Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0008

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschap

/* COM/2002/0008 def. - COD 2002/0014 */

PB C 103E van 30/04/2002, p. 351–360 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0008

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschap /* COM/2002/0008 def. - COD 2002/0014 */

Publicatieblad Nr. 103 E van 30/04/2002 blz. 0351 - 0360


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschap

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

I. Inleiding

Naar aanleiding van het ongeluk bij Puerto Plata in januari 1996 heeft de Raad de Commissie verzocht voorstellen uit te werken om de veiligheid van Europese burgers die met het vliegtuig reizen of in de omgeving van luchthavens wonen te waarborgen. Met het oog hierop heeft de Commissie een groep van vooraanstaande deskundigen op het gebied van veiligheid in de luchtvaart bijeengeroepen en heeft zij met hun hulp een communautaire strategie ter verbetering van de veiligheid van de luchtvaart ontwikkeld die op 12 juni 1996 werd goedgekeurd en aan de Raad werd toegezonden [1].

[1] SEC(96) 2083 def.

Deze strategie steunde op twee pijlers. Enerzijds werd aanbevolen intensief te werken aan de instandhouding en verdere verbetering van de veiligheid van het luchtverkeer in Europa; met name moest daartoe een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart worden opgericht. Dit initiatief kreeg vaste vorm door de goedkeuring door de Commissie op 27 september 2000 van een voorstel voor een verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart [2].

[2] COM(2000) 595 def.

De tweede pijler behelsde controle op de naleving door derde landen van internationaal overeengekomen veiligheidsnormen voor de luchtvaart en indien nodig het verlenen van assistentie aan deze landen. Om een nadere invulling te geven aan dit onderdeel van de strategie heeft de Commissie in 1997 bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor een richtlijn over de veiligheid van vliegtuigen uit derde landen ingediend, dat niet binnen de in het Verdrag gestelde termijn kon worden goedgekeurd; destijds is overeengekomen een nieuw voorstel op te stellen en dit voornemen heeft uiteindelijk geresulteerd in dit initiatief.

Als aanvulling daarop was het noodzakelijk om te bekijken welke andere initiatieven door de Gemeenschap en de lidstaten kunnen worden ontplooid om hun veiligheidsdoelstellingen ten aanzien van derde landen te bereiken. Derhalve werd op 16 juli 2001 een mededeling van de Commissie over een bijdrage van de Europese Gemeenschap tot een verbetering van de veiligheid van de luchtvaart in de wereld [3] aangenomen.

[3] COM(2001) 390 def.

II. Veiligheidsevaluatie van vliegtuigen uit derde landen

Er bestaat algemene overeenstemming over de noodzaak een systeem op te zetten voor beoordeling van de mate van veiligheid waarmee momenteel niet-Europese luchtvaartmaatschappijen opereren die naar en vanuit EU-landen diensten onderhouden.

De werkgroep op hoog niveau heeft de methode van de Federal Aviation Administration (FAA) van de Verenigde Staten besproken, die systematisch voor alle buitenlandse maatschappijen die op de Verenigde Staten vliegen controleert of de betreffende nationale luchtvaartautoriteiten in staat zijn om wat het veiligheidstoezicht betreft aan hun ICAO-verplichtingen te voldoen. Zij kwam echter tot de conclusie dat een dergelijk programma niet geschikt is voor Europa, en dat het beter is om een stapsgewijze procedure in te stellen die in gang wordt gezet door bewijzen, verdenkingen of tekortkomingen van een niet-Europese luchtvaartmaatschappij op veiligheidsgebied, een procedure die in dit document wordt aangeduid als de SAFA [4]-procedure.

[4] Veiligheidsbeoordeling van buitenlandse luchtvaartuigen.

Hierop aansluitend heeft de Commissie in haar actieplan aangekondigd dat zij "een voorstel zou indienen voor een richtlijn van de Raad ter formalisering van de SAFA-procedure voor de beoordeling van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen en de daarmee verband houdende samenwerkings mechanismen voor uitwisseling en analyse van informatie en het trekken van conclusies. Deze richtlijn moet ook de lidstaten verplichten om vliegtuigen die klaarblijkelijk of vermoedelijk gevaarlijk zijn aan de grond houden".

De operationele aspecten van de SAFA-procedure worden momenteel namens de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC) beheerd door de Commissie van samenwerking tussen de Europese Rijksluchtvaartdiensten (JAA). Aangezien deze procedure onder de bevoegdheid van de ECAC valt, en niet past in het kader van het van het JAR-codesysteem, is Verordening nr. 3922/91 [5] niet van toepassing.

[5] Verordening (EEG) nr. 3922/91 van 16.12.1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

De bedoeling van het voorstel is om in de Gemeenschap een wettelijk kader voor de invoering en operationele toepassing van de veiligheidsbeoordeling van luchtvaartuigen uit derde landen te scheppen dat de lidstaten voldoende mogelijkheden biedt om individueel of collectief, bijvoorbeeld in het kader van de JAA, de door hen gewenste bijbehorende mechanismen in te stellen.

De resultaten van het institutionele debat dat binnen de Gemeenschap wordt gevoerd met het oog op de oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) kunnen van invloed zijn op het SAFA-programma aangezien de uitkomst kan zijn dat de thans door de JAA namens de ECAC uitgevoerde SAFA-activiteiten aan het EASA worden overgedragen.

De internationale veiligheidsnormen waarvan de naleving moet worden gecontroleerd staan in de bijlagen bij het Verdrag van Chicago van 1944 waarbij alle lidstaten partij zijn. De Commissie heeft ervoor gezorgd dat haar voorstel in overeenstemming is met de uit het Verdrag van Chicago voortvloeiende internationale verplichtingen van de lidstaten, door de verplichte inspecties te beperken tot vliegtuigen of maatschappijen waarvoor er aanwijzingen van mogelijke gebreken zijn en door geen systematische willekeurige inspecties door te voeren die beschouwd zouden kunnen worden als in strijd met het Verdrag van Chicago. In bovengenoemde mededeling "Vaststelling van een communautaire strategie ter verhoging van de veiligheid van het luchtvervoer" wordt nader ingegaan op de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Chicago.

De behoefte aan een dergelijke maatregel wordt nog versterkt door de recente terroristische aanslagen in de Verenigde Staten. Met de veiligheidsevaluatie van vliegtuigen uit derde landen kan namelijk worden voldaan aan de ICAO-veiligheidsvoorschriften van bijlage 17 bij het Verdrag van Chicago en kan de ICAO worden geholpen bij de toezichthoudende rol die zij zal moeten vervullen om te zorgen voor een doeltreffende en uniforme toepassing van deze normen.

III. De kwestie Gibraltar

In februari 1997 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn van de Raad houdende invoering van een veiligheidsbeoordeling van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap [6]. Aangezien het voorstel niet werd goedgekeurd binnen de door artikel 189 C, onder f) en g), van het toen geldende Verdrag (thans artikel 252 van het Verdrag van Amsterdam) voorgeschreven termijn, kwam het te vervallen en wordt nu een nieuw voorstel ingediend dat rekening houdt met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad [7] en de tweede lezing van het Europees Parlement [8].

[6] Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende invoering van een veiligheidsbeoordeling van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap; PB C 124, van 21.4.1997, blz. 39, PB C 122 van 21.4.1998 en COM(98)597 van 14.10.1998.

[7] Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 37/98 door de Raad vastgesteld op 4 juni 1998 met het oog op de aanneming van Richtlijn 98/.../EG van de Raad houdende invoering van een veiligheidsbeoordeling van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap, PB C 227 van 20.7.1998, blz. 18.

[8] Besluit van het Europees Parlement, PB C 313 van 12.10.1998, blz. 32.

Gezien de tussen de Britse en de Spaanse autoriteiten bereikte overeenstemming over de luchthaven van Gibraltar, heeft de Commissie uiteindelijk besloten haar voorstel opnieuw in te dienen.

IV. Verenigbaarheid met het subsidiariteitsbeginsel

De Commissie heeft ook de verenigbaarheid van het voorstel met het subsidiariteitsbeginsel onderzocht aan de hand van de volgende vragen:

a) Wat zijn de doelstellingen van het voorstel gelet op de verplichtingen van de Gemeenschap en wat is de communautaire dimensie van het probleem-

Het derde pakket van maatregelen voor de luchtvaart heeft een interne luchtvaartmarkt geschapen, waarbinnen de regels voor de exploitatie van luchtdiensten ruimschoots geharmoniseerd zijn, en daardoor een goede basis vormen voor verhoging van de veiligheid van de Europese burger die voor zijn vliegreizen van deze diensten gebruik maakt.

In het recente verleden is al gebleken dat exploitanten uit derde landen die toegang hebben tot de luchthavens van de Gemeenschap niet altijd de internationale minimumveiligheidsnormen toepassen en daardoor de veiligheid van de Europese burgers die met deze maatschappijen vliegen of in de buurt van Europese luchthavens wonen in gevaar brengen. Enkele lidstaten die iets aan dit probleem willen doen onderwerpen buitenlandse vliegtuigen reeds aan platforminspecties, maar dan niet in Europees verband. Het is de bedoeling van deze richtlijn om deze praktijk tot de gehele Gemeenschap uit te breiden.

b) Ligt de bevoegdheid voor de geplande activiteiten uitsluitend bij de Gemeenschap of deelt zij deze met de lidstaten-

De geplande maatregel behoort niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

c) Welke aanpak is het meest doeltreffend: communautaire maatregelen of maatregelen van de lidstaten; wat is de meerwaarde van de voorgestelde communautaire maatregel en wat zijn de gevolgen van niets doen-

Maatregelen die de lidstaten los van elkaar nemen zijn minder doeltreffend dan een gecoördineerd optreden met uitwisseling van informatie waardoor mogelijke gebreken eerder opgespoord kunnen worden. Bovendien staan de lidstaten wanneer zij een gemeenschappelijke houding aannemen sterker tegenover derde landen en voorkomen zij dat onveilige vliegtuigen kunnen worden afgeleid naar naburige luchthavens waar deze inspecties niet worden verricht.

d) Welk soort maatregelen kan de Gemeenschap nemen-

Voor een eensgezind, doeltreffend en goed gecoördineerd optreden zijn er wettelijke maatregelen nodig in de vorm van een richtlijn of een verordening.

e) Is er een uniforme regeling nodig, of is het voldoende dat algemene doelstellingen in een richtlijn worden vastgelegd en de uitvoering aan de lidstaten zelf wordt overgelaten-

Een kaderrichtlijn, die de lidstaten bij de realisering van haar doelstellingen een zekere mate van vrijheid geeft, wordt voldoende geacht. Omdat het hier echter om technische materie gaat en efficiënte coördinatie en uitwisseling van informatie nodig zijn, waren soms gedetailleerder regelingen noodzakelijk.

Derhalve is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel.

ARTIKELSGEWIJS COMMENTAAR

Artikel 1

Dit artikel bevat de doelstelling van de richtlijn.

Artikel 2

Dit artikel geeft het toepassingsgebied van de richtlijn. Uitgesloten zijn lichte vliegtuigen die niet aan commercieel vervoer doen en overheidsvliegen.

Artikel 3

Dit artikel geeft de nodige definities.

Artikel 4

In dit artikel wordt beschreven welke informatie de lidstaten voor de beoordeling moeten verzamelen. Dit is onder meer de informatie over vliegtuigen of exploitanten die over het algemeen beschikbaar zal zijn wanneer zich een abnormale situatie voordoet, de informatie over de uitgevoerde platforminspecties, de follow-up- informatie na de eerste platforminspecties en ook de eventuele informatie uit andere bronnen dan de bevoegde instanties. Het artikel suggereert om een soortgelijk formulier als dat van de bijdrage te gebruiken. De hier gebruikte formulering op basis van de ervaringen in de praktijk te wijzigen zonder dat de bijlage moet worden veranderd.

Artikel 5

Volgens dit artikel moeten de lidstaten vliegtuigen die ervan worden verdacht niet aan de internationale veiligheidsnormen te voldoen, aan platforminspecties onderwerpen. Het artikel vermeldt ook de procedure, waarvan de grote lijnen zijn vastgelegd in een bijlage die ook een voorgesteld formulier bevat (hiervoor gelden dezelfde opmerkingen als in het vorige artikel). De nadere invulling van de procedure wordt overgelaten aan de lidstaten en dit geeft hen de mogelijkheid om de operationele procedure te gebruiken die momenteel door de JAA namens de ECAC wordt uitgewerkt.

Artikel 6

In dit artikel wordt beschreven hoe informatie moet worden uitgewisseld om ervoor te zorgen dat het systeem de gehele Gemeenschap bestrijkt. Hoe precies te werk zal worden gegaan bij de opzet van een compatibel databanksysteem en de uitwisseling van informatie wordt aan de lidstaten overgelaten, hetgeen hen de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van de momenteel door de JAA namens de ECAC ontworpen infrastructuur.

Artikel 7

Dit artikel beoogt enerzijds de in het kader van dit systeem uitgewisselde informatie, en dan vooral de vertrouwelijke informatie die vrijwillig door de bemanning van het geïnspecteerde vliegtuig is verstrekt, te beschermen, omdat nuttige informatie gemakkelijker kan worden verzameld, wanneer er geen angst is voor vergeldingsmaatregelen; anderzijds voorziet het artikel in de publicatie van gewone informatie die de burger in staat stelt om het belang van de inspecties te beoordelen en te weten welke vliegtuigen aan de grond zijn gehouden en welke corrigerende maatregelen daarna zijn genomen.

Artikel 8

Dit artikel verplicht de lidstaten gevaarlijke vliegtuigen aan de grond te houden en geeft aan hoe daarbij te werk moet worden gegaan.

Artikel 9

Dit artikel beschrijft de procedures die bij het nemen van maatregelen ter uitvoering van de richtlijn moeten worden gevolgd en voorziet in besluitvorming met betrekking tot problemen die bij de veiligheidsbeoordeling aan de dag zijn getreden en de veiligheidsrisico's die zijn vastgesteld. Deze maatregelen kunnen variëren naar gelang van de ernst van het gevaar.

Artikel 10

Dit artikel gaat over het weren van of opleggen van voorwaarden aan exploitanten, indien er reden is voor ernstige bezorgdheid ten aanzien van de veiligheid in de lucht.

Artikel 11

Dit artikel stelt de procedure vast die nodig is voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 door oprichting van een Comité.

Artikel 13

Dit artikel voorziet in de opstelling van een rapport over de toepassing van de richtlijn en eventuele voorstellen tot herziening daarvan.

Artikelen 12, 14 en 15

Procedurele artikelen.

2002/0014 (COD)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschap

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 80, lid 2,

Gelet op het voorstel van de Commissie [9],

[9] PB C ..., ..., blz. ...

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [10],

[10] PB C ..., ..., blz. ...

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [11],

[11] PB C ..., ..., blz. ...

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [12],

[12] PB C ..., ..., blz. ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de resolutie van het Europees Parlement van 15 februari 1996 [13] wordt erop gewezen dat de Gemeenschap een actievere houding dient aan te nemen en een strategie dient te ontwikkelen om de veiligheid van vliegtuigpassagiers en de omwonenden van luchthavens te verhogen.

[13] Resolutie B4-0150/96, PB C 65 van 4.3.1996, blz. 172.

(2) De Commissie heeft een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement gepubliceerd, getiteld "Vaststelling van een communautair beleid tot verbetering van de veiligheid in de luchtvaart" [14].

[14] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Rapport aan het Europees Parlement en de Raad van de bij besluit van de Raad op 11 maart 1996 opgerichte werkgroep op hoog niveau, getiteld "Vaststelling van een communautair beleid tot verbetering van de veiligheid in de luchtvaart". SEC(96) 1083 def., 12.6.1996.

(3) In deze mededeling is duidelijk aangegeven dat de veiligheid daadwerkelijk kan worden verbeterd door ervoor te zorgen dat luchtvaartuigen volledig beantwoorden aan de internationale veiligheidsnormen in de bijlagen bij het op 7 december 1944 te Chicago getekende Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart.

(4) De ervaring heeft uitgewezen dat derde landen de internationale veiligheidsnormen niet altijd doorvoeren en handhaven; derhalve moeten de lidstaten van de Gemeenschap ter verhoging van de veiligheid van het vervoer in de Gemeenschap zelf op hun luchthavens toezien op de naleving van de internationale normen.

(5) De voorschriften en procedures voor platforminspecties, met inbegrip van de oplegging van een vliegverbod, dienen geharmoniseerd te worden, teneinde te zorgen voor een gelijke doelmatigheid op alle luchthavens, waardoor tevens het selectief gebruik van bepaalde luchthavens van bestemming door vliegtuigen van derde landen om een passende controle te ontwijken wordt verminderd.

(6) Een geharmoniseerde aanpak, die tot een doeltreffende handhaving van de internationale normen door de lidstaten zal leiden, voorkomt concurrentievervalsing en zal kunnen steunen op een krachtige gemeenschappelijke houding tegenover derde landen.

(7) De in elke lidstaat verzamelde informatie moet ter beschikking van de overige lidstaten en de Commissie worden gesteld, teneinde het toezicht op de naleving van de internationale veiligheidsnormen door vliegtuigen van derde landen zo doeltreffend mogelijk te maken.

(8) Om bovengenoemde redenen is het noodzakelijk dat er op communautair niveau een procedure voor beoordeling van buitenlandse luchtvaartuigen komt, met bijbehorende mechanismen van samenwerking tussen de lidstaten, zodat informatie kan worden uitgewisseld en geanalyseerd, en conclusies kunnen worden getrokken.

(9) Op de luchthavens van de Gemeenschap landende luchtvaartuigen dienen te allen tijde aan een inspectie te worden onderworpen, wanneer de verdenking bestaat dat zij niet aan de internationale veiligheidsnormen voldoen.

(10) Informatie met betrekking tot veiligheid is gevoelig, zodat verzameling ervan alleen mogelijk is, als ervoor wordt gezorgd dat zij op passende wijze wordt gebruikt en als vertrouwelijk wordt behandeld, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het recht van de burgers van de Unie geïnformeerd te worden over wat er voor hun veiligheid wordt gedaan, alsmede over de ernstigste gevallen waarbij de veiligheid in de lucht in gevaar kwam.

(11) Aan vliegtuigen die corrigerende maatregelen behoeven moet, indien de geconstateerde gebreken een duidelijk gevaar voor de veiligheid opleveren, net zolang een vliegverbod worden opgelegd, totdat zij weer aan de internationale veiligheidsnormen voldoen.

(12) Het is mogelijk dat de luchthaven van inspectie niet over voldoende faciliteiten beschikt, zodat de bevoegde autoriteit genoodzaakt is het luchtvaartuig door te laten vliegen naar een geschikte luchthaven, mits aan de voorwaarden voor een veilige vlucht wordt voldaan.

(13) De Commissie moet maatregelen ter verhoging van de veiligheid in bepaalde gevaarlijke situaties, alsook maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 6 ontwerpen; te dien einde moet een Comité worden opgericht en moet een procedure voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in dat Comité worden ingevoerd.

(14) Aangezien voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn maatregelen van algemene strekking in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheden [15] noodzakelijk zijn, dienen deze te worden aangenomen via de in artikel 5 van dat besluit bedoelde regelgevingsprocedure.

[15] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Doelstelling

Het doel van deze richtlijn is de veiligheid in de luchtvaart te helpen verhogen door ervoor te zorgen dat:

- informatie wordt verzameld en verspreid, om over voldoende bewijsmateriaal te kunnen beschikken bij besluiten tot maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van de passagiers en de bevolking op de grond te garanderen;

- luchtvaartuigen uit derde landen, de exploitatie daarvan en de bemanningen geïnspecteerd worden, wanneer de gegronde verdenking bestaat dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, en dat deze luchtvaartuigen een vliegverbod opgelegd krijgen, indien zulks noodzakelijk is om onmiddellijke veiligheid te verzekeren;

- passende maatregelen worden getroffen en uitgevoerd om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Onverminderd artikel 12 is deze richtlijn van toepassing op luchtvaartuigen uit derde landen die op luchthavens in de lidstaten landen.

Staatsluchtvaartuigen als gedefinieerd in het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944, hierna "Verdrag van Chicago" te noemen, en luchtvaartuigen met een maximum startgewicht van minder dan 5.700 kg die niet gebruikt worden voor commercieel luchtverkeer, zijn uitgezonderd van het toepassingsgebied van deze richtlijn.

Deze richtlijn beperkt echter niet het recht van de lidstaten om, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, inspecties uit te voeren op, een vliegverbod, een exploitatieverbod , of voorwaarden op te leggen aan luchtvaartuigen die op hun luchthavens landen.

Artikel 3 Definities

In deze richtlijn, wordt verstaan onder:

"Vliegverbod", een formeel verbod voor een luchtvaartuig om de luchthaven te verlaten, en de nodige maatregelen om het aan de grond te houden,

"Internationale veiligheidsnormen", de op het ogenblik van de inspectie geldende veiligheidsnormen van het Verdrag van Chicago en de bijlagen daarvan,

"Platforminspectie", het onderzoek van luchtvaartuigen uit derde landen overeenkomstig de bepalingen van bijlage II.

"Luchtvaartuigen uit derde landen", luchtvaartuigen die niet onder toezicht van een bevoegde autoriteit van een lidstaat worden gebruikt of geëxploiteerd .

Artikel 4 Inwinning van informatie

De lidstaten stellen een mechanisme in voor inwinning van de informatie die zij van nut achten voor realisering van de in artikel 1 vermelde doelstelling. Deze informatie omvat onder meer :

a) belangrijke informatie met betrekking tot de veiligheid, die met name verkregen kan worden uit:

- rapporten van piloten,

- rapporten van onderhoudsorganisaties,

- rapporten over incidenten,

- andere organisaties die niet afhankelijk zijn van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten,

- klachten;

b) informatie over de na een platforminspectie genomen maatregelen, zoals:

- oplegging van een vliegverbod,

- ontzegging van de toegang tot het land aan een luchtvaartuig of exploitant,

- het eisen van corrigerende maatregelen ,

- contact opnemen met de bevoegde autoriteit van het land waar de exploitant gevestigd is;

c) nadere informatie met betrekking tot de exploitant, zoals:

- uitvoering van corrigerende maatregelen,

- het herhaald voorkomen van onregelmatigheden.

Deze informatie komt te staan in een standaardrapport dat de in het modelformulier van bijlage I vermelde punten bevat.

Artikel 5 Platforminspectie

1. Iedere lidstaat treft de nodige voorzieningen om luchtvaartuigen uit derde landen, die ervan verdacht worden niet aan de internationale veiligheidsnormen te voldoen, aan platforminspecties te kunnen onderwerpen, wanneer zij op één van hun voor internationaal luchtverkeer openstaande luchthavens landen. Bij de toepassing van dergelijke procedures, dient de bevoegde autoriteit speciale aandacht te besteden aan een luchtvaartuig, :

- wanneer dat tekenen van slecht onderhoud of zichtbare schade of gebreken vertoont;

- wanneer gemeld is dat dit sinds het binnenvliegen in het luchtruim van een lidstaat, abnormaal vlieggedrag vertoont, waardoor ernstige bezorgdheid voor de veiligheid werd gewekt;

- wanneer de bij een vorige platforminspectie aan het licht getreden gebreken bij de lidstaat de stellige indruk hebben gewekt dat het luchtvaartuig niet voldoet aan de internationale normen, en dat de defecten niet zijn hersteld;

- wanneer er bewijzen zijn dat de bevoegde autoriteiten van het land van registratie geen behoorlijk toezicht op de veiligheid uitoefenen, of

- wanneer de krachtens artikel 4 ingewonnen informatie reden geeft tot ongerustheid ten aanzien van de exploitant, of wanneer bij een vorige platforminspectie van een door dezelfde exploitant gebruikt luchtvaartuig gebreken aan het licht zijn getreden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat passende platforminspecties en andere controlemaatregelen waartoe in het kader van artikel 9, lid 3, wordt besloten, worden uitgevoerd.

3. De platforminspectie wordt uitgevoerd volgens de in bijlage II beschreven procedure, met behulp van een inspectierapportformulier, dat tenminste de punten bevat van het aan bijlage II gehechte formulier. Na voltooiing van de platforminspectie dient de inhoud van het platforminspectierapport aan de gezagvoerder te worden medegedeeld, en indien er gebreken aan het licht zijn getreden, dient het rapport aan de exploitant van het luchtvaartuig en aan de betrokken bevoegde autoriteit te worden toegezonden.

4. Bij de uitvoering van een platforminspectie uit hoofde van deze richtlijn dient de bevoegde autoriteit al het mogelijke te doen om te voorkomen dat het geïnspecteerde luchtvaartuig onredelijke vertraging oploopt.

Artikel 6 Uitwisseling van informatie

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen onderling informatie uit.

2. Alle standaardrapporten als bedoeld in artikel 4 en de platforminspectierapporten als bedoeld in artikel 5, lid 3, worden desgevraagd onverwijld ter beschikking van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie gesteld.

3. Wanneer uit een standaardrapport blijkt dat er potentieel gevaar voor de veiligheid bestaat, of indien uit een platforminspectierapport blijkt dat een luchtvaartuig niet aan de internationale veiligheidsnormen beantwoordt en een potentieel gevaar voor de veiligheid vormt, wordt het desbetreffende rapport onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie toegezonden.

Artikel 7 Bescherming en verspreiding van informatie

1. De overeenkomstig artikel 6 uitgewisselde informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de doeleinden van deze richtlijn, en is uitsluitend toegankelijk voor de deelnemende bevoegde autoriteiten en de Commissie.

2. Iedere lidstaat publiceert ieder half jaar voor het publiek toegankelijke informatie betreffende:

- het aantal luchtvaartuigen dat de afgelopen zes maanden een vliegverbod heeft gekregen, waarbij met name vermeld worden het type luchtvaartuig, de naam en het land van vestiging van de exploitant, het land van registratie, de reden van het vliegverbod, de datum waarop en de luchthaven waar het vliegverbod werd opgelegd, alsmede alle ingevolge het vliegverbod genomen corrigerende maatregelen die zijn gemeld,

- het type luchtvaartuig, het land van registratie, en de naam en het land van vestiging van exploitanten waarvan luchtvaartuigen de afgelopen 24 maanden meer dan eens zijn vastgehouden, de reden van het vliegverbod, en de luchthaven waar en de datum waarop het vliegverbod werd opgelegd, alsmede alle ingevolge het vliegverbod genomen corrigerende maatregelen die zijn gemeld,

- de lijst van voor internationaal vliegverkeer openstaande luchthavens, het aantal platforminspecties dat is verricht, en het aantal vliegbewegingen van luchtvaartuigen uit derde landen op elke op de lijst voorkomende luchthaven,

- het aantal platforminspecties dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, lid 3 is medegedeeld.

3. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 11, lid 2, besluiten bijkomende informatie te verstrekken aan partijen die deze informatie goed zouden kunnen gebruiken om de veiligheid in de lucht te verhogen.

4. De vertrouwelijkheid van de informatie die met name door de bemanningen van aan platforminspecties onderworpen luchtvaartuigen vrijwillig is verstrekt, wordt verzekerd door middel van grondige anonimisering van de bronnen van deze informatie.

Artikel 8 Vliegverbod voor luchtvaartuigen

1. Wanneer niet-naleving van internationale veiligheidsnormen duidelijk de veiligheid in gevaar brengt, houdt de bevoegde autoriteit die de platforminspectie uitvoert het luchtvaartuig aan de grond, totdat het gevaar is weggenomen.

2. Wanneer een luchtvaartuig een vliegverbod wordt opgelegd, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie is uitgevoerd de bevoegde autoriteiten van de betrokken exploitant en van de staat waar het luchtvaartuig is ingeschreven daarvan onmiddellijk in kennis.

3. Indien het gevaar zodanig is dat het luchtvaartuig wel veilig kan vliegen zonder betalende passagiers of vracht, bepaalt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie is uitgevoerd, in overleg met de Staat die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het betrokken luchtvaartuig, onder welke voorwaarden het luchtvaartuig zonder betalende passagiers of vracht veilig mag doorvliegen naar een luchthaven waar de gebreken kunnen worden hersteld, en informeert zij de staten waar dit luchtvaartuig overheen zal vliegen.

Artikel 9 Maatregelen ter verhoging van de veiligheid en uitvoeringsmaatregelen

1. De lidstaten delen de overige lidstaten en de Commissie mede welke operationele maatregelen zij hebben getroffen en welke middelen zij hebben uitgetrokken voor de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 6.

2. Op grond van de krachtens lid 1 ingewonnen informatie mag de Commissie, volgens de procedure van artikel 11, lid 2, alle nodige maatregelen treffen om de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 6 te bevorderen, zoals:

- de lijst van in te winnen inlichtingen vaststellen;

- de inhoud van en procedures voor platforminspecties specificeren;

- het formaat voor de opslag en verspreiding van informatie vastleggen;

- de instanties oprichten of ondersteunen die de hulpmiddelen voor de inzameling en uitwisseling van informatie moeten beheren of gebruiken.

3. Op grond van de krachtens de artikelen 4, 5 en 6 ingewonnen informatie, en overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2, kan een besluit worden genomen met betrekking tot passende platforminspecties en andere controlemaatregelen, met name ten aanzien van een bepaalde exploitant of exploitanten uit een bepaald derde land, totdat de bevoegde autoriteit van dat derde land de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen.

4. De Commissie kan alle passende maatregelen nemen voor samenwerking met en het verlenen van assistentie aan derde landen om hun capaciteit voor toezicht op de veiligheid van de luchtvaart te verbeteren.

Artikel 10 Oplegging van een verbod of voorwaarden

Indien een lidstaat een bepaalde exploitant of exploitanten uit een bepaald derde land verbiedt om vanuit zijn luchthavens te vliegen of dit slechts onder bepaalde voorwaarden toestaat, totdat de bevoegde autoriteit van dat derde land de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen :

a) stelt die lidstaat de Commissie in kennis van de genomen maatregelen;

b) kan de Commissie, in overleg met het Comité van artikel 11, lid 1, bepalen welke implicaties het geconstateerde gevaar voor de veiligheid heeft voor de gehele Gemeenschap;

c) kan de Commissie volgens de procedure van artikel 11, lid 2, de maatregelen nemen die zij nodig acht; zij kan onder meer de onder a) bedoelde maatregelen uitbreiden tot de gehele Gemeenschap.

Artikel 11 Besluitvormingsprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart [16].

[16] PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is drie maanden.

4. Voorts kan het Comité door de Commissie worden geraadpleegd over elke andere met de toepassing van deze richtlijn verband houdende aangelegenheid, onder andere het bepalen van de implicaties die het geconstateerde gevaar voor de veiligheid heeft voor de gehele Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 10.

Artikel 12 Uitvoering

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn daaraan te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 13 Verslag

Uiterlijk op ...... ( [17] stelt de Commissie een verslag op over de toepassing van de richtlijn, en meer bepaald van artikel 10, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in de Europese Gemeenschap en in internationale fora. Dit verslag kan vergezeld gaan van voorstellen voor herziening van deze richtlijn.

[17] ) twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 15

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE I

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Nationale luchtvaartautoriteit (Naam)

(Staat)

SAFA

Standaardrapport

1NR: _._._._._._._._-._._-._._._._

2Bron

3Datum._._._._._._ 4 Plaats: ..._._._._

5 (niet gebruikt)

6Exploitant: _._._ 7AOC nummer: _._._._._._._._._._._._._._

8Staat: _._

9Route: van _._._._ 10Vluchtnummer: _._._._._._._._._

11Route: naar _._._._ 12Vluchtnummer: _._._._._._._._._

13Gecharterd door exploitant*: _._._ 14Staat van de chartermaatschappij: _._

* (indien van toepassing)

15Type luchtvaartuig: _._._ 16Kenteken _._._._._._._._._._._

17Fabricagenummer _._._._._._._._._._._

18Stuurhutpersoneel: Staat van registratie: _._

19Opmerkingen:

.

.

.

.

.

.

.

20Genomen maatregelen:

.

.

.

.

.

.

.

21 (niet gebruikt)

22Naam nationale coördinator

23Handtekening

BIJLAGE II

I. De platforminspectie moet, afhankelijk van de beschikbare tijd, alle of een aantal van onderstaande punten omvatten:

1. Controle van de aanwezigheid en geldigheid van de voor internationale vluchten vereiste bescheiden zoals: bewijs van inschrijving, journaal, bewijs van luchtwaardigheid, bewijs van bevoegdheid van elk bemanningslid, vergunning voor de radio-installatie, lijst van passagiers en lading, enz.

2. Controleren of de samenstelling en de kwalificaties van het stuurhutpersoneel voldoen aan de voorschriften van bijlage 1 en bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago (ICAO-bijlagen).

3. Controle van de operationele bescheiden (vluchtinformatie, navigatieplan, technisch journaal) en van de voorbereiding van de vlucht, die moet uitwijzen dat de vlucht overeenkomstig de voorschriften van ICAO-bijlage 6 is voorbereid.

4. Controle van de aanwezigheid en toestand van de volgens ICAO-bijlage 6 voor internationale navigatie vereiste zaken:

- bewijs luchtvaartexploitant (AOC)

- geluidshinder-en emissiecertificaat

- procedurehandboek (inclusief MEL [18]) en vluchthandboek.

[18] Minimum uitrustingslijst.

- veiligheidsapparatuur

- cabineveiligheidsapparatuur

- voor de betreffende vlucht benodigde apparatuur, met inbegrip van radiocommunicatie- en radionavigatieapparatuur

- Vluchtrecorders.

5. Controleren of met de staat waarin luchtvaartuig en uitrusting verkeren (met inbegrip van beschadigingen en reparaties) nog steeds aan de normen van ICAO-bijlage 8 wordt voldaan.

II. Na de platforminspectie moet een platforminspectierapport worden opgesteld, dat onderstaande algemene gegevens moet bevatten, alsmede een lijst van gecontroleerde punten, met voor elk punt vermelding van de eventueel geconstateerde gebreken, en eventuele verdere opmerkingen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Nationale luchtvaartautoriteit (Naam)

(Staat)

SAFA

Platforminspectierapport

1NR: _._._._._._._._-_._-._._._._

2Bron: RI

3Datum: _._._._._._._ 4Plaats: _._._._

5Plaatselijke tijd: _._:_._

6Exploitant: _._._ 7AOC nummer: _._._._._._._._._._._._._._

8Staat: _._

9Route: van _._._._ 10Vluchtnummer: _._._._._._._._._

11Route: naar _._._._ 12Vluchtnummer: _._._._._._._._._

13Gecharterd door exploitant* _._._ 14Staat van de chartermaatschappij: _._

* (indien van toepassing)

15Type luchtvaartuig _._._._ 16Kenteken _._._._._._._._._._._

17Fabricagenummer _._._._._._._._._._._

18Stuurhutpersoneel: Staat van registratie: _._

19Opmerkingen:

Code / Standaard / Opmerking

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

_._._ _ .

20Genomen maatregelen:

.

.

.

21Namen inspecteurs: .

Dit rapport geeft een indruk van de toestand zoals die bij deze gelegenheid werd aangetroffen. Hieruit mag niet worden geconcludeerd dat het luchtvaartuig geschikt is voor de voorgenomen vlucht.

22Naam nationale coördinator

23Handtekening

Nationale luchtvaartautoriteit (Naam)

(Staat)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap.

2. BEGROTINGSLIJNEN

B2.702 Veiligheid vervoer en A-7031 Comités die moeten worden geraadpleegd

3. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 80, lid 2 van het Verdrag

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemeen doel

Bijdragen tot verhoging van de veiligheid in de luchtvaart door beoordeling van de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap.

4.2 Looptijd en wijze van vernieuwing of verlenging

Onbepaald

5. INDELING VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

6. aard van uitgaven en ontvangsten

Bijdrage in het kader van een gezamenlijke financiering met andere bronnen in de openbare sector.

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (verband tussen eenheidskosten en totale kosten)

De kosten van het totale programma voor de komende vijf jaar zijn berekend volgens de normen die gelden voor nationale burgerluchtvaartautoriteiten in Europa. Deze normen worden momenteel gehanteerd bij de opstelling van de begrotingen van andere internationale organisaties zoals ECAC en JAA (Europese burgerluchtvaartconferentie en Joint Aviation Authorities). Dit is omdat de werkzaamheden in het kader van deze richtlijn zullen worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met deze twee organisaties.

De normen zijn als volgt: -personeel 400 euro per man/dag, dagvergoeding: 200 euro; -gemiddelde reiskosten: 1.000 euro per reis.

De lopende kosten van het totale programma worden geschat op 728.950 euro per jaar. Voorgesteld wordt de deelname van de Commissie te beperken tot ongeveer 12%, of wel 85.000 euro.

7.2 Kostenspecificatie

Gemiddeld jaarlijks bedrag van 85.000 euro, dat jaarlijks zal worden hernieuwd

7.3 Beleidsuitgaven voor studies, deskundigen enz. die in deel B van de begroting worden opgenomen

Zie hieronder

7.4 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

Gemiddeld jaarlijks bedrag van 85.000 euro, dat jaarlijks zal worden hernieuwd

8. BEPALINGEN OM BEDROG TEGEN TE GAAN

Controle op basis van verificaties door de bevoegde diensten van de Commissie, en indien nodig, controle ter plaatse.

9. GEGEVENS VOOR DE KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroepen

- De doelstelling is bij te dragen tot een verhoogde veiligheid in de luchtvaart door ervoor te zorgen dat luchtvaartmaatschappijen uit derde landen aan de internationale veiligheidsnormen voldoen. Om dit doel te bereiken zullen vliegtuigen uit derde landen die van luchthavens in de Gemeenschap gebruik maken worden geïnspecteerd, wordt informatie over deze vliegtuigen verzameld en verspreid, en moeten er maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de vliegtuigen in orde worden gebracht

- De subsidie wordt gegeven aan de internationale organisatie (JAA), die het gehele programma namens de afzonderlijke staten zal organiseren en coördineren.

- Aangezien de algemene doelstelling is de veiligheid te verhogen door ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen zich aan de internationale veiligheidsnormen houden, zijn de belangrijkste doelgroepen de Europese vliegtuigpassagiers en de omwonenden van luchthavens.

9.2 Motivering van de maatregel

Iedere lidstaat zal zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering de inspecties op zijn luchthavens, maar een gecoördineerd programma voor opslag en verspreiding van gegevens en de levering van inspecteurs als tijdelijke versterking is de efficiëntste manier om tot een gelijke toepassing van het programma in de gehele Gemeenschap te komen. Aldus wordt voorkomen dat maatschappijen uit derde landen bepaalde luchthavens of lidstaten zullen gaan opzoeken om de inspecties te omzeilen.

9.3 Het volgen en evalueren van de maatregel

De Commissie zal in het kader van een speciale stuurgroep nauwlettend toezicht houden op het beheer van het programma.

10. Huishoudelijke kredieten (deel A van afdeling III van de begroting)

De feitelijke beschikbaarstelling van de benodigde huishoudelijke kredieten is afhankelijk van het jaarlijkse besluit van de Commissie over de toewijzing van kredieten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en de aanvullende bedragen die door de begrotingsautoriteit worden toegestaan.

10.1 Gevolgen voor het aantal personeelsleden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Algehele financiële gevolgen van de personeelsinzet

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen moeten de totale kosten weergeven van extra posten voor de totale duur van de operatie, indien deze van tevoren vaststaat, of voor 12 maanden, indien de totale duur onbepaald is.

10.3 Toename van andere huishoudelijke uitgaven ten gevolge van de maatregel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in bovenstaande tabel onder post A-7 (verplichte comités) vermelde uitgaven worden gefinancierd uit de totale begrotingsruimte voor DG TRANS.

Top