This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31994R0518
Council Regulation (EC) No 518/94 of 7 March 1994 on common rules for imports and repealing Regulation (EEC) No 288/82
Verordening (EG) nr. 518/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 288/82
Verordening (EG) nr. 518/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 288/82
PB L 67 van 10/03/1994, p. 77–87
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994; opgeheven door 394R3285
Verordening (EG) nr. 518/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 288/82
Publicatieblad Nr. L 067 van 10/03/1994 blz. 0077 - 0087
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 29 blz. 0196
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 29 blz. 0196
VERORDENING (EG) Nr. 518/94 VAN DE RAAD van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 288/82 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113, Gelet op de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en de regelingen ex artikel 235 van het Verdrag die van toepassing zijn op goederen die verkregen zijn door verwerking van landbouwprodukten, inzonderheid op de bepalingen van deze regelingen waarbij een afwijking wordt toegestaan van het algemene beginsel dat kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking uitsluitend door in deze regelingen vastgestelde maatregelen vervangen kunnen worden, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende dat de gemeenschappelijke handelspolitiek op eenvormige beginselen dient te berusten; dat de gemeenschappelijke regeling voor de invoer die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 288/82 van de Raad van 5 februari 1982 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (1), een belangrijk onderdeel vormt van deze politiek; dat deze politiek evenwel nog voltooid moet worden, aangezien de bestaande regeling nog steeds voorziet in een aantal uitzonderingen en afwijkingen die de Lid-Staten de mogelijkheid bieden op de invoer van bepaalde produkten nationale maatregelen te blijven toepassen; Overwegende dat, ingevolge artikel 7 A van het Verdrag, de interne markt sedert 1 januari 1993 een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd; Overwegende dat de voltooiing van de gemeenschappelijke handelspolitiek voor wat betreft de regeling voor de invoer derhalve een noodzakelijke aanvulling vormt op de voltooiing van de interne markt en dat dit het enige middel is om ervoor te zorgen dat de integratie van de markten ten volle tot uiting komt in de regeling voor het handelsverkeer van de Gemeenschap met derde landen; Overwegende dat het noodzakelijk is de regeling voor de invoer eenvormiger te maken door afschaffing van de uitzonderingen en afwijkingen die voortvloeien uit de nationale handelspolitieke maatregelen welke nog van toepassing zijn en in het bijzonder afschaffing van de kwantitatieve beperkingen die door de Lid-Staten uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 288/82 worden gehandhaafd; dat in het kader van de horizontale beleidsmaatregelen van de Gemeenschap voor de betrokken markten rekening is gehouden of kan worden gehouden met de consequenties van een dergelijke afschaffing op economisch en industrieel gebied; Overwegende dat de liberalisering van de invoer, dat wil zeggen de afwezigheid van kwantitatieve beperkingen, derhalve het uitgangspunt moet zijn van de communautaire regeling ter zake; Overwegende dat de Commissie door de Lid-Staten in kennis dient te worden gesteld van elk uit de ontwikkeling van de invoer voortvloeiend gevaar dat toepassing van vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zou kunnen maken; Overwegende dat de Commissie in dat geval de voorwaarden en de ontwikkeling van de invoer, de verschillende aspecten van de economische en commerciële situatie alsmede de eventueel te nemen maatregelen dient te onderzoeken; Overwegende dat het noodzakelijk kan blijken een bepaald gedeelte van deze invoer aan communautair toezicht te onderwerpen; Overwegende dat toezicht- of vrijwaringsmaatregelen die slechts voor één of meer regio's van de Gemeenschap gelden soms de voorkeur kunnen genieten boven maatregelen die in de gehele Gemeenschap van toepassing zijn; dat dergelijke maatregelen echter slechts bij wijze van uitzondering goedgekeurd mogen worden, indien er geen alternatieven zijn; dat erop moet worden toegezien dat deze maatregelen van tijdelijke aard zijn en de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren; Overwegende dat het in het vrije verkeer brengen van onder communautair toezicht geplaatste produkten afhankelijk moet worden gesteld van de overlegging van een invoerdocument dat aan eenvormige criteria voldoet; dat dit document, op verzoek van de importeur, binnen een bepaalde termijn door de autoriteiten van de Lid-Staten moet worden geviseerd, zonder dat de importeur hierdoor evenwel een recht van invoer verkrijgt; dat dit document derhalve slechts gebruikt mag worden zolang de invoerregeling niet wordt gewijzigd; Overwegende dat de Lid-Staten en de Commissie elkaar, in het belang van de Gemeenschap, zo volledig mogelijk op de hoogte dienen te houden van de resultaten van het communautair toezicht; Overwegende dat het op de weg ligt van de Commissie en de Raad om de nodige vrijwaringsmaatregelen aan te nemen ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, waarbij rekening dient te worden gehouden met de bestaande internationale verplichtingen; dat ten aanzien van een land dat verdragsluitende partij is bij de GATT derhalve alleen vrijwaringsmaatregelen kunnen worden overwogen indien het betrokken produkt in dermate gestegen hoeveelheden en tegen zodanige voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten ernstige schade lijden of dreigen te lijden, tenzij de internationale verplichtingen de mogelijkheid behelzen om van deze regel af te wijken; Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is meer precieze criteria voor de beoordeling van eventuele schade vast te stellen en een onderzoekprocedure in te stellen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten dat de Commissie in spoedgevallen de vereiste maatregelen neemt; Overwegende dat er derhalve behoefte is aan meer gedetailleerde bepalingen inzake de opening van een dergelijk onderzoek, de vereiste controles en verificaties, het horen van belanghebbenden, de behandeling van de ontvangen inlichtingen en de criteria ter beoordeling van de schade; Overwegende dat de bepalingen inzake onderzoek die bij deze verordening worden vastgesteld, geen afbreuk doen aan de communautaire en de nationale voorschriften inzake het beroepsgeheim; Overwegende dat tevens termijnen moeten worden gesteld, zowel voor het openen van onderzoeken als voor het bepalen of al dan niet maatregelen dienen te worden getroffen, met de bedoeling ter zake een snelle besluitvorming te waarborgen en zodoende de rechtszekerheid van de betrokken ondernemingen te vergroten; Overwegende dat, met het oog op de eenvormigheid van de regeling voor de invoer, de door de importeurs te vervullen formaliteiten moeten worden vereenvoudigd en identiek moeten zijn, ongeacht waar de goederen worden ingeklaard; dat het derhalve dienstig is te bepalen dat eventuele formaliteiten worden vervuld met behulp van formulieren waarvan het model aan deze verordening is gehecht; Overwegende dat de invoerdocumenten die in het kader van communautaire toezichtmaatregelen worden afgegeven in de gehele Gemeenschap geldig dienen te zijn ongeacht door welke Lid-Staat ze zijn afgegeven; Overwegende dat voor de textielprodukten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielprodukten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling (2) vallen, zowel op communautair als op internationaal niveau een speciale behandeling geldt; dat het derhalve dienstig lijkt deze produkten in hun geheel van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten; Overwegende dat het bepaalde in deze verordening van toepassing is onverminderd de artikelen 77, 81, 244, 249 en 280 van de Akte betreffende de toetreding van Spanje en Portugal; Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 288/82 derhalve dient te worden ingetrokken, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I Algemene beginselen Artikel 1 1. Deze verordening is van toepassing op de invoer van onder het Verdrag vallende produkten van oorsprong uit derde landen, met uitzondering van: - textielprodukten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 vallen, - de produkten van oorsprong uit bepaalde derde landen, genoemd in Verordening (EG) nr. 519/94 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen. 2. De invoer in de Gemeenschap van de in lid 1 bedoelde produkten is vrij en is dus aan geen enkele kwantitatieve beperking onderworpen, onverminderd de maatregelen die op grond van titel V kunnen worden genomen. TITEL II Communautaire informatie- en overlegprocedure Artikel 2 Wanneer de ontwikkeling van de invoer toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk kan maken, wordt de Commissie hiervan door de Lid-Staten in kennis gesteld. Deze kennisgeving dient het bewijsmateriaal te bevatten dat beschikbaar is ten aanzien van de in artikel 8 vermelde criteria. De Commissie geeft deze inlichtingen onverwijld aan alle Lid-Staten door. Artikel 3 Overleg kan worden gepleegd op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie. Dit overleg dient plaats te vinden binnen acht werkdagen na de ontvangst door de Commissie van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving en in elk geval vóór de invoering van enige communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregel. Artikel 4 1. Het overleg vindt plaats in een Raadgevend Comité, hierna "Comité" genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van elke Lid-Staat en dat door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten. 2. Het Comité komt op uitnodiging van de voorzitter bijeen; deze brengt alle nuttige inlichtingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de Lid-Staten. 3. Het overleg heeft met name betrekking op: a) de voorwaarden en de ontwikkeling van de invoer, alsmede op de verschillende aspecten van de economische en commerciële situatie ten aanzien van het betrokken produkt; b) de maatregelen die eventueel dienen te worden genomen. 4. Zo nodig kan het overleg schriftelijk plaatsvinden. In dat geval doet de Commissie daarvan mededeling aan de Lid-Staten, die binnen een door de Commissie te bepalen termijn van vijf tot acht werkdagen hun mening kenbaar kunnen maken of om mondeling overleg kunnen verzoeken. TITEL III Communautaire onderzoekprocedure Artikel 5 1. Wanneer de Commissie na het overleg van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen, a) opent zij binnen één maand na de ontvangst van inlichtingen van een Lid-Staat een onderzoek en doet zij een bekendmaking verschijnen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen; die bekendmaking bevat een samenvatting van de ontvangen inlichtingen en het verzoek de Commissie alle nuttige inlichtingen toe te zenden; in de bekendmaking wordt ook vermeld over welke termijn de belanghebbenden beschikken om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en inlichtingen te verstrekken, willen die standpunten en inlichtingen in aanmerking kunnen worden genomen tijdens het onderzoek; voorts wordt er ook in vermeld over welke termijn de belanghebbenden beschikken voor de indiening van een verzoek om mondeling door de Commissie te worden gehoord overeenkomstig lid 4; b) maakt zij in samenwerking met de Lid-Staten een aanvang met het onderzoek. 2. De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit na raadpleging van het Comité dienstig acht, te verifiëren bij importeurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties. De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door functionarissen uit de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificaties plaatsvinden, voor zover deze Lid-Staat daartoe de wens te kennen heeft gegeven. Zowel de vertegenwoordigers van het exporterende land als de belanghebbenden die zich overeenkomstig lid 1, onder a), kenbaar hebben gemaakt, mogen van alle inlichtingen die in het kader van het onderzoek aan de Commissie zijn verstrekt kennis nemen, zij het niet van interne documenten die door de autoriteiten van de Gemeenschap of haar Lid-Staten zijn opgesteld, mits deze inlichtingen relevant zijn voor de verdediging van hun belangen, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 7 en door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. Zij dienen daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Commissie, waarin zij vermelden welke inlichtingen zij nodig hebben. 3. De Lid-Staten verstrekken de Commissie op haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze de inlichtingen waarover zij beschikken met betrekking tot de ontwikkelingen op de markt van het produkt waarop het onderzoek betrekking heeft. 4. De Commissie kan de belanghebbenden horen. Deze moeten worden gehoord indien zij hierom schriftelijk hebben verzocht binnen de termijn vastgesteld in de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en daarbij hebben aangetoond dat zij daadwerkelijk belang kunnen hebben bij het resultaat van het onderzoek en dat zij bijzondere redenen hebben om gehoord te willen worden. 5. Wanneer er binnen de bij deze verordening vastgestelde termijnen of binnen de door de Commissie op grond van deze verordening vastgestelde termijnen geen inlichtingen worden verstrekt of wanneer het onderzoek in belangrijke mate hinder ondervindt, kunnen er conclusies worden getrokken op basis van het beschikbare feitenmateriaal. Wanneer de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij die inlichtingen buiten beschouwing en kan zij gebruik maken van het beschikbare feitenmateriaal. 6. Wanneer de Commissie na het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen, stelt zij de Lid-Staten binnen één maand na de ontvangst van de inlichtingen van de Lid-Staten in kennis van haar besluit. Artikel 6 1. Aan het einde van het onderzoek legt de Commissie het Comité een verslag voor over de resultaten ervan. 2. Wanneer de Commissie binnen negen maanden na de opening van het onderzoek tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen niet noodzakelijk zijn, wordt het onderzoek binnen één maand, en na raadpleging van het Comité, afgesloten. Het besluit tot afsluiting van het onderzoek, dat de voornaamste conclusies van het onderzoek en een samenvatting van de redenen daarvoor dient te bevatten, wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. 3. Indien de Commissie tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zijn, neemt zij uiterlijk negen maanden na de opening van het onderzoek de nodige besluiten daartoe overeenkomstig de titels IV en V. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste twee maanden worden verlengd; in dat geval doet de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een bekendmaking verschijnen waarin de duur van de verlenging en een samenvatting van de redenen daarvoor worden meegedeeld. 4. Het bepaalde in deze titel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om op gelijk welk ogenblik toezichtmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 13 of, indien een kritieke situatie, waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, een onmiddellijk ingrijpen vereist, vrijwaringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 16. De Commissie neemt onmiddellijk de onderzoekmaatregelen die zij nog noodzakelijk acht. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt voor een hernieuwd onderzoek van de genomen maatregelen. Artikel 7 1. De op grond van deze verordening ontvangen inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd. 2. a) De Raad, de Commissie, de Lid-Staten, noch hun functionarissen mogen inlichtingen met een vertrouwelijk karakter die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken, tenzij met de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt. b) Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van inlichtingen wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk zijn. Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de inlichtingen heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten. 3. Inlichtingen worden in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of die de bron ervan is. 4. De voorgaande leden vormen geen beletsel voor het vermelden van algemene inlichtingen door de autoriteiten van de Gemeenschap en in het bijzonder van de motieven waarop de op grond van deze verordening genomen besluiten berusten. De autoriteiten van de Gemeenschap moeten echter rekening houden met het rechtmatig belang dat de betrokken natuurlijke en rechtspersonen hebben bij het niet bekendmaken van hun zakengeheimen. Artikel 8 1. De bestudering van de ontwikkeling van de invoer, de omstandigheden waaronder deze plaatsvindt en de ernstige schade die de producenten in de Gemeenschap daardoor lijden of dreigen te lijden, heeft met name betrekking op de volgende factoren: a) de ingevoerde hoeveelheden, met name wanneer deze aanzienlijk zijn toegenomen, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de produktie of het verbruik in de Gemeenschap; b) de prijzen van de ingevoerde produkten, met name wanneer er een aanzienlijke onderbieding is geweest in vergelijking met de prijs van een soortgelijk produkt in de Gemeenschap; c) de invloed hiervan op de producenten in de Gemeenschap van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten, zoals dit blijkt uit de ontwikkeling van bepaalde economische factoren, zoals: - produktie, - bezettingsgraad, - voorraden, - verkoop, - marktaandeel, - prijzen (dat wil zeggen, prijsdalingen of het niet plaatsvinden van prijsverhogingen die normaal wel zouden hebben plaatsgevonden), - winsten, - rentabiliteit, - cash flow, - werkgelegenheid. 2. Wanneer beweerd wordt dat de producenten in de Gemeenschap ernstige schade dreigen te lijden, gaat de Commissie tevens na of een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan onder meer met de volgende factoren rekening worden gehouden: a) het percentage waarmee de uitvoer naar de Gemeenschap is gestegen; b) de uitvoercapaciteit die in het land van oorsprong of uitvoer reeds bestaat of daar in de voorzienbare toekomst zal bestaan, en de waarschijnlijkheid dat de daaruit voortkomende uitvoer voor de Gemeenschap bestemd zal zijn. TITEL IV Toezichtmaatregelen Artikel 9 1. Wanneer de ontwikkelingen op de markt met betrekking tot een produkt van oorsprong uit een derde land dat onder deze verordening valt schade dreigen toe te brengen aan de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten en wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de invoer van dat produkt naar gelang van het geval worden onderworpen aan: a) communautair toezicht achteraf, dat wordt verricht volgens de procedures van het in lid 2 bedoelde besluit of b) communautair toezicht vooraf, dat wordt verricht volgens de procedures van artikel 10. 2. Het besluit tot ondertoezichtplaatsing wordt door de Commissie genomen volgens de procedure van artikel 14, leden 5 en 6. 3. De toezichtmaatregelen hebben een beperkte geldigheidsduur. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld. Artikel 10 1. Onder voorafgaand communautair toezicht geplaatste produkten mogen alleen in het vrije verkeer worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd. De door de Lid-Staten aangewezen bevoegde autoriteit viseert dit document kosteloos, voor elke gevraagde hoeveelheid, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst door de nationale bevoegde autoriteit van een aangifte door een importeur in de Gemeenschap, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat deze aangifte uiterlijk drie werkdagen nadat zij is ingediend, door de nationale bevoegde autoriteit is ontvangen, tenzij anders wordt aangetoond. 2. Het invoerdocument en de aangifte van de importeur worden gesteld op een formulier waarvan het model in de bijlage is opgenomen. Naast de inlichtingen van bovenbedoeld formulier kunnen nog aanvullende inlichtingen worden verlangd. In het besluit tot ondertoezichtplaatsing wordt vermeld om welke inlichtingen het gaat. 3. Het invoerdocument is geldig in de gehele Gemeenschap, ongeacht welke Lid-Staat het heeft afgegeven. 4. De constatering dat de prijs per eenheid waartegen de transactie plaatsvindt de in het invoerdocument vermelde prijs met minder dan 5 % overschrijdt of dat de waarde of de hoeveelheid van de ten invoer aangebrachte produkten in totaal minder dan 5 % hoger is dan die welke in dit document is vermeld, vormt geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van het betrokken produkt. De Commissie kan, na het Comité te hebben gehoord en met inachtneming van de aard van de produkten en de andere bijzondere kenmerken van de transactie, een ander percentage vaststellen, dat normaliter evenwel niet meer dan 10 % mag bedragen. 5. Het invoerdocument mag slechts worden gebruikt zolang voor de betrokken transacties de regeling inzake de liberalisering van de invoer van toepassing is, doch niet langer dan gedurende een termijn die terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing wordt vastgesteld, waarbij de aard van de produkten en de andere bijzondere kenmerken van de transacties in aanmerking worden genomen. 6. Wanneer dit vereist is volgens een op grond van artikel 9 genomen besluit, dient de oorsprong van de onder communautair toezicht geplaatste produkten door middel van een certificaat van oorsprong te worden aangetoond. Dit lid laat andere bepalingen inzake de overlegging van een dergelijk certificaat onverlet. 7. Wanneer in een Lid-Staat regionale vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn op een onder voorafgaand communautair toezicht geplaatst produkt, mag de door deze Lid-Staat afgegeven invoervergunning in plaats van het invoerdocument worden gebruikt. Artikel 11 Wanneer de invoer van een produkt binnen acht werkdagen na de beëindiging van het overleg niet onder voorafgaand communautair toezicht is geplaatst, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 16, een toezicht instellen dat beperkt is tot één of meer regio's van de Gemeenschap. Artikel 12 1. Onder regionaal toezicht geplaatste produkten mogen in de betrokken regio alleen in het vrije verkeer worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd. De door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten aangewezen bevoegde autoriteit viseert dit document kosteloos, voor elke gevraagde hoeveelheid, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst door de nationale bevoegde autoriteit van een aangifte door een importeur in de Gemeenschap, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat deze aangifte uiterlijk drie werkdagen nadat zij is ingediend, door de nationale bevoegde autoriteit is ontvangen, tenzij anders wordt aangetoond. De invoerdocumenten mogen slechts worden gebruik zolang voor de betrokken transacties de regeling inzake de liberalisering van de invoer van toepassing is. 2. Het invoerdocument en de aangifte van de importeur worden gesteld op een formulier waarvan het model in de bijlage is opgenomen. Naast de inlichtingen van bovenbedoeld formulier kunnen nog aanvullende inlichtingen worden verlangd. In het besluit tot ondertoezichtplaatsing wordt vermeld om welke inlichtingen het gaat. Artikel 13 1. Ingeval communautair of regionaal toezicht is ingesteld, delen de Lid-Staten binnen de eerste tien dagen van elke maand de Commissie mede: a) in geval van voorafgaand toezicht: de hoeveelheden en de aan de hand van de cif-prijzen berekende bedragen waarvoor tijdens de voorafgaande periode invoerdocumenten zijn afgegeven of geviseerd; b) in alle gevallen: de invoer in de periode die aan de onder a) bedoelde periode is voorafgegaan. In de mededelingen van de Lid-Staten wordt een onderverdeling naar produkt en land gegeven. Andere bepalingen kunnen terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing worden vastgesteld. 2. Wanneer dit op grond van de aard van de produkten of bijzondere omstandigheden vereist is, kan de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, het tijdschema voor de mededelingen wijzigen. 3. De Commissie houdt de Lid-Staten op de hoogte. TITEL V Vrijwaringsmaatregelen Artikel 14 1. Wanneer een produkt in dermate gestegen hoeveelheden en/of tegen zodanige voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden, kan de Commissie, ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief: a) de termijn inkorten gedurende welke de na de inwerkingtreding van deze maatregel te viseren invoerdocumenten in de zin van artikel 10 mogen worden gebruikt; b) de regeling voor de invoer van dat produkt zodanig wijzigen dat het alleen in het vrije verkeer mag worden gebracht als een invoervergunning wordt overgelegd, die op de door haar vastgestelde voorwaarden en binnen de door haar gestelde grenzen wordt verleend. De onder a) en b) bedoelde maatregelen zijn met onmiddellijke ingang van toepassing. 2. Wanneer een contingent wordt vastgesteld, wordt met name rekening gehouden met: - de wenselijkheid om de traditionele handelsstromen zoveel mogelijk te handhaven; - het totaal der hoeveelheden gemoeid met de contracten die vóór de inwerkingtreding van een vrijwaringsmaatregel in de zin van deze titel tegen normale voorwaarden werden gesloten, indien die contracten door de betrokken Lid-Staat ter kennis van de Commissie werden gebracht; - het feit dat de verwezenlijking van het met de vaststelling van het contingent nagestreefde doel niet in gevaar mag worden gebracht. 3. a) De in dit artikel bedoelde maatregelen zijn van toepassing op elk produkt dat na de inwerkingtreding van deze maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Overeenkomstig artikel 16 kunnen deze maatregelen tot één of meer regio's van de Gemeenschap worden beperkt. b) Deze maatregelen vormen evenwel geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van produkten die reeds onderweg zijn naar de Gemeenschap, mits hun bestemming niet kan worden gewijzigd en de produkten die op grond van de artikelen 9 en 10 alleen in het vrije verkeer mogen worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd, daadwerkelijk van dat document vergezeld gaan. 4. Wanneer een Lid-Staat de Commissie verzoekt in te grijpen, neemt de Commissie een besluit binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek. 5. Elk krachtens dit artikel door de Commissie genomen besluit wordt aan de Raad en de Lid-Staten meegedeeld. Elke Lid-Staat kan dit besluit binnen één maand na deze mededeling aan de Raad voorleggen. 6. Indien een Lid-Staat het besluit van de Commissie aan de Raad voorlegt, kan dit besluit door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden bevestigd, gewijzigd of ingetrokken. Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden nadat de kwestie aan hem is voorgelegd, geen besluit heeft genomen, wordt de maatregel van de Commissie geacht te zijn ingetrokken. Artikel 15 1. Wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen passende maatregelen vaststellen: a) om te verhinderen dat een produkt in dermate gestegen hoeveelheden en/of tegen zodanige voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden; b) om uitoefening van de internationale rechten of de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap of van al haar Lid-Staten, met name op het gebied van de handel in basisprodukten, mogelijk te maken. 2. Artikel 14, leden 2 en 3, is van toepassing. Artikel 16 Wanneer, met name op grond van de in artikel 8 genoemde factoren, blijkt dat in één of meer regio's van de Gemeenschap wordt voldaan aan de voorwaarden voor het nemen van de in de artikelen 9 en 14 bedoelde maatregelen, kan de Commissie, na onderzoek van alternatieve oplossingen, bij wijze van uitzondering de toepassing van toezicht- of vrijwaringsmaatregelen die alleen voor de betrokken regio('s) gelden, toestaan indien zij van oordeel is dat toepassing van zulke maatregelen op dat niveau de voorkeur verdient boven de toepassing van zulke maatregelen in de gehele Gemeenschap. Deze maatregelen zijn van tijdelijke aard en dienen de werking van de interne markt zo min mogelijk te verstoren. Deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 9, respectievelijk artikel 14 neergelegde bepalingen. Artikel 17 1. Gedurende de toepassing van de overeenkomstig de titels IV en V vastgestelde toezicht- of vrijwaringsmaatregelen wordt op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie overleg gepleegd in het Comité, ten einde: a) het effect van deze maatregelen te onderzoeken; b) na te gaan of handhaving daarvan noodzakelijk is. 2. Wanneer de Commissie ingevolge het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat een toezicht- of vrijwaringsmaatregel als bedoeld in de artikelen 9, 11, 14, 15 en 16 moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk: a) wanneer het een maatregel betreft waarover de Raad zich heeft uitgesproken, stelt de Commissie aan de Raad voor de maatregelen in te trekken of te wijzigen. De Raad spreekt zich uit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen; b) in alle andere gevallen worden communautaire vrijwaringsmaatregelen en toezichtmaatregelen door de Commissie gewijzigd of ingetrokken. Wanneer dit besluit betrekking heeft op regionale toezichtmaatregelen, is het van toepassing met ingang van de zesde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. TITEL VI Slotbepalingen Artikel 18 1. Deze verordening doet geen afbreuk aan verplichtingen op grond van speciale bepalingen in overeenkomsten die tussen de Gemeenschap en derde landen zijn gesloten. 2. a) Onverminderd andere communautaire bepalingen vormt deze verordening geen beletsel voor de vaststelling of toepassing door de Lid-Staten: i) van verboden, kwantitatieve beperkingen of toezichtmaatregelen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom; ii) van speciale formaliteiten voor het deviezenverkeer; iii) van formaliteiten die, in overeenstemming met het Verdrag, op grond van internationale overeenkomsten zijn ingevoerd. b) De Lid-Staten delen de Commissie mee welke maatregelen of formaliteiten zij op grond van dit lid voornemens zijn in te voeren of te wijzigen. In bijzonder spoedeisende gevallen worden deze nationale maatregelen of formaliteiten aan de Commissie meegedeeld zodra zij zijn vastgesteld. Artikel 19 1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, hieruit voortvloeiende communautaire of nationale bestuursrechtelijke bepalingen en de specifieke regelingen op grond van artikel 235 van het Verdrag voor goederen die door de verwerking van landbouwprodukten zijn verkregen, doch vormt een aanvulling daarop. 2. De artikelen 9 tot en met 13 en artikel 17 zijn evenwel niet van toepassing op produkten die onder de in lid 1 bedoelde regelingen vallen en waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, een invoercertificaat of ander invoerdocument moet worden overgelegd. De artikelen 14, 16 en 17 zijn niet van toepassing op produkten waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen worden ingesteld. Artikel 20 Tot en met 31 december 1995 mogen Spanje en Portugal kwantitatieve beperkingen handhaven ten aanzien van de in de artikelen 77, 81, 244, 249 en 280 van de Akte van Toetreding bedoelde landbouwprodukten. Artikel 21 Verordening (EEG) nr. 288/82 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen zijn als verwijzingen naar onderhavige verordening te beschouwen. Artikel 22 Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 15 maart 1994. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 7 maart 1994. Voor de Raad De Voorzitter Th. PANGALOS (1) PB nr. L 35 van 9. 2. 1982, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2875/92 (PB nr. L 287 van 2. 10. 1992, blz. 1). (2) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad. BIJLAGE Lijst van gegevens die in de vakken van het toezichtformulier moeten worden ingevuld TOEZICHTFORMULIER 1. Aanvrager (naam, volledig adres, land) 2. Nummer van geldigmaking 3. Expediteur (naam, adres, land) 4. Bevoegde autoriteit van afgifte (naam en adres) 5. Aangever (naam en adres) 6. Laatste dag van geldigheid 7. Land van oorsprong 8. Land van herkomst 9. Voorziene plaats en datum van invoer 10. Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld 11. Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli 12. GN-code van de goederen 13. Brutomassa (kg) 14. Nettomassa (kg) 15. Bijzondere maatstaf 16. Cif-waarde grens EG in ecu 17. Aanvullende vermeldingen 18. Verklaring van de aanvrager: Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt. Plaats en datum (handtekening) (stempel) 19. Visum van de bevoegde autoriteit Datum Handtekening Stempel Origineel voor de aanvrager Exemplaar voor de bevoegde autoriteiten EUROPESE GEMEENSCHAP TOEZICHTFORMULIER 1. Aanvrager (naam, volledig adres, land) 2. Nummer van geldigmaking 3. Expediteur (naam, adres, land) 4. Bevoegde autoriteit van afgifte (naam en adres) 5. Aangever (naam en adres) 6. Laatste dag van geldigheid 7. Land van oorsprong 8. Land van herkomst 9. Voorziene plaats en datum van invoer 10. Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld 11. Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli 12. GN-code van de goederen 13. Brutomassa (kg) 14. Nettomassa (kg) 15. Bijzondere maatstaf 16. Cif-waarde grens EG in ecu 17. Aanvullende vermeldingen 18. Verklaring van de aanvrager: Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt. 19. Visum van de bevoegde autoriteit Plaats en datum Datum Handtekening Stempel (handtekening) (stempel) 1 Origineel voor de aanvrager 1 EUROPESE GEMEENSCHAP TOEZICHTFORMULIER 1. Aanvrager (naam, volledig adres, land) 2. Nummer van geldigmaking 3. Expediteur (naam, adres, land) 4. Bevoegde autoriteit van afgifte (naam en adres) 5. Aangever (naam en adres) 6. Laatste dag van geldigheid 7. Land van oorsprong 8. Land van herkomst 9. Voorziene plaats en datum van invoer 10. Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld 11. Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli 12. GN-code van de goederen 13. Brutomassa (kg) 14. Nettomassa (kg) 15. Bijzondere maatstaf 16. Cif-waarde grens EG in ecu 17. Aanvullende vermeldingen 18. Verklaring van de aanvrager: Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt. 19. Visum van de bevoegde autoriteit Plaats en datum Datum Handtekening Stempel (handtekening) (stempel) 2 Exemplaar voor de bevoegde autoriteiten 2