EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R0689

Verordening (EEG) nr. 689/92 van de Commissie van 19 maart 1992 tot vaststelling van de procedures en voorwaarden voor de overneming van granen door de interventiebureaus

PB L 74 van 20/03/1992, p. 18–22 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2000; opgeheven door 300R0824

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/689/oj

31992R0689

Verordening (EEG) nr. 689/92 van de Commissie van 19 maart 1992 tot vaststelling van de procedures en voorwaarden voor de overneming van granen door de interventiebureaus

Publicatieblad Nr. L 074 van 20/03/1992 blz. 0018 - 0022
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 41 blz. 0118
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 41 blz. 0118


VERORDENING (EEG) Nr. 689/92 VAN DE COMMISSIE van 19 maart 1992 tot vaststelling van de procedures en voorwaarden voor de overneming van granen door de interventiebureaus

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3577/90 (2), en met name op artikel 7, lid 6,

Overwegende dat de interventieprijzen vastgesteld zijn voor een bepaalde standaardkwaliteit en dat in de toepassing van toeslagen en kortingen is voorzien voor aangeboden granen die niet met deze standaardkwaliteit overeenkomen;

Overwegende dat granen waarvan de kwaliteit geen geschikt gebruik of opslag toestaat niet voor interventie in aanmerking kunnen komen; dat er voor het vaststellen van de minimumkwaliteit evenwel rekening moet worden gehouden met de verscheidenheid van klimatologische omstandigheden in de verschillende gebieden van de Gemeenschap;

Overwegende dat ter vereenvoudiging van het normale interventiebeleid en met name om het vormen van homogene partijen voor elke graansoort die voor interventie wordt aangeboden mogelijk te maken, een minimumhoeveelheid dient te worden vastgesteld beneden welke het interventiebureau niet verplicht is het aanbod te accepteren; dat het echter noodzakelijk kan zijn in zekere Lid-Staten een hogere minimumtonnage voor te schrijven opdat de interventiebureaus rekening kunnen houden met de voorwaarden en gebruiken van de groothandel, zoals die in hun land voordien reeds bestonden;

Overwegende dat de voorwaarden voor aanbieding aan de interventiebureaus en overneming door deze bureaus in de Gemeenschap zoveel mogelijk uniform moeten zijn om elke discriminatie tussen de producenten te voorkomen; dat derhalve minimumkwaliteitscriteria moeten worden vastgesteld; dat het echter nuttig kan blijken dat de Lid-Staten naast deze verordening sommige van hun voorschriften toepassen die zijn aangepast aan de hun eigen klimatologische omstandigheden, en met name aan de gebruiken van de handel;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1569/77 van de Commissie van 11 juli 1977 houdende vaststelling van de procedures en voorwaarden voor de overneming van granen door de interventiebureaus (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2642/91 (4), herhaaldelijk is gewijzigd; dat het vanuit een oogpunt van duidelijkheid dienstig is genoemde verordening door de onderhavige te vervangen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Tijdens de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2727/75 bedoelde perioden, is elke houder van homogene partijen van minimaal 80 ton zachte tarwe, rogge, gerst, maïs of sorgho, dan wel van minimaal 10 ton durum tarwe, geoogst in de Gemeenschap, gerechtigd dat graan aan het interventiebureau aan te bieden.

De interventiebureaus kunnen evenwel een hoger minimumtonnage vaststellen.

Artikel 2

1. Om voor interventie in aanmerking te komen, moeten de granen van gezonde handelskwaliteit zijn.

2. Zij worden als van gezonde handelskwaliteit beschouwd wanneer zij een kleur hebben die aan dit graan eigen is, geen onfrisse reuk hebben, vrij zijn van schadelijk levend gedierte (met inbegrip van mijt) in al hun ontwikkelingsstadia, voldoen aan de in de bijlage vermelde minimumkwaliteitscriteria en wanneer zij de in de communautaire wetgeving vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus van radioactiviteit niet overschrijden.

Alleen als de situatie het vereist wordt het produkt gedurende de periode waarin het nodig is op de mate van radioactieve besmetting gecontroleerd. De geldigheidsduur en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 2727/75.

Voor granen die als zijnde van bakkwaliteit worden aangeboden, doet het interventiebureau, in geval van twijfel een kiemproef. Wanneer de kiemkracht minder dan 85 % bedraagt voor zachte tarwe en minder dan 75 % voor rogge, wordt het betrokken graan op verzoek van de aanbieder door het interventiebureau aanvaard en betaalt het interventiebureau tevens de interventieprijs, verminderd in het geval van zachte tarwe met de korting bedoeld in artikel 4 bis, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1570/77 van de Commissie (5).

Wanneer evenwel ten genoegen van het interventiebureau het bewijs wordt geleverd dat het aangeboden graan van bakkwaliteit is, wordt het betrokken graan als zodanig aanvaard en is de te betalen aankoopprijs die welke voor bakkwaliteit is vastgesteld. De kosten voor de proeven die nodig zijn om het bovenbedoelde bewijs te leveren, komen ten laste van de aanbieder.

3. De voor deze verordening geldende omschrijvingen van de bestanddelen die geen basisgraan van onberispelijke kwaliteit zijn, zijn de omschrijvingen vermeld in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2731/75 van de Raad (6), voor maïs aangevuld met die van artikel 4, onder c), eerste streepje, en voor sorgho met die van artikel 4 bis, onder c), eerste streepje, van voornoemde verordening.

De korrels van basisgraan en van ander graan, die bedorven zijn, moederkoren zijn of door brandschimmel zijn aangetast, worden ingedeeld in de categorie "uitschot", zelfs indien zij beschadigingen vertonen die onder andere categorieën vallen.

Artikel 3

1. Een aanbieding voor interventie is slechts ontvankelijk als ze wordt ingediend op een formulier van het interventiebureau, waarop inzonderheid de volgende gegevens zijn vermeld:

- naam van de aanbieder,

- aangeboden graansoort,

- plaats van opslag van de aangeboden granen,

- hoeveelheid, voornaamste kenmerken en oogstjaar van de aangeboden granen,

- interventiecentrum waarvoor de aanbieding wordt gedaan.

Het formulier bevat voorts een verklaring dat het produkten van oorsprong uit de Gemeenschap betreft of, voor granen waarvoor interventie afhankelijk is van specifieke voorwaarden naar gelang van het produktiegebied, de vermelding van het gebied waar ze zijn geproduceerd.

Het interventiebureau kan evenwel ook aanbiedingen aanvaarden die in een andere schriftelijke vorm, bij voorbeeld via telecommunicatie, zijn ingediend, op voorwaarde dat daarin alle gegevens staan die in het in de eerste alinea bedoelde formulier moeten worden vermeld.

Zonder dat zulks afbreuk doet aan de geldigheid van overeenkomstig de derde alinea ingediende aanbiedingen vanaf de dag van hun indiening, kunnen de Lid-Staten verlangen dat de aanbieding door toezending of afgifte van het in de eerste alinea bedoelde formulier aan de bevoegde instantie wordt bevestigd.

2. Indien de aanbieding niet ontvankelijk is, wordt de betrokken marktdeelnemer daarvan door het interventiebureau in kennis gesteld binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de aanbieding.

3. Indien de aanbieding ontvankelijk is, wordt de betrokken marktdeelnemer zo spoedig mogelijk de opslagplaats waar de granen moeten worden overgenomen en het leveringsschema medegedeeld.

Dit leveringsschema kan op verzoek van de aanbieder of van de opslaghouder door het interventiebureau worden gewijzigd.

De laatste levering geschiedt uiterlijk aan het einde van de vierde maand na de maand van ontvangst van de aanbieding, maar in Spanje, Griekenland, Italië en Portugal uiterlijk op 1 juli en in de andere Lid-Staten uiterlijk op 31 juli.

4. De aangeboden granen worden door het interventiebureau overgenomen zodra dit bureau of zijn vertegenwoordiger de hoeveelheid en de in de bijlage aangegeven minimumkenmerken van de gehele partij franco interventieopslagplaats geleverde produkten heeft geconstateerd.

5. De kwaliteitskenmerken worden geconstateerd aan de hand van een representatief monster van de aangeboden partij dat is samengesteld uit monsters die met een frequentie van één monster per leverantie, en ten minste één monster per 60 ton, zijn genomen.

6. a) De geleverde hoeveelheid moet worden geconstateerd door weging in aanwezigheid van de aanbieder en van een vertegenwoordiger van het interventiebureau die onafhankelijk staat ten opzichte van de aanbieder.

De vertegenwoordiger van het interventiebureau kan ook de opslaghouder zijn. In dat geval

- voert het interventiebureau later zelf een controle uit die minstens een meting van het volume omvat; het eventuele verschil tussen de gewogen hoeveelheid en de aan de hand van de meting van het volume berekende hoeveelheid mag niet groter zijn dan 4 % voor produkten in horizontale opslagvoorzieningen en niet meer dan 2 % voor in silo's opgeslagen produkten;

- neemt de opslaghouder alle kosten voor het manco boven de in het eerste streepje genoemde toleranties voor zijn rekening.

b) Indien de granen worden overgenomen in de opslagplaats waar ze zich bevinden op het tijdstip van de aanbieding, kan de hoeveelheid worden geconstateerd op basis van de voorraadboekhouding, die moet voldoen aan de professionele normen en aan de eisen die het interventiebureau kan vaststellen, met dien verstande bovendien dat

- in de voorraadboekhouding het door weging geconstateerde gewicht, de fysieke kwaliteitskenmerken op het tijdstip van de weging, en met name het vochtgehalte, de eventuele overbrenging naar een andere silo, en alle uitgevoerde behandelingen worden aangegeven; de weging mag niet langer dan tien maanden geleden hebben plaatsgevonden;

- de opslaghouder verklaart dat de aangeboden partij op alle punten beantwoordt aan de in de voorraadboekhouding opgenomen gegevens;

- de op het tijdstip van de weging geconstateerde kwaliteitskenmerken overeenstemmen met die van het representatieve monster dat is samengesteld uit monsters die door het interventiebureau of zijn vertegenwoordiger met een frequentie van één monster per 60 ton zijn genomen.

Bij toepassing van de eerste alinea

- moet het gewicht in aanmerking worden genomen dat is aangegeven in de voorraadboekhouding, maar dat eventueel wordt aangepast om rekening te houden met het verschil tussen het bij de weging vastgestelde vochtgehalte en dat van het representatieve monster;

- voert het interventiebureau later een controlemeting van het volume uit; het eventuele verschil tussen de gewogen hoeveelheid en de aan de hand van de meting van het volume berekende hoeveelheid mag niet groter zijn dan 4 % voor produkten in horizontale opslagvoorzieningen en niet meer dan 2 % voor in silo's opgeslagen produkten;

- neemt de opslaghouder de kosten voor het manco boven de in het tweede streepje genoemde toleranties voor zijn rekening.

7. Het interventiebureau laat onder zijn verantwoordelijkheid analyses van de fysieke en de technische kenmerken van de genomen monsters uitvoeren binnen twintig werkdagen na de samenstelling van het representatieve monster.

Indien uit deze analyses blijkt dat de aangeboden granen niet de voor interventie vereiste minimumkwaliteit hebben, neemt de aanbieder ze op zijn kosten terug. Hij neemt eveneens alle gemaakte kosten voor zijn rekening.

De kosten voor het bepalen van het tanninegehalte van sorgho, van het valgetal (Hagberg) en van het eiwitgehalte van durum tarwe, zijn voor rekening van de aanbieder.

In geval van betwisting laat het interventiebureau de vereiste controles op de betrokken produkten opnieuw uitvoeren, in welk geval de kosten daarvan voor rekening van de verliezende partij komen.

8. Het interventiebureau stelt voor elke aanbieding een overnamebewijs op waarin worden vermeld:

- de datum van controle van de hoeveelheid en van de minimumkenmerken,

- het geleverde gewicht,

- het aantal monsters dat is genomen om het representatieve monster samen te stellen,

- de geconstateerde fysieke kenmerken,

- de instantie die is belast met de analyses met betrekking tot de technische criteria en de uitkomsten daarvan.

Het gedateerde overnamebewijs wordt ter aftekening aan de opslaghouder aangeboden.

Artikel 4

1. Onverminderd artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1432/88 van de Commissie (7) is de aan de aanbieder te betalen prijs de interventieaankoopprijs als bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 die geldt op de dag die als eerste leveringsdag is aangegeven in de kennisgeving betreffende de ontvankelijkheid van de aanbieding, aangepast overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Verordening (EEG) nr. 1581/86 van de Raad (8), voor een produkt geleverd franco opslagplaats, ongelost, waarbij rekening wordt gehouden met de vast te stellen toeslagen en kortingen.

Wanneer evenwel de levering plaatsvindt in de loop van een maand waarin de interventieaankoopprijs lager ligt dan die in de maand van aanbieding, wordt deze laatste prijs toegepast.

2. De betaling vindt plaats tussen de dertigste en de vijfendertigste dag na de dag van de overneming als bedoeld in artikel 3, lid 4.

Artikel 5

Elke opslaghouder die aangekochte produkten opslaat voor rekening van een interventiebureau, controleert regelmatig de aanwezigheid en de staat van bewaring van deze produkten en stelt het interventiebureau onverwijld in kennis van elk probleem dat zich in dat verband voordoet.

Het interventiebureau controleert ten minste eenmaal per jaar de kwaliteit van het opgeslagen produkt. Daartoe kunnen monsters worden genomen bij de jaarlijkse voorraadopneming bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 618/90 van de Commissie (9).

Artikel 6

Ten einde rekening te houden met de bijzondere omstandigheden in de Lid-Staat waaronder zij ressorteren, stellen de interventiebureaus zo nodig aanvullende procedures en voorwaarden voor de overneming vast, welke verenigbaar zijn met de bepalingen van deze verordening; zij kunnen met name periodieke opgave van de voorraden vragen.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 1569/77 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1992. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 1992. Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1. (2) PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 23. (3) PB nr. L 174 van 14. 7. 1977, blz. 15. (4) PB nr. L 247 van 5. 9. 1991, blz. 20. (5) PB nr. L 174 van 14. 7. 1977, blz. 18. (6) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 22. (7) PB nr. L 131 van 27. 5. 1988, blz. 37. (8) PB nr. L 139 van 24. 5. 1986, blz. 36. (9) PB nr. L 67 van 15. 3. 1990, blz. 21.

BIJLAGE

Durum tarwe Zachte tarwe Rogge Gerst Maïs Sorgho A. Maximumvochtgehalte 14,5 % 14,5 % 14,5 % 14,5 % 14,5 % 14,5 % B. Maximumaandeel aan bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn 12 % 12 % 12 % 12 % 12 % 12 % waaronder: 1. Gebroken korrels 6 % 5 % 5 % 5 % 10 % 10 % 2. Onzuiverheden van granen (andere dan deze genoemd onder 3) 5 % 12 % 5 % 12 % 5 % 5 % waaronder: a) noodrijpe korrels - - b) korrels van andere graansoorten 3 % c) korrels aangetast door voor het graan schadelijk gedierte 5 % 5 % d) korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont - - - - e) tijdens het drogen verhitte korrels 0,50 % 3 % 3 % 3 % 3 % 3 % 3. Gevlekte korrels en/of door fusariose aangetaste korrels 5 % - - - - - waarvan: - door fusariose aangetaste korrels 1,5 % - - - - - 4. Gekiemde korrels 4 % 6 % 6 % 6 % 6 % 6 % 5. Uitschot (Schwarzbesatz) 3 % 3 % 3 % 3 % 3 % 3 % waaronder: a) vreemde korrels: - schadelijke 0,10 % 0,10 % 0,10 % 0,10 % 0,10 % 0,10 % - andere b) bedorven korrels: - door spontane broei en door te hevige droging beschadigde korrels 0,05 % - andere c) onzuiverheden d) kaf e) moederkoren 0,05 % 0,05 % 0,05 % - - - f) door brandschimmel aangetaste korrels - - - - g) dode insecten en deeltjes van insecten C. Maximumaandeel aan korrels die geheel of zelfs gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren 40 % - - - - - D. Maximumtanninegehalte - - - - - 1 % (1) E. Minimum soortelijk gewicht 78 kg/hl 72 kg/hl 68 kg/hl 63 kg/hl - - F. Eiwitgehalte 11,5 % (1) - - - - - G. Valgetal volgens Hagberg 220 - - - - -

(1) Percentage berekend op de droge stof.

Top