EUR-Lex Hozzáférés az európai uniós joghoz

Vissza az EUR-Lex kezdőlapjára

Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.

Dokumentum 32023R1115

Verordening (EU) 2023/1115 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010 (Voor de EER relevante tekst)

PE/82/2022/REV/1

PB L 150 van 09/06/2023., 206—247. o. (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

A dokumentum hatályossági állapota Hatályos

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1115/oj

9.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/206


VERORDENING (EU) 2023/1115 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 31 mei 2023

betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bossen bieden een grote variëteit aan ecologische, economische en sociale voordelen, waaronder hout, andere bosproducten dan hout en milieudiensten die van essentieel belang zijn voor de mensheid, aangezien zij het grootste deel van de terrestrische biodiversiteit van onze planeet herbergen. Zij houden ecosysteemfuncties in stand, beschermen het klimaatsysteem, zorgen voor schone lucht en spelen een cruciale rol bij de zuivering van water en bodems alsook bij waterretentie en bij het aanvullen van watervoerende lagen. Grote bosgebieden fungeren als vochtvoorziening en helpen verwoestijning van continentale regio’s te voorkomen. Daarnaast bieden bossen bestaansmiddelen en inkomsten aan ongeveer een derde van de wereldbevolking, en de vernietiging van bossen heeft ernstige gevolgen voor het levensonderhoud van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, waaronder inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, die in grote mate afhankelijk zijn van bosecosystemen. Bovendien worden door ontbossing en bosdegradatie essentiële koolstofputten kleiner. Ontbossing en bosdegradatie verhogen ook de kans op contacten tussen wilde dieren, vee en mensen, met als gevolg een groter risico op de verspreiding van nieuwe ziekten en een hoger risico op nieuwe epidemieën en pandemieën.

(2)

Bossen worden in een alarmerend tempo gekapt en aangetast. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schat dat tussen 1990 en 2020 wereldwijd 420 miljoen hectare bos — ongeveer 10 % van de overblijvende bossen in de wereld, gelijk aan een gebied groter dan de Europese Unie — verloren is gegaan. Ontbossing en bosdegradatie zijn op hun beurt belangrijke aanjagers van de opwarming van de aarde en het biodiversiteitsverlies — de twee belangrijkste milieuproblemen van onze tijd. Toch gaat elk jaar nog steeds wereldwijd 10 miljoen hectare bos verloren. Bossen ondervinden tevens grote gevolgen van klimaatverandering en er zullen talrijke uitdagingen moeten worden aangepakt om het aanpassingsvermogen en de weerbaarheid van bossen de komende decennia te waarborgen.

(3)

Ontbossing en bosdegradatie dragen op meerdere manieren bij tot de wereldwijde klimaatcrisis. In de eerste plaats leiden ontbossing en bosdegradatie tot een toename van broeikasgasemissies door de bosbranden die ermee gepaard gaan, waardoor de capaciteit van koolstofputten definitief verdwijnen, de klimaatveerkracht van het getroffen gebied afneemt en de biodiversiteit en weerbaarheid ten aanzien van ziekten en plagen aanzienlijk vermindert. Ontbossing alleen is al verantwoordelijk voor 11 % van de broeikasgasemissies, zoals wordt gesteld in het speciaal verslag over klimaatverandering en land van 2019 van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC).

(4)

Uit recente studies blijkt dat klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden: de klimaatnoodtoestand leidt tot een wereldwijd biodiversiteitsverlies, en biodiversiteitsverlies verergert de klimaatverandering. Biodiversiteit en gezonde ecosystemen zijn van fundamenteel belang voor klimaatbestendige ontwikkeling. Insecten, vogels en zoogdieren fungeren als bestuivers en zaadverspreiders en kunnen direct of indirect helpen koolstof efficiënter op te slaan. Bossen zorgen ook voor de voortdurende aanvulling van watervoorraden en voor het voorkomen van droogte en de schadelijke gevolgen daarvan voor lokale gemeenschappen, met inbegrip van inheemse volkeren. Het drastisch terugdringen van ontbossing en bosdegradatie en het systematisch herstellen van bossen en andere ecosystemen is de grootste, op de natuur gebaseerde kans om klimaatverandering te beperken.

(5)

Biodiversiteit is van essentieel belang voor de veerkracht van ecosystemen en ecosysteemdiensten, zowel op lokaal als op wereldwijd niveau. Meer dan de helft van het mondiale bruto binnenlands product is afhankelijk van de natuur en de diensten die zij levert. Drie belangrijke economische sectoren — bouw, landbouw, levensmiddelen en dranken — zijn allemaal sterk afhankelijk van de natuur. Het biodiversiteitsverlies vormt een bedreiging voor duurzame waterkringlopen en voedselsystemen, waardoor voedselzekerheid en voeding in gevaar komen. Meer dan 75 % van de soorten voedselgewassen in de wereld is afhankelijk van bestuiving door dieren. Bovendien hebben verschillende industriële sectoren genetische diversiteit en ecosysteemdiensten nodig als cruciale elementen voor de productie, met name van geneesmiddelen, waaronder antimicrobiële stoffen.

(6)

Klimaatverandering, het biodiversiteitsverlies en ontbossing zijn een uitermate belangrijk punt van zorg voor de hele wereld, met gevolgen voor het voortbestaan van de mensheid en de duurzame leefomstandigheden op aarde. De versnelde klimaatverandering, het biodiversiteitsverlies en de aantasting van het milieu, in combinatie met concrete voorbeelden van de verwoestende gevolgen ervan voor de natuur, de menselijke levensomstandigheden en de lokale economieën, hebben ertoe geleid dat de groene transitie wordt erkend als de belangrijkste doelstelling van onze tijd en een kwestie van gendergelijkheid en van intergenerationele billijkheid.

(7)

Verdedigers van milieugerelateerde mensenrechten, die streven naar de bescherming en bevordering van de mensenrechten met betrekking tot het milieu, onder meer water, lucht en land, zijn vaak het doelwit van vervolging of dodelijke aanslagen. Die aanslagen zijn in onevenredige mate gericht tegen inheemse volkeren. Uit verslagen uit 2020 is gebleken dat meer dan twee derde van de slachtoffers van die aanslagen zich bezighield met het beschermen van bossen wereldwijd tegen ontbossing en industriële ontwikkeling.

(8)

Het verbruik in de Unie is een belangrijke aanjager van ontbossing en bosdegradatie wereldwijd. Uit de effectbeoordeling van deze verordening blijkt dat het verbruik en de productie in de Unie van alleen al zes grondstoffen (runderen, cacao, koffie, oliepalm, soja en hout) zonder passende regelgevende maatregelen de ontbossing tussen nu en 2030 zullen doen toenemen tot ongeveer 248 000 hectare per jaar.

(9)

Wat de situatie van de bossen in de Unie betreft, wordt in het verslag “State of Europe’s Forests 2020” verklaard dat tussen 1990 en 2020 het bosareaal in Europa met 9 %, de in biomassa opgeslagen koolstof met 50 % en de houtvoorraad met 40 % zijn toegenomen. Oerbossen en natuurlijk herstellende bossen worden bedreigd, onder meer door intensief beheer, en hun unieke biodiversiteit en structurele kenmerken lopen gevaar. Daarenboven heeft het Europees Milieuagentschap vastgesteld dat nog geen 5 % van het Europese bosareaal momenteel wordt beschouwd als ongerept of natuurlijk, terwijl 10 % van het Europese bosareaal als intensief beheerd zijn aangemerkt. Bosecosystemen komen op verschillende manieren onder druk te staan door klimaatverandering, gaande van extreme weerpatronen tot plagen, en krijgen te maken met menselijke activiteiten die ecosystemen en habitats negatief beïnvloeden. Met name door kaalslag en de extractie van dood hout intensief beheerde bossen waarin alle bomen even oud zijn, kunnen een zeer negatieve impact hebben op complete habitats.

(10)

De Commissie heeft in 2019 verschillende initiatieven genomen om de wereldwijde milieucrises aan te pakken, waaronder specifieke maatregelen inzake ontbossing. In haar mededeling van 23 juli 2019 over “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” (“Mededeling over de intensivering van de EU-actie om de bossen in de wereld te beschermen en te herstellen”) heeft de Commissie het verkleinen van de voetafdruk van de Unieconsumptie op het land en het stimuleren van de consumptie van producten uit ontbossingsvrije toeleveringsketens in de Unie als prioriteit aangemerkt. De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal een nieuwe groeistrategie vastgesteld, die de Unie moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie op basis van duurzame en op regels gebaseerde vrije handel, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten, waar de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen en geen persoon of plaats in de steek wordt gelaten. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van burgers en toekomstige generaties beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Voorts heeft de Europese Green Deal tot doel burgers en toekomstige generaties onder meer te voorzien van verse lucht, schoon water, gezonde bodem en biodiversiteit. Daartoe benadrukken de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 over een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: De natuur weer in ons leven brengen (de “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030”), de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 over een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (de “van boer tot bord”-strategie), de mededeling van de Commissie van 16 juli 2021 over een nieuwe EU-bosstrategie voor 2030, de mededeling van de Commissie van 12 mei 2021 over de route naar een gezonde planeet voor iedereen, EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul, en andere relevante strategieën, zoals de mededeling van de Commissie van 30 juni 2021 over een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU — Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden tegen 2040, ontwikkeld in het kader van de Europese Green Deal, verder het belang van maatregelen op het gebied van bosbescherming en veerkracht. Met name de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 heeft tot doel de natuur te beschermen en de aantasting van ecosystemen om te buigen. Tot slot versterkt de mededeling van de Commissie van 11 oktober 2018 over een duurzame bio-economie voor Europa: Versterking van de verbinding tussen economie, samenleving en milieu, de bescherming van het milieu en de ecosystemen, en wordt tegelijk tegemoetgekomen aan de groeiende vraag naar levensmiddelen, diervoeder, energie, materialen en producten door te zoeken naar nieuwe manieren om te produceren en te consumeren.

(11)

De lidstaten hebben herhaaldelijk hun bezorgdheid geuit over de aanhoudende ontbossing en bosdegradatie. Zij hebben benadrukt dat, aangezien de huidige beleidsmaatregelen en actie op wereldwijd niveau voor het behoud, het herstel en het duurzame beheer van bossen niet volstaan om ontbossing, bosdegradatie en biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen, de Unie sterker moet optreden om doeltreffender bij te dragen aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), zoals vastgesteld in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die alle lidstaten van de Verenigde Naties (VN) in 2015 hebben aangenomen. De Raad steunde met name de aankondiging van de Commissie in de mededeling “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” dat zij aanvullende regelgevende en niet-regelgevende maatregelen zal beoordelen en voorstellen voor beide soorten maatregelen zal indienen. De Unie en de lidstaten hebben ook het VN-Decennium voor actie inzake duurzame ontwikkeling, het VN-Decennium voor het herstel van ecosystemen en het VN-Decennium van het agrarische familiebedrijf onderschreven.

(12)

Het Europees Parlement heeft benadrukt dat de aanhoudende vernietiging, degradatie en omzetting van bossen en natuurlijke ecosystemen wereldwijd, alsook schendingen van de mensenrechten grotendeels verband houden met de uitbreiding van de landbouwproductie, met name omdat bossen worden omgezet in landbouwgrond voor de productie van een aantal grondstoffen en producten waar veel vraag naar is. Op 22 oktober 2020 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin het de Commissie verzoekt op grond van artikel 192, lid 1, VWEU een voorstel in te dienen voor een “EU-rechtskader om door de EU gestimuleerde mondiale ontbossing te stoppen en om te keren” gebaseerd op bindende zorgvuldigheidseisen.

(13)

De bestrijding van ontbossing en bosdegradatie vormt een belangrijk onderdeel van het pakket maatregelen dat nodig is om broeikasgasemissies terug te dringen en te voldoen aan de verbintenissen van de Unie in het kader van de Europese Green Deal en de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (3) (de “Overeenkomst van Parijs”), en aan het achtste milieuactieprogramma dat op grond van Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad (4) werd aangenomen, en aan de juridisch bindende toezegging in het kader van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (5) om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken en de broeikasgasemissies tussen nu en 2030 met minstens 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.

(14)

De bestrijding van ontbossing en bosdegradatie vormt ook een belangrijk onderdeel van het pakket aan maatregelen dat nodig is om het biodiversiteitsverlies te bestrijden en om te voldoen aan de verbintenissen van de Unie in het kader van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD) (6), de Europese Green Deal, de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 en de bijbehorende doelstellingen van de Unie voor natuurherstel.

(15)

Oerbossen zijn uniek en onvervangbaar. Bosplantages en aangeplante bossen hebben een andere samenstelling qua biodiversiteit en bieden andere ecosysteemdiensten in vergelijking met oerbossen en natuurlijk herstellende bossen.

(16)

Bijna 90 % van de wereldwijde ontbossing wordt veroorzaakt door de uitbreiding van de landbouw, waarbij meer dan de helft van de bossen verloren gaat door de omzetting van bossen in bouwland, terwijl bijna 40 % verloren gaat door begrazing.

(17)

De productie van diervoeders kan leiden tot ontbossing en bosdegradatie. Door alternatieve, duurzame landbouwpraktijken te stimuleren, kunnen milieu- en klimaatproblemen worden aangepakt, en kunnen ontbossing en bosdegradatie wereldwijd worden voorkomen. Met stimulansen om evenwichtigere, gezondere en voedzamere eetpatronen en een duurzamere levensstijl aan te nemen, kan de druk op land en hulpbronnen worden verlaagd.

(18)

Tussen 1990 en 2008 importeerde en verbruikte de Unie een derde van de wereldwijd verhandelde landbouwproducten die met ontbossing verband houden. In die periode was het verbruik in de Unie verantwoordelijk voor 10 % van de wereldwijde ontbossing voor de productie van goederen of de verstrekking van diensten. Hoewel het relatieve aandeel van het Unieverbruik afneemt, werkt het Unieverbruik ontbossing onevenredig sterk in de hand. De Unie moet daarom maatregelen nemen om de wereldwijde ontbossing en bosdegradatie als gevolg van haar verbruik van bepaalde grondstoffen en producten tot een minimum te beperken en daarbij haar bijdrage aan broeikasgasemissies en het wereldwijde biodiversiteitsverlies trachten te verminderen en duurzame productie- en consumptiepatronen in de Unie en wereldwijd bevorderen. Het grootste effect zal worden bereikt als het Uniebeleid erop gericht is de wereldwijde markt te beïnvloeden, en niet alleen van de toeleveringsketens naar de Unie. Partnerschappen en efficiënte internationale samenwerking, onder meer in het kader van vrijhandelsovereenkomsten, met producerende en consumerende landen zijn in dat opzicht van fundamenteel belang.

(19)

De Unie is vastbesloten om wereldwijd een ambitieus milieu- en klimaatbeleid te bevorderen en uit te voeren, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 37, dat bepaalt dat een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu in het beleid van de Unie moeten worden geïntegreerd en worden gewaarborgd overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling. Als onderdeel van de externe dimensie van de Europese Green Deal moet bij maatregelen in het kader van deze verordening rekening worden gehouden met het belang van bestaande mondiale overeenkomsten, toezeggingen en kaders die bijdragen tot de vermindering van ontbossing en bosdegradatie, zoals het strategisch plan voor bossen 2017-2030 van de VN en de mondiale bosdoelstellingen daarvan, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de Overeenkomst van Parijs, het CBD en het mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020, het mondiaal strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 en de bijbehorende Aichi-biodiversiteitsdoelen, en het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, alsook het multilaterale kader ter ondersteuning van de aanpak van de onderliggende oorzaken van ontbossing en bosdegradatie, zoals de SDG’s en de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken.

(20)

Het stoppen van ontbossing en het herstellen van aangetaste bossen zijn een essentieel onderdeel van de SDG’s. Deze verordening moet met name bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake het leven op het land (SDG 15), klimaatactie (SDG 13), verantwoorde consumptie en productie (SDG 12), geen honger (SDG 2) en goede gezondheid en welzijn (SDG 3). De desbetreffende doelstelling 15.2 om de ontbossing tegen 2020 een halt toe te roepen, is niet gehaald, waardoor urgent ambitieuze en doeltreffende maatregelen moeten worden genomen.

(21)

Deze verordening moet ook een antwoord bieden op de verklaring van New York inzake bossen, een niet-juridisch bindende politieke verklaring waarin een wereldwijd tijdpad is afgesproken om tegen 2020 het verlies aan natuurlijk bos te halveren en het in 2030 te beëindigen. De verklaring werd onderschreven door tientallen regeringen, vele van’s werelds grootste bedrijven, en invloedrijke maatschappelijke organisaties en organisaties van inheemse volken. In de verklaring werd de particuliere sector ook opgeroepen om tegen 2020 een einde te maken aan ontbossing voor de productie van landbouwgrondstoffen zoals palmolie, soja, papier en rundvleesproducten; een doelstelling die niet is gehaald. Deze verordening moet bovendien bijdragen aan het strategisch plan voor bossen van de VN voor de periode 2017-2030, waarvan de eerste mondiale bosdoelstelling erin bestaat het verlies van bosbedekking wereldwijd om te buigen door middel van duurzaam bosbeheer, waaronder bescherming, herstel, bebossing en herbebossing, en door meer inspanningen om bosdegradatie te voorkomen en bij te dragen aan de wereldwijde inspanning om klimaatverandering aan te pakken.

(22)

Deze verordening moet ook een antwoord bieden op de verklaring van de leiders in Glasgow over bossen en landgebruik, die is afgegeven tijdens de VN-klimaatconferentie van november 2021, waarin wordt erkend dat “om onze doelstellingen inzake landgebruik, klimaat, biodiversiteit en SDG’s te verwezenlijken, zowel op mondiaal als op nationaal niveau verdere transformerende maatregelen nodig zijn op de onderling verbonden gebieden van duurzame productie en verbruik; infrastructuurontwikkeling; handel, financiën en investeringen; en steun voor kleine landbouwbedrijven, inheemse volken en lokale gemeenschappen”. De ondertekenaars verbonden zich ertoe om samen te werken om bosverlies en bodemdegradatie tegen 2030 een halt toe te roepen en om te keren, en benadrukten dat zij hun gezamenlijke inspanningen zouden opvoeren en richten op internationaal en nationaal handels- en ontwikkelingsbeleid dat duurzame ontwikkeling en duurzame productie en verbruik van grondstoffen bevordert en dat voordelig is voor alle landen.

(23)

Als lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zet de Unie zich in voor de bevordering van een universeel, op regels gebaseerd, open, transparant, voorspelbaar, inclusief, niet-discriminerend en billijk multilateraal handelsstelsel in het kader van de WTO, alsmede voor een open, duurzaam en assertief handelsbeleid. Het toepassingsgebied van deze verordening moet derhalve in de Unie geproduceerde grondstoffen en producten alsmede in de Unie ingevoerde grondstoffen en producten omvatten.

(24)

De wereldwijde uitdagingen op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies kunnen alleen met wereldwijde maatregelen worden aangepakt. De Unie moet een sterke wereldspeler zijn, die zowel het goede voorbeeld geeft als het voortouw neemt in internationale samenwerking om een open en eerlijk multilateraal systeem tot stand te brengen waarin duurzame handel een cruciale aanjager is van de groene transitie teneinde klimaatverandering te bestrijden en het biodiversiteitsverlies om te keren.

(25)

Deze verordening is ook in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 22 juni 2022 over de kracht van handelspartnerschappen: samen voor groene en rechtvaardige groei en de mededeling van de Commissie van 18 februari 2021 over Evaluatie van het handelsbeleid — Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid, waarin is bepaald dat met nieuwe interne en externe uitdagingen en meer in het bijzonder een nieuw, duurzamer groeimodel zoals vastgelegd in de Europese Green Deal en de Europese digitale strategie, vervat in de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, de Unie behoefte heeft aan een nieuwe strategie voor het handelsbeleid, die de verwezenlijking van haar interne en externe beleidsdoelstellingen zal ondersteunen en meer duurzaamheid zal bevorderen, in overeenstemming met haar verbintenis om de SDG’s volledig uit te voeren. Het handelsbeleid moet zijn rol bij het herstel van de Unie na de COVID-19-pandemie, bij de groene en digitale transformatie van de economie en bij de opbouw van een veerkrachtiger Unie in de wereld ten volle vervullen.

(26)

In overeenstemming met haar mededeling van 22 juni 2022 over de kracht van handelspartnerschappen: samen voor groene en rechtvaardige groei voert de Commissie de samenwerking met handelspartners op om de naleving van internationale arbeids- en milieunormen te bevorderen. De mededeling voorziet in robuuste hoofdstukken over duurzame ontwikkeling, met daarin bepalingen over ontbossing en bosdegradatie. De handhaving van huidige handelsovereenkomsten en de sluiting van nieuwe handelsovereenkomsten met dergelijke hoofdstukken zal een aanvulling vormen op de doelstellingen in deze verordening.

(27)

Deze verordening moet een aanvulling vormen op andere maatregelen die in de mededeling over Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren worden voorgesteld, met name samenwerken met producerende landen om de dieperliggende oorzaken van ontbossing aan te pakken, zoals gebrekkige governance, ondoeltreffende wetshandhaving en corruptie, en versterken van internationale samenwerking met belangrijke consumerende landen door onder meer de handel in ontbossingsvrije producten aan te moedigen, en vaststelling van soortgelijke maatregelen, om te voorkomen dat producten afkomstig van toeleveringsketens die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, in de handel worden gebracht.

(28)

Deze verordening moet rekening houden met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling en dient om de samenwerking met ontwikkelingslanden, in het bijzonder met de minst ontwikkelde landen (MOL’s), te bevorderen en te vergemakkelijken, onder meer door waar mogelijk en relevant technische en financiële bijstand te verlenen.

(29)

In coördinatie met de lidstaten moet de Commissie blijven samenwerken met producerende landen, en meer in het algemeen met internationale organisaties en instanties, alsook met relevante belanghebbenden die ter plaatse actief zijn, via dialogen met meerdere belanghebbenden. De Commissie moet haar steun en stimulansen voor de bescherming van bossen en de overgang naar ontbossingsvrije productie versterken, de rol en de rechten van inheemse volken, lokale gemeenschappen, kleine landbouwbedrijven en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) erkennen en versterken, het bestuur en grondbezit verbeteren, de rechtshandhaving verbeteren en werken aan het bevorderen van duurzaam bosbeheer — met de nadruk op bosbouw waarbij dichter bij de natuur wordt gebleven, op basis van wetenschappelijk onderbouwde indicatoren en drempels — ecotoerisme, klimaatbestendige landbouw, diversificatie, agro-ecologie en boslandbouw. Daarbij moeten de rol en de rechten van inheemse volken en lokale gemeenschappen bij de bescherming van bossen volledig worden erkend, rekening houdend met het beginsel van vrijwillige, voorafgaande en geïnformeerde toestemming (free, prior and informed consent — FPIC). Voortbouwend op de ervaringen en lessen die in het kader van bestaande initiatieven zijn opgedaan, moeten de Unie en de lidstaten samenwerken en partnerschappen aangaan met de producerende landen, indien zij daarom verzoeken, om wereldwijde uitdagingen aan te pakken en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de lokale behoeften en de uitdagingen waarmee kleine landbouwbedrijven worden geconfronteerd, overeenkomstig de mededeling over Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren. De partnerschapsbenadering moet producerende landen en gebieden in deze landen helpen bij het beschermen, herstellen en duurzaam gebruiken van bossen, en aldus bijdragen tot de doelstelling van deze verordening om ontbossing en bosdegradatie terug te dringen, onder meer door het gebruik van digitale technologieën, geospatiale informatie, en capaciteitsopbouw.

(30)

Marktdeelnemers en handelaren moeten aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening gebonden zijn, ongeacht of het op de markt aanbieden van producten via traditionele of onlinemiddelen plaatsvindt. Deze verordening moet er dan ook voor zorgen dat er in elke toeleveringsketen een marktdeelnemer in de zin van deze verordening is, die is gevestigd in de Unie en aansprakelijk kan worden gesteld voor de niet-nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De Commissie en de lidstaten moeten toezicht houden op de uitvoering van deze verordening en nagaan of er voor digitale en technologische ontwikkelingen in de toekomst behoefte bestaat aan verdere specificaties of initiatieven, al naargelang wat passend is.

(31)

Een andere belangrijke, in de mededeling aangekondigde maatregel over de intensivering van het optreden van de Unie om de bossen in de wereld te beschermen en te herstellen, is de oprichting van het EU-waarnemingscentrum voor ontbossing, bosdegradatie, veranderingen in de wereldwijde bosbedekking en de daaraan ten grondslag liggende factoren (“EU-waarnemingscentrum”), dat door de Commissie is opgezet om de veranderingen in de wereldwijde bosbedekking en de daaraan ten grondslag liggende aanjagers beter te kunnen monitoren. Het EU-waarnemingscentrum moet, voortbouwend op bestaande monitoringinstrumenten, waaronder Copernicusproducten en andere openbare of particulier beschikbare bronnen, de toegang tot informatie over toeleveringsketens vergemakkelijken voor overheidsinstanties, consumenten en bedrijven, door gemakkelijk te begrijpen gegevens en informatie te verstrekken die ontbossing, bosdegradatie en veranderingen in de wereldwijde bosbedekking in verband brengen met de vraag naar en de handel in grondstoffen en producten in de Unie. Het EU-waarnemingscentrum moet zo de uitvoering van deze verordening ondersteunen door wetenschappelijk bewijsmateriaal te leveren met betrekking tot wereldwijde ontbossing en bosdegradatie en de daarmee verband houdende handel. Het EU-waarnemingscentrum moet kaarten van het bodemgebruik beschikbaar stellen, onder andere met tijdreeksen vanaf de in deze verordening bedoelde afsluitingsdatum en een reeks categorieën om het mogelijk te maken de samenstelling van het landschap te bestuderen. Het EU-waarnemingscentrum moet deelnemen aan de ontwikkeling van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing waarmee onderzoeks- en monitoringcapaciteit worden gecombineerd. Met betrekking tot deze verordening moet het systeem voor vroegtijdige waarschuwing, wanneer dat technisch mogelijk is, als doelstelling hebben om deel uit te maken van een platform dat de bevoegde autoriteiten, marktdeelnemers, handelaren en andere relevante belanghebbenden kan bijstaan en dat kan zorgen voor permanente monitoring en vroegtijdige kennisgevingen over mogelijke activiteiten op het gebied van ontbossing of bosdegradatie. Dat platform moet zo spoedig mogelijk operationeel zijn. Het EU-waarnemingscentrum moet samenwerken met de bevoegde autoriteiten, relevante internationale organisaties en instanties, onderzoeksinstellingen, niet-gouvernementele organisaties, marktdeelnemers, handelaren, derde landen en andere relevante belanghebbenden.

(32)

Het bestaande rechtskader van de Unie is gericht op het aanpakken van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel en pakt ontbossing niet rechtstreeks aan. Het bestaat uit Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad (8). Beide verordeningen zijn geëvalueerd in het kader van een geschiktheidscontrole, waarin is vastgesteld dat de wetgeving weliswaar een positief effect op de governance in de bosbouw heeft, maar dat de doelstellingen van beide verordeningen — namelijk de illegale houtkap en de daarmee verband houdende handel een halt toeroepen en het verbruik van illegaal gekapt hout in de Unie verminderen — niet zijn verwezenlijkt, en is geconcludeerd dat de nadruk op uitsluitend de wettigheid van hout niet toereikend is om de gestelde doelstellingen te bereiken.

(33)

Beschikbare verslagen bevestigen dat een aanzienlijk deel van de huidige ontbossing legaal is volgens de wetgeving van het land van productie. In een verslag van het in mei 2021 gepubliceerde handels- en financieringsinitiatief voor het bosbouwbeleid wordt geschat dat tussen 2013 en 2019 ongeveer 30 % van de ontbossing voor commerciële landbouw in tropische landen legaal was. De beschikbare gegevens zijn doorgaans gericht op landen met een zwakke governance — het aandeel van illegale ontbossing op wereldschaal kan lager zijn — maar geven reeds duidelijk aan dat het buiten beschouwing laten van legale ontbossing in het land van productie, de doeltreffendheid van de beleidsmaatregelen ondermijnt.

(34)

In de effectbeoordeling van mogelijke beleidsmaatregelen om door de Unie bevorderde ontbossing en bosdegradatie aan te pakken, de conclusies van de Raad van 16 december 2019 en de resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2020 wordt duidelijk aangegeven dat ontbossing en bosdegradatie moeten worden beschouwd als de leidende criteria voor toekomstige maatregelen van de Unie. Wanneer alleen wordt gekeken naar wettigheid kan dit het risico met zich meebrengen dat de milieunormen worden verlaagd om toegang tot de markt te krijgen. Daarom moet het nieuwe rechtskader van de Unie zowel betrekking hebben op de wettigheid als op het ontbossingsvrij zijn van de productie van relevante grondstoffen en relevante producten.

(35)

De definitie van “ontbossingsvrij” moet ruim genoeg zijn om ontbossing en bosdegradatie te omvatten, moet juridische duidelijkheid bieden en moet meetbaar zijn op basis van kwantitatieve, objectieve en internationaal erkende gegevens.

(36)

Voor de toepassing van deze verordening moet onder landbouwgebruik worden verstaan het gebruik van grond voor landbouwdoeleinden. De Commissie moet richtsnoeren opstellen om de interpretatie van deze definitie te verduidelijken, met name met betrekking tot het omzetten van bossen in grond die niet voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt.

(37)

In overeenstemming met de FAO-definities moeten boslandbouwsystemen, ook wanneer gewassen onder beschutting van bomen worden geteeld, alsook agrobosbouw-, bosbegrazing- en bosweidesystemen, niet als bossen worden beschouwd, maar als landbouwgebruik.

(38)

Deze verordening moet van toepassing zijn op grondstoffen waarvan het verbruik in de Unie de wereldwijde ontbossing en bosdegradatie het sterkst stimuleert en waarvoor een beleidsinterventie van de Unie de grootste voordelen per handelseenheid zou kunnen opleveren. In het kader van de studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling van deze verordening is een uitgebreid onderzoek van relevante wetenschappelijke literatuur uitgevoerd, met name van primaire bronnen waarin het effect van het verbruik van de Unie op de wereldwijde ontbossing wordt geraamd en die milieuvoetafdruk met specifieke grondstoffen in verband wordt gebracht, en werd dit onderzoek via uitvoerig overleg met belanghebbenden getoetst. Dat proces leverde een eerste lijst van acht grondstoffen op. Hout werd onmiddellijk in het toepassingsgebied opgenomen, aangezien het al onder Verordening (EU) nr. 995/2010 viel. Volgens een recent voor de efficiëntieanalyse gebruikt onderzoeksrapport (9) is de door de Unie bevorderde ontbossing het grootst voor de volgende zeven van de acht in dat onderzoeksdocument geanalyseerde grondstoffen: oliepalm (34,0 %), soja (32,8 %), hout (8,6 %), cacao (7,5 %), koffie (7,0 %), runderen (5,0 %) en rubber (3,4 %).

(39)

Om ervoor te zorgen dat deze verordening haar doelstellingen bereikt, is het belangrijk dat wordt verzekerd dat diervoeders die worden gebruikt voor vee dat onder het toepassingsgebied van deze verordening valt, niet tot ontbossing leiden. Daarom moeten marktdeelnemers die relevante producten in de handel brengen of uitvoeren waarin runderen zijn verwerkt of door middel van runderen zijn vervaardigd die met relevante producten zijn gevoederd die andere relevante grondstoffen of producten bevatten of ermee zijn vervaardigd, in het kader van hun zorgvuldigheidssysteem verzekeren dat de diervoeders ontbossingsvrij zijn. In dat geval moeten de geolocatievoorschriften uit hoofde van deze verordening worden beperkt tot een verwijzing naar de geografische ligging van elk van de etablissementen waar de runderen zijn gehouden, en mag voor het voeder zelf geen geolocatie-informatie worden gevraagd. Indien de bevoegde autoriteit relevante informatie verkrijgt of ervan in kennis wordt gesteld, met inbegrip van informatie op basis van concrete aanwijzingen van derden, dat het risico bestaat dat het diervoeder niet aan deze verordening voldoet, moet de bevoegde autoriteit onmiddellijk om gedetailleerde informatie over dergelijke diervoeders verzoeken. Wanneer het diervoeder in een eerdere fase van de toeleveringsketen al aan de zorgvuldigheidsprocedures is onderworpen, moeten de marktdeelnemers de desbetreffende facturen, referentienummers van de relevante zorgvuldigheidsverklaringen of andere relevante documentatie waaruit blijkt dat het diervoeder ontbossingsvrij is, als bewijs gebruiken en kan van hen worden vereist dat zij dat bewijs desgevraagd aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stellen. Het bewijs moet betrekking hebben op de levensspanne van de dieren, tot een maximum van vijf jaar.

(40)

Ermee rekening houdend dat het gebruik van gerecyclede relevante grondstoffen en relevante producten moet worden aangemoedigd en dat het tot een onevenredige last voor marktdeelnemers zou leiden wanneer dergelijke grondstoffen en producten ook binnen het toepassingsgebied van deze verordening zouden vallen, moeten gebruikte grondstoffen en producten die hun levenscyclus hebben voltooid, en die anders als afval zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), zouden worden verwijderd, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening. Dit mag echter niet gelden voor bepaalde bijproducten van het productieproces.

(41)

Deze verordening moet voorzien in verplichtingen met betrekking tot de relevante grondstoffen en relevante producten om ontbossing en bosdegradatie doeltreffend te bestrijden en ontbossingsvrije toeleveringsketens te bevorderen, rekening houdend met de bescherming van de mensenrechten en de rechten van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, zowel in de Unie als in derde landen.

(42)

Wanneer wordt nagegaan of er sprake is van een risico dat de relevante grondstoffen en relevante producten die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht of te worden uitgevoerd, niet in overeenstemming zijn, moet rekening worden gehouden met schendingen van mensenrechten die met ontbossing of bosdegradatie verband houden, met inbegrip van rechten van inheemse volken, lokale gemeenschappen en houders van traditionele eigendomsrechten.

(43)

Veel internationale organisaties en instanties, zoals de FAO, de IPCC, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en de Internationale Unie voor het behoud van de natuur zijn actief geweest, en internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs en het CBD, zijn gesloten, op het gebied van ontbossing en bosdegradatie, en de definities in deze verordening bouwen voort op die werkzaamheden.

(44)

Het is van essentieel belang dat in deze verordening ook aandacht wordt besteed aan bosdegradatie. De definitie van bosdegradatie moet gebaseerd zijn op internationaal overeengekomen begrippen en moet ervoor zorgen dat de bijbehorende verplichtingen gemakkelijk kunnen worden nageleefd door marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten. Ter wille van de rechtszekerheid moeten deze verplichtingen operationeel meetbaar en verifieerbaar zijn, alsook duidelijk en ondubbelzinnig. In dat verband moet deze verordening gericht zijn op belangrijke elementen van bosdegradatie die meetbaar en verifieerbaar zijn en die bijzonder relevant zijn om milieueffecten te vermijden, op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens. Daartoe moet de definitie van bosdegradatie voortbouwen op internationaal overeengekomen concepten die door de FAO zijn gedefinieerd. De definitie van bosdegradatie moet overeenkomstig deze verordening worden geëvalueerd, teneinde na te gaan of ze moet worden uitgebreid, om zo het toepassingsgebied te verbreden tot aanjagers van bosdegradatie en bosecosystemen wereldwijd, en op die manier de milieudoelstellingen van deze verordening verder te ondersteunen, rekening houdend met de vooruitgang die is geboekt in de internationale besprekingen ter zake, alsook met de diversiteit van bosecosystemen en -praktijken overal ter wereld. De evaluatie moet worden uitgevoerd op basis van een diepgaande analyse, in nauwe samenwerking met de lidstaten en in overleg met relevante belanghebbenden, internationale organisaties en instanties en de wetenschappelijke gemeenschap.

(45)

Deze verordening moet zorgen voor een goed evenwicht tussen de bescherming van de gerechtvaardigde verwachtingen van marktdeelnemers en handelaren die relevante grondstoffen en relevante producten in de handel brengen of uitvoeren, waarbij plotse verstoringen van de toeleveringsketens tot een minimum moeten worden beperkt, en het grondrecht op milieubescherming, zoals vastgelegd in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daartoe moet er een afsluitingsdatum worden vastgesteld om te kunnen beoordelen of op de betrokken grond ontbossing of bosdegradatie plaatsvindt, zodat binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende grondstoffen en producten niet in de handel kunnen worden gebracht of kunnen worden uitgevoerd indien zij na die datum zijn geproduceerd op grond waar ontbossing of bosdegradatie plaatsvindt.

(46)

De afsluitingsdatum moet in overeenstemming zijn met bestaande internationale verbintenissen die zijn vastgelegd in de SDGs en de verklaring van New York inzake bossen, waarmee de ambitie wordt nagestreefd om ontbossing een halt toe te roepen, aangetaste bossen te herstellen en de bebossing en herbebossing wereldwijd tegen 2020 aanzienlijk te verhogen, en moet dus 31 december 2020 zijn. Die datum is ook in overeenstemming met de aankondiging van de Commissie van haar voornemen tot de bestrijding van ontbossing in de mededeling over bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren, de Europese Green Deal, de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 en de “van boer tot bord”-strategie. Overeenkomstig het voorzorgsbeginsel gaat de in het Commissievoorstel voor deze verordening vermelde afsluitingsdatum vooraf aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De afsluitingsdatum werd gekozen om te voorkomen dat de verwachte versnelling van activiteiten die leiden tot ontbossing en bosdegradatie tussen de aankondiging in het voorstel van de Commissie en de datum van de inwerkingtreding van deze verordening in, zich zou voordoen. In deze verordening moet rekening worden gehouden met de nagestreefde milieudoelstelling en moet de voorgestelde afsluitingsdatum worden bevestigd om ervoor te zorgen dat producenten en marktdeelnemers die tijdens de periode van onderhandelingen over deze verordening de ontbossing en bosdegradatie hebben veroorzaakt, de betreffende relevante grondstoffen en relevante producten niet in de handel mogen brengen of mogen uitvoeren.

(47)

De beperkingen op de uitoefening van de grondrechten en de bescherming van de gerechtvaardigde verwachtingen van marktdeelnemers en handelaren als gevolg van de keuze van de afsluitingsdatum moeten in verhouding staan tot, en strikt noodzakelijk zijn voor, het nastreven van de doelstelling van algemeen belang, namelijk milieubescherming. Om ie doelstelling te helpen bereiken, mag deze verordening niet van toepassing zijn op relevante grondstoffen en relevante producten die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn geproduceerd. De uitgestelde toepassing van bepalingen van deze verordening betreffende verplichtingen voor marktdeelnemers en handelaren die voornemens zijn relevante grondstoffen en relevante producten in de handel te brengen of uit te voeren, biedt hen ook een redelijke termijn om zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen.

(48)

Om de bijdrage van de Unie aan het stoppen van ontbossing en bosdegradatie te versterken en ervoor te zorgen dat relevante producten van toeleveringsketens die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, niet in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd, mogen relevante producten niet in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden, noch worden uitgevoerd, tenzij zij ontbossingsvrij zijn en geproduceerd zijn overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van het land van productie. Om te bevestigen dat dit het geval is, moeten zij altijd vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring.

(49)

Op basis van een systematische benadering moeten marktdeelnemers passende stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat de relevante producten die zij voornemens zijn in de handel te brengen, voldoen aan de voorschriften inzake de afwezigheid van ontbossing en wettigheid van deze verordening. Daartoe moeten marktdeelnemers zorgvuldigheidssystemen vaststellen en uitvoeren. Die zorgvuldigheidssystemen moeten drie elementen omvatten, namelijk informatievereisten, risicobeoordeling en risicobeperkende maatregelen, aangevuld met rapportageverplichtingen. De zorgvuldigheidssystemen moeten zo worden opgezet dat zij toegang verschaffen tot informatie over de bronnen en leveranciers van de grondstoffen en producten die in de handel worden gebracht, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat aan de voorschriften inzake de afwezigheid van ontbossing en bosdegradatie en inzake wettigheid is voldaan, onder meer door het land van productie, of delen daarvan, te identificeren en met inbegrip van de geografische coördinaten van de desbetreffende percelen. Voor die geografische coördinaten die gebaseerd zijn op timing, plaatsbepaling en/of aardobservatie kan gebruik worden gemaakt van ruimtegegevens en -diensten die worden geleverd in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie (Egnos/Galileo en Copernicus). Op grond van die informatie moeten marktdeelnemers een risicobeoordeling verrichten. Marktdeelnemers die een risico vaststellen, moeten dat risico beperken tot een verwaarloosbaar risico of het risico wegnemen. Het mag de marktdeelnemer alleen dan worden toegestaan relevante producten in de handel te brengen of uit te voeren indien hij na het betrachten van een zorgvuldigheidsprocedure concludeert dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico bestaat dat relevante producten niet aan deze verordening voldoen.

(50)

Bij het inkopen van producten moeten redelijke inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat aan producenten, met name kleine landbouwbedrijven, een eerlijke prijs wordt betaald zodat zij rond kunnen komen, en om armoede als onderliggende oorzaak van ontbossing op doeltreffende wijze aan te pakken.

(51)

Marktdeelnemers moeten formeel de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de conformiteit van de relevante producten die zij voornemens zijn in de handel te brengen of uit te voeren, door zorgvuldigheidsverklaringen ter beschikking te stellen. Deze verordening moet voorzien in een model voor dergelijke verklaringen. Verwacht wordt dat dergelijke zorgvuldigheidsverklaringen de handhaving van deze verordening door de bevoegde autoriteiten en rechterlijke instanties vergemakkelijken en de naleving door marktdeelnemers verbeteren.

(52)

Om goede praktijken te erkennen, kunnen certificering of andere door derden gecontroleerde regelingen in de risicobeoordelingsprocedure worden gebruikt. De marktdeelnemer blijft echter verantwoordelijk voor wat zorgvuldigheid betreft.

(53)

Handelaren moeten verantwoordelijk zijn voor het verzamelen en bijhouden van informatie ter waarborging van de transparantie van de toeleveringsketen van relevante producten die zij op de markt aanbieden. Niet-kmo-handelaren hebben een aanzienlijke invloed op toeleveringsketens en spelen een belangrijke rol bij het waarborgen dat toeleveringsketens ontbossingsvrij zijn. Zij moeten daarom aan dezelfde verplichtingen voldoen als de marktdeelnemers, de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de conformiteit van de relevante producten met deze verordening en, alvorens de relevante producten op de markt aan te bieden, ervoor zorgen dat zij de passende zorgvuldigheid hebben betracht overeenkomstig deze verordening en hebben geconcludeerd dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico bestaat dat de relevante producten niet aan deze verordening voldoen.

(54)

Voor een grotere transparantie en betere handhaving moeten marktdeelnemers die geen kmo zijn, met inbegrip van micro-ondernemingen, of natuurlijke personen, jaarlijks openbaar verslag uitbrengen over hun stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de maatregelen die zij hebben genomen om hun verplichtingen na te komen.

(55)

Marktdeelnemers moeten concrete aanwijzingen van belanghebbenden kunnen ontvangen, ook langs elektronische weg, en moeten alle ontvangen concrete aanwijzingen grondig onderzoeken.

(56)

Andere rechtshandelingen van de Unie die voorzien in zorgvuldigheidseisen in de waardeketen met betrekking tot negatieve gevolgen voor de mensenrechten of het milieu, moeten van toepassing zijn voor zover deze verordening geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel, dezelfde aard en hetzelfde effect bevat die in het licht van toekomstige wijzigingen van rechtshandelingen van de Unie kunnen worden aangepast. Het bestaan van deze verordening mag de toepassing van andere rechtshandelingen van de Unie waarin vereisten inzake zorgvuldigheid in de waardeketen zijn vastgelegd, niet uitsluiten. Wanneer dergelijke andere rechtshandelingen van de Unie specifiekere bepalingen bevatten of eisen toevoegen aan de bepalingen van deze verordening, moeten die bepalingen in samenhang met deze verordening worden toegepast. Eventuele specifiekere bepalingen in deze verordening mogen bovendien niet zodanig worden uitgelegd dat de doeltreffende toepassing van andere rechtshandelingen van de Unie inzake zorgvuldigheid of de verwezenlijking van de algemene doelstelling ervan wordt ondermijnd. De Commissie moet duidelijke en gemakkelijk te begrijpen richtsnoeren kunnen uitvaardigen om marktdeelnemers en handelaren, met name kmo’s, te laten voldoen aan deze verordening.

(57)

De eerbiediging van de rechten van inheemse volken met betrekking tot bossen en het FPIC-beginsel, onder meer zoals vastgelegd in de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken, draagt bij tot de bescherming van de biodiversiteit, de beperking van klimaatverandering en de aanpak van de daarmee samenhangende punten van zorg in verband met het algemeen belang. Inheemse volkeren beschikken over traditionele kennis van ecologische en medische waarde en bieden zeer vaak een model voor een duurzaam gebruik van bosbestanden. Dit kan bijdragen tot de instandhouding in situ, in overeenstemming met het CBD. Bovendien suggereren studies dat in het bos levende inheemse volken een dubbele rol spelen in de strijd tegen klimaatverandering: zij verzetten zich normaal gesproken tegen de bezetting en ontbossing van het land dat ze al generaties lang bewonen, en sommige inheemse gemeenschappen beschouwen het als hun verantwoordelijkheid om de bossen te beschermen teneinde klimaatverandering tegen te gaan.

(58)

De beginselen zoals vastgelegd in de VN-Verklaring van Rio de Janeiro inzake milieu en ontwikkeling van 1992, en met name beginsel 10 inzake het belang van publieke bewustwording van en inspraak in milieuvraagstukken en beginsel 22 inzake de cruciale rol van inheemse volkeren in milieubeheer en ontwikkeling, zijn van belang in het kader van duurzaam bosbeheer.

(59)

Het FPIC-concept van inheemse volken is in de loop der jaren na de goedkeuring van het Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1989 (nr. 169) en is in de VN-Verklaring over de bescherming van de rechten van inheemse volken weerspiegeld. Het beoogt een waarborg te zijn opdat bij de besluitvorming over projecten die op hen betrekking hebben, rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen voor inheemse volken.

(60)

Marktdeelnemers die binnen het toepassingsgebied van andere rechtshandelingen van de Unie vallen waarin zorgvuldigheidseisen in de waardeketen zijn vastgesteld die betrekking hebben op negatieve gevolgen voor de mensenrechten of het milieu, moeten in staat zijn aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen door bij de rapportage uit hoofde van de andere rechtshandelingen van de Unie de vereiste informatie op te nemen.

(61)

De verantwoordelijkheid voor de handhaving van deze verordening moet bij de lidstaten berusten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten erop toezien dat deze verordening volledig wordt nageleefd. Een uniforme handhaving van deze verordening met betrekking tot relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, kan alleen worden bereikt door een systematische uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten, douaneautoriteiten en de Commissie.

(62)

De effectieve en efficiënte uitvoering en handhaving van deze verordening zijn van essentieel belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daartoe moet de Commissie een informatiesysteem opzetten en beheren om de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij de presentatie van de nodige informatie over relevante producten die in de handel worden gebracht, en de toegang daartoe. De marktdeelnemers moeten de zorgvuldigheidsverklaringen door middel van het informatiesysteem indienen. Het informatiesysteem moet toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten en douaneautoriteiten zodat zij hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening gemakkelijker kunnen nakomen, en moet doorgifte van informatie tussen lidstaten, bevoegde autoriteiten en douaneautoriteiten faciliteren. Niet-commerciële gevoelige gegevens moeten ook toegankelijk zijn voor een breder publiek, waarbij, in overeenstemming met het opendatabeleid van de Unie zoals vervat in Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad (11), de gegevens worden geanonimiseerd, behalve de informatie betreffende de lijst met definitieve rechterlijke beslissingen over rechtspersonen en de straffen die hun zijn opgelegd vanwege inbreuken op deze verordening, en moeten in een open en machineleesbaar formaat worden verstrekt.

(63)

Voor de relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, moeten de bevoegde autoriteiten belast worden met de controle op de conformiteit van de relevante producten met deze verordening, op basis van onder meer de door de marktdeelnemers ingediende zorgvuldigheidsverklaringen. De rol van de douaneautoriteiten moet erin bestaan ervoor te zorgen dat de gegevens van een zorgvuldigheidsverklaring hen in voorkomend geval ter beschikking worden gesteld. Bovendien moeten de douaneautoriteiten, vanaf het moment dat de elektronische interface voor de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten operationeel is, de status van de zorgvuldigheidsverklaring onderzoeken nadat de bevoegde autoriteiten een eerste risicoanalyse in het informatiesysteem hebben uitgevoerd. De douaneautoriteiten moeten passende maatregelen nemen, zoals het opschorten of weigeren van een relevante grondstof of relevant product indien daarom wordt verzocht op basis van de status van de zorgvuldigheidsverklaring in het informatiesysteem. Die specifieke organisatie van controles maakt hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (12) ontoepasselijk voor zover het de toepassing en handhaving van deze verordening betreft.

(64)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er altijd voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de bevoegde autoriteiten naar behoren te voorzien van personeel en uitrusting. Er zijn veel middelen nodig om de controles efficiënt uit te voeren en er moeten stabiele middelen worden verstrekt op een niveau dat op elk moment voldoet aan de handhavingsbehoefte. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de overheidsfinanciering aan te vullen door de kosten van controles op relevante grondstoffen en relevante producten die non-conform worden bevonden van de betrokken marktdeelnemers terug te vorderen.

(65)

Deze verordening doet geen afbreuk aan andere rechtshandelingen van de Unie inzake goederen en producten die de markt binnenkomen of verlaten, met name Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) betreffende de bevoegdheden van douaneautoriteiten en douanecontroles. Importeurs moet erop worden gewezen dat in de artikelen 220, 254, 256, 257 en 258 van die verordening is bepaald dat producten die de markt binnenkomen en die verdere veredeling vereisen, onder de geschikte douaneregeling worden geplaatst waarbij die veredeling is toegestaan. In het algemeen mag de vrijgave voor het in het vrije verkeer brengen of uitvoer niet als bewijs van overeenstemming met het Unierecht worden beschouwd, daar die vrijgave of uitvoer niet noodzakelijk een volledige conformiteitscontrole inhoudt.

(66)

Om het controleproces voor relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, te optimaliseren, onder meer door de administratieve lasten tot een minimum te beperken, moeten een interoperabele elektronische interface worden opgezet die automatische gegevensoverdracht tussen douanesystemen en het informatiesysteem van de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt. De éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane is het beste instrument om dergelijke gegevensoverdrachten mogelijk te maken. De interface moet sterk geautomatiseerd en gebruiksvriendelijk zijn en de procedures voor de douaneautoriteiten en marktdeelnemers vergemakkelijken. Gezien de kleine verschillen tussen de gegevens die ter beschikking moeten worden gesteld van de douaneautoriteiten en die welke in de zorgvuldigheidsverklaring moeten worden opgenomen, is het bovendien passend ook een benadering voor gegevensoverdracht van ondernemingen naar overheden voor te stellen, waarbij handelaren en marktdeelnemers de zorgvuldigheidsverklaring voor een relevant product beschikbaar stellen via de nationale éénloketomgeving voor de douane en deze verklaring automatisch wordt doorgestuurd naar het informatiesysteem in het kader van deze verordening dat door de bevoegde autoriteiten wordt gebruikt. De douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten moeten de door te zenden gegevens en eventuele andere technische vereisten mee helpen bepalen.

(67)

Het risico dat niet-conforme producten in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd, varieert naargelang van de grondstof of het product en het land van oorsprong en productie, of delen daarvan. Marktdeelnemers die grondstoffen en producten inkopen uit landen, of delen daarvan, met een laag risico dat er relevante grondstoffen in strijd met deze verordening worden geteeld, geoogst of geproduceerd, moeten aan minder verplichtingen worden onderworpen, waardoor nalevingskosten en administratieve lasten worden gereduceerd, tenzij de marktdeelnemer weet of redenen heeft om aan te nemen dat er een risico” is op niet-naleving van deze verordening. Wanneer een bevoegde autoriteit kennisneemt van een risico dat deze verordening wordt omzeild, bijvoorbeeld wanneer een relevante grondstof of een relevant product in een land met een hoog risico is geproduceerd en vervolgens wordt verwerkt in een land met een laag risico, of delen daarvan, van waaruit het in de handel wordt gebracht of de markt binnenkomt of verlaat en de relevante grondstof of het relevante product volgens de zorgvuldigheidsverklaring of de douaneaangifte in een land met een laag risico is geproduceerd, moet de bevoegde autoriteit door middel van nadere controles verifiëren of er sprake is van niet-naleving en, in voorkomend geval, passende maatregelen nemen, zoals de inbeslagneming van de relevante grondstof of het relevante product en de opschorting van het in de handel brengen of de uitvoer van de relevante grondstof of het relevante product, en nadere controles uitvoeren. Van de bevoegde autoriteiten moet worden vereist dat zij relevante grondstoffen en relevante producten uit landen met een hoog risico, of delen daarvan, aan verscherpte controles onderwerpen.

(68)

Voorts moet de Commissie het risico op ontbossing en bosdegradatie op het niveau van een land, of delen daarvan, beoordelen aan de hand van een reeks criteria die zowel kwantitatieve, objectieve als internationaal erkende gegevens weerspiegelen, en aan de hand van aanwijzingen dat de landen actief bij de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie betrokken zijn. Dergelijke benchmarkinginformatie moet het voor marktdeelnemers in de Unie gemakkelijker maken om zorgvuldig te handelen en voor de bevoegde autoriteiten om de naleving te monitoren en te handhaven, en tegelijkertijd producerende landen ertoe aanzetten hun landbouwproductiesystemen duurzamer te maken en het effect ervan op ontbossing te verminderen. Dit moet bijdragen aan transparantere en duurzamere toeleveringsketens. Het benchmarkingsysteem moet worden gebaseerd op een drieledig systeem waarbij landen worden aangemerkt als een land met een laag, standaard- en hoog risico. Om te zorgen voor de nodige transparantie en duidelijkheid moet de Commissie met name de gegevens openbaar maken die zij voor de benchmarking heeft gebruikt, de redenen voor de voorgestelde wijziging van het risiconiveau en het antwoord van het betrokken land. Voor relevante producten uit landen met een laag risico, of delen daarvan, moet de marktdeelnemers worden toegestaan vereenvoudigde zorgvuldigheidsprocedures uit te voeren. Voor relevante producten uit landen met een hoog risico, of delen daarvan, moeten de bevoegde autoriteiten een verscherpt toezicht toepassen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen uitvoeringshandelingen vast te stellen om de lijst van landen, of delen daarvan, met een laag of hoog risico op te stellen.

(69)

De Commissie moet samenwerken met landen die zijn of kunnen worden aangemerkt als landen met een hoog risico, en met relevante belanghebbenden in die landen, teneinde het risiconiveau te verminderen.

(70)

De bevoegde autoriteiten moeten met regelmatige tussenpozen controles uitvoeren op de marktdeelnemers en handelaren om na te gaan of zij daadwerkelijk aan de verplichtingen die zijn vastgesteld in deze verordening voldoen. Bovendien moeten de bevoegde autoriteiten controles uitvoeren op basis van relevante informatie waarover zij beschikken, met inbegrip van door derden ingediende gegronde bezwaren. De bevoegde autoriteiten moeten een op risico gebaseerde aanpak hanteren om te bepalen welke controles moeten worden verricht. Met betrekking tot relevante producten uit landen die zijn aangemerkt als landen met een hoog risico, of delen daarvan, de respectieve marktdeelnemers en handelaren en de volumes van hun deel van de relevante grondstoffen en relevante producten, moet een tweeledige aanpak worden gevolgd die een alomvattende dekking biedt. De bevoegde autoriteiten moeten derhalve een bepaald percentage marktdeelnemers en handelaren controleren, maar ook een specifiek percentage van relevante producten. Voor relevante producten uit landen die als landen met een laag of standaardrisico zijn aangemerkt, of delen daarvan, moeten de bevoegde autoriteiten worden verplicht ten minste een bepaald percentage marktdeelnemers en handelaren te controleren. Het controleniveau moet hoger zijn voor relevante producten uit landen met een hoog risico, of delen daarvan, terwijl het niveau lager mag zijn voor landen met een standaard- of laag risico, of delen daarvan. In de evaluatie van deze verordening moet de Commissie ook gekwantificeerde doelstellingen voor de door de bevoegde autoriteiten uit te voeren jaarlijkse controles evalueren en identificeren, die geschikt moeten zijn om de handhaving van deze verordening en een geharmoniseerde aanpak in de hele Unie te waarborgen.

(71)

De controles die worden uitgevoerd ten aanzien van marktdeelnemers en handelaren door de bevoegde autoriteiten moeten betrekking hebben op de stelsels van zorgvuldigheidseisen en de overeenstemming van de relevante producten met deze verordening. De controles moeten gebaseerd zijn op een op risico gebaseerd plan dat risicocriteria bevat waarmee de bevoegde autoriteiten een risicoanalyse kunnen uitvoeren van de door marktdeelnemers en handelaren ingediende zorgvuldigheidsverklaringen. Voor de vaststelling van risicocriteria moet rekening worden gehouden met het aan de relevante grondstoffen verbonden risico op ontbossing in het land van productie, de mate waarin marktdeelnemers en handelaren in het verleden de verplichtingen van deze verordening niet hebben nageleefd en met alle andere relevante informatie waarover de bevoegde autoriteiten beschikken. Met de risicoanalyse van zorgvuldigheidsverklaringen, moeten de bevoegde autoriteiten de te controleren marktdeelnemers, handelaren en relevante producten kunnen identificeren. Die risicoanalyse moet worden uitgevoerd met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken in het informatiesysteem door middel waarvan de zorgvuldigheidsverklaringen worden ingediend. Waar nodig en technisch mogelijk moeten de bevoegde autoriteiten, na overleg en in nauwe samenwerking met autoriteiten in derde landen, ook controles ter plaatse kunnen verrichten.

(72)

Indien uit de risicoanalyse van de zorgvuldigheidsverklaringen blijkt dat er een hoog risico bestaat dat specifieke relevante producten niet conform zijn, moeten de bevoegde autoriteiten onmiddellijke voorlopige maatregelen kunnen nemen om te voorkomen dat die producten in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd. Indien dergelijke relevante producten de markt binnenkomen of verlaten, moeten de bevoegde autoriteiten de douaneautoriteiten verzoeken het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer op te schorten, om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nodige controles uit te voeren. Dergelijke verzoeken moeten via het interfacesysteem tussen de douane- en de bevoegde autoriteiten worden meegedeeld. De opschorting van het in de Unie in de handel brengen, het op de markt aanbieden, het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer, moet worden beperkt tot drie werkdagen, of tot 72 uur in het geval van aan bederf onderhevige relevante producten, tenzij de bevoegde autoriteiten extra tijd nodig hebben om te beoordelen of de relevante grondstoffen en relevante producten met deze verordening in overeenstemming zijn. In dergelijke gevallen moeten de bevoegde autoriteiten aanvullende voorlopige maatregelen nemen om de schorsingstermijn te verlengen of in het geval van relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, de douaneautoriteiten om verlenging verzoeken.

(73)

De bevoegde autoriteiten moeten hun plannen voor de controles regelmatig bijwerken in het licht van de resultaten van de uitvoering van die controles. Marktdeelnemers met een consistent gunstige staat van dienst op het gebied van naleving hoeven wellicht minder vaak te worden gecontroleerd.

(74)

Met het oog op de uitvoering en de doeltreffende handhaving van deze verordening moeten de lidstaten bevoegd zijn om niet-conforme producten uit de handel te nemen en terug te roepen en passende corrigerende maatregelen te nemen. Zij moeten ervoor zorgen dat inbreuken op deze verordening door marktdeelnemers en handelaren met doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties worden bestraft.

(75)

Om de verantwoordingsplicht van marktdeelnemers en handelaren te vergroten, moet de Commissie op haar website de lijst publiceren met definitieve rechterlijke uitspraken over rechtspersonen en de sancties die hun zijn opgelegd vanwege inbreuken op deze verordening. Die informatie kan de bevoegde autoriteiten, andere marktdeelnemers en handelaren helpen bij het uitvoeren van hun risicobeoordelingen en consumenten en het maatschappelijk middenveld bewuster maken van marktdeelnemers en handelaren die deze verordening niet nakomen.

(76)

Voor de uitvoering van deze verordening zijn voldoende middelen en capaciteit nodig. In dat verband moeten de lidstaten, naast de nationale middelen, zo veel mogelijk gebruikmaken van de steunmogelijkheden die beschikbaar zijn op het niveau van de Unie en van andere middelen, waaronder cohesiefondsen en instrumenten voor capaciteitsopbouw, met name in het kader van het instrument voor technische ondersteuning, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(77)

Rekening houdend met het internationale karakter van ontbossing en bosdegradatie en de daarmee verband houdende handel, moeten de bevoegde autoriteiten met elkaar, met de douaneautoriteiten van de lidstaten, met de Commissie en met de bestuurlijke overheden van derde landen samenwerken. De bevoegde autoriteiten moeten ook samenwerken met de bevoegde autoriteiten voor het toezicht op en de handhaving van andere rechtshandelingen van de Unie die zorgvuldigheidseisen in de waardeketen vaststellen met betrekking tot negatieve gevolgen voor de mensenrechten of voor het milieu.

(78)

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, staat het aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) de lidstaten om te voorzien in toereikende rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. In dit verband moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen die overeenkomstig deze verordening concrete aanwijzingen indienen, toegang heeft tot de rechter, overeenkomstig de verplichtingen waarmee de lidstaten, als partij bij het Verdrag van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de VN voor Europa (VN/ECE) (“het Verdrag van Aarhus”), hebben ingestemd.

(79)

Om ervoor te zorgen dat deze verordening relevant blijft en in overeenstemming blijft met de handels-, wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de lijst van GN-codes van relevante producten in bijlage I bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (15). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(80)

Op grond van Verordening (EU) nr. 995/2010 is het verboden illegaal gekapt hout en houtproducten in de Unie in de handel te brengen. Die verordening bevat voor marktdeelnemers die hout voor de eerste maal in de handel brengen de verplichting om zorgvuldigheid te betrachten en voor handelaren de verplichting om traceerbare gegevens van hun leveranciers en klanten bij te houden. De verplichting om de wettigheid van relevante producten, waaronder hout en houtproducten, die in de handel worden gebracht, te waarborgen, moet in onderhavige verordening worden behouden en moet worden aangevuld met duurzaamheidseisen. Verordening (EU) nr. 995/2010 en de daarmee verband houdende Uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012 van de Commissie (16) worden derhalve door deze verordening overbodig en moeten worden ingetrokken. Hout en houtproducten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 zijn het equivalent van hout en houtproducten in bijlage I bij deze verordening die hout bevatten of ermee zijn vervaardigd.

(81)

Bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 werd een vergunningensysteem inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade — Flegt) opgezet voor de invoer van hout in de Unie. Het vergunningensysteem wordt uitgevoerd door middel van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten (VPA’s) met houtproducerende landen, die tot doel hebben illegale houtkap een halt toe te roepen en de governance in de bosbouw en de daarmee verband houdende handel te verbeteren. Deze verordening moet voortbouwen op de positieve resultaten die zijn geboekt in het kader van Flegt, met name wat betreft een grotere deelname van belanghebbenden en een betere governance in de bosbouw. In specifieke gevallen zouden VPA’S deze verordening kunnen aanvullen als het gaat om de wettigheid van houtproducten. Om de lopende bilaterale verbintenissen na te komen en om de vooruitgang die met partnerlanden die over een operationeel systeem beschikken (Flegt-vergunningenfase) is geboekt, te behouden, en, waar relevant en overeengekomen, samen te werken met de huidige VPA-partners om deze fase te voltooien, moet deze verordening een bepaling bevatten waarin wordt verklaard dat hout en houtproducten waarvoor een geldige Flegt-vergunning is afgegeven, worden geacht te voldoen aan de wettigheidsvereiste van Verordening (EG) nr. 2173/2005.

(82)

Hoewel deze verordening betrekking heeft op ontbossing en bosdegradatie, zoals beoogd in de mededeling over Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren, mag bosbescherming niet leiden tot de omzetting of degradatie van andere natuurlijke ecosystemen. Ecosystemen, waaronder beheerde ecosystemen, zoals wetlands, savannes en veengebieden zijn zeer belangrijk voor de wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering en de biodiversiteitscrisis tegen te gaan, evenals voor andere SDG’s, en de omzetting of degradatie ervan moet bijzonder dringend worden aangepakt en moet worden voorkomen. In het licht van de voetafdruk van de Unie op natuurlijke ecosystemen die geen bos zijn, moet de Commissie uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening evalueren of het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot andere beboste gebieden en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel daartoe indienen. Voorts moet de Commissie uiterlijk twee jaar na die datum van inwerkingtreding evalueren of het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot andere natuurlijke ecosystemen, met inbegrip van ander land met grote koolstofvoorraden en met een hoge biodiversiteitswaarde, zoals grasland, veengebieden en wetlands, en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel daartoe indienen. Ecosystemen staan ook steeds meer onder druk van omzetting en degradatie als gevolg van de grondstoffenproductie voor de markt van de Unie. De Commissie moet uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ook nagaan of het nodig en haalbaar is het toepassingsgebied uit te breiden tot andere grondstoffen. Tegelijkertijd moet de Commissie ook een evaluatie uitvoeren van de lijst van GN-codes van relevante producten in bijlage I bij deze verordening.

(83)

Rekening houdend met het verzoek van het Europees Parlement in zijn resolutie “Een EU-rechtskader voor de beëindiging en ommekeer van door de EU bevorderde ontbossing op wereldniveau” van 22 oktober 2020 en het verzoek van de overgrote meerderheid van de bijna 1,2 miljoen deelnemers aan de openbare raadpleging van de Commissie, moet de Commissie haar evaluatie en een eventueel toekomstig wetgevingsvoorstel toespitsen op een uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot ecosystemen die geen bos zijn en de omzetting en degradatie ervan.

(84)

Wanneer het met het oog op de toepassing van deze verordening noodzakelijk is persoonsgegevens te verwerken, moet dit gebeuren overeenkomstig het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (17) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (18) zijn van overeenkomstige toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.

(85)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, met name de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie en de vermindering van de bijdrage van de consumptie in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar, vanwege haar reikwijdte, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(86)

Marktdeelnemers, handelaren en de bevoegde autoriteiten moeten een redelijke termijn krijgen om zich voor te bereiden om aan de eisen van deze verordening te voldoen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening voorziet in voorschriften betreffende het in de Unie in de handel brengen en het op de markt van de Unie aanbieden, alsmede de uitvoer uit de Unie van relevante producten, zoals opgenomen in bijlage I, die relevante grondstoffen, zijnde runderen, cacao, koffie, oliepalm, rubber, soja en hout, bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd, teneinde:

a)

de bijdrage van de Unie aan ontbossing en bosdegradatie wereldwijd tot een minimum te beperken, en aldus bij te dragen tot een vermindering van wereldwijde ontbossing;

b)

de bijdrage van de Unie aan broeikasgasemissies en het wereldwijde biodiversiteitsverlies te verminderen.

2.   Met uitzondering van hetgeen bepaald is in artikel 37, lid 3, is deze verordening niet van toepassing op de in bijlage I opgenomen relevante producten die vóór de in artikel 38, lid 1, vermelde datum zijn geproduceerd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)

“relevante grondstoffen”: runderen, cacao, koffie, oliepalm, soja, rubber en hout;

2)

“relevante producten”: in bijlage I opgenomen producten die relevante grondstoffen bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd;

3)

“ontbossing”: omzetting van bos naar landbouwgebruik, ongeacht of deze wordt veroorzaakt door de mens;

4)

“bos”: gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen met een hoogte van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van meer dan 10 %, of bomen die deze drempels op de groeiplaats kunnen bereiken, met uitzondering van gebieden die hoofdzakelijk voor agrarisch of stedelijk grondgebruik dienen;

5)

“landbouwgebruik”: gebruik van grond voor landbouwdoeleinden, waaronder voor landbouwplantages en braaklegging van landbouwareaal, en voor veehouderij;

6)

“landbouwplantage”: grond met boomopstanden in landbouwproductiesystemen, zoals fruitboomgaarden, oliepalmplantages, olijfboomgaarden en boslandbouwsystemen waarbij gewassen onder beschutting van bomen worden geteeld; hieronder vallen alle plantages van andere relevante grondstoffen dan hout; landbouwplantages vallen niet onder de definitie van “bos”;

7)

“bosdegradatie”: structurele veranderingen in bosbedekking, in de vorm van omzetting van:

a)

oerbossen of natuurlijk herstellende bossen naar bosplantages of naar andere beboste gronden, of

b)

oerbossen naar aangeplante bossen;

8)

“oerbos”: natuurlijk geregenereerd bos van inheemse boomsoorten, waar geen duidelijk zichtbare indicatie van menselijke activiteiten is en waar de ecologische processen niet significant verstoord zijn;

9)

“natuurlijk regenererend bos”: bos dat voornamelijk bestaat uit bomen die door natuurlijke regeneratie zijn ontstaan; het omvat een of meer van wat volgt:

a)

bos waarvoor het niet mogelijk is te bepalen of het aangeplant dan wel natuurlijk geregenereerd is;

b)

bos met zowel natuurlijk geregenereerde inheemse boomsoorten als bomen die ontstaan zijn door aanplant of bezaaiing, en waarvan de natuurlijk geregenereerde bomen naar verwachting het grootste deel van de houtvoorraad bij volgroeidheid zullen uitmaken;

c)

hakhout van bomen die door natuurlijke regeneratie zijn ontstaan;

d)

natuurlijk geregenereerde bomen van geïntroduceerde soorten;

10)

“aangeplant bos”: bos dat voornamelijk bestaat uit bomen die zijn ontstaan door aanplant en/of doelbewuste bezaaiing, op voorwaarde dat de aangeplante of gezaaide bomen bij volgroeidheid naar verwachting meer dan 50 % van de houtvoorraad zullen uitmaken. Het omvat hakhout van bomen die oorspronkelijk zijn aangeplant of gezaaid;

11)

“bosplantage”: aangeplant bos dat intensief wordt beheerd en bij aanplant en volgroeidheid voldoet aan alle volgende criteria: één of twee boomsoorten, gelijke leeftijdsklasse en regelmatige boomafstand; hieronder vallen plantages met een korte omlooptijd voor hout, vezels en energie, met uitzondering van bossen die zijn aangeplant voor bescherming of het herstel van ecosystemen, en van bossen die zijn ontstaan door middel van aanplant of bezaaiing en bij volgroeidheid lijken of zullen lijken op natuurlijke herstellende bossen;

12)

“andere beboste grond”: niet als “bos” aangemerkte grond groter dan 0,5 hectare met bomen met een hoogte van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van 5 tot 10 %, of bomen die die drempels op de groeiplaats kunnen bereiken, of met een gecombineerde bedekking van ondergroei, struiken en bomen van meer dan 10 %, met uitzondering van grond die hoofdzakelijk voor agrarisch of stedelijk grondgebruik dient;

13)

“ontbossingsvrij”:

a)

de relevante producten bevatten, of zijn gevoederd of vervaardigd met relevante grondstoffen die zijn geproduceerd in gebieden waar na 31 december 2020 geen ontbossing heeft plaatsgevonden, en

b)

in het geval van relevante producten die hout bevatten of ermee zijn vervaardigd, het hout is gekapt in bossen zonder bosdegradatie teweeg te brengen na 31 december 2020;

14)

“geproduceerd”: geteeld, geoogst, verkregen uit of gefokt op relevante percelen of, wat runderen betreft, in etablissementen;

15)

“marktdeelnemer”: een natuurlijk of rechtspersoon die in het kader van een handelsactiviteit relevante producten in de handel brengt of uitvoert;

16)

“in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een relevante grondstof of een relevant product;

17)

“handelaar”: een andere persoon in de toeleveringsketen dan de marktdeelnemer die in het kader van een handelsactiviteit relevante producten op de markt aanbiedt;

18)

“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een relevant product met het oog op distributie, verbruik of gebruik op de markt van de Unie;

19)

“in het kader van een handelsactiviteit”: met het oog op verwerking, voor distributie aan commerciële of niet-commerciële consumenten, of voor gebruik in de onderneming van de marktdeelnemer of handelaar zelf;

20)

“persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend;

21)

“in de Unie gevestigd persoon”:

a)

indien het een natuurlijke persoon betreft, elke persoon die zijn verblijfplaats heeft in de Unie;

b)

indien het een rechtspersoon of een vereniging van personen betreft, elke persoon die zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting heeft in de Unie;

22)

“gemachtigde vertegenwoordiger”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die, overeenkomstig artikel 6, schriftelijk door een marktdeelnemer of handelaar is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de marktdeelnemer of handelaar uit hoofde van deze verordening;

23)

“land van oorsprong”: een land of gebied zoals bedoeld in artikel 60 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

24)

“land van productie”: het land of gebied waar de relevante grondstof of de bij de productie van een relevant product gebruikte of in een relevant product vervatte relevante grondstof is geproduceerd;

25)

“niet-conforme producten”: relevante producten die niet voldoen aan artikel 3;

26)

“verwaarloosbaar risico”: het risiconiveau dat van toepassing is op relevante grondstoffen en relevante producten, wanneer er, op basis van een volledige beoordeling van zowel de productspecifieke als de algemene informatie en, waar nodig, van de toepassing van de passende risicobeperkende maatregelen, geen reden tot bezorgdheid bestaat over de conformiteit van die grondstoffen of producten met artikel 3, punt a) of b);

27)

“perceel”: een stuk land binnen één onroerend goed, zoals erkend door de wetgeving van het land van productie, dat voldoende homogeen is om op geaggregeerd niveau het aan de relevante grondstoffen die op dat stuk land worden geproduceerd verbonden risico op ontbossing en bosdegradatie te kunnen beoordelen;

28)

“geolocatie”: de geografische locatie van een perceel, beschreven aan de hand van lengte- en breedtecoördinaten, uitgedrukt in ten minste één lengte- en één breedtecoördinaat, met ten minste zes decimalen; voor percelen van meer dan vier hectare die worden gebruikt voor de productie van andere relevante grondstoffen dan runderen, wordt dit verstrekt met behulp van polygonen met voldoende breedte- en lengtecoördinaten om de omtrek van elk perceel te beschrijven;

29)

“etablissement”: ruimte, structuur of, in geval van landbouw in de open lucht, een omgeving of plaats waar vee wordt gehouden op tijdelijke of permanente basis;

30)

“micro-, kleine en middelgrote ondernemingen” of “kmo’s”: micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (19);

31)

“concrete aanwijzing”: een voldoende met redenen onderbouwde claim op basis van objectieve en verifieerbare informatie betreffende non-conformiteit met deze verordening, waarvoor de tussenkomst van de bevoegde autoriteiten nodig kan zijn;

32)

“bevoegde autoriteiten”: de overeenkomstig artikel 14, lid 1, aangewezen autoriteiten;

33)

“douaneautoriteiten”: douaneautoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

34)

“douanegebied”: gebied zoals gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

35)

“derde land”: een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie;

36)

“in het vrije verkeer brengen”: de procedure van artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

37)

“uitvoer”: de procedure van artikel 269 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

38)

“relevante producten die de markt binnenkomen”: relevante producten uit derde landen die onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” zijn geplaatst, die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht en niet bestemd zijn voor particulier gebruik of verbruik binnen het douanegebied van de Unie;

39)

“relevante producten die de markt verlaten”: relevante producten die onder de douaneregeling “uitvoer” zijn geplaatst;

40)

“relevante wetgeving van het land van productie”: de wetten die van toepassing is in het land van productie inzake de juridische status van het productiegebied in termen van:

a)

grondgebruiksrechten;

b)

milieubescherming;

c)

bosgerelateerde regels, waaronder met betrekking tot bosbeheer en behoud van biodiversiteit, indien rechtstreeks verband houdend met houtkap;

d)

rechten van derden;

e)

arbeidsrechten;

f)

mensenrechten die worden beschermd uit hoofde van het internationaal recht;

g)

het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming (FPIC), zoals onder meer vastgesteld in de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken;

h)

belastings-, corruptiebestrijdings-, handels- en douaneregelingen.

Artikel 3

Verbod

Relevante grondstoffen en relevante producten mogen niet in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd, tenzij aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

zij zijn ontbossingsvrij;

b)

zij zijn geproduceerd overeenkomstig de relevante wetgeving van het land van productie, en

c)

zij gaan vergezeld van een zorgvuldigheidsverklaring.

HOOFDSTUK 2

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS EN HANDELAREN

Artikel 4

Verplichtingen van marktdeelnemers

1.   Overeenkomstig artikel 8 betrachten marktdeelnemers zorgvuldigheid voordat zij relevante producten in de handel brengen of uitvoeren zodat wordt aangetoond dat de relevante producten in overeenstemming zijn met artikel 3.

2.   Marktdeelnemers mogen relevante producten niet in de handel brengen of uitvoeren zonder eerst een zorgvuldigheidsverklaring te hebben ingediend. Marktdeelnemers die op grond van de overeenkomstig artikel 8 uitgeoefende zorgvuldigheid tot de conclusie komen dat de relevante producten aan artikel 3 voldoen, stellen de bevoegde autoriteiten via het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem een zorgvuldigheidsverklaring ter beschikking van de bevoegde autoriteiten alvorens de relevante producten in de handel te brengen of uit te voeren. Een dergelijke elektronisch beschikbare en verzendbare zorgvuldigheidsverklaring bevat de informatie die is opgenomen in bijlage II voor de relevante producten en een verklaring van de marktdeelnemer dat de marktdeelnemer zorgvuldigheid heeft betracht en dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico is vastgesteld.

3.   Door de zorgvuldigheidsverklaring ter beschikking te stellen aan de bevoegde autoriteiten, neemt de marktdeelnemer de verantwoordelijkheid op zich dat het relevante product voldoet aan artikel 3. Marktdeelnemers houden de zorgvuldigheidsverklaringen gedurende vijf jaar na de datum van indiening van de verklaring via het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem bij.

4.   Marktdeelnemers mogen relevante producten niet in de handel brengen of uitvoeren indien een of meer van de volgende gevallen van toepassing zijn:

a)

de relevante producten zijn niet-conform;

b)

uit de zorgvuldigheidsprocedure is gebleken dat er een niet verwaarloosbaar risico bestaat dat de relevante producten niet-conform zijn;

c)

de marktdeelnemer heeft niet kunnen voldoen aan de verplichtingen in de leden 1 en 2.

5.   Marktdeelnemers die, onder meer op basis van concrete aanwijzingen, relevante nieuwe informatie hebben ontvangen of ervan op de hoogte zijn gebracht dat een door hen in de handel gebracht relevant product niet in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening dreigt te zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij het relevante product in de handel hebben gebracht, alsook de handelaren aan wie zij het relevante product hebben geleverd, daarvan onmiddellijk in kennis. In geval van uitvoer stellen de marktdeelnemers de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het land van productie is daarvan in kennis.

6.   Marktdeelnemers verlenen aan de bevoegde autoriteiten alle assistentie die nodig is om het uitvoeren van de in artikel 18 bedoelde controles te vergemakkelijken, onder meer toegang tot de bedrijfsruimten en het ter beschikking stellen van documentatie en gegevens.

7.   Marktdeelnemers delen aan marktdeelnemers en aan handelaren verderop in de toeleveringsketen van de relevante producten die zij in de handel hebben gebracht of hebben uitgevoerd, alle informatie mee die nodig is om aan te tonen dat er zorgvuldigheid is betracht en dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico is vastgesteld, met inbegrip van de referentienummers van de aan die producten verbonden zorgvuldigheidsverklaringen.

8.   In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt van marktdeelnemers die kmo’s zijn (“kmo-marktdeelnemers”) niet vereist om zorgvuldigheid te betrachten voor relevante producten die vervat zijn in of vervaardigd zijn uit relevante producten waarvoor reeds zorgvuldigheid is betracht in overeenstemming met lid 1 van dit artikel, en waarvoor reeds een zorgvuldigheidsverklaring is ingediend in overeenstemming met artikel 33. In dergelijke gevallen verstrekken kmo-marktdeelnemers de bevoegde autoriteiten op verzoek het referentienummer van de zorgvuldigheidsverklaring. Voor delen van relevante producten die niet aan zorgvuldigheidsprocedure onderworpen zijn, betrachten de kmo-marktdeelnemers zorgvuldigheid overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

9.   Marktdeelnemers die geen kmo zijn (“niet-kmo-marktdeelnemers”) kunnen alleen verwijzen naar bestaande zorgvuldigheidsverklaringen die reeds overeenkomstig artikel 33 zijn ingediend, nadat zij zich ervan hebben vergewist dat de zorgvuldigheid in verband met de relevante producten die vervat zijn in of vervaardigd zijn uit de relevante producten is betracht in overeenstemming met lid 1 van dit artikel. Zij nemen de referentienummers van dergelijke zorgvuldigheidsverklaringen die al zijn ingediend overeenkomstig artikel 33 op in de zorgvuldigheidsverklaringen die zij uit hoofde van lid 2 van dit artikel indienen. Voor delen van relevante producten die niet aan een zorgvuldigheidsprocedure onderworpen zijn, betrachten niet-kmo-marktdeelnemers zorgvuldigheid overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

10.   Elke marktdeelnemer die verwijst naar een zorgvuldigheidsverklaring die reeds overeenkomstig artikel 33 is ingediend, blijft verantwoordelijk voor de conformiteit van de relevante producten met artikel 3, ook wat betreft de vaststelling dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico was, voordat zij dergelijke relevante producten in de handel brengen of uitvoeren.

Artikel 5

Verplichtingen van handelaren

1.   Handelaren die geen kmo zijn (“niet-kmo-handelaren”), worden beschouwd als niet-kmo-marktdeelnemers en zijn onderworpen aan de verplichtingen en bepalingen van de artikelen 3, 4 en 6, de artikelen 8 tot en met 13, artikel 16, leden 8 tot en met 11, en artikel 18 met betrekking tot de relevante grondstoffen en relevante producten die zij op de markt aanbieden.

2.   Handelaren die een kmo zijn (“kmo-handelaren”), mogen relevante producten alleen op de markt aanbieden indien zij in het bezit zijn van de uit hoofde van lid 3 vereiste informatie.

3.   Kmo-handelaren verzamelen en bewaren de volgende informatie over de relevante producten die zij voornemens zijn op de markt aan te bieden:

a)

de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk, het postadres, het e-mailadres en, indien beschikbaar, een internetadres van de marktdeelnemers of de handelaren die de relevante producten aan hen hebben geleverd, alsook de referentienummers van de aan die producten verbonden zorgvuldigheidsverklaringen;

b)

de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk, het postadres, het e-mailadres en, indien beschikbaar, een internetadres van de marktdeelnemers of de handelaren aan wie zij de relevante producten hebben geleverd.

4.   Kmo-handelaren bewaren de in lid 3 bedoelde informatie gedurende minstens vijf jaar na de datum van aanbieding op de markt, en verstrekken deze informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten.

5.   Kmo-handelaren die op basis van concrete aanwijzingen relevante nieuwe informatie hebben ontvangen of ervan op de hoogte zijn gebracht dat het door hen op de markt aangeboden relevante product niet in overeenstemming met deze verordening dreigt te zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij het relevante product op de markt hebben aangeboden, alsook de handelaren aan wie zij het relevante product hebben geleverd, daarvan onmiddellijk in kennis.

6.   Handelaren, ongeacht of zij al dan niet een kmo zijn, verlenen aan de bevoegde autoriteiten alle assistentie die nodig is om het verrichten van de in de artikelen 18 en 19 bedoelde controles te vergemakkelijken, onder meer toegang tot bedrijfsruimten en het beschikbaar stellen van documentatie en gegevens.

Artikel 6

Gemachtigde vertegenwoordigers

1.   Marktdeelnemers of handelaren kunnen een gemachtigde vertegenwoordiger opdragen om namens hen de zorgvuldigheidsverklaring krachtens artikel 4, lid 2, in te dienen. In dergelijke gevallen blijft de marktdeelnemer of handelaar ervoor verantwoordelijk dat het relevante product voldoet aan artikel 3.

2.   De gemachtigde vertegenwoordiger verstrekt de bevoegde autoriteiten op verzoek een kopie van het mandaat in een officiële taal van de Unie en een kopie in een officiële taal van de lidstaat waarin de zorgvuldigheidsverklaring wordt behandeld of, wanneer dat niet mogelijk is, in het Engels.

3.   Een marktdeelnemer die een natuurlijke persoon of een micro-onderneming is, kan de volgende marktdeelnemer of handelaar verderop in de toeleveringsketen die geen natuurlijke persoon of micro-onderneming is, opdracht geven als gemachtigde vertegenwoordiger op te treden. Deze volgende marktdeelnemer of handelaar verderop in de toeleveringsketen mag relevante producten niet in de handel brengen, op de markt aanbieden of uitvoeren, zonder de zorgvuldigheidsverklaring krachtens artikel 4, lid 2, namens die marktdeelnemer in te dienen. In dergelijke gevallen blijft de marktdeelnemer die een natuurlijke persoon of een micro-onderneming is, ervoor verantwoordelijk dat het relevante product voldoet aan artikel 3 en deelt die volgende marktdeelnemer of handelaar verderop in de toeleveringsketen alle informatie mee die nodig is om te bevestigen dat er zorgvuldigheid is betracht en dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico is vastgesteld.

Artikel 7

Het in de handel brengen door in derde landen gevestigde marktdeelnemers

Wanneer een buiten de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon relevante producten in de handel brengt, wordt de eerste in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke relevante producten op de markt aanbiedt, als marktdeelnemer in de zin van deze verordening beschouwd.

Artikel 8

Zorgvuldigheid

1.   Alvorens relevante producten in de handel te brengen of uit te voeren, betrachten de marktdeelnemers zorgvuldigheid ten aanzien van alle relevante producten die door elke specifieke leverancier worden geleverd.

2.   De zorgvuldigheid omvat het volgende:

a)

de verzameling van de nodige informatie, gegevens en documenten om aan de in artikel 9 vastgestelde voorschriften te voldoen;

b)

de in artikel 10 bedoelde risicobeoordelingsmaatregelen;

c)

de in artikel 11 bedoelde risicobeperkende maatregelen.

Artikel 9

Informatievoorschriften

1.   De marktdeelnemers verzamelen informatie, documentatie en gegevens waaruit blijkt dat de relevante producten in overeenstemming zijn met artikel 3. Daartoe verzamelt en organiseert de marktdeelnemer de volgende informatie, en bewaart hij deze gedurende vijf jaar na de datum van het in de handel brengen in of de uitvoer van de relevante producten, samen met bewijsmateriaal over elk relevant product:

a)

een beschrijving, met inbegrip van de handelsnaam en het type van de relevante producten, alsmede, in het geval van relevante producten die hout bevatten of ermee zijn vervaardigd, de gebruikelijke benaming en de volledige wetenschappelijke benaming van de soort; de productbeschrijving omvat de lijst van de relevante grondstoffen of relevante producten die erin vervat zijn of voor de vervaardiging van die producten gebruikt zijn;

b)

de hoeveelheid van de relevante producten; voor relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten moet de hoeveelheid worden uitgedrukt in kilogram nettomassa en, indien van toepassing, in de bijzondere maatstaf die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (20), voor de vermelde code van het geharmoniseerd systeem, of, in alle andere gevallen, moet de hoeveelheid worden uitgedrukt in nettomassa of, indien van toepassing, volume, of aantal eenheden; een bijzondere maatstaf is van toepassing wanneer deze consequent is gedefinieerd voor alle mogelijke onderverdelingen onder de in de zorgvuldigheidsverklaring bedoelde code van het geharmoniseerd systeem.

c)

het land van productie en, in voorkomend geval, delen daarvan;

d)

de geolocatie van alle percelen waar de relevante grondstoffen die het relevante product bevat of waarmee het is vervaardigd, zijn geproduceerd, alsmede de productiedatum of -tijdspanne; indien een relevant product relevante grondstoffen bevat die op verschillende percelen zijn geproduceerd of daarmee is vervaardigd, wordt de geolocatie van alle verschillende percelen vermeld; elke ontbossing of bosdegradatie op de betrokken percelen sluit automatisch alle relevante grondstoffen en relevante producten die van die percelen afkomstig zijn, uit van het in de handel brengen, het op de markt aanbieden of de uitvoer; voor relevante producten die rund bevatten of ermee zijn vervaardigd, en voor relevante producten die met relevante producten zijn gevoederd, verwijst de geolocatie naar alle etablissementen waar de runderen zijn gehouden; voor alle andere relevante producten van bijlage I verwijst de geolocatie naar de percelen.

e)

naam, postadres en e-mailadres van de bedrijven, marktdeelnemers of handelaren die de relevante producten hebben geleverd;

f)

naam, postadres en e-mailadres van de bedrijven of personen aan wie de relevante producten zijn geleverd;

g)

toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante producten ontbossingsvrij zijn;

h)

toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante grondstoffen zijn geproduceerd in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van het land van productie, met inbegrip van regelingen tot verlening van het recht om het betrokken gebied te gebruiken voor de productie van de relevante grondstof.

2.   De marktdeelnemer stelt de krachtens dit artikel verzamelde informatie, documentatie en gegevens op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

Artikel 10

Risicobeoordeling

1.   De marktdeelnemers verifiëren en analyseren de overeenkomstig artikel 9 verzamelde informatie en alle andere relevante documentatie. Op basis van die informatie en documentatie voerende marktdeelnemers een risicobeoordeling uit om na te gaan of er een risico bestaat dat de relevante producten die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht of te worden uitgevoerd, niet conform zijn. Marktdeelnemers mogen de relevante producten niet in de handel brengen of uitvoeren, tenzij uit deze risicobeoordeling blijkt dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico bestaat dat de relevante producten niet aan de voorschriften voldoen.

2.   Bij de risicobeoordeling wordt met name rekening gehouden met de volgende criteria:

a)

het overeenkomstig artikel 29 aan het betrokken land van productie, of delen daarvan, toegekende risico;

b)

de aanwezigheid van bossen in het land van productie, of delen daarvan;

c)

de aanwezigheid van inheemse volkeren in het land van productie, of delen daarvan;

d)

overleg en samenwerking te goeder trouw met inheemse volken in het land van productie, of delen daarvan;

e)

het bestaan van naar behoren met redenen onderbouwde claims van inheemse volken op basis van objectieve en verifieerbare informatie over het gebruik of de eigendom van het gebied dat voor de productie van de relevante grondstof wordt gebruikt;

f)

de prevalentie van ontbossing of bosdegradatie in het land van productie, of delen daarvan;

g)

de bron, betrouwbaarheid en geldigheid van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie en de verwijzingen in die informatie naar andere beschikbare documentatie;

h)

bezorgdheden over het land van productie en oorsprong, of delen daarvan, zoals de mate van corruptie, de prevalentie van vervalsing van documenten en gegevens, het gebrek aan wetshandhaving, schendingen van internationale mensenrechten, gewapende conflicten of door de VN-Veiligheidsraad of de Raad van de Europese Unie opgelegde sancties;

i)

de complexiteit van de relevante toeleveringsketen en het stadium van de verwerking van de relevante producten, met name moeilijkheden om relevante producten te koppelen aan het perceel waar de relevante grondstoffen zijn geproduceerd;

j)

het risico op omzeiling van deze verordening of op vermenging met relevante producten van onbekende oorsprong of met producten die zijn geproduceerd in gebieden waar ontbossing of bosdegradatie heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;

k)

conclusies van de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening, zoals gepubliceerd in het register van deskundigengroepen van de Commissie;

l)

overeenkomstig artikel 31 ingediende concrete aanwijzingen en informatie over de mate waarin marktdeelnemers en handelaren in de desbetreffende toeleveringsketen deze verordening in het verleden niet hebben nageleefd;

m)

alle informatie die erop wijst dat de relevante producten mogelijk niet conform zijn;

n)

aanvullende informatie over de naleving van deze verordening, waaronder informatie over certificering of andere door derden gecontroleerde regelingen, met inbegrip van vrijwillige, door de Commissie erkende regelingen in het kader van artikel 30, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (21), op voorwaarde dat de informatie aan de in artikel 9 van deze verordening vastgestelde voorschriften voldoet.

3.   Houtproducten die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2173/2005 vallen en waarvoor een geldige Flegt-vergunning van een operationeel vergunningensysteem is afgegeven, worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 3, punt b), van deze verordening.

4.   De marktdeelnemers documenteren en evalueren de risicobeoordelingen minstens jaarlijks en stellen die op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten. De marktdeelnemers kunnen aantonen hoe de verzamelde informatie is getoetst aan de in lid 2 vastgestelde risicobeoordelingscriteria en hoe zij het risiconiveau hebben bepaald.

Artikel 11

Risicobeperking

1.   Behalve wanneer de overeenkomstig artikel 10 uitgevoerde risicobeoordeling aantoont dat er geen of een verwaarloosbaar risico bestaat dat de relevante producten niet conform zijn, stelt de marktdeelnemer vóór het in de handel brengen of het uitvoeren van de relevante producten passende risicobeperkende procedures en maatregelen vast om het risico tot nul of een verwaarloosbaar niveau te herleiden. Dergelijke procedures en maatregelen kunnen bestaan uit het volgende:

a)

het eisen van aanvullende informatie, gegevens of documentatie;

b)

het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken of audits;

c)

het nemen van andere maatregelen met betrekking tot de informatievoorschriften in artikel 9.

Deze procedures en maatregelen kunnen ook het bieden van steun, via capaciteitsopbouw en investeringen, aan leveranciers van die marktdeelnemer omvatten, opdat deze en vooral de kleine landbouwbedrijven daaronder, deze verordening kunnen naleven.

2.   De marktdeelnemers beschikken over adequate en evenredige beleidslijnen, controles en procedures om de vastgestelde non-conformiteitsrisico’s van relevante producten te beperken en doeltreffend te beheren. Die beleidslijnen, controles en procedures omvatten:

a)

model-risicobeheerpraktijken, rapportage, bijhouden van registers, interne controle en nalevingsbeheer, ook de aanstelling van een toezichthouder op managementniveau voor niet-kmo-marktdeelnemers;

b)

een onafhankelijke controlefunctie om de in punt a) bedoelde interne beleidslijnen, controles en procedures te controleren voor alle niet-kmo-marktdeelnemers.

3.   De beslissingen over risicobeperkende procedures en maatregelen worden gedocumenteerd, minstens jaarlijks geëvalueerd en op verzoek door de marktdeelnemers ter beschikking van de bevoegde autoriteiten gesteld. Marktdeelnemers moeten kunnen aantonen hoe beslissingen over risicobeperkende procedures en maatregelen zijn genomen.

Artikel 12

Vaststelling en onderhoud van stelsels van zorgvuldigheidseisen, rapportage en registers

1.   Om overeenkomstig artikel 8 de nodige zorgvuldigheid te betrachten, stellen marktdeelnemers een geheel van procedures en maatregelen op, en werken zij die bij, om ervoor te zorgen dat de relevante producten die zij in de handel brengen of uitvoeren in overeenstemming zijn met artikel 3 (“stelsel van zorgvuldigheidseisen”).

2.   Marktdeelnemers evalueren het stelsel van zorgvuldigheidseisen minstens eenmaal per jaar. Wanneer marktdeelnemers kennis krijgen van nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het stelsel van zorgvuldigheidseisen, werken zij het stelsel van zorgvuldigheidseisen bij om met deze ontwikkelingen rekening te houden. Marktdeelnemers houden gedurende vijf jaar een register bij van dergelijke actualiseringen van hun stelsels van zorgvuldigheidseisen.

3.   Marktdeelnemers die niet onder de categorie kmo, met inbegrip van micro-onderneming, of natuurlijk persoon vallen, brengen jaarlijks voor een zo breed mogelijk publiek, onder andere door publicatie op internet, verslag uit over hun stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de stappen die zij hebben ondernomen om hun in artikel 8 vastgestelde verplichtingen uit te voeren. Marktdeelnemers die ook onder het toepassingsgebied vallen van andere rechtshandelingen van de Unie waarin vereisten inzake zorgvuldigheid in de waardeketen zijn vastgelegd, kunnen aan hun rapportageverplichtingen uit hoofde van dit lid voldoen door bij de rapportage in het kader van die andere rechtshandelingen van de Unie de vereiste informatie op te nemen.

4.   Onverminderd gegevensbeschermingswetgeving van de Unie bevat de rapportering als bedoeld in lid 3 met betrekking tot relevante grondstoffen en relevante producten de volgende informatie betreffende relevante grondstoffen en relevante producten:

a)

een overzicht van de in artikel 9, lid 1, punten a), b) en c), bedoelde informatie;

b)

de conclusies van de krachtens artikel 10 uitgevoerde risicobeoordeling en de krachtens artikel 11 genomen maatregelen en een beschrijving van de gegevens en het bewijsmateriaal die zijn verkregen en gebruikt om het risico te beoordelen;

c)

indien van toepassing, een beschrijving van het proces voor de raadpleging van inheemse volken, lokale gemeenschappen en andere houders van gewoonterechten, of van de maatschappelijke organisaties die in het gebied waar relevante grondstoffen en relevante producten worden geproduceerd aanwezig zijn.

5.   De marktdeelnemers bewaren alle documentatie met betrekking tot zorgvuldigheid, zoals alle gegevens, maatregelen en procedures krachtens artikel 8, gedurende minstens vijf jaar. Zij stellen die documentatie op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

Artikel 13

Vereenvoudigde zorgvuldigheidsprocedure

1.   Marktdeelnemers die relevante producten in de handel brengen of uitvoeren, hoeven niet aan de verplichtingen in artikel 10 en artikel 11 te voldoen indien zij, nadat zij de complexiteit van de desbetreffende toeleveringsketen en het risico op omzeiling van deze verordening of het risico op vermenging met producten van onbekende oorsprong of die hun oorsprong hebben in een land, of delen daarvan, met een hoog of standaardrisico hebben beoordeeld, zich ervan hebben vergewist dat alle relevante grondstoffen en relevante producten zijn geproduceerd in landen, of delen daarvan, die overeenkomstig artikel 29 als land, of een deel daarvan, met een laag risico zijn aangemerkt. In dergelijke gevallen moet de marktdeelnemer de bevoegde autoriteit op verzoek relevante informatie kunnen verstrekken waaruit blijkt dat er een verwaarloosbaar risico bestaat op omzeiling van deze verordening of vermenging met producten van onbekende oorsprong of die hun oorsprong hebben in een land, of een deel daarvan, met een hoog of standaardrisico.

2.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, moet de marktdeelnemer, indien hij relevante informatie verkrijgt of op de hoogte wordt gebracht, ook naar aanleiding van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel uitgevoerde beoordeling en met inbegrip van uit hoofde van artikel 31 ingediende concrete aanwijzingen, dat het risico bestaat dat de relevante producten niet aan deze verordening voldoen of dat deze verordening is omzeild, voldoen aan alle verplichtingen uit hoofde van de artikelen 10 en 11 en deelt hij alle relevante informatie onmiddellijk mee aan de bevoegde autoriteit.

3.   Wanneer een bevoegde autoriteit in kennis wordt gesteld van informatie die erop zou kunnen wijzen dat deze verordening wordt omzeild, met inbegrip van gevallen waarin relevante grondstoffen of relevante producten die zijn geproduceerd in een standaardrisico- of hoogrisicoland, of een deel daarvan, vervolgens worden verwerkt in een laagrisicoland, of een deel daarvan, van waaruit zij in de handel worden gebracht of de markt verlaten, neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk maatregelen overeenkomstig artikel 17, lid 1, en neemt zij zo nodig tussentijdse maatregelen overeenkomstig artikel 23.

HOOFDSTUK 3

VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN EN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN ERVAN

Artikel 14

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen één of meer bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het nakomen van de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien.

2.   Uiterlijk op 30 december 2023 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de namen, adressen en contactgegevens van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van die informatie.

3.   De Commissie maakt de lijst van de bevoegde autoriteiten onverwijld openbaar op haar website. De Commissie werkt de lijst regelmatig bij op basis van bijwerkingen die de lidstaten hebben verstrekt.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten over voldoende bevoegdheden en functionele onafhankelijkheid en over de middelen beschikken om de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen na te komen.

Artikel 15

Technische bijstand, advies en informatie-uitwisseling

1.   Onverminderd de verplichting van de marktdeelnemers om overeenkomstig artikel 8 zorgvuldigheid te betrachten, kunnen de lidstaten technische en andere bijstand verstrekken en adviezen geven aan de marktdeelnemers. In samenwerking met de lidstaten kan de Commissie marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten waar nodig ook advies geven. Bij technische en andere bijstand en advies wordt rekening gehouden met de situatie van kmo’s, met inbegrip van micro-ondernemingen, en natuurlijke personen, om het voor hen gemakkelijker te maken te voldoen aan deze verordening, onder meer wat betreft de omzetting van gegevens uit relevante systemen om de geolocatie te identificeren in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem. Bij technische en andere bijstand en advies wordt ook rekening gehouden met de relevante huidige en toekomstige rechtshandelingen van de Unie met zorgvuldigheidsverplichtingen.

2.   De lidstaten faciliteren de uitwisseling en verspreiding van relevante informatie, met name om de marktdeelnemers bij te staan bij de risicobeoordeling als bedoeld in artikel 10, alsook van informatie over de beste praktijken betreffende de uitvoering van deze verordening.

3.   De bevoegde autoriteiten en de Commissie houden voortdurend toezicht op en wisselen informatie uit over elke belangrijke verandering in het handelspatroon van relevante producten die tot omzeiling van deze verordening kan leiden.

4.   De bijstand wordt op zodanige wijze verleend dat de onafhankelijkheid, wettelijke verplichtingen of verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten op het gebied van de handhaving van deze verordening niet worden aangetast.

5.   De Commissie kan een geharmoniseerde uitvoering van deze verordening faciliteren door relevante richtsnoeren uit te vaardigen en door een toereikende uitwisseling van informatie, coördinatie en samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, tussen bevoegde autoriteiten en douaneautoriteiten en tussen bevoegde autoriteiten en de Commissie te bevorderen.

Artikel 16

Verplichting tot het uitvoeren van controles

1.   De bevoegde autoriteiten voeren controles uit binnen hun grondgebied om vast te stellen of in de Unie gevestigde marktdeelnemers en handelaren aan deze verordening voldoen. De bevoegde autoriteiten voeren controles uit binnen hun grondgebied om vast te stellen of de relevante producten die de marktdeelnemer of handelaar in de handel heeft gebracht of voornemens is te brengen, op de markt heeft aangeboden of voornemens is aan te bieden of heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren, in overeenstemming zijn met deze verordening.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde controles worden overeenkomstig de artikelen 18 en 19 uitgevoerd.

3.   De bevoegde autoriteiten gebruiken een op risico gebaseerde aanpak om te bepalen welke controles moeten worden verricht. Risicocriteria worden vastgesteld op basis van een analyse van het risico op niet-naleving van deze verordening, waarbij met name rekening wordt gehouden met de relevante grondstoffen, de complexiteit en de lengte van de toeleveringsketens, onder meer of er sprake is van vermenging van relevante producten, en de verwerkingsfase van het relevante product, of de betrokken percelen grenzen aan bossen, het aan landen, of delen daarvan, toegekende risico overeenkomstig artikel 29, met bijzondere aandacht voor de situatie van landen, of delen daarvan, die als hoog risico zijn aangemerkt, de mate waarin marktdeelnemers of handelaren in het verleden deze verordening niet hebben nageleefd, risico’s op omzeiling, en alle andere relevante informatie. De risicoanalyse bouwt voort op de in de artikelen 9 en 10 bedoelde informatie en kan voortbouwen op de informatie in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem, en kan steunen op andere relevante bronnen, zoals monitoringgegevens, risicoprofielen van internationale organisaties, overeenkomstig artikel 31 ingediende concrete aanwijzingen, of de conclusies van vergaderingen van de deskundigengroep van de Commissie.

4.   De Commissie stelt waar passend indicatieve risicocriteria op het niveau van de Unie vast, evalueert deze regelmatig en werkt deze bij, overeenkomstig lid 3, en deelt deze mee aan de bevoegde autoriteiten.

5.   Voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles stellen de bevoegde autoriteiten jaarlijkse plannen op, die minstens het volgende bevatten:

a)

nationale risicocriteria, vastgesteld overeenkomstig lid 3, om te bepalen welke controles nodig zijn; zij bouwen voort op indicatieve risicocriteria op Unieniveau die de Commissie overeenkomstig lid 4 heeft vastgesteld, en zij bevatten systematisch risicocriteria met betrekking tot landen, of delen daarvan, die als hoog risico zijn aangemerkt;

b)

de selectie van de te controleren marktdeelnemers en handelaren; deze selectie wordt gebaseerd op de in punt a) bedoelde nationale risicocriteria, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van informatie in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem en elektronische gegevensverwerkingstechnieken; voor elke te controleren marktdeelnemer of handelaar kunnen de bevoegde autoriteiten specifiek te controleren zorgvuldigheidsverklaringen identificeren.

6.   De jaarlijkse evaluatie van de plannen door de bevoegde autoriteiten bouwt systematisch voort op de resultaten van de controles en de ervaring met de uitvoering van de in lid 5 bedoelde plannen, teneinde de doeltreffendheid ervan te verbeteren.

7.   De bevoegde autoriteiten stellen de andere bevoegde autoriteiten en de Commissie in kennis van hun controleplannen en de bijwerkingen daarvan. De bevoegde autoriteiten wisselen informatie uit over de in lid 5 bedoelde risicocriteria met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en met de Commissie, en coördineren de ontwikkeling en toepassing ervan, teneinde de doeltreffendheid van de handhaving van deze verordening te verbeteren.

8.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de jaarlijkse controles die krachtens lid 1 van dit artikel door zijn bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd, betrekking hebben op ten minste 3 % van de marktdeelnemers die relevante producten die relevante grondstoffen bevatten of ermee zijn vervaardigd, of die zijn geproduceerd in een land van productie, of delen daarvan, dat overeenkomstig artikel 29 als land met een standaardrisico is aangemerkt, in de handel brengen, op de markt aanbieden of uitvoeren.

9.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de jaarlijkse controles die krachtens lid 1 van dit artikel door zijn bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd, betrekking hebben op ten minste 9 % van de marktdeelnemers die relevante producten die relevante grondstoffen bevatten of daarmee zijn vervaardigd in de handel brengen, op de markt aanbieden of uitvoeren alsmede op 9 % van de hoeveelheid van elk relevant product dat grondstoffen bevat of daarmee is vervaardigd die zijn geproduceerd in een land, of delen daarvan, dat overeenkomstig artikel 29 als een land met een hoog risico is aangemerkt.

10.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de jaarlijkse controles die krachtens lid 1 van dit artikel door zijn bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd, op nationaal niveau betrekking hebben op ten minste 1 % van de marktdeelnemers die relevante grondstoffen die in een overeenkomstig artikel 29 als laag risico aangemerkt land, of delen daarvan, zijn geproduceerd, in de handel brengen, op de markt aanbieden of uitvoeren.

11.   De gekwantificeerde doelstellingen van de controles die door de bevoegde autoriteiten moeten worden uitgevoerd, wordt voor elk van de relevante grondstoffen afzonderlijk gehaald. De gekwantificeerde doelstellingen worden berekend op basis van het totale aantal marktdeelnemers die in het voorgaande jaar relevante producten in de handel hebben gebracht, op de markt hebben aangeboden of hebben uitgevoerd, en in voorkomend geval de hoeveelheid. Marktdeelnemers worden geacht te zijn gecontroleerd wanneer de bevoegde autoriteit de in artikel 18, lid 1, punten a) en b), bedoelde elementen heeft gecontroleerd.

12.   Onverminderd de krachtens lid 5 van dit artikel op voorhand geplande controles voeren de bevoegde autoriteiten de in lid 1 van dit artikel bedoelde controles uit wanneer zij relevante informatie ontvangen of daarvan op de hoogte worden gebracht, onder meer op basis van overeenkomstig artikel 31 door derden ingediende concrete aanwijzingen met betrekking tot mogelijke gevallen van non-conformiteit met deze verordening.

13.   De controles worden voor de marktdeelnemer of handelaar onaangekondigd uitgevoerd, behalve in gevallen waarin een voorafgaande kennisgeving van de marktdeelnemer of handelaar noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de controles te waarborgen.

14.   De bevoegde autoriteiten houden een register van de controles bij, waarbij met name de aard en de resultaten van de controles en de maatregelen die in geval van non-conformiteit zijn genomen, worden vermeld. De registers van alle controles worden minstens tien jaar bewaard.

15.   Registers van de in het kader van deze verordening uitgevoerde controles en verslagen over de resultaten daarvan vormen milieu-informatie voor de toepassing van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (22) en worden op verzoek ter beschikking gesteld.

Artikel 17

Relevante producten waarvoor onmiddellijke actie is vereist

1.   De bevoegde autoriteiten bepalen in welke situaties relevante producten een dermate hoog risico op non-conformiteit met artikel 3 inhouden dat zij onmiddellijke actie vereisen van de bevoegde autoriteiten voordat die relevante producten in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd. De bevoegde autoriteiten registreren dergelijke situaties in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem.

2.   Indien bevoegde autoriteiten de in lid 1 van dit artikel bedoelde situaties hebben bepaald, ook indien een marktdeelnemer een zorgvuldigheidsverklaring met betrekking tot de betrokken relevante producten heeft ingediend, identificeert het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem het hoge risico op non-conformiteit met artikel 3 en stelt de bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte, die:

a)

onmiddellijke voorlopige maatregelen op grond van artikel 23 nemen om het in de Unie in de handel brengen of het op de markt van de Unie aanbieden van die relevante producten op te schorten, of

b)

zodra de in artikel 28, lid 1, bedoelde elektronische interface is geïnstalleerd, in het geval van relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, de douaneautoriteiten verzoeken het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van die relevante producten op grond van artikel 26, lid 7, op te schorten.

3.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde opschortingen eindigen binnen drie werkdagen, of binnen 72 uur bij aan bederf onderhevige producten, vanaf het moment waarop het hoge risico op non-conformiteit in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem is vastgesteld. Indien de bevoegde autoriteiten op basis van de resultaten van de binnen die termijn uitgevoerde controles besluiten dat zij extra tijd nodig hebben om vast te stellen of de relevante producten aan artikel 3 voldoen, verlengen zij de termijn van de opschorting telkens met drie werkdagen door middel van aanvullende voorlopige maatregelen op grond van artikel 23, of, in het geval van relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, door de douaneautoriteiten ervan in kennis te stellen dat de overeenkomstig artikel 26, lid 7, opgelegde opschorting moet worden gehandhaafd.

Artikel 18

Controle van marktdeelnemers en niet-kmo-handelaren

1.   De controles van marktdeelnemers en niet-kmo-handelaren omvatten:

a)

onderzoek van hun stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de risicobeoordeling en de procedures tot vermindering van de risico’s, en onderzoek van documentatie en gegevens die het behoorlijk functioneren van het stelsel van zorgvuldigheidseisen aantonen;

b)

onderzoek van documentatie en gegevens die aantonen dat een specifiek relevant product dat de marktdeelnemer in de handel heeft gebracht of voornemens is in de handel te brengen of uit te voeren, of dat de niet-kmo-handelaar op de markt heeft aangeboden of voornemens is aan te bieden, in overeenstemming is met deze verordening, onder meer door middel van risicobeperkende maatregelen, indien van toepassing, alsook onderzoek van de desbetreffende zorgvuldigheidsverklaringen.

2.   De controles van marktdeelnemers en niet-kmo-handelaren, kunnen, indien nodig, met name indien de in lid 1 bedoelde onderzoeken vragen doen rijzen, ook het volgende omvatten:

a)

onderzoek ter plaatse van relevante grondstoffen of producten om na te gaan of deze in overeenstemming zijn met de documentatie die voor het betrachten van zorgvuldigheid is gebruikt;

b)

onderzoek van de krachtens artikel 24 genomen corrigerende maatregelen;

c)

alle technische en wetenschappelijke middelen die geschikt zijn om de soort of de exacte plaats waar de relevante grondstof of het relevante product is geproduceerd, te bepalen, met inbegrip van anatomische, chemische en DNA-analyse;

d)

alle technische en wetenschappelijke middelen die geschikt zijn om te bepalen of de relevante producten ontbossingsvrij zijn, met inbegrip van aardobservatiegegevens zoals gegevens van het Copernicus-programma en Copernicus-instrumenten of van andere openbaar of privaat beschikbare relevante bronnen, en

e)

controles ter plaatse, met inbegrip van audits ter plaatse, in voorkomend geval ook in derde landen, mits deze daarmee instemmen, door middel van samenwerking met de overheden van die derde landen.

Artikel 19

Controles van kmo-handelaren

1.   De controles van kmo-handelaren omvatten het onderzoek van documentatie en gegevens waaruit de naleving van artikel 5, leden 2, 3 en 4, blijkt.

2.   De controles van kmo-handelaren kunnen, indien nodig, met name indien de in lid 1 bedoelde onderzoeken vragen hebben doen rijzen, ook controles ter plaatse, met inbegrip van audits ter plaatse, omvatten.

Artikel 20

Verhaal van kosten door bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten kunnen hun bevoegde autoriteiten toestaan om de totale kosten van hun activiteiten in verband met gevallen van non-conformiteit op de marktdeelnemers of handelaren te verhalen.

2.   De in lid 1 bedoelde kosten kunnen de kosten omvatten voor het uitvoeren van tests, voor opslag en van activiteiten in verband met de relevante producten die non-conform worden bevonden en waarvoor voorafgaand aan het in het vrije verkeer brengen van die relevante producten, het in de handel brengen of het uitvoeren corrigerende maatregelen zijn genomen.

Artikel 21

Samenwerking en uitwisseling van informatie

1.   De bevoegde autoriteiten werken met elkaar, de douaneautoriteiten van hun lidstaat, de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten van andere lidstaten, de Commissie en, indien nodig, met de bestuurlijke overheden van derde landen samen om de naleving van deze verordening te waarborgen, onder meer wat betreft de invoering van audits ter plaatse.

2.   De bevoegde autoriteiten stellen administratieve regelingen met de Commissie vast met betrekking tot de overdracht van informatie over onderzoeken en de uitvoering ervan.

3.   De bevoegde autoriteiten wisselen de voor de handhaving van deze verordening benodigde informatie uit, onder meer via het in artikel 33 bedoelde opgezette informatiesysteem. Dat omvat het verlenen van toegang aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten tot informatie over marktdeelnemers en handelaren, met inbegrip van zorgvuldigheidsverklaringen, over de aard van de uitgevoerde controles en de resultaten ervan, alsook de uitwisseling van dergelijke informatie met hen, om de handhaving van deze verordening te vergemakkelijken.

4.   De bevoegde autoriteiten waarschuwen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk wanneer zij eventuele non-conformiteit met deze verordening en ernstige tekortkomingen die gevolgen kunnen hebben voor meer dan één lidstaat, vaststellen. De bevoegde autoriteiten brengen met name de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten op de hoogte wanneer zij vaststellen dat een relevant product op de markt volgens hen niet aan de eisen voldoet, zodat dat product in alle lidstaten uit de handel kan worden genomen of kan worden teruggeroepen.

5.   Op verzoek van een bevoegde autoriteit verstrekken de lidstaten haar de informatie die nodig is om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 22

Rapportage

1.   Uiterlijk op 30 april van elk jaar stellen de lidstaten informatie beschikbaar aan het publiek en de Commissie over de toepassing van deze verordening in het voorgaande kalenderjaar. Die informatie omvat:

a)

de controleplannen en de risicocriteria waarop deze plannen zijn gebaseerd;

b)

het aantal en de resultaten van de controles van marktdeelnemers, niet-kmo-handelaren en andere handelaren, in verhouding tot het totale aantal marktdeelnemers, niet-kmo-handelaren en andere handelaren, met inbegrip van de soorten vastgestelde non-conformiteit;

c)

de hoeveelheid van relevante producten die zijn gecontroleerd in verhouding tot de totale hoeveelheid relevante producten die in de handel zijn gebracht of zijn uitgevoerd en de landen van productie; voor relevante producten die de markt binnenkomen of deze verlaten moet de hoeveelheid worden uitgedrukt in kilogram nettomassa en, indien van toepassing, in de bijzondere maatstaf die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, voor de vermelde code van het geharmoniseerd systeem, of, in alle andere gevallen, moet de hoeveelheid worden uitgedrukt in nettomassa of, indien van toepassing, het nettovolume of het aantal eenheden; een bijzondere maatstaf is van toepassing wanneer deze consequent is gedefinieerd voor alle mogelijke onderverdelingen onder de in de zorgvuldigheidsverklaring bedoelde code van het geharmoniseerd systeem;

d)

in gevallen van non-conformiteit de corrigerende maatregel die is genomen krachtens artikel 24 en de sancties die zijn opgelegd overeenkomstig artikel 25;

e)

het percentage krachtens artikel 16, lid 13, aangekondigde controles waarvan het gebruik door de bevoegde autoriteiten in hun controleverslagen moet worden gemotiveerd.

2.   Uiterlijk op 30 oktober van elk jaar maken de diensten van de Commissie een overzicht voor de hele Unie van de toepassing van deze verordening toegankelijk voor het publiek op basis van de overeenkomstig lid 1 door de lidstaten ingediende informatie.

Artikel 23

Voorlopige maatregelen

De lidstaten bieden hun bevoegde autoriteiten de mogelijkheid om onmiddellijk voorlopige maatregelen te nemen, waaronder de inbeslagname van de relevante grondstoffen of relevante producten, of de opschorting van het in de handel brengen, het op de markt aanbieden of het uitvoeren van de relevante grondstoffen of relevante producten, indien er een eventuele non-conformiteit met deze verordening is vastgesteld op basis van een van de volgende elementen:

a)

het onderzoek van bewijsmateriaal of andere relevante informatie, waaronder op grond van artikel 21 uitgewisselde informatie of overeenkomstig artikel 31 ingediende concrete aanwijzingen;

b)

de in de artikelen 18 en 19 bedoelde controles;

c)

de identificatie van risico’s door het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem.

Indien nodig stellen de lidstaten de Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten onmiddellijk van die maatregelen in kennis.

Artikel 24

Corrigerende maatregelen in geval van non-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 25, eisen de bevoegde autoriteiten, wanneer zij vaststellen dat een marktdeelnemer of handelaar deze verordening niet is nagekomen of dat een betreffend product dat in de handel wordt gebracht, op de markt wordt aangeboden of wordt uitgevoerd, niet-conform is, onverwijld van de marktdeelnemer of handelaar dat hij passende en evenredige corrigerende maatregelen neemt om binnen een gespecificeerde redelijke termijn een einde te maken aan de non-conformiteit.

2.   Voor de toepassing van lid 1 omvatten de door de marktdeelnemer of handelaar te nemen corrigerende maatregelen minstens een van de volgende maatregelen, naargelang het geval:

a)

het corrigeren van formele non-conformiteit, met name met de voorschriften van hoofdstuk 2;

b)

het voorkomen dat het relevante product in de handel wordt gebracht, op de markt wordt aangeboden of wordt uitgevoerd;

c)

het onmiddellijk uit de handel nemen of terugroepen van het relevante product;

d)

het doneren van het relevante product aan een liefdadigheidsdoel of voor doeleinden van algemeen belang of, indien dat niet mogelijk is, het verwijderen ervan overeenkomstig het Unierecht inzake afvalbeheer.

3.   Ongeacht de op grond van lid 2 genomen corrigerende maatregelen pakt de marktdeelnemer of handelaar alle tekortkomingen in het stelsel van zorgvuldigheidseisen aan om het risico op verdere non-conformiteit met deze verordening te voorkomen.

4.   Indien de marktdeelnemer of handelaar binnen de door de bevoegde autoriteit uit hoofde van lid 1 gespecificeerde termijn geen corrigerende maatregelen neemt als bedoeld in lid 2 of indien de non-conformiteit als bedoeld in lid 1 na die periode blijft bestaan, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de in lid 2 bedoelde vereiste corrigerende maatregel wordt toegepast met alle middelen die hun krachtens het recht van de betrokken lidstaat ter beschikking staan.

Artikel 25

Sancties

1.   Onverminderd de uit Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (23) voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten, stellen de lidstaten regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op deze verordening door marktdeelnemers en handelaren en nemen zij alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze regels en deze maatregelen en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen van die bepalingen.

2.   De in lid 1 bedoelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Die sancties omvatten:

a)

boeten die evenredig zijn aan de milieuschade en aan de waarde van de betrokken relevante grondstoffen of relevante producten, waarbij het niveau van deze boeten zo wordt berekend dat wordt gewaarborgd dat aan de verantwoordelijke personen de economische voordelen die zij aan hun inbreuken te danken hebben, effectief worden ontnomen, en waarbij bij herhaling van een ernstige inbreuk de boeten geleidelijk worden verhoogd; in het geval van een rechtspersoon bedraagt het maximumbedrag van een dergelijke boete minstens 4 % van de totale jaaromzet in de hele Unie van de marktdeelnemer of handelaar in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een boete, berekend overeenkomstig de berekening van de totale omzet voor ondernemingen als vastgesteld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (24); indien nodig moet dat maximumbedrag worden verhoogd om ervoor te zorgen dat de boete hoger is dan het potentiële economische voordeel;

b)

inbeslagname van de betrokken relevante producten bij de marktdeelnemer en/of handelaar;

c)

inbeslagname van inkomsten die de marktdeelnemer en/of handelaar heeft verworven uit een transactie met de betrokken relevante producten;

d)

tijdelijke uitsluiting gedurende maximaal twaalf maanden van aanbestedingsprocedures en van toegang tot publieke financiering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies;

e)

een tijdelijk verbod om relevante goederen en producten in de handel te brengen, op de markt aan te bieden of uit te voeren, in geval van een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken;

f)

een verbod op het uitoefenen van het vereenvoudigde stelsel van zorgvuldigheidseisen van artikel 13 in geval van een ernstige inbreuk of van herhaalde inbreuken.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van definitieve oordelen tegen rechtspersonen inzake inbreuken op deze verordening en van de sancties die hen worden opgelegd binnen 30 dagen na de datum waarop het oordeel definitief wordt, en houden daarbij rekening met de toepasselijke gegevensbeschermingsregels. De Commissie publiceert op haar website een lijst met deze oordelen, die de volgende elementen bevat:

a)

de naam van de rechtspersoon;

b)

de datum van het definitieve oordeel;

c)

een samenvatting van de activiteiten waarvoor is vastgesteld dat de rechtspersoon deze verordening heeft overtreden, en

d)

de aard en, als het om een financiële sanctie gaat, het bedrag van de opgelegde sanctie.

HOOFDSTUK 4

PROCEDURES VOOR RELEVANTE PRODUCTEN DIE DE MARKT BINNENKOMEN OF VERLATEN

Artikel 26

Controles

1.   Relevante producten die onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” of “uitvoer” zijn geplaatst, zijn aan de in dit hoofdstuk vastgestelde controles en maatregelen onderworpen. De toepassing van dit hoofdstuk laat andere bepalingen van deze verordening en andere rechtshandelingen van de Unie betreffende het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen, met name Verordening (EU) nr. 952/2013 en de artikelen 46, 47, 134 en 267 daarvan, onverlet. Hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 is echter niet van toepassing op controles van relevante producten die de markt binnenkomen, voor zover het de toepassing en handhaving van deze verordening betreft.

2.   De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de algemene handhaving van deze verordening met betrekking tot een relevant product dat de markt binnenkomt of verlaat. De bevoegde autoriteiten zijn overeenkomstig artikel 16 met name verantwoordelijk voor het bepalen van de uit te voeren controles op basis van een op risico gebaseerde benadering en voor het vaststellen, via de in artikel 16 bedoelde controles, of een dergelijk relevant product aan artikel 3 voldoet. De bevoegde autoriteiten voeren die verantwoordelijkheden uit overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van hoofdstuk 3.

3.   Onverminderd lid 2 van dit artikel voeren de douaneautoriteiten controles uit op de douaneaangiften die zijn ingediend met betrekking tot relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten overeenkomstig de artikelen 46 en 48 van Verordening (EU) nr. 952/2013. Zulke controles zijn hoofdzakelijk gebaseerd op een risicoanalyse, zoals bepaald in artikel 46, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

4.   Het referentienummer van de zorgvuldigheidsverklaring wordt ter beschikking gesteld van de douaneautoriteiten voordat een relevant product dat de markt binnenkomt of verlaat, in het vrije verkeer wordt gebracht of wordt uitgevoerd. De persoon die de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een relevant product indient, stelt daartoe, behalve wanneer de zorgvuldigheidsverklaring via de in artikel 28, lid 2, bedoelde elektronische interface beschikbaar is gesteld, het referentienummer dat door het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem is toegekend aan de zorgvuldigheidsverklaring met betrekking tot dat relevant product, ter beschikking van de douaneautoriteiten.

5.   Om rekening te houden met de naleving van deze verordening bij het toestaan van het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een relevant product:

a)

zijn, totdat de in artikel 28, lid 1, bedoelde elektronische interface is geïnstalleerd, de leden 6 tot en met 9 van dit artikel niet van toepassing en wisselen de douaneautoriteiten informatie uit en werken zij samen met de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 27, en houden zij, indien nodig, rekening met die informatie-uitwisseling en samenwerking wanneer zij toestaan dat relevante producten in het vrije verkeer worden gebracht of worden uitgevoerd;

b)

zijn, zodra de in artikel 28, lid 1, bedoelde elektronische interface is geïnstalleerd, de leden 6 tot en met 9 van dit artikel van toepassing en vinden kennisgevingen en verzoeken uit hoofde van de leden 6 tot en met 9 van dit artikel plaats door middel van die elektronische interface.

6.   Bij de uitvoering van controles van douaneaangiftes voor het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een relevant product dat de markt binnenkomt of verlaat, onderzoeken de douaneautoriteiten aan de hand van de in artikel 28, lid 1, bedoelde elektronische interface de status die de bevoegde autoriteiten in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem hebben toegewezen aan de overeenkomstige zorgvuldigheidsverklaring.

7.   Indien de in lid 6 van dit artikel bedoelde status aangeeft dat het relevante product dat de markt binnenkomt of verlaat, krachtens artikel 17, lid 2, is aangemerkt als een relevant product dat moet worden gecontroleerd voordat dat product in de handel wordt gebracht, op de markt wordt aangeboden of wordt uitgevoerd, schorten de douaneautoriteiten het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van dat relevante product op.

8.   Wanneer aan alle andere voorschriften en formaliteiten uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht met betrekking tot het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer is voldaan, staan de douaneautoriteiten toe dat een relevant product dat de markt binnenkomt of verlaat, in het vrije verkeer wordt gebracht of wordt uitgevoerd in een van de volgende omstandigheden:

a)

de in lid 6 van dit artikel bedoelde status geeft niet aan dat het relevante product krachtens artikel 17, lid 2, is aangemerkt als een relevant product dat moet worden gecontroleerd voordat dat product in de handel wordt gebracht, op de markt wordt aangeboden of wordt uitgevoerd;

b)

indien het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer overeenkomstig lid 7 van dit artikel is opgeschort, en de bevoegde autoriteiten niet hebben verzocht de opschorting te handhaven overeenkomstig artikel 17, lid 3;

c)

indien het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer overeenkomstig lid 7 is opgeschort en de bevoegde autoriteiten de douaneautoriteiten ervan in kennis hebben gesteld dat de opschorting van het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van de relevante producten kan worden opgeheven.

9.   Indien de bevoegde autoriteiten besluiten dat een relevant product dat de markt binnenkomt of verlaat, niet-conform is, stellen zij de douaneautoriteiten daarvan in kennis en staan de douaneautoriteiten het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van dat relevante product niet toe.

10.   Het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer wordt niet beschouwd als bewijs van overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening.

Artikel 27

Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen autoriteiten

1.   Om de in artikel 16, lid 5, bedoelde op risico gebaseerde benadering te kunnen volgen voor relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten en om ervoor te zorgen dat de controles doeltreffend zijn en overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd, werken de Commissie, de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten nauw samen en wisselen zij informatie uit.

2.   De douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten werken samen overeenkomstig artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 en wisselen, onder meer langs elektronische weg, de informatie uit die nodig is voor de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening.

3.   De douaneautoriteiten kunnen vertrouwelijke informatie die zij bij de uitoefening van hun taken hebben verkregen of informatie die hun als vertrouwelijk is verstrekt, overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 meedelen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de marktdeelnemer, handelaar of gemachtigde vertegenwoordiger is gevestigd.

4.   Indien de bevoegde autoriteiten overeenkomstig dit artikel informatie hebben ontvangen, kunnen die bevoegde autoriteiten die informatie overeenkomstig artikel 21, lid 3, meedelen aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten.

5.   Er wordt informatie met betrekking tot risico’s uitgewisseld tussen:

a)

de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 46, lid 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

b)

de douaneautoriteiten en de Commissie, overeenkomstig artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

c)

de douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, overeenkomstig artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

Artikel 28

Elektronische interface

1.   De Commissie ontwikkelt een elektronische interface op basis van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane, ingesteld bij Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad (25), om de verzending mogelijk te maken van gegevens, met name van de in artikel 26, leden 6 tot en met 9, van deze verordening bedoelde kennisgevingen en verzoeken, tussen de nationale douanesystemen en het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem. Deze elektronische interface wordt uiterlijk op 30 juni 2028 in gebruik genomen.

2.   De Commissie ontwikkelt een elektronische interface overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2022/2399 zodat:

a)

marktdeelnemers en handelaren de verplichting tot het indienen van de zorgvuldigheidsverklaring van een relevante grondstof of relevant product op grond van artikel 4 van deze verordening kunnen naleven, door haar beschikbaar te stellen via de in artikel 8 van Verordening (EU) 2022/2399 bedoelde nationale éénloketomgeving voor de douane, en feedback daarover van de bevoegde autoriteiten kunnen ontvangen, en

b)

de zorgvuldigheidsverklaring naar het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem kan worden doorgestuurd.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de uitvoeringsregelingen voor de leden 1 en 2 van dit artikel, en met name tot vaststelling van de gegevens, met inbegrip van het format ervan, die overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel moeten worden doorgestuurd. In de uitvoeringshandelingen wordt ook verduidelijkt hoe wijzigingen in de status die door de bevoegde autoriteiten wordt toegekend aan zorgvuldigheidsverklaringen in het in artikel 33 bedoelde informatiesysteem, onmiddellijk en automatisch aan de betrokken douaneautoriteiten worden gemeld via de in lid 1 van dit artikel bedoelde elektronische interface. In de uitvoeringshandelingen kan ook worden bepaald dat bepaalde specifieke gegevens die in de zorgvuldigheidsverklaring zijn opgenomen en die nodig zijn voor de activiteiten van de douaneautoriteiten, zoals toezicht en fraudebestrijding, worden doorgestuurd via Unie- en nationale douanesystemen en daarin worden geregistreerd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK 5

LANDENBENCHMARKINGSYSTEEM EN SAMENWERKING MET DERDE LANDEN

Artikel 29

Beoordeling van landen

1.   Bij deze verordening wordt een drieledig systeem vastgesteld voor de beoordeling van landen, of delen daarvan. Daartoe worden lidstaten en derde landen, of delen daarvan, in een van de volgende risicocategorieën ingedeeld:

a)

“landen met een hoog risico”: landen, of delen daarvan, waarvoor de in lid 3 bedoelde beoordeling leidt tot de identificatie van een hoog risico op het produceren van relevante grondstoffen aldaar waarvoor de relevante producten niet voldoen aan artikel 3, punt a);

b)

“landen met een laag risico”: landen, of delen daarvan, waarvoor in de in lid 3 bedoelde beoordeling wordt geconcludeerd dat er voldoende zekerheid is dat de productie van relevante grondstoffen waarvoor de relevante producten niet voldoen aan artikel 3, punt a), daar uitzonderlijk is;

c)

landen met “standaardrisico”: landen, of delen daarvan, die noch tot de hoog-risicocategorie noch tot de laag-risicocategorie behoren.

2.   Op 29 juni 2023 zal aan alle landen een standaardrisiconiveau worden toegekend. De Commissie merkt landen, of delen daarvan, aan als laag of hoog risico overeenkomstig lid 1. De lijst van landen, of delen daarvan, met een laag of hoog risico wordt bekendgemaakt via uitvoeringshandelingen die uiterlijk op 30 december 2024 overeenkomstig de in artikel 36, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld. Deze lijst wordt zo vaak als in het licht van nieuw bewijsmateriaal nodig is herzien en zo nodig bijgewerkt.

3.   De aanmerking van toewijzing aan landen, of delen daarvan, als laag risico of hoog risico krachtens lid 1 wordt gebaseerd op een objectieve en transparante beoordeling door de Commissie, waarbij rekening wordt gehouden met het meest recente wetenschappelijke bewijs en internationaal erkende bronnen. De aanmerking is hoofdzakelijk gebaseerd op de volgende beoordelingscriteria:

a)

tempo van ontbossing en bosdegradatie;

b)

tempo van uitbreiding van landbouwgrond voor relevante grondstoffen;

c)

productietrends van relevante grondstoffen en relevante producten.

4.   Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling kan ook rekening worden gehouden met:

a)

informatie die wordt ingediend door het betrokken land, de betrokken regionale autoriteiten, marktdeelnemers, ngo’s en derden, waaronder inheemse volken, lokale gemeenschappen en maatschappelijke organisaties, dat de emissies en verwijderingen door landbouw, bosbouw en landgebruik doeltreffend gedekt zijn in de nationaal bepaalde bijdrage aan het UNFCCC;

b)

overeenkomsten en andere instrumenten tussen het betrokken land en de Unie en/of haar lidstaten om ontbossing en bosdegradatie aan te pakken en de overeenstemming van relevante grondstoffen en relevante producten met artikel 3 en de doeltreffende uitvoering daarvan te vergemakkelijken;

c)

of het betrokken land nationale of subnationale wetgeving heeft, onder meer in overeenstemming met artikel 5 van de Overeenkomst van Parijs, en doeltreffende handhavingsmaatregelen neemt om ontbossing en bosdegradatie aan te pakken, en om activiteiten die leiden tot ontbossing en bosdegradatie te voorkomen en te bestraffen, en met name of het sancties toepast die streng genoeg zijn om de uit ontbossing of bosdegradatie voortvloeiende voordelen te ontnemen;

d)

of het betrokken land relevante gegevens op transparante wijze beschikbaar stelt; en in voorkomend geval, het bestaan, de naleving of de doeltreffende handhaving van wetgeving ter bescherming van de mensenrechten, de rechten van inheemse volken, lokale gemeenschappen en andere houders van gewoonterechtelijke eigendomsrechten voor grond;

e)

sancties op de in- of uitvoer van relevante grondstoffen en relevante producten, opgelegd door de Veiligheidsraad van de VN of de Raad van de Europese Unie.

5.   Teneinde hun risiconiveau te verminderen, gaat de Commissie een specifieke dialoog aan met alle landen waaraan een hoog risico is toegewezen of mogelijk zal worden toegewezen.

6.   Onverminderd lid 5 stelt de Commissie het betrokken land formeel in kennis van haar voornemen om dat land, of een deel daarvan, aan te merken als een andere risicocategorie en verzoekt het alle in dat verband nuttig geachte informatie te verstrekken. De Commissie stelt eveneens de bevoegde autoriteiten van haar voornemen in kennis.

De Commissie vermeldt in de kennisgeving het volgende:

a)

de reden(en) van haar voornemen om de aangemerkte risicostatus van het land, of delen daarvan, te wijzigen;

b)

de uitnodiging om de Commissie schriftelijk een antwoord te sturen met betrekking tot haar voornemen om de risicoclassificatie van het land, of delen daarvan, te wijzigen;

c)

de gevolgen van de classificatie ervan als een land met een hoog of een laag risico.

7.   De Commissie geeft het betrokken land voldoende tijd om op de kennisgeving te antwoorden. Indien de kennisgeving betrekking heeft op een voornemen van de Commissie om het land, of een deel daarvan, een hoger risico toe te kennen, kan het betrokken land in zijn antwoord de Commissie informatie verstrekken over de door het land genomen maatregelen om de situatie te verhelpen.

8.   De Commissie stelt het betrokken land en de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis indien een land, of delen daarvan, in de in lid 2 bedoelde lijst wordt opgenomen of uit die lijst wordt geschrapt.

Artikel 30

Samenwerking met derde landen

1.   De Commissie, namens de Unie, en geïnteresseerde lidstaten, zorgen binnen hun respectieve bevoegdheden voor een gecoördineerde aanpak met de producerende landen, en delen daarvan, waarop deze verordening betrekking heeft, met name met de landen, en delen daarvan, die overeenkomstig artikel 29 als landen met een hoog risico zijn aangemerkt, en maken daarbij gebruik van bestaande en toekomstige partnerschappen en andere relevante samenwerkingsmechanismen, teneinde de onderliggende oorzaken van ontbossing en bosdegradatie gezamenlijk aan te pakken. Voor die samenwerking ontwikkelt de Commissie een alomvattend strategisch Uniekader en overweegt zij de inzet van relevante instrumenten van de Unie. Dergelijke partnerschappen en samenwerkingsmechanismen zullen gericht zijn op het behoud, het herstel en het duurzaam gebruik van bossen, ontbossing, bosdegradatie en de overgang naar duurzame grondstoffenproductie, consumptieverwerking en handelsmethoden. Partnerschappen en samenwerkingsmechanismen die onder meer kunnen bestaan uit gestructureerde dialogen, administratieve regelingen en bestaande overeenkomsten of bepalingen daarvan, alsmede gezamenlijke routekaarten, helpen de overgang te maken naar een landbouwproductie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de behoeften van inheemse volken, lokale gemeenschappen en kleine landbouwbedrijven en ervoor wordt gezorgd dat alle belanghebbende actoren kunnen deelnemen.

2.   Alle belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, inheemse volken, lokale gemeenschappen, vrouwen, de particuliere sector, waaronder micro-ondernemingen en andere kmo’s, alsmede kleine landbouwbedrijven, moeten volledig aan partnerschappen en samenwerking kunnen deelnemen. De partnerschappen en samenwerkingsmechanismen ondersteunen of initiëren ook een inclusieve, participatieve dialoog over hervormingen van de nationale wetgeving en governance, om het bosbeheer te bevorderen en binnenlandse factoren die tot ontbossing bijdragen, aan te pakken.

3.   Partnerschappen en samenwerking bevorderen de ontwikkeling van geïntegreerde planningsprocessen voor landgebruik, desbetreffende wetgeving van productielanden, processen met diverse belanghebbenden, fiscale of commerciële prikkels en andere relevante instrumenten met het oog op een beter behoud van bossen en biodiversiteit, een duurzaam beheer en herstel van bossen, het tegengaan van de omzetting van bossen en kwetsbare ecosystemen naar andere vormen van landgebruik, maximale voordelen voor het landschap, veiligstelling van grondbezit, de productiviteit en het concurrentievermogen van de landbouw, en de transparantie van de toeleveringsketens, betere rechten voor van bossen afhankelijke gemeenschappen, met inbegrip van kleine landbouwbedrijven, lokale gemeenschappen en inheemse volken, waarvan de rechten zijn vastgelegd in de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken, en een gewaarborgde toegang van het publiek tot documenten inzake bosbeheer en andere relevante informatie.

4.   De Commissie namens de Unie, of de lidstaten, of beiden, voeren binnen hun respectieve bevoegdheden internationale bilaterale en multilaterale besprekingen over beleid en maatregelen om ontbossing en bosdegradatie een halt toe te roepen, onder meer in multilaterale fora zoals het CBD, de FAO, het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, de VN-Milieuvergadering, het VN-Bossenforum, het UNFCCC, de WTO, de G-7 en de G20. Dergelijke besprekingen zijn gericht op de bevordering van de overgang naar duurzame landbouwproductie en duurzaam bosbeheer en de ontwikkeling van transparante en duurzame toeleveringsketens, en voortgezette inspanningen om robuuste normen en definities vast te stellen en overeen te komen die een hoog niveau van bescherming van bossen en andere natuurlijke ecosystemen en van de daarmee verband houdende mensenrechten waarborgen.

5.   De Commissie namens de Unie alsmede geïnteresseerde lidstaten treden binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden in dialoog en samenwerking met andere belangrijke verbruikende landen teneinde te helpen zorgen voor ambitieuze voorschriften ter minimalisering van de bijdrage van deze landen aan ontbossing en bosdegradatie, alsmede voor een wereldwijd gelijk speelveld.

HOOFDSTUK 6

CONCRETE AANWIJZINGEN

Artikel 31

Concrete aanwijzingen van natuurlijke personen of rechtspersonen

1.   Natuurlijke of rechtspersonen kunnen bij de bevoegde autoriteiten concrete aanwijzingen indienen wanneer zij van oordeel zijn dat een of meer marktdeelnemers of handelaren deze verordening niet naleven.

2.   De bevoegde autoriteiten beoordelen onverwijld, zorgvuldig en onpartijdig de concrete aanwijzingen, en of de claims gegrond zijn, en nemen de nodige stappen, waaronder het uitvoeren van controles en het houden van hoorzittingen met marktdeelnemers en handelaren, om mogelijke non-conformiteit met deze verordening op te sporen en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 23 voorlopige maatregelen te nemen om te voorkomen dat de onderzochte relevante producten in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd.

3.   Tenzij in het nationaal recht anders is bepaald, stelt de bevoegde autoriteit de in lid 1 bedoelde personen die de concrete aanwijzingen hebben gemeld, binnen 30 dagen na ontvangst van die aanwijzingen in kennis van de follow-up van die aanwijzingen, en motiveert de redenen daarvoor.

4.   Onverminderd de verplichtingen op grond van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (26), voorzien de lidstaten in maatregelen ter bescherming van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die concrete aanwijzingen melden of die onderzoeken uitvoeren naar de naleving door marktdeelnemers of handelaren van deze verordening.

Artikel 32

Toegang tot de rechter

1.   Iedere natuurlijke of rechtspersoon die voldoende belang heeft, zoals bepaald overeenkomstig de bestaande nationale rechtsmiddelenstelsels, met inbegrip van personen die voldoen aan de eventuele criteria die zijn vastgesteld in de nationale wetgeving, waaronder personen die overeenkomstig artikel 31 concrete aanwijzingen hebben ingediend, heeft toegang tot administratieve en rechterlijke procedures ter toetsing van de besluiten, het handelen of het verzuim van de krachtens deze verordening bevoegde autoriteiten.

2.   Deze verordening laat alle nationale wettelijke bepalingen tot regeling van de toegang tot de rechter en die volgens welke alle administratieve beroepsprocedures moeten zijn gevolgd alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid, onverlet.

HOOFDSTUK 7

INFORMATIESYSTEEM

Artikel 33

Informatiesysteem

1.   Uiterlijk op 30 december 2024 zet de Commissie een informatiesysteem op dat de krachtens artikel 4, lid 2, beschikbaar gestelde zorgvuldigheidsverklaringen bevat, en vervolgens onderhoudt zij dit systeem.

2.   Onverminderd de naleving van de verplichtingen van hoofdstukken 2 en 3, biedt het informatiesysteem ten minste de volgende functies:

a)

registratie van marktdeelnemers en handelaren en hun gemachtigde vertegenwoordigers in de Unie; voor marktdeelnemers die relevante producten onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” of “uitvoer” plaatsen, wordt het krachtens artikel 9 van Verordening (EU) nr. 952/2013 vastgestelde registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (Economic Operators Registration and Identification Number — EORI-nummer) in hun registratieprofiel opgenomen;

b)

registratie van zorgvuldigheidsverklaringen, met inbegrip van de mededeling aan de betrokken marktdeelnemer of handelaar van een referentienummer voor elke zorgvuldigheidsverklaring, ingediend via het informatiesysteem;

c)

terbeschikkingstelling van het referentienummer van bestaande zorgvuldigheidsverklaringen op grond van artikel 4, leden 8 en 9;

d)

waar mogelijk, de conversie van gegevens van relevante systemen ter identificatie van de geolocatie;

e)

registratie van de resultaten van controles op zorgvuldigheidsverklaringen;

f)

verbinding met douane via het éénloketsysteem van de Europese Unie voor de douane, overeenkomstig artikel 28, onder meer om de in artikel 26, leden 6 tot en met 9, bedoelde kennisgevingen en verzoeken toe te staan;

g)

verstrekking van relevante informatie ter ondersteuning van de risicoprofilering voor het in artikel 16, lid 5, bedoelde controleplan, met inbegrip van de resultaten van controles, en risicoprofielen van marktdeelnemers, handelaren en relevante grondstoffen en relevante producten, met het oog op de identificatie, op basis van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, van marktdeelnemers en handelaren die moeten worden gecontroleerd als bedoeld in artikel 16, lid 5, en van relevante producten die door de bevoegde autoriteiten moeten worden gecontroleerd;

h)

facilitering van administratieve bijstand en samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie, ter uitwisseling van informatie en gegevens;

i)

ondersteuning van de communicatie tussen bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers en handelaren met het oog op de uitvoering van deze verordening, onder meer, in voorkomend geval, met behulp van digitale aanbodbeheersingsinstrumenten.

3.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen regels vast voor de werking van het informatiesysteem in het kader van dit artikel, met inbegrip van regels voor de bescherming van persoonsgegevens en de uitwisseling van gegevens met andere IT-systemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De Commissie verleent douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten, marktdeelnemers en handelaren, en, in voorkomend geval, hun gemachtigde vertegenwoordigers, toegang tot dat informatiesysteem overeenkomstig hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

5.   In overeenstemming met het opendatabeleid van de Unie biedt de Commissie het bredere publiek toegang tot de volledige geanonimiseerde datasets van het informatiesysteem in een open formaat dat machineleesbaar is en dat interoperabiliteit, hergebruik en toegankelijkheid waarborgt.

HOOFDSTUK 8

EVALUATIE

Artikel 34

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 30 juni 2024 dient de Commissie een effectbeoordeling in, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel teneinde het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere beboste gronden. De evaluatie omvat onder meer de in artikel 2 bedoelde afsluitingsdatum, teneinde de bijdrage van de Unie aan de omzetting en degradatie van natuurlijke ecosystemen tot een minimum te beperken. De evaluatie omvat een beoordeling van het effect van de relevante grondstoffen op ontbossing en bosdegradatie.

2.   De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2025 een effectbeoordeling voor, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere natuurlijke ecosystemen, met inbegrip van ander land met grote koolstofvoorraden en met een hoge biodiversiteitswaarde, zoals grasland, veengebieden en wetlands. De beoordeling heeft betrekking op mogelijke uitbreiding van ecosystemen, onder meer op basis van de in artikel 2 bedoelde afsluitingsdatum, opdat de Unie zo weinig mogelijk omzetting en degradatie van natuurlijke ecosystemen teweegbrengt. Bij die beoordeling wordt ook nagegaan of het nodig en haalbaar is het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere grondstoffen, zoals maïs. Voorts wordt in de beoordeling op basis van wetenschappelijk bewijs gekeken naar het effect van de relevante grondstoffen op ontbossing en bosdegradatie, en wordt rekening gehouden met veranderingen in het verbruik.

3.   Bij de in lid 2 bedoelde effectbeoordeling wordt ook nagegaan of het passend is de lijst van relevante in bijlage I opgenomen producten te wijzigen of uit te breiden om ervoor te zorgen dat daarin de meest relevante producten die relevante grondstoffen bevatten, daarmee zijn gevoederd of daarmee zijn vervaardigd, staan. Bij die beoordeling wordt in het bijzonder bekeken of er biobrandstoffen (GS-code 382600) in bijlage I moeten worden opgenomen.

4.   Bij de in lid 2 bedoelde effectbeoordeling wordt ook gekeken naar de rol van financiële instellingen bij het voorkomen van geldstromen die direct of indirect aan ontbossing en bosdegradatie bijdragen, en wordt beoordeeld of het nodig is om financiële instellingen, rekening houdend met alle relevante bestaande horizontale en sectorale wetgeving, via rechtshandelingen van de Unie specifieke verplichtingen op te leggen.

5.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 35 gedelegeerde handelingen vaststellen tot wijziging van bijlage I met betrekking tot de desbetreffende GN-codes van relevante producten die relevante grondstoffen bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd.

6.   Uiterlijk op 30 juni 2028 en vervolgens ten minste om de vijf jaar voert de Commissie een volledige evaluatie van deze verordening uit en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient. Het eerste verslag bevat met name, op basis van specifieke studies, een evaluatie van:

a)

de noodzaak en de haalbaarheid van aanvullende instrumenten ter facilitering van de handel, en dan met name voor zwaar door deze verordening getroffen MOL’s en landen, of delen daarvan, die zijn aangemerkt als standaard- of hoog risico, ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening;

b)

het effect van deze verordening op landbouwers, met name kleine landbouwbedrijven, inheemse volken en lokale gemeenschappen, en de eventuele behoefte aan aanvullende steun voor de overgang naar duurzame toeleveringsketens en voor kleine landbouwbedrijven om te voldoen aan de voorschriften van deze verordening;

c)

eventuele uitbreiding van de definitie van bosdegradatie, waartoe een diepgaande analyse wordt uitgevoerd en rekening wordt gehouden met de in de internationale besprekingen over deze kwestie geboekte vooruitgang;

d)

de in artikel 2, punt 28, bedoelde drempel voor het verplichte gebruik van polygonen, rekening houdend met het effect ervan op de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie;

e)

patroonveranderingen bij de handel in de relevante grondstoffen en relevante producten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen indien die patroonveranderingen op omzeiling kunnen wijzen;

f)

een beoordeling in hoeverre de verrichte controles doeltreffend geholpen hebben ervoor te zorgen dat relevante grondstoffen en relevante producten die op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd, aan artikel 3 voldoen.

HOOFDSTUK 9

SLOTBEPALINGEN

Artikel 35

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 34, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 29 juni 2023. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie op. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 34, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.

6.   Een op grond van artikel 34, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 36

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (27).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 11 van die verordening.

Artikel 37

Intrekking

1.   Verordening (EU) nr. 995/2010 wordt ingetrokken met ingang van 30 december 2024.

2.   Verordening (EU) nr. 995/2010 blijft echter tot 31 december 2027 van toepassing op hout en houtproducten als omschreven in artikel 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 die vóór 29 juni 2023 zijn geproduceerd en met ingang van 30 december 2024 in de handel zijn gebracht.

3.   In afwijking van artikel 1, lid 2, van deze verordening moeten hout en houtproducten als omschreven in artikel 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 die vóór 29 juni 2023 zijn geproduceerd en met ingang van 31 december 2027 in de handel zijn gebracht, voldoen aan artikel 3 van deze verordening.

Artikel 38

Inwerkingtreding en datum van toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Met inachtneming van lid 3 van dit artikel zijn de artikelen 3 tot en met 13, de artikelen 16 tot en met 24, en de artikelen 26, 31 en 32 van toepassing vanaf 30 december 2024 van toepassing.

3.   Behalve wat betreft de in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 995/2010 opgenomen producten zijn, voor marktdeelnemers die zich uiterlijk op 31 december 2020 krachtens artikel 3, lid 1 respectievelijk lid 2, van Richtlijn 2013/34/EU als micro- of kleine onderneming hebben gevestigd, de in lid 2 van dit artikel genoemde artikelen van toepassing vanaf 30 juni 2025.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. KULLGREN


(1)  PB C 275 van 18.7.2022, blz. 88.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 april 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 mei 2023.

(3)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(4)  Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22).

(5)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(6)  Besluit 93/626/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23).

(8)  Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1).

(9)  Pendrill F., Persson U. M., Kastner, T. 2020. Deforestation risk embodied in production and consumption of agricultural and forestry commodities 2005-2017 (Version 1.0). Zenodo.

(10)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22 november 2008, blz. 3).

(11)  Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 56).

(12)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(13)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).

(15)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 houdende gedetailleerde voorschriften betreffende het stelsel van zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op de toezichthoudende organisaties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 177 van 7.7.2012, blz. 16).

(17)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(19)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(20)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(21)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(22)  Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).

(23)  Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).

(24)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(25)  Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot instelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (PB L 317 van 9.12.2022, blz. 1).

(26)  Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

(27)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


BIJLAGE I

Relevante grondstoffen en relevante producten als bedoeld in artikel 1

De volgende tabel geeft een overzicht van goederen die zijn ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, als bedoeld in artikel 1 van deze verordening.

Behalve voor bijproducten van een productieproces, indien bij dat proces materiaal werd gebruikt dat geen afvalstof was in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, is deze verordening niet van toepassing op goederen die volledig zijn vervaardigd uit materiaal dat zijn levenscyclus heeft voltooid en anders als afvalstof zou zijn verwijderd in de zin van artikel 3, lid 1, van die richtlijn.

Relevante grondstof

Relevante producten

Runderen

0102 21 , 0102 29 Levende runderen

ex 0201 Vlees van runderen, vers of gekoeld

ex 0202 Vlees van runderen, bevroren

ex 0206 10 Eetbare slachtafvallen van runderen, vers of gekoeld

ex 0206 22 Eetbare levers van runderen, bevroren

ex 0206 29 Eetbare slachtafvallen van runderen (met uitzondering van tongen en levers), bevroren

ex 1602 50 Andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed, van runderen

ex 4101 Huiden en vellen van runderen (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit

ex 4104 Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet-afgewerkt leder (“crust”), ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt

ex 4107 Leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van runderen, onthaard, ook indien gesplit, andere dan de producten bedoeld bij post 4114

Cacao

1801 Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

1802 Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

1803 Cacaopasta, ook indien ontvet

1804 Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

1805 Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806 Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

Koffie

0901 Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen, van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding

Oliepalm

1207 10 Palmnoten en palmpitten

1511 Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1513 21 Ruwe palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1513 29 Palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd (met uitzondering van ruwe olie)

2306 60 Perskoeken en andere vaste afvallen van palmnoten of van palmpitten, verkregen bij de winning van palmnoot- of palmpitvetten of -oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets

ex 2905 45 Glycerol, met een zuiverheid van 95 % (berekend op het gewicht van het droge product)

2915 70 Palmitinezuur en stearinezuur, alsmede zouten en esters daarvan

2915 90 Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren; halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan (met uitzondering van mierenzuur, azijnzuur, mono-, di- en trichloorazijnzuur, propionzuur, butaanzuur, pentaanzuur, palmitinezuur, stearinezuur, alsmede zouten en esters daarvan en azijnzuuranhydride)

3823 11 Industrieel stearinezuur

3823 12 Industrieel oliezuur

3823 19 Vetzuren, industrieel, eenwaardig; bij raffinage verkregen acid-oils (met uitzondering van stearinezuur, oliezuur en tallvetzuren)

3823 70 Industriële vetalcoholen

Rubber

4001 Natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guyayule-rubber, chicle en dergelijke natuurlijke gommen; in primaire vormen of in platen, vellen of strippen

ex 4005 Bereide rubber, niet gevulkaniseerd, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen

ex 4006 Niet-gevulkaniseerde rubber in andere vormen (bijv. staven, buizen en profielen) en artikelen daarvan (bijv. schijven en ringen)

ex 4007 Draad en koord, van gevulkaniseerde rubber

ex 4008 Platen, vellen, strippen, staven en profielen, van niet-geharde gevulkaniseerde rubber

ex 4010 Drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, van gevulkaniseerde rubber

ex 4011 Nieuwe luchtbanden van rubber

ex 4012 Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, loopvlakken voor banden en velglinten, van rubber

ex 4013 Binnenbanden van rubber

ex 4015 Kleding en kledingtoebehoren (met inbegrip van handschoenen, met of zonder vingers), voor alle doeleinden, van gevulkaniseerde rubber anders dan geharde rubber

ex 4016 Andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber, niet elders gespecificeerd in hoofdstuk 40

ex 4017 Geharde rubber (bijvoorbeeld eboniet) in ongeacht welke vorm, resten en afval daaronder begrepen; werken van geharde rubber

Soja

1201 Sojabonen, ook indien gebroken

1208 10 Meel van sojabonen

1507 Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

2304 Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

Hout

4401 Brandhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke; hout in plakjes, spanen of kleine stukjes; zaagsel, resten en afval, van hout, ook indien geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4402 Houtskool (met inbegrip van houtskool uit schalen van vruchten of van noten), ook indien samengeperst

4403 Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4404 Hoephout; gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd; hout, ruw bewerkt of afgerond, doch niet gedraaid, noch gebogen, noch op andere wijze bewerkt, voor wandelstokken, voor paraplu’s, voor gereedschapsstelen en dergelijke; spaanhout en hout in repen, linten en dergelijke

4405 Houtwol; houtmeel

4406 Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4408 Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen), platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout of voor op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een dikte van niet meer dan 6 mm

4409 Hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste een zijde of uiteinde over de gehele lengte is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, afgerond met V-verbinding of dergelijke), ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden

4410 Spaanplaat, zogenoemde oriented strand board (OSB) en dergelijke plaat (bijvoorbeeld zogenoemde waferboard), van hout of van andere houtachtige stoffen, ook indien samengeperst met harsen of met andere organische bindmiddelen

4411 Vezelplaat van houtvezels of van andere houtachtige vezels, ook indien gebonden met harsen of met andere organische bindmiddelen

4412 Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout

4413 Verdicht hout, in blokken, in planken, in stroken of in profielen

4414 Houten lijsten voor schilderijen, voor foto’s, voor spiegels en dergelijke

4415 Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, van hout;

opzetranden voor laadborden, van hout

(niet verpakkingsmateriaal dat uitsluitend wordt gebruikt als verpakkingsmateriaal om een ander in de handel gebracht product te ondersteunen, beschermen of dragen.)

4416 Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen

4417 Gereedschap, alsmede monturen en stelen voor gereedschap, borstelhouten, borstel- en bezemstelen, van hout; schoenleesten en schoenspanners, van hout

4418 Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, ineengezette panelen voor vloerbedekking en dakspanen (“shingles” en “shakes”), van hout

4419 Tafel- en keukengerei van hout

4420 Inlegwerk van hout; koffertjes, kistjes en etuis, voor juwelen of voor goudsmidswerk, alsmede dergelijke artikelen, van hout; beeldjes en andere siervoorwerpen, van hout; meubelmakerswerk van hout, ander dan dat bedoeld bij hoofdstuk 94

4421 Andere houtwaren

Houtpulp en papier van de hoofdstukken 47 en 48 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van producten op basis van bamboe en door terugwinning (uit resten en afval) verkregen producten

ex 49 Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen, van papier

ex 9401 Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402 ), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan, van hout

9403 30 , 9403 40 , 9403 50 , 9403 60 en 9403 91 Meubelen van hout, en delen daarvan

9406 10 Geprefabriceerde bouwwerken van hout


BIJLAGE II

Zorgvuldigheidsverklaring

Informatie die moet worden opgenomen in de zorgvuldigheidsverklaring overeenkomstig artikel 4, lid 2:

1.

Naam, adres en, in het geval van relevante grondstoffen en relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, het EORI-nummer van de marktdeelnemer (Economic Operators Registration and Identification Number) overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

2.

Code van het geharmoniseerde systeem, beschrijving (vrije tekst), met inbegrip van de handelsnaam en in voorkomend geval de volledige wetenschappelijke naam, alsmede de hoeveelheid van het relevante product dat de marktdeelnemer voornemens is in de handel te brengen of uit te voeren. Voor relevante producten die de markt binnenkomen of verlaten, moet de hoeveelheid worden uitgedrukt in kilogram nettomassa en, indien van toepassing, in de bijzondere maatstaf die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, voor de vermelde code van het geharmoniseerd systeem of, in alle andere gevallen, uitgedrukt in nettomassa met vermelding van een percentuele schatting of afwijking of, indien van toepassing, het nettovolume of het aantal eenheden. Een bijzondere maatstaf is van toepassing wanneer deze consequent is gedefinieerd voor alle mogelijke onderverdelingen onder de in de zorgvuldigheidsverklaring bedoelde code van het geharmoniseerd systeem.

3.

Land van productie en de geolocatie van alle percelen waar de relevante grondstoffen zijn geproduceerd. Voor relevante producten die rund bevatten of ermee zijn vervaardigd, en voor relevante producten die met relevante producten zijn gevoederd, verwijst de geolocatie naar alle etablissementen waar de runderen zijn gehouden. Indien het relevante product grondstoffen bevat die op verschillende percelen zijn geproduceerd of daarmee is vervaardigd, wordt overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt d), de geolocatie van alle percelen vermeld.

4.

Voor marktdeelnemers die verwijzen naar een bestaande zorgvuldigheidsverklaring op grond van artikel 4, leden 8 en 9, het referentienummer van die zorgvuldigheidsverklaring.

5.

De tekst: “Door deze zorgvuldigheidsverklaring in te dienen, bevestigt de marktdeelnemer dat zorgvuldigheid overeenkomstig Verordening (EU) 2023/1115 is betracht en dat geen of slechts een verwaarloosbaar risico is vastgesteld dat de relevante producten niet in overeenstemming zijn met artikel 3, punt a) of b), van die verordening.”.

6.

Handtekening volgens het volgende model:

“Ondertekend voor en namens:

Datum:

Naam en functie: Handtekening:”.


Az oldal tetejére