This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32015R0848
Regulation (EU) 2015/848 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2015 on insolvency proceedings (recast)
Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking)
Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking)
PB L 141 van 05/06/2015, p. 19–72
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/01/2022
5.6.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/19 |
VERORDENING (EU) 2015/848 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 mei 2015
betreffende insolventieprocedures
(herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft op 12 december 2012 een verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad (3) goedgekeurd. In het verslag wordt geconcludeerd dat de verordening in het algemeen goed functioneert, maar dat het wenselijk zou zijn om de toepassing van bepaalde bepalingen ervan te verbeteren, zodat grensoverschrijdende insolventieprocedures efficiënter kunnen worden uitgevoerd. Nu die verordening verscheidene malen is gewijzigd en bovendien verdere wijziging behoeft, moet zij duidelijkheidshalve worden herschikt. |
(2) |
De Unie heeft zich voorgenomen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. |
(3) |
Voor de goede werking van de interne markt zijn efficiënte en doeltreffende grensoverschrijdende insolventieprocedures nodig. Ter verwezenlijking van dat doel dient deze verordening te worden vastgesteld; dit doel valt onder de samenwerking in burgerlijke zaken in de zin van artikel 81 van het Verdrag. |
(4) |
De activiteiten van ondernemingen hebben meer en meer grensoverschrijdende gevolgen en vallen daardoor in toenemende mate onder de regels van het Unierecht. Ook de insolventie van zulke ondernemingen heeft gevolgen voor de goede werking van de interne markt en vergt een handeling van de Unie die dwingt tot coördinatie van de maatregelen die ten aanzien van de goederen van een insolvente schuldenaar worden getroffen. |
(5) |
Voor de goede werking van de interne markt mogen partijen er niet toe worden aangezet geschillen of goederen van de ene lidstaat naar de andere over te brengen om hun rechtspositie ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers te verbeteren (forumshopping). |
(6) |
Deze verordening moet voorschriften behelzen tot regeling van de rechterlijke bevoegdheid inzake de opening van een insolventieprocedure en van vorderingen die rechtstreeks uit een insolventieprocedure zijn voortgevloeid en er nauw verband mee houden. Deze verordening moet ook bepalingen bevatten betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen die in een dergelijke procedure zijn gegeven, alsmede bepalingen betreffende het recht dat op insolventieprocedures van toepassing is. Daarnaast moet deze verordening regels vastleggen betreffende de coördinatie van insolventieprocedures die betrekking hebben op dezelfde schuldenaar of op verscheidene leden van dezelfde groep ondernemingen. |
(7) |
Het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures en vorderingen met betrekking tot dergelijke procedures zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). Die procedures dienen onder deze verordening te vallen. De uitlegging van deze verordening zou hiaten in de regelgeving tussen beide instrumenten zo veel mogelijk moeten dichten. Het loutere feit dat een nationale procedure niet in bijlage A bij deze verordening vermeld staat, hoeft echter niet te betekenen dat die procedure onder Verordening (EU) nr. 1215/2012 valt. |
(8) |
Met het oog op een meer efficiënte en doeltreffende afwikkeling van insolventieprocedures met grensoverschrijdende gevolgen is het noodzakelijk en aangewezen dat de bepalingen inzake rechterlijke bevoegdheid, erkenning en toepasselijk recht vervat worden in een instrument van de Unie dat verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat. |
(9) |
Deze verordening moet van toepassing zijn op insolventieprocedures die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, ongeacht of de schuldenaar een natuurlijke dan wel een rechtspersoon, een handelaar dan wel een particulier is. Die insolventieprocedures zijn limitatief opgesomd in bijlage A. Met betrekking tot de nationale procedures die zijn opgenomen in de lijst van bijlage A, dient deze verordening van toepassing te zijn zonder dat de rechter van een andere lidstaat nader onderzoekt of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. Nationale insolventieprocedures die niet zijn opgenomen in de lijst van bijlage A, mogen niet onder deze verordening vallen. |
(10) |
Het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot procedures die de redding van economisch levensvatbare maar in moeilijkheden verkerende ondernemingen bevorderen, zodat ondernemers een tweede kans wordt gegeven. Het toepassingsgebied moet zich met name uitstrekken tot procedures voor de herstructurering van een schuldenaar in een fase waarin er slechts een kans op insolventie bestaat en tot procedures waarbij de schuldenaar geheel of gedeeltelijk de zeggenschap over zijn goederen en zijn onderneming behoudt. Het toepassingsgebied moet zich tevens uitstrekken tot procedures die voorzien in een schuldbevrijding van of een schuldaanpassing ten aanzien van consumenten of zelfstandigen, bijvoorbeeld een vermindering van het door de schuldenaar te betalen bedrag of een verlenging van de aan de schuldenaar verleende betalingstermijn. Aangezien deze procedures niet noodzakelijkerwijze de aanwijzing van een insolventiefunctionaris inhouden, moet zij onder deze verordening vallen wanneer zij worden gevoerd onder controle of toezicht van een rechter. In dit kader moeten onder „controle” ook situaties worden begrepen waarin de rechter slechts optreedt naar aanleiding van een door een schuldenaar of andere belanghebbende partijen ingesteld beroep. |
(11) |
Deze verordening moet tevens van toepassing zijn op procedures waarbij een tijdelijke schorsing wordt toegestaan ten aanzien van individuele executiemaatregelen indien die maatregelen een negatief effect kunnen hebben op de onderhandelingen en de vooruitzichten van een herstructurering van de activiteiten van de schuldenaar kunnen belemmeren. Dergelijke procedures mogen niet nadelig zijn voor de gezamenlijke schuldeisers en moeten, indien er geen overeenstemming over een herstructureringsplan kan worden bereikt, voorafgaan aan andere procedures die onder deze verordening vallen. |
(12) |
Deze verordening moet van toepassing zijn op procedures waarvan de opening openbaar moet worden gemaakt, opdat schuldeisers kennis kunnen nemen van de procedure en hun vorderingen kunnen indienen, zodat het collectieve karakter van de procedure wordt gewaarborgd, en opdat de bevoegdheid van de rechter die de procedure heeft geopend door de schuldeisers kan worden aangevochten. |
(13) |
Bijgevolg dienen vertrouwelijke insolventieprocedures van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten. Deze procedures kunnen in bepaalde lidstaten een belangrijke rol spelen, maar het vertrouwelijke karakter ervan belet dat schuldeisers of rechters in andere lidstaten ervan op de hoogte zijn dat een dergelijke procedure is geopend, waardoor erkenning van de rechtsgevolgen in heel de Unie moeilijk wordt. |
(14) |
De collectieve procedures die onder deze verordening vallen, moeten alle of een aanzienlijk deel van de schuldeisers omvatten aan wie een schuldenaar het geheel of een belangrijk deel van zijn uitstaande schulden verschuldigd is, op voorwaarde dat de vorderingen van de niet bij de procedure betrokken schuldeisers onverlet worden gelaten. Hiertoe dienen mede procedures te behoren waarbij alleen de financiële schuldeisers van een schuldenaar betrokken zijn. Procedures waarbij niet alle schuldeisers van een schuldenaar betrokken zijn, moeten de redding van de schuldenaar ten doel hebben. Bij procedures die leiden tot de definitieve staking van de activiteiten van de schuldenaar of tot de liquidatie van de goederen van de schuldenaar, dienen alle schuldeisers van de schuldenaar betrokken te zijn. Bovendien dient het feit dat bepaalde insolventieprocedures voor natuurlijke personen specifieke categorieën vorderingen, zoals alimentatievorderingen, uitsluiten van de mogelijkheid van een bevrijding van schuld, niet te betekenen dat die procedures niet collectief zijn. |
(15) |
Deze verordening moet tevens van toepassing zijn op procedures die op grond van het recht van bepaalde lidstaten gedurende een zekere periode tijdelijk of voorlopig kunnen worden geopend en gevoerd, voordat een rechterlijke beslissing wordt gegeven waarin de voortzetting van de procedures op niet-voorlopige basis wordt bevestigd. Hoewel ze als „voorlopig” worden aangemerkt, moeten deze procedures aan alle andere voorschriften van deze verordening voldoen. |
(16) |
Deze verordening moet van toepassing zijn op procedures die gebaseerd zijn op het insolventierecht. Procedures die gebaseerd zijn op het algemeen vennootschapsrecht dat niet uitsluitend voor insolventiesituaties is opgezet, dienen evenwel niet als een op het insolventierecht gebaseerde procedure te worden beschouwd. Evenzo dienen tot de procedures ten behoeve van schuldaanpassing geen specifieke procedures te behoren waarin de schulden van een natuurlijke persoon met zeer lage inkomsten en met goederen van zeer geringe waarde worden afgeschreven, voor zover dat type van procedures nooit in betaling aan schuldeisers voorziet. |
(17) |
Het toepassingsgebied van deze verordening moet zich uitstrekken tot procedures waartoe aanleiding wordt gegeven door situaties waarin de schuldenaar te kampen heeft met niet-financiële moeilijkheden, voor zover die moeilijkheden een reële en ernstige bedreiging vormen voor het feitelijke of toekomstige vermogen van de schuldenaar om zijn schulden op de vervaldag af te lossen. De tijdshorizon om te bepalen of een dergelijke bedreiging bestaat, kan zich uitstrekken tot enkele maanden of zelfs langer teneinde rekening te houden met gevallen waarin de schuldenaar te kampen heeft met niet-financiële moeilijkheden die de continuïteit van zijn onderneming en, op de middellange termijn, zijn liquiditeit dreigen aan te tasten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een schuldenaar een contract heeft verloren dat voor hem van cruciaal belang is. |
(18) |
Deze verordening moet de regels inzake de terugvordering van staatssteun van insolvente ondernemingen als uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie onverlet laten. |
(19) |
Insolventieprocedures betreffende verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere instellingen of ondernemingen waarop Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) van toepassing is, en instellingen voor collectieve belegging moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, aangezien zij allen aan specifieke regelingen onderworpen zijn, waarbij de nationale toezichthoudende autoriteiten over ruime bevoegdheden beschikken om in te grijpen. |
(20) |
Een insolventieprocedure hoeft niet noodzakelijkerwijs het optreden van een rechterlijke instantie te behelzen. Daarom moet de term „rechter” in deze verordening in sommige bepalingen in brede zin worden opgevat. Er dient mede onder te worden verstaan een persoon of instantie die krachtens nationaal recht tot opening van een insolventieprocedure bevoegd is. Om onder de toepassing van deze verordening te vallen, dient een procedure (die wettelijk voorgeschreven handelingen en formaliteiten impliceert) niet alleen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze verordening maar ook in de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend, officieel erkend en rechtsgeldig te zijn. |
(21) |
Insolventiefunctionarissen zijn in deze verordening gedefinieerd en in bijlage B opgenomen. Insolventiefunctionarissen die buiten een rechterlijke instantie om zijn aangewezen, moeten krachtens het nationale recht naar behoren gereglementeerd zijn en gemachtigd zijn om in insolventieprocedures op te treden. Voorts moet het nationale regelgevingskader adequate regelingen voor potentiële belangenconflicten bevatten. |
(22) |
Uitgangspunt van deze verordening is dat, gezien de grote verschillen in het materieel recht van de lidstaten, de invoering van een insolventieprocedure van universele strekking in de gehele Unie niet praktisch zou zijn. De toepassing, zonder uitzonderingen, van het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend zou daardoor veelal problematisch zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor het zeer uiteenlopende nationale recht inzake zekerheidsrechten die in de lidstaten worden aangetroffen. Ook de voorrechten die sommige schuldeisers in een insolventieprocedure genieten, zijn in sommige gevallen totaal verschillend. Bij de volgende evaluatie van deze verordeningen moet worden nagegaan welke maatregelen op Europees niveau verbetering kunnen brengen in de preferentiële rechten van werknemers. Deze verordening dient op tweeërlei wijze met dat uiteenlopende nationale recht rekening te houden, door enerzijds specifieke voorschriften betreffende het toepasselijke recht te bepalen voor specifiek belangrijke rechten en rechtsverhoudingen (zoals zakelijke rechten en arbeidsverhoudingen), en anderzijds de mogelijkheid te bieden naast een hoofdinsolventieprocedure van universele strekking ook nationale procedures te openen die uitsluitend de goederen in de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend, betreffen. |
(23) |
Deze verordening maakt het mogelijk de hoofdinsolventieprocedure te openen in de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen. Die procedure heeft een universele strekking en beoogt alle goederen van de schuldenaar te omvatten. Ter bescherming van de diversiteit van de belangen, maakt deze verordening het mogelijk dat parallel met de hoofdinsolventieprocedure secundaire insolventieprocedures worden geopend. Een secundaire insolventieprocedure kan worden geopend in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft. De gevolgen van die secundaire insolventieprocedure blijven beperkt tot de goederen van de schuldenaar die zich in de lidstaat in kwestie bevinden. Dwingende regels voor de coördinatie met de hoofdinsolventieprocedure garanderen de noodzakelijke eenheid binnen de Unie. |
(24) |
Indien ten aanzien van een rechtspersoon of onderneming een hoofdinsolventieprocedure is geopend in een andere lidstaat dan die waar de statutaire zetel is gevestigd, moet het mogelijk zijn een secundaire insolventieprocedure te openen in de lidstaat waar de statutaire zetel is gevestigd, op voorwaarde dat de schuldenaar in die lidstaat met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent, overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. |
(25) |
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op procedures met betrekking tot een schuldenaar van wie het centrum van de voornaamste belangen in de Unie ligt. |
(26) |
De bevoegdheidsregels van de verordening bepalen alleen de internationale bevoegdheid, wat betekent dat zij de lidstaat aanwijzen waarvan de rechter een insolventieprocedure mag openen. De territoriale bevoegdheid binnen de lidstaat in kwestie moet worden bepaald volgens het nationale recht van die lidstaat. |
(27) |
Alvorens een insolventieprocedure te openen, moet de bevoegde rechter ambtshalve onderzoeken of het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar dan wel de vestiging van de schuldenaar zich daadwerkelijk binnen zijn rechtsgebied bevindt. |
(28) |
Bij het bepalen of het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar voor derden verifieerbaar is, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de schuldeisers en de inschatting die zij maken van de plaats waar een schuldenaar het beheer over zijn belangen voert. Daartoe kan het nodig zijn om, in het geval dat het centrum van de voornaamste belangen van plaats verandert, de schuldeisers te gepasten tijde in kennis te stellen van de nieuwe locatie van waaruit de schuldenaar zijn activiteiten uitoefent, bijvoorbeeld door de aandacht te vestigen op een adreswijziging in de handelscorrespondentie, of door de nieuwe locatie met andere passende middelen openbaar te maken. |
(29) |
In deze verordening moeten waarborgen worden opgenomen die tot doel hebben om op frauduleuze of oneigenlijke gronden gebaseerde forumshopping te voorkomen. |
(30) |
Dat houdt in dat het vermoeden dat de statutaire zetel, de hoofdvestiging of de gebruikelijke verblijfplaats het centrum van de voornaamste belangen is, weerlegbaar moet zijn, en dat de betrokken rechter van een lidstaat zorgvuldig dient na te gaan of het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar inderdaad in die lidstaat gelegen is. In het geval van een vennootschap moet dit vermoeden weerlegbaar zijn indien de lidstaat waar het hoofdkantoor van de vennootschap is gelegen een andere lidstaat is dan de lidstaat van haar statutaire zetel en indien uit een integrale beoordeling van alle relevante factoren op een voor derden verifieerbare wijze blijkt dat het werkelijke centrum van bestuur en toezicht van de vennootschap en van het beheer over haar belangen zich in die andere lidstaat bevindt. In het geval van een natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, moet het mogelijk zijn dit vermoeden te weerleggen indien bijvoorbeeld de goederen van de schuldenaar zich grotendeels bevinden buiten de lidstaat waar deze zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, of indien kan worden aangetoond dat het inleiden van de insolventieprocedure in het nieuwe rechtsgebied de voornaamste reden voor de verhuizing van de schuldenaar was en dat het inleiden van die procedure een wezenlijke inbreuk zou vormen op de belangen van de schuldeisers die betrekkingen met de schuldenaar zijn aangegaan voordat de verplaatsing plaatsvond. |
(31) |
Eveneens met het doel om op frauduleuze of oneigenlijke gronden gebaseerde forumshopping te voorkomen, mag het vermoeden dat de statutaire zetel of de hoofdvestiging, of de gebruikelijke verblijfplaats van de natuurlijke persoon, het centrum van de voornaamste belangen is, niet van toepassing zijn indien de schuldenaar, in het geval van een vennootschap of rechtspersoon of van een natuurlijke persoon die als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, zijn statutaire zetel of zijn hoofdvestiging, respectievelijk zijn gebruikelijke verblijfplaats binnen de drie maanden voorafgaand aan zijn verzoek tot het openen van een insolventieprocedure naar een andere lidstaat heeft overgebracht, of indien de schuldenaar, in het geval van een natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, binnen de zes maanden voorafgaand aan zijn verzoek tot het openen van een insolventieprocedure zijn gebruikelijke verblijfplaats naar een andere lidstaat heeft overgebracht. |
(32) |
Hoe dan ook dient de rechter, indien de omstandigheden van de zaak aanleiding tot twijfel over zijn bevoegdheid geven, de schuldenaar ertoe te verplichten aanvullend bewijs ter staving van zijn beweringen voor te leggen; ook dient de rechter, indien het op de insolventieprocedure toepasselijke recht in die mogelijkheid voorziet, de schuldeisers van de schuldenaar de gelegenheid te bieden hun standpunt inzake de bevoegdheid naar voren te brengen. |
(33) |
Wanneer de rechter bij wie een insolventieprocedure is aangevraagd, concludeert dat het centrum van de voornaamste belangen zich niet op zijn grondgebied bevindt, dient hij geen hoofdinsolventieprocedure te openen. |
(34) |
Daarnaast moeten alle schuldeisers van de schuldenaar over een doeltreffend rechtsmiddel tegen de beslissing tot opening van een insolventieprocedure beschikken. De gevolgen van een betwisting van de beslissing tot opening van een insolventieprocedure moeten worden beheerst door het nationaal recht. |
(35) |
De rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure werd geopend, dient ook bevoegd te zijn met betrekking tot vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien of er nauw verband mee houden. Dergelijke vorderingen moeten vorderingen tot nietigverklaring tegen verweerders omvatten in andere lidstaten en vorderingen inzake verplichtingen die in de loop van de insolventieprocedure ontstaan, zoals voorschotten voor de procedurekosten. Vorderingen voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van een overeenkomst die de schuldenaar voorafgaand aan de opening van de procedure heeft gesloten, zijn daarentegen geen rechtstreeks uit de procedure voortvloeiende vorderingen. Indien een dergelijke vordering verband houdt met een andere, op algemeen burgerlijk of handelsrecht gebaseerde vordering, dient de insolventiefunctionaris beide vorderingen bij de rechter van de woonplaats van de verweerder te kunnen instellen als hij instelling van de vordering bij die rechter doeltreffender acht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de insolventiefunctionaris een op het insolventierecht gebaseerde vordering inzake bestuurdersaansprakelijkheid wil combineren met een op het recht inzake onrechtmatige daad of op het vennootschapsrecht gebaseerde vordering. |
(36) |
De tot opening van de hoofdinsolventieprocedure bevoegde rechter dient, zodra om opening van een insolventieprocedure is verzocht, voorlopige en beschermende maatregelen te kunnen gelasten. Aan de opening van de insolventieprocedure voorafgaande, alsmede daarop aansluitende conservatoire maatregelen zijn van belang om de doeltreffendheid van de procedure te garanderen. Deze verordening voorziet daartoe in verschillende mogelijkheden. Ten eerste moet de voor de hoofdinsolventieprocedure bevoegde rechter, ook met betrekking tot goederen die zich op het grondgebied van andere lidstaten bevinden, voorlopige en beschermende maatregelen kunnen gelasten en ten tweede moet een vóór de opening van de hoofdinsolventieprocedure aangewezen insolventiefunctionaris in de lidstaten waar zich een vestiging van de schuldenaar bevindt, om toepassing van de beschermende maatregelen van het recht van die lidstaten kunnen verzoeken. |
(37) |
Voordat er een hoofdinsolventieprocedure is geopend, moet het recht om een insolventieprocedure aan te vragen in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft, beperkt blijven tot plaatselijke schuldeisers en overheidsinstanties en tot gevallen waarin het nationaal recht van de lidstaat waar de schuldenaar het centrum van zijn voornaamste belangen heeft, niet toelaat een hoofdinsolventieprocedure te openen. Die beperking is ingegeven door de wens om de gevallen waarin een territoriale insolventieprocedure wordt aangevraagd voordat er een hoofdinsolventieprocedure is aangevraagd tot het hoogstnoodzakelijke te beperken. |
(38) |
Wanneer er een hoofdinsolventieprocedure is geopend, beperkt deze verordening niet het recht een insolventieprocedure aan te vragen in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft. De insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure of eenieder die volgens het recht van die lidstaat daartoe gerechtigd is, kan een secundaire insolventieprocedure aanvragen. |
(39) |
Deze verordening moet voorzien in regels voor het bepalen van de plaats van de goederen van de schuldenaar; die regels moeten worden toegepast om uit te maken welke goederen onder de hoofdinsolventieprocedure en welke onder de secundaire insolventieprocedure vallen, of op situaties waarin zakelijke rechten van derden een rol spelen. Meer bepaald moet in deze verordening worden vastgesteld dat Europese octrooien met eenheidswerking, Gemeenschapsmerken en andere soortgelijke rechten, zoals communautaire bescherming voor kweekproducten of Gemeenschapsmodellen, alleen in de hoofdinsolventieprocedure mogen worden opgenomen. |
(40) |
Een secundaire insolventieprocedure kan diverse doelen dienen, naast de bescherming van plaatselijke belangen. De insolvente boedel van de schuldenaar kan bijvoorbeeld te gecompliceerd zijn om als één geheel te worden beheerd, of de verschillen in de rechtsstelsels kunnen zo groot zijn dat er moeilijkheden zouden rijzen bij uitbreiding van de rechtsgevolgen van het recht van de staat waar de procedure wordt geopend tot de andere lidstaten waar zich goederen bevinden. Om die reden mag de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure de opening van een secundaire insolventieprocedure aanvragen wanneer dat voor een efficiënt beheer van de insolvente boedel nodig is. |
(41) |
Secundaire insolventieprocedures kunnen ook het efficiënte beheer van de insolvente boedel belemmeren. Daarom vermeldt deze verordening twee specifieke situaties waarin de rechter bij wie de opening van een secundaire insolventieprocedure is aangevraagd, de opening van een dergelijke procedure op verzoek van de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure moet kunnen uitstellen of weigeren. |
(42) |
In de eerste plaats biedt deze verordening de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure de mogelijkheid aan plaatselijke schuldeisers de toezegging te doen dat zij behandeld zullen worden alsof er een secundaire insolventieprocedure geopend is. Die toezegging moet aan een aantal in deze verordening omschreven voorwaarden voldoen, en meer bepaald moet zij worden goedgekeurd door een gekwalificeerde meerderheid van de plaatselijke schuldeisers. Wanneer die toezegging is gedaan, moet de rechter bij wie de opening van een secundaire insolventieprocedure is aangevraagd, die aanvraag kunnen weigeren als hij ervan overtuigd is dat de toezegging de algemene belangen van de plaatselijke schuldeisers afdoende beschermt. Bij de beoordeling van die belangen moet de rechter rekening houden met het feit dat de toezegging is goedgekeurd door een gekwalificeerde meerderheid van de plaatselijke schuldeisers. |
(43) |
Ten behoeve van die toezegging aan plaatselijke schuldeisers dienen de goederen en rechten die zich bevinden in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft, een subcategorie van de insolvente boedel te vormen, en dient de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure bij de verdeling van die goederen en rechten of van de opbrengsten van de tegeldemaking daarvan, de rechten inzake voorrang in acht te nemen die plaatselijke schuldeisers zouden hebben gehad er in die lidstaat een secundaire insolventieprocedure was geopend. |
(44) |
Het nationaal recht moet, indien gepast, van toepassing zijn voor de goedkeuring van een toezegging. Meer bepaald moeten, indien volgens de voorschriften betreffende de stemming voor de goedkeuring van een herstructureringsplan krachtens het nationaal recht de voorafgaande goedkeuring van de vorderingen van de schuldeisers is vereist, die vorderingen worden geacht te zijn goedgekeurd ten behoeve van de stemming over de toezegging. Als er krachtens het nationaal recht verschillende procedures voor de goedkeuring van herstructureringsplannen zijn, moeten de lidstaten aangeven welke specifieke procedure in deze context relevant is. |
(45) |
Voorts moet deze verordening de rechter de mogelijkheid bieden om de opening van een secundaire insolventieprocedure tijdelijk te schorsen wanneer er in de hoofdinsolventieprocedure tijdelijke schorsing van afzonderlijke executieprocedures is verleend, teneinde de doeltreffendheid van de schorsing van de hoofdinsolventieprocedure te behouden. De rechter moet de tijdelijke schorsing kunnen verlenen als hij ervan overtuigd is dat er passende maatregelen voorhanden zijn om de algemene belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen. In dat geval moeten alle schuldeisers die nadeel zouden kunnen ondervinden van het resultaat van de onderhandelingen over een herstructureringsplan, in kennis worden gesteld van de onderhandelingen en in staat worden gesteld eraan deel te nemen. |
(46) |
Om een effectieve bescherming van plaatselijke belangen te waarborgen, mag het niet mogelijk te zijn dat de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure de boedel die zich bevindt in de lidstaat waar een vestiging is gelegen, te gelde maakt of verplaatst om misbruik te maken, met name wanneer daarmee wordt beoogd de mogelijkheid te dwarsbomen dat aan dergelijke belangen daadwerkelijk recht kan worden gedaan wanneer naderhand een secundaire insolventieprocedure zou worden geopend. |
(47) |
Deze verordening mag de rechters van een lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure is geopend, niet beletten bestuurders van een schuldenaar die in strijd met hun plichten hebben gehandeld, te bestraffen, voor zover die rechters op grond van hun nationaal recht bevoegd zijn om dergelijke geschillen te behandelen. |
(48) |
Hoofdinsolventieprocedures en secundaire insolventieprocedures kunnen tot het efficiënte beheer van de insolvente boedel van de schuldenaar of tot de efficiënte afwikkeling van de boedel bijdragen indien de betrokken partijen in de gelijktijdig aanhangige procedures naar behoren samenwerken. Samenwerken naar behoren vereist een nauwe samenwerking van de diverse insolventiefunctionarissen en rechters, in het bijzonder door uitwisseling van voldoende informatie. Het overwicht van de hoofdinsolventieprocedure moet verzekerd zijn doordat de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure op verschillende manieren in gelijktijdig aanhangige secundaire insolventieprocedures kan ingrijpen. Meer bepaald moet de insolventiefunctionaris een herstelplan of akkoord kunnen voorstellen of om schorsing van de afwikkeling van de boedel in de secundaire insolventieprocedure kunnen verzoeken. Bij hun samenwerking moeten insolventiefunctionarissen en rechters rekening houden met de beste praktijken voor samenwerking in grensoverschrijdende insolventiezaken, zoals deze zijn vermeld in de beginselen en richtsnoeren inzake communicatie en samenwerking die zijn vastgesteld door Europese en internationale organisaties op het gebied van insolventierecht, met name de desbetreffende richtsnoeren die zijn opgesteld door de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (United Nations Commission on International Trade Law — Uncitral). |
(49) |
In het licht van die samenwerking moeten insolventiefunctionarissen en rechters overeenkomsten en protocollen kunnen sluiten om de grensoverschrijdende samenwerking van meervoudige insolventieprocedures in verschillende lidstaten met betrekking tot dezelfde schuldenaar of leden van dezelfde groep ondernemingen te vergemakkelijken, indien dit verenigbaar is met de op elk van deze procedures toepasselijke regels. Die overeenkomsten en protocollen kunnen variëren qua vorm (schriftelijk of mondeling) en toepassingsgebied (variërend van algemeen tot specifiek) en kunnen door verschillende partijen worden gesloten. In eenvoudige algemene overeenkomsten kan de noodzaak van nauwe samenwerking tussen de partijen worden onderstreept, zonder dat wordt ingegaan op specifieke vraagstukken, terwijl meer gedetailleerde, specifieke overeenkomsten een beginselkader voor meervoudige insolventieprocedures kunnen vormen en door de betrokken rechters kunnen worden bevestigd, indien het nationaal recht zulks vereist. Zij kunnen de overeenstemming tussen de partijen om bepaalde stappen of acties al dan niet te ondernemen, weergeven. |
(50) |
Evenzo kunnen rechters van verschillende lidstaten samenwerken door de aanwijzing van insolventiefunctionarissen te coördineren. In dat verband kunnen zij een insolventiefunctionaris aanwijzen voor verscheidene insolventieprocedures met betrekking tot dezelfde schuldenaar of voor verschillende leden van een groep ondernemingen, voor zover dit verenigbaar is met de op elk van de procedures toepasselijke regels, in het bijzonder met eventuele vereisten betreffende de bevoegdverklaring van en de vergunningverlening aan de insolventiefunctionaris. |
(51) |
Deze verordening moet de efficiënte uitvoering waarborgen van insolventieprocedures met betrekking tot verschillende ondernemingen die deel uitmaken van een groep ondernemingen. |
(52) |
Indien er insolventieprocedures zijn geopend met betrekking tot verschillende ondernemingen van een en dezelfde groep, moeten de bij de procedure betrokken partijen naar behoren samenwerken. Voor de verschillende betrokken insolventiefunctionarissen en rechters moet daarom een soortgelijke verplichting tot onderlinge samenwerking en communicatie gelden als voor de insolventiefunctionarissen en rechters die betrokken zijn bij de hoofdinsolventieprocedure en de secundaire insolventieprocedures welke betrekking hebben op dezelfde schuldenaar. Samenwerking tussen insolventiefunctionarissen mag in geen geval ingaan tegen de belangen van de schuldeisers in elk van de procedures, en een dergelijke samenwerking moet gericht zijn op het vinden van een oplossing die synergieën in de hele groep in de hand werkt. |
(53) |
De invoering van regels inzake de insolventieprocedures van groepen ondernemingen dient de rechter niet te beperken in de mogelijkheid om insolventieprocedures voor verschillende ondernemingen die tot dezelfde groep behoren in slechts één rechtsgebied te openen, wanneer hij van oordeel is dat het centrum van de voornaamste belangen van deze ondernemingen zich in een enkele lidstaat bevindt. In dergelijke gevallen moet het voor de rechter ook mogelijk zijn om, indien gepast, dezelfde insolventiefunctionaris in alle betrokken procedures aan te wijzen, voor zover dit niet onverenigbaar is met de daarop toepasselijke regels. |
(54) |
Deze verordening moet procedureregels bevatten voor de coördinatie van de insolventieprocedures van leden van een groep ondernemingen, teneinde die coördinatie verder te verbeteren en een gecoördineerde herstructurering van de groep mogelijk te maken. Daarbij moet een efficiënte coördinatie worden nagestreefd, zonder dat de afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van elk lid van de groep aangetast wordt. |
(55) |
Een insolventiefunctionaris die aangewezen is in een insolventieprocedure die met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen is geopend, moet een groepscoördinatieprocedure kunnen aanvragen. De insolventiefunctionaris die een dergelijke procedure wil aanvragen, dient daartoe naar behoren gemachtigd te zijn indien het op de insolventie toepasselijke recht dat vereist. De aanvraag moet de essentiële elementen van de coördinatie bevatten, in het bijzonder de hoofdlijnen van het coördinatieplan, een voorstel voor de als coördinator aan te wijzen persoon en een overzicht van de geraamde kosten van de coördinatie. |
(56) |
Teneinde het vrijwillige karakter van de groepscoördinatieprocedure te waarborgen, moeten de betrokken insolventiefunctionarissen binnen een bepaalde termijn bezwaar kunnen maken tegen deelname aan de procedure. De betrokken insolventiefunctionarissen moeten in een vroeg stadium geïnformeerd worden over de belangrijkste elementen van de groepscoördinatie, zodat ze een gefundeerd besluit over deelname aan de coördinatieprocedure kunnen nemen. Een insolventiefunctionaris die aanvankelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de integratie in de groepscoördinatieprocedure moet evenwel op een later tijdstip om deelname kunnen verzoeken. In dat geval moet de groepscoördinator een besluit nemen over de ontvankelijkheid van het verzoek. Alle insolventiefunctionarissen, met inbegrip van de verzoekende insolventiefunctionaris, moeten in kennis worden gesteld van het besluit van de coördinator en de kans krijgen dat besluit aan te vechten voor de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend. |
(57) |
Een groepscoördinatieprocedure moet een efficiënte uitvoering van de insolventieprocedure van de groepsleden in de hand werken, en over het algemeen een positief effect voor de schuldeisers hebben. Deze verordening moet bewerkstelligen dat de rechter bij wie een groepscoördinatieprocedure is aangevraagd, de criteria beoordeelt alvorens een groepscoördinatieprocedure te openen. |
(58) |
De voordelen van de groepscoördinatieprocedure moeten opwegen tegen de kosten ervan. Daarom moeten de kosten van de coördinatie en het deel van deze kosten dat elk groepslid moet betalen adequaat, evenredig en redelijk zijn, en worden bepaald in overeenstemming met het nationaal recht van de lidstaat waar de groepscoördinatieprocedure is geopend. De insolventiefunctionaris moet deze kosten tevens vanaf een vroeg stadium in de procedure kunnen controleren. Het controleren van deze kosten vanaf een vroeg stadium in de procedure kan betekenen dat, indien het nationaal recht dit vereist, de insolventiefunctionaris om de goedkeuring van de rechter of van het comité van schuldeisers verzoekt. |
(59) |
Wanneer volgens de coördinator de voor de vervulling van zijn taken geraamde kosten aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan de aanvankelijk geraamde kosten en, in elk geval wanneer die kosten meer dan 10 % hoger uitvallen, moet de coördinator door de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend, worden gemachtigd die kosten te overschrijden. Alvorens dit besluit te nemen moet de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend de deelnemende insolventiefunctionarissen de mogelijkheid bieden door hem te worden gehoord, zodat zij hun opmerkingen over de gepastheid van het verzoek van de coördinator kenbaar kunnen maken. |
(60) |
Voor leden van een groep ondernemingen die niet aan een groepscoördinatieprocedure deelnemen, moet deze verordening ook in een alternatief mechanisme voorzien om tot een gecoördineerde herstructurering van de groep te komen. Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een procedure welke betrekking heeft op een lid van een groep ondernemingen moet de bevoegdheid hebben te verzoeken om schorsing van elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure die is geopend met betrekking tot andere leden van de groep die niet aan een groepscoördinatieprocedure onderworpen zijn. Om een dergelijke schorsing moet slechts kunnen worden verzocht indien een herstructureringsplan voor de leden van de betrokken groep wordt voorgelegd, dit plan voordelig is voor de schuldeisers in de procedure met betrekking tot welke om schorsing wordt verzocht en de schorsing nodig is om ervoor te zorgen dat het plan naar behoren kan worden uitgevoerd. |
(61) |
Deze verordening mag de lidstaten niet beletten nationale regels vast te stellen ter aanvulling van de in deze verordening bepaalde regels inzake samenwerking, communicatie en coördinatie bij insolventie van leden van groepen ondernemingen, op voorwaarde dat het toepassingsgebied van die nationale regels beperkt blijft tot het nationale rechtsgebied en dat de toepassing ervan geen afbreuk doet aan de doeltreffendheid van de regels van deze verordening. |
(62) |
De in deze verordening vastgelegde regels inzake samenwerking, communicatie en coördinatie bij insolventie van leden van een groep ondernemingen dienen slechts van toepassing te zijn voor zover er in meer dan één lidstaat procedures die betrekking hebben op verschillende leden van eenzelfde groep ondernemingen zijn geopend. |
(63) |
Elke schuldeiser die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in de Unie heeft, moet het recht hebben om in elke in de Unie lopende insolventieprocedure zijn vorderingen op de schuldenaar in te dienen. Dit moet ook gelden voor belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstanties. Deze verordening mag niet beletten dat de insolventiefunctionaris vorderingen indient namens groepen schuldeisers, bijvoorbeeld werknemers, indien het nationaal recht daarin voorziet. Met het oog op de gelijke behandeling van de schuldeisers moet de verdeling van de opbrengst evenwel worden gecoördineerd. Elke schuldeiser moet kunnen behouden wat hij in het kader van een insolventieprocedure verkregen heeft, doch kan pas aan de verdeling van de boedel in een andere procedure deelnemen wanneer de schuldeisers met gelijke rang een evenredige uitkering van hun vorderingen hebben gekregen. |
(64) |
Het is van essentieel belang dat schuldeisers met een gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel binnen de Unie worden geïnformeerd over de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot de goederen van hun schuldenaar. Om een snelle overdracht van informatie aan schuldeisers te waarborgen, moet Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad (6) buiten toepassing worden gelaten waar in deze verordening wordt verwezen naar de verplichting schuldeisers te informeren. Het gebruik van in alle officiële talen van de instellingen van de Unie beschikbare standaardformulieren moet de taken van schuldeisers bij het indienen van vorderingen in een in een andere lidstaat geopende procedure, vereenvoudigen. In het nationaal recht moet worden bepaald welke gevolgen er verbonden zijn aan het indienen van een onvolledig standaardformulier. |
(65) |
Deze verordening moet voorzien in onmiddellijke erkenning van de beslissingen inzake de opening, het verloop en de beëindiging van een onder haar werkingssfeer vallende insolventieprocedure, alsmede van beslissingen die rechtstreeks met deze insolventieprocedure verband houden. De automatische erkenning moet dus tot gevolg hebben dat de rechtsgevolgen die de procedure heeft krachtens het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, worden uitgebreid tot alle andere lidstaten. De erkenning van beslissingen van de rechters van de lidstaten moet berusten op het beginsel van wederzijds vertrouwen. In dat verband moeten gronden voor niet-erkenning tot het noodzakelijke minimum worden beperkt. Ook indien de rechters van twee lidstaten zich bevoegd achten om een hoofdinsolventieprocedure te openen, moet dit conflict volgens het vertrouwensbeginsel worden opgelost. De beslissing van de rechter die de procedure het eerst heeft geopend, moet in de andere lidstaten worden erkend zonder dat deze de bevoegdheid hebben de beslissing van die rechter te toetsen. |
(66) |
Deze verordening moet voor haar toepassingsgebied uniforme collisieregels vaststellen die, voor zover zij van toepassing zijn, in de plaats treden van de nationale voorschriften op het gebied van het internationale privaatrecht. Tenzij anders is bepaald, moet het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend van toepassing zijn (lex concursus). Deze collisieregel dient zowel voor de hoofdinsolventieprocedure als voor plaatselijke procedures te gelden. De lex concursus is bepalend voor alle rechtsgevolgen van de insolventieprocedure, zowel procedureel als materieel, ten aanzien van de betrokken rechtssubjecten en rechtsbetrekkingen. Dit recht beheerst alle voorwaarden voor het openen, het verloop en het beëindigen van de insolventieprocedure. |
(67) |
De automatische erkenning van een insolventieprocedure, waarop in de regel het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend van toepassing is, kan de regels doorkruisen die de rechtshandelingen in die lidstaten normaliter beheersen. Ter bescherming van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid van rechtshandelingen in andere lidstaten dan de lidstaat waarin de procedure is geopend, moet er in een aantal uitzonderingen op de algemene regel worden voorzien. |
(68) |
Aan een bijzondere aanknoping, die afwijkt van het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, is met name behoefte voor zakelijke rechten, aangezien die rechten van groot belang zijn voor het verlenen van kredieten. De vestiging, de geldigheid en de draagwijdte van zakelijke rechten moeten derhalve in de regel worden bepaald door het recht van de staat waar de zaken zich bevinden en dienen door de opening van een insolventieprocedure onverlet te worden gelaten. De houder van een zakelijk recht moet derhalve zijn recht om te handelen alsof er geen insolventieprocedure was of zijn recht van separatisme op het tot zekerheid strekkende goed kunnen blijven doen gelden. Wanneer op goederen krachtens het recht van de staat waar de zaak zich bevindt zakelijke rechten rusten, terwijl de hoofdinsolventieprocedure in een andere lidstaat wordt gevoerd, moet de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure om opening van een secundaire insolventieprocedure kunnen verzoeken in het rechtsgebied waar de zakelijke rechten ontstaan, wanneer de schuldenaar daar een vestiging heeft. Wanneer geen secundaire insolventieprocedure wordt geopend, moet het surplus uit de verkoopopbrengst van een goed waarop de zakelijke rechten rusten, worden betaald aan de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure. |
(69) |
Deze verordening bevat verscheidene bepalingen op grond waarvan een rechter schorsing van de opening van een procedure of schorsing van executieprocedures kan bevelen. Een dergelijke schorsing laat de zakelijke rechten van schuldeisers of derden onverlet. |
(70) |
Indien volgens het recht van de staat waar de procedure wordt geopend, verrekening van vorderingen niet is toegestaan, moet een schuldeiser toch recht hebben op verrekening, wanneer deze wel is toegestaan volgens het recht dat van toepassing is op de vordering van de insolvente schuldenaar. Aldus opgevat wordt verrekening als het ware een soort waarborg die beheerst wordt door een recht op de toepassing waarvan de betrokken schuldeiser bij het sluiten van de overeenkomst of het aangaan van de schuld kan rekenen. |
(71) |
Ook bij betalingssystemen en financiële markten bestaat een specifieke behoefte aan bescherming, bijvoorbeeld met betrekking tot de in die systemen voorkomende regelingen inzake „closing out” en „netting” als voor de vervreemding van effecten en de ter verzekering van deze transacties gestelde zekerheden, zoals met name geregeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Alleen het recht dat op het betrokken systeem of de betrokken markt van toepassing is, is voor deze transacties relevant. Dat recht beoogt te vermijden dat veranderingen optreden in de regelingen betreffende betaling of afwikkeling van transacties in betalings- of afwikkelingssystemen of op georganiseerde financiële markten die in de lidstaten functioneren in geval van insolventie van een partij bij een transactie. Richtlijn 98/26/EG bevat specifieke voorschriften die voorrang moeten krijgen op de algemene regelingen van deze verordening. |
(72) |
Ter bescherming van de werknemers en de arbeidsverhoudingen moeten de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting of de beëindiging van het dienstverband en de rechten en verplichtingen van elk van beide partijen uit hoofde van dat dienstverband, overeenkomstig de algemene collisieregels bepaald worden door het recht dat op de betrokken arbeidsovereenkomst van toepassing is. In gevallen waarin voor de beëindiging van arbeidsovereenkomsten goedkeuring door een rechter of een administratieve instantie vereist is, moet bovendien de lidstaat waarin zich een vestiging van de schuldenaar bevindt, de bevoegdheid houden om een dergelijke goedkeuring te verlenen, zelfs indien er in die lidstaat geen insolventieprocedure is geopend. Andere vragen met betrekking tot het insolventierecht, zoals de vraag of de vorderingen van werknemers door een voorrecht beschermd zijn, en welke rang dit voorrecht eventueel moet krijgen, moeten worden bepaald volgens het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure (hoofdinsolventieprocedure of secundaire insolventieprocedure) is geopend, behalve in gevallen waarin overeenkomstig deze verordening een toezegging is gedaan teneinde een secundaire insolventieprocedure te vermijden. |
(73) |
De gevolgen van de insolventieprocedure voor een lopende rechtsvordering of een lopend scheidsrechterlijk geding betreffende een goed of recht dat deel uitmaakt van de insolvente boedel van de schuldenaar, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar de rechtsvordering of dat scheidsrechterlijk geding aanhangig is. Deze regel dient de nationale regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke gedingen evenwel onverlet te laten. |
(74) |
Bepaalde regels van deze verordening moeten soepel genoeg zijn om rekening te houden met de specifieke procedureregels van de rechterlijke macht in bepaalde lidstaten. Derhalve moet een bepaling in deze verordening betreffende kennisgeving door een rechterlijke instantie van een lidstaat, indien de procedureregels van een lidstaat zulks vereisen, eveneens gelden in het geval dat die rechterlijke instantie een bevel tot die kennisgeving uitvaardigt. |
(75) |
In het belang van het economisch verkeer moet de wezenlijke inhoud van de beslissing tot opening van de procedure op verzoek van de insolventiefunctionaris worden bekendgemaakt in een andere lidstaat dan die van de een rechter die deze beslissing heeft genomen. Wanneer er zich in de betrokken lidstaat een vestiging bevindt, moet die bekendmaking dwingend zijn voorgeschreven. In geen van beide gevallen dient bekendmaking evenwel voorwaarde te zijn voor erkenning van de buitenlandse procedure. |
(76) |
Teneinde de informatievoorziening aan de desbetreffende schuldeisers en rechters te verbeteren en te voorkomen dat parallelle insolventieprocedures worden geopend, moeten lidstaten worden verplicht om relevante informatie in grensoverschrijdende insolventiezaken openbaar te maken in een openbaar toegankelijk elektronisch register. Teneinde de toegang te vereenvoudigen tot die informatie voor schuldeisers en rechters die in andere lidstaten woonachtig of gevestigd zijn, moet deze verordening voorzien in de onderlinge koppeling van zulke insolventieregisters via het Europese e-justitieportaal. Het dient de lidstaten vrij te staan in diverse registers gegevens openbaar te maken en het moet mogelijk zijn meer dan één register per lidstaat te koppelen. |
(77) |
Deze verordening dient te bepalen welke minimuminformatie in de insolventieregisters bekendgemaakt moet worden. Het moet de lidstaten niet worden belet aanvullende informatie op te nemen. Voor een schuldenaar die een natuurlijke persoon is, dienen de insolventieregisters slechts een registratienummer te vermelden indien hij als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent. Dat registratienummer moet worden opgevat als zijnde het eventuele unieke registratienummer van de zelfstandige bedrijfs- of beroepsactiviteit van de schuldenaar in het handelsregister. |
(78) |
Informatie over bepaalde aspecten van de insolventieprocedure is essentieel voor schuldeisers, zoals de termijnen voor het indienen van vorderingen en het aanvechten van beslissingen. Deze verordening moet de lidstaten echter niet verplichten om die termijnen per geval te berekenen. De lidstaten moeten hun verplichtingen kunnen nakomen door hyperlinks op het Europese e-justitieportaal te plaatsen met voor zichzelf sprekende informatie over de criteria voor het berekenen van die termijnen. |
(79) |
Teneinde informatie over natuurlijke personen die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefenen, voldoende te beschermen, moeten de lidstaten voor de toegang tot die informatie aanvullende zoekcriteria kunnen opstellen, zoals het persoonlijke identificatienummer van de schuldenaar, zijn adres en geboortedatum, of het district van de bevoegde rechter, dan wel de toegang afhankelijk kunnen stellen van een verzoek aan een bevoegde autoriteit of van het aantonen van een rechtmatig belang. |
(80) |
Het moet de lidstaten vrij staan in hun insolventieregisters geen informatie op te nemen over natuurlijke personen die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefenen. In dat geval moeten de lidstaten er wel voor zorgen dat de informatie door individuele kennisgeving aan de schuldeisers wordt doorgegeven, en dat de procedure geen nadelige gevolgen heeft voor de vorderingen van de schuldeisers die geen informatie gekregen hebben. |
(81) |
Het kan voorkomen dat sommige betrokkenen niet van de opening van de insolventieprocedure op de hoogte zijn en te goeder trouw in strijd met de nieuwe omstandigheden handelen. Ter bescherming van dergelijke personen, die — niet op de hoogte zijnde van de opening van de procedure in het buitenland — een betaling ten voordele van de schuldenaar uitvoeren die zij eigenlijk voor de buitenlandse insolventiefunctionaris hadden moeten uitvoeren, moet worden voorgeschreven dat deze betaling een bevrijdend karakter heeft. |
(82) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8). |
(83) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Met name beoogt deze verordening de toepassing te bevorderen van de artikelen 8, 17 en 47, betreffende, respectievelijk, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op eigendom en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces. |
(84) |
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening. |
(85) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (11). |
(86) |
Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het creëren van een wettelijk kader voor een correct beheer van grensoverschrijdende insolventieprocedures, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(87) |
Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland te kennen gegeven dat zij aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wensen deel te nemen. |
(88) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(89) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd en heeft op 27 maart 2013 een advies uitgebracht (12), |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op openbare collectieve procedures, met inbegrip van voorlopige procedures, die zijn gebaseerd op het recht inzake insolventie en waarin, ten behoeve van herstel, schuldaanpassing, reorganisatie of liquidatie:
a) |
een schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn goederen geheel of gedeeltelijk verliest en een insolventiefunctionaris wordt aangewezen, |
b) |
de goederen en de onderneming van een schuldenaar onder controle of toezicht van een rechter staan, of |
c) |
een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure door een rechter wordt verleend of van rechtswege gebeurt, ten behoeve van onderhandelingen tussen de schuldenaar en diens schuldeisers, voor zover de procedure waarin de schorsing wordt verleend in passende maatregelen ter bescherming van de gezamenlijke schuldeisers voorziet en, indien er geen overeenstemming wordt bereikt, voorafgaat aan de onder a) of b) bedoelde procedure. |
Indien de in dit lid bedoelde procedures kunnen worden ingeleid in omstandigheden waarin er slechts een risico op insolventie bestaat, hebben deze procedures tot doel de insolventie van de schuldenaar of het staken van diens bedrijfsactiviteiten te voorkomen.
De in dit lid bedoelde procedures worden opgesomd in bijlage A.
2. Deze verordening is niet van toepassing op in lid 1 bedoelde procedures betreffende:
a) |
verzekeringsondernemingen; |
b) |
kredietinstellingen; |
c) |
beleggingsondernemingen en andere instellingen of ondernemingen voor zover daarop Richtlijn 2001/24/EG, van toepassing is, of |
d) |
instellingen voor collectieve belegging. |
Artikel 2
Definities
Voor het doel van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „collectieve procedure”: procedure waarbij alle of een aanzienlijk deel van de schuldeisers van een schuldenaar betrokken zijn, met dien verstande dat in laatstgenoemd geval de procedure de vorderingen van schuldeisers die hierbij niet betrokken zijn, onverlet laat;
2. „instellingen voor collectieve belegging”: instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als gedefinieerd in Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), en alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) als gedefinieerd in Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (14);
3. „schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt”: een schuldenaar ten aanzien van wie een insolventieprocedure is geopend, waarbij niet noodzakelijkerwijs een insolventiefunctionaris wordt aangewezen of waarbij de rechten en plichten aangaande het beheer van de goederen van de schuldenaar niet volledig aan een insolventiefunctionaris worden overgedragen, en de schuldenaar derhalve volledig of tenminste gedeeltelijk de zeggenschap over zijn goederen en zijn onderneming behoudt;
4. „insolventieprocedures”: de procedures opgesomd in bijlage A;
5. „insolventiefunctionaris”: elke persoon of instantie waarvan de taak, ook op tussentijdse basis, erin bestaat:
i) |
de in het kader van een insolventieprocedure ingediende vorderingen te verifiëren en te aanvaarden; |
ii) |
het collectieve belang van de schuldeisers te behartigen; |
iii) |
het geheel of een deel van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren, te beheren; |
iv) |
de onder iii) bedoelde goederen te liquideren, of |
v) |
toe te zien op het beheer van de onderneming van de schuldenaar. |
De in de eerste alinea bedoelde personen en organen worden opgesomd in bijlage B;
6. „rechter”:
i) |
in artikel 1, lid 1, onder b) en c), artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 21, lid 3, artikel 24, lid 2, onder j), artikel 36, artikel 39 en de artikelen 61 tot en met 77, de rechterlijke instantie van een lidstaat; |
ii) |
in de overige artikelen: de rechterlijke instantie of enig andere bevoegde instantie van een lidstaat die bevoegd is om een insolventieprocedure te openen, een dergelijke opening te bekrachtigen of tijdens die procedure beslissingen te geven; |
7. „beslissing tot opening van een insolventieprocedure”:
i) |
de beslissing van een rechter tot opening van een insolventieprocedure of tot bekrachtiging van de opening van een dergelijke procedure, alsmede |
ii) |
de beslissing van een rechter tot aanwijzing van een insolventiefunctionaris; |
8. „tijdstip waarop de procedure is geopend”: het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een insolventieprocedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing definitief is;
9. „lidstaat waar zich een goed bevindt”:
i) |
met betrekking tot aandelen op naam in vennootschappen die geen instrumenten als bedoeld onder ii) zijn, de lidstaat op het grondgebied waarvan de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven haar statutaire zetel heeft; |
ii) |
met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de eigendom blijkt uit inschrijving in een register dat of op een rekening die door of namens een tussenpersoon wordt aangehouden („girale effecten”), de lidstaat waar het register waarin of de rekening waarop de inschrijving plaatsvindt, wordt aangehouden; |
iii) |
met betrekking tot tegoeden op rekeningen bij kredietinstellingen: de in het IBAN-nummer van de rekening aangegeven lidstaat, of, voor tegoeden op rekeningen bij kredietinstellingen zonder IBAN, de lidstaat waar de kredietinstelling waarbij de rekening wordt aangehouden, haar hoofdkantoor heeft of, indien de rekening wordt aangehouden bij een bijkantoor, agentschap of andere vestiging, de lidstaat waar het bijkantoor, het agentschap of de andere vestiging is gelegen; |
iv) |
met betrekking tot zaken of rechten, andere dan die welke onder i) worden bedoeld, die de eigenaar of de rechthebbende in een openbaar register laat inschrijven, de lidstaat onder de autoriteit waarvan dat register wordt aangehouden; |
v) |
met betrekking tot Europese octrooien, de lidstaat waarvoor het Europees octrooi is verleend; |
vi) |
met betrekking tot auteursrechten en aanverwante rechten, de lidstaat op het grondgebied waarvan de eigenaar van deze rechten zijn gebruikelijke verblijfplaats of statutaire zetel heeft; |
vii) |
met betrekking tot lichamelijke zaken, andere dan die welke onder i) tot en met iv) worden bedoeld, de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaken zich bevinden; |
viii) |
met betrekking tot schuldvorderingen jegens derden, andere dan die welke betrekking hebben op de onder iii) bedoelde goederen, de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de derde-schuldenaar is gelegen, als bepaald overeenkomstig artikel 3, lid 1; |
10. „vestiging”: elke plaats van handeling waar een schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit die niet van tijdelijke aard is, uitoefent of heeft uitgeoefend in de periode van drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de hoofdinsolventieprocedure;
11. „plaatselijke schuldeiser”: een schuldeiser van wie de vorderingen jegens een schuldenaar voortvloeien uit of verband houden met de exploitatie van een vestiging die in een andere lidstaat is gelegen dan de lidstaat waar zich het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar bevindt;
12. „buitenlandse schuldeiser”: een schuldeiser die zijn gebruikelijke verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, met inbegrip van de belastingautoriteiten en de socialezekerheidsinstanties van de lidstaten;
13. „groep ondernemingen”: een moederonderneming en al haar dochterondernemingen;
14. „moederonderneming”: een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen. Een onderneming die geconsolideerde financiële overzichten opstelt overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (15), wordt geacht een moederonderneming te zijn.
Artikel 3
Internationale bevoegdheid
1. De rechters van de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, zijn bevoegd een insolventieprocedure („hoofdinsolventieprocedure”) te openen. Het centrum van de voornaamste belangen is de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is.
Bij vennootschappen en rechtspersonen wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de statutaire zetel in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
In het geval van een natuurlijke persoon die als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van diens hoofdvestiging te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de hoofdvestiging van de natuurlijke persoon in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
In het geval van elke andere natuurlijke persoon wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de diens gebruikelijke verblijfplaats te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de gebruikelijke verblijfplaats in de zes maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
2. Wanneer het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar op het grondgebied van een lidstaat gelegen is, zijn de rechters van een andere lidstaat slechts tot opening van een insolventieprocedure ten aanzien van deze schuldenaar bevoegd indien hij op het grondgebied van laatstgenoemde lidstaat een vestiging bezit. De gevolgen van deze procedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden.
3. Indien de insolventieprocedure overeenkomstig lid 1 is geopend, is iedere insolventieprocedure die vervolgens overeenkomstig lid 2 wordt geopend, een secundaire insolventieprocedure.
4. De opening van de in lid 2 bedoelde territoriale insolventieprocedure kan slechts aan de opening van een hoofdinsolventieprocedure overeenkomstig lid 1 voorafgaan indien:
a) |
de opening van een insolventieprocedure krachtens lid 1 niet kan worden verkregen in verband met de voorwaarden die gesteld worden in het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich bevindt, of |
b) |
de territoriale insolventieprocedure is aangevraagd:
|
Zodra er een hoofdinsolventieprocedure wordt geopend, wordt de territoriale insolventieprocedure een secundaire insolventieprocedure.
Artikel 4
Toetsing van de bevoegdheid
1. Een rechter bij wie een insolventieprocedure wordt aangevraagd, onderzoekt ambtshalve of hij op grond van artikel 3 bevoegd is. In de beslissing tot opening van een insolventieprocedure wordt aangegeven op welke gronden de bevoegdheid van de rechter is gebaseerd, en meer bepaald of de bevoegdheid is gegrond op artikel 3, lid 1, of artikel 3, lid 2.
2. Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten, indien een insolventieprocedure overeenkomstig het nationale recht zonder rechterlijke beslissing wordt geopend, de in een dergelijke procedure aangewezen insolventiefunctionaris opdragen te onderzoeken of de lidstaat waar een verzoek tot opening van de procedure aanhangig is, op grond van artikel 3 bevoegd is. Indien dit het geval is, vermeldt de insolventiefunctionaris in de beslissing tot opening van de insolventieprocedure op welke gronden de bevoegdheid is gebaseerd, en meer bepaald of de bevoegdheid is gegrond op artikel 3, lid 1 of lid 2.
Artikel 5
Toetsing door de rechter van de beslissing tot opening van een hoofdinsolventieprocedure
1. De schuldenaar of een schuldeiser kan de beslissing tot opening van een hoofdinsolventieprocedure voor de rechter aanvechten op grond van internationale bevoegdheid.
2. De beslissing tot opening van een hoofdinsolventieprocedure kan worden aangevochten door andere partijen dan de in lid 1 bedoelde of op andere gronden dan het ontbreken van internationale bevoegdheid, indien het nationale recht daarin voorziet.
Artikel 6
Bevoegdheid inzake vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en er nauw verband mee houden
1. De rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure is geopend overeenkomstig artikel 3, is bevoegd voor alle vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien en er nauw verband mee houden, zoals vorderingen tot nietigverklaring.
2. Indien een vordering als bedoeld in lid 1 samenhangt met een vordering in een burgerlijke of handelszaak tegen dezelfde verweerder, kan de insolventiefunctionaris beide vorderingen instellen bij de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verweerder zijn woonplaats heeft, of, indien de vordering wordt ingesteld tegen verschillende verweerders, bij de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan een van hen zijn woonplaats heeft, voor zover die rechter bevoegd is op grond van Verordening (EU) nr. 1215/2012.
De eerste alinea geldt ook voor de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, voor zover hij volgens het nationale recht vorderingen kan instellen ten behoeve van de insolvente boedel.
3. Samenhangend in de zin van lid 2 zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Artikel 7
Toepasselijk recht
1. Tenzij deze verordening iets anders bepaalt, worden de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure wordt geopend („de lidstaat waar de procedure wordt geopend”).
2. Het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend, bepaalt onder welke voorwaarden deze procedure wordt geopend, verloopt en wordt beëindigd. Het bepaalt met name:
a) |
welke schuldenaars op grond van hun hoedanigheid aan een insolventieprocedure kunnen worden onderworpen; |
b) |
welk deel van de goederen van de schuldenaar tot de insolvente boedel behoort en of de na de opening van de insolventieprocedure verkregen goederen tot deze boedel behoren; |
c) |
welke de respectieve bevoegdheden van de schuldenaar en de insolventiefunctionaris zijn; |
d) |
onder welke voorwaarden een verrekening kan worden tegengeworpen; |
e) |
de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is; |
f) |
de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen, met uitzondering van lopende rechtsvorderingen; |
g) |
welke vorderingen te verhalen zijn op de insolvente boedel van de schuldenaar en wat de gevolgen zijn ten aanzien van vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure; |
h) |
de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen; |
i) |
de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, de rangindeling van de vorderingen, en de rechten van schuldeisers die krachtens een zakelijk recht of ingevolge verrekening gedeeltelijk zijn voldaan; |
j) |
de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure, met name door een akkoord; |
k) |
de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is; |
l) |
voor wiens rekening de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure zijn; |
m) |
de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen. |
Artikel 8
Zakelijke rechten van derden
1. De opening van de insolventieprocedure laat onverlet het zakelijk recht van een schuldeiser of van een derde op lichamelijke of onlichamelijke roerende of onroerende goederen — zowel bepaalde goederen als gehelen, met een wisselende samenstelling, van onbepaalde goederen — die toebehoren aan de schuldenaar en die zich op het tijdstip waarop de procedure wordt geopend op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden.
2. Onder rechten in de zin van lid 1 worden met name verstaan:
a) |
het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit dat goed, in het bijzonder op grond van pand of hypotheek; |
b) |
het exclusieve recht een vordering te innen, in het bijzonder door middel van een pandrecht op de vordering of door de cessie van die vordering tot zekerheid; |
c) |
het recht om goederen op te eisen en/of de vergoeding ervan te verlangen van eenieder die het tegen de wil van de rechthebbende in bezit of in gebruik heeft; |
d) |
het zakelijke recht om van een goed de vruchten te trekken. |
3. Een recht dat in een openbaar register is ingeschreven en dat aan derden kan worden tegengeworpen, en op grond waarvan een zakelijk recht in de zin van lid 1, kan worden verkregen, wordt met een zakelijk recht gelijkgesteld.
4. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder m).
Artikel 9
Verrekening
1. De opening van de insolventieprocedure laat het recht van een schuldeiser op verrekening van zijn vordering met de vordering van een schuldenaar onverlet wanneer die verrekening is toegestaan bij het recht dat op de vordering van de insolvente schuldenaar van toepassing is.
2. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder m).
Artikel 10
Eigendomsvoorbehoud
1. De opening van een insolventieprocedure tegen de koper van een goed laat op een eigendomsvoorbehoud gegronde rechten van verkopers onverlet wanneer dat goed zich op het tijdstip waarop de procedure wordt geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend.
2. De opening van een insolventieprocedure tegen de verkoper van een goed nadat de levering van dat goed heeft plaatsgevonden, is geen grond voor ontbinding of opzegging van de verkoop en belet de koper niet de eigendom van het gekochte goed te verkrijgen wanneer dit goed zich op het tijdstip waarop de insolventieprocedure is geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend.
3. De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder m).
Artikel 11
Overeenkomsten betreffende een onroerend goed
1. De gevolgen van de insolventieprocedure voor een overeenkomst die recht geeft op de verkrijging of het gebruik van een onroerend goed, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed gelegen is.
2. De rechter die de hoofdinsolventieprocedure heeft geopend, is bevoegd om de beëindiging of wijziging van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten goed te keuren, indien:
a) |
het op deze overeenkomsten toepasselijke recht van de lidstaat vereist dat een dergelijke overeenkomst alleen kan worden beëindigd of gewijzigd met goedkeuring van de rechter die de insolventieprocedure heeft geopend, en |
b) |
er in die lidstaat geen insolventieprocedure is geopend. |
Artikel 12
Betalingssystemen en financiële markten
1. Onverminderd artikel 8 worden de gevolgen van de insolventieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een betalings- of afwikkelingssysteem of aan een financiële markt uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op dat systeem of die markt van toepassing is.
2. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van een vordering tot nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van betalingen of verrichtingen krachtens het recht dat op het desbetreffende betalingssysteem of de desbetreffende financiële markt van toepassing is.
Artikel 13
Arbeidsovereenkomsten
1. De gevolgen van de insolventieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.
2. De rechters van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure kan worden geopend, blijven bevoegd om de beëindiging of wijziging van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten goed te keuren, zelfs indien er in die lidstaat geen insolventieprocedure is geopend.
De eerste alinea geldt ook voor een autoriteit die krachtens het nationaal recht bevoegd is om de beëindiging of wijziging van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten goed te keuren.
Artikel 14
Gevolgen voor aan registratie onderworpen rechten
De gevolgen van de insolventieprocedure voor de rechten van een schuldenaar op onroerend goed, een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, worden beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
Artikel 15
Europees octrooi met eenheidswerking en Gemeenschapsmerk
Voor de toepassing van deze verordening kunnen Europese octrooien met eenheidswerking, Gemeenschapsmerken of soortgelijke bij het Unierecht in het leven geroepen rechten slechts in de procedure bedoeld in artikel 3, lid 1, worden ingebracht.
Artikel 16
Nadelige handeling
Artikel 7, lid 2, onder m), is niet van toepassing indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst dat:
a) |
deze handeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, en |
b) |
het recht van die lidstaat in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden. |
Artikel 17
Bescherming van de derde-verkrijger
Indien een schuldenaar door een na de opening van de insolventieprocedure verrichte handeling onder bezwarende titel beschikt over:
a) |
een onroerend goed, |
b) |
een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, of |
c) |
zekerheden waarvan het bestaan inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register vereist, |
wordt de rechtsgeldigheid van die handeling beheerst door het recht van de staat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed zich bevindt of onder het gezag waarvan dit register wordt gehouden.
Artikel 18
Gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende rechtsvorderingen of scheidsrechterlijke gedingen
De gevolgen van de insolventieprocedure voor een lopende rechtsvordering of een lopend scheidsrechterlijk geding betreffende een goed of een recht dat deel uitmaakt van de insolvente boedel van een schuldenaar, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar deze rechtsvordering aanhangig is of het scheidsgerecht zijn zetel heeft.
HOOFDSTUK II
ERKENNING VAN DE INSOLVENTIEPROCEDURE
Artikel 19
Beginsel
1. Elke beslissing tot opening van een insolventieprocedure, genomen door een krachtens artikel 3 bevoegde rechter van een lidstaat, wordt erkend in alle andere lidstaten zodra de beslissing rechtsgevolgen heeft in de lidstaat waar de procedure is geopend.
De in de eerste alinea neergelegde regel geldt ook wanneer een schuldenaar op grond van zijn hoedanigheid in de andere lidstaten niet aan een insolventieprocedure onderworpen kan worden.
2. De erkenning van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, belet niet dat door een rechter van een andere lidstaat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, wordt geopend. Deze andere procedure is een secundaire insolventieprocedure in de zin van hoofdstuk III.
Artikel 20
Gevolgen van de erkenning
1. De beslissing tot opening van een insolventieprocedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, heeft, zonder enkele verdere formaliteit, in de andere lidstaten de gevolgen die daaraan worden verbonden bij het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, tenzij deze verordening anders bepaalt, en zolang in die andere lidstaten geen procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, is geopend.
2. De gevolgen van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, kunnen niet in de andere lidstaten worden betwist. Beperkingen van de rechten van schuldeisers, in het bijzonder een uitstel van de betalingen of een uit die procedure voortvloeiende schuldkwijtschelding, kunnen met betrekking tot zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevindende goederen alleen worden tegengeworpen aan schuldeisers die hun instemming hebben betuigd.
Artikel 21
Bevoegdheden van de insolventiefunctionaris
1. De insolventiefunctionaris die is aangewezen door een krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter kan in een andere lidstaat alle bevoegdheden uitoefenen die hem zijn verleend door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, zolang in die andere lidstaat geen andere insolventieprocedure is geopend, of geen tegenstrijdige conservatoire maatregel na een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in die lidstaat is getroffen. De insolventiefunctionaris mag met name de goederen van de schuldenaar verwijderen van het grondgebied van de lidstaat waar zij zich bevinden, onder voorbehoud van de artikelen 8 en 10.
2. De insolventiefunctionaris die is aangewezen door een krachtens artikel 3, lid 2, bevoegde rechter kan in een andere lidstaat in en buiten rechte aanvoeren dat een roerend goed na de opening van de insolventieprocedure van het grondgebied van de lidstaat waar de procedure is geopend, is overgebracht naar het grondgebied van die andere lidstaat. De insolventiefunctionaris kan ook elk rechtsmiddel aanwenden dat de belangen van de schuldeisers dient.
3. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden moet de insolventiefunctionaris het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij wil optreden, eerbiedigen, in het bijzonder de voorschriften inzake het te gelde maken van de goederen. Deze bevoegdheden mogen niet de aanwending van dwangmiddelen behelzen, tenzij een rechter van die lidstaat daartoe heeft bevolen. Zij mogen evenmin het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen, behelzen.
Artikel 22
Bewijs van de aanwijzing van de insolventiefunctionaris
De aanwijzing van de insolventiefunctionaris wordt vastgesteld door overlegging van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde rechter opgesteld attest.
Er kan een vertaling worden verlangd in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de curator wil optreden. Een legalisatie of andere soortgelijke formaliteit kan niet worden verlangd.
Artikel 23
Teruggave en aanrekening
1. De schuldeiser die, nadat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, is geopend, door ongeacht welk middel, met name door executiemaatregelen, geheel of gedeeltelijk wordt voldaan uit goederen van een schuldenaar die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, moet hetgeen hij heeft verkregen aan de insolventiefunctionaris restitueren, onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 8 en 10.
2. Ter verzekering van de gelijke behandeling van de schuldeisers neemt de schuldeiser die in een insolventieprocedure een uitkering op zijn vordering heeft ontvangen, pas aan uitdelingen in een andere procedure deel wanneer de schuldeisers van dezelfde rang of dezelfde categorie in die andere procedure een gelijkwaardige uitkering hebben ontvangen.
Artikel 24
Invoering van insolventieregisters
1. Door de lidstaten worden op hun grondgebied een of meer registers ingevoerd en bijgehouden waarin gegevens betreffende insolventieprocedures openbaar worden gemaakt („insolventieregisters”). Die gegevens worden zo spoedig mogelijk na de opening van een dergelijke procedure openbaar gemaakt.
2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 27, en omvatten het volgende („verplichte gegevens”):
a) |
de datum van de opening van de insolventieprocedure; |
b) |
de rechter die de insolventieprocedure opent en, in voorkomend geval, het nummer van de zaak; |
c) |
het type insolventieprocedure, als vermeld in bijlage A, dat werd geopend en, indien van toepassing, enig relevant subtype van die procedure dat overeenkomstig het nationaal recht is geopend; |
d) |
of de bevoegdheid tot opening van de procedure is gebaseerd op lid 1, lid 2 of lid 4 van artikel 3; |
e) |
in het geval dat de schuldenaar een vennootschap of een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer, de statutaire zetel of, indien verschillend, het postadres van de schuldenaar; |
f) |
in het geval dat de schuldenaar een natuurlijke persoon is die al dan niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, zijn naam, eventuele registratienummer en postadres of, indien het adres beschermd is, zijn plaats en datum van geboorte; |
g) |
de naam en het post- of e-mailadres van de insolventiefunctionaris die in de procedure is aangewezen, indien van toepassing; |
h) |
de uiterste termijn voor het indienen van schuldvorderingen, of een verwijzing naar de criteria voor de berekening van die termijn, indien van toepassing; |
i) |
de datum van de beëindiging van de hoofdinsolventieprocedure, indien van toepassing; |
j) |
de rechter bij wie en, indien van toepassing, de termijn waarbinnen de beslissing tot opening van de insolventieprocedure moet worden aangevochten overeenkomstig artikel 5, of een verwijzing naar de criteria voor de berekening van die termijn. |
3. Lid 2 belet de lidstaten niet documenten of bijkomende informatie in hun nationale insolventieregisters op te nemen, zoals een insolventiegerelateerd bestuursverbod.
4. De lidstaten zijn niet verplicht de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens in de insolventieregisters op te nemen indien deze natuurlijke personen betreffen die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefenen, noch zijn zij verplicht die gegevens openbaar te maken via het systeem voor onderlinge koppeling van die registers, voor zover de bekende buitenlandse schuldeisers overeenkomstig artikel 54 in kennis worden gesteld van de in lid 2, onder j), van dit artikel bedoelde informatie.
Indien een lidstaat gebruik maakt van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid, laat de insolventieprocedure de schuldvorderingen van de buitenlandse schuldeisers die niet in kennis zijn gesteld van de in de eerste alinea bedoelde informatie onverlet.
5. De openbaarmaking van gegevens in de registers krachtens deze verordening heeft geen andere rechtsgevolgen dan die welke zijn opgenomen in het nationaal recht en in artikel 55, lid 6.
Artikel 25
Onderlinge koppeling van insolventieregisters
1. De Commissie voert door middel van uitvoeringshandelingen een gedecentraliseerd systeem in voor de onderlinge koppeling van insolventieregisters. Dit systeem bestaat uit de insolventieregisters en het Europees e-justitieportaal, dat zal dienen als centraal openbaar elektronisch punt voor toegang tot gegevens uit het systeem. Het systeem biedt een zoekoptie in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, zodat de verplichte gegevens en alle andere in insolventieregisters opgenomen documenten of gegevens die de lidstaten via het Europees e-justitieportaal beschikbaar wensen te stellen, beschikbaar worden.
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 87 bedoelde procedure uiterlijk op 26 juni 2019 het volgende vast:
a) |
de technische specificatie ter bepaling van de methoden van communicatie en uitwisseling van gegevens langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters; |
b) |
de technische maatregelen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van gegevens binnen het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters; |
c) |
minimumcriteria voor de door het Europees e-justitieportaal geboden zoekfunctie op basis van de in artikel 24 bedoelde gegevens; |
d) |
minimumcriteria voor het weergeven van de resultaten van dergelijke opzoekingen op basis van de in artikel 24 bedoelde gegevens; |
e) |
de middelen en de technische voorwaarden inzake de beschikbaarheid van de door het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters te verlenen diensten, en |
f) |
een verklarende woordenlijst die een beknopte uitleg bevat van de in bijlage A opgesomde nationale insolventieprocedures. |
Artikel 26
Kosten van de invoering en onderlinge koppeling van insolventieregisters
1. De invoering, het onderhoud en de toekomstige ontwikkeling van het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.
2. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale insolventieregisters dat deze compatibel zijn met het Europees e-justitieportaal, alsmede de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die registers. Dit laat onverlet dat in het kader van de financiële programma's van de Unie subsidies ter ondersteuning van die activiteiten kunnen worden aangevraagd.
Artikel 27
Voorwaarden voor toegang tot gegevens via het systeem van onderlinge koppeling
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 24, lid 2, onder a) tot en met j), bedoelde verplichte gegevens via het systeem van onderlinge koppeling van insolventieregisters kosteloos beschikbaar zijn.
2. Deze verordening belet de lidstaten niet een redelijke vergoeding te vragen voor de toegang tot de in artikel 24, lid 3, bedoelde documenten of bijkomende informatie via het systeem van onderlinge koppeling van insolventieregisters.
3. De lidstaten kunnen de toegang tot de verplichte gegevens betreffende natuurlijke personen die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefenen en betreffende natuurlijke personen die als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefenen, wanneer de insolventieprocedure geen verband houdt met die activiteit, onderwerpen aan extra zoekcriteria met betrekking tot de schuldenaar, in aanvulling op de in artikel 25, lid 2, onder c), bedoelde minimumcriteria.
4. De lidstaten kunnen verlangen dat pas toegang tot de in lid 3 bedoelde gegevens wordt verleend na een daartoe strekkend verzoek aan de bevoegde autoriteit. De lidstaten kunnen verlangen dat wordt geverifieerd of er een rechtmatig belang bij het krijgen van toegang tot de gegevens bestaat alvorens toegang wordt verleend. De verzoeker kan zijn verzoek om gegevens langs elektronische weg indienen, door middel van een standaardformulier via het Europese e-justitieportaal. Ingeval een rechtmatig belang wordt verlangd, is het de verzoeker toegestaan zijn verzoek te staven met elektronische afschriften van de ter zake dienende documenten. De verzoeker krijgt binnen drie werkdagen een antwoord van de bevoegde autoriteit.
De verzoeker wordt er niet toe verplicht vertalingen te leveren van de ter staving van zijn verzoek ingediende documenten, of de kosten te dragen voor een eventueel door de bevoegde autoriteit bezorgde vertaling.
Artikel 28
Openbaarmaking in een andere lidstaat
1. De insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, verzoeken dat de hoofdzaken van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure en, in voorkomend geval, van de beslissing inzake de aanwijzing van de insolventiefunctionaris, in elke andere lidstaat waar zich een vestiging van de schuldenaar bevindt, openbaar worden gemaakt, volgens de in die lidstaat geldende openbaarmakingsregels. In de openbaarmakingsmaatregelen wordt in voorkomend geval de aangewezen insolventiefunctionaris vermeld, alsmede de bevoegdheidsregel die van toepassing is krachtens artikel 3, lid 1 of lid 2.
2. De insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, kan verzoeken dat de in lid 1 bedoelde informatie openbaar wordt gemaakt in elke andere lidstaat waar de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, dit nodig acht, volgens de in die lidstaat geldende openbaarmakingsregels.
Artikel 29
Inschrijving in de openbare registers van een andere lidstaat
1. Indien het recht van een lidstaat waarin de schuldenaar een vestiging heeft en die vestiging in een openbaar register is ingeschreven, of waarin die schuldenaar onroerende goederen heeft, voorschrijft dat de in artikel 28 bedoelde informatie betreffende de opening van een insolventieprocedure openbaar moeten worden gemaakt in het kadaster, het handelsregister of enig ander openbaar register, neemt de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, de nodige maatregelen met het oog op die registratie.
2. De insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, kan om een dergelijke registratie in elke andere lidstaat verzoeken, voor zover zulke registratie is toegestaan door het recht van de lidstaat waar het register wordt bijgehouden.
Artikel 30
Kosten
De kosten voor de in de artikelen 28 en 29 bedoelde maatregelen inzake openbaarmaking en inschrijving worden als kosten en uitgaven van de procedure beschouwd.
Artikel 31
Uitvoering ten voordele van de schuldenaar
1. Degene die in een lidstaat een verbintenis uitvoert ten voordele van de schuldenaar die is onderworpen aan een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure terwijl hij die verbintenis had moeten uitvoeren voor de insolventiefunctionaris van die procedure, wordt bevrijd indien hij niet van de opening van de procedure op de hoogte was.
2. Degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd vóór de in artikel 28 bedoelde openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, vermoed niet van de opening van de insolventieprocedure op de hoogte te zijn geweest. Degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd na de openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, geacht van de opening van de procedure op de hoogte te zijn geweest.
Artikel 32
Erkenning en executoir karakter van andere beslissingen
1. De inzake het verloop en de beëindiging van een insolventieprocedure gegeven beslissingen van een rechter wiens beslissing tot opening van de procedure krachtens artikel 19 is erkend, alsmede een door die rechter bevestigd akkoord, worden eveneens zonder verdere formaliteiten erkend. Die beslissingen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen 39 tot 44 en 47 tot en met 57, van Verordening (EU) nr. 1215/2012.
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure en daar nauw verband mee houden, zelfs indien die beslissingen door een andere rechter worden gegeven.
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen betreffende na de aanvraag van een insolventieprocedure of in verband daarmee genomen conservatoire maatregelen.
2. De erkenning en de tenuitvoerlegging van andere beslissingen dan die bedoeld in lid 1 van dit artikel worden beheerst door de in lid 1 bedoelde Verordening (EU) nr. 1215/2012 voor zover die verordening van toepassing is.
Artikel 33
Openbare orde
Iedere lidstaat kan weigeren een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure te erkennen of een in het kader van een dergelijke procedure gegeven beslissing ten uitvoer te leggen indien uit die erkenning of tenuitvoerlegging gevolgen zouden voortvloeien die kennelijk in strijd zijn met de openbare orde van die lidstaat, in het bijzonder met de grondbeginselen daarvan of met de grondwettelijk beschermde rechten en individuele vrijheden.
HOOFDSTUK III
SECUNDAIRE INSOLVENTIEPROCEDURES
Artikel 34
Opening
Wanneer een hoofdinsolventieprocedure is geopend door een rechter van een lidstaat en in een andere lidstaat is erkend, kan een rechter van die andere lidstaat die op grond van artikel 3, lid 2, bevoegd is, een secundaire insolventieprocedure openen volgens de bepalingen van dit hoofdstuk. Indien de insolventie van de schuldenaar een vereiste was voor de opening van de hoofdinsolventie procedure, wordt de staat van insolventie niet meer getoetst in de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure kan worden geopend. De gevolgen van de secundaire insolventieprocedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaat waar die procedure is geopend.
Artikel 35
Toepasselijk recht
Tenzij deze verordening iets anders bepaalt, wordt de secundaire insolventieprocedure beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire insolventieprocedure is geopend.
Artikel 36
Recht om een toezegging te doen teneinde een secundaire insolventieprocedure te vermijden
1. Teneinde de opening van een secundaire insolventieprocedure te vermijden, kan de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure in verband met de goederen die zich in de lidstaat bevinden waar de secundaire insolventieprocedure kan worden geopend, de unilaterale toezegging („de toezegging”) doen dat hij bij de verdeling van die goederen of de opbrengsten van de tegeldemaking daarvan, de in het nationale recht vervatte rechten inzake verdeling en voorrang die schuldeisers zouden hebben indien in die lidstaat een secundaire insolventieprocedure was geopend, in acht zal nemen. In de toezegging wordt gespecificeerd op welke feitelijke veronderstellingen deze is gebaseerd, in het bijzonder met betrekking tot de waarde van de goederen die zich in de betrokken lidstaat bevinden en de beschikbare opties om die goederen te gelde te maken.
2. Indien overeenkomstig dit artikel een toezegging is gedaan, is het toepasselijke recht voor de verdeling van de opbrengsten van de tegeldemaking van de in lid 1 bedoelde goederen, de rangindeling van de vorderingen van de schuldeisers en de rechten die de schuldeisers hebben met betrekking tot de in lid 1 bedoelde goederen, het recht van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure had kunnen worden geopend. Voor de vraag welke de in lid 1 bedoelde goederen zijn, is het bepalende tijdstip het tijdstip waarop de toezegging wordt gedaan.
3. De toezegging wordt gedaan in de officiële taal van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure had kunnen worden geopend, of, ingeval er in die lidstaat verschillende officiële talen zijn, in de officiële taal of in één van de officiële talen van de plaats waar de secundaire insolventieprocedure had kunnen worden geopend.
4. De toezegging wordt op schrift gesteld. Ze is onderworpen aan eventuele andere vormvereisten en aan de eventuele goedkeuringsvereisten inzake verdeling van de staat waar de hoofdinsolventieprocedure is geopend.
5. De toezegging wordt goedgekeurd door de bekende plaatselijke schuldeisers. De voorschriften betreffende de gekwalificeerde meerderheid en betreffende de stemming die van toepassing zijn voor de goedkeuring van herstructureringsplannen krachtens het recht van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure had kunnen worden geopend, gelden ook voor de goedkeuring van de toezegging. Indien zulks is toegestaan bij het nationaal recht, kunnen de schuldeisers aan de stemming deelnemen door middel van afstandscommunicatiemiddelen. De insolventiefunctionaris licht de bekende plaatselijke schuldeisers in over de toezegging, de voorschriften en de procedures voor de goedkeuring ervan en de goedkeuring of afwijzing van de toezegging.
6. Een toezegging die overeenkomstig dit artikel is gedaan en goedgekeurd, is bindend voor de boedel. Ingeval er overeenkomstig de artikelen 37 en 38 een secundaire insolventieprocedure wordt geopend, draagt de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure de goederen die hij na het doen van de toezegging uit het grondgebied van die lidstaat heeft verwijderd, of, in het geval dat die goederen reeds te gelde zijn gemaakt, de opbrengsten daarvan, over aan de insolventiefunctionaris in de secundaire insolventieprocedure.
7. Indien de insolventiefunctionaris een toezegging heeft gedaan, licht hij de plaatselijke schuldeisers in over de voorgenomen verdelingen vooraleer de in lid 1 bedoelde goederen en opbrengsten worden verdeeld. Ingeval de inlichting niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de toezegging of met het toepasselijke recht, kan elke plaatselijke schuldeiser die verdeling betwisten voor de rechters van de lidstaat waar de hoofdinsolventieprocedure is geopend met het oog op het verkrijgen van een verdeling volgens de voorwaarden van de toezegging en het toepasselijke recht. In zodanig geval wordt de verdeling uitgesteld totdat de rechter een beslissing betreffende de betwisting heeft gegeven.
8. De plaatselijke schuldeisers kunnen zich wenden tot de rechters van de lidstaat waar de hoofdinsolventieprocedure is geopend om te eisen dat de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure alle passende, krachtens het recht van de lidstaat waar de hoofdinsolventieprocedure is geopend beschikbare maatregelen neemt die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de toezegging in acht worden genomen.
9. De plaatselijke schuldeisers kunnen zich tevens wenden tot de rechters van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure zouden kunnen zijn geopend om te eisen dat de rechter voorlopige of beschermende maatregelen gelast om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de toezegging door de insolventiefunctionaris in acht worden genomen.
10. De insolventiefunctionaris is aansprakelijk voor alle aan plaatselijke schuldeisers toegebrachte schade die het gevolg is van het feit dat hij niet aan de in dit artikel vervatte verplichtingen en voorschriften heeft voldaan.
11. Voor de toepassing van dit artikel wordt een instantie die is gevestigd in de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure geopend zou zijn en die krachtens Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) verplicht is de onvervulde aanspraken van de werknemers te honoreren welke voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen, geacht een „plaatselijke schuldeiser” te zijn, indien het nationale recht daarin voorziet.
Artikel 37
Recht om de secundaire insolventieprocedure aan te vragen
1. Een secundaire insolventieprocedure kan worden aangevraagd door:
a) |
de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure; |
b) |
elke andere persoon of autoriteit die krachtens het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire procedure wordt aangevraagd, bevoegd is om een insolventieprocedure aan te vragen. |
2. Indien een toezegging overeenkomstig artikel 36 bindend is geworden, wordt een secundaire insolventieprocedure aangevraagd binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving dat de toezegging is goedgekeurd.
Artikel 38
Beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure
1. De rechter bij wie een secundaire insolventieprocedure is aangevraagd, stelt de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt in de hoofdinsolventieprocedure daarvan onmiddellijk in kennis en biedt hem de gelegenheid te worden gehoord over het verzoek.
2. Indien de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure een toezegging overeenkomstig artikel 36 heeft gedaan, opent de in lid 1 van dit artikel bedoelde rechter op verzoek van de insolventiefunctionaris geen secundaire insolventieprocedure nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de toezegging de algemene belangen van de plaatselijke schuldeisers adequaat beschermt.
3. Indien een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure is verleend ten behoeve van onderhandelingen tussen de schuldenaar en bepaalde schuldeisers, kan de rechter, op verzoek van de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, de opening van een secundaire insolventieprocedure voor een termijn van ten hoogste drie maanden schorsen, voor zover er passende maatregelen zijn genomen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen.
De in lid 1 bedoelde rechter kan beschermende maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen door te eisen dat de schuldenaar of de insolventiefunctionaris geen goederen verwijdert of van de hand doet die zich in de lidstaat van zijn vestiging bevinden, tenzij dit in het kader van de normale bedrijfsuitoefening gebeurt. De rechter kan ook andere maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen tijdens een periode van schorsing, tenzij dit onverenigbaar is met de nationale voorschriften betreffende de burgerlijke rechtsvordering.
De schorsing van de opening van een secundaire insolventieprocedure wordt door de rechter ambtshalve of op verzoek van een schuldeiser opgeheven indien gedurende de schorsing in het kader van de in de eerste alinea bedoelde onderhandelingen een overeenkomst is gesloten.
De schorsing kan door de rechter worden opgeheven op eigen initiatief of op verzoek van een schuldeiser indien verdere schorsing nadelig is voor de rechten van de schuldeiser, in het bijzonder indien de onderhandelingen zijn onderbroken of het duidelijk is geworden dat deze niet kunnen worden afgerond, of indien de insolventiefunctionaris of de schuldenaar inbreuk heeft gemaakt op het verbod om zijn goederen van de hand te doen of deze te verwijderen van het grondgebied van de lidstaat waar de vestiging zich bevindt.
4. Op verzoek van de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure kan de in lid 1 bedoelde rechter een in bijlage A vermelde insolventieprocedure openen van een ander type dan oorspronkelijk werd aangevraagd, mits de voorwaarden voor de opening van de procedure van dat type krachtens het nationale recht vervuld zijn en voor zover dat type procedure de meest aangewezen procedure is in verband met de belangen van de plaatselijke schuldeisers en de samenhang tussen de hoofdinsolventieprocedure en de secundaire insolventieprocedure. Artikel 34, tweede zin, is van toepassing.
Artikel 39
Toetsing door de rechter van de beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure
De insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure kan de beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure betwisten voor de rechters van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure is geopend, op grond dat de rechter de voorwaarden en voorschriften van artikel 38 niet heeft nageleefd.
Artikel 40
Voorschot op de kosten en uitgaven
Wanneer het recht van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure aangevraagd is, voorschrijft dat de boedel van de schuldenaar toereikend moet zijn om de kosten en uitgaven van de procedure geheel of gedeeltelijk te dekken, kan de aangezochte rechter van de aanvrager een voorschot op de kosten of een passende zekerheidstelling verlangen.
Artikel 41
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen
1. De insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure en de insolventiefunctionaris(sen) van de secundaire insolventieprocedure(s) met betrekking tot dezelfde schuldenaar werken onderling samen voor zover dit niet onverenigbaar is met de op de respectieve procedures toepasselijke regels. Die samenwerking kan plaatsvinden in eender welke vorm, inclusief door het sluiten van overeenkomsten of protocollen.
2. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking gaan de insolventiefunctionarissen als volgt te werk:
a) |
zij geven elkaar zo spoedig mogelijk kennis van al hetgeen voor de andere procedure(s) van nut kan zijn, met name de stand van de indiening en de verificatie van de vorderingen en alle maatregelen tot herstel of herstructurering van de schuldenaar of tot beëindiging van de respectieve procedure, met dien verstande dat passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke gegevens te beschermen; |
b) |
zij onderzoeken of herstructurering van de schuldenaar mogelijk is en coördineren, indien die herstructurering mogelijk is, de opstelling en uitvoering van een herstructureringsplan; |
c) |
zij coördineren het beheer van de tegeldemaking of het gebruik van de goederen en de onderneming van de schuldenaar. De insolventiefunctionaris van de secundaire insolventieprocedure biedt de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure tijdig de gelegenheid voorstellen in te dienen om de boedel in de secundaire insolventieprocedure te gelde te maken of op enigerlei wijze te gebruiken. |
3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing voor situaties waarin de schuldenaar in de hoofdinsolventieprocedure of in de secundaire insolventieprocedure of in een territoriale procedure die op hetzelfde tijdstip met betrekking tot dezelfde schuldenaar zijn geopend, het beheer en de beschikking over zijn goederen blijft behouden.
Artikel 42
Samenwerking en communicatie tussen rechters
1. Om de coördinatie tussen de met betrekking tot dezelfde schuldenaar geopende hoofdinsolventieprocedure, territoriale en secundaire insolventieprocedures te vergemakkelijken, werkt een rechter bij wie een aanvraag van een insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, samen met iedere andere rechter bij wie een verzoek tot opening van een insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, voor zover deze samenwerking niet onverenigbaar is met de op elk van de procedures toepasselijke regels. De rechter kan daartoe zo nodig een onafhankelijke persoon of instantie aanwijzen die overeenkomstig zijn instructies handelt, voor zover dat niet onverenigbaar is met de op elk van de procedures toepasselijke regels.
2. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking kunnen de in lid 1 bedoelde rechters of de personen of instanties die zijn aangewezen om namens hen te handelen, rechtstreeks onderling communiceren of elkaar rechtstreeks om gegevens of bijstand verzoeken, mits bij die communicatie de procedurele rechten van de partijen bij de procedure en de vertrouwelijkheid van de gegevens in acht worden genomen.
3. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan plaatsvinden met alle middelen die de rechter passend acht. Zij kan meer bepaald betrekking hebben op:
a) |
coördinatie bij de aanwijzing van de insolventiefunctionarissen; |
b) |
mededeling van gegevens op elke wijze die de rechter geschikt acht; |
c) |
coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en de onderneming van de schuldenaar; |
d) |
coördinatie van de hoorzittingen; |
e) |
coördinatie van de goedkeuring van protocollen, indien nodig. |
Artikel 43
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen en rechters
1. Om de coördinatie van de met betrekking tot dezelfde schuldenaar geopende hoofdinsolventieprocedure en territoriale en secundaire insolventieprocedures te bevorderen, is het volgende van toepassing:
a) |
de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure werkt samen en communiceert met iedere rechter bij wie de aanvraag van een secundaire insolventieprocedure aanhangig is of die een secundaire insolventieprocedure heeft geopend; |
b) |
de insolventiefunctionaris van een territoriale of secundaire insolventieprocedure werkt samen en communiceert met de rechter bij wie de aanvraag van de hoofdinsolventieprocedure aanhangig is of die een hoofdinsolventieprocedure heeft geopend, en |
c) |
de insolventiefunctionaris van een territoriale of secundaire insolventieprocedure werkt samen en communiceert met de rechter bij wie de aanvraag van een andere territoriale of secundaire insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, |
voor zover die samenwerking en communicatie niet onverenigbaar zijn met de op elk van de procedures toepasselijke regels en geen belangenconflict veroorzaken.
2. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan plaatsvinden met alle passende middelen, daaronder begrepen de in artikel 42, lid 3, genoemde middelen.
Artikel 44
Kosten van samenwerking en communicatie
De vereisten van de artikelen 42 en 43 mogen er niet toe leiden dat rechters elkaar voor de samenwerking en communicatie kosten aanrekenen.
Artikel 45
Uitoefening van de rechten van de schuldeisers
1. Iedere schuldeiser kan zijn vordering indienen in de hoofdinsolventieprocedure en in elke secundaire insolventieprocedure.
2. De insolventiefunctionarissen van de hoofd- en de secundaire insolventieprocedure dienen in een andere procedure de vorderingen in die reeds zijn ingediend in de procedure waarvoor zij aangewezen zijn, voor zover zulks dienstig is voor de schuldeisers wier belangen zij behartigen en onverminderd het recht van laatstgenoemden om zich tegen die indiening te verzetten of hun ingediende vorderingen in te trekken, wanneer het van toepassing zijnde recht in die mogelijkheid voorziet.
3. De insolventiefunctionaris van een hoofd- of secundaire insolventieprocedure kan met dezelfde rechten als alle andere schuldeisers aan een andere procedure deelnemen, met name door deel te nemen aan een vergadering van schuldeisers.
Artikel 46
Schorsing van de verrichtingen betreffende de afwikkeling van de boedel
1. De rechter die de secundaire insolventieprocedure heeft geopend, schorst de afwikkeling van de boedel geheel of ten dele op verzoek van de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure. In dat geval kan van de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure worden verlangd dat hij alle passende maatregelen neemt om de belangen van de schuldeisers van de secundaire insolventieprocedure en van bepaalde groepen schuldeisers te waarborgen. Zulk verzoek van de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure kan alleen worden afgewezen indien het kennelijk niet in het belang is van de schuldeisers in de hoofdinsolventieprocedure. Zulke schorsing van de afwikkeling van de boedel kan worden bevolen voor een periode van ten hoogste drie maanden. Zij kan worden verlengd of vernieuwd voor perioden van dezelfde duur.
2. De in lid 1 bedoelde rechter heft de schorsing van de afwikkeling van de boedel op:
a) |
wanneer de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure daarom verzoekt; |
b) |
ambtshalve, op verzoek van een schuldeiser of op verzoek van de insolventiefunctionaris van de secundaire insolventieprocedure, indien de schorsing niet meer gerechtvaardigd lijkt, met name door het belang van de schuldeisers van de hoofdinsolventieprocedure of van de secundaire insolventieprocedure. |
Artikel 47
Bevoegdheid van de insolventiefunctionaris om herstructureringsplannen voor te stellen
1. Indien het recht van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure is geopend, voorziet in de mogelijkheid deze procedure zonder liquidatie te beëindigen door middel van een herstructureringsplan, een akkoord of een vergelijkbare maatregel, kan een dergelijke maatregel door de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure zelf worden voorgesteld overeenkomstig de procedure van die lidstaat.
2. Iedere beperking van de rechten van de schuldeisers, zoals schorsing van betaling of schuldkwijtschelding, die voortvloeit uit een in een secundaire insolventieprocedure voorgestelde maatregel bedoeld in lid 1, heeft voor de goederen van de schuldenaar waarop deze procedure geen betrekking heeft, slechts gevolgen wanneer alle belanghebbende schuldeisers daarmee instemmen.
Artikel 48
Gevolgen van de beëindiging van een insolventieprocedure
1. Onverminderd artikel 49 belet de beëindiging van de insolventieprocedure niet de voortzetting van andere, op dat tijdstip nog lopende insolventieprocedures met betrekking tot dezelfde schuldenaar.
2. Indien een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon of een vennootschap in de lidstaat van de statutaire zetel van die rechtspersoon of vennootschap de ontbinding van de rechtspersoon of vennootschap met zich zou brengen, blijft die rechtspersoon of vennootschap bestaan totdat iedere andere insolventieprocedure met betrekking tot dezelfde schuldenaar is beëindigd of totdat de insolventiefunctionaris(sen) in die procedure(s) toestemming voor de ontbinding heeft, respectievelijk hebben gegeven.
Artikel 49
Saldo van de secundaire insolventieprocedure
Indien de afwikkeling van de boedel van de secundaire insolventieprocedure de mogelijkheid biedt alle in die procedure toegelaten vorderingen uit te keren, draagt de in die procedure aangewezen insolventiefunctionaris het saldo onverwijld over aan de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure.
Artikel 50
Later geopende hoofdinsolventieprocedure
Indien een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt geopend nadat in een andere lidstaat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, is geopend, zijn de artikelen 41, 45, 46, 47 en 49 van toepassing op de eerst geopende insolventieprocedure, voor zover de stand van die procedure zulks mogelijk maakt.
Artikel 51
Omzetting van de secundaire insolventieprocedure
1. Op verzoek van de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure kan de rechter van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure is geopend, de omzetting gelasten van de secundaire insolventieprocedure in een in de lijst van bijlage A vermelde insolventieprocedure van een ander type, voor zover de voorwaarden voor het openen van dat type procedure krachtens het nationaal recht zijn vervuld en dat type procedure het meest geschikt is wat betreft de belangen van de plaatselijke schuldeisers en de samenhang tussen de hoofdinsolventieprocedure en de secundaire insolventieprocedure.
2. Bij de beoordeling van het in lid 1 bedoelde verzoek kan de rechter informatie inwinnen bij de insolventiefunctionarissen die bij elk van beide procedures betrokken zijn.
Artikel 52
Conservatoire maatregelen
Wanneer door de krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter van een lidstaat een voorlopige curator is aangewezen ter verzekering van de bewaring van de goederen van een schuldenaar, is die voorlopige curator gerechtigd om ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich in een andere lidstaat bevinden om elke in het recht van laatstgenoemde lidstaat opgenomen conservatoire en beschermende maatregel te verzoeken voor de periode tussen de aanvraag van een insolventieprocedure en de beslissing tot opening van die procedure.
HOOFDSTUK IV
KENNISGEVING AAN DE SCHULDEISERS EN INDIENING VAN HUN VORDERINGEN
Artikel 53
Recht om vorderingen in te dienen
Elke buitenlandse schuldeiser kan zijn vorderingen in de insolventieprocedure indienen door middel van elk communicatiemiddel dat door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard. Voor de loutere indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een jurist of een andere rechtsbeoefenaar niet verplicht.
Artikel 54
Verplichte kennisgeving aan de schuldeisers
1. Zodra in een lidstaat een insolventieprocedure wordt geopend, stelt de in deze lidstaat bevoegde rechter of de door die rechter aangewezen insolventiefunctionaris de bekende buitenlandse schuldeisers daarvan onverwijld in kennis.
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving, die geschiedt door individuele toezending van een bericht, betreft met name de in acht te nemen termijnen, de sancties ten aanzien van die termijnen, het orgaan of de instantie waarbij de vorderingen moeten worden ingediend en alle andere voorgeschreven maatregelen. Het bericht vermeldt ook of schuldeisers met een bevoorrechte vordering of een zakelijk zekerheidsrecht hun vorderingen moeten indienen. Het bericht omvat voorts een exemplaar van het in artikel 55 bedoelde standaardformulier voor de indiening van vorderingen of informatie over de plaats waar dat formulier beschikbaar is.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgeving geschiedt met gebruikmaking van het standaardkennisgevingsformulier dat overeenkomstig artikel 88 wordt opgesteld. Het formulier wordt gepubliceerd op het Europees e-justitieportaal en draagt het opschrift „Kennisgeving van insolventieprocedure” in alle officiële talen van de instellingen van de Unie. Het wordt verstrekt in de officiële taal van de staat waar de procedure is geopend of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat bestaan, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de insolventieprocedure is geopend, of in een andere taal waarvan die staat heeft aangegeven dat hij die overeenkomstig artikel 55, lid 5, kan aanvaarden, indien kan worden aangenomen dat die taal voor de buitenlandse schuldeisers bevattelijker is.
4. Voor insolventieprocedures met betrekking tot een natuurlijke persoon die niet een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, is het gebruik van het in dit artikel bedoelde standaardformulier niet verplicht, indien schuldeisers niet verplicht zijn om hun vorderingen in te dienen om deze in die procedure in aanmerking te doen nemen.
Artikel 55
Procedure voor de indiening van vorderingen
1. Iedere buitenlandse schuldeiser kan zijn vordering indienen met gebruikmaking van het standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen dat overeenkomstig artikel 88 wordt opgesteld. Het formulier bevat het opschrift „Indiening van schuldvorderingen” in alle officiële talen van de instellingen van de Unie.
2. Het in lid 1 bedoelde standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen bevat de volgende informatie:
a) |
de naam, het postadres, het e-mailadres, indien van toepassing, het persoonlijke identificatienummer, indien van toepassing, en de bankgegevens van de in lid 1 bedoelde buitenlandse schuldeiser; |
b) |
het bedrag van de vordering, met vermelding van de hoofdsom en, in voorkomend geval, de rente, en de datum waarop de vordering is ontstaan, alsmede de datum waarop zij verschuldigd is geworden, indien dat een andere datum is; |
c) |
indien rente wordt gevorderd, de rentevoet, de vraag of het gaat om wettelijke dan wel om contractuele rente, de periode waarover de rente wordt gevorderd en het bedrag van de gekapitaliseerde rente; |
d) |
indien er kosten worden gevorderd die bij het instellen van de vordering vóór de opening van de procedure zijn gemaakt, het bedrag van en nadere gegevens betreffende deze kosten; |
e) |
de aard van de vordering; |
f) |
of en, zo ja, op welke grond de status van bevoorrecht schuldeiser wordt ingeroepen; |
g) |
of de schuldeiser voor de vordering aanspraak maakt op een zakelijk zekerheidsrecht of een eigendomsvoorbehoud en, indien dat het geval is, op welke goederen zijn zekerheid betrekking heeft, de datum waarop de zekerheid is verleend en, indien de zekerheid is geregistreerd, het registratienummer, en |
h) |
of enige verrekening wordt gevorderd en, indien dat het geval is, de bedragen van de wederzijdse vorderingen op de datum van opening van de insolventieprocedure, de datum waarop ze zijn ontstaan en het bedrag vóór verrekening dat wordt gevorderd. |
Bij het standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen worden kopieën van eventuele bewijsstukken gevoegd.
3. Het standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen vermeldt dat het verstrekken van informatie over de bankgegevens en het persoonlijke identificatienummer van de schuldeiser als bedoeld in lid 2, onder a), niet verplicht is.
4. Indien een schuldeiser zijn vordering met andere middelen dan het in lid 1 bedoelde standaardformulier indient, wordt in die vordering de in lid 2 bedoelde informatie vermeld.
5. Vorderingen kunnen in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie worden ingediend. De rechter, de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, kan van de schuldeiser een vertaling verlangen in de officiële taal van de staat waar de procedure is geopend of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat bestaan, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de insolventieprocedure is geopend, of in een andere taal waarvan die lidstaat heeft aangegeven dat hij die kan aanvaarden. Elke lidstaat geeft aan of hij andere officiële talen van de instellingen van de Unie dan zijn eigen taal aanvaardt voor het indienen van vorderingen.
6. Vorderingen worden ingediend binnen de termijn die bij het recht van de staat waar de procedure is geopend, is voorgeschreven. In het geval van een buitenlandse schuldeiser is die termijn niet korter dan 30 dagen na de openbaarmaking van de opening van de insolventieprocedure in het insolventieregister van de staat waar de procedure is geopend. Wanneer een lidstaat zich beroept op artikel 24, lid 4, is die termijn niet korter dan 30 dagen na het tijdstip waarop de schuldeiser overeenkomstig artikel 54 in kennis is gesteld.
7. Indien de rechter, de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, twijfels heeft met betrekking tot een overeenkomstig dit artikel ingediende vordering, biedt hij de schuldeiser de gelegenheid aanvullend bewijs te leveren over het bestaan en het bedrag van de vordering.
HOOFDSTUK V
INSOLVENTIEPROCEDURES MET BETREKKING TOT LEDEN VAN EEN GROEP ONDERNEMINGEN
DEEL 1
Samenwerking en communicatie
Artikel 56
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen
1. In het geval van insolventieprocedures met betrekking tot twee of meer leden van een groep ondernemingen, werkt een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een procedure met betrekking tot een lid van de groep, samen met iedere insolventiefunctionaris die is aangewezen in een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep voor zover die samenwerking geschikt is om de doeltreffende uitvoering van deze procedures te vergemakkelijken, niet onverenigbaar is met de op die procedures toepasselijke regels en geen belangenconflict veroorzaakt. Deze samenwerking kan plaatsvinden in om het even welke vorm, inclusief het sluiten van overeenkomsten of protocollen.
2. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking gaan insolventiefunctionarissen als volgt te werk:
a) |
zij geven elkaar zo spoedig mogelijk kennis van al hetgeen voor de andere procedures van nut kan zijn, met dien verstande dat passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke gegevens te beschermen; |
b) |
zij gaan na of het mogelijk is het beheer van en het toezicht op de onderneming van de leden van de groep die aan een insolventieprocedure onderworpen zijn, te coördineren en, indien dat zo is, coördineren zij dat beheer en dat toezicht; |
c) |
zij gaan na of het mogelijk is de leden van de groep die aan een insolventieprocedure onderworpen zijn, te herstructureren, en, indien dat zo is, overleggen zij over het voorstel en de onderhandeling inzake een gecoördineerd herstructureringsplan. |
Voor de toepassing van b) en c) kunnen alle of sommige van de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionarissen ermee instemmen dat aan een insolventiefunctionaris die in een van de procedures is aangewezen, bijkomende bevoegdheden worden verleend indien zulks volgens de op elk van de procedures toepasselijke regels is toegestaan. Zij kunnen tevens overeenstemming bereiken over de onderlinge verdeling van bepaalde taken, voor zover die taakverdeling is toegestaan volgens de op elk van de procedures toepasselijke regels.
Artikel 57
Samenwerking en communicatie tussen rechters
1. Indien insolventieprocedures betrekking hebben op twee of meer leden van een groep ondernemingen werkt een rechter die een dergelijke procedure heeft geopend, samen met iedere andere rechter bij wie een aanvraag van een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, voor zover deze samenwerking geschikt is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken, niet onverenigbaar is met de op de procedures toepasselijke regels en geen belangenconflict veroorzaakt. De rechter kan daartoe zo nodig een onafhankelijke persoon of instantie aanwijzen die overeenkomstig zijn instructies handelt, voor zover dat niet onverenigbaar is met de op die persoon of instantie toepasselijke regels.
2. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking kunnen de in lid 1 bedoelde rechters of de personen of instanties die zijn aangewezen om namens hen te handelen, rechtstreeks onderling communiceren of elkaar rechtstreeks om gegevens of bijstand verzoeken, mits bij die communicatie de procedurele rechten van de partijen bij de procedure en de vertrouwelijkheid van de gegevens in acht worden genomen.
3. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan plaatsvinden met alle middelen die de rechter geschikt acht. Deze kan met name betrekken hebben op:
a) |
coördinatie bij de aanwijzing van de insolventiefunctionarissen; |
b) |
mededeling van gegevens met alle middelen die de rechter geschikt acht; |
c) |
coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en de onderneming van de leden van de groep; |
d) |
coördinatie van de hoorzittingen; |
e) |
coördinatie van de goedkeuring van protocollen, indien nodig. |
Artikel 58
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen en rechters
Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een insolventieprocedure met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen
a) |
werkt samen en communiceert met iedere rechter bij wie een aanvraag van een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep ondernemingen aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, en |
b) |
kan die rechter om informatie verzoeken over de procedure met betrekking tot het andere lid van de groep of om bijstand verzoeken met betrekking tot de procedure waarin hij is aangewezen, |
voor zover deze samenwerking en communicatie geschikt zijn om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken, geen belangenconflict veroorzaken en niet onverenigbaar zijn met de op de procedure toepasselijke regels.
Artikel 59
Kosten van samenwerking en communicatie in procedures met betrekking tot leden van een groep ondernemingen
De door een insolventiefunctionaris of rechter gemaakte kosten van de in de artikelen 56 tot en met 60 bedoelde samenwerking en communicatie worden als kosten en uitgaven van de respectieve procedure beschouwd.
Artikel 60
Bevoegdheden van de insolventiefunctionaris in procedures met betrekking tot leden van een groep ondernemingen
1. Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen geopende insolventieprocedure kan, voor zover zulks passend is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken:
a) |
worden gehoord in elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend; |
b) |
verzoeken om schorsing van elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, voor zover:
|
c) |
een groepscoördinatieprocedure overeenkomstig artikel 61 aanvragen. |
2. De rechter die de in lid 1, onder b), bedoelde procedure heeft geopend, schorst elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure geheel of gedeeltelijk nadat hij zich ervan heeft vergewist dat aan de in lid 1, onder b), bedoelde voorwaarden is voldaan.
Alvorens de schorsing te gelasten, hoort de rechter de insolventiefunctionaris die is aangewezen in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing is verzocht. Die schorsing kan worden bevolen voor een periode van ten hoogste drie maanden, of voor een kortere duur die de rechter passend acht en die verenigbaar is met de op de procedure toepasselijke voorschriften.
De rechter die de schorsing gelast, kan de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionaris opdragen elke uit hoofde van het nationale recht beschikbare maatregel te nemen die geschikt is om de belangen van de schuldeisers in de procedure te beschermen.
De rechter kan de duur van de schorsing verlengen met een of meer termijnen die hij passend acht en die verenigbaar zijn met de op de procedure toepasselijke voorschriften, voor zover nog steeds aan de in lid 1, onder b), onder ii), iii) en iv), bedoelde voorwaarden wordt voldaan en de totale duur van de schorsing (de oorspronkelijke termijn plus eventuele verlengingen) niet meer dan zes maanden bedraagt.
DEEL 2
Coördinatie
Artikel 61
Aanvraag van een groepscoördinatieprocedure
1. Een groepscoördinatieprocedure kan worden aangevraagd bij een rechter die voor de insolventieprocedure van een lid van de groep bevoegd is, door een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een met betrekking tot een lid van de groep geopende insolventieprocedure.
2. De in lid 1 bedoelde aanvraag gebeurt overeenkomstig de voorwaarden van het recht dat van toepassing is op de procedure waarvoor de insolventiefunctionaris is aangewezen.
3. De in lid 1 bedoelde aanvraag gaat vergezeld van:
a) |
een voorstel met betrekking tot de als groepscoördinator („coördinator”) aan te wijzen persoon, de redenen waarom hij overeenkomstig artikel 71 voor de functie in aanmerking komt, nadere gegevens omtrent zijn kwalificaties, en zijn op schrift gestelde instemming om als coördinator op te treden; |
b) |
de hoofdlijnen van de voorgestelde groepscoördinatie, en met name de elementen die aantonen dat aan de voorwaarden van artikel 63, lid 1, is voldaan; |
c) |
een lijst van de insolventiefunctionarissen die met betrekking tot de leden van de groep zijn aangewezen, en in voorkomend geval de rechters en bevoegde instanties die bij de insolventieprocedures met betrekking tot de leden van de groep betrokken zijn; |
d) |
een overzicht van de geraamde kosten van de voorgestelde groepscoördinatie, en een raming van het deel van deze kosten dat elk lid van de groep zal moeten betalen. |
Artikel 62
Voorrangsregel
Onverminderd artikel 66 worden partijen, indien een groepscoördinatieprocedure wordt aangevraagd bij rechters van verschillende lidstaten, verwezen naar de rechter bij wie de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.
Artikel 63
Kennisgeving door de aangezochte rechter
1. De rechter bij wie een groepscoördinatieprocedure is aangevraagd, geeft zo spoedig mogelijk kennis van de aanvraag van een groepscoördinatieprocedure en van de voorgestelde coördinator aan de insolventiefunctionarissen die zijn aangewezen met betrekking tot de leden van de groep als vermeld in de in artikel 61, lid 3, onder c), bedoelde lijst bij de aanvraag, nadat hij zich ervan heeft vergewist dat:
a) |
de opening van een dergelijke procedure geschikt is om de doeltreffende uitvoering van de insolventieprocedure met betrekking tot de verschillende leden van de groep te vergemakkelijken; |
b) |
het niet waarschijnlijk is dat enige schuldeiser van enig lid van de groep dat volgens plan aan de procedure zal deelnemen, door die deelname financieel wordt benadeeld, en |
c) |
de voorgestelde coördinator voldoet aan de voorschriften van artikel 71. |
2. In de lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving worden de in artikel 61, lid 3, onder a) tot en met d), bedoelde elementen vermeld.
3. De in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt per aangetekende brief met ontvangstbevestiging verstuurd.
4. De aangezochte rechter biedt de betrokken insolventiefunctionarissen de mogelijkheid te worden gehoord.
Artikel 64
Bezwaar door de insolventiefunctionarissen
1. Een insolventiefunctionaris die is aangewezen voor een lid van de groep kan bezwaar maken tegen:
a) |
de opneming van de insolventieprocedure waarvoor hij is aangewezen in de groepscoördinatieprocedure, of |
b) |
de als coördinator voorgestelde persoon. |
2. Een bezwaar op grond van lid 1 van dit artikel wordt binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving inzake het verzoek tot opening van een groepscoördinatieprocedure door de in lid 1 van dit artikel bedoelde insolventiefunctionaris ingediend bij de in artikel 63 bedoelde rechter.
Het bezwaar kan worden aangetekend door middel van het overeenkomstig artikel 88 vastgestelde standaardformulier.
3. Voordat hij besluit al dan niet deel te nemen aan de coördinatieprocedure overeenkomstig lid 1, onder a), verkrijgt een insolventiefunctionaris alle goedkeuringen die zijn voorgeschreven in het recht van de staat waar de procedure waarvoor hij is aangewezen, wordt geopend.
Artikel 65
Gevolgen van het bezwaar tegen opneming in de groepscoördinatie
1. Indien een insolventiefunctionaris bezwaar heeft gemaakt tegen opneming van de procedure waarvoor hij is aangewezen in de groepscoördinatieprocedure, wordt die procedure niet in de groepscoördinatieprocedure opgenomen.
2. De in artikel 68 bedoelde bevoegdheden van de rechter of de bevoegdheden van de coördinator welke uit die procedure voortvloeien, hebben geen gevolgen met betrekking tot dat lid van de groep en brengen voor dat lid geen kosten met zich.
Artikel 66
Keuze van de rechter voor groepscoördinatieprocedures
1. Indien ten minste tweederde van alle insolventiefunctionarissen die zijn aangewezen in insolventieprocedures van de leden van de groep, in onderlinge overeenstemming hebben besloten dat een bevoegde rechter van een andere lidstaat het meest geschikt is om de groepscoördinatieprocedure te openen, heeft die rechter exclusieve bevoegdheid.
2. De keuze van de rechter wordt gemaakt bij schriftelijke of schriftelijk bevestigde mondelinge onderlinge overeenstemming. De keuze kan worden gemaakt tot het tijdstip waarop een groepscoördinatieprocedure overeenkomstig artikel 68 is geopend.
3. Elke andere rechter dan de rechter waar de zaak overeenkomstig lid 1 aanhangig is gemaakt, verklaart zich onbevoegd.
4. Het verzoek tot opening van de groepscoördinatieprocedure wordt ingediend bij de overeengekomen rechter overeenkomstig artikel 61.
Artikel 67
Gevolgen van het bezwaar tegen de voorgestelde coördinator
Indien tegen de persoon die is voorgesteld als coördinator, bezwaar is gemaakt door een insolventiefunctionaris die niet eveneens bezwaar maakt tegen de opneming in de groepscoördinatieprocedure van het lid waarvoor hij is aangewezen, kan de rechter ervan afzien de voorgestelde coördinator aan te wijzen en kan hij de bezwaar makende insolventiefunctionaris verzoeken overeenkomstig artikel 61, lid 3, een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 68
Verzoek tot opening van een groepscoördinatieprocedure
1. Na het verstrijken van de in artikel 64, lid 2, bedoelde termijn kan de rechter de groepscoördinatieprocedure openen, nadat hij zich ervan heeft vergewist dat aan de voorwaarden van artikel 63, lid 1, is voldaan. In dat geval:
a) |
wijst de rechter een coördinator aan; |
b) |
neemt hij een beslissing over de hoofdlijnen van de procedure, en |
c) |
neemt hij een beslissing over de geraamde kosten en over het deel dat door de leden van de groep moet worden betaald. |
2. De beslissing tot opening van een groepscoördinatieprocedure wordt ter kennis gebracht van de deelnemende insolventiefunctionarissen en de coördinator.
Artikel 69
Keuze van een insolventiefunctionaris om alsnog deel te nemen
1. Elke insolventiefunctionaris kan, na de in artikel 68 bedoelde rechterlijke beslissing en overeenkomstig zijn nationaal recht, verzoeken om opneming van de procedure waarvoor hij is aangewezen indien
a) |
er bezwaar is gemaakt tegen de opneming van de insolventieprocedure in de groepscoördinatieprocedure, of |
b) |
er een insolventieprocedure met betrekking tot een lid van de groep is geopend nadat de rechter de groepscoördinatieprocedure heeft geopend. |
2. Onverminderd lid 4 kan de coördinator, nadat hij de betrokken insolventiefunctionaris heeft geraadpleegd, dat verzoek inwilligen indien
a) |
hij zich ervan heeft vergewist dat, rekening houdend met de fase waarin de groepscoördinatieprocedure zich bevindt op het tijdstip van het verzoek, aan de criteria van artikel 63, lid 1, onder a) en b), is voldaan, of |
b) |
alle betrokken insolventiefunctionarissen hebben ingestemd overeenkomstig de voorwaarden van hun nationaal recht. |
3. De coördinator stelt de rechter en de deelnemende insolventiefunctionarissen in kennis van zijn besluit uit hoofde van lid 2 en van de redenen waarop het besluit is gebaseerd.
4. Elke deelnemende insolventiefunctionaris of elke insolventiefunctionaris wiens verzoek om opneming in de groepscoördinatieprocedure is afgewezen, kan het in lid 2 bedoelde besluit aanvechten volgens de procedure waarin het recht voorziet van de lidstaat waar de groepscoördinatieprocedure is geopend.
Artikel 70
Aanbevelingen en groepscoördinatieplan
1. In het verloop van hun insolventieprocedures nemen de insolventiefunctionarissen de aanbevelingen van de coördinator en de inhoud van het groepscoördinatieplan als bedoeld in artikel 72, lid 1, in overweging.
2. Een insolventiefunctionaris is niet verplicht de aanbevelingen van de coördinator of het groepscoördinatieplan geheel of gedeeltelijk te volgen.
Indien hij de aanbevelingen van de coördinator of de groepscoördinatieplannen niet volgt, stelt hij de personen of instanties waaraan hij krachtens zijn nationaal recht verslag moet uitbrengen, alsmede de coördinator, in kennis van zijn redenen.
Artikel 71
De coördinator
1. De coördinator is een persoon die uit hoofde van het recht van een lidstaat in aanmerking komt om als insolventiefunctionaris op te treden.
2. De coördinator is niet een van de insolventiefunctionarissen die zijn aangewezen om te handelen met betrekking tot de leden van de groep, en heeft geen belangenconflict met betrekking tot de leden van de groep, hun schuldeisers en de insolventiefunctionarissen die zijn aangewezen met betrekking tot enig lid van de groep.
Artikel 72
Taken en rechten van de coördinator
1. De coördinator
a) |
bepaalt aanbevelingen voor de gecoördineerde uitvoering van de insolventieprocedures en stelt deze op; |
b) |
stelt een groepscoördinatieplan voor waarin een breed samenstel van geschikte maatregelen voor een geïntegreerde aanpak van de af te wikkelen insolventies van de leden van de groep wordt bepaald, beschreven en aanbevolen. Het plan kan in het bijzonder voorstellen bevatten voor:
|
2. De coördinator kan tevens:
a) |
worden gehoord in en deelnemen aan elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, met name door deel te nemen aan een vergadering van schuldeisers; |
b) |
bemiddelen bij geschillen tussen twee of meer insolventiefunctionarissen van leden van de groep; |
c) |
zijn groepscoördinatieplan voorstellen en uitleggen aan de personen of instanties aan welke hij overeenkomstig zijn nationale recht verslag moet uitbrengen; |
d) |
insolventiefunctionarissen verzoeken om informatie met betrekking tot enig lid van de groep indien die informatie nuttig is of kan zijn voor het bepalen en opstellen van strategieën en maatregelen om de procedures te coördineren; alsmede |
e) |
verzoeken om een procedure die met betrekking tot een lid van de groep is geopend, voor de duur van ten hoogste zes maanden te schorsen, mits die schorsing voor de correcte uitvoering van het plan noodzakelijk is en voordelig zou zijn voor de schuldeisers in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, of verzoeken om opheffing van een bestaande schorsing. Dit verzoek wordt ingediend bij de rechter die de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, heeft geopend. |
3. Het in lid 1, onder b), bedoelde plan bevat geen aanbevelingen betreffende een eventuele consolidatie van procedures of insolvente boedels.
4. De taken en rechten van de coördinator als omschreven in dit artikel strekken zich niet uit tot enig lid van de groep dat niet aan de groepscoördinatieprocedure deelneemt.
5. De coördinator voert zijn taken onafhankelijk en met de nodige zorgvuldigheid uit.
6. Indien volgens de coördinator de voor de vervulling van zijn taken geraamde kosten aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan de geraamde kosten als bedoeld in artikel 61, lid 3, onder d), en in ieder geval indien de kosten meer dan 10 % hoger uitvallen:
a) |
stelt de coördinator de deelnemende insolventiefunctionarissen onverwijld daarvan in kennis, en |
b) |
verzoekt hij om de voorafgaande goedkeuring van de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend. |
Artikel 73
Talen
1. De coördinator communiceert met de insolventiefunctionaris van een deelnemend lid van de groep in de taal die is overeengekomen met de insolventiefunctionaris of, bij ontstentenis van een overeenkomst, in de officiële taal of een van de officiële talen van de instellingen van de Unie en van de rechter die de procedure met betrekking tot dat lid van de groep heeft geopend.
2. De coördinator communiceert met een rechter in de officiële taal die geldt voor die rechter.
Artikel 74
Samenwerking tussen insolventiefunctionarissen en de coördinator
1. Insolventiefunctionarissen die met betrekking tot leden van een groep zijn aangewezen en de coördinator werken onderling samen voor zover deze samenwerking niet onverenigbaar is met de op de respectieve procedure toepasselijke regels.
2. Insolventiefunctionarissen doen in het bijzonder mededeling van alle informatie die voor de coördinator met het oog op het verrichten van diens taken van belang is.
Artikel 75
Ontslag van de coördinator
De rechter ontslaat de coördinator, ambtshalve of op verzoek van de insolventiefunctionaris van een deelnemend lid van de groep, uit diens functie indien
a) |
de coördinator handelt in het nadeel van de schuldeisers van een deelnemend lid van de groep, of |
b) |
de coördinator zijn verplichtingen krachtens dit hoofdstuk niet nakomt. |
Artikel 76
Schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt
De bepalingen die op grond van dit hoofdstuk van toepassing zijn op de insolventiefunctionaris, zijn, in voorkomend geval, tevens van toepassing op de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt.
Artikel 77
Kosten en verdeling
1. De bezoldiging van de coördinator is adequaat, evenredig met de verrichte taken en een afspiegeling van redelijke gemaakte kosten.
2. Na de beëindiging van zijn taken stelt de coördinator een eindafrekening van de kosten op en bepaalt hij het deel dat door elk lid moet worden betaald. Deze afrekening zendt hij toe aan elke deelnemende insolventiefunctionaris en aan de rechter die de coördinatieprocedure heeft geopend.
3. Indien de insolventiefunctionarissen geen bezwaar maken tegen de in lid 2 bedoelde eindafrekening binnen 30 dagen na ontvangst ervan, worden de kosten en het door elk lid te betalen deel geacht te zijn overeengekomen. De eindafrekening wordt ter bevestiging voorgelegd aan de rechter die de coördinatieprocedure heeft geopend.
4. In geval van bezwaar beslist de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend, op verzoek van de coördinator of van een deelnemende insolventiefunctionaris, over de kosten en het door elk lid te betalen deel overeenkomstig de criteria van lid 1 van dit artikel en rekening houdend met de geraamde kosten als bedoeld in artikel 68, lid 1, en, indien van toepassing, in artikel 72, lid 6.
5. Elke deelnemende insolventiefunctionaris kan de in lid 4 bedoelde beslissing aanvechten volgens de procedure waarin het recht voorziet van de lidstaat waar de groepscoördinatieprocedure is geopend.
HOOFDSTUK VI
GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 78
Gegevensbescherming
1. De nationale voorschriften waarmee uitvoering wordt gegeven aan Richtlijn 95/46/EG, zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening in de lidstaten plaatsvindt, op voorwaarde dat deze geen betrekking heeft op de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG vermelde verwerkingsactiviteiten.
2. Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie uit hoofde van deze verordening.
Artikel 79
Verantwoordelijkheden van de lidstaten betreffende de verwerking van persoonsgegevens in nationale insolventieregisters
1. Elke lidstaat deelt aan de Commissie de naam mee van de natuurlijke of rechtspersoon, de overheidsinstantie, de dienst of enige andere instelling die bij het nationale recht is aangewezen om de functies van de voor de verwerking verantwoordelijke overeenkomstig artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG uit te oefenen, met het oog op de bekendmaking ervan op het Europees e-justitieportaal.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de technische maatregelen ter beveiliging van in hun nationale insolventieregisters verwerkte persoonsgegevens als bedoeld in artikel 24 worden uitgevoerd.
3. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten na te gaan of de voor de verwerking verantwoordelijke die bij het nationale recht overeenkomstig artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG is aangewezen, zorgt voor de naleving van de beginselen van kwaliteit van gegevens, met name wat betreft de nauwkeurigheid en de actualisering van in nationale insolventieregisters bewaarde gegevens.
4. Overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG zijn de lidstaten verantwoordelijk voor het verzamelen en bewaren van gegevens in nationale databanken en voor besluiten die worden genomen om dergelijke gegevens beschikbaar te stellen in het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters dat via het Europees e-justitieportaal kan worden geraadpleegd.
5. In het kader van de informatieverstrekking aan de betrokkenen teneinde deze in staat te stellen hun rechten uit te oefenen, en met name het recht om gegevens te wissen, stellen de lidstaten de betrokkenen in kennis van de toegankelijkheidsperiode die is vastgesteld voor de in de insolventieregisters opgeslagen persoonsgegevens.
Artikel 80
Verantwoordelijkheden van de Commissie in verband met de verwerking van persoonsgegevens
1. De Commissie oefent de verantwoordelijkheden van voor de verwerking verantwoordelijke uit hoofde van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001 uit overeenkomstig haar in dit artikel gedefinieerde respectieve verantwoordelijkheden.
2. De Commissie bepaalt de nodige beleidsmaatregelen en past de noodzakelijke technische oplossingen toe om haar verantwoordelijkheden binnen de werkingssfeer van de functie van voor de verwerking verantwoordelijke na te komen.
3. De Commissie implementeert de technische maatregelen die vereist zijn voor de beveiliging van persoonsgegevens tijdens de doorgifte, met name de vertrouwelijkheid en integriteit van gegevens die naar en vanaf het Europees e-justitieportaal worden doorgegeven.
4. De verplichtingen van de Commissie laten de verantwoordelijkheden van de lidstaten en andere instanties voor de inhoud en werking van de door hen beheerde onderling gekoppelde nationale databanken onverlet.
Artikel 81
Informatieverplichtingen
Onverminderd de informatie die aan de betrokkenen moet worden verstrekt overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 45/2001 stelt de Commissie de betrokkenen, door middel van bekendmaking via het Europees e-justitieportaal, in kennis van haar rol bij de verwerking van gegevens en de doeleinden waarvoor deze gegevens zullen worden verwerkt.
Artikel 82
Bewaren van persoonsgegevens
Wat de gegevens uit onderling gekoppelde databanken betreft, worden er in het Europees e-justitieportaal geen persoonsgegevens betreffende de betrokkenen bewaard. Dergelijke gegevens worden alle bewaard in de door de lidstaten of andere instanties beheerde nationale databanken.
Artikel 83
Toegang tot persoonsgegevens via het Europees e-justitieportaal
De in de nationale insolventieregisters bewaarde persoonsgegevens als bedoeld in artikel 24 zijn toegankelijk via het Europees e-justitieportaal voor zolang als zij toegankelijk blijven uit hoofde van het nationale recht.
HOOFDSTUK VII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 84
Toepassing in de tijd
1. Deze verordening is slechts van toepassing op insolventieprocedures die na 26 juni 2017 zijn geopend. Op de rechtshandelingen die de schuldenaar vóór de toepassingsdatum van deze verordening heeft aangegaan, blijft het recht van toepassing dat gold op het tijdstip dat zij werden aangegaan.
2. Niettegenstaande artikel 91 van deze verordening, blijft Verordening (EG) nr. 1346/2000 van toepassing op onder het toepassingsgebied van die verordening vallende insolventieprocedures die vóór 26 juni 2017 zijn geopend.
Artikel 85
Verhouding tot verdragen
1. Deze verordening treedt, wat haar toepassingsgebied en de betrekkingen tussen de lidstaten betreft, in de plaats van de tussen twee of meer lidstaten gesloten verdragen, met name van:
a) |
de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, getekend te Parijs op 8 juli 1899; |
b) |
het Verdrag inzake faillissement, akkoord en uitstel van betaling tussen België en Oostenrijk, getekend te Brussel op 16 juli 1969 (met aanvullend protocol van 13 juni 1973); |
c) |
het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, getekend te Brussel op 28 maart 1925; |
d) |
het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, getekend te Wenen op 25 mei 1979; |
e) |
het Frans-Oostenrijkse Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van het faillissement, getekend te Wenen op 27 februari 1979; |
f) |
het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, getekend te Rome op 3 juni 1930; |
g) |
het Verdrag tussen Italië en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, getekend te Rome op 12 juli 1977; |
h) |
het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken, getekend te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962; |
i) |
de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met protocol, getekend te Brussel op 2 mei 1934; |
j) |
de Overeenkomst tussen Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden en IJsland, betreffende het faillissement, getekend te Kopenhagen op 7 november 1933; |
k) |
het Europees Verdrag betreffende bepaalde internationale aspecten van het faillissement, getekend te Istanbul op 5 juni 1990; |
l) |
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk Griekenland inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, getekend te Athene op 18 juni 1959; |
m) |
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken en regelingen in het kader van arbitrage in handelszaken, getekend te Belgrado op 18 maart 1960; |
n) |
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Italië inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en bestuurlijke zaken, getekend te Rome op 3 december 1960; |
o) |
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk België inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, getekend te Belgrado op 24 september 1971; |
p) |
de Overeenkomst tussen de regeringen van Joegoslavië en Frankrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, getekend te Parijs op 18 mei 1971; |
q) |
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Athene op 22 oktober 1980, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Griekenland; |
r) |
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Nicosia op 23 april 1982, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Cyprus; |
s) |
het Verdrag tussen de regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de regering van de Franse Republiek inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke, gezins- en handelszaken, getekend te Parijs op 10 mei 1984, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Frankrijk; |
t) |
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Praag op 6 december 1985, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Italië; |
u) |
de Overeenkomst tussen de Republiek Letland, de Republiek Estland en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen, getekend te Tallinn op 11 november 1992; |
v) |
de Overeenkomst tussen Estland en Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafrechtzaken, getekend te Tallinn op 27 november 1998; |
w) |
de Overeenkomst tussen de Republiek Litouwen en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafrechtzaken, getekend te Warschau op 26 januari 1993; |
x) |
de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken en bijbehorend protocol, getekend te Boekarest op 19 oktober 1972; |
y) |
de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Franse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, getekend te Parijs op 5 november 1974; |
z) |
de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Athene op 10 april 1976; |
aa) |
de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Nicosia op 29 april 1983; |
ab) |
de Overeenkomst tussen de regering van de Volksrepubliek Bulgarije en de regering van de Franse Republiek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, getekend te Sofia op 18 januari 1989; |
ac) |
het Verdrag tussen Roemenië en de Tsjechische Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke zaken, getekend te Boekarest op 11 juli 1994; |
ad) |
het Verdrag tussen Roemenië en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke zaken, getekend te Boekarest op 15 mei 1999. |
2. De in lid 1 genoemde verdragen blijven rechtsgeldig voor zover zij betrekking hebben op procedures die vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1346/2000 zijn geopend.
3. Deze verordening is niet van toepassing:
a) |
in de lidstaten, voor zover zij in strijd is met verplichtingen die met betrekking tot een faillissement ontstaan uit een verdrag dat de betrokken lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1346/2000 met een of meer derde staten heeft gesloten; |
b) |
in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, voor zover zij in strijd is met verplichtingen die in verband met faillissement ontstaan uit enigerlei regelingen met het Gemenebest die bij de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1346/2000 bestonden. |
Artikel 86
Informatie over het nationale en het uniale insolventierecht
1. De lidstaten verstrekken binnen het kader van het bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad (17) opgerichte Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken een korte beschrijving van hun nationale wetgeving en procedures betreffende insolventie, met name met betrekking tot de in artikel 7, lid 2, opgesomde punten, teneinde deze informatie voor het publiek beschikbaar te maken.
2. De lidstaten werken de in lid 1 bedoelde informatie regelmatig bij.
3. De Commissie stelt informatie betreffende de onderhavige verordening beschikbaar voor het publiek.
Artikel 87
Invoering van de onderlinge koppeling van registers
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot invoering van de onderlinge koppeling van insolventieregisters als bedoeld in artikel 25. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 88
Opstelling en wijziging van de standaardformulieren
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor het opstellen en, waar nodig, het wijzigen van de formulieren als bedoeld in artikel 27, lid 4, de artikelen 54 en 55, en artikel 64, lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 89
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 90
Herzieningsclausule
1. Uiterlijk op 27 juni 2027 en daarna om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
2. Uiterlijk op 27 juni 2022 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van de groepscoördinatieprocedures. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
3. Uiterlijk op 1 januari 2016 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een studie in over de grensoverschrijdende vraagstukken op het gebied van aansprakelijkheid en bestuursverboden.
4. Uiterlijk op 27 juni 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een studie in over op oneigenlijke gronden gebaseerde forum-shopping.
Artikel 91
Intrekking
Verordening (EG) nr. 1346/2000 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage D van deze verordening.
Artikel 92
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij wordt van toepassing op 26 juni 2017 met uitzondering van:
a) |
artikel 86, dat van toepassing wordt op 26 juni 2016, |
b) |
artikel 24, lid 1, dat van toepassing wordt op 26 juni 2018, en |
c) |
artikel 25, dat van toepassing wordt op 26 juni 2019. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 20 mei 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
Z. KALNIŅA-LUKAŠEVICA
(1) PB C 271 van 19.9.2013, blz. 55.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 5 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 12 maart 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 20 mei 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
(5) Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15).
(6) Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).
(7) Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).
(8) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(9) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(10) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(11) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
(12) PB C 358 van 7.12.2013, blz. 15.
(13) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(14) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(15) Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(16) Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283 van 28.10.2008, blz. 36).
(17) Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25).
BIJLAGE A
Insolventieprocedures als bedoeld in artikel 2, punt 4)
BELGIË
— |
Het faillissement/La faillite, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord/La réorganisation judiciaire par accord collectif, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord/La réorganisation judiciaire par accord amiable, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag/La réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, |
— |
De collectieve schuldenregeling/Le règlement collectif de dettes, |
— |
De vrijwillige vereffening/La liquidation volontaire, |
— |
De gerechtelijke vereffening/La liquidation judiciaire, |
— |
De voorlopige ontneming van beheer, bepaald in artikel 8 van de faillissementswet/Le dessaisissement provisoire, visé à l'article 8 de la loi sur les faillites, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Производство по несъстоятелност, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Konkurs, |
— |
Reorganizace, |
— |
Oddlužení, |
DEUTSCHLAND
— |
Das Konkursverfahren, |
— |
Das gerichtliche Vergleichsverfahren, |
— |
Das Gesamtvollstreckungsverfahren, |
— |
Das Insolvenzverfahren, |
EESTI
— |
Pankrotimenetlus, |
— |
Võlgade ümberkujundamise menetlus, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Compulsory winding-up by the court, |
— |
Bankruptcy, |
— |
The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent, |
— |
Winding up in bankruptcy of partnerships, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation of a court), |
— |
Arrangements under the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution, |
— |
Examinership, |
— |
Debt Relief Notice, |
— |
Debt Settlement Arrangement, |
— |
Personal Insolvency Arrangement, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Η πτώχευση, |
— |
Η ειδική εκκαθάριση εν λειτουργία, |
— |
Σχέδιο αναδιοργάνωσης, |
— |
Απλοποιημένη διαδικασία επί πτωχεύσεων μικρού αντικειμένου, |
— |
Διαδικασία Εξυγίανσης, |
ESPAÑA
— |
Concurso, |
— |
Procedimiento de homologación de acuerdos de refinanciación, |
— |
Procedimiento de acuerdos extrajudiciales de pago, |
— |
Procedimiento de negociación pública para la consecución de acuerdos de refinanciación colectivos, acuerdos de refinanciación homologados y propuestas anticipadas de convenio, |
FRANCE
— |
Sauvegarde, |
— |
Sauvegarde accélérée, |
— |
Sauvegarde financière accélérée, |
— |
Redressement judiciaire, |
— |
Liquidation judiciaire, |
HRVATSKA
— |
Stečajni postupak, |
ITALIA
— |
Fallimento, |
— |
Concordato preventivo, |
— |
Liquidazione coatta amministrativa, |
— |
Amministrazione straordinaria, |
— |
Accordi di ristrutturazione, |
— |
Procedure di composizione della crisi da sovraindebitamento del consumatore (accordo o piano), |
— |
Liquidazione dei beni, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Υποχρεωτική εκκαθάριση από το Δικαστήριο, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από μέλη, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από πιστωτές |
— |
Εκκαθάριση με την εποπτεία του Δικαστηρίου, |
— |
Διάταγμα Παραλαβής και πτώχευσης κατόπιν Δικαστικού Διατάγματος, |
— |
Διαχείριση της περιουσίας προσώπων που απεβίωσαν αφερέγγυα, |
LATVIJA
— |
Tiesiskās aizsardzības process, |
— |
Juridiskās personas maksātnespējas process, |
— |
Fiziskās personas maksātnespējas process, |
LIETUVA
— |
Įmonės restruktūrizavimo byla, |
— |
Įmonės bankroto byla, |
— |
Įmonės bankroto procesas ne teismo tvarka, |
— |
Fizinio asmens bankroto procesas, |
LUXEMBOURG
— |
Faillite, |
— |
Gestion contrôlée, |
— |
Concordat préventif de faillite (par abandon d'actif), |
— |
Régime spécial de liquidation du notariat, |
— |
Procédure de règlement collectif des dettes dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Csődeljárás, |
— |
Felszámolási eljárás, |
MALTA
— |
Xoljiment, |
— |
Amministrazzjoni, |
— |
Stralċ volontarju mill-membri jew mill-kredituri, |
— |
Stralċ mill-Qorti, |
— |
Falliment f'każ ta' kummerċjant, |
— |
Proċedura biex kumpanija tirkupra, |
NEDERLAND
— |
Het faillissement, |
— |
De surséance van betaling, |
— |
De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Das Konkursverfahren (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren ohne Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren mit Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Schuldenregulierungsverfahren, |
— |
Das Abschöpfungsverfahren, |
— |
Das Ausgleichsverfahren, |
POLSKA
— |
Postępowanie naprawcze, |
— |
Upadłość obejmująca likwidację, |
— |
Upadłość z możliwością zawarcia układu, |
PORTUGAL
— |
Processo de insolvência, |
— |
Processo especial de revitalização, |
ROMÂNIA
— |
Procedura insolvenței, |
— |
Reorganizarea judiciară, |
— |
Procedura falimentului, |
— |
Concordatul preventiv, |
SLOVENIJA
— |
Postopek preventivnega prestrukturiranja, |
— |
Postopek prisilne poravnave, |
— |
Postopek poenostavljene prisilne poravnave, |
— |
Stečajni postopek: stečajni postopek nad pravno osebo, postopek osebnega stečaja and postopek stečaja zapuščine, |
SLOVENSKO
— |
Konkurzné konanie, |
— |
Reštrukturalizačné konanie, |
— |
Oddlženie, |
SUOMI/FINLAND
— |
Konkurssi/konkurs, |
— |
Yrityssaneeraus/företagssanering, |
— |
Yksityishenkilön velkajärjestely/skuldsanering för privatpersoner, |
SVERIGE
— |
Konkurs, |
— |
Företagsrekonstruktion, |
— |
Skuldsanering, |
UNITED KINGDOM
— |
Winding-up by or subject to the supervision of the court, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation by the court), |
— |
Administration, including appointments made by filing prescribed documents with the court, |
— |
Voluntary arrangements under insolvency legislation, |
— |
Bankruptcy or sequestration. |
BIJLAGE B
Insolventiefunctionarissen als bedoeld in artikel 2, punt 5)
BELGIQUE/BELGIË
— |
De curator/Le curateur, |
— |
De gedelegeerd rechter/Le juge-délégué, |
— |
De gerechtsmandataris/Le mandataire de justice, |
— |
De schuldbemiddelaar/Le médiateur de dettes, |
— |
De vereffenaar/Le liquidateur, |
— |
De voorlopige bewindvoerder/L'administrateur provisoire, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Назначен предварително временен синдик, |
— |
Временен синдик, |
— |
(Постоянен) синдик, |
— |
Служебен синдик, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Insolvenční správce, |
— |
Předběžný insolvenční správce, |
— |
Oddělený insolvenční správce, |
— |
Zvláštní insolvenční správce, |
— |
Zástupce insolvenčního správce, |
DEUTSCHLAND
— |
Konkursverwalter, |
— |
Vergleichsverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Vergleichsordnung), |
— |
Verwalter, |
— |
Insolvenzverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Insolvenzordnung), |
— |
Treuhänder, |
— |
Vorläufiger Insolvenzverwalter, |
— |
Vorläufiger Sachwalter, |
EESTI
— |
Pankrotihaldur, |
— |
Ajutine pankrotihaldur, |
— |
Usaldusisik, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Liquidator, |
— |
Official Assignee, |
— |
Trustee in bankruptcy, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Examiner, |
— |
Personal Insolvency Practitioner, |
— |
Insolvency Service, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Ο σύνδικος, |
— |
Ο εισηγητής, |
— |
Η επιτροπή των πιστωτών, |
— |
Ο ειδικός εκκαθαριστής, |
ESPAÑA
— |
Administrador concursal, |
— |
Mediador concursal, |
FRANCE
— |
Mandataire judiciaire, |
— |
Liquidateur, |
— |
Administrateur judiciaire, |
— |
Commissaire à l'exécution du plan, |
HRVATSKA
— |
Stečajni upravitelj, |
— |
Privremeni stečajni upravitelj, |
— |
Stečajni povjerenik, |
— |
Povjerenik, |
ITALIA
— |
Curatore, |
— |
Commissario giudiziale, |
— |
Commissario straordinario, |
— |
Commissario liquidatore, |
— |
Liquidatore giudiziale, |
— |
Professionista nominato dal Tribunale, |
— |
Organismo di composizione della crisi nella procedura di composizione della crisi da sovraindebitamento del consumatore, |
— |
Liquidatore, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Εκκαθαριστής και Προσωρινός Εκκαθαριστής, |
— |
Επίσημος Παραλήπτης, |
— |
Διαχειριστής της Πτώχευσης, |
LATVIJA
— |
Maksātnespējas procesa administrators, |
LIETUVA
— |
Bankroto administratorius, |
— |
Restruktūrizavimo administratorius, |
LUXEMBOURG
— |
Le curateur, |
— |
Le commissaire, |
— |
Le liquidateur, |
— |
Le conseil de gérance de la section d'assainissement du notariat, |
— |
Le liquidateur dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Vagyonfelügyelő, |
— |
Felszámoló, |
MALTA
— |
Amministratur Proviżorju, |
— |
Riċevitur Uffiċjali, |
— |
Stralċjarju, |
— |
Manager Speċjali, |
— |
Kuraturi f'każ ta' proċeduri ta' falliment, |
— |
Kontrolur Speċjali, |
NEDERLAND
— |
De curator in het faillissement, |
— |
De bewindvoerder in de surséance van betaling, |
— |
De bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Masseverwalter, |
— |
Sanierungsverwalter, |
— |
Ausgleichsverwalter, |
— |
Besonderer Verwalter, |
— |
Einstweiliger Verwalter, |
— |
Sachwalter, |
— |
Treuhänder, |
— |
Insolvenzgericht, |
— |
Konkursgericht, |
POLSKA
— |
Syndyk, |
— |
Nadzorca sądowy, |
— |
Zarządca, |
PORTUGAL
— |
Administrador da insolvência, |
— |
Administrador judicial provisório, |
ROMÂNIA
— |
Practician în insolvență, |
— |
Administrator concordatar, |
— |
Administrator judiciar, |
— |
Lichidator judiciar, |
SLOVENIJA
— |
Upravitelj, |
SLOVENSKO
— |
Predbežný správca, |
— |
Správca, |
SUOMI/FINLAND
— |
Pesänhoitaja/boförvaltare, |
— |
Selvittäjä/utredare, |
SVERIGE
— |
Förvaltare, |
— |
Rekonstruktör, |
UNITED KINGDOM
— |
Liquidator, |
— |
Supervisor of a voluntary arrangement, |
— |
Administrator, |
— |
Official Receiver, |
— |
Trustee, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Interim Receiver, |
— |
Judicial factor. |
BIJLAGE C
Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
|
Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 603/2005 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 694/2006 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 681/2007 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 788/2008 van de Raad |
|
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 210/2010 van de Raad |
|
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 583/2011 van de Raad |
|
Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad |
|
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 663/2014 van de Raad |
|
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond |
BIJLAGE D
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 1346/2000 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, inleidende formule |
Artikel 2, inleidende formule |
Artikel 2, onder a) |
Artikel 2, punt 4 |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, punt 5 |
Artikel 2, onder c) |
— |
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, punt 6 |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, onder g), inleidende formule |
Artikel 2, punt 9, inleidende formule |
Artikel 2, onder g), eerste streepje |
Artikel 2, punt 9, vii) |
Artikel 2, onder g), tweede streepje |
Artikel 2, punt 9, iv) |
Artikel 2, onder g), derde streepje |
Artikel 2, punt 9, viii) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, punt 10 |
— |
Artikel 2, punten 1 tot en met 3 en punten 11 tot en met 13 |
— |
Artikel 2, punt 9, i) tot en met iii), v) en vi) |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
— |
Artikel 4 |
— |
Artikel 5 |
— |
Artikel 6 |
Artikel 4 |
Artikel 7 |
Artikel 5 |
Artikel 8 |
Artikel 6 |
Artikel 9 |
Artikel 7 |
Artikel 10 |
Artikel 8 |
Artikel 11, lid 1 |
— |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 9 |
Artikel 12 |
Artikel 10 |
Artikel 13, lid 1 |
— |
Artikel 13, lid 2 |
Artikel 11 |
Artikel 14 |
Artikel 12 |
Artikel 15 |
Artikel 13, eerste streepje |
Artikel 16, onder a) |
Artikel 13, tweede streepje |
Artikel 16, onder b) |
Artikel 14, eerste streepje |
Artikel 17, onder a) |
Artikel 14, tweede streepje |
Artikel 17, onder b) |
Artikel 14, derde streepje |
Artikel 17, onder c) |
Artikel 15 |
Artikel 18 |
Artikel 16 |
Artikel 19 |
Artikel 17 |
Artikel 20 |
Artikel 18 |
Artikel 21 |
Artikel 19 |
Artikel 22 |
Artikel 20 |
Artikel 23 |
— |
Artikel 24 |
— |
Artikel 25 |
— |
Artikel 26 |
— |
Artikel 27 |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 28, lid 1 |
Artikel 22 |
Artikel 29 |
Artikel 23 |
Artikel 30 |
Artikel 24 |
Artikel 31 |
Artikel 25 |
Artikel 32 |
Artikel 26 |
Artikel 33 |
Artikel 27 |
Artikel 34 |
Artikel 28 |
Artikel 35 |
— |
Artikel 36 |
Artikel 29 |
Artikel 37, lid 1 |
— |
Artikel 37, lid 2 |
— |
Artikel 38 |
— |
Artikel 39 |
Artikel 30 |
Artikel 40 |
Artikel 31 |
Artikel 41 |
— |
Artikel 42 |
— |
Artikel 43 |
— |
Artikel 44 |
Artikel 32 |
Artikel 45 |
Artikel 33 |
Artikel 46 |
Artikel 34, lid 1 |
Artikel 47, lid 1 |
Artikel 34, lid 2 |
Artikel 47, lid 2 |
Artikel 34, lid 3 |
— |
— |
Artikel 48 |
Artikel 35 |
Artikel 49 |
Artikel 36 |
Artikel 50 |
Artikel 37 |
Artikel 51 |
Artikel 38 |
Artikel 52 |
Artikel 39 |
Artikel 53 |
Artikel 40 |
Artikel 54 |
Artikel 41 |
Artikel 55 |
Artikel 42 |
— |
— |
Artikel 56 |
— |
Artikel 57 |
— |
Artikel 58 |
— |
Artikel 59 |
— |
Artikel 60 |
— |
Artikel 61 |
— |
Artikel 62 |
— |
Artikel 63 |
— |
Artikel 64 |
— |
Artikel 65 |
— |
Artikel 66 |
— |
Artikel 67 |
— |
Artikel 68 |
— |
Artikel 69 |
— |
Artikel 70 |
— |
Artikel 71 |
— |
Artikel 72 |
— |
Artikel 73 |
— |
Artikel 74 |
— |
Artikel 75 |
— |
Artikel 76 |
— |
Artikel 77 |
— |
Artikel 78 |
— |
Artikel 79 |
— |
Artikel 80 |
— |
Artikel 81 |
— |
Artikel 82 |
— |
Artikel 83 |
Artikel 43 |
Artikel 84, lid 1 |
— |
Artikel 84, lid 2 |
Artikel 44 |
Artikel 85 |
— |
Artikel 86 |
Artikel 45 |
— |
— |
Artikel 87 |
— |
Artikel 88 |
— |
Artikel 89 |
Artikel 46 |
Artikel 90, lid 1 |
— |
Artikel 90, leden 2 tot en met 4 |
— |
Artikel 91 |
Artikel 47 |
Artikel 92 |
Bijlage A |
Bijlage A |
Bijlage B |
— |
Bijlage C |
Bijlage B |
— |
Bijlage C |
— |
Bijlage D |