Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0819

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/819 van de Commissie van 1 februari 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot belangenconflicten, de meting van sociale effecten en beleggersinformatie op het gebied van Europese sociaalondernemerschapsfondsen (Voor de EER relevante tekst.)

    C/2019/669

    PB L 134 van 22/05/2019, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2019/819/oj

    22.5.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 134/1


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/819 VAN DE COMMISSIE

    van 1 februari 2019

    tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot belangenconflicten, de meting van sociale effecten en beleggersinformatie op het gebied van Europese sociaalondernemerschapsfondsen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (1), en met name artikel 9, lid 5, artikel 10, lid 2, en artikel 14, lid 4,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen moeten procedures en maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat personen die dergelijke bedrijfsactiviteiten ontplooien, bij het uitvoeren van deze activiteiten de belangen van de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en de beleggers daarin optimaal behartigen. Teneinde een geharmoniseerd niveau van beleggersbescherming in de Unie te bereiken en deze beheerders in staat te stellen een consistente en effectieve werkwijze vast te leggen en te volgen om belangenconflicten te voorkomen, te bewaken en te beheren, moet hun beleid inzake belangenconflicten een minimale reeks stappen omvatten. Om onnodige administratieve lasten te vermijden en tegelijkertijd een passend niveau van beleggersbescherming te waarborgen, moet het beleid inzake belangenconflicten aangepast zijn aan de aard, schaal en complexiteit van de bedrijfsactiviteiten van de beheerders.

    (2)

    Indien de in het beleid inzake belangenconflicten vastgelegde maatregelen en procedures eventueel niet volstaan om de belangen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of van de beleggers daarin te beschermen, moeten beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen de nodige aanvullende stappen ondernemen om deze belangen te beschermen. Deze stappen moeten onder meer het volgende omvatten: het in kennis stellen van de directie of van een ander bevoegd intern orgaan van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds, en het nemen van de nodige beslissingen en maatregelen om de belangen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin optimaal te behartigen.

    (3)

    Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen kunnen actief zijn in het beheer van ondernemingen waarin in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen beleggen. Teneinde belangenconflicten te voorkomen en ervoor te zorgen dat de stemrechten van die beheerders in het voordeel van zowel het betrokken in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds als de beleggers daarin worden uitgeoefend, is het noodzakelijk gedetailleerde voorschriften voor de uitoefening van deze stemrechten vast te stellen. Om een voldoende hoog niveau van beleggersbescherming te waarborgen, moeten beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen adequate en effectieve strategieën in dat opzicht ontwikkelen en op verzoek een beknopte beschrijving van die strategieën en van de door hen ondernomen acties verstrekken.

    (4)

    Teneinde een doeltreffende openbaarmaking van belangenconflicten te verzekeren, moet de verstrekte informatie op gezette tijden worden geactualiseerd. Gezien de risico's inherent aan het gebruik van een website als instrument om belangenconflicten openbaar te maken, is het noodzakelijk criteria voor de publicatie van die informatie vast te stellen.

    (5)

    Teneinde een consistente aanpak te garanderen wat betreft de procedures die beheerders van de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen volgen om het bereiken van positieve sociale effecten door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen te meten, moeten in deze procedures specifieke elementen worden ingebouwd. De middelen die in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen gebruiken en de producten en diensten die deze maatschappijen beschikbaar stellen, zijn essentiële indicatoren van het positieve sociale effect en moeten bijgevolg integrerend deel uitmaken van deze procedures. Om sociale ondernemingen te onderscheiden van ondernemingen die enkel incidenteel sociale doelstellingen verwezenlijken, moeten die procedures eveneens een evaluatie omvatten van de resultaten die door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen worden behaald.

    (6)

    Er moet worden gewaarborgd dat in de aan beleggers verstrekte precontractuele informatie voldoende bijzonderheden over het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds zijn opgenomen. De beschrijving van de beleggingsstrategie en -doelstellingen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds moet daarom een beschrijving bevatten van de sociale sectoren, de geografische gebieden en de rechtsvorm van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds voornemens is te beleggen, alsmede informatie over de uitkering van de winsten van die maatschappijen.

    (7)

    Aan beleggers moet de nodige informatie worden verschaft om zich een oordeel te kunnen vormen van de onderliggende methoden die de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds hanteert om het sociale effect te meten. In de precontractuele informatie moet daarom worden gepreciseerd of de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds op interne methoden vertrouwt, dan wel algemeen aanvaarde methoden gebruikt. De precontractuele informatie moet ook een beschrijving bevatten van de voornaamste kenmerken van de methoden, zoals onder meer de doorlichtingscriteria, de relevante indicatoren en een toelichting van de wijze waarop de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds ervoor zorgt dat aan deze methoden de hand wordt gehouden.

    (8)

    Beleggers moeten tevens kunnen verifiëren of de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds zich aan het beleggingsbeleid houdt bij de selectie van niet in aanmerking komende activa. De precontractuele informatie moet bijgevolg informatie bevatten over de soorten niet in aanmerking komende activa waarin het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds belegt, de beleggingstechnieken, relevante beperkingen, en de bedrijfssector en het geografische gebied waarin wordt belegd.

    (9)

    Omwille van de transparantie moet aan beleggers de nodige informatie worden verstrekt om zich een oordeel te kunnen vormen van de aard en de draagwijdte van de bedrijfsondersteunende diensten en van de andere ondersteunende activiteiten die de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds zelf of via derden verricht. In de precontractuele informatie over bedrijfsondersteunende diensten en de andere ondersteunende activiteiten moet derhalve worden beschreven welke soorten diensten en activiteiten worden verricht.

    (10)

    Om beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen de gelegenheid te bieden zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen, moet de toepassingsdatum van deze verordening met zes maanden worden uitgesteld,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Soorten belangenconflicten

    Voor de toepassing van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 346/2013 zijn de soorten belangenconflicten situaties waarin een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, een persoon die de activiteiten van die beheerder daadwerkelijk uitoefent, een werknemer, dan wel een persoon die direct of indirect zeggenschap heeft over of onder de zeggenschap staat van die beheerder, een ander in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds of een instelling voor collectieve belegging, met inbegrip van een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), beheerd door dezelfde beheerder, of de beleggers daarin,

    a)

    financieel gewin kan behalen of een financieel verlies kan vermijden ten koste van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin;

    b)

    een belang heeft bij de uitkomst van een ten behoeve van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin verrichte dienst of activiteit, dat verschilt van het belang van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin;

    c)

    een belang heeft bij de uitkomst van een ten behoeve van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin;

    d)

    een financiële of andere drijfveer heeft om:

    i)

    het belang van een belegger, een groep beleggers of een andere instelling voor collectieve belegging, met inbegrip van een icbe, te laten primeren op het belang van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin;

    ii)

    het belang van een belegger in het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds te laten primeren op het belang van een andere belegger of groep beleggers in datzelfde fonds;

    e)

    dezelfde activiteiten uitoefent voor het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds, een andere instelling voor collectieve belegging, met inbegrip van een icbe, of een belegger;

    f)

    een provisie of vergoeding betaalt of betaald krijgt, dan wel een niet-geldelijk voordeel verstrekt of ontvangt, tenzij het gaat om die welke in artikel 24, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie (2) worden genoemd;

    g)

    invloed uitoefent en een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van invloed op de ontwikkeling van een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij ten nadele van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin, dan wel ten koste van de verwezenlijking van de doelstellingen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds.

    Artikel 2

    Beleid inzake belangenconflicten

    1.   Een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds gaat over tot de vaststelling, implementatie en instandhouding van een in schriftelijke vorm vastgelegd beleid inzake belangenconflicten dat evenredig is aan de omvang en organisatiestructuur van de beheerder, gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijfsactiviteiten.

    2.   Conform artikel 1 stelt het in lid 1 bedoelde beleid inzake belangenconflicten vast welke omstandigheden aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van een belangenconflict, alsmede welke maatregelen steeds moeten worden genomen en welke procedures steeds moeten worden gevolgd.

    Artikel 3

    Procedures en maatregelen voor het voorkomen, beheren en bewaken van belangenconflicten

    De in artikel 2, lid 2, bedoelde te nemen maatregelen en te volgen procedures omvatten ten minste de volgende stappen:

    a)

    een verbod op de uitwisseling van informatie tussen de in artikel 1 genoemde personen of entiteiten wanneer een dergelijke informatie-uitwisseling het ontstaan van een belangenconflict kan teweegbrengen of in de hand kan werken;

    b)

    de scheiding van het toezicht op in artikel 1 genoemde personen of entiteiten wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn;

    c)

    de uitschakeling van het verband tussen of de afhankelijkheid van, enerzijds, de beloning van de in artikel 1 genoemde personen of entiteiten die hoofdzakelijk bij de ene activiteit betrokken zijn en, anderzijds, de beloning van of de inkomsten gegenereerd door personen of entiteiten die hoofdzakelijk bij een andere activiteit betrokken zijn, wanneer met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;

    d)

    het voorkomen dat in artikel 1 genoemde personen of entiteiten ongepaste invloed uitoefenen op het beheer van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds;

    e)

    het voorkomen of controleren van de betrokkenheid van in artikel 1 genoemde personen of entiteiten bij een activiteit die tot het ontstaan van een belangenconflict kan leiden.

    Artikel 4

    Beheer van de gevolgen van belangenconflicten

    Wanneer de maatregelen en procedures die overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 3 in het beleid inzake belangenconflicten zijn vastgelegd, niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen aannemen dat het risico wordt voorkomen dat de belangen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of van de beleggers daarin worden geschaad, ondernemen beheerders van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds de volgende stappen:

    a)

    zij stellen hun directie of ander bevoegd intern orgaan, dan wel de directie of een ander bevoegd intern orgaan van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds onmiddellijk in kennis van het risico dat de belangen van het betrokken fonds of de beleggers daarin worden geschaad;

    b)

    zij nemen de nodige beslissingen of maatregelen om te waarborgen dat zij de belangen van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of de beleggers daarin optimaal behartigen.

    Artikel 5

    Strategieën voor de uitoefening van stemrechten ter voorkoming van belangenconflicten

    1.   Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen ontwikkelen in schriftelijke vorm vastgelegde adequate en effectieve strategieën om te bepalen wanneer en op welke wijze stemrechten die aan de portefeuille van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds verbonden zijn, in het voordeel van zowel het betrokken in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds als de beleggers daarin moeten worden uitgeoefend.

    2.   De in lid 1 bedoelde strategieën zijn bepalend voor de te nemen maatregelen en te volgen procedures en omvatten ten minste de volgende stappen:

    a)

    het monitoren van relevante beheersdaden;

    b)

    het garanderen dat de uitoefening van stemrechten in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds plaatsvindt;

    c)

    het voorkomen en beheren van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van die stemrechten voortvloeien.

    3.   Op verzoek verstrekken beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen beleggers een beknopte beschrijving van de in de leden 1 en 2 bedoelde strategieën en van de bijzonderheden van de op basis van deze strategieën ondernomen acties.

    Artikel 6

    Openbaarmaking van belangenconflicten

    1.   Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen verstrekken de in artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie op een duurzame drager als omschreven in artikel 2, lid 1, onder m), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), en houden deze informatie actueel.

    2.   Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen kunnen de in lid 1 bedoelde informatie via een website verstrekken zonder deze persoonlijk tot de belegger te richten, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de beleggers zijn in kennis gesteld van het adres van de website en van de plaats op de website waar toegang tot de informatie kan worden verkregen;

    b)

    de beleggers hebben ermee ingestemd dat die informatie via een website wordt verstrekt;

    c)

    de informatie blijft onafgebroken toegankelijk op deze website gedurende de tijd die de beleggers redelijkerwijs nodig kunnen hebben om zich toegang daartoe te verschaffen.

    Artikel 7

    Procedures voor de meting van het positieve sociale effect

    1.   Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen zorgen ervoor dat de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde procedures ten minste het volgende omvatten:

    a)

    een evaluatie van de door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen aangewende middelen;

    b)

    een evaluatie van de door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen beschikbaar gestelde producten en diensten;

    c)

    een evaluatie van de aan de activiteiten van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen toe te schrijven resultaten.

    Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea zijn resultaten die hoe dan ook zouden zijn behaald en resultaten waarvoor derden verantwoordelijk zijn, niet aan de activiteiten van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen toe te schrijven.

    2.   Bewijsmateriaal ter onderbouwing van de in lid 1 bedoelde evaluaties wordt onderworpen aan een audit in de zin van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 346/2013.

    Artikel 8

    Beschrijving van de beleggingsstrategie en -doelstellingen

    1.   De in artikel 14, lid 1, onder c), i), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie omvat ten minste het volgende:

    a)

    de sociale sector of sectoren waarin de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen actief zijn;

    b)

    het geografische gebied waarin de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen actief zijn;

    c)

    de rechtsvorm van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen;

    d)

    een gedetailleerde beschrijving van de uitkering van de winsten van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen.

    2.   De in artikel 14, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste informatie over het beleggingsprofiel van het andere in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds, alsmede de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds verstrekte informatie.

    3.   De in artikel 14, lid 1, onder c), iv), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste informatie over de soorten activa waarin het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds belegt.

    4.   De in artikel 14, lid 1, onder c), v), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste informatie met betrekking tot de vraag of de aangewende technieken eigenvermogensinstrumenten, quasi-eigenvermogensinstrumenten, gesecuritiseerde of niet-gesecuritiseerde schuldinstrumenten, gewaarborgde of niet-gewaarborgde leningen, dan wel enigerlei andere vorm van deelneming in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen omvatten.

    5.   De in artikel 14, lid 1, onder c), vi), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste informatie met betrekking tot de vraag of de beleggingsstrategie van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds onderhevig is aan beleggingsbeperkingen wat sectoren, activiteiten, geografische gebieden, beleggingspercentages of -limieten betreft, dan wel aan enigerlei andere beperkingen.

    Artikel 9

    Informatie over het positieve sociale effect

    1.   In de in artikel 14, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie wordt melding gemaakt van de specifieke door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen beschikbaar te stellen producten en diensten waarin het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds belegt.

    2.   Ingeval de in artikel 14, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie informatie over prognoses van positieve sociale effecten bevat, worden de aannamen beschreven op basis waarvan die prognoses zijn berekend.

    3.   Ingeval de in artikel 14, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie informatie over prestaties in het verleden op het gebied van positieve sociale effecten bevat, bevat deze informatie een kopie van het meest recente jaarverslag, dan wel een samenvatting van de desbetreffende informatie vervat in het in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde jaarverslag.

    Artikel 10

    Informatie over de voor de meting van het sociale effect gebruikte methoden

    De in artikel 14, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie omvat ten minste het volgende:

    a)

    een verklaring waarin antwoord wordt gegeven op de vraag of de sociale effecten met behulp van interne methoden of andere algemeen aanvaarde methoden worden gemeten;

    b)

    een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de methoden, met vermelding van de doorlichtingscriteria en van de relevante indicatoren die voor de meting van sociale effecten worden gebruikt.

    Artikel 11

    Beschrijving van niet in aanmerking komende activa

    De in artikel 14, lid 1, onder f), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste een beschrijving van alle volgende elementen:

    a)

    beleggingstechnieken en toepasselijke beleggingsbeperkingen;

    b)

    de sector of sectoren waarin de niet in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen actief zijn;

    c)

    het geografische gebied waarin de niet in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen actief zijn;

    d)

    de bij de selectie van de soorten activa te hanteren criteria.

    Artikel 12

    Informatie over ondersteunende diensten

    De in artikel 14, lid 1, onder l), van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde informatie bevat ten minste het volgende:

    a)

    een beschrijving van de soorten bedrijfsondersteunende diensten en andere ondersteunende activiteiten;

    b)

    informatie met betrekking tot de vraag of de bedrijfsondersteunende diensten en andere ondersteunende activiteiten door derden worden verricht.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 11 december 2019.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 1 februari 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht (PB L 83 van 22.3.2013, blz. 1).

    (3)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).


    Top