This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021D1778
Council Implementing Decision (EU) 2021/1778 of 5 October 2021 authorising the Federal Republic of Germany to apply a special measure derogating from Article 193 of Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax
Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 van de Raad van 5 oktober 2021 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1778 van de Raad van 5 oktober 2021 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
ST/11666/2021/INIT
PB L 360 van 11/10/2021, p. 117–119
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
11.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 360/117 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1778 VAN DE RAAD
van 5 oktober 2021
waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is bepaald dat de belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel ook de persoon is die tot voldoening van de btw is gehouden. |
(2) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 15 maart 2021, heeft de Bondsrepubliek Duitsland (“Duitsland”) bij de Commissie een verzoek ingediend om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon in het geval van overdracht van emissierechten die in een nationaal handelssysteem worden verhandeld in het kader van de wet op de brandstofemissierechtenhandel (Gesetz über einen nationalen Zertifikatehandel für Brennstoffemissionen — de “BEHG”) van 12 december 2019 (“het verzoek”). |
(3) |
Op grond van artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie het verzoek bij brief van 7 april 2021 aan de andere lidstaten toegezonden en bij brief van 8 april 2021 heeft zij Duitsland meegedeeld dat ze over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(4) |
Artikel 199 bis, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn 2006/112/EG staat de lidstaten toe om belastingplichtigen aan wie broeikasgasemissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), alsook andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om aan die richtlijn te voldoen, worden overgedragen, als de tot voldoening van de btw gehouden persoon aan te wijzen (“de verleggingsregeling”). Deze bepalingen zijn bij Richtlijn 2010/23/EU van de Raad (3) opgenomen in Richtlijn 2006/112/EG ten behoeve van de strijd tegen de btw-fraude. De toepassing van de verleggingsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 199 bis, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn 2006/112/EG is beperkt tot rechten die onder het EU-emissiehandelssysteem (“het EU-ETS”) worden verhandeld. |
(5) |
Met de BEHG heeft Duitsland een wettelijk kader voor een nationaal emissiehandelssysteem gecreëerd, dat betrekking heeft op emissies die niet onder het EU-ETS vallen. Daarom biedt artikel 199 bis, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn 2006/112/EG geen rechtsgrondslag voor de toepassing van de verleggingsregeling op de handel in het kader van de BEHG. |
(6) |
Volgens Duitsland is de handel in emissierechten zeer gevoelig voor btw-fraude. Bij de handel in brandstofemissierechten in het kader van de BEHG kan op dezelfde manier worden gefraudeerd als bij de emissiehandel in het kader van het EU-ETS. Emissierechten kunnen snel, meermaals en vlot worden uitgewisseld. Het is derhalve zeer moeilijk voor de autoriteiten om dergelijke eigendomsoverdrachten na te gaan of, en te garanderen, dat het juiste bedrag aan belastingen wordt geheven. De koper van de rechten, een belastingplichtige met recht op aftrek, kan de voorbelasting aftrekken zonder dat de verkoper de door hem in rekening gebrachte btw afdraagt aan de belastingautoriteiten. Met name wanneer er in de leveringsketen sprake is van “ploffers”, die snel verdwijnen of geen activa hebben, kan de ontdoken belasting niet door de autoriteiten worden geïnd, met de daaruit voortvloeiende negatieve gevolgen voor de begroting. Om dit verlies aan overheidsinkomsten te ondervangen, heeft Duitsland om machtiging verzocht om te mogen afwijken van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG teneinde de verleggingsregeling te mogen invoeren voor de overdracht van emissierechten. |
(7) |
Als de belastingplichtige afnemer in die specifieke gevallen wordt aangewezen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon, zal de belastinginning worden vereenvoudigd en belastingontduiking en -ontwijking worden voorkomen. Daarom moet Duitsland worden gemachtigd de verleggingsregeling toe te passen op de overdracht van emissierechten die worden verhandeld in een nationaal handelssysteem in het kader van de BEHG (“de bijzondere maatregel”). |
(8) |
De bijzondere maatregel moet in de tijd worden beperkt. Daarom moet Duitsland worden gemachtigd de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024. |
(9) |
Gezien het toepassingsgebied en de nieuwheid van de bijzondere maatregel is het zaak het effect ervan te evalueren. Indien Duitsland de bijzondere maatregel dus na 2024 wil verlengen, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2024 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van de bijzondere maatregel samen met het verzoek om verlenging. In dat verslag moet worden beoordeeld welk effect de bijzondere maatregel heeft gesorteerd op de strijd tegen btw-fraude en worden vermeld hoeveel ondernemers en transacties onder de bijzondere maatregel vielen. |
(10) |
De bijzondere maatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Bondsrepubliek Duitsland gemachtigd de belastingplichtige aan wie emissierechten worden overgedragen die in een nationaal handelssysteem in het kader van de wet op de brandstofemissierechtenhandel (Gesetz über einen nationalen Zertifikatehandel für Brennstoffemissionen) van 12 december 2019 worden verhandeld, aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.
Artikel 2
Dit besluit vervalt op 31 december 2024.
Een verzoek om verlenging van de bijzondere maatregel waarin dit besluit voorziet, moet uiterlijk 31 maart 2024 aan de Commissie worden voorgelegd, samen met een verslag over de toepassing van de maatregel, waarin wordt beoordeeld welk effect deze heeft gesorteerd op de strijd tegen btw-fraude en wordt vermeld hoeveel marktdeelnemers en transacties onder de maatregel vielen.
Artikel 3
Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Luxemburg, 5 oktober 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
A. ŠIRCELJ
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(3) Richtlijn 2010/23/EU van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige diensten (PB L 72 van 20.3.2010, blz. 1).