Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0810

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (Herschikking) {SEC(2008) 2933} {SEC(2008) 2934}

/* COM/2008/0810 def. - COD 2008/0241 */

52008PC0810




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 3.12.2008

COM(2008) 810 definitief

2008/0241 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

(Herschikking)

{SEC(2008) 2933}{SEC(2008) 2934}

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) is op 27 januari 2003 vastgesteld en op 13 februari 2003 van kracht geworden. De lidstaten moesten de voorschriften van de richtlijn tegen 13 augustus 2004 omzetten in nationale wetgeving. Sedert de aanneming van de richtlijn is de problematiek dezelfde gebleven en hebben de argumenten om AEEA in te zamelen en te recycleren, niets aan kracht ingeboet.

Aan het voorstel om de AEEA-richtlijn te herzien, liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

- Uit de ervaringen die de eerste jaren met de uitvoering van de AEEA-richtlijn zijn opgedaan, is gebleken dat er sprake is van technische, juridische en administratieve problemen die leiden tot een geenszins beoogde duurte van de maatregelen van marktdeelnemers en overheden, aanslepende milieuschade, een geringe mate van innovatie bij de inzameling en verwerking van afval, ongelijke concurrentievoorwaarden en zelfs concurrentiedistorsie en onnodige administratieve lasten.

- De Commissie heeft zich geëngageerd voor de totstandbrenging van een beter – dat wil zeggen eenvoudig, begrijpelijk, doeltreffend en handhaafbaar – regelgevingskader. De mededeling van de Commissie ter uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap, "Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving", voorziet in de toetsing van de AEEA-richtlijn in 2008.

- De AEEA-richtlijn zelf voorziet in een mogelijke herziening van de richtlijn in het licht van de ervaring die met de toepassing ervan is opgedaan. De richtlijn bepaalt voorts dat de Commissie tegen 31 december 2008 een nieuw bindend streefcijfer voor de inzameling van AEEA kan voorstellen, alsook nieuwe streefcijfers voor nuttige toepassing en hergebruik/recycling, indien passend ook voor het hergebruik van volledige apparaten, en streefcijfers voor de producten van categorie 8 van bijlage IA.

Met deze herziening van de AEEA-richtlijn worden bijgevolg de volgende specifieke doelen beoogd:

- verminderde administratieve kosten door eliminatie van alle onnodige administratieve lasten, zonder dat het niveau van milieubescherming wordt verlaagd;

- een meer doeltreffende uitvoering van de richtlijn door een striktere naleving en door het bekampen van "meeliftgedrag";

- vermindering van de negatieve milieueffecten van de inzameling, verwerking en nuttige toepassing van AEEA, waarbij de maatregelen dáár worden genomen waar de grootste nettovoordelen voor de samenleving kunnen worden gerealiseerd.

Algemene context

De uitvoerige analyse die als onderdeel van het AEEA-toetsingsproces is uitgevoerd, heeft geresulteerd in de omschrijving van de volgende problemen in samenhang met de toepassing van de AEEA-richtlijn:

- het is niet zonder meer duidelijk welke producten onder de huidige AEEA-richtlijn vallen en in welke categorieën zij dienen te worden ingedeeld. Als gevolg daarvan worden de vigerende bepalingen door verschillende lidstaten en belanghebbenden verschillend geïnterpreteerd;

- momenteel wordt circa 65 % van de op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur (EEA) gescheiden ingezameld, maar daarvan wordt minder dan de helft overeenkomstig de richtlijn verwerkt en gerapporteerd; de rest wordt wellicht op niet-conforme wijze verwerkt of illegaal geëxporteerd naar derde landen, waaronder niet-OESO-landen. Dat resulteert in het verloren gaan van kostbare secundaire grondstoffen en in een toenemend risico dat gevaarlijke stoffen vrijkomen in het milieu, waaronder stoffen met een hoog ozonafbrekend en/of aardopwarmend vermogen[1]. Bovendien is het huidige uniform voorgeschreven inzamelingspercentage, namelijk 4 kg AEEA uit particuliere huishoudens per inwoner en per jaar, niet afgestemd op de specifieke economieën van de afzonderlijke lidstaten, wat leidt tot suboptimale streefcijfers voor sommige landen en overambitieuze voor andere;

- Richtlijn 2002/96/EG bevat momenteel geen streefcijfers voor hergebruik van volledige apparaten;

- Richtlijn 2002/96/EG bevat geen omstandige handhavingseisen, wat heeft geleid tot een ontoereikende handhaving van de AEEA-richtlijn in de lidstaten;

- uiteenlopende registratie-eisen voor producenten in de lidstaten kunnen ertoe leiden dat marktdeelnemers aan 27 verschillende producentenregistratie-regelingen moeten voldoen, wat nodeloze administratieve lasten met zich meebrengt;

- er zijn aanwijzingen dat AEEA in de EU niet altijd optimaal wordt verwerkt en dat illegale uitvoer van AEEA naar landen buiten de EU plaatsvindt.

Als geen actie wordt ondernomen, zullen deze problemen zich blijven voordoen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De voor dit voorstel relevante besluiten zijn Richtlijn 2002/96/EG zelf (als gewijzigd) en de door de Commissie in samenhang met die richtlijn gegeven beschikkingen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

De doelstellingen van de herziene richtlijn zijn volledig in overeenstemming met de grote strategieën van de Gemeenschap, met inbegrip van de strategie van Lissabon, de strategie voor duurzame ontwikkeling, het energie- en klimaatpakket, het 6e milieuactieprogramma en de tussentijdse toetsing daarvan, het geïntegreerd productbeleid, de thematische strategieën inzake duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en inzake afvalpreventie en afvalrecycling, het 'productverhandelingspakket', het recente initiatief voor leidende markten van de Commissie en de voorgestelde herschikking van de verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Met het oog op de toetsing van de AEEA-richtlijn zijn uitvoerige studies uitgevoerd en veel gegevens verzameld. Tijdens het toetsingsproces is doorlopend overleg gepleegd met de belanghebbende partijen, is een MKB-panel georganiseerd en is een openbare online-raadpleging van belanghebbenden opgezet. Deze raadplegingen en studies hebben ertoe bijgedragen om een aantal specifieke beleidsopties nader te omschrijven en te analyseren.

In de loop van het overleg dat in het kader van de toetsing heeft plaatsgegrepen, zijn reacties ontvangen van diverse belanghebbende partijen, waaronder de lidstaten, NGO’s, de producenten van elektrische en elektronische apparatuur, de consumenten, de detailhandel- en distributiesector, de gemeentelijke overheden, de verwerkings-, recycling- en terugwinningsbedrijven, de producentenaansprakelijkheidsorganisaties en de nationale producentenregisters.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

De belanghebbenden is om advies gevraagd over de voorgestelde beleidsopties ter verduidelijking van het toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn en betreffende de herziening van de streefcijfers voor inzameling en voor hergebruik/nuttige toepassing en recycling van AEEA, de producentenregistratie en de verwerkingsvoorschriften. Het document waarop de openbare raadpleging betrekking had en een samenvatting van de adviezen zijn publiek gemaakt. In de mate dat de adviezen rechtstreeks betrekking hadden op de voorgestelde maatregelen, is met deze reacties maximaal rekening gehouden.

Van 11.4.2008 tot en met 5.6.2008 heeft via het internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De Commissie ontving 168 antwoorden. De resultaten kunnen worden ingezien op de volgende website:http://circa.europa.eu/Public/irc/env/weee_2008_review/library .

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

1. Informatievergaring door Bio Intelligence Service. Deze activiteit behelsde de evaluatie van ongeveer 132 AEEA-referentiedocumenten, die samen met een samenvattend verslag online beschikbaar zijn gemaakt. In dat verslag wordt een systematisch overzicht geboden van de inhoud van deze referentiedocumenten en wordt nagegaan waar eventueel sprake is van overlappingen, tegenstrijdigheden of lacunes in de voor de toetsing benodigde kennisbasis. Het resultaat, dat de directe input heeft gevormd voor de werkzaamheden van de contractanten die de onderzoekstudies hebben verricht, is beschikbaar via de CIRCA-paginahttp://circa.europa.eu/Public/irc/env/weee_2008/library.

2. Ter voorbereiding van de toetsing zijn vier onderzoekstudies uitgevoerd; zij hebben de Europese Commissie in staat gesteld een goed beeld van de uitvoering van de richtlijn te verkrijgen, de problemen te omschrijven die bij de toetsing aan de orde zijn en de informatie te vervolledigen die nodig was om de beleidsopties, met name ten aanzien van de ontwikkeling en vereenvoudiging van de richtlijn conform de mededeling over betere regelgeving, te analyseren. Onderzocht werden met name de volgende vraagstukken: de verplichtingen inzake producentenaansprakelijkheid, het beheer van AEEA en de effecten op innovatie en concurrentie. Nadere informatie over de studies (naam, contractant en datum) is beschikbaar op http://ec.europa.eu/environment/waste/weee/studies_weee_en.htm .

3. In het kader van dit contractonderzoek is op 15 maart 2007 een “expert stakeholder workshop” georganiseerd. De conclusies van deze workshop kunnen evenals de afzonderlijke presentaties worden geraadpleegd via de CIRCA-pagina http://circa.europa.eu/Public/irc/env/weee_2008_ws/home.

Gebruikte methode

Bij de informatievergaring door Bio Intelligence Service is de hele beschikbare literatuur systematisch doorgenomen; de resultaten zijn in een samenvattend verslag verwerkt. De andere studies (uitgevoerd door de Universiteit van de Verenigde Naties (UNU), Ökopol en Arcadis/Ecolas) waren onderzoekstudies. Als onderdeel van de door de UNU uitgevoerde onderzoekstudie zijn een deskundigenworkshop en, via het Europees netwerk van informatiecentra, een MKB-panel georganiseerd.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

AEA Technology, Bio Intelligence Service, de Universiteit van de Verenigde Naties en subcontractanten, Ökopol en subcontractanten, Ecolas en subcontractanten.

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen

Er is niet gewezen op mogelijk ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen.

De in bovengenoemde studies geformuleerde adviezen, die in de samenvattingen van die studies zijn opgenomen, zijn op diverse plaatsen in de effectbeoordeling van de beleidsopties benut; in de tekst van de effectbeoordeling wordt dan ook waar passend naar de betrokken studies verwezen.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

De adviezen zijn bekendgemaakt op de open websitehttp://circa.europa.eu/Public/irc/env/weee_2008_review/library

230

Effectbeoordeling

Met betrekking tot de herziening van de richtlijn zijn diverse beleidsopties in overweging genomen, waaronder de mogelijkheid om alles bij het oude te laten. Die opties zijn beoordeeld op basis van hun economische, sociale en milieueffecten en de mate waarin zij bijdragen tot vereenvoudiging van het regelgevingskader. Die opties zijn van tweeërlei aard: sommige beogen de doeltreffendheid, andere de efficiëntie van de AEEA-richtlijn te vergroten.

- Van de volgende opties kan worden verwacht dat zij de doeltreffendheid van de richtlijn zullen vergroten: minimale inspectie- en handhavingseisen voor de verwerking en overbrenging van afvalstoffen, een inzamelingsstreefcijfer voor producenten van 85 % van de gegenereerde AEEA (wat overeenkomt met 65 % van de op de markt gebrachte EEA, een percentage dat momenteel reeds gescheiden wordt ingezameld), waarbij AEEA van bedrijven in dat percentage is begrepen, inzameling van alle in milieuopzicht belangrijke afvalstromen, en een inzamelingspercentage dat aan de hoeveelheid op de markt gebrachte EEA wordt gerelateerd. Van de opties “minimale inspectie-eisen” en “vaststelling van het inzamelingsstreefcijfer voor producenten op 65 % van de EEA die het voorgaande jaar op de markt is gebracht” is vastgesteld dat zij in economisch, sociaal en milieuopzicht de beste oplossingen zijn. Uit de effectbeoordeling blijkt dat 65 % realistisch is, aangezien dit het gemiddelde gescheiden-inzamelingspercentage is dat nu reeds in de EU-lidstaten wordt bereikt. Dit percentage omvat ongeveer de totale hoeveelheid grote en middelgrote AEEA waarvan de inzameling economisch verantwoord is. Uit gegevens blijkt dat de inzamelingskosten per ingezamelde eenheid constant blijven en de milieuvoordelen toenemen naarmate meer gescheiden ingezamelde AEEA op een correcte wijze wordt verwerkt.

- Van de volgende opties kan worden verwacht dat zij de efficiëntie van de richtlijn zullen vergroten: verduidelijking van het toepassingsgebied van de richtlijn middels een vaste lijst van producten, omschrijving van het toepassingsgebied in de BGS-richtlijn en verwijzing daarnaar in de AEEA-richtlijn krachtens artikel 175 van het EG-Verdrag, indeling van apparatuur in de categorieën “van particuliere huishoudens” (B2C) en “van andere gebruikers dan particuliere huishoudens” (B2B). Uit de effectbeoordeling blijkt dat niets doen geen acceptabele beleidsoptie is, en dat het toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn het beste kan worden verduidelijkt door een combinatie van de twee laatstgenoemde opties. Een en ander zal positieve economische en milieueffecten hebben en tegelijk duidelijkheid verschaffen voor de producenten, zodat paal en perk wordt gesteld aan "meeliftgedrag" waarbij sommige bedrijven profiteren van de bonafide inspanningen van andere marktdeelnemers.

- Harmonisatie van de producentenregistratie en verlichting van de administratieve lasten door het opzetten van interoperabele nationale registers of een EU-register, en harmonisatie van de registratie- en rapportage-eisen. Er is gebleken dat het opzetten van interoperabele registers door de lidstaten en harmonisatie van de registratie-eisen de best haalbare opties zijn, rekening houdend met de kosten en de aanzienlijke verlichting van de administratieve last.

- Ook is ervoor gekozen het hergebruik van volledige apparaten in het recycling-streefcijfer op te nemen en een nieuw streefcijfer vast te stellen voor medische hulpmiddelen. Beide opties zijn bij de effectbeoordeling haalbaar gebleken.

Het voorstel is onderworpen aan een effectbeoordeling zoals bepaald in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie; deze kan worden geraadpleegd op….

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel

De herziening van de AEEA-richtlijn behelst in hoofdzaak de volgende acties:

Toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn: Voorgesteld wordt de bijlagen IA en IB van Richtlijn 2002/96/EG, die het toepassingsgebied van zowel de AEEA-richtlijn als de BGS-richtlijn afbakenen, onder te brengen in de BGS-richtlijn, die op artikel 95 van het Verdrag is gebaseerd. De AEEA-richtlijn, die op artikel 175 van het EG-Verdrag is gebaseerd, zal daarnaar verwijzen.

Verduidelijking van definities: Voorgesteld wordt het onderscheid tussen AEEA van particuliere huishoudens en AEEA uit andere bronnen te verduidelijken door apparaten via een comitéprocedure hetzij in categorie B2C, hetzij in categorie B2B in te delen. Ook hierdoor zal nader worden verduidelijkt welke producten onder de AEEA-richtlijn vallen en aan welke verplichtingen de producenten van diverse types apparatuur moeten voldoen, hetgeen de totstandbrenging van uniforme concurrentievoorwaarden zal bevorderen.

Inzamelingsstreefcijfer: Er wordt een inzamelingspercentage van 65 % van de AEEA (inclusief B2B-apparaten) voorgesteld, dat wordt berekend ten opzichte van de gemiddelde hoeveelheid EEA die de voorgaande twee jaren op de markt is gebracht. Dit streefcijfer stemt overeen met de hoeveelheid AEEA die in de EU momenteel reeds gescheiden wordt ingezameld en houdt rekening met de verschillen qua EEA-verbruik in de afzonderlijke lidstaten. Het zal er de lidstaten bijgevolg toe aanzetten de gescheiden inzameling van AEEA optimaal te organiseren. Het voorgestelde inzamelingspercentage moet met ingang van 2016 jaarlijks worden gehaald. Voor de nodige flexibiliteit zorgen de volgende mechanismen: eventuele overgangsmaatregelen van de lidstaten enerzijds, en een eventuele herziening van het inzamelingspercentage door het Europees Parlement en de Raad in 2012 op basis van een voorstel van de Commissie anderzijds.

Recyclingstreefcijfers: Teneinde het hergebruik van volledige afgedankte elektrische en elektronische apparaten te bevorderen, wordt voorgesteld het hergebruik van volledige apparaten op te nemen in het met 5 % verhoogde streefcijfer voor recycling plus hergebruik. Voorgesteld wordt het recyclingstreefcijfer voor medische hulpmiddelen (apparatuur van categorie 8) gelijk te schakelen met dat voor meet- en regelapparatuur (apparatuur van categorie 9).

Producentenregistratie: Teneinde de administratieve lasten in samenhang met de toepassing van de AEEA-richtlijn te verlichten, wordt voorgesteld de registratie- en rapportage-eisen van de nationale producentenregisters te harmoniseren en ervoor te zorgen dat deze registers interoperabel zijn.

Handhaving: Om de kloof tussen wetgeving en praktijk te dichten en de handhaving van de AEEA-richtlijn te versterken, wordt voorgesteld minimale inspectie-eisen voor de lidstaten vast te stellen. Tevens worden minimale controlevoorschriften voor de overbrenging van AEEA voorgesteld.

Rechtsgrondslag

Artikel 175 van het Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Voor milieubeschermingsmaatregelen zijn zowel de Gemeenschap als de lidstaten bevoegd. De verontreiniging die voortvloeit uit het beheer van AEEA heeft een grensoverschrijdend karakter. Dat geldt in het bijzonder voor de lucht-, water- en bodemverontreiniging die ontstaat door het verbranden, storten of onjuist recycleren van AEEA. De doelstelling om het beheer van AEEA te verbeteren, kan derhalve niet op doeltreffende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Daartoe is een optreden van de Gemeenschap vereist. Bovendien belemmert het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Voorts leiden uiteenlopende registratie- en rapportage-eisen voor producenten in de lidstaten tot onnodige administratieve lasten. Om deze redenen dient op Gemeenschapsniveau actie te worden ondernomen.

Maatregelen van de lidstaten alléén zouden leiden tot een verminderd milieubeschermingsniveau en tot zwaardere financiële en administratieve lasten voor de marktdeelnemers.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

De problemen die in het kader van de herziening van de AEEA-richtlijn aan de orde zijn, kunnen wegens hun transnationale karakter het best op EU-niveau worden aangepakt; EU-brede harmonisatie van de eisen voor fabrikanten en overheidsinstanties zal in de hele EU de kostenefficiëntie verhogen en tot meer vereenvoudiging en een hoger milieubeschermingsniveau leiden.

Indicatoren:

4. vermijding van internemarktproblemen door het bieden van zekerheid aan de marktdeelnemers op basis van de bepalingen van de AEEA-richtlijn (begripsomschrijvingen en omschrijving van het toepassingsgebied);

5. optimale milieuresultaten dankzij de vaststelling van passende EU-brede minimumstreefcijfers inzake inzameling en recycling;

6. verlichting van de administratieve lasten door vereenvoudiging van de registratie- en rapportageprocedures voor bedrijven die activiteiten ontplooien in meerdere lidstaten;

7. een meer doeltreffende toepassing van de AEEA-richtlijn door versterkte handhaving en controle van producenten en van de naleving van de regels inzake afvalbeheer op EU-niveau.

In Richtlijn 2002/96/EG hebben de Raad en het Europees Parlement een herziening van het inzamelingsstreefcijfer voor AEEA aangekondigd, alsook de vaststelling van nieuwe streefcijfers voor recycling en nuttige toepassing van AEEA, waaronder ook streefcijfers voor het hergebruik van volledige apparaten en voor de producten van categorie 8 (medische hulpmiddelen). De huidige herziening maakt integrerende deel uit van de ontwikkeling van een beter regelgevingskader in de EU. De verduidelijking van het toepassingsgebied van de richtlijn en van bepaalde definities, de vaststelling van streefcijfers en de totstandbrenging van interoperabele producentenregistratiesystemen zijn doelstellingen die voor de afzonderlijk handelende lidstaten niet makkelijk te realiseren zijn.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel legt de juridische grondslagen voor een geharmoniseerde communautaire strategie voor de inzameling en recycling van AEEA, maar laat de lidstaten terzelfder tijd de vrije keuze wat betreft de meest geschikte nationale maatregelen om het doel van de voorgestelde richtlijn te bereiken. Aangezien de richtlijn op artikel 175 van het Verdrag is gebaseerd, biedt zij ruimte voor aanvullende nationale maatregelen. De nieuwe maatregelen waarin de voorgestelde herziening van de AEEA-richtlijn voorziet, betreffen problemen die zich bij de toepassing van Richtlijn 2002/96/EG hebben voorgedaan en voorts de punten waarvan de herziening door de Raad en het EP uitdrukkelijk in het vooruitzicht was gesteld.

Verlichting van de administratieve lasten:

- verlichting van de administratieve lasten die gepaard gaan met de registratie van en rapportage door producenten die hun producten in meerdere lidstaten op de markt brengen;

- de totale kostenbesparing ten gevolge van de harmonisering van registratie en rapportage bedraagt 66,3 miljoen euro.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: richtlijn.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn:

Uit recent onderzoek blijkt dat de oorzaken van de problemen dezelfde zijn gebleven en dat de argumenten om AEEA in te zamelen en te recycleren niets aan kracht hebben ingeboet. De voorgestelde maatregel behelst daarom de herziening van een bestaande richtlijn.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

AANVULLENDE INFORMATIE

Vereenvoudiging

Het voorstel zorgt voor een vereenvoudiging van de wetgeving en een vereenvoudiging van de administratieve procedures voor particulieren door:

- een verduidelijking van het toepassingsgebied van zowel de AEEA-richtlijn als de BGS-richtlijn, die betrekking hebben op dezelfde soorten apparatuur;

- de harmonisatie, wat vorm en frequentie betreft, van de registratie- en rapportageprocedures voor producenten.

Het voorstel is opgenomen in het doorlopende programma van de Commissie ter actualisering en vereenvoudiging van het communautaire acquis , alsook in haar werk- en wetgevingsprogramma (referentienummer 2008/ENV/002).

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

Herschikking

Het voorstel behelst een herschikking van bestaande wetgeving.

Transponeringstabel

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel

De belangrijkste voorstellen ter herschikking van Richtlijn 2002/96/EG betreffen:

Artikel 2: Voor het toepassingsgebied van de richtlijn wordt verwezen naar het toepassingsgebied van de BGS-richtlijn. Er wordt verduidelijkt welke apparatuur van de toepassing van de richtlijn is uitgesloten.

Artikel 3: Sommige definities worden aangepast en nieuwe definities worden toegevoegd om de rechtszekerheid en de samenhang met de rest van de Gemeenschapswetgeving te vergroten.

Artikel 7: Er wordt een AEEA-inzamelingspercentage van 65 % vastgesteld, gerelateerd aan de hoeveelheid EEA die de voorgaande twee jaren op de markt is gebracht. Dit inzamelingspercentage moet door de producenten in 2016 en vervolgens jaarlijks worden gehaald. Via een comitéprocedure kan de lidstaten worden toegestaan een overgangsregeling toe te passen indien zij wegens specifieke nationale omstandigheden moeilijkheden ondervinden om het vastgestelde percentage te bereiken. Het inzamelingspercentage zal in 2012 op basis van een verslag van de Commissie door het Europees Parlement en de Raad worden herbezien, mede met het oog op de eventuele vaststelling van een gescheiden-inzamelingspercentage voor koel- en diepvriesapparatuur.

Artikel 11: De nuttige-toepassings- en recyclingdoelstellingen worden gewijzigd teneinde het hergebruik van volledige apparaten en de nuttige toepassing en recycling van medische hulpmiddelen daarin te integreren.

Artikel 12: De lidstaten dienen de producenten waar passend aan te moedigen om alle kosten te dragen van de inzamelingsinrichtingen voor AEEA van particuliere huishoudens.

Artikel 14: Conform de beginselen van duurzame consumptie en productie kan voor alle producten een “zichtbare bijdrage” worden verlangd, en dit zonder enige beperking in de tijd.

Artikel 16: Om de administratieve last te verlichten, wordt een bepaling toegevoegd ter harmonisering van de registratie van en rapportage door producenten in de EU, onder meer door het interoperabel maken van de nationale registers.

Artikel 20: Er worden minimale inspectie-eisen ingevoerd om de toepassing van de AEEA-richtlijn op EU-niveau te verbeteren.

Bijlage I van Richtlijn 2002/96/EG wordt geschrapt en er wordt een nieuwe bijlage toegevoegd waarbij minimale controlevoorschriften voor de overbrenging van AEEA worden ingevoerd.

De bijlagen II, III en IV van Richtlijn 2002/96/EG blijven ongewijzigd, aangezien zij geregeld via een comitéprocedure worden aangepast in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

2008/0241 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

HT EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[4],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, en gezien de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die op 8 november 2002 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

∫ nieuw

(1) Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)[5] moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

⎢ 2002/96/EG

(2)(1) De doelstellingen van het milieubeleid van de Gemeenschap omvatten in het bijzonder behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens en behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dit beleid berust op het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(3)(2) Het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling („Vijfde Milieuactieprogramma”)[6] stelt dat de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling ingrijpende veranderingen in de huidige ontwikkelings-, productie-, consumptie- en gedragspatronen vereist en pleit onder meer voor de beperking van de verspilling van natuurlijke hulpbronnen en voor de voorkoming van verontreiniging. Dit programma noemt afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, hierna „AEEA”, als een van de doelgebieden voor regelgeving waar het gaat om de toepassing van de uitgangspunten preventie, nuttige toepassing en veilige verwijdering van afval.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

(3) Volgens de mededeling van de Commissie van 30 juli 1996 betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer mag het ontstaan van afvalstoffen dan onvermijdelijk zijn, doch neemt dit niet weg dat zij dienen te worden hergebruikt of teruggewonnen in de vorm van materialen of energie.

(4) De Raad heeft in zijn resolutie van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer[7] met nadruk gewezen op de noodzaak de terugwinning van afvalstoffen te bevorderen, teneinde de hoeveelheid afval voor verwijdering te verminderen en de natuurlijke hulpbronnen te sparen, met name door hergebruik, recycling, compostering en terugwinning van energie uit afvalstoffen, en heeft erkend dat bij de keuze van alternatieven in elk specifiek geval rekening moet worden gehouden met milieueffecten en economische effecten, maar heeft daaraan toegevoegd dat hergebruik en terugwinning van materiaal de voorkeur verdienen indien en voorzover zij uit milieuoogpunt het beste alternatief zijn, in afwachting van wetenschappelijke en technologische vooruitgang en verdere ontwikkeling van levenscyclusanalyses; voorts heeft de Raad de Commissie uitgenodigd zo snel mogelijk een passend vervolg te ontwikkelen voor de projecten van het programma prioritaire afvalstromen, met inbegrip van AEEA.

(5) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 14 november 1996[8] de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor richtlijnen voor een aantal prioritaire afvalstromen, waaronder afgedankte elektrische en elektronische apparaten, en om dergelijke voorstellen te baseren op het principe van producentenverantwoordelijkheid. Het Europees Parlement heeft in dezelfde resolutie de Raad en de Commissie verzocht om op de beperking van de hoeveelheid afval gerichte voorstellen in te dienen.

∫ nieuw

(4) Deze richtlijn vormt een aanvulling op de algemene EU-wetgeving inzake afvalbeheer, waaronder Richtlijn 2008/xx/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen[9]. Zij verwijst naar de in die richtlijn gebruikte definities, met inbegrip van de definities van afvalstoffen en algemene afvalbeheershandelingen. De definitie van inzameling volgens Richtlijn 2008/xx/EG omvat de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005[10] voorziet in een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en maakt de vaststelling mogelijk van specifieke ecologische ontwerpvoorschriften voor energieverbruikende producten die ook onder deze richtlijn kunnen vallen. Richtlijn 2005/32/EG en de krachtens die richtlijn aangenomen uitvoeringsmaatregelen laten de communautaire wetgeving inzake afvalbeheer onverlet. Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur[11] vereist de vervanging van verboden stoffen in alle onder die richtlijn vallende elektrische en elektronische apparaten.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

(56) Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen[12] √ Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen[13] ∏ bepaalt dat bijzondere bepalingen of bepalingen ter aanvulling van die van Richtlijn √ 2006/12/EG ∏ 75/442/EEG voor het beheer van bepaalde categorieën afvalstoffen in bijzondere richtlijnen kunnen worden vastgesteld.

(67) Het aanbod van AEEA in de Gemeenschap neemt snel toe, ? Omdat de markt blijft groeien en de innovatiecycli alsmaar korter worden, worden apparaten sneller vervangen en zwelt de afvalstroom van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) in rap tempo aan. Hoewel Richtlijn 2002/95/EG betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (BGS) doeltreffend bijdraagt tot het verminderen van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in nieuwe elektrische en elektronische apparatuur (EEA), zullen gevaarlijke stoffen zoals kwik, cadmium, lood, zeswaardig chroom, polychloorbifenylen (PCB’s) en ozonafbrekende stoffen[14] nog vele jaren lang in AEEA worden aangetroffen. ⎪ Dde aanwezigheid van gevaarlijke onderdelen in elektrische en elektronische apparatuur EEA levert in de afvalfase ernstige moeilijkheden op, en recycling van AEEA vindt niet in voldoende mate plaats. ? Te weinig recycling resulteert in het verlies van kostbare grondstoffen ⎪ .

(8) De doelstelling om het beheer van AEEA te verbeteren, kan niet op doeltreffende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op communautair niveau worden vastgesteld.

∫ nieuw

(7) Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie, in de eerste plaats door preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), en daarnaast door hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen en bij te dragen tot efficiënt hulpbronnengebruik. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op communautair niveau worden vastgesteld.

(8) Daar de doelstellingen van de te ondernemen actie niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang van het probleem, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

(9) De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op alle betrokken producten en producenten, ongeacht de verkoopstechniek, dus met inbegrip van afstandsverkoop en elektronische handel. In dit verband moeten producenten en distributeurs die kanalen voor afstandsverkoop en elektronische handel gebruiken, voor zover uitvoerbaar, dezelfde verplichtingen hebben, waaraan op dezelfde wijze de hand moet worden gehouden, om te voorkomen dat andere distributiekanalen de kosten moeten dragen van de bepalingen van deze richtlijn met betrekking tot AEEA waarvan de apparatuur op afstand of elektronisch is verkocht.

(10) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle door consumenten gebruikte elektrische en elektronische apparaten alsook op voor bedrijfsmatig gebruik bedoelde elektrische en elektronische apparaten. Deze richtlijn dient te gelden zonder afbreuk te doen aan de Gemeenschapswetgeving betreffende veiligheids- en gezondheidsvoorschriften ter bescherming van eenieder die in contact komt met AEEA, en aan de specifieke Gemeenschapswetgeving betreffende afvalbeheer, in het bijzonder √ Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's alsook afgedankte batterijen en accu's[15] ∏ Richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten[16] ? , en aan de Gemeenschapswetgeving betreffende productontwerp, in het bijzonder Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad. ⎪

(11) Richtlijn 91/157/EEG dient, in het bijzonder in verband met deze richtlijn, zo spoedig mogelijk te worden herzien.

(11)(12) Onder andere doordat zij de producentenverantwoordelijkheid vastlegt, bevordert deze richtlijn dat bij het ontwerp en de productie van elektrische en elektronische apparatuur ten volle rekening wordt gehouden met reparatie, de mogelijkheid tot verbetering, hergebruik, demontage en recycling daarvan en dat deze aspecten worden vergemakkelijkt.

(12)(13) Teneinde de gezondheid en veiligheid van het personeel van de distributeur dat betrokken is bij het terugnemen en manipuleren van AEEA te waarborgen, dienen de lidstaten overeenkomstig de nationale en communautaire veiligheids- en gezondheidsvoorschriften te bepalen onder welke voorwaarden het terugnemen door de distributeurs kan worden geweigerd.

( 14 ) Ontwerp en productie van elektrische en elektronische apparatuur met oog voor het vergemakkelijken van de ontmanteling en nuttige toepassing, — en in het bijzonder het vergemakkelijken van hergebruik en recyclen van AEEA, onderdelen en materialen —, dienen door de lidstaten te worden aangemoedigd. Producenten mogen het hergebruik van AEEA niet beletten door specifieke designelementen of productieprocessen toe te passen, tenzij de voordelen hiervan zwaarder doorwegen, bijvoorbeeld in verband met milieubescherming of milieueisen.

(1315) Gescheiden inzameling is een de allereerste voorwaarde om de specifieke behandeling en recycling van AEEA te waarborgen, en is noodzakelijk om het vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en milieu in de Gemeenschap te halen. De consument moet actief bijdragen tot het succes van deze inzameling en moet worden aangemoedigd AEEA in te leveren. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet. ? Voor de distributeurs is een belangrijke rol weggelegd om bij te dragen tot het succes van de inzameling van AEEA. ⎪

(1416) Om in de Gemeenschap het vastgestelde beschermingsniveau en de geharmoniseerde milieudoelstellingen te bereiken, dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. Om te waarborgen dat de lidstaten doelmatige inzamelingssystemen opzetten, dient te worden verlangd dat zij een hoog inzamelingsniveau van AEEA uit particuliere huishoudens bereiken ? , met name voor koel- en diepvriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat, gezien de grote milieueffecten van die stoffen en gezien de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2037/2000 en Verordening (EG) nr. 842/2006[17] ⎪. ?Uit gegevens in de effectbeoordeling blijkt dat nu reeds 65 % van de op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur gescheiden wordt ingezameld, maar dat meer dan de helft daarvan wellicht op niet-conforme wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd. Dat resulteert in milieuschade en in het verloren gaan van kostbare secundaire grondstoffen. Om dit te vermijden, moet een ambitieus inzamelingsstreefcijfer worden vastgesteld. ⎪

(1517) Een specifieke behandeling van AEEA is onontbeerlijk om de verspreiding van verontreinigende stoffen in het gerecycleerde materiaal of in de afvalstroom tegen te gaan. Een dergelijke behandeling vormt de meest doeltreffende manier om te garanderen dat het door de Gemeenschap vastgestelde milieubeschermingsniveau wordt bereikt. Installaties of bedrijven die ? inzamelings-, ⎪ recycling- en verwerkingsactiviteiten uitvoeren, moeten aan minimale normen voldoen om negatieve milieueffecten in verband met de verwerking van AEEA te voorkomen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling dienen te worden gebruikt, mits zij de gezondheid van de mens en een hoogwaardige milieubescherming garanderen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling kunnen nader worden bepaald overeenkomstig de procedures van Richtlijn √ 2008/1/EG ∏ 96/61/EG[18].

(1618) Waar van toepassing dient voorrang te worden gegeven aan het hergebruik van AEEA en van onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen daarvan. Indien hergebruik niet de voorkeur verdient, dient alle gescheiden ingezamelde AEEA voor nuttige toepassing te worden aangeboden en daarbij moet een hoog niveau van recycling en nuttige toepassing worden bereikt. Bovendien dienen producenten te worden gestimuleerd om gerecycleerd materiaal in nieuwe apparatuur te verwerken.

∫ nieuw

(17) De nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recycling van apparatuur telt alleen mee voor het behalen van de in artikel 7 van deze richtlijn omschreven streefcijfers als die nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik of recycling niet strijdig is met andere op die apparatuur toepasselijke Europese en nationale wetgeving.

⎢ 2002/96/EG

? nieuw

(1819) De voornaamste uitgangspunten ten aanzien van de financiering met betrekking tot het beheer van AEEA moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld en de financieringsstelsels moeten tot hoge inzamelingsniveaus bijdragen alsook tot de toepassing van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid.

(1920) Gebruikers van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens dienen de mogelijkheid te hebben hun AEEA ten minste kosteloos in te leveren. De producenten dienen derhalve ? ten minste ⎪ de inzameling door inzamelingsfaciliteiten, en de verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA te financieren. ? De lidstaten dienen de producenten aan te sporen om de volledige verantwoordelijkheid voor de inzameling van AEEA op te nemen, met name door de financiering van de inzameling van AEEA in de hele afvalketen met inbegrip van de particuliere huishoudens, teneinde ervoor te zorgen dat gescheiden ingezamelde AEEA niet op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd, dat uniforme concurrentievoorwaarden tot stand worden gebracht via een harmonisatie van de producentenfinanciering in de hele EU, en dat de kosten voor de inzameling van deze afvalstoffen - overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt - worden verlegd van de belastingbetaler in het algemeen naar de consument van EEA. ⎪ Een optimale toepassing van het beginsel producentenverantwoordelijkheid vereist, dat elke producent verantwoordelijk is voor de financiering van het beheer van het afval van zijn eigen producten. De producent dient te kunnen kiezen om hetzij individueel hetzij via een collectieve regeling aan die verplichtingen te voldoen. Elke producent die een product op de markt brengt, dient een financiële waarborg te stellen, zodat de kosten voor het beheer van AEEA van weesproducten niet ten laste van de samenleving of van andere producenten kunnen komen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten in collectieve financieringssystemen, en alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, dienen proportioneel in deze systemen bij te dragen. De collectieve systemen mogen niet zodanig zijn dat zij fabrikanten van gespecialiseerde producten, kleine producenten, importeurs of nieuwkomers uitsluiten. Tijdens een overgangsperiode dienen de producenten de mogelijkheid te hebben om bij de verkoop van nieuwe producten, op vrijwillige basis, ten aanzien van de kopers de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering van de historische voorraad aan te tonen. Producenten die van deze regeling gebruikmaken, dienen te garanderen dat de aangegeven kosten niet hoger liggen dan de reële kosten.

(20) ?Producenten dienen de mogelijkheid te hebben om bij de verkoop van nieuwe producten, op vrijwillige basis, ten overstaan van de kopers de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering van AEEA aan te tonen. Dit is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid, met name met betrekking tot verstandiger consumeren en groene overheidsopdrachten. ⎪

(21) Voorlichting van de gebruikers over het voorschrift dat AEEA niet langer samen met ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd maar gescheiden moet worden ingezameld, alsmede over de inzamelingssystemen en over hun eigen rol bij het beheer van AEEA, is onontbeerlijk om de inzameling van AEEA te doen slagen. Dit houdt ook in dat elektrische en elektronische apparatuur die in vuilnisbakken of vergelijkbare vormen van stedelijk afvalinzameling terecht zou kunnen komen, van een duidelijk merkteken wordt voorzien.

(22) De door producenten te verstrekken informatie ter identificatie van onderdelen en materialen is van belang om het beheer, en in het bijzonder de verwerking en de nuttige toepassing of /recycling, van AEEA te vergemakkelijken.

(23) De lidstaten dienen ervoor zorg te dragen dat met de infrastructuur voor inspectie en controle kan worden nagegaan, of deze de onderhavige richtlijn correct ten uitvoer wordt gelegd, onder meer gelet op Aanbeveling 2001/331/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten[19].

(24) Gegevens over het gewicht en, indien dat niet mogelijk is, het aantal van elektrische en elektronische apparaten die in de Gemeenschap op de markt komen en over het niveau van inzameling, hergebruik (voor zover mogelijk met inbegrip van hergebruik van complete apparaten), nuttige toepassing of /recycling en uitvoer van overeenkomstig deze richtlijn ingezamelde AEEA zijn noodzakelijk om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen meten.

(25) De lidstaten kunnen ervoor opteren sommige bepalingen van deze richtlijn uit te voeren door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren, mits aan bepaalde voorschriften is voldaan.

(26) De Commissie dient volgens een comitéprocedure zorg te dragen voor de aanpassing, aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van sommige bepalingen van de richtlijn, van de lijst van producten die vallen in de categorieën van bijlage I A, van de selectieve verwerking van materialen en onderdelen van AEEA, van de technische voorschriften voor ? de inzameling, ⎪ de opslag en de verwerking van AEEA en van het symbool ter aanduiding van AEEA.

(27) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[20],. ?De Commissie moet gemachtigd worden om de bijlagen aan te passen en bepalingen voor de controle op de naleving vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2002/96/EG, onder meer door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. ⎪

∫ nieuw

(28) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

(29) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

⎢ 2002/96/EG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

⎢ 2002/96/EG

Artikel 1

∫ nieuw

Onderwerp

Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen van elektrische en elektronische apparatuur, ter beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan. .

⎢ 2002/96/EG

? nieuw

Doelstellingen

Deze richtlijn is in de eerste plaats gericht op de preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, hierna te noemen "AEEA", en daarnaast op hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op elektrische en elektronische apparatuur die onder de in ? bijlage I ⎪ Bijlage I A ? van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS)⎪ genoemde categorieën valt,. voorzover die apparatuur geen deel is van andere apparatuur welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt. Bijlage I B bevat een lijst van producten die onder de in bijlage I A genoemde categorieën vallen.

2. Deze richtlijn geldt onverminderd de ? eisen van de ⎪ Gemeenschapswetgeving inzake veiligheids- en gezondheidseisen en ? inzake chemische stoffen, met name Verordening (EG) nr. 1907/2006, alsook die van ⎪ de specifieke Gemeenschapswetgeving inzake afvalstoffenbeheer ? en productontwerp ⎪.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

3. √ Deze richtlijn is niet van toepassing op de hierna genoemde apparatuur: ∏

a) aApparatuur die ? noodzakelijk is voor ⎪ verband houdt met de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal zijn van deze richtlijn uitgesloten. Zulks geldt evenwel niet voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd.;

√ b) apparatuur die specifiek is ontworpen om deel uit te maken van andere apparatuur welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt ∏ ? en die haar functie alleen kan vervullen als zij deel uitmaakt van laatstbedoelde apparatuur; ⎪

∫ nieuw

? c) apparatuur die niet bestemd is om als een zelfstandig functionerende of apart verhandelbare eenheid op de markt te worden gebracht; ⎪

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

√ d) gloeilampen; ∏

√ e) geïmplanteerde en geïnfecteerde medische hulpmiddelen. ∏

∫ nieuw

4. AEEA wordt ingedeeld als afval van particuliere huishoudens of als afval van andere gebruikers dan particuliere huishoudens. De indeling van AEEA-types in deze categorieën wordt vastgesteld. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Bedoelde indeling wordt onder meer gebaseerd op een raming van het percentage van de apparatuur dat aan particuliere huishoudens respectievelijk aan bedrijven wordt verkocht.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 3

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „elektrische en elektronische apparatuur” of „EEA”: apparaten die elektrische stromen of elektromagnetische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die onder een van de in ? bijlage I ⎪ bijlage I A ? van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS) ⎪ genoemde categorieën vallen en bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom;

b) „afgedankte elektrische en elektronische apparatuur” of „AEEA”: elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen vormen in de zin van artikel √ 3, punt 1, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ∏ 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt;

c) „preventie”: ? preventie in de zin van artikel 3, punt 12, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen; ⎪ maatregelen ter vermindering van de hoeveelheid en de milieuschadelijkheid van AEEA en de daarin aanwezige materialen en stoffen;

d) „hergebruik”: ? hergebruik in de zin van artikel 3, punt 13, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ⎪ handelingen waardoor AEEA of onderdelen daarvan opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij oorspronkelijk zijn ontworpen, daaronder begrepen verder gebruik van de apparatuur of onderdelen daarvan die bij inzamelpunten, distributeurs, recyclingbedrijven of fabrikanten worden ingeleverd;

∫ nieuw

e) „voorbereiding voor hergebruik”: voorbereiding voor hergebruik in de zin van artikel 3, punt 16, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen;

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

fe) „recycling”: ? recycling in de zin van artikel 3, punt 17, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ⎪ terugwinning in een productieproces van afvalmaterialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, doch met uitzondering van terugwinning van energie, waaronder verstaan wordt het gebruik van brandbare afvalstoffen voor de opwekking van energie door rechtstreekse verbranding met of zonder andere afvalstoffen, doch met terugwinning van de warmte;

gf) „nuttige toepassing”: ? nuttige toepassing in de zin van artikel 3, punt 15, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ⎪ de in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke handelingen;

hg) „verwijdering”: ? verwijdering in de zin van artikel 3, punt 19, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ⎪ de in bijlage II A bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke handelingen;

ih) „verwerking”: ? verwerking in de zin van artikel 3, punt 14, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ⎪ activiteiten na de afgifte van AEEA aan een inrichting voor het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen, demontage, shredderen, nuttige toepassing of voorbereiding voor verwijdering, en andere handelingen voor de nuttige toepassing en/of verwijdering van AEEA;

ji) „producent”: eenieder elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de verkooptechniek, met inbegrip van technieken voor verkoop op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten[21]:

i) onder zijn eigen merk ? naam of handelsbenaming ⎪ elektrische en elektronische apparatuur vervaardigt en verkoopt ð , of elektrische en elektronische apparatuur laat ontwerpen of vervaardigen die hij onder zijn naam of handelsbenaming in de handel brengt ï,

ii) onder zijn eigen merk √ naam of handelsbenaming ∏ apparatuur wederverkoopt die door andere leveranciers is geproduceerd; hierbij wordt de wederverkoper niet als „producent” aangemerkt wanneer het merk van de producent overeenkomstig punt i) op het apparaat zichtbaar is, of

iii) ? in de Gemeenschap is gevestigd en ⎪ beroepmatig elektrische en elektronische apparatuur? uit een derde land in de Gemeenschap op de markt brengt ⎪ invoert in, respectievelijk uitvoert naar een lidstaat.

Wordt niet als „producent” aangemerkt, diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, tenzij hij tevens optreedt als producent in de zin van het bepaalde onder de punten i) tot en met iii);

kj) „distributeur”: eenieder ? elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de toeleveringsketen en elektrische en elektronische apparatuur aanbiedt op de markt; ⎪ die op commerciële basis elektrische of elektronische apparatuur levert aan degene die deze apparatuur zal gebruiken;

lk) „AEEA van particuliere huishoudens”: AEEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is;

∫ nieuw

m) „gevaarlijke afvalstof”: gevaarlijke afvalstof in de zin van artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen;

⎢ 2002/96/EG

? nieuw

l) „gevaarlijke stoffen of preparaten”: stoffen of preparaten die op grond van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad[22] of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad[23] als gevaarlijk moeten worden beschouwd;

nm) „financieringsovereenkomst”: een lening-, lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enige apparatuur, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een bijkomende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het apparaat zal of kan plaatsvinden.;

∫ nieuw

o) „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Gemeenschap;

p) „op de markt brengen”: het voor het eerst op de markt van de Gemeenschap aanbieden van een product;

q) „afzondering”: manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat gevaarlijke stoffen, preparaten en onderdelen aan het eind van het verwerkingsproces als identificeerbare stroom of identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, preparaten of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om aan te tonen dat zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu;

r) „inzameling”: inzameling in de zin van artikel 3, punt 10, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen;

s) „gescheiden inzameling”: gescheiden inzameling in de zin van artikel 3, punt 11, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 4

Productontwerp

De lidstaten stimuleren ? , overeenkomstig de communautaire productwetgeving met inbegrip van Richtlijn 2005/32/EG inzake ecologisch ontwerp, maatregelen ter bevordering van ⎪ ontwerp en productie van elektrische en elektronische apparatuur ? , met name ⎪ met oog voor het vergemakkelijken van √ het hergebruik, ∏ de ontmanteling en de nuttige toepassing, en in het bijzonder van het hergebruik en recyclen van AEEA, en de onderdelen en materialen daarvan. ? Deze maatregelen mogen geen belemmering vormen voor het correct functioneren van de interne markt. ⎪ In deze context nemen zij de lidstaten passende maatregelen opdat specifieke designelementen of productieprocessen van de producenten het hergebruik van AEEA niet in de weg staan, tenzij de voordelen daarvan zwaarder wegen, bij voorbeeld in verband met milieubescherming of milieueisen.

Artikel 5

Gescheiden inzameling

1. De lidstaten nemen passende maatregelen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen ? verwijdering van ⎪ AEEA ? in de vorm van ongesorteerd stedelijk afval ⎪ tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken ? , met name, en bij voorrang, voor koel- en diepvriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat. ⎪

2. Wat AEEA van particuliere huishoudens betreft, dragen de lidstaten er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005:

a) systemen zijn worden ingevoerd waardoor de laatste houders en de distributeurs dergelijke afvalstoffen ten minste zonder kosten kunnen inleveren. De lidstaten dragen zorg voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de noodzakelijke inzamelingsinrichtingen, met name rekening houdend met de bevolkingsdichtheid;

b) de distributeurs er de verantwoordelijkheid voor dragen dat bij de levering van een nieuw product een gelijke hoeveelheid van zulk afval, ten minste zonder kosten, bij de distributeur kan worden ingeleverd, met dien verstande dat de apparatuur van een gelijkwaardig type is en dezelfde functies had als de geleverde apparatuur. De lidstaten kunnen van deze bepaling afwijken, mits zij ervoor zorgen dat zulks de inlevering van AEEA niet bemoeilijkt voor de laatste houder en dat de systemen kosteloos blijven voor de laatste houder. De lidstaten die van deze bepaling gebruikmaken, stellen de Commissie daarvan in kennis;

c) het de producenten toegestaan is, onverminderd a) en b), individuele en/of collectieve terugnamesystemen voor AEEA uit particuliere huishoudens in te voeren en te exploiteren, mits de systemen op één lijn staan met de doelstellingen van deze richtlijn;

d) gelet op de nationale en communautaire veiligheids- en gezondheidsvoorschriften AEEA die bij gebruik is verontreinigd en daardoor een risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel oplevert, bij inleveringspunten als bedoeld onder a) en b) kan worden geweigerd; de lidstaten stellen voor deze AEEA specifieke regelingen vast.

De lidstaten kunnen specifieke regelingen vaststellen voor de inlevering van AEEA als bedoeld onder a) en b) waaraan essentiële onderdelen ontbreken, of waarin zich afvalstoffen bevinden die niet als AEEA kunnen worden aangemerkt.

3. Wat AEEA van andere dan particuliere huishoudens betreft en onverminderd artikel 139 dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten of derden die in hun naam handelen dergelijk afval inzamelen.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de ingevolge de leden 1, 2 en 3 ingezamelde AEEA getransporteerd wordt naar verwerkingsinrichtingen met een vergunning volgens artikel 6, tenzij de apparaten in hun geheel hergebruikt zullen worden. Zij zorgen ervoor dat voorgenomen hergebruik niet leidt tot omzeiling van deze richtlijn, in het bijzonder van de artikelen 6 en 7. De wijze van inzameling en transport van gescheiden ingezamelde AEEA moet optimaal hergebruik en recycling van daarvoor in aanmerking komende onderdelen en volledige apparaten mogelijk maken.

∫ nieuw

Artikel 6

Verwijdering en vervoer van ingezamelde AEEA

1. De lidstaten verbieden de verwijdering van onverwerkte gescheiden ingezamelde AEEA.

2 De lidstaten dragen er zorg voor dat de inzameling en het vervoer van gescheiden ingezamelde AEEA op zodanige wijze plaatsvinden dat hergebruik, recycling en de inperking van gevaarlijke stoffen worden geoptimaliseerd.

∫ nieuw

Artikel 7

Inzamelingspercentage

1. Onverminderd artikel 5, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat de producenten of in hun naam handelende derden een inzamelingspercentage van ten minste 65 % halen. Het inzamelingspercentage wordt bepaald op basis van het totale gewicht van de AEEA die in de loop van een gegeven jaar overeenkomstig de artikelen 5 en 6 in de lidstaat is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de gemiddelde gewichtshoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur die de voorgaande twee jaren in die lidstaat op de markt is gebracht. Dit inzamelingspercentage moet met ingang van 2016 jaarlijks worden gehaald.

2. Overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2, kunnen overgangsregelingen worden ingesteld om problemen aan te pakken die ingevolge specifieke nationale omstandigheden in een lidstaat ontstaan bij de naleving van deze eisen.

3. Er wordt een gemeenschappelijke methodiek vastgesteld voor de berekening van het totale gewicht van de in een lidstaat op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur.

Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4. Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad tegen 31 december 2012 het in lid 1 vermelde inzamelingspercentage en de in lid 1 vermelde streefdatum, mede met het oog op de eventuele vaststelling van een streefcijfer voor de gescheiden inzameling van koel- en diepvriesapparatuur.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

5. Onverminderd lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat op uiterlijk 31 december 2006 een gemiddelde hoeveelheid gescheiden ingezamelde AEEA uit particuliere huishoudens wordt bereikt van ten minste vier kilogram per inwoner per jaar.

Het Europees Parlement en de Raad leggen op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de technische en economische ervaringen in de lidstaten, op uiterlijk 31 december 2008 een nieuw bindend streefcijfer vast. Dit kan eventueel een percentage zijn van de in de jaren daarvoor aan particuliere huishoudens verkochte hoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 86

Verwerking

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat ? alle gescheiden ingezamelde AEEA wordt verwerkt.⎪

√ 2. De verwerking ∏?, behoudens de voorbereiding voor hergebruik,⎪√ omvat ten minste het verwijderen de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage II.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of in hun naam handelende derden systemen invoeren voor de ∏? nuttige toepassing ⎪ √ van AEEA met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken. De producenten kunnen deze systemen individueel of collectief invoeren. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar inzamelings- of verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage III. ∏de producenten, of derden die in hun naam handelen, overeenkomstig de communautaire wetgeving systemen invoeren voor de verwerking van AEEA, met gebruik van de beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling. De producenten kunnen de systemen individueel en/of collectief invoeren. Om inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG te waarborgen, omvat de verwerking ten minste het verwijderen van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage II.

⎢ 2008/34/EG Art. 1, lid 1 (aangepast)

4. Bijlage II kan worden gewijzigd om andere verwerkingstechnieken die ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu bieden, in te voeren.

Dieze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. √ De Commissie beoordeelt met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende printplaten van mobiele telefoons en LCD-schermen moeten worden gewijzigd. ∏

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

5. Voor milieubeschermingsdoeleinden kunnen de lidstaten minimumkwaliteitsnormen voor de verwerking van ingezamelde AEEA invoeren.

De lidstaten die voor deze kwaliteitsnormen kiezen, brengen deze ter kennis van de Commissie, die deze normen bekendmaakt.

√ 6. De lidstaten moedigen inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht aan, gecertificeerde milieubeheerssystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) ∏ √ nr. xx/20xx ∏nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 √ inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS). ∏

√ Artikel 9 ∏

√ Vergunningen en inspecties ∏

⎢ 2002/96/EG, Art. 6 (aangepast)

21. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, in het bezit zijn van een vergunning van de bevoegde instantie overeenkomstig √ artikel 23 van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ∏ de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 75/442/EEG.

2. De in artikel √ 24, onder b), van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ∏ 11, lid 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde afwijking van het de vergunningsvereiste kan worden toegepast op handelingen voor de nuttige toepassing van AEEA, mits de bevoegde instanties vóór de registratie een inspectie uitvoeren teneinde te onderzoeken of aan artikel √ 13 van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen ∏ 4 van Richtlijn 75/442/EEG wordt voldaan.

De inspectie omvat verificatie van:

a) type en hoeveelheid van het te verwerken afval;

b) de algemene technische voorschriften die in acht moeten worden genomen;

c) de nodige voorzorgsmaatregelen.

Deze inspectie vindt ten minste één keer per jaar plaats en de lidstaten delen de resultaten mee aan de Commissie.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage III.

43. De lidstaten dragen er zorg voor dat aan de in lid √ de leden 1 en ∏ 2 bedoelde vergunning of registratie alle voorwaarden zijn verbonden die nodig zijn om aan de eisen van √ artikel 8, leden 2, 3 en 5, ∏ de leden 1 en 3 te voldoen en de streefcijfers voor nuttige toepassing van artikel 117 te bereiken.

√ Artikel 10 ∏

√ Overbrenging van AEEA ∏

⎢ 2002/96/EG, Art. 6 (aangepast)

? nieuw

15. De verwerkingshandelingen mogen ook buiten de betrokken lidstaat of de Gemeenschap plaatsvinden, mits het transport de overbrenging van de AEEA in overeenstemming is met √ Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen[24] ∏Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap[25].

2. AEEA die buiten de Gemeenschap is uitgevoerd overeenkomstig √ Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ∏Verordening (EEG) nr. 259/93, √ en Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is[26], ∏Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar een aantal niet-OESO-landen[27] en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie van 12 juli 1999 tot vaststelling van de controleprocedures, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad, die moeten worden toegepast voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar bepaalde landen waarvoor Besluit C(92)39 definitief van de OESO niet geldt[28], wordt bij de narekening of de in artikel 117, leden 1 en 2, van deze richtlijn bedoelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn slechts meegeteld, indien de uitvoerder kan aantonen dat de ? verwerking ⎪nuttige toepassing, het hergebruik en/of de recycling gebeurden in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn.

6. De lidstaten moedigen inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht aan, gecertificeerde milieubeheerssystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)[29].

∫ nieuw

3. Er worden gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2 vastgesteld, in het bijzonder criteria voor het beoordelen of de omstandigheden stroken met de voorschriften van deze richtlijn.

Die maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 117

√ Streefcijfers inzake ∏ Nnuttige toepassing

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of derden die in hun naam handelen, individueel of collectief systemen invoeren voor de nuttige toepassing, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving, van AEEA die ingevolge artikel 5 gescheiden is ingezameld. De lidstaten geven voorrang aan het hergebruik van volledige apparaten. Tot de in lid 4 bedoelde datum tellen deze apparaten niet mee voor de berekening van de in lid 2 vermelde streefcijfers.

12. Wat ? alle ⎪ AEEA betreft die ? gescheiden is ingezameld en die ⎪ bestemd is voor verwerking volgens de artikelen 68, 9 en 10 ? of voor voorbereiding voor hergebruik ⎪, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten op 31 december ? 2011 ⎪2006 de volgende ? minimale ⎪ streefcijfers bereiken:

a) voor van AEEA van de categorieën 1 en 10 van bijlage I A ? van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS) ⎪:

8. ? wordt 85 % nuttig toegepast ⎪ wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 80 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en

9. ? wordt 80% voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; ⎪ wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 75 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd;

b) voor van AEEA van de categorieën 3 en 4 van bijlage I A ? van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS) ⎪:

10. ? wordt 80% nuttig toegepast ⎪ wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 75 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en

11. ? wordt 70% voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; ⎪ wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 65 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd;

c) voor van AEEA van de categorieën 2, 5, 6, 7 ? , 8 ⎪ en 9 van bijlage I A ? van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS) ⎪:

12. ? wordt 75% nuttig toegepast ⎪ wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 70 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en

13. ? wordt 55% voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; ⎪ wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 50 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd;

d) voor van afgedankte gasontladingslampen ? wordt 85 % voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd. ⎪ wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 80 % van het gewicht van de lampen verhoogd.

∫ nieuw

2. Deze streefcijfers worden berekend als percentage van het gewicht van de gescheiden ingezamelde AEEA die aan inrichtingen voor nuttige toepassing wordt toegeleverd.

⎢ 2002/96/EG

3. De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, met het oog op de berekening van deze streefcijfers registers bijhouden van de hoeveelheid AEEA en de onderdelen, materialen en stoffen ervan wanneer deze de verwerkingsinrichting binnenkomen (input) en verlaten (output), en/of wanneer zij de inrichting voor nuttige toepassing of recycling binnenkomen (input).

⎢ 2008/34/EG Art. 1, lid 2

Nadere bepalingen voor de controle op het bereiken door de lidstaten van de in lid 2 genoemde streefcijfers, waaronder materiaalspecificaties, worden vastgesteld. Deze maatregel, die beoogt niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

⎢ 2002/96/EG

? nieuw

4. Uiterlijk op 31 december 2008 stellen het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, nieuwe streefcijfers voor nuttige toepassing en hergebruik/recycling vast, waaronder ook voor hergebruik van volledige apparaten, en voor de producten die onder categorie 8 van bijlage I A vallen. Daarbij wordt rekening gehouden met milieuvoordelen van de elektrische en elektronische apparatuur in gebruik, zoals een verhoogde hulpbronnenefficiëntie dankzij de ontwikkeling van materialen en technologie. Voorts wordt rekening gehouden met de technische ontwikkeling op het gebied van hergebruik, nuttige toepassing en recycling, producten en materialen, alsook met de door de lidstaten en de sector opgedane ervaring.

45. De lidstaten moedigen de ontwikkeling van nieuwe technieken voor nuttige toepassing, recycling en verwerking aan.

Artikel 128

Financiering met betrekking tot AEEA van particuliere huishoudens

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005 de producenten ten minste voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens vanaf de afgifte bij krachtens artikel 5, lid 2, gecreëerde inzamelingsinrichtingen. De lidstaten moedigen de producenten waar passend aan om alle kosten te dragen van de inzamelingsinrichtingen voor AEEA van particuliere huishoudens.

2. Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 op de markt worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor de verwerking van het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de organisatie van die financiering kiezen tussen collectieve en individuele regelingen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten, wanneer zij een product op de markt brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA zal worden gefinancierd, en dat zij hun producten duidelijk overeenkomstig artikel 151, lid 2, markeren. De waarborg heeft betrekking op de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor dit product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA.

Bij verkoop van nieuwe producten worden de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers niet afzonderlijk aangetoond.

3. De verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten voor het beheer van AEEA die is ontstaan uit apparatuur die vóór 13 augustus 2005 de in lid 1 bedoelde datum op de markt is gebracht („historische voorraad”) berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop de betrokken kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de betrokken apparatuur.

De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten gedurende een overgangsperiode van acht jaar (tien jaar voor categorie 1 van bijlage I A) na de inwerkingtreding van deze richtlijn de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers aan te tonen. De aangegeven kosten liggen niet hoger dan de reële kosten.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat producenten die elektrische of elektronische apparatuur verkopen op afstand de voorwaarden van dit artikel ook in acht nemen voor apparatuur die wordt geleverd naar de lidstaat waar de koper van die apparatuur verblijft.

⎢ 2003/108/EG Art. 1

Artikel 139

Financiering met betrekking tot AEEA van andere gebruikers dan particuliere huishoudens

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005 door de producenten is wordt voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van de AEEA die afkomstig is van andere gebruikers dan particuliere huishoudens en van na 13 augustus 2005 op de markt gebrachte apparatuur.

De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005 voor AEEA die is ontstaan uit apparatuur die op de markt is gebracht vóór 13 augustus 2005 (historische voorraad), de kosten worden gedragen volgens de derde en de vierde alinea.

Voor historische voorraad die wordt vervangen door nieuwe gelijkwaardige producten of door nieuwe producten met dezelfde functie, worden de kosten gedragen door de producenten van deze producten wanneer zij worden geleverd. De lidstaten kunnen als alternatief bepalen dat andere gebruikers dan particuliere huishoudens ook geheel of gedeeltelijk deze kosten dragen.

Voor andere historische voorraad worden de kosten gedragen door de andere gebruikers dan particuliere huishoudens.

2. Producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen onverminderd de bepalingen van deze richtlijn andere financieringsregelingen overeenkomen.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 1410

Informatie voor de gebruikers

1. ? De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers aan te tonen. De aangegeven kosten liggen niet hoger dan de reële kosten. ⎪

21. De lidstaten dragen er zorg voor dat gebruikers van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens de nodige informatie krijgen over:

a) het voorschrift dat AEEA niet als ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd, maar gescheiden moet worden ingezameld,

b) de voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen,

c) hun rol in de bevordering van hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van AEEA,

d) de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in elektrische en elektronische apparatuur,

e) de betekenis van het in bijlage IV weergegeven symbool.

32. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de consumenten bijdragen tot inzameling van AEEA alsook om hen ertoe aan te zetten het proces van hergebruik, verwerking en nuttige toepassing van AEEA te vergemakkelijken.

43. Teneinde de samen met ongesorteerd stedelijk afval verwijderde AEEA tot een minimum te beperken en de gescheiden inzameling ervan te vergemakkelijken, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten elektrische en elektronische apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht, ? overeenkomstig de Europese norm EN 50419[30] ⎪duidelijk voorzien van het in bijlage IV weergegeven symbool. Bij wijze van uitzondering, wanneer dit wegens de afmetingen of de functie van het product nodig is, wordt het symbool afgedrukt op de verpakking, de gebruiksaanwijzing en het garantiebewijs van de elektrische en elektronische apparatuur.

54. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de in de leden 2, 3 en 4 1, 2 en 3 bedoelde informatie ten dele of in haar geheel wordt verstrekt door de producenten en/of de distributeurs, bijvoorbeeld in de gebruiksaanwijzing of op het verkooppunt.

Artikel 1511

Informatie voor de verwerkingsinstallaties

1. Om ? de voorbereiding voor ⎪ het hergebruik en de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA, - inbegrepen onderhoud, hergebruik, verbetering en ombouw -, te vergemakkelijken, treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten voor elk op de markt gebracht nieuw type elektrische en elektronische apparatuur informatie verstrekken voor hergebruik en verwerking, en wel binnen het jaar nadat zij die op de markt hebben gebracht. Voor zover de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclinginrichtingen zulks nodig hebben om aan deze richtlijn te kunnen voldoen, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en preparaten bevinden. De informatie wordt door de producenten van AEEA aan de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclinginrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media (bv. CD-ROM, online-diensten).

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat elke producent van een elektrisch of elektronisch apparaat dat na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht, door een aanduiding op het apparaat duidelijk kan worden geïdentificeerd. Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van het tijdstip van het op de markt brengen, wordt het apparaat voorzien van de expliciete vermelding dat het na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. √ Daarbij is de Europese norm EN 50419 van toepassing. ∏ De Commissie zal de opstelling van Europese normen hiervoor bevorderen.

Artikel 1612

? Registratie, ⎪ Iinformatie en rapportage

∫ nieuw

1. De lidstaten zetten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 een register op van producenten, met inbegrip van producenten die elektrische en elektronische apparatuur leveren door middel van verkoop op afstand.

Dat register wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de financieringsverplichtingen uit hoofde van de artikelen 12 en 13.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat alle op hun grondgebied gevestigde producenten in hun nationale register alle relevante informatie in samenhang met hun activiteiten in alle andere lidstaten kunnen opnemen, met inbegrip van rapportagevoorschriften en vergoedingen.

De registers dienen interoperabel te zijn teneinde de uitwisseling van deze informatie mogelijk te maken, met name met betrekking tot de hoeveelheden elektrische en elektronische apparatuur die op de nationale markten worden gebracht en ten behoeve van geldoverdrachten in samenhang met de intracommunautaire overbrenging van producten of AEEA.

3. Het registratie- en rapportageformaat en de rapportagefrequentie worden vastgesteld. Die maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4. Het register kan worden beheerd in het kader van een krachtens artikel 12, lid 2, opgezette collectieve producentenverantwoordelijkheidsregeling.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

51. De lidstaten stellen een register van producenten op en verzamelen op jaarlijkse basis gegevens, op een jaarlijkse basis, waaronder met inbegrip van degelijke ramingen, over de hoeveelheden en categorieën elektrische en elektronische apparatuur die in de lidstaten lidstaat op de markt werden gebracht, langs de onderscheidene wegen werden ingezameld, hergebruikt, gerecycleerd en nuttig gebruikt, alsmede over de hoeveelheden √ gescheiden ∏ ingezamelde AEEA die werden uitgevoerd, naar gewicht of, desnoods, in aantallen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten die elektrische en elektronische apparatuur leveren door middel van verkoop op afstand, informatie verstrekken over de naleving van de vereisten van artikel 8, lid 4, en over de hoeveelheden en categorieën elektrische en elektronische apparatuur die op de markt zijn gebracht in de lidstaat waar de koper van die apparatuur verblijft.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de vereiste gegevens op een tweejaarlijkse basis aan de Commissie worden meegedeeld, telkens binnen 18 maanden na het einde van de betrokken periode. De eerste mededeling heeft betrekking op de periode 2005-2006. De vorm waarin deze gegevens dienen te worden verstrekt, wordt binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn volgens de procedure van artikel 14, lid 2, vastgesteld, met het doel een gegevensbank over AEEA en de verwerking ervan in te richten.

De lidstaten voorzien in een passende informatie-uitwisseling om aan dit lid te voldoen, in het bijzonder voor de in artikel 6, lid 5, bedoelde verwerkingshandelingen.

62. Onverminderd lid 1 zenden dDe lidstaten zenden de Commissie om de drie jaar een verslag toe over de uitvoering van deze richtlijn ? en over de in lid 5 gespecificeerde informatie ⎪. Dit uitvoeringsverslag wordt geredigeerd aan de hand van een de √ bij Beschikking 2004/249/EG[31] en Beschikking 2005/369/EG[32] van de Commissie vastgestelde ∏ vragenlijst of een schema, opgesteld door de Commissie volgens de procedure van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en implementering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied[33]. De vragenlijst of het schema wordt zes maanden voor de aanvang van de verslagperiode aan de lidstaten toegezonden. Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft aan de Commissie voorgelegd.

Het eerste driejaarlijkse verslag bestrijkt de periode 20xx04-20xx06.

De Commissie publiceert uiterlijk negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een verslag over de uitvoering van deze richtlijn.

⎢ 2008/34/EG Art. 1, lid 3 (aangepast)

? nieuw

Artikel 1713

Aanpassing aan de vooruitgang van wetenschap en techniek

Eventuele wijzigingen die nodig zijn om Aartikel ? 16, lid 6, ⎪ 7, lid 3, alsmede bijlage I B (in het bijzonder met het oog op de mogelijke toevoeging van armaturen in huishoudens, gloeilampen en fotovoltaïsche producten, d.w.z. zonnepanelen), bijlage II (in het bijzonder gelet op nieuwe technische ontwikkelingen voor de verwerking van AEEA) en de bijlagen III en IV kunnen indien nodig worden gewijzigd om ze aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek aan te passen, dienen te worden vastgesteld. Deze maatregelen, die beogen bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Voordat de bijlagen worden gewijzigd, raadpleegt de Commissie onder andere de producenten van elektrische en elektronische apparatuur, de recycleerders, de verwerkers alsmede de milieuorganisaties, werknemers- en consumentenverenigingen.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

Artikel 1814

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel √ 39 van Richtlijn 2008/xx/EG ∏ 18 van Richtlijn 75/442/EEG ingestelde comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

⎢ 2008/34/EG Art. 1, lid 4

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

⎢ 2002/96/EG

Artikel 1915

Sancties

De lidstaten stellen sancties vast voor inbreuken op de nationale bepalingen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De aldus vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

∫ nieuw

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 21 vermelde datum in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen ter zake mee.

⎢ 2002/96/EG

Artikel 2016

Inspecties en controles

De lidstaten dragen er zorg voor dat er inspecties en controles voorhanden zijn om het bepaalde in deze richtlijn te handhaven.

∫ nieuw

1. De lidstaten voeren passende inspecties en controles uit om na te gaan of deze richtlijn correct wordt uitgevoerd.

Die inspecties hebben ten minste betrekking op de uitvoer van AEEA naar bestemmingen buiten de Gemeenschap overeenkomstig de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen en de handelingen die plaats vinden in verwerkingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen en bijlage II van deze richtlijn.

2. De lidstaten voeren de controles op de overbrenging van AEEA uit overeenkomstig de minimale controlevoorschriften van bijlage I.

3. Er kunnen aanvullende regels inzake inspecties en controles worden vastgesteld.

Die maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

⎢ 2002/96/EG (aangepast)

? nieuw

Artikel 2117

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ? op [18 maanden na de dag waarop deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt gepubliceerd] ⎪ 13 augustus 2004 aan ? de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 11, 14, 16, 19 en 20 en bijlage I van ⎪ deze richtlijn te voldoen. Zij stellen ? doen ⎪ de Commissie daarvan onverwijld in kennis ð de tekst van die bepalingen toekomen, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn ï.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. ?In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ⎪

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de ? belangrijke ⎪ bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3. Mits het met deze richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt, kunnen de lidstaten de bepalingen van artikel 86, lid 6, artikel 1410, lid 21, en artikel 1511, omzetten door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren. Die overeenkomsten voldoen aan de volgende voorschriften:

a) de overeenkomsten zijn afdwingbaar;

b) de overeenkomsten bevatten doelstellingen en termijnen om die te bereiken;

c) de overeenkomsten worden bekendgemaakt in het staatsblad of een voor het publiek even toegankelijk officieel stuk, en worden aan de Commissie toegezonden;

d) de met een overeenkomst bereikte resultaten worden onder de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden geregeld gecontroleerd, aan de bevoegde instanties en de Commissie gemeld en ter beschikking van het publiek gesteld;

e) de bevoegde instanties dragen er zorg voor dat nagegaan wordt in hoeverre met de overeenkomsten vooruitgang geboekt wordt;

f) ingeval een overeenkomst niet wordt nagekomen, moeten de lidstaten de betrokken bepalingen van deze richtlijn door middel van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen uitvoeren.

4. a) Griekenland en Ierland, die vanwege hun

14. ontoereikende recyclinginfrastructuur,

15. geografische omstandigheden (zoals een groot aantal kleine eilanden, of plattelands- en berggebieden),

16. geringe bevolkingsdichtheid, en

17. gering gebruik van elektrische en elektronische apparatuur,

noch het inzamelingsstreefcijfer, vermeld in artikel 5, lid 5, eerste alinea, noch de streefcijfers voor nuttige toepassing, vermeld in artikel 7, lid 2, kunnen bereiken, en die daarom krachtens artikel 5, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen[34] een verzoek tot verlenging van de in dat artikel genoemde termijn kunnen indienen,

kunnen de in artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 2, van onderhavige richtlijn genoemde termijn verlengen met maximaal 24 maanden.

Die lidstaten brengen de Commissie uiterlijk bij de omzetting van deze richtlijn van hun beslissing op de hoogte.

b) De Commissie stelt de andere lidstaten en het Europees Parlement van die beslissingen in kennis.

5. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de met de toepassing van de richtlijn opgedane ervaring, met name betreffende de gescheiden inzameling, de verwerking, de nuttige toepassingen en de financieringssystemen. Voorts zal het verslag gebaseerd zijn op de ontwikkelingen in de technologie, de opgedane ervaring, de milieueisen en de werking van de interne markt. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen om de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn te wijzigen.

∫ nieuw

Artikel 22

Intrekking

Richtlijn 2002/96/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage V, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van de dag volgend op de in artikel 21 genoemde datum ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

⎢ 2002/96/EG

? nieuw

Artikel 2318

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de ? twintigste ⎪ dag ? volgende op die ⎪ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 2419

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I A

Categorieën elektrische en elektronische apparatuur waarop deze richtlijn van toepassing is

1. Grote huishoudelijke apparaten

2. Kleine huishoudelijke apparaten

3. IT- en telecommunicatieapparatuur

4. Consumentenapparatuur

5. Verlichtingsapparatuur

6. Elektrisch en elektronisch gereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties)

7. Speelgoed,ontspannings- en sportapparatuur

8. Medische hulpmiddelen (met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten)

9. Meet- en controle-instrumenten

10. Automaten

BIJLAGE I B

Lijst van producten die onder de toepassing van deze richtlijn en onder de categorieën van bijlage I A vallen

1. GROTE HUISHOUDELIJKE APPARATEN

Grote koelapparaten

Koelkasten

Diepvriezers

Andere grote apparaten voor koeling, bewaring en opslag van voedsel

Wasmachines

Wasdrogers

Vaatwasmachines

Kooktoestellen

Elektrische fornuizen

Elektrische kookplaten

Magnetrons

Andere grote apparaten voor de bereiding en andere behandelingen van voedsel

Elektrische verwarmingsapparatuur

Elektrische radiatoren

Andere grote toestellen voor de verwarming van kamers, bedden en zitmeubelen

Elektrische ventilatoren

Airconditioners

Andere ventilatie-, afzuig- en airconditioningapparatuur

2. Kleine huishoudelijke apparaten

Stofzuigers

Rolvegers

Andere schoonmaakapparaten

Apparaten voor het naaien, breien en weven en andere textielbewerkingen

Strijkijzers en andere apparaten voor het strijken en mangelen en andere verzorging van kleding

Broodroosters

Frituurpannen

Koffiemolens, koffiezetmachines en apparatuur voor het openen of luchtdicht sluiten van recipiënten of verpakkingen

Elektrische messen

Tondeuses, haardrogers, elektrische tandenborstels, scheerapparaten, massage- en andere lichaamsverzorgingsapparaten

Klokken, andere uurwerken en apparatuur voor het meten, aangeven of registreren van tijd

Weegschalen

3. IT- en telecommunicatieapparatuur

Gecentraliseerde gegevensverwerking:

Mainframes

Minicomputers

Afdrukeenheden

Persoonlijk computergebruik:

Personal computers (inclusief processor, muis, scherm en toetsenbord)

Schootcomputers (inclusief processor, muis, scherm en toetsenbord)

Notebookcomputers

Notepadcomputers

Printers

Kopieerapparaten

Elektrische en elektronische typemachines

Zak- en bureaurekenmachines

en andere producten en apparatuur voor het elektronisch verzamelen, opslaan, verwerken, presenteren of communiceren van informatie

Gebruikerseindstations en -systemen

Faxapparaten

Telexapparaten

Telefoons

Munt- en kaarttelefoons

Draadloze telefoons

Cellulaire telefoons

Antwoordapparaten

en andere producten of apparatuur voor het overbrengen met telecommunicatie van geluid, beelden of andere informatie

4. Consumentenapparatuur

Radiotoestellen

Televisietoestellen

Videocamera's

Videorecorders

Hifi-recorders

Geluidsversterkers

Muziekinstrumenten

en andere producten of apparatuur voor het opnemen of weergeven van geluid of beelden, waaronder signalen of andere technieken voor de verspreiding van beeld en geluid dan telecommunicatie

5. Verlichtingsapparatuur

Armaturen voor fluorescentielampen, uitgezonderd armaturen in huishoudens

Fluorescentielampen (TL-buizen)

Compacte fluorescentielampen

Hogedrukgasontladingslampen, met inbegrip van hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen

Lagedruknatriumlampen

Andere verlichting of apparatuur voor het verspreiden of regelen van licht, uitgezonderd gloeilampen

6. Elektrisch en elektronisch gereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties)

Boren

Zagen

Naaimachines

Apparatuur voor het draaien, frezen, schuren, slijpen, zagen, snijden, afsnijden, boren, maken van gaten, ponsen, vouwen, buigen of dergelijke bewerkingen van hout, metaal en ander materiaal

Gereedschap voor het klinken, spijkeren of schroeven, of het verwijderen van klinknagels, spijkers en schroeven, of dergelijk gebruik

Gereedschap voor het lassen, solderen of dergelijk gebruik

Apparatuur voor het verstuiven, verspreiden, dispergeren of op andere wijze behandelen van vloeistoffen of gassen

Gereedschap voor het maaien en andere tuinbezigheden

7. Speelgoed,ontspannings- en sportapparatuur

Elektrische treinen en autoracebanen

Handconsoles voor videospellen

Videospellen

Fiets-, duik-, loop-, roeicomputers en dergelijke

Sportapparatuur met elektrische of elektronische onderdelen

Speelautomaten

8. Medische hulpmiddelen (met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten)

Radiotherapeutische apparatuur

Cardiologische apparatuur

Dialyseapparatuur

Beademingstoestellen

Apparatuur voor nucleaire geneeskunde

Laboratoriumapparatuur voor in-vitrodiagnostiek

Analyseapparatuur

Diepvriezers

Apparatuur voor vruchtbaarheidstests

Andere apparaten voor het opsporen, voorkomen, volgen, behandelen en verlichten van ziekten, verwondingen of handicaps

9. Meet- en controle-instrumenten

Rookmelders

Verwarmingsregelaars

Thermostaten

Meet-, weeg- en afstelapparaten voor huishouden of laboratorium

Andere meet- en regelapparatuur, voor industriële installaties (bv. in regelpanelen)

10. Automaten

Automaten voor warme dranken

Automaten voor warme/koude flesjes/blikjes

Automaten voor vaste voedingsproducten

Geldautomaten

Alle automaten voor alle soorten producten

∫ nieuw

BIJLAGE I

Minimale controlevoorschriften voor de overbrenging van AEEA

1. Om het onderscheid te maken tussen elektrische en elektronische apparatuur en AEEA, in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte elektrische en elektronische apparatuur overbrengt of voornemens is over te brengen die géén AEEA is, verlangen de instanties van de lidstaten de volgende bewijzen van de juistheid van deze bewering:

a) een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de elektrische en elektronische apparatuur, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is;

b) een bewijs van beoordeling of beproeving, in de vorm van een kopie van de bescheiden (beproevingscertificaat, keuringsbewijs), voor elk stuk dat deel uitmaakt van de zending, alsmede een protocol dat alle in punt 2 gespecificeerde etiketinformatie bevat;

c) een verklaring van de houder die het vervoer van de elektrische en elektronische apparatuur organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/xx/EG betreffende afvalstoffen; en

d) voldoende verpakking om de overgebrachte producten te behoeden voor beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen.

2. Als bewijs dat de overgebrachte producten gebruikte elektrische en elektronische apparaten zijn en geen AEEA, schrijven de lidstaten voor dat met betrekking tot gebruikte elektrische en elektronische apparatuur de volgende beproevings- en documentatiestappen worden doorlopen:

Stap1: Beproeving

a) Er wordt gekeken of het apparaat goed functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat. Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van het elektrisch of elektronisch apparaat. Voor de meeste gebruikte elektrische en elektronische apparatuur volstaat een beproeving van de belangrijkste functies.

b) De uitkomsten van de beoordeling en beproeving worden geregistreerd.

Stap 2: Etikettering:

a) Het etiket wordt stevig maar niet onlosmakelijk hetzij op de (onverpakte) elektrische of elektronische apparatuur zelf, hetzij op de verpakking bevestigd, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder de apparatuur uit te pakken.

b) Het etiket bevat de volgende informatie:

- benaming (benaming van het apparaat overeenkomstig bijlage II en categorie overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 20xx/xx/EG (BGS);

- identificatienummer van het apparaat (typenummer);

- productiejaar (indien bekend);

- naam en adres van het bedrijf dat heeft gecontroleerd of het apparaat goed functioneert;

- resultaten van de beproeving als omschreven in stap 1;

- aard van de uitgevoerde tests.

3. Naast de in punt 1 vermelde documenten dient elke lading (bijv. container, vrachtwagen) gebruikte elektrische en elektronische apparatuur vergezeld te gaan van:

a) een CMR-document,

b) een verklaring van de aansprakelijke persoon met betrekking tot zijn verantwoordelijkheid.

4. Bij ontbreken van de overeenkomstig de punten 1 en 3 vereiste documenten en passende verpakking dienen de instanties van de lidstaten de betrokken apparaten als gevaarlijke AEEA te beschouwen en ervan uit te gaan dat de lading het voorwerp is van illegale overbrenging. In deze omstandigheden worden de betrokken bevoegde instanties geïnformeerd en wordt met de lading omgegaan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 van de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen. In de meeste gevallen zullen de personen die verantwoordelijk zijn voor de overbrenging, de afvalstoffen op eigen kosten terug moeten brengen naar het land van verzending en kan hun een strafrechtelijke sanctie worden opgelegd. In lidstaten waar de bewijslast met betrekking tot de vraag of voorwerpen AEEA dan wel elektrische en elektronische apparatuur zijn, bij de overheidsinstanties berust, kan het ontbreken van de passende documenten en verpakking leiden tot aanzienlijke vertraging bij de doorverzending van de afvalstoffen zolang het noodzakelijke onderzoek ter vaststelling van de status van de overgebrachte goederen loopt.

⎢ 2002/96/EG

BIJLAGE II

Selectieve behandeling van materialen en onderdelen van AEEA als bedoeld in overeenkomstig artikel 86, lid 21

1. Uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minste de volgende stoffen, preparaten en onderdelen worden verwijderd afgezonderd:

- polychloorbifenyl (PCB)-houdende condensatoren overeenkomstig Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's)[35],

- kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting,

- batterijen,

- printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt,

- tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner,

- kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten,

- asbestafval en onderdelen die asbest bevatten,

- beeldbuizen,

- chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), koolwaterstoffen (HC's),

- gasontladingslampen,

- LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen,

- uitwendige elektrische kabels,

- onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten zoals beschreven in Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad[36],

- onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren[37],

- elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume).

Deze stoffen, preparaten en onderdelen dienen te worden verwijderd of nuttig te worden toegepast in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG.

2. De volgende onderdelen van gescheiden ingezamelde AEEA moeten als volgt worden behandeld:

- beeldbuizen: de fluorescerende laag moet worden verwijderd afgezonderd;

- apparatuur die gassen bevat welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits: deze gassen moeten adequaat worden verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen[38];

- gasontladingslampen: het kwik moet worden verwijderd afgezonderd.

3. De punten 1 en 2 worden, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van hergebruik en recycling, zodanig toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze hergebruiken en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt.

⎢ 2008/34/EG Art. 1, lid 5 (aangepast)

4. De Commissie beoordeelt volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 14, lid 3, met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende printplaten van mobiele telefoons en LCD-schermen gewijzigd moeten worden.

⎢ 2002/96/EG

BIJLAGE III

Technische voorschriften als bedoeld in overeenkomstig artikel 86, lid 3

1. Locaties voor de opslag (ook tijdelijke opslag) van AEEA vóór verwerking (onverminderd de voorschriften van Richtlijn 1999/31/EG):

18. ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders,

19. weerbestendige afdekking van geschikte terreinen.

2. Locaties voor de verwerking van AEEA:

20. weegapparatuur om het gewicht van het verwerkte afval te bepalen,

21. ondoorlatende ondergrond en waterdichte afdekking van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders,

22. geschikte opslag voor gedemonteerde reserveonderdelen,

23. geschikte containers voor de opslag van batterijen, PCB/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval, zoals radioactief afval,

24. installaties voor de behandeling van water, overeenkomstig de gezondheids- en milieuvoorschriften.

BIJLAGE IV

Symbool als merkteken voor elektrische en elektronische apparatuur

Het symbool voor gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur bestaat uit een doorgekruiste verrijdbare afvalbak zoals hieronder afgebeeld. Het symbool moet zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht.

[pic]

BIJLAGE V

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de opeenvolgende wijzigingen

(bedoeld in artikel 22)

Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) | (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24) |

Richtlijn 2003/108/EG van het Europees Parlement en de Raad | (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106) |

Richtlijn 2008/34/EG van het Europees Parlement en de Raad | (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 65) |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 22)

Richtlijn | Omzettingstermijn |

2002/96/EG | 13 augustus 2004 |

2003/108/EG | 13 augustus 2004 |

2008/34/EG | - |

BIJLAGE VI

Concordantietabel

Richtlijn 2002/96/EG | deze richtlijn |

Artikel 1 | - |

- | Artikel 1 |

Artikel 2, lid 1 | Artikel 2, lid 1 |

Artikel 2, lid 2 | Artikel 2, lid 2 |

- | Artikel 2, lid 3, aanhef |

Artikel 2, lid 3 | Artikel 2, lid 3, onder a) |

Artikel 2, lid 1 (gedeeltelijk) | Artikel 2, lid 3, onder b) |

- | Artikel 2, lid 3, onder c) |

Bijlage IB, punt 5 | Artikel 2, lid 3, onder d) |

Bijlage IB, punt 8 | Artikel 2, lid 3, onder e) |

- | Artikel 2, lid 4 |

Artikel 3, onder a) tot en met d) | Artikel 3, onder a) tot en met d) |

- | Artikel 3, onder e) |

Artikel 3, onder e) | Artikel 3, onder f) |

Artikel 3, onder f) | Artikel 3, onder g) |

Artikel 3, onder g) | Artikel 3, onder h) |

Artikel 3, onder h) | Artikel 3, onder i) |

Artikel 3, onder i) | Artikel 3, onder j) |

Artikel 3, onder j) | Artikel 3, onder k) |

Artikel 3, onder k) | Artikel 3, onder l) |

Artikel 3, onder l) | - |

- | Artikel 3, onder m) |

Artikel 3, onder m) | Artikel 3, onder n) |

- | Artikel 3, onder o) tot en met s) |

Artikel 4 | Artikel 4 |

Artikel 5, leden 1 tot en met 3 | Artikel 5, leden 1 tot en met 3 |

- | Artikel 6, lid 1 |

Artikel 5, lid 4 | Artikel 6, lid 2 |

Artikel 5, lid 5 | - |

- | Artikel 7 |

- | Artikel 8, lid 1 |

Artikel 6, lid 1, eerste en tweede alinea, en lid 3 | Artikel 8, leden 2 en 3 en lid 4, eerste alinea, en tweede alinea, eerste zin |

Bijlage II, punt 4 | Artikel 8, lid 4, tweede alinea, tweede zin |

Artikel 6, lid 1, derde alinea | Artikel 8, lid 5 |

Artikel 6, lid 6 | Artikel 8, lid 6 |

Artikel 6, lid 2 | Artikel 9, leden 1 en 2 |

Artikel 6, lid 4 | Artikel 9, lid 3 |

Artikel 6, lid 5 | Artikel 10, leden 1 en 2 |

- | Artikel 10, lid 3 |

Artikel 7, lid 1 | - |

Artikel 7, lid 2 | Artikel 11, lid 1 |

- | Artikel 11, lid 2 |

Artikel 7, lid 3, eerste alinea | Artikel 11, lid 3 |

Artikel 7, lid 3, tweede alinea | - |

Artikel 7, lid 4 | - |

Artikel 7, lid 5 | Artikel 11, lid 4 |

Artikel 8, lid 1 | Artikel 12, lid 1 |

Artikel 8, lid 2, eerste en tweede alinea | Artikel 12, lid 2, eerste en tweede alinea |

Artikel 8, lid 2, derde alinea | - |

Artikel 8, lid 3, eerste alinea | Artikel 12, lid 3, eerste alinea |

artikel 8, lid 3, tweede alinea | - |

Artikel 8, lid 4 | - |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea | Artikel 13, lid 1, eerste alinea |

Artikel 9, lid 1, tweede alinea | - |

Artikel 9, lid 1, derde alinea | Artikel 13, lid 1, tweede alinea |

Artikel 9, lid 1, vierde alinea | Artikel 13, lid 1, derde alinea |

Artikel 9, lid 2 | Artikel 13, lid 2 |

- | Artikel 14, lid 1 |

Artikel 10, lid 1 | Artikel 14, lid 2 |

Artikel 10, lid 2 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 10, lid 3 | Artikel 14, lid 4 |

Artikel 10, lid 4 | Artikel 14, lid 5 |

Artikel 11 | Artikel 15 |

- | Artikel 16, leden 1 tot en met 4 |

Artikel 12, lid 1, eerste alinea | Artikel 16, lid 5 |

Artikel 12, lid 1, tweede, derde en vierde alinea | - |

Artikel 12, lid 2 | Artikel 16, lid 6 |

Artikel 13 | Artikel 17 |

Artikel 14 | Artikel 18 |

Artikel 15 | Artikel 19 |

Artikel 16 | Artikel 20, lid 1, eerste alinea |

- | Artikel 20, lid 1, tweede alinea |

- | Artikel 20, leden 2 en 3 |

Artikel 17, leden 1 tot en met 3 | Artikel 21, leden 1 tot en met 3 |

Artikel 17, lid 4 | - |

- | Artikel 22 |

Artikel 18 | Artikel 23 |

Artikel 19 | Artikel 24 |

Bijlage IA | - |

Bijlage IB | - |

- | Bijlage I |

Bijlagen II tot en met IV | Bijlagen II tot en met IV |

- | Bijlage V |

- | Bijlage VI |

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN DIE UITSLUITEND GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) houdende intrekking van Richtlijn 2002/96/EG

2. BEGROTINGSONDERDELEN:

Hoofdstuk en artikel:

Begroot bedrag voor het betrokken jaar:

3. FINANCIËLE GEVOLGEN

( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen

( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de uitgaven maar wel voor de ontvangsten, namelijk:

(in miljoen euro, tot op 1 decimaal)

Begrotingsonderdeel | Ontvangsten[39] | Periode van 12 maanden vanaf dd/mm/jjjj | [Jaar n] |

Artikel … | Gevolgen voor de eigen middelen |

Artikel … | Gevolgen voor de eigen middelen |

Situatie na de actie |

[n+1] | [n+2] | [n+3] | [n+4] | [n+5] |

Artikel … |

Artikel … |

4. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

5. ANDERE OPMERKINGEN

[1] COM(2008) 505 en SEC(2008) 2367.

[2] PB C 365 E van 19.12.2000, blz. 184, en PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 298. Öð PB C [& ] van [& ], blz. [& ]. Õð

[3] PB C 116 van 20.4.2001, blz. 38. Öð PB C [& ] van [& ], blz. [& ]. Õð

[4] PB C 148 van √ PB C […] van […], blz. […]. ∏

[5] PB C 116 van 20.4.2001, blz. 38. √ PB C […] van […], blz. […]. ∏

[6] PB C 148 van 18.5.2001, blz. 1. √ PB C […] van […], blz. […]. ∏

[7] PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.

[8] PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5.

[9] PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.

[10] PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241.

[11] PB C […] van […], blz. […].

[12] PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29-58.

[13] PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19-23.

[14] PB L 194 van 25.7.1975, blz. 47. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32).

[15] PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9.

[16] COM(2008) 505 en SEC(2008) 2367.

[17] PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1-14. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2008/12/EG (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 39).

[18] PB L 78 van 26.3.1991, blz. 38. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/101/EG van de Commissie (PB L 1 van 5.1.1999, blz. 1).

[19] COM(2008) 505 en SEC(2008) 2367.

[20] PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8 PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26-40.

[21] PB L 118 van 27.4.2001, blz. 41.

[22] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[23] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

[24] PB 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/59/EG van de Commissie (PB L 225 van 21.8.2001, blz. 1).

[25] PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/60/EG van de Commissie (PB L 226 van 22.8.2001, blz. 5).

[26] PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1-98. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1379/2007 van de Commissie (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 7).

[27] PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2557/2001 van de Commissie (PB L 349 van 31.12.2001, blz. 1).

[28] PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6.

[29] PB L 166 van 1.7.1999, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2243/2001 van de Commissie (PB L 303 van 20.11.2001, blz. 11).

[30] PB L 185 van 17.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 2243/2001.

[31] PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

[32] Door het Cenelec aangenomen in maart 2006.

[33] PB L 78 van 16.3.2004, blz. 56.

[34] PB L 119 van 11.5.2005, blz. 13.

[35] PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.

[36] PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.

[37] PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.

[38] PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19.

[39] PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

[40] PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2039/2000 (PB L 244 van 29.9.2000, blz. 26).

[41] Voor traditionele eigen middelen (landbouwrechten, suikerheffingen en douanerechten) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Top