EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1890

Verordening (EG) nr. 1890/2005 van de Raad van 14 november 2005 tot instelling van definitieve antidumpingrechten en tot definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten op roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam en tot beëindiging van de procedure betreffende roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit Maleisië en de Filipijnen

PB L 302 van 19/11/2005, p. 1–13 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 334M van 12/12/2008, p. 539–577 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/11/2010: This act has been changed. Current consolidated version: 26/08/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1890/oj

19.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/1


VERORDENING (EG) Nr. 1890/2005 VAN DE RAAD

van 14 november 2005

tot instelling van definitieve antidumpingrechten en tot definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten op roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam en tot beëindiging van de procedure betreffende roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit Maleisië en de Filipijnen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 771/2005 (2) (hierna „de voorlopige verordening” genoemd) stelde de Commissie een voorlopig antidumpingrecht in op de invoer van bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70 uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam.

(2)

Er wordt aan herinnerd dat het onderzoek naar de dumping en schade betrekking had op de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren voor de vaststelling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2001 tot 30 juni 2004 (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd).

B.   VERVOLGPROCEDURE

(3)

Na de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen maakten sommige belanghebbenden schriftelijke opmerkingen.

(4)

De partijen die verzochten door de Commissie te worden gehoord zagen hun verzoek ingewilligd.

(5)

De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte.

(6)

De partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de instelling van een definitief antidumpingrecht en de definitieve inning van de bedragen die voor het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid waren gesteld aan te bevelen. De partijen werd tevens een termijn toegestaan binnen welke zij op deze bekendmakingen konden reageren.

(7)

De mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en waar het passend werd geacht werden ze in de definitieve bevindingen in aanmerking genomen.

(8)

Na de instelling van de voorlopige maatregelen vroegen één importeur en zijn organisatie zich af of de in overweging 113 van de voorlopige verordening omschreven bedrijfstak van de Gemeenschap wel representatief was in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Hun argument werd evenwel met geen enkel bewijs gestaafd. Het onderzoek heeft bevestigd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap goed was voor ongeveer 54 % van de productie van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak en representatief is in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

(9)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten voerden na de bekendmakingen aan dat de niet-confidentiële antwoorden van de EG-producenten op de vragenlijst niet voldoende gedetailleerd waren en niet waren ingediend overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening. Zij voerden aan dat het gebrek aan gegevens in deze niet-confidentiële antwoorden medewerkende exporteurs een belangrijke kans ontnam om hun belangen te verdedigen en deze exporteurs ten opzichte van andere partijen, namelijk de bedrijfstak van de Gemeenschap, in deze procedure benadeelde. De mededelingen in verband met de schade in afdeling E van de voorlopige verordening strekken er evenwel toe alle belanghebbenden gezamenlijk van de geverifieerde gegevens op de hoogte te brengen. Alle partijen kennen de feiten met betrekking tot de omstandigheden van schade en de oorzaak daarvan goed genoeg om voor hun belangen op te kunnen komen. Partijen worden op dezelfde wijze behandeld en er wordt tussen de belanghebbenden geen verschil gemaakt wat de bekendmaking van de gegevens betreft. Bovendien waarborgen de niet-confidentiële antwoorden op de vragenlijst en de gegevens in de voorlopige verordening dat de rechten op verdediging van alle partijen worden gerespecteerd. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

C.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(10)

Zoals gezegd werd er in het kader van het voorlopig onderzoek aan getwijfeld of moeren beschouwd moesten worden als een product dat met andere roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan vergeleken kan worden. In dit verband moesten een aantal aspecten verder worden onderzocht; zo moest bijvoorbeeld worden nagegaan of, en in welke mate bouten en moeren als één systeem op de markt worden gebracht, in welke mate deze typen samen worden ontwikkeld enz. Ook moest verder worden onderzocht in welke mate deze systemen door de EG-producenten konden worden aangeboden. Voor de eerste bevindingen werd in het kader van het voorlopige onderzoek derhalve besloten moeren die doorgaans onder GN-code 7318 16 30 worden ingedeeld niet in de omschrijving van het product op te nemen.

(11)

Na de instelling van de voorlopige maatregelen verstrekten EG-producenten zowel als importeurs bewijzen dat bouten en moeren niet samen ontwikkeld of op de markt gebracht worden. Hoewel moeren meestal samen met bouten worden gebruikt worden zij doorgaans niet als een set verkocht. Anderzijds kunnen bouten gebruikt worden als bevestigingsmiddelen zonder moeren hetgeen aantoont dat het eindgebruik van bouten en moeren kan verschillen. Dit blijkt uit de invoer van sommige van de producenten in de betrokken landen die hetzij moeren, hetzij bouten produceren en verkopen alsmede uit het feit dat de EG-producenten die de steekproef vormen schroeven en bouten vervaardigen maar geen moeren. Dit is bijzonder duidelijk in het geval van de Filipijnen die haast uitsluitend moeren naar de Gemeenschap uitvoerden en geen bouten. Bovendien worden bouten, zoals eerder reeds werd gezegd, niet noodzakelijk gecombineerd met moeren en sluitringen. Dit blijkt ook duidelijk uit de omschrijving van post 7318 15 van het GS: „andere schroeven en bouten, ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen”. Bovendien is het relevant om op te merken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet over de nodige machines beschikt om moeren te vervaardigen en niet heeft aangekondigd voornemens te zijn om in de toekomst moeren te vervaardigen.

(12)

Derhalve worden de bevindingen van overweging 13 van de voorlopige verordening bevestigd namelijk dat moeren, die niet worden ingevoerd als onderdeel van een geheel tezamen met hun schroeven en bouten, van de productomschrijving moeten worden uitgesloten. Bijgevolg zou de procedure ten aanzien van de Filipijnen in overeenstemming met de conclusies van de overwegingen 14 en 105 van de voorlopige verordening moeten worden beëindigd.

(13)

Na de instelling van de voorlopige maatregelen voerden de medewerkende Thaise exporteurs/producenten aan dat moeren en bouten doorgaans samen worden ontwikkeld en als één geheel worden verkocht en dat derhalve bouten — indien moeren van de productomschrijving werden uitgesloten — eveneens van de procedure moesten worden uitgesloten. Zij voerden voor deze bewering evenwel geen bewijzen aan. Bijgevolg — en ook rekening houdend met de bevindingen van de overwegingen 11 en 12, namelijk dat moeren niet samen met bouten worden ontwikkeld en niet als één geheel worden verkocht — werd met de opmerking geen rekening gehouden en werden uitsluitend moeren van het onderzoek uitgesloten.

(14)

Bovendien herhaalden verschillende importeurs en hun organisaties hun verzoek om het onderzoek tot twee GN-codes te beperken namelijk 7318 15 61 (schroeven met binnenzeskant van roestvrij staal) en 7318 15 70 (bouten met zeskantkoppen van roestvrij staal). Zij verwezen in dat verband naar het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de andere bevestigingsmiddelen waarop dit onderzoek van toepassing is niet in voldoende hoeveelheden zou vervaardigen namelijk de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die doorgaans worden ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10 (andere houtschroeven van roestvrij staal), 7318 14 10 (zelftappende schroeven van roestvrij staal), 7318 15 30 (schroeven en bouten zonder kop van roestvrij staal) en 7318 15 51 (schroeven met gleuf of kruisgleuf). Als bewijs toonden zij in dit verband enkele orders die de EG-producenten niet konden uitvoeren. Bovendien voerden zij aan dat bouten en schroeven op verschillende machines werden vervaardigd.

(15)

Zoals gezegd in overweging 15 van de voorlopige verordening heeft het onderzoek bevestigd dat alle soorten roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30 en 7318 15 51 in de Gemeenschap worden vervaardigd. De EG-producenten die de steekproef vormen i) beschikken bijgevolg over de machines om deze andere typen van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan te vervaardigen en ii) ondervinden voor deze typen concurrentie van het betrokken product dat met dumping wordt ingevoerd. De informatie over sommige orders die door de bedrijfstak van de Gemeenschap niet konden worden uitgevoerd heeft betrekking op een periode die niet in het onderzoektijdvak valt en dus normaliter niet in aanmerking wordt genomen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening. Hoe het ook zij, dit feit toont niet aan dat deze producten niet door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd. Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat indien de bedrijfstak van de Gemeenschap geen onbillijke concurrentie ondervindt van met dumping uit de betrokken landen ingevoerde producten hij in staat is zijn productie te verhogen en aan de vraag naar dergelijke producten te voldoen. In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat de bedrijfstak van de Gemeenschap over een belangrijke overtollige capaciteit beschikt (zie tabel vóór overweging 127 van de voorlopige verordening). Bijgevolg kon met het verzoek van de importeurs geen rekening worden gehouden.

(16)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten verzochten om beperking van de productomschrijving tot de GN-codes 7318 12 10 (andere houtschroeven van roestvrij staal), 7318 15 30 (schroeven en bouten zonder kop van roestvrij staal) en 7318 15 61 (schroeven met binnenzeskant van roestvrij staal). Zij voerden aan dat bouten (GN-code 7318 15 70) of zelftappende schroeven of schroeven met gleuf of kruisgleuf van roestvrij staal (GN-codes 7318 14 10 en 7318 15 51) niet samen met de andere onderzochte bevestigingsmiddelen als één enkele productcategorie konden worden beschouwd omdat er tussen deze producten verschillen bestonden qua i) fysische kenmerken, aard en kwaliteit, ii) eindgebruik, iii) smaken en gewoonten van de consument en iv) GN-codes, waaruit — naar hun zeggen — bleek dat bouten en schroeven niet één productcategorie vormen.

(17)

In onderhavig geval is uit het onderzoek gebleken dat alle betrokken typen van bevestigingsmiddelen en delen daarvan vanuit het oogpunt van de verwerkende bedrijven vergelijkbare fysische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, met andere woorden het zijn van schroefdraad voorziene roestvrijstalen stiften waarmee — door het aandraaien van het bevestigingselement — zaken mechanisch aan elkaar worden bevestigd. Al deze bevestigingsmiddelen worden dus ingedeeld onder dezelfde, uit vier cijfers bestaande, post van de gecombineerde nomenclatuur. Het verzoek om de productomschrijving te beperken moet bijgevolg van de hand worden gewezen.

(18)

Aangezien geen andere opmerkingen werden ingediend worden de bevindingen betreffende het betrokken product en het soortgelijk product van de overwegingen 10 tot 18 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   STEEKPROEF

(19)

Er werden, na de instelling van de voorlopige maatregelen, geen opmerkingen ingediend in verband met de steekproeven bij de exporteurs/producenten van Taiwan, de producenten van de Gemeenschap en de importeurs. De bevindingen van de overwegingen 19 tot 32 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

E.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(20)

Na de instelling van de voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen gemaakt in verband met de behandeling van bedrijven als marktgerichte ondernemingen. De bevindingen van de overwegingen 33 tot 54 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

2.   Individuele behandeling

(21)

Eén medewerkende Vietnamese exporteur/producent zei ontgoocheld te zijn omdat zijn verzoek om individuele behandeling was afgewezen niettegenstaande hij medewerking aan het onderzoek had verleend. Deze producent voerde eveneens aan dat de afwijzing van zijn verzoek om individuele behandeling en van het verzoek van twee andere Vietnamese exporteurs had geleid tot de instelling van dezelfde voorlopige antidumpingrechten op de invoer van alle Vietnamese exporteurs/producenten.

Zoals werd uiteengezet in overweging 60 van de voorlopige verordening kon de onderneming niet aantonen dat zij voldeed aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening om voor een individuele behandeling in aanmerking te komen. Bovendien werden geen argumenten ingediend of bewijzen voorgelegd die deze bevinding hadden kunnen wijzigen en derhalve diende artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening op Vietnam als geheel te worden toegepast. Dit betekent dat dezelfde rechten gelden voor alle Vietnamese exporteurs/producenten.

(22)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de bevindingen van de overwegingen 55 tot 61 van de voorlopige verordening in verband met de individuele behandeling bevestigd.

3.   Normale waarde

3.1.   Referentieland

(23)

In het voorlopige stadium was Thailand geselecteerd als referentieland met een markteconomie voor de vaststelling van de normale waarde voor exporteurs/producenten die geen behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend. Na de instelling van de voorlopige maatregelen uitte geen enkele partij bezwaren tegen de vaststelling van de normale waarde in het referentieland. De bevindingen van de overwegingen 62 tot 64 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

3.2.   Methode voor de vaststelling van de normale waarde

(24)

Vier Thaise exporteurs/producenten voerden aan dat van de verkoopkosten, de algemene en administratieve uitgaven alsmede de winst bij binnenlandse verkoop in een ander land — in dit geval Taiwan — geen gebruik kon worden gemaakt om hun normale waarde te berekenen. Zoals evenwel gezegd in overweging 80 van de voorlopige verordening hadden deze exporteurs/producenten geen representatieve verkoop van het soortgelijk product of van andere producten van dezelfde algemene categorie, in het kader van normale handelstransacties. Derhalve moest een beroep worden gedaan op een andere redelijke methode voor de berekening van de verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. In dit opzicht werd het als de redelijkste methode beschouwd om gebruik te maken van de Taiwanese verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven, alsmede winst omwille van i) de representativiteit van de Taiwanese binnenlandse markt wat de verkochte hoeveelheden van het soortgelijk product en de prijsconcurrentie betreft en omwille van ii) het feit dat de Taiwanese bedrijfstak voor roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan in al de onderzochte landen de controle heeft over de meeste ondernemingen die roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan vervaardigen en dus ook over enkele Thaise ondernemingen (zie overweging 71 van de voorlopige verordening). Er werden geen gegevens verstrekt waaruit bleek dat de gebruikte winst hoger was dan de winst die andere exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse Thaise markt.

(25)

Er werden geen andere opmerkingen gemaakt over de methode die werd gebruikt om de normale waarde vast te stellen en derhalve wordt de methode die werd uiteengezet in de overwegingen 65 tot 72 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.3.   Vaststelling van de normale waarde

a)   Volksrepubliek China

(26)

In afwezigheid van opmerkingen worden de bevindingen van overweging 73 van de voorlopige verordening bevestigd.

b)   Indonesië

(27)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de bevindingen van overweging 74 van de voorlopige verordening bevestigd.

c)   Maleisië

(28)

In afwezigheid van opmerkingen worden de bevindingen van overweging 76 van de voorlopige verordening bevestigd.

d)   Taiwan

(29)

Eén Taiwanese exporteur/producent had bezwaren tegen de methode die werd gebruikt om de normale waarde vast te stellen en die is beschreven in overweging 79 van de voorlopige verordening. De onderneming voerde aan dat zij de verschillende typen van het betrokken product niet indeelt volgens de specificaties van de Commissie omdat sommige van deze bevestigingsmiddelen speciale bevestigingsmiddelen zijn. De onderneming voerde ook aan dat zij tijdens de controle ter plekke door middel van tekeningen, monsters en verkoopdocumenten had aangetoond welke de unieke productkenmerken waren van de speciale bevestigingsmiddelen die zij naar de Gemeenschap uitvoerde.

(30)

Bewijzen die werden verzameld tijdens het controlebezoek toonden aan dat deze producten inderdaad niet konden worden ingedeeld onder de onderzochte GN-codes. Het werd derhalve passend geacht de uitvoer van deze producten in het kader van dit onderzoek niet in aanmerking te nemen. De bevindingen voor deze onderneming, inclusief de bevindingen in verband met de normale waarde van overweging 79 van de voorlopige verordening zijn gebaseerd op de overige uitvoer van de onderneming die betrekking heeft op producten waarop de productomschrijving van toepassing was.

(31)

Voor de normale waarde van de overige producten die door haar werden uitgevoerd stelde de onderneming enkele correcties voor van de productiekosten waarvan gebruik werd gemaakt voor de voorlopige vaststelling van haar normale waarde (zie overweging 79 van de voorlopige verordening).

(32)

Deze correcties waren evenwel gebaseerd op gegevens die niet werden verstrekt als antwoorden op de vragenlijst of tijdens het controlebezoek en konden derhalve niet worden geverifieerd. Bovendien waren deze verzoeken om correcties niet gestaafd met gegevens in het dossier. Bijgevolg moest dit verzoek met betrekking tot de productiekosten van de hand worden gewezen.

(33)

Een andere Taiwanese exporteur/producent voerde aan dat bepaalde productiekosten, verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven waarvan voor de vaststelling van de normale waarde gebruik was gemaakt dubbel waren geteld. De exporteur voerde aan dat de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven die hij had vermeld in de winst-en-verliestabel in zijn antwoorden op de vragenlijst niet correct waren en dat in de plaats daarvan gebruik moest worden gemaakt van de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven die hij tijdens het controlebezoek had opgegeven.

(34)

In dit verband wordt erop gewezen dat de onderneming haar winst-en-verliestabel vóór het controlebezoek niet had gecorrigeerd. De onderneming legde een sterk gewijzigde tabel van de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven voor in het allerlaatste stadium van de controle zodat verificatie onmogelijk was. Bijgevolg en aangezien de herziene verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven niet in verband konden worden gebracht met andere geverifieerde gegevens in het dossier werd het verzoek afgewezen en werden de gegevens van de winst-en-verliestabel in de antwoorden op de vragenlijst gehandhaafd bij de berekening van de dumping overeenkomstig artikel 6, lid 8, van de basisverordening.

(35)

Dezelfde Taiwanese exporteur/producent voerde aan dat afval en schroot van de kosten van de grondstoffen moesten worden afgetrokken. De ondernemer voerde aan dat aangezien door het productieproces afval en schroot ontstaan de inkomsten uit de verkoop daarvan van de productiekosten moesten kunnen worden afgetrokken. De producent deelde evenwel het bedrag van deze inkomsten niet mee. Hoe het ook zij, inkomsten uit andere producten of bijproducten zijn niet relevant voor de berekening van de productiekosten van het soortgelijk product aangezien door de onderneming bij de omslag van de kosten in het verleden van deze praktijk geen gebruik werd gemaakt. Het verzoek van de onderneming dient derhalve van de hand te worden gewezen en de voorlopige bevindingen worden bevestigd.

(36)

Er werden geen andere opmerkingen ingediend en derhalve worden de bevindingen van de overwegingen 77 tot 79 van de voorlopige verordening bevestigd.

e)   Thailand

(37)

Eén Thaise exporteur/producent met enige binnenlandse verkoop maakte verschillende opmerkingen in verband met de berekening van de productiekosten en de verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven waarvan gebruik werd gemaakt voor de vaststelling van zijn normale waarde. Bovendien voerde deze producent aan dat indien met zijn opmerkingen rekening werd gehouden zijn binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties representatief zou zijn en als basis kon worden genomen voor de vaststelling van de normale waarde in Thailand.

(38)

Er wordt op gewezen dat deze onderneming zoveel herziene versies van zijn antwoorden op de vragenlijst tijdens het controlebezoek voorlegde dat het onderzoek er ernstig werd door belemmerd aangezien geen enkele van de versies strookte met zijn boekhouding. Niettemin werden al deze gegevens zoveel mogelijk onderzocht overeenkomstig artikel 6, lid 8, van de basisverordening. Er wordt op gewezen dat de productiekosten zoals ze door de onderneming voor een groot aantal producten werden gerapporteerd sterk onderschat waren, met name de kosten van de grondstoffen, en derhalve werden de productiekosten gecorrigeerd voor de voorlopige dumpingberekeningen. Aangezien de onderneming geen met bewijzen gestaafde gegevens over haar productiekosten heeft verstrekt die het noodzakelijk zouden maken de dumpingberekeningen te wijzigen kan met haar opmerkingen in verband met de berekening van de productiekosten geen rekening worden gehouden.

(39)

Deze exporteur/producent voerde aan dat inkomsten uit de verkoop van afval en schroot van de kosten van de grondstoffen moesten worden afgetrokken bij de berekening van de productiekosten van het soortgelijk product. In de winst-en-verliestabel van deze onderneming werd evenwel geen melding gemaakt van inkomsten uit de verkoop van afval en schroot. Hoe het ook zij, inkomsten uit andere producten of bijproducten zijn niet relevant voor de berekening van de productiekosten van het soortgelijk product aangezien door de onderneming bij de omslag van de kosten in het verleden van deze praktijk geen gebruik werd gemaakt.

(40)

In verband met het verzoek van de exporteur/producent om gebruik te maken van andere verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven werd vastgesteld dat zelfs indien dit verzoek werd ingewilligd dit er niet toe zou leiden dat de binnenlandse verkoop van de onderneming als basis voor de vaststelling van de normale waarde kon worden gebruikt aangezien deze binnenlandse verkoop nog steeds niet zou hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties.

(41)

Met deze verzoeken betreffende inkomsten uit afval en schroot en betreffende verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven kan derhalve geen rekening worden gehouden en de bevindingen van overweging 80 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

f)   Vietnam

(42)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt worden de bevindingen van overweging 81 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Exportprijs

(43)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt worden de bevindingen van de overwegingen 82 tot 91 van de voorlopige verordening betreffende de vaststelling van de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening voor alle betrokken landen bevestigd.

5.   Vergelijking

(44)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt worden de methoden en bevindingen van de overwegingen 92 en 93 van de voorlopige verordening betreffende de vergelijking van de normale waarde met de exportprijs bevestigd.

6.   Dumpingmarges

6.1.   Algemene methode

(45)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt over de vaststelling van de dumpingmarge wordt de methode van de overwegingen 94 tot 100 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.2.   Dumpingmarges

a)   Volksrepubliek China

(46)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt bedragen de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in percenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Tengzhou Tengda Stainless Steel Product Co., Ltd, Tengzhou City

21,5 %

Tong Ming Enterprise (Jiaxing) Co. Ltd, Zhejiang

12,2 %

Alle andere ondernemingen

27,4 %.

b)   Indonesië

(47)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt bedragen de definitieve dumpingmarges uitgedrukt in percenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:

PT. Shye Chang Batam Indonesia, Batam

9,8 %

Alle andere ondernemingen

24,6 %.

c)   Maleisië

(48)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt over de berekening van de voorlopige dumpingmarge voor de twee medewerkende exporteurs/producenten in Maleisië worden de bevindingen van overweging 104 van de voorlopige verordening bevestigd. Aangezien voor geen enkele Maleisische exporteur/producent dumping werd vastgesteld moet de procedure in verband met het betrokken product ten aanzien van Maleisië worden beëindigd.

d)   De Filipijnen

(49)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt over de situatie van de Filipijnen werd geen dumpingmarge vastgesteld. Bijgevolg moet de procedure in verband met het betrokken product ten aanzien van de Filipijnen worden beëindigd zoals in overweging 12 werd gesteld.

e)   Taiwan

(50)

Aangezien geen andere opmerkingen werden gemaakt over de berekening van de voorlopige dumpingmarges voor Taiwan die in de overwegingen 106 tot 108 van de voorlopige verordening werd toegelicht bedragen de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in percenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap vóór inklaring:

Arrow Fasteners Co. Ltd, Taipei

15,2 %

Jin Shing Stainless Ind. Co. Ltd, Tao Yuan

18,8 %

Min Hwei Enterprise Co. Ltd, Pingtung

16,1 %

Tong Hwei Enterprise, Co. Ltd, Kaohsiung

16,1 %

Yi Tai Shen Co. Ltd, Tainan

11,4 %

Medewerkende exporteurs/producenten die niet in de steekproef zijn opgenomen

15,8 %

Alle andere ondernemingen

23,6 %.

f)   Thailand

(51)

Eén Thaise exporteur/producent maakte opmerkingen in verband met de berekening van zijn individuele dumpingmarge die verband hielden met de indeling van de producttypen, de geproduceerde hoeveelheden en het gebruik van verschillende kwaliteiten van roestvrij staal.

(52)

De opmerkingen werden onderzocht op basis van geverifieerde informatie en sommige terechte correcties vonden plaats; dit leidde tot de vaststelling van een herziene individuele dumpingmarge voor deze exporteur/producent. Aangezien de basis voor de vaststelling van de dumpingmarge voor niet-medewerkende Thaise exporteurs de hoogste dumpingmarge was die voor een medewerkende Thaise exporteur werd vastgesteld, werd de residuele dumpingmarge ook dienovereenkomstig herzien.

(53)

Bijgevolg bedragen de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in percenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:

A.B.P. Stainless Fasteners Co. Ltd, Ayutthaya

11,1 %

Bunyat Industries 1998 Co. Ltd, Samutsakorn

10,8 %

Dura Fasteners Company Ltd, Samutprakarn

14,6 %

Siam Screws (1994) Co. Ltd, Samutsakorn

11,0 %

Alle andere ondernemingen

14,6 %.

g)   Vietnam

(54)

Aangezien geen andere opmerkingen werden gemaakt over de berekening van de voorlopige dumpingmarge voor Vietnam die in overweging 110 van de voorlopige verordening werd toegelicht, wordt de definitieve dumpingmarge voor alle Vietnamese ondernemingen, uitgedrukt in percenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, bevestigd als zijnde 7,7 %.

F.   SCHADE

1.   Productie en bedrijfstak van de Gemeenschap

(55)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten betwistten de onderzoeksmethode die werd uiteengezet in overweging 114 van de voorlopige verordening; zij waren het er niet mee eens dat sommige gegevens uitsluitend werden vastgesteld voor de EG-producenten die in de steekproef waren opgenomen (prijzen van de transacties, investeringen en opbrengst van de investeringen, lonen, winstgevendheid, kasstroom en vermogen om kapitaal bijeen te brengen) terwijl voor de andere indicatoren (marktaandeel, productie, capaciteit en bezettingsgraad, verkochte hoeveelheden en waarde van de verkoop, groei, voorraden, werkgelegenheid en productiviteit) ook gebruik werd gemaakt van de gegevens van een andere producent van de Gemeenschap die samen met de producenten die in de steekproef waren opgenomen de bedrijfstak van de Gemeenschap vormde. Zij voerden aan dat deze aanpak i) niet objectief was in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening en dat ii) artikel 17, lid 4, van de basisverordening een dergelijke aanpak niet toelaat.

(56)

Het behoort in antidumpingprocedures tot de normale praktijk om de schadefactoren te onderzoeken voor de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap. In gevallen waarin de bedrijfstak door een groot aantal producenten wordt gevormd, wordt een beroep gedaan op een steekproef. Het doel van een steekproef is ervoor te zorgen dat gedetailleerde gegevens van een beperkt aantal producenten verzameld en geverifieerd kunnen worden binnen de beschikbare termijn. Deze gegevens hebben betrekking op factoren zoals prijzen, lonen, investeringen, winst, opbrengst van de investeringen, kasstroom en het vermogen om kapitaal aan te trekken; voor deze factoren zou het ondoenbaar zijn om de gegevens voor de volledige bedrijfstak binnen de beschikbare termijn te verifiëren. Voor andere factoren zoals het marktaandeel, de verkochte hoeveelheden, en de productie kunnen de gegevens voor de gehele bedrijfstak snel worden verzameld. Indien het onderzoek naar de schade uitsluitend gebaseerd was op de gegevens van de producenten die de steekproef vormden, zou voorbijgegaan zijn aan bruikbare gegevens van andere producenten hetgeen tot een onvolledige beoordeling zou hebben geleid. Om derhalve tot een zo volledig mogelijke beoordeling te komen binnen de beschikbare termijn werden in dit geval de geverifieerde gegevens met betrekking tot de schadefactoren die van de producenten die de steekproef vormden werden ontvangen, aangevuld met gegevens die betrekking hebben op de bedrijfstak als geheel.

(57)

Er werden geen andere opmerkingen gemaakt over de productie van de Gemeenschap en de omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap en derhalve worden de bevindingen van de overwegingen 111 tot 114 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Verbruik in de Gemeenschap, invoer en cumulatieve beoordeling

(58)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten voerden aan dat de ingevoerde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit Thailand niet samen met de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan en Vietnam mocht worden beoordeeld omdat deze producten naar verluidt niet concurreerden met de uit de laatstgenoemde landen ingevoerde producten wat de hoeveelheden, de gemiddelde prijzen en het marktaandeel betreft. Deze producenten voerden aan dat de uit Thailand ingevoerde hoeveelheden en het marktaandeel van deze invoer in 2002 met respectievelijk 29 % en 35 % waren gedaald terwijl voor 2002 voor de andere betrokken landen al een stijging kon worden vastgesteld. Bovendien merkten zij op dat de gemiddelde invoerprijzen van de producten uit Thailand sedert 2003 met 2 % waren gestegen.

(59)

Zoals gezegd waren de dumpingmarges die voor de invoer uit elk betrokken land werden vastgesteld niet te verwaarlozen in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening — dat wil zeggen dat ze meer dan 2 % bedroegen — en overschreden de uit elk betrokken land ingevoerde hoeveelheden het marktaandeel van 1 % dat bij artikel 5, lid 7, van de basisverordening werd vastgesteld. Bovendien zij opgemerkt dat het onderzoek niet op 2002 alleen mag worden toegespitst maar de volledige beoordelingsperiode moet beslaan dat wil zeggen de periode van 2001 tot het onderzoektijdvak. In het algemeen stegen de uit Thailand ingevoerde hoeveelheden en het marktaandeel van deze invoer immers aanzienlijk terwijl de prijzen van deze ingevoerde producten aanmerkelijk daalden. Over het geheel genomen strookt het patroon van de invoer uit Thailand bijgevolg met de ontwikkelingen die voor alle betrokken landen werden vastgesteld. Bovendien wordt eraan herinnerd dat de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan die uit de betrokken landen werden ingevoerd in alle opzichten vergelijkbaar waren; zij waren onderling verwisselbaar, zij werden in de Gemeenschap via soortgelijke verkoopkanalen aangeboden met inachtneming van vergelijkbare verkoop- en leveringsvoorwaarden en zij concurreerden met de in de Gemeenschap vervaardigde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan. Derhalve wordt bevestigd dat een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer van het betrokken product met dumping, overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening, terecht is.

(60)

Er werden geen andere opmerkingen gemaakt in verband met het onderzoek van de situatie op de markt van de Gemeenschap en derhalve worden de bevindingen van de overwegingen 115 tot 126 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(61)

Na de instelling van voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen gemaakt over de productie, de productiecapaciteit, de bezettingsgraad, de verkochte hoeveelheden, de verkoopprijs, het marktaandeel, de groei, de voorraden, de werkgelegenheid, de productiviteit, de omvang van de dumping en het herstel van de bedrijfstak van de Gemeenschap van eerdere dumping. Derhalve worden de bevindingen van de overwegingen 127 tot 133, 137, 142, 143, 145 en 146 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.1.   Winstgevendheid

(62)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten voerden aan dat de winstgevendheid van de EG-producenten die de steekproef vormden was verbeterd en niet wees op schade. Voorts voerden deze producenten aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet de minimumwinst van 5 % boekte die wenselijk is en haalbaar wordt geacht indien er geen sprake is van dumping doordat de EG-producenten die de steekproef vormden in 2002 en 2003 tot investeringen waren overgegaan. Volgens deze producenten mocht ook geen rekening worden gehouden met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruik had kunnen maken van goedkoop roestvrij staal omdat dit als een normale situatie op de markt beschouwd moest worden en alle ondernemers hiervan hadden kunnen profiteren.

(63)

Zoals gezegd in de overwegingen 149 en 150 van de voorlopige verordening was de winstgevendheid niet de enige factor en evenmin de centrale factor die wees op schade in dit geval. Artikel 3, lid 5, van de basisverordening bepaalt: „noch zijn één of meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend” voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Investeringen waren noodzakelijk om het concurrentievermogen te handhaven zoals werd gezegd in overweging 138 van de voorlopige verordening; derhalve kunnen investeringen geen negatieve gevolgen voor de winstgevendheid hebben gehad. Bovendien waren — zoals in overweging 136 van de voorlopige verordening werd gesteld — de positieve gevolgen van de stijgende prijzen van roestvrij staal voor de winstgevendheid van de EG-producenten die de steekproef vormden tijdens het onderzoektijdvak strikt tijdelijk en was dit een factor die gedurende een zeer korte periode ook andere ondernemers ten goede kan zijn gekomen.

(64)

De bewering dat de winstgevendheid niet op schade wijst wordt dus weerlegd en de bevindingen in de overwegingen 134 tot 136 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

3.2.   Investeringen, opbrengst van investeringen, kasstroom en het vermogen om kapitaal bijeen te brengen

(65)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten wezen erop dat de gestegen investeringen, opbrengst van investeringen, kasstroom en het vermogen om kapitaal bijeen te brengen niet op schade wezen.

(66)

Zoals gezegd in overweging 147 van de voorlopige verordening werden de factoren „investeringen” en „vermogen om kapitaal bijeen te brengen” niet beschouwd als factoren die op schade in de beoordelingsperiode wezen.

(67)

De algemene verbetering van de factor „opbrengst van investeringen” tijdens de beoordelingsperiode daarentegen moet in de volgende context gezien worden: i) de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen EG-producenten tijdens het onderzoektijdvak was uitzonderlijk en tijdelijk van aard zoals reeds werd gesteld in de overwegingen 136 en 139 van de voorlopige verordening; ii) er werd veelvuldiger gebruik gemaakt van geleasde machines en leasen werd niet beschouwd als investering. Geleasde kapitaalgoederen werden niet opgenomen in de investeringen maar het groter gebruik dat ervan werd gemaakt droeg wel bij aan de winst. Dit zijn de twee verklaringen voor de kunstmatig hoge stijging van de opbrengst uit investeringen tijdens het onderzoektijdvak.

(68)

Wat de kasstroom betreft kan niet worden ontkend dat de ontwikkeling van deze factor gedurende de beoordelingsperiode met 36 % verslechterde, hetgeen duidelijk wijst op schade tijdens de beoordelingsperiode. Bijgevolg moeten de bevindingen van de overwegingen 138 tot 141 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

3.3.   Salarissen

(69)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten voerden voorts aan dat de stijging van de arbeidskosten met 10 % per werknemer gedurende de beoordelingsperiode in dit geval niet op schade wijst.

(70)

Zoals gezegd werd in de voorlopige conclusie in verband met de schade erkend dat een stijging van de salarissen betekende dat de verbeterde productiviteit was beloond en de inflatie was gecompenseerd. Het kan evenwel niet worden ontkend dat de werkgelegenheid tijdens de beoordelingsperiode met 5 % daalde, hetgeen als een aanduiding van schade werd beschouwd. Bijgevolg worden de bevindingen van overweging 144 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.4.   Conclusie in verband met de schade

(71)

Samengevat worden de conclusies van de overwegingen 147 tot 150 van de voorlopige verordening bevestigd. In het algemeen liggen de indicatoren die op een negatieve ontwikkeling wijzen (belangrijke verliezen aan marktaandeel, dalende groei en werkgelegenheid, ontoereikende stijging van de winst/opbrengst uit investeringen en kasstroom) veel meer gewicht in de schaal dan de indicatoren die op positieve ontwikkelingen wijzen (beperkte toename van de productie en de verkoop, daling van de voorraden, voortzetting van de investeringen, dalende arbeidskosten in absolute cijfers en vermogen om kapitaal bijeen te brengen).

G.   OORZAKELIJK VERBAND

(72)

De Thaise exporteurs/producenten en een organisatie van importeurs maakten in verband met het voorlopige onderzoek naar het oorzakelijk verband opmerkingen over bepaalde factoren die hierna worden toegelicht. Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen worden de bevindingen van de voorlopige verordening over de gevolgen van de invoer met dumping (overweging 152 van de voorlopige verordening), de gevolgen van de invoer uit andere derde landen (overwegingen 153 tot 159 van de voorlopige verordening) en de ontwikkeling van het verbruik in de Europese Gemeenschap (overweging 160 van de voorlopige verordening) bevestigd.

1.   Gevolgen van koersschommelingen

(73)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten en één importeur en zijn organisatie spitsten zich toe op de gevolgen van de waardevermindering van de USD ten opzichte van de Euro, met name in 2003, hetgeen volgens deze partijen de Chinese en Thaise uitvoer naar de Gemeenschap in de hand werkte. Deze partijen voerden derhalve aan dat de prijsdaling en de schadelijke gevolgen hiervan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, tenminste voor een deel, niet aan dumpingpraktijken van de Chinese en Thaise exporteurs maar aan koersschommelingen (wat China betreft vooral ook door de koppeling van de Yuan aan de USD) moesten worden toegeschreven.

(74)

In de eerste plaats wordt opgemerkt dat niet bekend is in welke valuta de facturen bij uitvoer uit de betrokken landen zijn opgesteld. De gevolgen van eventuele koersschommelingen kunnen derhalve niet worden berekend. Bovendien wordt er in verband met de schade op gewezen dat — ongeacht of de lage invoerprijzen al dan niet ten dele het gevolg zijn van koersschommelingen — van de werkelijke invoerprijzen tijdens het onderzoektijdvak gebruik wordt gemaakt om vast te stellen hoe groot de onderbieding is en welke de gevolgen ervan zijn voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. De onderbiedingsmarges bleken aanmerkelijk te zijn (zie de overwegingen 125 en 126 van de voorlopige verordening).

(75)

Gezien het bovenstaande moet het argument in verband met de mogelijke gevolgen van koersschommelingen van de hand worden gewezen.

2.   Concurrentievermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(76)

De Thaise exporteurs/producenten voerden ook aan dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap te verwerken kreeg moest worden toegeschreven aan een ontoereikend concurrentievermogen dat het gevolg was van verouderde productie-installaties.

(77)

Zoals gezegd investeerde de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode evenwel voortdurend teneinde verouderde machines te vervangen en de productie-installaties ultramodern te houden. Er is dus geen sprake van een verouderde en niet-concurrentiële productietechniek die het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de schadelijke gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kan opheffen. Met het argument kan derhalve geen rekening worden gehouden en de bevindingen van overweging 161 van de voorlopige verordening in verband met het concurrentievermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden bevestigd.

3.   Omstandigheden op de markt van de Gemeenschap

(78)

De medewerkende Thaise exporteurs/producenten voerden ook aan dat de schade veroorzaakt kon zijn door een gebrek aan stabiliteit op de markt. In dit verband verwezen zij naar de tijdelijke prijsstijgingen voor staal en naar de onderhandelingspositie van grote afnemers.

(79)

Er wordt evenwel op gewezen dat de tijdelijke prijsstijgingen voor staal geen schade tot gevolg hadden voor de EG-producenten die in de steekproef zijn opgenomen. Integendeel, zij profiteerden van deze prijsstijgingen aangezien hun winstgevendheid hierdoor tijdelijk steeg. In verband met de onderhandelingspositie van grote afnemers wordt erop gewezen dat het hoofdzakelijk onbillijke concurrentie in de vorm van invoer met dumping is die deze onderhandelingspositie in de hand werkt. Er is dus een rechtstreeks verband tussen invoer uit de betrokken landen en het gedrag van importeurs/distributeurs. In het algemeen hebben de omstandigheden op de markt van de Gemeenschap derhalve het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap is berokkend niet opgeheven.

4.   Conclusie in verband met het oorzakelijk verband

(80)

In het kort kan worden gesteld dat na een bespreking van de bovenstaande opmerkingen in verband met het oorzakelijk verband en om de redenen die in overwegingen 151 tot 162 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd moet worden dat geen enkele andere factor het oorzakelijk verband tussen de invoer uit alle vijf de betrokken landen en de aanmerkelijke schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had kon opheffen.

H.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(81)

Een aantal importeurs/distributeurs en Thaise exporteurs/producenten voerden aan dat de maatregelen mogelijk niet in het belang van de Gemeenschap waren.

1.   Gevolgen van de maatregelen voor de importeurs en de verwerkende bedrijven

(82)

De importeurs/distributeurs wezen erop dat maatregelen rechtstreekse gevolgen zouden hebben voor hun winstmarges aangezien zij de kosten van de maatregelen niet door toepassing van hogere prijzen aan hun afnemers konden doorberekenen.

(83)

Ten eerste wordt erop gewezen dat deze partijen hun beweringen niet staafden met bewijsmateriaal. Zoals reeds vermeld in de voorlopige verordening zijn er geen aanwijzingen dat de antidumpingmaatregelen de economische levensvatbaarheid van de importeurs/distributeurs in het gedrang zouden brengen. Ook waren de winstmarges van deze partijen tijdens de beoordelingsperiode veel hoger dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Derhalve wordt bevestigd dat de voordelen die de importeurs/distributeurs eventueel zouden hebben indien geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld niet opwegen tegen het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap er alle belang bij heeft dat aan de onbillijke en schadelijke handelspraktijken vanuit de betrokken landen een eind wordt gemaakt. De bevindingen van de overwegingen 164 tot 170 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

(84)

De Thaise exporteurs/producenten voerden aan dat de instelling van maatregelen de kosten voor de Europese autoindustrie zou verhogen en dat dit niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn. Ze staafden deze bewering over de gevolgen voor de verwerkende bedrijven evenwel niet met bewijzen. Op basis van beschikbare gegevens — namelijk het antwoord van één verwerkend bedrijf, een fabrikant van rollend materieel — zouden de gevolgen voor de verwerkende bedrijven verwaarloosbaar zijn. De bevindingen van de overwegingen 173 en 174 van de voorlopige verordening in verband met het belang van de verwerkende bedrijven en de consumenten worden derhalve bevestigd.

2.   Conclusie

(85)

Na onderzoek van de diverse belangen van de Gemeenschap wordt met verwijzing naar het gestelde in de overwegingen 163 tot 175 van de voorlopige verordening bevestigd dat er geen belangen zijn die zwaarder wegen dan het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap die behoefte heeft aan antidumpingmaatregelen om de handelsontwrichtende gevolgen van de invoer met dumping te beëindigen.

I.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(86)

Rekening houdend met de conclusies in verband met de dumping, de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap wordt het passend geacht definitieve antidumpingmaatregelen in te stellen teneinde verdere schade door de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te voorkomen. Om deze maatregelen vast te stellen werd rekening gehouden met de tijdens het onderzoektijdvak vastgestelde dumpingmarges en met het antidumpingrecht dat nodig is om een eind te maken aan de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

1.   Schademarge

(87)

De prijsverhoging die nodig is om een eind te maken aan de schade werd vastgesteld per onderneming door de gewogen gemiddelde invoerprijs van het betrokken product te vergelijken met de niet-schadelijke prijs van het soortgelijk product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Europese Gemeenschap wordt verkocht. Het verschil in prijzen werd uitgedrukt in percenten van de cif-invoerwaarde.

(88)

De niet-schadelijke prijs werd verkregen door aan de gewogen productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap een winstmarge van 5 % toe te voegen. Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt over deze winstmarge, wordt bevestigd dat deze winstmarge door de bedrijfstak van de Gemeenschap kon worden bereikt indien er geen sprake was van invoer met dumping. Ze stemt overeen met de winstmarge die kan worden bereikt voor soortgelijke productgroepen van de bedrijfstak van de Gemeenschap die niet te lijden hebben van onbillijke concurrentie, namelijk bevestigingsmiddelen die niet worden ingedeeld onder de GN-codes waarop onderhavig onderzoek van toepassing is.

2.   Vorm en niveau van het recht

(89)

Rekening houdend met het bovenstaande wordt geoordeeld dat overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een definitief antidumpingrecht moet worden ingesteld op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam.

(90)

In verband met de hoogte van het recht werd voor twee medewerkende exporteurs/producenten (één in Taiwan en één in de Volksrepubliek China) vastgesteld dat de schademarge lager was dan de dumpingmarge. In dergelijke gevallen moet het recht beperkt worden tot de schademarge. In alle andere gevallen moet het recht worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening.

(91)

Op basis van het bovenstaande bedragen de definitieve antidumpingrechten:

Land

Exporteur/producent

Antidumpingrecht

Volksrepubliek China

Tengzhou Tengda Stainless Steel Product Co., Ltd, Tengzhou City

11,4 %

Tong Ming Enterprise (Jiaxing) Co. Ltd, Zhejiang

12,2 %

Alle andere ondernemingen

27,4 %

Indonesië

PT. Shye Chang Batam Indonesia, Batam

9,8 %

Alle andere ondernemingen

24,6 %

Taiwan

Arrow Fasteners Co. Ltd, Taipei

15,2 %

Jin Shing Stainless Ind. Co. Ltd, Tao Yuan

8,8 %

Min Hwei Enterprise Co. Ltd, Pingtung

16,1 %

Tong Hwei Enterprise, Co. Ltd, Kaohsiung

16,1 %

Yi Tai Shen Co. Ltd, Tainan

11,4 %

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende exporteurs/producenten

15,8 %

Alle andere ondernemingen

23,6 %

Thailand

A.B.P. Stainless Fasteners Co. Ltd, Ayutthaya

11,1 %

Bunyat Industries 1998 Co. Ltd, Samutsakorn

10,8 %

Dura Fasteners Company Ltd, Samutprakarn

14,6 %

Siam Screws (1994) Co. Ltd, Samutsakorn

11,0 %

Alle andere ondernemingen

14,6 %

Vietnam

Alle andere ondernemingen

7,7 %

(92)

De Thaise exporteurs/producenten vestigden de aandacht op artikel 15 van de Antidumpingovereenkomst van de WTO waarin is bepaald dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de speciale situatie van de ontwikkelingslanden wanneer wordt overwogen antidumpingmaatregelen in te stellen. Het was evenwel niet bewezen dat in dit geval de wezenlijke belangen van Thailand werden geschaad zoals in de bepaling is gesteld. Derhalve wordt het passend geacht op de invoer uit Thailand de bovenvermelde antidumpingrechten in te stellen.

(93)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening zijn vermeld, werden vastgesteld op basis van de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij beantwoorden dus aan de situatie die tijdens dat onderzoek voor deze ondernemingen werd vastgesteld. Deze antidumpingrechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) zijn dus uitsluitend van toepassing bij de invoer van producten uit de betrokken landen die vervaardigd werden door de genoemde ondernemingen en derhalve door de specifiek vermelde juridische entiteiten. Op producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet met hun naam in het dispositief van deze verordening zijn vermeld, of door entiteiten die banden hebben met de vermelde ondernemingen, zijn deze rechten niet van toepassing en op deze producten is het antidumpingrecht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(94)

Verzoeken in verband met de toepassing van dergelijke individuele antidumpingrechten voor ondernemingen (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de entiteit of de opzet van een nieuwe productie- of handelsmaatschappij) dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht en vergezeld te gaan van alle relevante gegevens met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming in verband met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die verband houden met bijvoorbeeld die naamswijziging of opzet van een productie- of handelsmaatschappij. Indien gerechtvaardigd zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door een aanpassing van de lijst van ondernemingen waarvoor individuele rechten gelden.

3.   Inning van het voorlopige recht

(95)

Rekening houdend met de omvang van de vastgestelde dumpingmarges en van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap werd berokkend wordt het nodig geacht de bedragen die als zekerheid waren gesteld voor het voorlopige antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 771/2005 — de voorlopige verordening — was ingesteld definitief te innen ten bedrage van de bij onderhavige verordening ingestelde definitieve rechten. Wanneer het definitieve antidumpingrecht lager is dan het voorlopige worden de bedragen die voor het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld en die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, vrijgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70, uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt voor de in lid 1 genoemde producten, vervaardigd door de in de bijlage genoemde Taiwanese exporteurs/producenten: 15,8 % (aanvullende Taric-code A649).

3.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, is als volgt voor de in lid 1 genoemde producten, vervaardigd door de hierna genoemde ondernemingen:

Land

Exporteur/producent

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende taric-code

Volksrepubliek China

Tengzhou Tengda Stainless Steel Product Co., Ltd, Tengzhou City

11,4

A650

Tong Ming Enterprise (Jiaxing) Co. Ltd, Zhejiang

12,2

A651

Alle andere ondernemingen

27,4

A999

Indonesië

PT. Shye Chang Batam Indonesia, Batam

9,8

A652

Alle andere ondernemingen

24,6

A999

Taiwan

Arrow Fasteners Co. Ltd, Taipei

15,2

A653

Jin Shing Stainless Ind. Co. Ltd, Tao Yuan

8,8

A654

Min Hwei Enterprise Co. Ltd, Pingtung

16,1

A655

Tong Hwei Enterprise, Co. Ltd, Kaohsiung

16,1

A656

Yi Tai Shen Co. Ltd, Tainan

11,4

A657

Alle andere dan de hierboven en de in de bijlage vermelde ondernemingen

23,6

A999

Thailand

A.B.P. Stainless Fasteners Co. Ltd, Ayutthaya

11,1

A658

Bunyat Industries 1998 Co. Ltd, Samutsakorn

10,8

A659

Dura Fasteners Company Ltd, Samutprakarn

14,6

A660

Siam Screws (1994) Co. Ltd, Samutsakorn

11,0

A661

Alle andere ondernemingen

14,6

A999

Vietnam

Alle andere ondernemingen

7,7

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Bedragen die als zekerheid werden gesteld voor het voorlopige antidumpingrecht ingevolge Verordening (EG) nr. 771/2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam van de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70, worden definitief geïnd overeenkomstig onderstaande regels. De als zekerheid gestelde bedragen die de bedragen aan definitieve antidumpingrechten overschrijden worden vrijgegeven.

Artikel 3

De procedure met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan uit Maleisië en de Filipijnen wordt beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

T. JOWELL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 19.

(3)  Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat B, J-79 5/17, Wetstraat 200, B-1049 Brussel.


BIJLAGE

(Aanvullende Taric-code A649)

A-STAINLESS INTERNATIONAL CO.LTD, Taipei

BOLTUN CORPORATION, Tainan

CHAEN WEI CORPORATION, Taipei

CHIAN SHYANG ENT CO.LTD, Chung-Li City

CHONG CHENG FASTENER CORP., Tainan

DIING SEN FASTENERS & INDUSTRIAL CO.LTD, Taipei

DRAGON IRON FACTORY CO.LTD, Kaohsiung

EXTEND FORMING INDUSTRIAL CORP. LTD, Lu Chu

FORTUNE BRIGHT INDUSTRIAL CO.LTD, Lung Tan Hsiang

FWU KUANG ENTERPRISES CO.LTD, Tainan

HSIN YU SCREW ENTERPRISE CO.LTD, Taipin City

HU PAO INDUSTRIES CO.LTD, Tainan

J C GRAND CORPORATION, Taipei

JAU YEOU INDUSTRY CO.LTD, Kangshan

JOHN CHEN SCREW IND CO.LTD, Taipei

KUOLIEN SCREW INDUSTRIAL CO.LTD, Kwanmiao

KWANTEX RESEARCH INC, Taipei

LIH LIN ENTERPRISES & INDUSTRIAL CO.LTD, Taipei

LIH TA SCREW CO.LTD, Kweishan

LU CHU SHIN YEE WORKS CO.LTD, Kaohsiung

M & W FASTENER CO.LTD, Kaoshsiung

MULTI-TEK FASTENERS & PARTS MANIFACTURER CORP., Tainan

NATIONAL AEROSPACE FASTENERS CORP., Ping Jen City

QST INTERNATIONAL CORP., Tainan

SEN CHANG INDUSTRIAL CO.LTD, Ta-Yuan

SPEC PRODUCTS CORP., Tainan

SUMEEKO INDUSTRIES CO.LTD, Kaoshiung

TAIWAN SHAN YIN INTERNATIONAL CO.LTD, Kaohsiung

VIM INTERNATIONAL ENTERPRISE CO.LTD, Taichung

YEA-JANN INDUSTRIAL CO.LTD, Kaohsiung

ZONBIX ENTERPRISE CO.LTD, Kaohsiung

ZYH YIN ENTERPRISE CO.LTD, Kaohsiung


Top