Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016D2008

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2008 van de Commissie van 15 november 2016 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7023) (Voor de EER relevante tekst )

    C/2016/7023

    PB L 310 van 17/11/2016, p. 51–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021: This act has been changed. Current consolidated version: 29/11/2019

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2016/2008/oj

    17.11.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 310/51


    UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2008 VAN DE COMMISSIE

    van 15 november 2016

    betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7023)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

    Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

    Gezien Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (3), en met name artikel 14, lid 2, artikel 19, lid 1, onder a), lid 3, onder a), en leden 4 en 6,

    Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4), en met name artikel 4, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Nodulaire dermatose is een door een vector overgedragen virusziekte van runderen. Volgens het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over nodulaire dermatose, uitgebracht op 3 december 2014 (het advies van de EFSA) (5), kan nodulaire dermatose direct en indirect worden overgebracht. De ziekte wordt gekenmerkt door ernstige verliezen aan dierlijke productie en heeft het potentieel zich erg snel te verspreiden, met name via levende dieren, vectoren en bepaalde van besmette dieren afkomstige producten.

    (2)

    Bij Richtlijn 92/119/EEG zijn algemene bestrijdingsmaatregelen vastgesteld die moeten worden toegepast in geval van een uitbraak van bepaalde dierziekten, waaronder nodulaire dermatose. Hieronder vallen de bestrijdingsmaatregelen die moeten worden genomen als op een bedrijf nodulaire dermatose wordt vermoed en de aanwezigheid ervan wordt bevestigd, waaronder de afbakening van beschermings- en toezichtsgebieden rond de uitbraken, en andere bijkomende maatregelen die noodzakelijk zijn om de verspreiding van de ziekte te voorkomen en de besmetting uit te roeien. In het geval van een uitbraak van nodulaire dermatose voorzien die bestrijdingsmaatregelen ook in inenting ter aanvulling van andere bestrijdingsmaatregelen.

    (3)

    Bij de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500 (6) en (EU) 2016/645 (7) van de Commissie worden in verband met de bevestiging van nodulaire dermatose in Griekenland in 2015 en in Bulgarije in 2016 bepaalde beschermende maatregelen vastgesteld. Die beschermende maatregelen behelzen de instelling van een besmette zone in die lidstaten, die is beschreven in de bijlage bij elk van die uitvoeringsbesluiten, en die het gebied omvat waarin nodulaire dermatose werd bevestigd, alsmede de door Griekenland en Bulgarije overeenkomstig Richtlijn 92/119/EEG naar behoren ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden. De Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500 en (EU) 2016/645 zijn herhaaldelijk gewijzigd in het licht van de verdere ontwikkeling van de situatie met betrekking tot de ziekte, met onder meer de uitbreiding van de besmette zone waardoor die bijkomende regionale eenheden in Griekenland en Bulgarije omvat. Die uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing tot en met 31 december 2016.

    (4)

    In de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/2055 (8) en (EU) 2016/1183 (9) van de Commissie is bepaald dat Griekenland en Bulgarije kunnen overgaan tot de noodinenting van runderen die worden gehouden op bedrijven in het inentingsgebied zoals beschreven in bijlage I bij die uitvoeringsbesluiten.

    (5)

    Griekenland en Bulgarije terzijde gelaten, heeft tussen april en augustus 2016 een aanzienlijk aantal derde landen in Zuidoost-Europa voor het eerst ook uitbraken van nodulaire dermatose op hun grondgebied gemeld, namelijk Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kosovo (10), Montenegro en Servië. Al die derde landen hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat hun huidige ziektebestrijdingsbeleid naast andere maatregelen ook inenting tegen nodulaire dermatose omvat.

    (6)

    Volgens het advies van de EFSA (11) zijn enkel levende verzwakte vaccins tegen nodulaire dermatose in de handel verkrijgbaar. Dat advies omschrijft het Neethling-vaccin op basis van het verzwakte nodulairedermatosevirus als zeer doeltreffend om morbiditeit te voorkomen. Aangezien homologe vaccins tegen nodulaire dermatose doeltreffender zijn dan vaccins gebaseerd op verzwakte schapenpokkenvirussen, is het gebruik van eerstgenoemde vaccins aan te raden, onder voorbehoud van beschikbaarheid bij de producenten ervan, die uitsluitend buiten de Unie actief zijn. Bovendien kan het oorzakelijke agens van nodulaire dermatose volgens het advies van de EFSA tot 92 dagen in de huid van getroffen dieren zonder zichtbare letsels aanwezig zijn.

    (7)

    Er is geen vaccin tegen nodulaire dermatose met een vergunning voor het in de handel brengen in de Unie. Bijgevolg kan noodinenting overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 92/119/EEG enkel worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 8 van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), waarbij de lidstaten in geval van ernstige epizoötische ziekten zoals nodulaire dermatose het gebruik van immunologische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zonder vergunning voor het in de handel brengen voorlopig kunnen toestaan.

    (8)

    Volgens het spoedadvies over nodulaire dermatose van de EFSA, uitgebracht op 29 juli 2016 (13), is inenting tegen nodulaire dermatose het meest doeltreffend om verspreiding van de ziekte te beperken. Om nodulaire dermatose uit te roeien, is het noodzakelijk in de regio's waar het risico bestaat dat nodulaire dermatose er wordt binnengebracht en in de reeds door de ziekte getroffen regio's de populaties die vatbaar zijn voor de ziekte, volledig in te enten opdat het aantal uitbraken zo klein mogelijk is, en moet een hoge vaccinatiegraad worden bereikt, zowel wat het aantal dieren als wat het aantal landbouwbedrijven betreft. Een „degelijk” preventie- en bestrijdingsbeleid voor nodulaire dermatose moet derhalve voorzien in vaccinatie.

    (9)

    Het risico van verspreiding van nodulaire dermatose via ingeënte dieren en producten daarvan is anders dan de risico's van verspreiding via niet-ingeënte dieren die de ziekte mogelijk in incubatie hebben. Het is daarom noodzakelijk voorwaarden vast te stellen voor de verzending van ingeënte runderen en producten afkomstig van dergelijke dieren. Het risico van verspreiding van nodulaire dermatose via al dan niet ingeënte dieren uit een gebied waar inenting tegen nodulaire dermatose wordt toegepast maar waar zich geen uitbraken van de ziekte hebben voorgedaan, is ook anders dan het risico via dergelijke dieren uit door de ziekte getroffen gebieden. Ook voor deze dieren moeten derhalve bijzondere voorwaarden worden vastgesteld.

    (10)

    De wetenschappelijke kennis over nodulaire dermatose is onvolledig. Ingeënte runderen zijn beschermd tegen klinische symptomen maar niet noodzakelijkerwijs tegen besmetting en niet alle ingeënte dieren reageren met beschermende immuniteit. Om het risico zo veel mogelijk te beperken, mogen zendingen ingeënte dieren derhalve pas na een periode van ten minste 28 dagen worden verzonden, aangezien dat de maximale incubatieperiode van nodulaire dermatose na inenting is.

    (11)

    Wat het risico van verspreiding van nodulaire dermatose betreft, houden verschillende producten een verschillend risiconiveau in. Zoals aangegeven in het advies van de EFSA vormen de verplaatsing van levende runderen, rundersperma en ongelooide huiden van besmette runderen een groter risico qua blootstelling en gevolgen dan andere producten zoals melk en zuivelproducten, behandelde huiden of vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten van runderen. Wetenschappelijk of experimenteel bewijsmateriaal met betrekking tot de rol ervan bij de overbrenging van de ziekte ontbreekt echter. De in dit besluit vervatte bestrijdingsmaatregelen moeten daarom evenwichtig zijn en proportioneel met het risico. De overbrenging van nodulaire dermatose via sperma, eicellen en embryo's van runderen kan evenmin worden uitgesloten. Daarom moeten voor deze producten bepaalde beschermende maatregelen worden uitgevaardigd op basis van het advies van de EFSA en de recentste bijgewerkte normen en aanbevelingen ter zake van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE).

    (12)

    Vlees uit skeletspieren van runderen wordt als een veilig product beschouwd volgens de Wetenschappelijke Commissie voor dierziekten van de OIE (14) en zoals vermeld in het verslag van de bijeenkomst in februari 2016 van de Commissie voor gezondheidsnormen voor landdieren van de OIE, deel B, bijlage 36 (15). Er bestaat geen wetenschappelijk of experimenteel bewijs waaruit kan worden afgeleid dat het nodulairedermatosevirus via vers vlees, vleesbereidingen of vleesproducten naar vatbare dieren kan worden overgedragen. Hoewel uit het advies van de EFSA blijkt dat het nodulairedermatosevirus gedurende een niet-bepaalde periode in vlees kan overleven, sluit het huidige verbod van de Unie op het voederen van herkauwers met proteïnen van herkauwers als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (16) en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (17) de mogelijkheid van een eventuele mondelinge overbrenging van nodulaire dermatose uit.

    (13)

    Melk, zuivelproducten en colostrum kunnen een risico van verspreiding van nodulaire dermatose vormen, maar enkel indien zij voor vervoedering aan de vatbare soorten zijn bestemd. Daarom moeten risicobeperkende maatregelen worden vastgesteld om de verspreiding van nodulaire dermatose via dergelijke producten te voorkomen indien die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

    (14)

    Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (18) en Beschikking 93/444/EEG van de Commissie (19) bepalen dat de verplaatsingen van dieren vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten. Om ervoor te zorgen dat in die gezondheidscertificaten adequate en juiste gezondheidsinformatie wordt verstrekt, moet daarin naar dit besluit worden verwezen wanneer afwijkingen van het verbod op de verzending van levende dieren uit in bijlage I bij dit besluit vermelde gebieden worden toegepast op levende dieren die bestemd zijn voor handelsverkeer binnen de Unie of voor uitvoer naar een derde land.

    (15)

    In het belang van de duidelijkheid en de vereenvoudiging moeten de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500, (EU) 2015/2055, (EU) 2016/645 en (EU) 2016/1183 worden ingetrokken en vervangen door dit besluit, waarbij gewijzigde en uniforme maatregelen worden ingevoerd voor alle lidstaten die door nodulaire dermatose zijn getroffen of waar inenting tegen de ziekte wordt uitgevoerd.

    (16)

    De goedkeuring van de door de betrokken lidstaten ingediende inentingsprogramma's die nu in de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/2055 en (EU) 2016/1183 voor respectievelijk Griekenland en Bulgarije zijn opgenomen, en de goedkeuring van het door Kroatië ingediende inentingsprogramma moeten het voorwerp uitmaken van een ander, nog vast te stellen uitvoeringsbesluit.

    (17)

    Bulgarije heeft de Commissie meegedeeld dat de inenting van alle runderen tegen nodulaire dermatose op 15 juli 2016 was voltooid en dat het laatste geval van nodulaire dermatose op zijn grondgebied werd bevestigd op 1 augustus 2016. Dienovereenkomstig moeten bepaalde gebieden van Bulgarije waar zich geen nodulaire dermatose heeft voorgedaan, maar waar inenting tegen de ziekte werd uitgevoerd, in bijlage I, deel I, bij dit besluit worden vermeld als „vrije zone met inenting”, terwijl het overige gedeelte van het grondgebied van die lidstaat als „besmette zone” moet worden vermeld.

    (18)

    De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp en werkingssfeer

    Bij dit besluit worden maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten of delen daarvan zoals vermeld in bijlage I (de betrokken lidstaten), met inbegrip van de minimumvereisten voor inentingsprogramma's tegen nodulaire dermatose die de lidstaten ter goedkeuring aan de Commissie voorleggen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    1.   „runderen”: hoefdieren van de soorten Bos taurus, Bos indicus, Bison bison en Bubalus bubalis;

    2.   „in gevangenschap levende wilde herkauwers”: wilde herkauwers van soorten waarvan volgens de meest recente beschikbare wetenschappelijke kennis bekend is dat zij bij de overbrenging en verspreiding van nodulaire dermatose betrokken zijn;

    3.   „besmette zone”: het in bijlage I, deel II, bij dit besluit vermelde gedeelte van het grondgebied van een lidstaat dat het gebied waarin nodulaire dermatose is bevestigd, alsmede de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/119/EEG vastgestelde beschermings- en toezichtsgebieden omvat, en waarin na de goedkeuring van inentingsprogramma's door de Commissie inenting tegen nodulaire dermatose mag worden uitgevoerd;

    4.   „vrije zone met inenting”: het in bijlage I, deel I, bij dit besluit vermelde gedeelte van het grondgebied van een lidstaat dat de gebieden buiten de besmette zone voor nodulaire dermatose omvat en waarin na de goedkeuring van inentingsprogramma's door de Commissie inenting tegen nodulaire dermatose wordt uitgevoerd.

    Artikel 3

    Beperkingen van de verzending van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers en bepaalde dierlijke producten uit de in bijlage I vermelde gebieden

    De betrokken lidstaten verbieden de verzending van:

    a)

    levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden;

    b)

    sperma, eicellen en embryo's van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden;

    c)

    voor vervoedering aan dieren bestemd colostrum, melk en zuivelproducten van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden;

    d)

    andere niet-verwerkte dierlijke bijproducten van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers dan die onder e) worden bedoeld, uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden;

    e)

    voor menselijke consumptie bestemde ongelooide en onbehandelde huiden of niet voor menselijke consumptie bestemde onbehandelde huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden.

    Artikel 4

    Afwijking van het verbod op de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder a), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit bedrijven in de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden, op voorwaarde dat die dieren aan ten minste één van de volgende voorwaardenreeksen voldoen:

    a)

    de dieren worden verzonden naar in bijlage I, delen I of II, vermelde gebieden van dezelfde of een andere lidstaat of naar een derde land en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    i)

    de dieren zijn minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose ingeënt en zijn afkomstig van een bedrijf waar de dieren gedurende minstens 28 dagen verbleven en waar alle dieren van vatbare soorten minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose waren ingeënt;

    ii)

    alle dieren op het bedrijf van oorsprong zijn klinisch onderzocht op de datum van de lading voor verzending en vertoonden geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose;

    iii)

    de dieren vallen onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG;

    iv)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong voert een inentingsprogramma tegen nodulaire dermatose uit dat in overeenstemming is met de voorwaarden van bijlage II en door de Commissie is goedgekeurd, en heeft de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de aanvangsdatum van haar inentingsprogramma, en

    v)

    een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 is opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de dieren veilig worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden, of

    b)

    de dieren worden verzonden naar een gebied van dezelfde of een andere lidstaat of van een derde land en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    i)

    de dieren zijn minstens drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose ingeënt en zijn afkomstig van een bedrijf waar alle dieren van vatbare soorten minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose waren ingeënt;

    ii)

    alle dieren op het bedrijf van oorsprong zijn klinisch onderzocht op de datum van de lading voor verzending en vertoonden geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose;

    iii)

    de dieren vallen onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG;

    iv)

    de dieren verbleven sinds hun geboorte, of gedurende een periode van minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending, op een bedrijf waar in een straal van minstens 20 km gedurende drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending geen aanwezigheid van nodulaire dermatose is bevestigd; in geval van een bevestigde besmetting met nodulaire dermatose voor die tijd zijn alle vatbare dieren op de getroffen bedrijven gedood en vernietigd; het bedrijf is gevestigd in een van de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden van een lidstaat waar alle dieren in elk van de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden minstens drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending overeenkomstig bijlage II tegen nodulaire dermatose zijn ingeënt of opnieuw ingeënt en waar alle dieren zich nog in de immuniteitsperiode bevinden die de fabrikant in de specificaties van het vaccin vermeldt;

    v)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong heeft een inentingsprogramma tegen nodulaire dermatose uitgevoerd dat in overeenstemming was met de voorwaarden van bijlage II en door de Commissie was goedgekeurd, en heeft de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de aanvangs- en einddatum van haar inentingsprogramma, en

    vi)

    een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 is opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de dieren veilig worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden, of

    c)

    de dieren worden verzonden naar een gebied van een lidstaat of een derde land en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    i)

    de dieren voldoen aan alle andere passende diergezondheidsgaranties, op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van nodulaire dermatose die vóór de datum van verzending van de dieren door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong zijn voorgeschreven en door de bevoegde autoriteiten van de landen van doorvoer en bestemming zijn goedgekeurd;

    ii)

    de dieren zijn minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose ingeënt en zijn afkomstig van een bedrijf waar alle dieren van vatbare soorten minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose waren ingeënt;

    iii)

    alle dieren op het bedrijf van oorsprong zijn klinisch onderzocht op de datum van de lading voor verzending en vertoonden geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose;

    iv)

    de dieren vallen onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG;

    v)

    de dieren verbleven sinds hun geboorte, of gedurende een periode van minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending, op een bedrijf waar in een straal van minstens 20 km gedurende drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending geen aanwezigheid van nodulaire dermatose is bevestigd; in geval van een bevestigde besmetting met nodulaire dermatose voor die tijd zijn alle vatbare dieren op de getroffen bedrijven gedood en vernietigd;

    vi)

    een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 is opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de dieren in overeenstemming met de onder i) bedoelde diergezondheidsgaranties worden verzonden en veilig worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden;

    vii)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong voert een inentingsprogramma tegen nodulaire dermatose uit dat in overeenstemming is met de voorwaarden van bijlage II en door de Commissie is goedgekeurd, en heeft de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de aanvangsdatum van haar inentingsprogramma, en

    viii)

    de lidstaat van oorsprong stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de onder i) bedoelde diergezondheidsgaranties en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten.

    2.   Indien runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers voldoen aan de voorwaarden voor de afwijking als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt de volgende zin toegevoegd aan het overeenkomstige gezondheidscertificaat voor die dieren als vastgesteld in Richtlijn 64/432/EEG of Beschikking 93/444/EEG:

    „ …(dieren) in overeenstemming met …(artikel 4, lid 1, onder a), b) of c), aangeven wat van toepassing is) van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2008 van de Commissie betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten”.

    Artikel 5

    Afwijking van het verbod op de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder a), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit bedrijven in de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden naar een gebied van een lidstaat of derde land, op voorwaarde dat die dieren in overeenstemming zijn met de volgende voorwaarden:

    a)

    de dieren voldoen aan de passende diergezondheidsgaranties, op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van nodulaire dermatose die vóór de datum van verzending van de dieren door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong zijn voorgeschreven en door de bevoegde autoriteiten van de landen van doorvoer en bestemming zijn goedgekeurd;

    b)

    de dieren zijn minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose ingeënt en zijn afkomstig van een bedrijf waar alle dieren van vatbare soorten minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose waren ingeënt;

    c)

    alle dieren op het bedrijf van oorsprong zijn klinisch onderzocht op de datum van de lading voor verzending en vertoonden geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose;

    d)

    de dieren vallen onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG;

    e)

    de dieren verbleven sinds hun geboorte, of gedurende een periode van minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending, op een bedrijf waar in een straal van minstens 20 km gedurende drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending geen aanwezigheid van nodulaire dermatose is bevestigd; in geval van een bevestigde besmetting met nodulaire dermatose voor die tijd zijn alle vatbare dieren op de getroffen bedrijven gedood en vernietigd; het bedrijf is gevestigd in een van de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden van een lidstaat waar alle dieren in elk van de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden minstens drie maanden voorafgaand aan de datum van verzending overeenkomstig bijlage II tegen nodulaire dermatose zijn ingeënt of opnieuw ingeënt en waar alle dieren zich nog in de immuniteitsperiode bevinden die de fabrikant in de specificaties van het vaccin vermeldt;

    f)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong voert een inentingsprogramma tegen nodulaire dermatose uit dat in overeenstemming is met de voorwaarden van bijlage II en door de Commissie is goedgekeurd, en heeft de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de aanvangs- en einddatum van haar inentingsprogramma overeenkomstig bijlage II;

    g)

    een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 is opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de dieren in overeenstemming met de onder a) bedoelde diergezondheidsgaranties worden verzonden en veilig worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden, en

    h)

    de lidstaat van oorsprong stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de onder a) bedoelde diergezondheidsgaranties en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten.

    2.   Indien runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers voldoen aan de voorwaarden voor de afwijking als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt de volgende zin toegevoegd aan het overeenkomstige gezondheidscertificaat voor die dieren als vastgesteld in Richtlijn 64/432/EEG of Beschikking 93/444/EEG:

    „ …(dieren) in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2008 van de Commissie betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten”.

    Artikel 6

    Bijzondere voorwaarden voor de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers in de gebieden van dezelfde lidstaat die in bijlage I, delen I en II, worden vermeld

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder a), vastgestelde verbod en voor zover in overeenstemming met lid 2 van dit artikel, kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit bedrijven in een gebied dat wordt vermeld in:

    a)

    bijlage I, deel I, naar een bestemming in een ander gebied van dezelfde lidstaat dat in bijlage I, delen I of II, wordt vermeld;

    b)

    bijlage I, deel II, naar een bestemming in een ander gebied van dezelfde lidstaat dat in bijlage I, deel II, wordt vermeld.

    2.   De in lid 1 vastgestelde afwijking geldt uitsluitend voor zendingen levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers op voorwaarde dat de dieren aan ten minste één van de volgende voorwaarden voldoen:

    a)

    de dieren zijn minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose ingeënt en zijn afkomstig van een bedrijf waar alle dieren van vatbare soorten minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van verzending tegen nodulaire dermatose waren ingeënt;

    b)

    ongeacht de vaccinatiestatus van de afzonderlijke dieren of inenting tegen nodulaire dermatose op hun bedrijf van oorsprong mogen de dieren voor noodslachting naar een slachthuis worden verplaatst, op voorwaarde dat het bedrijf van oorsprong ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG valt die een dergelijke verplaatsing verbiedt;

    c)

    de dieren zijn niet-ingeënte nakomelingen jonger dan vier maanden van moederdieren die minstens 28 dagen voor de worp zijn ingeënt, en mogen naar een ander bedrijf worden verplaatst op voorwaarde dat alle dieren van vatbare soorten op het bedrijf van oorsprong minstens 28 dagen voorafgaand aan de datum van de geplande verplaatsing zijn ingeënt of opnieuw zijn ingeënt overeenkomstig de instructies van de fabrikant van het gebruikte vaccin en dat het bedrijf ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG valt die een dergelijke verplaatsing verbiedt.

    Artikel 7

    Afwijkingen van het verbod op de verzending van sperma, eicellen en embryo's van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder b), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van sperma, eicellen en embryo's van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit spermawinningscentra of andere inrichtingen uit een in bijlage I, deel I, vermeld gebied naar een ander in bijlage I, delen I of II, vermeld gebied van dezelfde of een andere lidstaat, op voorwaarde dat de donordieren en het sperma, de eicellen en de embryo's aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)

    de donordieren zijn ingeënt en opnieuw ingeënt tegen nodulaire dermatose overeenkomstig de instructies van de fabrikant van het gebruikte vaccin en de eerste inenting is minstens 60 dagen voorafgaand aan de datum van de winning van het sperma, de eicellen of de embryo's toegediend, of de donordieren zijn met negatieve resultaten onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van specifieke antilichamen tegen het nodulairedermatosevirus, zowel op de dag van de winning als minstens 28 dagen na de spermawinningsperiode of na de dag van de winning in het geval van embryo's en eicellen;

    b)

    de donordieren werden gedurende 60 dagen voorafgaand aan de datum van de winning van het sperma, de eicellen of de embryo's in een centrum voor kunstmatige inseminatie of een andere geschikte inrichting gehouden waar in een straal van minstens 20 km gedurende drie maanden voorafgaand aan de datum van de winning van het sperma, de eicellen of de embryo's geen aanwezigheid van nodulaire dermatose is bevestigd; in geval van een bevestigde besmetting met nodulaire dermatose voor die tijd zijn alle vatbare dieren op de getroffen bedrijven gedood en vernietigd;

    c)

    de donordieren zijn 28 dagen voorafgaand aan de datum van de winning en gedurende de gehele winningsperiode klinisch onderzocht en vertoonden geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose;

    d)

    de donordieren zijn met negatieve resultaten onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers van nodulaire dermatose door middel van een polymerasekettingreactie (PCR), die is uitgevoerd op bloedmonsters die zijn verzameld bij aanvang en ten minste elke 14 dagen daarna tijdens de spermawinningsperiode of op de dag van de winning in het geval van embryo's en eicellen;

    e)

    het sperma is met negatieve resultaten onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers van nodulaire dermatose door middel van PCR, en

    f)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong voert een inentingsprogramma tegen nodulaire dermatose uit dat in overeenstemming is met de voorwaarden van bijlage II en door de Commissie is goedgekeurd, en heeft de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de aanvangs- en einddatum van haar inentingsprogramma overeenkomstig bijlage II.

    2.   In afwijking van het in artikel 3, onder b), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van sperma, eicellen en embryo's van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit spermawinningscentra of andere inrichtingen uit de in bijlage I, deel I, vermelde gebieden naar een gebied van een lidstaat of derde land, op voorwaarde dat de donordieren en het sperma, de eicellen en de embryo's aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)

    de voorwaarden van lid 1, onder a) tot en met f);

    b)

    de donordieren voldoen aan alle andere passende diergezondheidsgaranties, op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de effecten van de verzending en van de maatregelen tegen de verspreiding van nodulaire dermatose die vóór de verzending van het sperma, de eicellen of de embryo's door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong zijn voorgeschreven en door de bevoegde autoriteiten van de landen van doorvoer en bestemming zijn goedgekeurd, en

    c)

    de lidstaat van oorsprong stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de onder b) bedoelde diergezondheidsgaranties en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten.

    3.   Indien sperma, embryo's en eicellen die aan de voorwaarden van lid 1 of lid 2 van dit artikel voldoen, naar een andere lidstaat of een derde land worden verzonden, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten als vastgesteld in de Richtlijnen 88/407/EEG, 89/556/EEG of Beschikking 93/444/EEG:

    „ …(sperma, eicellen en/of embryo's, aangeven wat van toepassing is) in overeenstemming met …(artikel 7, lid 1 of lid 2, aangeven wat van toepassing is) van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2008 van de Commissie betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten”.

    Artikel 8

    Afwijking van het verbod op de verzending van niet-verwerkte dierlijke bijproducten van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden

    In afwijking van het in artikel 3, onder d), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van niet-verwerkte dierlijke bijproducten van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit:

    a)

    een in bijlage I, deel I, vermeld gebied naar een bestemming in dezelfde lidstaat of in een gebied van een andere lidstaat dat in bijlage I, delen I of II, wordt vermeld;

    b)

    een in bijlage I, deel II, vermeld gebied naar een bestemming in dezelfde lidstaat of in een gebied van een andere lidstaat dat in bijlage I, deel II, wordt vermeld, op voorwaarde dat:

    i)

    de niet-verwerkte dierlijke bijproducten onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verzonden om te worden verwerkt of geruimd in een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 erkend bedrijf, en

    ii)

    indien de bestemming in een andere lidstaat is gelegen, een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 wordt opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de niet-verwerkte dierlijke bijproducten veilig naar de plaats van bestemming worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden.

    Artikel 9

    Afwijkingen van het verbod op de verzending van huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit de in bijlage I, delen I en II, vermelde gebieden

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder e), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit een in bijlage I, deel I, vermeld gebied naar een ander in bijlage I, delen I of II, vermeld gebied van dezelfde of een andere lidstaat, op voorwaarde dat:

    a)

    het gaat om voor menselijke consumptie bestemde ongelooide en onbehandelde huiden of om onbehandelde huiden die onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verzonden om te worden verwerkt of geruimd in een erkend bedrijf;

    b)

    indien de bestemming in een andere lidstaat is gelegen, een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 wordt opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de huiden veilig naar de plaats van bestemming worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat of derde land worden verzonden vooraleer zij ten minste overeenkomstig lid 2, onder b), worden verwerkt, en

    c)

    de huiden afkomstig zijn van bedrijven die ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG vallen.

    2.   In afwijking van het in artikel 3, onder e), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit een in bijlage I, delen I of II, vermeld gebied naar een gebied van dezelfde of een andere lidstaat of derde land, op voorwaarde dat:

    a)

    het gaat om voor menselijke consumptie bestemde ongelooide en onbehandelde huiden of om onbehandelde huiden die afkomstig zijn van bedrijven die ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG vallen;

    b)

    de huiden:

    i)

    zijn behandeld overeenkomstig bijlage I, punt 28, onder b) tot en met e), bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (20), of

    ii)

    een van de behandelingen van bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk I, punt 4), onder b), ii), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (21) hebben ondergaan, en

    c)

    de huiden met de nodige voorzorgen zijn gehanteerd om te voorkomen dat zij na de behandeling opnieuw met ziekteverwekkers worden besmet.

    3.   In afwijking van het in artikel 3, onder e), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit een in bijlage I, deel II, vermeld gebied naar een ander in bijlage I, deel II, vermeld gebied van dezelfde of een andere lidstaat, op voorwaarde dat:

    a)

    het gaat om voor menselijke consumptie bestemde ongelooide en onbehandelde huiden of om onbehandelde huiden die onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verzonden om te worden verwerkt of geruimd in een erkend bedrijf;

    b)

    indien de bestemming in een andere lidstaat is gelegen, een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 wordt opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de huiden veilig naar de plaats van bestemming worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat worden verzonden vooraleer zij ten minste overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder b), worden verwerkt, en

    c)

    de huiden afkomstig zijn van bedrijven die ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG vallen.

    4.   In afwijking van het in artikel 3, onder e), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van huiden van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit een in bijlage I, delen I of II, vermeld gebied naar een gebied van dezelfde of een andere lidstaat of derde land, op voorwaarde dat:

    a)

    de huiden voldoen aan alle andere passende diergezondheidsgaranties, op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van nodulaire dermatose die vóór de verzending van de huiden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong zijn voorgeschreven en door de bevoegde autoriteiten van de landen van doorvoer en bestemming zijn goedgekeurd;

    b)

    de huiden afkomstig zijn van bedrijven die ten aanzien van nodulaire dermatose onder geen enkele beperking van Richtlijn 92/119/EEG vallen;

    c)

    een kanalisatieprocedure overeenkomstig artikel 12 wordt opgezet, onder de controle van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong, doorvoer en bestemming, om ervoor te zorgen dat de huiden in overeenstemming met de onder a) bedoelde aanvullende diergezondheidsgaranties worden verzonden en veilig naar de plaats van bestemming worden vervoerd en niet vervolgens naar een andere lidstaat worden verzonden vooraleer zij ten minste overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder b), worden verwerkt, en

    d)

    de lidstaat van oorsprong de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis stelt van de onder a) bedoelde diergezondheidsgaranties en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten.

    Artikel 10

    Afwijking van het verbod op de verzending van voor vervoedering aan dieren bestemd colostrum, melk en zuivelproducten uit de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden

    1.   In afwijking van het in artikel 3, onder c), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van voor vervoedering aan dieren bestemd colostrum, melk en zuivelproducten van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit bedrijven uit de in bijlage I, deel II, vermelde gebieden, op voorwaarde dat het colostrum, de melk en de zuivelproducten om de vernietiging van het mond-en-klauwzeervirus te waarborgen een behandeling hebben ondergaan als beschreven in bijlage IX, deel A, punten 1.1 tot en met 1.5, bij Richtlijn 2003/85/EG van de Raad (22) en dat de zending voldoet aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel.

    2.   De bevoegde autoriteit geeft alleen toestemming voor de verzending naar andere lidstaten van zendingen colostrum, melk en zuivelproducten in overeenstemming met de afwijking van lid 1 van dit artikel indien de zendingen vergezeld gaan van een officieel gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (23), en deel II van dat gezondheidscertificaat wordt aangevuld met de volgende verklaring:

    „Colostrum, melk of zuivelproducten in overeenstemming met artikel 10 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2008 van de Commissie betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met nodulaire dermatose in sommige lidstaten”.

    Artikel 11

    Voorwaarden inzake transportvoertuigen, reiniging en ontsmetting

    1.   De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat vooraleer enig transportvoertuig dat in contact is geweest met dieren van vatbare soorten in een in bijlage I, deel II, vermeld gebied dat gebied verlaat, de exploitant of chauffeur van dat voertuig bewijs voorlegt waaruit blijkt dat het voertuig sinds het laatste contact met deze dieren op zodanige wijze is gereinigd en ontsmet dat het nodulairedermatosevirus geïnactiveerd is, en dat het is behandeld met toegelaten insecticiden die doeltreffend zijn tegen vectoren van nodulaire dermatose.

    2.   De bevoegde autoriteit specificeert welke informatie de exploitant of de chauffeur van het in lid 1 bedoelde transportvoertuig moet voorleggen om aan te tonen dat de vereiste reiniging, ontsmetting en insectenverdelging zijn uitgevoerd.

    Artikel 12

    Kanalisatieprocedure

    De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de kanalisatieprocedure voor het vervoer van levende runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers, niet-verwerkte dierlijke bijproducten en onbehandelde huiden dat valt onder de afwijkingen van de artikelen 4, 5, 6, 8 en 9, voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)

    elk voertuig dat voor het vervoer van die levende dieren, niet-verwerkte dierlijke bijproducten of onbehandelde huiden wordt gebruikt, is:

    i)

    door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending afzonderlijk geregistreerd voor het vervoer van levende dieren, niet-verwerkte dierlijke bijproducten of onbehandelde huiden volgens de kanalisatieprocedure;

    ii)

    door de officiële dierenarts na het laden voor verzending verzegeld; alleen een ambtenaar van de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming mag het zegel verbreken en door een nieuw zegel vervangen; elke lading of vervanging van een zegel wordt meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming;

    b)

    het vervoer gebeurt:

    i)

    onder officieel toezicht;

    ii)

    rechtstreeks en zonder haltes, tenzij overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (24) een rusttijd wordt ingelast op een controlepost. De dieren worden tegen eventuele vectoren beschermd, wanneer tijdens de verplaatsing door een in bijlage I, deel II, vermeld gebied een rusttijd van een of meer dagen in een controlepost is gepland;

    iii)

    volgens de route die is toegestaan door de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong;

    c)

    de zending omvat uitsluitend levende dieren, niet-verwerkte dierlijke bijproducten of onbehandelde huiden met dezelfde gezondheidsstatus;

    d)

    de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor het bedrijf van de plaats van bestemming, moet elke aankomst bevestigen bij de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong;

    e)

    na het lossen van de levende dieren, niet-verwerkte dierlijke bijproducten of onbehandelde huiden worden het voertuig en de andere uitrusting die voor het vervoer zijn gebruikt, in een afgesloten ruimte van de plaats van bestemming onder toezicht van de officiële dierenarts in hun geheel gereinigd, ontsmet en behandeld met toegelaten insecticiden die doeltreffend zijn tegen bekende vectoren van nodulaire dermatose;

    f)

    de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong ziet erop toe dat vóór de eerste verzending uit in bijlage I, delen I of II, vermelde gebieden waarvoor een kanalisatieprocedure wordt toegepast, met de relevante bevoegde autoriteiten de nodige regelingen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat het noodplan, de commandostructuur en de volledige samenwerking van diensten in geval van ongevallen tijdens het vervoer, een ernstig defect aan het voertuig of frauduleus handelen van de exploitant of de chauffeur zijn gewaarborgd; de exploitant of de chauffeur van de vrachtwagen of het voertuig stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van een ongeval met of een ernstig defect aan het voertuig, en

    g)

    in het geval van onbehandelde huiden of niet-verwerkte dierlijke bijproducten moeten de voertuigen geheel lekdicht zijn aan elke kant, met inbegrip van de deursluitingen.

    Artikel 13

    Inentingsprogramma's tegen nodulaire dermatose

    De inentingsprogramma's tegen nodulaire dermatose die de lidstaten ter goedkeuring aan de Commissie voorleggen, voldoen aan de minimumvereisten van bijlage II.

    Artikel 14

    Intrekking

    De Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500, (EU) 2015/2055, (EU) 2016/645 en (EU) 2016/1183 worden ingetrokken en de maatregelen daarvan worden door de bij dit besluit vastgestelde maatregelen vervangen.

    Artikel 15

    Toepasselijkheid

    Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2019.

    Artikel 16

    Adressaten

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

    Voor de Commissie

    Vytenis ANDRIUKAITIS

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

    (2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

    (3)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.

    (4)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

    (5)  EFSA Journal 2015; 13(1): 3986.

    (6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1423 (PB L 234 van 8.9.2015, blz. 19).

    (7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/645 van de Commissie van 22 april 2016 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Bulgarije (PB L 108 van 23.4.2016, blz. 61).

    (8)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 van de Commissie van 10 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden voor het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 (PB L 300 van 17.11.2015, blz. 31).

    (9)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1183 van de Commissie van 14 juli 2016 tot goedkeuring van het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Bulgarije en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/645 (PB L 195 van 20.7.2016, blz. 75).

    (10)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

    (11)  EFSA Journal 2015;13(1):3986 [73 blz.].

    (12)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).

    (13)  EFSA Journal 2016;14(8):4573 [27 blz.].

    (14)  http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Internationa_Standard_Setting/docs/pdf/SCAD/A_SCAD_Feb2016.pdf (Annex 15, Article 11.11.1-bis. Safe commodities).

    (15)  http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Internationa_Standard_Setting/docs/pdf/A_TAHSC_Feb_2016_Part_B.pdf

    (16)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

    (17)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

    (18)  Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64).

    (19)  Beschikking 93/444/EEG van de Commissie van 2 juli 1993 houdende toepassingsbepalingen inzake het intracommunautaire handelsverkeer van bepaalde levende dieren en producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen (PB L 208 van 19.8.1993, blz. 34).

    (20)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

    (21)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

    (22)  Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).

    (23)  Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).

    (24)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).


    BIJLAGE I

    DEEL I

    „Vrije zones met inenting”

    1.   Kroatië

    Het gehele grondgebied van Kroatië.

    2.   Bulgarije

    A.

    De volgende provincies in Bulgarije:

    provincie Burgas,

    provincie Varna,

    provincie Dobrich,

    provincie Razgrad,

    provincie Silistra,

    provincie Ruse,

    provincie Pleven.

    B.

    De volgende gemeenten in Bulgarije:

    de gemeenten Opaka, Popovo en Antonovo in de provincie Targovishte,

    de gemeenten Shumen, Kaspichan, Novi Pazar, Nikola Kozlevo, Kaolinovo, Venets en Hitrino in de provincie Shumen,

    de gemeenten Svishtov, Polski Trambesh en Strazhitsa in de provincie Veliko Tarnovo.

    DEEL II

    „Besmette zones”

    1.   Griekenland

    A.

    De volgende regio's in Griekenland:

    regio Attica,

    regio Centraal-Griekenland,

    regio Centraal-Macedonië,

    regio Oost-Macedonië en Thracië,

    regio Epirus,

    regio Peloponnesos,

    regio Thessalië,

    regio West-Griekenland,

    regio West-Macedonië.

    B.

    De volgende regionale eenheden in Griekenland:

    regionale eenheid Limnos.

    2.   Bulgarije

    Het gehele grondgebied van Bulgarije met uitzondering van de in deel I vermelde gebieden.


    BIJLAGE II

    MINIMUMVEREISTEN VOOR INENTINGSPROGRAMMA'S TEGEN NODULAIRE DERMATOSE (ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13)

    1.   ALGEMENE VEREISTEN

    De inentingsprogramma's die de lidstaten indienen, moeten voorzien in ten minste:

    a)

    inenting van alle runderen en in voorkomend geval van in gevangenschap levende wilde herkauwers, ongeacht hun geslacht, leeftijd en drachtigheids- of productiestatus in het gebied waar de inenting zal worden uitgevoerd;

    b)

    inenting van de nakomelingen niet jonger dan vier maanden van ingeënte runderen en in voorkomend geval van in gevangenschap levende wilde herkauwers, overeenkomstig de instructies van de fabrikant van het gebruikte vaccin;

    c)

    herhalingsvaccinatie van alle runderen en in voorkomend geval van in gevangenschap levende wilde herkauwers, overeenkomstig de instructies van de fabrikant;

    d)

    maatregelen die worden getroffen om verspreiding van eventueel aanwezig vaccinvirus te vermijden. Resterende hoeveelheden vaccin worden samen met een schriftelijk verslag over het aantal ingeënte dieren en het aantal gebruikte doses teruggebracht naar de plaats waar het vaccin is gedistribueerd, en vervolgens onder officieel toezicht op veilige wijze vernietigd;

    e)

    inenting die onder toezicht en controle van de bevoegde autoriteit moet worden uitgevoerd door een ambtenaar van de bevoegde autoriteit of door een dierenarts die is gemachtigd door en onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit;

    f)

    opname van de gegevens voor elk ingeënt rund door de bevoegde autoriteit in het daartoe bestemde onlinegegevensbestand dat met het centrale gegevensbestand is verbonden, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (1). De opgenomen gegevens moeten het verband aantonen tussen het ingeënte moederdier en de nakomelingen;

    g)

    instelling van een gebied met verhoogd toezicht van minstens 20 km rond het inentingsgebied, waarin verscherpt toezicht wordt uitgevoerd en de bevoegde autoriteit toezicht houdt op de verplaatsing van runderen.

    2.   MINIMAAL TE VERSCHAFFEN INFORMATIE

    De inentingsprogramma's die de lidstaten indienen, moeten ten minste de volgende informatie verschaffen:

    a)

    de precieze gebieden waar inenting zal worden uitgevoerd;

    b)

    het type vaccinatie dat zal worden toegepast/de typen vaccinatie die zullen worden toegepast;

    c)

    het aantal bedrijven en dieren, per soort en categorie die zal worden ingeënt, per gebied;

    d)

    de methode en commandostructuur voor de uitvoering van de inenting (opslag, distributie van het vaccin, personeel dat de inenting zal uitvoeren, registratie of speciale identificatie van ingeënte dieren, prioritering van vaccinatiegebieden, officieel toezicht op de inenting, inenting van pasgeboren kalveren, herhalingsvaccinatie van dieren overeenkomstig de instructies van de fabrikant);

    e)

    het tijdschema voor het inentingsprogramma (invoering, verwachte einddatum per gebied, einddatum voor het gehele gebied waar inenting wordt uitgevoerd);

    f)

    alle begeleidende maatregelen voor inenting, met inbegrip van beperkingen inzake de verplaatsing van dieren en de verzending van dierlijke producten en bijproducten.

    3.   MINIMALE RAPPORTAGEVEREISTEN

    De lidstaten die een inentingsprogramma hebben ingediend, rapporteren aan de Commissie ten minste het volgende:

    a)

    onmiddellijke kennisgeving van de precieze aanvangsdatum van de inentingscampagne;

    b)

    maandelijkse voortgangsverslagen met voor elk gebied de precieze bereikte vaccinatiegraad;

    c)

    onmiddellijke kennisgeving van de precieze einddatum van inenting voor elk gebied (vaccinatiegraad van ten minste 95 %, zowel per beslag als voor alle dieren tezamen);

    d)

    na voltooiing van de eerste inentingsronde maandelijkse verslagen die in de eerste week van elke maand worden ingediend, met daarin rapportage van de dieren die de voorafgaande maand werden ingeënt en de reden voor inenting (bijvoorbeeld pasgeboren kalveren, herhaalvaccinatie enz.);

    e)

    op verzoek van de Commissie andere informatie uit het specifieke onlinegegevensbestand.


    (1)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).


    Top