelmatige controles ter plekke na afloop van de
registratie. Er worden doeltreffende uitschrijvingsprocedures toegepast,
waardoor fictieve bedrijven ("ploffers") snel uit het btw-stelsel
worden uitgeschreven. Het register wordt bijgehouden en er worden maatregelen
genomen om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens in het VIES te
waarborgen. De belastingautoriteiten en marktdeelnemers kunnen vertrouwen op de
geldigheid van de btw-identificatienummers in het VIES. Als er sprake is van
verdachte of frauduleuze bedoelingen en als de registratie niet kan worden
geweigerd, nemen de belastingdiensten bij de registratie voorzorgsmaatregelen
alsmede aanvullende veiligheidsmaatregelen. 3.2.2. Huidige situatie Het registratieproces is in de meeste
lidstaten transparant en belastingplichtigen, met inbegrip van niet-ingezeten
belastingplichtigen, zijn goed ingelicht over de manier waarop, wanneer en waar
zij zich voor de btw kunnen registreren (AT, BG, CY, CZ, DK, DE, EE, ES, FI,
HU, IE, IT, LT, LV, MT, NL, PL, PT, RO, SE, SI, SK en UK). Niet-ingezeten
belastingplichtigen krijgen gemakkelijk toegang tot informatie in vreemde
talen, meestal in het Engels (AT, BG, CZ, DK, EE, ES, FR, HU, IT, LT, LV, LU, MT,
NL, PL, SE, SK en UK). Ten aanzien van meer gedetailleerde en specifieke
zakelijke kwesties is er echter minder informatie in vreemde talen beschikbaar.
Hoewel veel lidstaten er duidelijk voor hebben gezorgd dat er over dit
onderwerp informatie op hun websites staat, blijft het moeilijk om te bepalen
of bepaalde ondernemingen moeten worden geregistreerd en wat de desbetreffende
verplichtingen zijn. Tijdens het registratieproces moeten de
beoogde activiteit en de identiteit van de belastingplichtige worden
gecontroleerd, teneinde fraude met betrekking tot fictieve bedrijven (zogeheten
"ploffers") te voorkomen. Een modern registratieproces is alomvattend
en maakt gebruik van controles voorafgaand aan de registratie, programma's voor
toezicht na de registratie met betrekking tot de naleving van de btw-aangifte-
en betalingsvoorschriften door risicovolle ondernemingen en uitschrijving zodra
er niet langer aan de voorwaarden voor registratie wordt voldaan[16]. In het kader van de
tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad[17] zijn de fase
voorafgaand aan de registratie en de uitschrijving aanzienlijk verbeterd, maar
niet alle lidstaten hebben een alomvattend registratieproces ontwikkeld. Voorafgaand aan de registratie controleert de
meerderheid van de lidstaten (met uitzondering van EL, FR, IT en PT) de
registratieaanvraag systematisch aan de hand van andere gegevensbronnen
(bijvoorbeeld het handelsregister en interne databanken), maar controles ter
plekke worden slechts occasioneel uitgevoerd. De meeste lidstaten gaan af op
risico-indicatoren. Voor zover er in de afzonderlijke lidstaten gegevens over
geweigerde registraties beschikbaar zijn (BE, BG, DK, DE, EE, ES, FR, HU, IE,
LT, MT, PL, SE, SI en UK), leiden de registratieprocedures er zelden toe dat
registratie wordt geweigerd. Ongeveer de helft van de lidstaten maakt gebruik
van programma's voor toezicht na registratie. Er is slechts weinig informatie
over uitschrijving beschikbaar, maar het aantal ambtshalve uitschrijvingen is
blijkbaar klein en de procedures verlopen in het algemeen te langzaam om een
einde te maken aan ploffraude. Wat betreft het VIES (VAT Information Exchange
System, systeem voor de uitwisseling van btw-informatie) dienen de mate waarin
de in het systeem beschikbare gegevens zijn bijgewerkt alsmede de volledigheid
en de nauwkeurigheid daarvan te worden verbeterd. Met name de lange termijnen
om het systeem bij te werken (BE, EL, ES en PT), en de uitschrijving met
terugwerkende kracht (CY, DK, EL, FR, IE, PL, PT, RO en UK) in een aantal
lidstaten zijn problematisch. Overeenkomstig het beginsel van transparantie en
rechtszekerheid zou in laatstgenoemd geval de datum waarop een btw-nummer
daadwerkelijk werd geschrapt, in de webversie van VIES zichtbaar moeten zijn. 3.3. Douaneregeling
42 3.3.1. IJkpunten De lidstaten passen een systeem toe waarmee
btw-identificatienummers ten tijde van de invoer worden gecontroleerd. Hiervoor
wordt onlinetoegang tot de VIES-databank met alle geldige
btw-identificatienummers in de EU-databank gebruikt. De douaneautoriteiten
verstrekken belastingdiensten systematisch gegevens over goederen die onder
douaneregeling 42 worden ingevoerd, zodat gegevens op doeltreffende wijze
worden uitgewisseld. Invoer onder douaneregeling 42 is in het systeem voor
risicoanalyse van de belastingdienst als aanvullend risico gemarkeerd. De
resultaten van deze risicoanalyse worden uitgewisseld via Eurofisc-werkterrein[18] nummer 3,
"douaneregeling 4200". 3.3.2. Huidige situatie Douaneregeling 42 is de regeling die
importeurs gebruiken om btw-vrijstelling te verkrijgen wanneer ingevoerde
goederen naar een andere lidstaat worden vervoerd. De btw is verschuldigd in de
lidstaat van bestemming. Bij wederinvoer van goederen is douaneregeling 63
van toepassing. In dit verslag omvatten verwijzingen naar
douaneregeling 42 eveneens douaneregeling 63. In een groot aantal lidstaten (BE, BG, FR[19], HU, IE, LU, NL, PT en
UK) wordt in het kader van douaneregeling 42 de geldigheid van
btw-identificatienummers (voor zowel de importeurs als de klanten) niet
stelselmatig gecontroleerd dan wel wordt geen informatie over transacties
uitgewisseld tussen de douane en de belastingdienst (EL, IT, NL[20], PL en SK). Zodra de
douane over de informatie beschikt, dient deze te worden doorgegeven aan de
belastingdienst van de lidstaat van invoer. Op dat moment kan de
belastingdienst controleren of de importeur (dan wel diens fiscaal
vertegenwoordiger) de lijst van intracommunautaire leveringen heeft ingediend,
waarna er verder op de transactie kan worden toegezien. Hoewel het verlies aan btw-inkomsten als
gevolg van het misbruik van douaneregeling 42 hoog is, markeren niet alle
lidstaten dergelijke transacties in hun binnenlandse systemen voor
risicoanalyse als aanvullend risico, noch geven zij informatie door via
Eurofisc (EE, FI, LU en MT). Sinds 2011 omvat Eurofisc een specifiek
werkterrein waarmee snel informatie kan worden uitgewisseld over mogelijk
frauduleuze transacties en ondernemingen die misbruik maken van
douaneregeling 42. Een aantal lidstaten maakt gebruik van
specifieke instrumenten om misbruik van douaneregeling 42 te voorkomen,
zoals het eisen van een vergunning (LU, MT, NL en SK) of een zekerheid (AT, DK,
EE, ES, HU, IT, LU, MT, NL, RO en SK). Bij risicovolle ondernemingen is het
nuttig om een vergunning of een zekerheid te eisen. Het algemeen verplicht
stellen van een vergunning of een zekerheid voor alle ondernemingen of fiscaal
vertegenwoordigers die van plan zijn gebruik te maken van
douaneregeling 42 betekent echter een onevenredige last voor eerlijke
ondernemingen en ondermijnt de soepele werking van de interne markt, doordat de
aantrekkelijkheid en vereenvoudiging waarin deze procedure voorziet, worden
weggenomen. Lidstaten die een dergelijk systeem van vergunningen of
zekerheidstelling opleggen, dienen zich alleen te richten op risicovolle
ondernemingen. 3.4. Btw-aangifte
en -betaling 3.4.1. IJkpunten Indiening van btw-aangiften is na de
registratie de eerste stap in het alomvattende proces van het vaststellen van
de verschuldigde btw. Er bestaat een stelselmatige aanpak voor het toezicht op
en de handhaving van aangifteverplichtingen alsmede het waarborgen dat
aangiften op tijd worden ingediend. Sterk geautomatiseerde bedrijfsprocessen,
waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische indiening van btw-aangiften en
lijsten van intracommunautaire leveringen in het kader van het VIES, worden
ondersteund door instrumenten voor de profilering van belastingplichtigen om de
meest passende follow-upmaatregelen te bepalen ten aanzien van belastingplichtigen
die geen btw-aangifte meer indienen (bijvoorbeeld telefonisch contact, e-mail,
sms-bericht, uitnodiging tot betaling, persoonlijk bezoek, aanslag wegens
niet-betaling of vervolging). Er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van
elektronische aangifte. Verschuldigde btw en btw-teruggaaf worden tijdig
betaald. De rente voor late betalingen en terugbetalingen wordt automatisch
aangerekend dan wel betaald. De naleving van de aangifte- en
betalingsverplichtingen wordt ondersteund door redelijke sancties. 3.4.2. Huidige situatie Het gemiddelde aangiftepercentage (dat wil
zeggen het ontvangen aantal aangiften in vergelijking tot het verwachte aantal
aangiften) in de EU is hoog en bedraagt ongeveer 96 procent. Er bestaan
echter aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. Het individuele
aangiftepercentage is onder meer afhankelijk van de doeltreffendheid van een
geautomatiseerd aangifte- en betalingssysteem, de rente- en sanctieregelingen
en de nauwkeurigheid van het register van belastingplichtigen. Er wordt steeds vaker elektronisch aangifte
gedaan, maar er wordt nog niet voldaan aan hetgeen redelijkerwijs kan worden
verwacht. De lidstaten met specifieke wetgeving voor verplichte elektronische
indiening van btw-aangiften (AT, BE, BG, DE, DK, EL, ES[21], FR, IE, IT, LU, LV,
NL, PT, RO, SI en UK) zijn licht in de meerderheid. In de overige lidstaten is
een facultatieve regeling van toepassing (CY, CZ[22], EE, ES, FI, FR[23], HU, LT, MT, PL, RO,
SE en SK). De meeste lidstaten zien stelselmatig toe op de aangifte en betaling
van de btw, maar in een aanzienlijk aantal lidstaten (AT, BE, BG, CY, CZ, DE,
EE, ES, FI, FR, HU, IT, LV, LT, NL, PL, PT, RO, SE, SI en SK) ontbreken moderne
en automatische follow-upprocessen bij late (of ontbrekende) aangifte en
betaling (zoals automatische herinneringen en onmiddellijke aanslag van het
geraamde btw-bedrag bij ontbrekende aangifte). Alle lidstaten leggen sancties op bij late of
ontbrekende aangifte en betaling, maar er bestaan grote verschillen tussen de
rente- en sanctieregelingen die de lidstaten toepassen. Op basis van de
momenteel beschikbare gegevens kan niet worden gewaarborgd dat dergelijke
sancties doeltreffend zijn en voor de belastingplichtige tot hogere kosten
leiden dan wanneer hij een beroep had gedaan op externe financiering. De mate waarin de btw-teruggaaf tijdig wordt
uitgevoerd, is in de periode 2009-2011 over het algemeen verbeterd. In de
meeste lidstaten geldt voor een verzoek om btw-teruggaaf een termijn (AT, BE,
BG, CZ, DE, DK, EE, EL, ES, FR, HU, IE, IT, SI, LT, LV, MT, NL, PL, RO en UK)
en wordt de teruggaaf over het algemeen ook verricht binnen die termijn, die
30-45 dagen bedraagt. In sommige lidstaten blijft tijdige teruggaaf echter
problematisch. Een aantal lidstaten betaalt geen rente bij late teruggaaf (AT,
CY, LU, NL, en UK[24]). 3.5. Inning
en invordering van btw 3.5.1. IJkpunten De totale belastingschuld bedraagt minder
dan 10 procent van de jaarlijkse belastinginkomsten en blijft stabiel. Er
wordt regelmatig onderzocht of oude schulden kunnen worden geïnd en er wordt
een passend afschrijvingsbeleid gevoerd. Werkzaamheden in het kader van het
incasseren van schuldvorderingen worden verricht door voltijds personeel dat
gespecialiseerd is op dat gebied. De desbetreffende regeling is in hoge mate
geautomatiseerd en omvat: (i) geautomatiseerde berichten, herinneringen en
bevelschriften; (ii) automatische identificatie van activa op basis van externe
informatie en (iii) automatische verrekening van belastingkredieten met
uitstaande vorderingen. Er worden instrumenten voor de profilering van
belastingplichtigen toegepast om de meeste doeltreffende manieren voor de
inning van de btw te bepalen. Via callcenters wordt het initiatief genomen om
in een vroeg stadium contact op te nemen met nieuwe debiteuren. De belastingdienst
beschikt over een gestructureerde en transparante benadering met betrekking tot
afbetalingsregelingen en er is een automatisch identificatiesysteem voor activa
op basis van informatie van derde partijen en instrumenten voor de profilering
van belastingplichtigen. Er wordt vanuit de overheid een alomvattende
benadering voor het coördineren van de inning van belastingschulden en
achterstallige socialezekerheidsbijdragen gehanteerd. 3.5.2. Huidige situatie De achterstallige btw is gestegen (met
gemiddeld 15 procent in de meeste lidstaten), hetgeen ten minste
gedeeltelijk aan de recessie te wijten is. Het niveau van afschrijving is
echter laag en in een aantal lidstaten (BG, CY, EL, FI en MT) zo goed als
nihil, waardoor de totale inbare schulden moeilijk met elkaar kunnen worden
vergeleken. Op schulden die niet tegen redelijke kosten kunnen worden geïnd,
dient een flexibele afschrijvingsprocedure te worden toegepast. Als er geen
lopend afschrijvingsprogramma wordt toegepast, loopt de belastingdienst het
risico waardevolle middelen te verspillen doordat er wordt getracht niet-inbare
bedragen toch te innen, waardoor er te weinig aandacht wordt besteed aan inbare
schulden. In een aanzienlijk aantal lidstaten wordt er
bij het schuldinvorderingsproces geen alomvattend beheer gevoerd. De samenhang
van de aanpak dient te worden verbeterd, waarbij het schuldinvorderingsproces
wordt beheerd vanaf het moment waarop de schuld wordt vastgesteld totdat de
schuld is vereffend. In de meeste lidstaten zijn er inspanningen
geleverd om de doeltreffendheid van de schuldinvordering te verbeteren. Er is
sprake van een duidelijke tendens in de richting van niet-sequentiële
schuldinvorderingsprocessen (AT, BE, BG, DE, ES, FR, HU, IE, LT, LU, LV, PT, SE
en UK) en het combineren van belastingschulden en achterstallige
socialezekerheidsbijdragen (AT, BG, DK, EE, ES, FI, HU, IE, LV, NL, RO, SE, SI
en UK). Rond de helft van de lidstaten heeft gedeeltelijk of geheel
geïntegreerde invorderingsprocedures ingevoerd die worden ondersteund door de automatische
identificatie van activa op basis van interne informatie of informatie van
derde partijen (BE, BG, CZ, DK, ES, FI, HU, IE, IT, LT, PT, SI en SE). 3.6. Controle
en onderzoek betreffende btw 3.6.1. IJkpunten Het controleprogramma omvat uiteenlopende
controlebenaderingen en biedt in combinatie met diensten voor de
belastingplichtige een evenwichtige aanpak voor het bevorderen van naleving op
vrijwillige basis. Er wordt gebruikgemaakt van een risicogebaseerd
beheerssysteem voor de selectie van te controleren belastingplichtigen en de
toewijzing van controlemiddelen naargelang van het met de belastingplichtige
verbonden risico. De belastingdienst beschikt over voldoende personeel, dat
adequaat is opgeleid. In het hele controleproces bestaat er scheiding van
functies en er zijn controlemechanismen om corrumperende invloeden zo klein
mogelijk te houden. Er wordt een jaarlijks operationeel plan opgesteld en de
uitvoering daarvan wordt gecontroleerd om tot een passend operationeel
prestatieniveau te komen. De controleurs beschikken over richtsnoeren met
betrekking tot technische en procedurele kwesties om ervoor te zorgen dat er in
de praktijk consistente en billijke besluiten worden genomen; tevens beschikken
zij over moderne auditinstrumenten. 3.6.2. Huidige situatie In het merendeel van de lidstaten (met
uitzondering van EL, ES, LU, PT en RO) wordt een risicogebaseerde strategie
voor de selectie van te controleren belastingplichtigen toegepast en worden
steeds vaker doelgerichte controles uitgevoerd. In een aantal lidstaten worden
bepaalde belastingplichtigen echter elk jaar verplicht gecontroleerd (AT, DE,
FI, IE, IT, PL en SI). Deze verplichting geldt weliswaar alleen voor grote
belastingplichtigen, maar leidt er toe dat deze lidstaten controlemiddelen niet
op een flexibele manier kunnen toewijzen aan controles op belastingplichtigen
met wie een hoger risico is verbonden. Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de
lidstaten wat betreft het percentage belastingplichtigen dat aan controles ter
plaatse wordt onderworpen en het bedrag aan extra vastgestelde btw dat uit de
controles voortkomt. Een aantal lidstaten beschikt echter niet over
prestatie-indicatoren waarmee de doeltreffendheid van controles kan worden
beoordeeld (CY, DK, FI, LU en MT). Bij de controlewerkzaamheden is een groot
aantal medewerkers betrokken; de belastingdiensten moeten de doeltreffendheid
van de controlewerkzaamheden dan ook regelmatig beoordelen, zodat de
beschikbare middelen dienovereenkomstig kunnen worden toegewezen. E-auditing is in een grote meerderheid van de
lidstaten goed ontwikkeld. Controleurs worden dan ook opgeleid op het gebied
van e-auditing (met uitzondering van IT en MT) en krijgen de middelen om de
gegevens uit computerondersteunde systemen te analyseren. Tevens bestaan er
voorschriften op basis waarvan belastingplichtigen tijdens fiscale controles
gegevens moeten verstrekken via computerondersteunde systemen (AT, BE, BG, CZ,
CY, DK, EE, EL, ES, FI, FR, HU, IE, LV, LT, LU, NL, PL, PT, RO, SE, SK, SI en
UK). In de meeste landen is het gebruik van een Standard Audit File
(standaardcontrolebestand), waarmee de doeltreffendheid en doelmatigheid van de
controlewerkzaamheden verder kan worden verbeterd, echter niet verplicht. In de meeste lidstaten hebben de controleurs toegang
tot zeer uiteenlopende soorten informatie van derde partijen (bijvoorbeeld
informatie afkomstig van het kadaster, het voertuigregister, het
socialezekerheidsstelsel en financiële instellingen); deze toegang verloopt
echter niet altijd geautomatiseerd. De meerderheid van de lidstaten richt vaak
een verzoek om inlichtingen aan andere lidstaten, maar er zijn nog steeds
aanzienlijke obstakels (wat betreft juridische aspecten, de snelheid en
kwaliteit van de antwoorden alsmede de taal) die de doeltreffendheid van dit
middel in de weg staan. De meerderheid van de lidstaten beschikt over
gespecialiseerde btw-fraudebestrijdingseenheden (met uitzondering van AT, CZ,
EE, EL, FI, HU, LV, RO en SI). Dit is van belang, aangezien onderzoek naar
mogelijke gevallen van fraude dient te worden verricht door daarvoor opgeleide
controleurs; zij dienen deel uit te maken van teams die in staat zijn om
tendensen op fraudegebied te analyseren en tekenen van frauduleuze activiteiten
te constateren. 3.7. Beslechtingssysteem
voor fiscale geschillen 3.7.1. IJkpunten De belastingplichtige kan in beroep gaan
tegen besluiten van de belastingdienst door middel van een gecodificeerd,
transparant, snel en betaalbaar beslechtingssysteem voor fiscale geschillen.
Onderdeel van dit systeem is een verplichte administratieve beroepsprocedure
die onafhankelijk van de oorspronkelijke besluitvormer wordt doorlopen voordat
het geschil voor een rechtbank wordt gebracht. Met deze administratieve
beroepsprocedure dient te worden gewaarborgd dat enkel juridisch relevante
zaken aan een gerechtelijke beroepsprocedure worden onderworpen. De
belastingdienst zorgt voor beheersinformatie over de geschillenbeslechting en
brengt op basis daarvan preventief wijzigingen in zijn werkmethoden aan,
teneinde onnodige beroepszaken te vermijden. Als er een verzoek om rechterlijke
toetsing wordt ingediend, dient de betwiste belasting te zijn betaald; er mag
slechts een minimale achterstand aan onbehandelde gevallen zijn. Er zijn
gespecialiseerde afdelingen en functionarissen die speciaal zijn opgeleid voor
het behandelen van fiscale geschillen binnen en buiten de belastingdienst. De
belastingdienst is in staat om het beslechtingssysteem voor fiscale geschillen
te beheren op basis van beheersinformatiegegevens. Met behulp van deze gegevens
kan de belastingdienst de werkwijzen zo nodig aanpassen. 3.7.2. Huidige situatie De meeste lidstaten beschikken over een
verplicht administratief geschillenbeslechtingsproces met termijnen voor het
nemen van besluiten. Bij een dergelijke benadering ligt de nadruk op de
doeltreffendheid van de beroepsprocedure; zij draagt ertoe bij dat er minder
beroepszaken zijn en de behandeling daarvan korter duurt. In ongeveer de helft
van de lidstaten is de eerste fase in het beslechtingsproces met betrekking tot
fiscale geschillen een verplichte administratieve beroepsprocedure binnen de
belastingdienst. Het aantal beroepszaken varieert, maar is in
bepaalde lidstaten groot; tevens is er sprake van een hoog percentage besluiten
dat ten voordele van de belastingplichtige uitvalt. Veel lidstaten controleren
en verzamelen geen of onvoldoende beheersinformatie met betrekking tot het
beslechtingsproces voor fiscale geschillen; zij maken geen gebruik van de
resultaten van beroepsprocedures om preventieve maatregelen te nemen. Om
het aantal onnodige beroepszaken zo klein mogelijk te houden, dient er op alle
aspecten van de beroepsprocedure toezicht te worden gehouden, waarbij de
resultaten van de beroepszaken worden gebruikt om maatregelen ter voorkoming
van geschillen te nemen, de diensten voor belastingplichtigen aan te passen, de
wet- en regelgeving te verduidelijken enz. In het merendeel van de lidstaten blijven
betwiste bedragen geheel of gedeeltelijk inbaar tijdens de beroepsprocedure
(AT, BE, BG, CY, CZ, DE, DK, EE, EL, ES[25],
FI, FR[26],
HU, LU, LT, LV, MT, NL, PL, RO, SE, SI, SK en UK[27]). Dankzij deze
wenselijke werkmethode worden de inkomsten gewaarborgd en wordt misbruik van de
beroepsprocedure voorkomen. 3.8. Naleving
van de btw-voorschriften 3.8.1. IJkpunten De belastingdiensten maken gebruik van een
strategie om het nalevingsrisico te beheren op basis waarvan zij ingrijpen om
de naleving te bevorderen en niet-naleving tegen te gaan met gebruikmaking van
informatie over het gedrag van de belastingplichtige. Er is een op
risicogebaseerde onderverdeling van de belastingplichtigen, zodat de
belastingdienst de werkmethode ten aanzien van de belastingplichtige kan
afstemmen op diens risicopatroon. De belastingdiensten bieden passende diensten
aan de belastingplichtigen, zodat deze gemakkelijker aan hun fiscale
verplichtingen kunnen voldoen en hun gedrag wordt beïnvloed, waardoor de
vrijwillige naleving wordt verbeterd. 3.8.2. Huidige situatie In de meeste lidstaten is er een tendens in de
richting van het ontwikkelen en uitvoeren van een strategie om het
nalevingsrisico te beheren (AT, BE, BG, CY, CZ, DK, EE, EL, ES, FI, FR, HU, IE,
IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT, SK, SI, SE en UK). Bij deze strategieën worden de
belastingplichtigen onderverdeeld aan de hand van hun risicoprofiel en worden
zij dienovereenkomstig behandeld, waardoor vrijwillige naleving wordt
bevorderd. Slechts in enkele lidstaten worden de resultaten van dergelijke
strategieën en de desbetreffende maatregelen ook beoordeeld. Bovendien wordt
slechts in een klein aantal lidstaten een raming van de btw-kloof gemaakt (EE,
IT, PL, SK en UK). Als er geen informatie over de ontwikkeling van de btw-kloof
beschikbaar is, kan de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn ingevoerd
om fraude en ontduiking te bestrijden, niet worden beoordeeld. Er dienen daarom
aanzienlijke inspanningen te worden geleverd om de controle en beoordeling van
de prestaties te verbeteren. Daarnaast maken de meeste lidstaten in
toenemende mate gebruik van informatie van derde partijen voor de selectie van
te controleren belastingplichtigen, de onderverdeling van belastingplichtigen
en de invordering van schulden. Met name bij de onderverdeling van
belastingplichtigen en de invordering van schulden zijn er echter nog
aanzienlijke verbeteringen mogelijk. 4. Conclusies 4.1. Modernisering
van de btw-uitvoering Sinds het begin van de recessie en de
financiële crisis in 2008 is de btw-kloof gegroeid tot naar schatting ongeveer
1,5 % van het bbp van de EU-26 in 2011. Er bestaan echter grote verschillen
tussen de btw-kloof in de individuele lidstaten. Met name in de landen die het
meest te lijden hebben onder de crisis, is er sprake van een bredere btw-kloof;
deze landen zijn er niet in geslaagd een merkbare verbetering in deze situatie
te brengen. Aangezien de btw-kloof ook een indicator is
voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de btw-uitvoering, zullen de
lidstaten de btw-uitvoering moeten moderniseren om de btw-kloof te verkleinen.
Dit is niet alleen van belang voor de btw-inkomsten en de eigen middelen, maar
ook voor de aanpak van de administratieve kosten waarmee het bedrijfsleven en
de overheid te maken hebben. In de studie "Paying Taxes" van 2013 is
de conclusie getrokken dat er een verband is tussen nalevingskosten voor het
bedrijfsleven en economische groei. Het verlagen van de administratieve lasten
voor het bedrijfsleven schijnt voordelig te zijn voor de economische groei. Als
de kosten van de belastinguitvoering dalen doordat deze doeltreffender en
doelmatiger wordt, zal dat de regeringen iets meer budgettaire ruimte geven en
de overheidsfinanciën helpen in evenwicht te brengen. In het huidige economische en financiële
klimaat is modernisering van de btw-uitvoering cruciaal en onvermijdelijk voor
de lidstaten die het meeste onder de financiële crisis te lijden hebben en
moeilijk greep krijgen op hun begrotingstekort. Als deze lidstaten bereid zijn
om hun gebruikelijke administratieve werkmethoden te veranderen en de
administratieve processen te verbeteren, kunnen zij veel baat hebben bij
modernisering. Het is daarom belangrijk dat de inspanningen van deze lidstaten
worden ondersteund, ook door middel van technische bijstand als zij dat wensen.
4,2. Door
de lidstaten te nemen maatregelen De aanbevelingen in dit verslag zijn gericht
tot de lidstaten met het doel de belastinguitvoering te verbeteren en daardoor
de btw-kloof te verkleinen. Hieronder zijn de belangrijkste aanbevelingen per
onderwerp samengevat. Op het gebied van de btw-identificatie,
-registratie en -uitschrijving moeten de lidstaten de kwaliteit verbeteren
van de anderstalige informatie die zij verstrekken over het
btw-registratieproces en de desbetreffende vereisten. Tevens dienen zij een
alomvattend registratieproces te ontwikkelen dan wel te verbeteren, met name door
programma's voor toezicht na registratie met betrekking tot risicovolle
ondernemingen (BG, CY, DE, DK, EL, IE, LT, PT, RO en SK) en snelle
uitschrijvingsprocedures voor ploffers (AT, CY, EL, HU, IE, PT en RO) in te
voeren. De rechtszekerheid voor wettige commerciële activiteiten en het
wederzijdse vertrouwen tussen de belastingautoriteiten in de EU kunnen worden
verbeterd, op voorwaarde dat er in het VIES bijgewerkte, volledige en
nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn; een aantal lidstaten moet daarom de
kwaliteit van hun gegevens in het VIES verhogen (BE, EL, ES en PT). Met betrekking tot douaneregeling 42
moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de btw-identificatienummers (van de
invoerder en de klant) stelselmatig worden gecontroleerd (BE, BG, DE, EE, HU,
IE, IT, LV, LU, NL, PL, PT, SE en UK) en dat alle informatie over de transactie
wordt doorgegeven aan de belastingdienst in het eigen land (EL, IT, NL, PL en
SK). Enkele lidstaten moeten verder douaneregeling 42 in hun systemen voor
risicoanalyse als aanvullend risico markeren en de inlichtingenuitwisseling
over frauduleuze transacties en ondernemingen verbeteren, onder meer door
actief aan Eurofisc deel te nemen (DE, DK, NL, PL en RO). Daarnaast kan
ongeveer de helft van de lidstaten overwegen voor risicovolle ondernemingen
vergunningen of zekerheden te gebruiken, teneinde misbruik te voorkomen (BE,
BG, CY, CZ, DE, FI, FR, EL, IE, LT, LV, PL, PT, SE, SI en UK). Op het gebied van btw-aangifte en -betaling
moeten de meeste lidstaten nog een stelselmatige aanpak invoeren voor het
controleren van late en ontbrekende btw-aangifte en -betaling, waarbij gebruik
moet worden gemaakt van automatische processen, zoals automatische
herinneringen en onmiddellijke aanslag van het geraamde btw-bedrag bij
ontbrekende aangifte (AT, BE, BG, CY, CZ, ES, DE, FI, FR, IT, LU, LV, MT, NL,
PL, PT, RO, SE, SI en SK). Van een aantal lidstaten wordt nog steeds verwacht
dat zij een daadwerkelijke standaardtermijn van 30-45 dagen voor de
btw-teruggaaf invoeren (AT, BE, EL, ES, CY, FI, IT, LU, MT en SE). Tot slot
wordt met klem aanbevolen dat de lidstaten de doeltreffendheid van hun rente-
en sanctieregelingen bij late of ontbrekende aangifte en betaling van de btw
onderzoeken. Wat betreft de inning en invordering van
btw dient in het algemeen de helft van de lidstaten afschrijvingsprocedures
in te voeren ten aanzien van schulden die niet tegen redelijke kosten kunnen
worden geïnd (BG, CY, EE, EL, IE, FI, MT en SK). Als er geen lopend
afschrijvingsprogramma wordt toegepast, loopt de belastingdienst het risico
waardevolle middelen te verspillen doordat er wordt getracht niet-inbare
bedragen toch te innen. Voorts dient een aantal lidstaten niet-sequentiële en
geïntegreerde schuldinvorderingsprocessen te ontwikkelen (AT, CY, CZ, DE, DK, EE,
EL, FI, IT, LV, LU, MT, NL, PL, RO, SI, SK en UK). Op het gebied van controle en onderzoek
betreffende btw omvatten de aanbevelingen onder meer de afschaffing van de
verplichte jaarlijkse controle van bepaalde belastingplichtigen en de
toepassing van risicogebaseerde systemen (AT, FI, DE, IT, NL, PL en SI).
Bovendien dient e-auditing te worden bevorderd en dienen er gespecialiseerde
btw-fraudebestrijdingseenheden te worden opgericht (AT, CZ, EE, EL, FI, HU, LV,
RO en SI). Wat betreft beslechtingssystemen voor
fiscale geschillen moet een aantal lidstaten overwegen een verplicht
onafhankelijk administratief geschillenbeslechtingsproces in te voeren, waarbij
de betwiste bedragen tijdens de beroepsprocedure nog geheel of gedeeltelijk
kunnen worden geïnd (BE, BG, CY, EE, EL, FI en IT). De lidstaten wordt verder
met klem aanbevolen toezicht te houden op alle aspecten van de beroepsprocedure
en een omgeving te creëren waarin zich zo min mogelijk onnodige geschillen
voordoen (AT, BG, CY, HU, IT, LU, LV, NL, RO en SK). Met betrekking tot de naleving van de
btw-voorschriften moeten de lidstaten strategieën voor het beheer van het
nalevingsrisico ontwikkelen dan wel verbeteren alsmede uitvoeren; verder moeten
zij de resultaten van de uitgevoerde maatregelen beoordelen om te constateren
met welke strategieën het gedrag van de belastingplichtigen zodanig kan worden
beïnvloed dat zij vrijwillig aan hun fiscale verplichtingen voldoen (BE, CY,
CZ, DE, DK, FI, FR, IE, IT, LU, MT, NL, PL, PT, SE, SI en SK). Daarnaast kan het
gebruik van informatie van derde partijen aanzienlijk worden verbeterd, met
name wat betreft de onderverdeling van belastingplichtigen en de invordering
van schulden. 4.3. Door
de Commissie te nemen maatregelen De Commissie blijft de in artikel 12
vastgelegde regelingen toepassen om de werking van de btw-diensten te
beoordelen ter stimulering van verbeteringen in de btw-uitvoering door de
lidstaten. Binnen de moderne belastinguitvoering spelen beoordelingscycli een
belangrijke rol, aangezien de kwaliteit van de uitvoering hiermee kan worden
verbeterd. Voor een correcte beoordeling zijn indicatoren nodig, waarmee kan
worden bepaald welke vorderingen er in een bepaalde periode zijn gemaakt. De
btw-kloof kan als een van die indicatoren worden beschouwd. De Commissie blijft de uitwisseling van
informatie over administratieve werkmethoden bevorderen en dergelijke
informatie verzamelen om te bepalen wat de beste werkmethoden zijn. De
vaststelling van beste werkmethoden kan bijdragen tot de stroomlijning van het btw-stelsel
en daarmee tot verlaging van de nalevingskosten, en tegelijkertijd de
btw-inkomsten veiligstellen. De Commissie zal de lidstaten steunen bij hun
inspanningen om de btw-uitvoering te moderniseren en de naleving te verbeteren.
Een doeltreffendere en doelmatigere btw-uitvoering draagt niet alleen bij tot
het verhogen van de btw-inkomsten, maar ook tot de gelijke behandeling van alle
lidstaten wat betreft hun bijdrage aan de begroting van de Unie. De Commissie zal alle verzoeken om technische
bijstand die zij van de lidstaten ontvangt, coördineren en faciliteren. Zoals
reeds vermeld, is modernisering van de btw-uitvoering cruciaal en
onvermijdelijk voor de lidstaten die het meeste onder de financiële crisis te
lijden hebben en moeilijk greep krijgen op hun begrotingstekort. [1] Verordening
(EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de
definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de
belasting over de toegevoegde waarde. [2] Zesde
verslag: COM(2008) 719 definitief + bijlage SEC(2008) 2759 Vijfde verslag: COM(2004) 855 definitief + bijlage
SEC(2004) 1721 Vierde verslag: COM(2000) 28 definitief Derde verslag: COM(1998) 490 def. Tweede verslag: COM(95) 354 def. Eerste verslag: SEC(92) 280 def. [3] Zie zesde
verslag in voetnoot 2. [4] Zie bijlage
bij het zesde verslag in voetnoot 2. [5] Kroatië is
niet in dit verslag opgenomen, aangezien het nog geen lid van de EU was op het
moment dat de gegevens werden verzameld. [6] De
theoretische btw-plicht wordt geraamd door de soorten uitgaven te bepalen
waarvoor de btw niet kan worden ingevorderd, en deze te combineren met de
desbetreffende btw-tarieven. Aangezien de btw-kloof voornamelijk wordt geraamd
op basis van gegevens van de nationale rekeningen, is het van groot belang dat
deze gegevens nauwkeurig en volledig zijn. Bovendien wordt er geen rekening
gehouden met belastbare activiteiten die niet in de nationale rekeningen worden
opgenomen. [7] Bron:
"Study to quantify and analyse the VAT Gap in the EU-27 Member
States", verricht in opdracht van de Europese Commissie door CASE en het
CPB. De studie is door de Commissie op 19 september 2013 gepubliceerd en
is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/common/publications/studies/index_en.htm. [8] Voor de
berekening van de totale btw-kloof wordt de EU-26 als één eenheid beschouwd. [9] Cyprus
maakte geen deel uit van de studie, omdat er een uitgebreide herziening van de
statistieken met betrekking tot de nationale rekening plaatsvond. [10] Deze tendens
was duidelijker zichtbaar in de gegevens van de nieuwe lidstaten (EU-10 en
EU-2). [11] De
geharmoniseerde btw-grondslag wordt door de desbetreffende lidstaat berekend
door middel van de zogeheten opbrengstenmethode. Dat houdt in dat het totaal
van de door de desbetreffende lidstaat geïnde netto-btw-opbrengsten wordt
gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief, waarmee de tussentijdse
btw-grondslag wordt verkregen. De tussentijdse grondslag wordt vervolgens
aangepast met negatieve en positieve compensaties om een geharmoniseerde
btw-grondslag overeenkomstig de btw-richtlijn te verkrijgen. [12] "Paying
Taxes"-indicatoren (het totale belastingtarief, de voor naleving benodigde
tijd en het aantal betalingen) maken deel uit van het Doing Business-project
van de Wereldbank en zijn opgesteld door PWC, de Wereldbank en de IFC. [13] De Europese
Unie en de Europese Vrijhandelsassociatie (EU en EVA). De volgende economieën
maken deel uit van de analyse van de EU/EVA-regio: Oostenrijk; België;
Bulgarije; Cyprus; Tsjechië; Denemarken; Estland; Finland; Frankrijk;
Duitsland; Griekenland; Hongarije; IJsland; Ierland; Italië; Letland; Litouwen;
Luxemburg; Malta; Nederland; Noorwegen; Polen; Portugal; Roemenië; Slowakije;
Slovenië; Spanje; Zweden; Zwitserland; Verenigd Koninkrijk. [14] OESO (2013), "Tax Administration 2013: Comparative
Information on OECD and Other Advanced and Emerging Economies", OECD
Publishing (http://dx.doi.org/10.1787/9789264200814-en). [15] Het inningskostenpercentage wordt berekend door de
jaarlijkse administratiekosten van de belastinguitvoering door een
belastingdienst te vergelijken met de totale gedurende het belastingjaar geïnde
inkomsten; deze waarde wordt vaak uitgedrukt als percentage of als de kosten
voor de inning van 100 inkomsteneenheden. Op dit percentage hebben maatregelen
ter verlaging van de administratieve kosten of ter bevordering van de naleving
en inkomsten invloed. Ook andere factoren hebben invloed op dit percentage (waaronder
wijzigingen van de belastingtarieven, macro-economische veranderingen,
veranderingen ten aanzien van het toepassingsgebied van de geïnde belastingen),
maar deze zijn niet van belang voor de relatieve doelmatigheid of
doeltreffendheid. Bij internationale vergelijkingen van deze percentages dient
daarom zeer voorzichtig te werk worden gegaan. [16] Zie artikel
23, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 904/2010. [17] Artikel 22
van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010
betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het
gebied van de belasting over de toegevoegde waarde. [18] Zie artikel
33 van Verordening (EU) nr. 904/2010. [19] In Frankrijk
wordt er met ingang van 1 juni 2013 een stelselmatige en automatische controleregeling
ingevoerd. [20] In Nederland
bestaat er een algemene binnenlandse verleggingsregeling voor bij invoer
verschuldigde btw. Aangezien er bij invoer geen btw-vrijstelling geldt, zijn de
aanbevelingen ten aanzien van deze procedure in dit verslag niet van toepassing
op dergelijke soorten invoer. Dit sluit echter niet uit dat
douaneregeling 42 voor bepaalde soorten invoer wordt gebruikt, waarvoor de
opmerkingen in dat geval wel van toepassing zijn. [21] In Spanje is
elektronische btw-aangifte verplicht voor bepaalde groepen belastingplichtigen,
waaronder grote belastingplichtigen. [22] In Tsjechië
is elektronische btw-aangifte met ingang van 1 januari 2014 verplicht. [23] In Frankrijk
is elektronische btw-aangifte met ingang van 1 januari 2014 verplicht. [24] Het Verenigd
Koninkrijk betaalt niet in alle gevallen van late teruggaaf automatisch rente,
maar het betaalt wel een toeslag bij teruggaaf van belasting indien vertraging
bij de belasting- en douanedienst HMRC (met aftrek van een redelijke periode
voor onderzoek) late terugbetaling met betrekking tot verzoeken om
btw-teruggaaf tot gevolg heeft. [25] In Spanje
wordt bij fiscale geschillen de invordering van schulden in het algemeen niet
uitgesteld. Dit is echter wel mogelijk als de debiteur garant staat voor het schuldbedrag
via een kredietinstelling of een hypotheek. [26] In Frankrijk
kan de debiteur verzoeken om uitstel van betaling van het betwiste bedrag. [27] In het
Verenigd Koninkrijk hoeft de belastingplichtige voorafgaand aan de
beroepsprocedure de betwiste btw niet te betalen indien de belasting- en
douanedienst HMRC of het desbetreffende college van beroep ervan overtuigd is
dat betaling zou leiden tot financiële moeilijkheden.