EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 23.1.2019
COM(2019) 12 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders in de Europese Unie
{SWD(2019) 5 final}
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE
RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S
1.Inleiding
De afgelopen jaren is er sprake van een groeiende trend op het gebied van burgerschapsregelingen voor investeerders ("gouden paspoorten") en verblijfsregelingen voor investeerders ("gouden visa"), die tot doel hebben investeringen aan te trekken door investeerders het burgerschap van of verblijfsrechten in het betrokken land te verlenen. Dergelijke regelingen hebben tot bezorgdheid geleid over bepaalde risico's die daaraan eigen zijn, met name wat betreft veiligheid, witwassen van geld, belastingontduiking en corruptie.
Drie lidstaten werken met burgerschapsregelingen voor investeerders waarbij het burgerschap onder minder strenge voorwaarden wordt verleend dan krachtens gewone naturalisatieregelingen, met name zonder dat de betrokkene vooraf daadwerkelijk in het betrokken land heeft verbleven. Dergelijke regelingen hebben gevolgen voor de Europese Unie als geheel, aangezien ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, ook burger van de Unie is. Het gaat weliswaar om nationale regelingen, maar zij worden bewust aangeboden en expliciet geadverteerd als een middel om het burgerschap van de Unie te verwerven, samen met alle daaraan verbonden rechten en voorrechten, waaronder met name het recht op vrij verkeer.
Burgerschapsregelingen voor investeerders verschillen van verblijfsregelingen voor investeerders ("gouden visa"), die als doel hebben investeringen aan te trekken in ruil voor verblijfsrechten in het betrokken land, en in twintig EU-lidstaten bestaan. De risico’s die eigen zijn aan dergelijke regelingen, zijn echter vergelijkbaar met die welke burgerschapsregelingen voor investeerders met zich brengen. Bovendien hebben deze regelingen gevolgen voor andere lidstaten, aangezien een geldige verblijfstitel het recht toekent aan onderdanen van derde landen om zich vrij te verplaatsen, met name in het Schengengebied.
Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 16 januari 2014 verklaard te vrezen dat nationale regelingen die op "het zonder meer direct of indirect verkopen" van het EU-burgerschap neerkomen, het wezen van het Europese burgerschap ondermijnen. Het heeft de Commissie verzocht de verschillende nationale burgerschapsregelingen te beoordelen in het licht van de Europese waarden en te toetsen aan de letter en de geest van de wetgeving en de praktijk van de EU. De Commissie heeft contact opgenomen met de Bulgaarse, Cypriotische en Maltese autoriteiten om nadere informatie over hun regelingen te krijgen. Tijdens een debat in mei 2018 heeft het Europees Parlement zich gebogen over uiteenlopende risico’s die verbonden zijn aan burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders.
In haar verslag over het burgerschap 2017 heeft de Commissie een verslag over nationale regelingen voor burgerschap van de Unie voor investeerders aangekondigd, waarin de rol van de Commissie op dat vlak wordt beschreven, de geldende nationale wetgeving en praktijk worden onderzocht, en richtsnoeren voor de lidstaten worden gegeven. Ter voorbereiding van dit verslag heeft de Commissie een studie laten uitvoeren over de wetgeving en de praktijk met betrekking tot burgerschaps- en verblijfsregelingen in alle betrokken lidstaten en heeft zij een raadpleging van de lidstaten georganiseerd. In dit verslag wordt ook rekening gehouden met andere relevante bronnen, zoals recente publicaties over dit onderwerp.
Dit verslag heeft betrekking op zowel burgerschapsregelingen voor investeerders als verblijfsregelingen voor investeerders en beschrijft de belangrijkste punten van zorg en risico’s die verbonden zijn aan de toekenning van het burgerschap van de Unie of verblijfsrechten louter op basis van een investering. In het verslag wordt met name ingegaan op de mogelijke veiligheidslacunes die voortvloeien uit het verlenen van burgerschap zonder voorafgaand verblijf, alsook op de risico’s van witwaspraktijken, corruptie en belastingontduiking in verband met burgerschap of verblijf verkregen door investeringen. Ook de problemen op het gebied van het beheer en de transparantie van dergelijke regelingen worden beschreven, er wordt onderzocht hoe die kunnen worden aangepakt en er wordt een kader voor verbetering geboden.
Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat meer gedetailleerde achtergrondinformatie bevat over burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders.
2. Burgerschapsregelingen voor investeerders in de EU
2.1. Achtergrond
Zoals blijkt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie, is de nationaliteit een verhouding tussen een burger en de staat, en is zij “de bijzondere band van solidariteit en loyaliteit tussen [de lidstaat] en zijn onderdanen, evenals de wederkerigheid van rechten en plichten, die de grondslag vormen van de nationaliteitsverhouding”
. Het burgerschap van een land is van oudsher gebaseerd op verwerving bij de geboorte, of het nu gaat om afstamming (ius sanguinis) dan wel om geboorte op het grondgebied (ius soli). Staten bieden immigranten ook de mogelijkheid om zich tot burger te laten naturaliseren, mits zij aan bepaalde integratievoorwaarden voldoen en/of aantonen dat zij een werkelijke band met het land hebben, bijvoorbeeld door een huwelijk met een burger. Alle lidstaten beschikken over dergelijke gewone naturalisatieprocedures.
De meeste lidstaten beschikken ook over discretionaire naturalisatieprocedures. In het kader van dergelijke procedures kunnen de lidstaten op individuele basis het burgerschap aan een vreemdeling toekennen op basis van "nationaal belang". Dit kan plaatsvinden wegens uitmuntende prestaties, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur, wetenschap en sport. In sommige EU-lidstaten bepaalt de wetgeving dat "nationaal belang" gelijk kan worden gesteld aan economische of commerciële belangen. Discretionaire naturalisatieprocedures kunnen in individuele gevallen worden gebruikt om het burgerschap toe te kennen in ruil voor investeringen. Dergelijke discretionaire naturalisatieprocedures zijn zeer sterk toegesneden op individuele gevallen en worden op beperkte basis gebruikt. Daarom maken zij niet het voorwerp uit van dit verslag.
Bulgarije, Cyprus en Malta hebben in respectievelijk 2005, 2007 en 2013 ruimere regelingen ingevoerd om investeringen van onderdanen van derde landen aan te trekken door de toegang tot hun burgerschap te vergemakkelijken. Deze regelingen vormen een nieuwe vorm van naturalisatie, aangezien in het kader daarvan systematisch het burgerschap van de betrokken lidstaat wordt verleend, op voorwaarde dat de vereiste investeringen worden gedaan en aan bepaalde criteria wordt voldaan.
Aangezien Bulgarije, Cyprus en Malta de enige lidstaten zijn die burgerschapsregelingen voor investeerders kennen, wordt in dit onderdeel van het verslag dieper ingegaan op de wetgeving en de praktijk van die landen.
2.2. Soort en omvang van de vereiste investeringen
Burgerschapsregelingen voor investeerders hebben als doel investeringen aan te trekken door het burgerschap aan te bieden in ruil voor een bepaald geldbedrag. In Bulgarije wordt een totale investering van 1 miljoen EUR gevraagd in het kader van de versnelde burgerschapsregeling voor investeerders. In Cyprus is naast het bezitten van onroerend goed in dat land ook een minimale investering van 2 miljoen EUR vereist. In Malta moet een bijdrage van 650 000 EUR worden gestort in een nationaal investeringsfonds, dient 150 000 EUR te worden geïnvesteerd en is het verplicht om in dat land onroerend goed te bezitten of te huren. In Cyprus en Malta zijn aanvullende investeringen voor gezinsleden vereist.
In de drie lidstaten die burgerschapsregelingen voor investeerders kennen, is er sprake van verschillende investeringsopties: kapitaalinvesteringen, investeringen in onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, en eenmalige bijdragen aan de staatsbegroting. Naast de investeringsvereiste moeten aanvragers als onderdeel van de aanvraagprocedure ook niet-terugbetaalbare administratieve kosten betalen. In Cyprus en Malta zijn deze kosten aanzienlijk hoger dan in Bulgarije.
2.3. Verblijf of andere vereiste banden met de lidstaat
In de drie betrokken lidstaten krijgen aanvragers een verblijfstitel bij het begin van de procedure om het burgerschap aan te vragen. In het bezit zijn van een verblijfstitel voor de vereiste termijn volstaat om voor de regeling in aanmerking te komen. Daadwerkelijk verblijf, dat wil zeggen regelmatige fysieke aanwezigheid gedurende langere tijd op het grondgebied van de betrokken lidstaat terwijl men in het bezit is van de verblijfstitel, is echter niet vereist.
In Malta moet een aanvrager, voorafgaand aan de afgifte van het naturalisatiecertificaat, ten minste 12 maanden in het bezit van een "e-Residence Card" zijn geweest. In Cyprus moet de aanvrager ten minste 6 maanden in het bezit zijn van een verblijfstitel voordat het naturalisatiecertificaat kan worden afgegeven. In Bulgarije moet de aanvrager vijf jaar (gewone regeling) of één jaar (versnelde regeling) in het bezit zijn van een permanente verblijfstitel om het Bulgaarse burgerschap te kunnen aanvragen.
Dit betekent dat aanvragers het burgerschap van Bulgarije, Cyprus of Malta — en dus het burgerschap van de Unie — kunnen verwerven zonder in de praktijk ooit in de lidstaat te hebben gewoond. In Malta moet de aanvrager fysiek aanwezig zijn om biometrische gegevens te verstrekken voor de e-Residence Card en de eed van trouw af te leggen
. In Malta kan ook een persoonlijk onderhoud met de aanvrager worden vereist. In Bulgarije is de aanwezigheid van de aanvrager vereist voor de indiening van de aanvraag voor burgerschap en in Cyprus voor het in ontvangst nemen van de verblijfstitel.
In de studie werd gezocht naar andere factoren, naast de fysieke verblijfplaats, die aantoonbaar een band zouden kunnen vormen tussen de indiener van de aanvraag voor burgerschap en het betrokken land. In Bulgarije moet bij de aanvraag een persoonlijk onderhoud met de aanvrager plaatsvinden, maar is de aanvrager vrijgesteld van de voorwaarde het Bulgaars te beheersen of blijk te geven van kennis van het Bulgaarse openbare leven. De Cypriotische autoriteiten zijn van mening dat de investering in Cyprus op zich een toereikende band tussen de aanvrager en Cyprus is. Er zij op gewezen dat, in het kader van het desbetreffende besluit van de Cypriotische ministerraad, het krachtens de gewone naturalisatieprocedure vereiste criterium inzake verblijf is vervangen door een investeringscriterium. Aan personen die het Maltese burgerschap aanvragen, wordt in de laatste fase van het naturalisatieproces gevraagd naar hun banden met Malta. Aan aanvragers wordt gevraagd instapkaarten over te leggen waaruit blijkt dat zij naar Malta zijn gereisd en of zij over ander bewijs beschikken, bijvoorbeeld van donaties aan liefdadigheidsorganisaties in Malta, lidmaatschap van een lokale sport-, culturele of sociale club, of de betaling van inkomstenbelasting aan de Maltese belastingdienst. De aanvragers worden ook aangemoedigd om een bedrijf op te richten in Malta.
2.4. Burgerschapsregelingen voor investeerders en het EU-recht
Overeenkomstig de Verdragen is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, burger van de Unie
. De hoedanigheid van burger van de Unie dient de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten te zijn
. Eén lidstaat die het burgerschap toekent in ruil voor investeringen, verleent automatisch ook rechten
die gevolgen hebben voor andere lidstaten, met name het recht op vrij verkeer, het actief en passief kiesrecht bij de Europese en lokale verkiezingen, het recht op consulaire bescherming bij gebrek aan vertegenwoordiging buiten de EU en het recht op toegang tot de interne markt om economische activiteiten uit te oefenen. Het zijn precies de voordelen van het burgerschap van de Unie, met name het recht op vrij verkeer, die vaak worden aangeprezen als de belangrijkste troeven van dergelijke regelingen.
Het Hof van Justitie van de EU heeft, in wat inmiddels vaste rechtspraak is, geoordeeld dat elke lidstaat weliswaar de voorwaarden kan vaststellen waaronder de nationaliteit kan worden verkregen of verloren, maar dat deze bevoegdheid niettemin met inachtneming van het Unierecht moet worden uitgeoefend. "Met inachtneming van het Unierecht" betekent dat rekening wordt gehouden met alle regels die deel uitmaken van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van regels van internationaal recht en internationale gewoontes, aangezien die regels en gewoontes deel uitmaken van het EU-recht.
In de zaak Nottebohm heeft het Internationaal Gerechtshof geoordeeld dat, wil de door naturalisatie verworven nationaliteit op internationaal niveau worden erkend, zij moet worden verleend op basis van een daadwerkelijke band tussen het individu en de staat in kwestie. De "nationaliteitsverhouding" is van oudsher gebaseerd op een daadwerkelijke band met de bevolking van het land (door afstamming, herkomst of huwelijk) of op een daadwerkelijke band met het land die tot stand is gebracht door hetzij geboorte in het land, hetzij een daadwerkelijk voorafgaand verblijf in het land gedurende een periode van betekenis. Andere elementen kunnen vereist zijn om te staven dat er sprake is van een daadwerkelijke band met het land, zoals kennis van een nationale taal en/of de cultuur van het land, of banden met de gemeenschap. Het bestaan van deze vereisten in de nationaliteitsregelingen van de lidstaten bevestigt dat de lidstaten in het algemeen de vaststelling van een daadwerkelijke band als een noodzakelijke voorwaarde beschouwen om onderdanen van derde landen als burger tot hun samenleving toe te laten.
Op basis van een dergelijk gemeenschappelijk begrip van de nationaliteitsverhouding hebben de lidstaten dan ook aanvaard dat het burgerschap van de Unie en de rechten die het op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met zich brengt, automatisch zouden toevallen aan een ieder die burger van een lidstaat wordt.
Naturalisatie toekennen louter op basis van een geldelijke vergoeding, zonder verdere voorwaarden waaruit blijkt dat er sprake is van een daadwerkelijke band met de lidstaat en/of zijn burgers, wijkt af van de traditionele wijzen van nationaliteitsverlening in de lidstaten en heeft gevolgen voor het burgerschap van de Unie.
Aangezien het burgerschap van de Unie op grond van artikel 20 VWEU een automatisch gevolg is van het bezit van de nationaliteit van een lidstaat en een gastlidstaat de rechten van genaturaliseerde burgers van de Unie niet kan beperken op grond van het feit dat zij de nationaliteit van een andere lidstaat hebben verworven zonder dat er sprake is van enige band met die lidstaat, moet elke lidstaat ervoor zorgen dat de nationaliteit niet wordt toegekend zonder dat er sprake is van een daadwerkelijke band met het land of zijn burgers.
De Commissie heeft met de Maltese en Cypriotische autoriteiten overlegd over het opnemen van een criterium inzake daadwerkelijk verblijf in hun wetgeving inzake de burgerschapsregeling voor investeerders. Als gevolg daarvan heeft Malta in 2014 in zijn wetgeving een vereiste van "bewijs van verblijf" van twaalf maanden ingevoerd. In de praktijk wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de aanvrager een verblijfstitel verkrijgt om in Malta te verblijven, zelfs zonder dat de betrokkene er fysiek verblijft, en instapkaarten overlegt, samen met eventueel ander bewijs van bijvoorbeeld donaties aan liefdadigheidsorganisaties in Malta, lidmaatschap van lokale sportclubs of de betaling van inkomstenbelasting in Malta. In 2016 heeft ook Cyprus zijn wetgeving gewijzigd om aanvragers en hun gezinsleden in het kader van de burgerschapsregeling voor investeerders te verplichten in het bezit te zijn van verblijfstitels. De Commissie zal blijven toezien op de naleving van het recht van de Unie.
3. Verblijfsregelingen voor investeerders in de EU
3.1. Achtergrond
Terwijl een aantal verblijfsregelingen voor investeerders in het begin van de jaren 2000 werd opgezet, heeft het begin van de financiële crisis in 2007 meer lidstaten ertoe aangezet om deze regelingen in te voeren of eerdere regelingen nieuw leven in te blazen. Deze trend heeft de afgelopen 10 jaar doorgezet en thans kennen 20 lidstaten deze regelingen.
De kenmerken van deze regelingen lopen sterk uiteen, met name wat betreft de te verrichten investeringen, zowel qua aard als qua bedrag. Er is sprake van vijf investeringsopties: kapitaalinvesteringen, investeringen in onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, donaties of schenkingen van activiteiten die bijdragen aan het algemeen welzijn, en eenmalige bijdragen aan de staatsbegroting. Deze opties sluiten elkaar niet uit, waarbij sommige lidstaten verschillende soorten investeringen en een combinatie ervan mogelijk maken.
Wat het bedrag betreft, varieert de schaal van een zeer kleine investering (minder dan 100 000 EUR) tot een zeer grote investering (meer dan 5 miljoen EUR).
Daarnaast kan ook een niet-financiële investering vereist zijn, zoals het scheppen van banen of een bijdrage aan de economie.
Er zijn grote verschillen tussen de procedures en de voorwaarden met betrekking tot de fysieke aanwezigheid in de lidstaat die verblijfsrechten toekent.
3.2. Verblijfsregelingen voor investeerders en het EU-recht inzake legale migratie
In het EU-recht worden de voorwaarden vastgesteld waaronder bepaalde categorieën onderdanen van derde landen de EU kunnen binnenkomen. Het verlenen van een verblijfstitel aan investeerders uit derde landen is momenteel niet op EU-niveau geregeld en blijft onderworpen aan het nationale recht.
Een verblijfstitel die is verleend op basis van een verblijfsregeling voor investeerders die in één lidstaat is opgezet, heeft echter ook gevolgen voor andere lidstaten. Een geldige verblijfstitel biedt een onderdaan van een derde land de mogelijkheid om binnen een periode van 180 dagen 90 dagen vrij te reizen in het Schengengebied
. Hij maakt ook toegang voor kort verblijf mogelijk tot Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië, op basis van de eenzijdige erkenning van verblijfstitels door deze lidstaten. Het is daarom van essentieel belang dat alle relevante controles, met name de veiligheidscontroles, worden uitgevoerd voordat een dergelijke titel wordt afgegeven (zie punt 4 hieronder).
Bovendien kunnen er ook gevolgen zijn voor de verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU, die wordt toegekend aan onderdanen van derde landen die gedurende vijf jaar legaal en ononderbroken in een EU-lidstaat hebben verbleven. Deze status verleent onderdanen van derde landen bepaalde rechten op basis van de duur van hun verblijf in een lidstaat en het feit dat zij een band met de betrokken lidstaat hebben gekregen. De ononderbroken aanwezigheid in de gaststaat is een essentieel aspect van en een voorwaarde voor deze status. Uit de studie is echter gebleken dat in verschillende lidstaten de vereiste inzake verblijf in het kader van de verblijfsregelingen voor investeerders niet impliceert dat de betrokkende ononderbroken fysiek in de lidstaat moet verblijven. In sommige lidstaten schrijft de wet uitdrukkelijk voor dat investeerders slechts gedurende een zeer beperkte periode aanwezig moeten zijn (bv. zeven dagen per jaar in Portugal of alleen op de dag van de aanvraag in Bulgarije, Griekenland en Malta).
Aangezien het daadwerkelijke verblijf in het kader van verblijfsregelingen voor investeerders krachtens het nationale recht mogelijk rechtstreeks is uitgesloten, beperkt is of helemaal niet verplicht is, lijkt de daadwerkelijke uitoefening van het toezicht op de verblijfsvoorwaarde problematisch.
Dit betekent dat er situaties kunnen zijn waarin, bij gebrek aan een doeltreffend toezicht op het ononderbroken karakter van het verblijf, investeerders die geacht worden vijf jaar in een lidstaat te wonen op basis van een nationale titel, de EU-status van langdurig ingezetene en de daaruit voortvloeiende rechten, met name mobiliteitsrechten, zouden kunnen verwerven zonder te voldoen aan de feitelijke voorwaarde van vijf jaar ononderbroken verblijf. Dit zou niet in overeenstemming zijn met de richtlijn langdurig ingezetenen. De Commissie zal toezien op de naleving door de lidstaten om ervoor te zorgen dat zij de voorwaarde met betrekking tot het ononderbroken karakter van het verblijf overeenkomstig de richtlijn correct toepassen.
Daarnaast maakt het bezit van een nationale verblijfstitel voor investeerders gezinshereniging mogelijk in het kader van de richtlijn gezinshereniging, mits de aanvragers de voorwaarden vervullen. In dit verband zij erop gewezen dat gezinsleden van investeerders in de meeste lidstaten niet onderworpen zijn aan verscherpte due-diligencemaatregelen, wat veiligheidsrisico’s met zich kan brengen.
3.3. Het verband tussen verblijfsregelingen voor investeerders en naturalisatieprocedures
Verblijfsregelingen voor investeerders kunnen ook gevolgen hebben voor de verwerving van burgerschap. Een door investeringen verkregen verblijfstitel kan in het kader van de gewone naturalisatieprocedures van verscheidene lidstaten worden gebruikt om een daadwerkelijke band met het land aan te tonen en ontheffing van andere vereisten te verkrijgen. Met andere woorden: een door investeringen verkregen verblijfstitel kan — soms zonder dat fysieke aanwezigheid is vereist — snelle toegang bieden tot of een opstap vormen naar permanent verblijf en vervolgens burgerschap. Ook kan in lidstaten die zowel burgerschaps- als verblijfsregelingen voor investeerders kennen, rekening worden gehouden met de voor de verblijfsregeling vereiste investeringen om te bepalen of een investeerder voor de burgerschapsregeling in aanmerking komt.
4. Punten van zorg
Onderdanen van derde landen kunnen om legitieme redenen in een lidstaat investeren, maar het is ook mogelijk dat zij onwettige doelen nastreven, zoals het omzeilen van rechtshandhavingsonderzoeken en vervolging in hun land van herkomst en het beschermen van hun activa tegen de daarmee verband houdende bevriezings- en confiscatiemaatregelen. Derhalve brengen burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders een aantal risico's mee voor de lidstaten en voor de Unie als geheel. Daarbij gaat het met name om veiligheidsrisico’s, met inbegrip van de mogelijkheid van infiltratie van georganiseerde criminele groepen van buiten de EU, alsook risico's van witwaspraktijken, corruptie en belastingontduiking. Deze risico’s worden nog verstrekt door de grensoverschrijdende rechten die verbonden zijn aan het burgerschap van de Unie of aan het verblijf in een lidstaat.
Ook is er bezorgdheid over het gebrek aan transparantie en het beheer van de regelingen. Zowel burgerschaps- als verblijfsregelingen zijn nu voorwerp van grondige openbare controle naar aanleiding van daarmee samenhangende beschuldigingen van misbruik en corruptie in sommige lidstaten. Een betere transparantie en de invoering van een adequaat risicobeheer, controlesystemen en toezichtmechanismen kunnen ertoe bijdragen dat sommige van deze problemen zoveel mogelijk worden beperkt.
4.1. Risico’s van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders
4.1.1. Veiligheid
De afgelopen jaren heeft de Commissie verschillende initiatieven gepresenteerd om de veiligheid van de EU te versterken en een Veiligheidsunie tot stand te brengen. De drie belangrijkste gecentraliseerde informatiesystemen die de EU heeft ontwikkeld en die voor veiligheidscontroles worden gebruikt, zijn i) het Schengeninformatiesysteem (SIS) met een breed scala van signaleringen van personen en voorwerpen, ii) het Visuminformatiesysteem (VIS) met gegevens over visa voor kort verblijf, en iii) het Eurodac-systeem met vingerafdrukken van asielzoekers en onderdanen van derde landen die de buitengrens irregulier hebben overschreden. Deze drie systemen zijn complementair en — met uitzondering van het SIS — vooral gericht op onderdanen van derde landen.
Daarnaast worden nieuwe IT-systemen opgezet, zoals het inreis-uitreissysteem (EES) en het Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem (Etias), en heeft de Commissie voorgesteld het VIS
te versterken en het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS-TCN) uit te breiden. De Commissie heeft ook voorgesteld om alle informatiesystemen interoperabel te maken.
Praktijken inzake burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders kunnen deze inspanningen ondermijnen door onderdanen van derde landen toe te staan een deel van deze controles te vermijden, hetgeen gevolgen heeft voor andere lidstaten en voor de EU als geheel. Daarom is het belangrijk dat alle burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders zodanig worden georganiseerd dat dergelijke veiligheidsrisico’s worden voorkomen. Doordat er geen controles zijn aan de binnengrenzen in het Schengengebied, is het bijzonder belangrijk ervoor te zorgen dat de gezamenlijk overeengekomen en passende preventieve veiligheidscontroles worden uitgevoerd.
Veiligheid en burgerschapsregelingen in de lidstaten
In de studie konden slechts in zeer beperkte mate wetgeving of richtsnoeren worden genoemd met betrekking tot de feitelijke praktijken inzake burgerschap voor investeerders.
In Malta worden op basis van politiegegevens van de Maltese politie en/of van de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst controles verricht inzake eventuele strafrechtelijke antecedenten van de hoofdaanvragers en personen te hunner laste die ouder zijn dan 12 jaar. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat het onmogelijk is om een certificaat ten bewijze daarvan te verkrijgen, kan ontheffing worden verleend van de vereiste over een blanco strafblad te beschikken. De Maltese autoriteiten raadplegen Interpol en de Europol-databanken in het kader van een vierledige due-diligenceprocedure, die bestaat uit: "know-your-client"-due-diligencecontroles door de agent en het Malta Individual Investor Programme Agency (zie het punt over antiwitwascontroles hieronder), goedkeuring door de politie, controle van de volledigheid en de juistheid van de aanvraag en verificatie van de ingediende documenten, en een geoutsourcete due-diligencecontrole waarbij het Malta Individual Investor Programme Agency moet bewijzen dat het twee rapporten van internationale ondernemingen heeft besteld over elke aanvraag in het kader van het programma voor individuele investeerders (IIP). Malta sluit onderdanen van bepaalde landen en personen tegen wie een reisverbod van de Verenigde Staten geldt, uit van het aanvragen van het burgerschap in het kader van de regeling, terwijl agenten aanvragers die op andere sanctie- of monitoringlijsten voorkomen, bij het Malta Individual Investor Programme Agency moeten melden.
In Cyprus moeten aanvragers een uittreksel uit het strafregister overleggen die hoogstens 90 dagen voor de indiening is afgegeven door hun land van herkomst en dat van verblijf (indien verschillend). De Cypriotische politie doorzoekt ook de databanken van Europol en Interpol. De namen van de investeerder en diens gezinsleden mogen niet voorkomen op de lijst van personen wier tegoeden binnen de grenzen van de Europese Unie zijn bevroren als gevolg van sancties. Volgens nieuwe regels die in juli 2018 zijn ingevoerd, dienen aanvragers die hun aanvraag via een dienstverlener indienen, voorts een due-diligencerapport over te leggen dat is afgegeven door een internationaal aanvaarde databank (zoals World-Check, Lexis Diligence, Regulatory DataCorp Inc. enz.). Wanneer er zorgen bestaan uit het oogpunt van de nationale veiligheid, wordt de aanvraag bovendien beoordeeld door de centrale inlichtingendienst van Cyprus. Cyprus is niet aangesloten op het Schengeninformatiesysteem.
In Bulgarije is de aanvrager wettelijk verplicht een uittreksel uit het strafregister (blanco strafblad) over te leggen, alsook een verklaring waaruit blijkt dat er tegen de aanvrager geen strafprocedure loopt. De raad voor het burgerschap (Council for Citizenship) geeft een advies over aanvragen van het burgerschap, naar aanleiding van een schriftelijke verklaring van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het staatsagentschap voor nationale veiligheid (State Agency for National Security, SANS). Die laatste instantie onderwerpt alle aanvragers van het Bulgaarse burgerschap (dus ook degenen die een aanvraag indienen in het kader van een regeling voor investeerders) binnen de grenzen van haar bevoegdheden aan een controle, bv. op basis van databanken met politiële inlichtingen of strafregisters. Er was geen informatie beschikbaar over het Bulgaarse beleid inzake personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de EU en het is evenmin bekend of de autoriteiten gebruikmaken van het SIS om aanvragers te controleren.
In de studie is gewezen op een groot aantal grijze gebieden met betrekking tot veiligheidscontroles. Eén probleem heeft betrekking op de beoordelingsmarge van de lidstaten inzake aanvragen van het burgerschap. Uit de studie blijkt namelijk dat autoriteiten ook aanvragen die niet aan bepaalde veiligheidseisen voldoen, ontvankelijk kunnen verklaren. Bovendien hoeven aanvragen niet altijd persoonlijk te worden ingediend; in Malta en Cyprus kunnen vertegenwoordigers dit doen.
Bovendien raadplegen de lidstaten elkaar momenteel niet over personen die burgerschap als investeerder aanvragen. Voor aanvragers van een visum voor kort verblijf uit bepaalde derde landen vindt uit veiligheidsoverwegingen wél voorafgaande raadpleging plaats tussen lidstaten, terwijl burgerschap tal van rechten meebrengt, waaronder verblijfsrecht en actief en passief kiesrecht bij de Europese en lokale verkiezingen, die – anders dan het recht een kort bezoek te brengen – levenslang geldig blijven. Een ander probleem houdt verband met het gebrek aan coördinatie en gemeenschappelijke criteria, waardoor men kan “rondshoppen” op zoek naar de soepelste voorwaarden. Iemand wiens aanvraag van het burgerschap door de ene lidstaat is geweigerd, kan het in een andere lidstaat opnieuw proberen. De lidstaten informeren elkaar momenteel namelijk niet over afgewezen aanvragers, zelfs niet als de afwijzing is gebaseerd op een veiligheidsrisico.
Veiligheid en verblijfsregelingen voor investeerders in de EU
Anders dan bij de procedures met betrekking tot de verwerving van het burgerschap, gelden er krachtens het EU-recht wel bepaalde verplichtingen in termen van veiligheidscontroles die moeten worden verricht voordat aan buitenlandse investeerders een visum of verblijfstitel wordt verstrekt. Dit moet voorkomen dat zij een gevaar vormen voor de openbare orde en de openbare veiligheid, ook van andere lidstaten. Dergelijke controles zijn gebaseerd op het Schengenacquis en zijn verplicht voor de lidstaten die door dit acquis gebonden zijn. Krachtens artikel 25, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord dient een lidstaat die overweegt een verblijfstitel af te geven, stelselmatig het Schengeninformatiesysteem (SIS) te doorzoeken. Wanneer een lidstaat overweegt een verblijfstitel af te geven aan een ter fine van weigering gesignaleerde persoon, dient hij vooraf in overleg te treden met de signalerende lidstaat en rekening te houden met de belangen van deze lidstaat.
Hoewel de studie uitwees dat in het nationale recht van de betrokken lidstaten de controle uit het oogpunt van de openbare orde en de openbare veiligheid over het algemeen is opgenomen als grond voor weigering (of niet-verlenging) van de verblijfstitel, bleek ook dat er te weinig informatie beschikbaar is en dat de lidstaten over een ruime beoordelingsmarge beschikken waar het gaat om de wijze waarop zij omgaan met veiligheidskwesties. Dit heeft tot een aantal problematische gevallen geleid, zoals ook in andere verslagen is benadrukt. In dat kader heeft de Commissie reeds een upgrade voorgesteld van het Visuminformatiesysteem, waardoor het – in samenhang met het voorstel voor de interoperabiliteitsverordening – verplicht wordt om bij de buitengrenzen voor alle afgegeven verblijfstitels en visa voor verblijf van langere duur alle relevante internationale en EU-veiligheidsdatabanken te doorzoeken. Informatie over aanvragen van verblijfstitels die door een lidstaat om veiligheidsredenen zijn geweigerd, zou ook worden opgeslagen en vervolgens kunnen worden gebruikt voor controledoeleinden.
Slechts in een beperkt aantal gevallen worden controles achteraf verricht om na te gaan of tijdens de geldigheidsduur van de titel nog wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de verblijfsrechten werden verleend. Daarbij wordt dus geverifieerd of de houder van de titel gedurende de geldigheid van de titel nog voldoet aan de verblijfsvoorwaarden (zie voor meer details het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie). Aangezien de titelhouders niet per se verplicht zijn in het gastland te wonen (of slechts gedurende een zeer beperkte periode, zoals hierboven opgemerkt), kan het moeilijk zijn om na te gaan of zij nog aan de voorwaarden voor de verblijfstitel voldoen.
De Commissie zal toezien op de naleving door de lidstaten, om te waarborgen dat deze alle grens- en veiligheidscontroles die momenteel verplicht zijn, stelselmatig en doeltreffend uitvoeren, opdat de verblijfsregelingen voor investeerders de veiligheid van de andere lidstaten en de EU niet in gevaar brengen.
4.1.2. Witwaspraktijken
Wat betreft de herkomst van middelen, hebben op een na alle EU-lidstaten kennis gegeven van maatregelen tot omzetting van de antiwitwasrichtlijn
. De Commissie verricht momenteel een horizontale controle inzake de volledigheid van de meegedeelde nationale wetgeving tot omzetting van de vierde antiwitwasrichtlijn en voert inbreukprocedures wegens niet-mededeling tegen de lidstaten waar tekortkomingen ten aanzien van de omzetting zijn geconstateerd. Krachtens deze wetgeving dienen meldingsplichtige entiteiten (zoals financiële en kredietinstellingen, notarissen, advocaten en makelaars) due-diligencemaatregelen uit te voeren. Meldingsplichtige entiteiten moeten verdachte transacties melden aan de financiële inlichtingeneenheid in hun land en zij mogen hun cliënten er niet van in kennis stellen dat verdachte transacties worden gemeld. Bovendien bevat de vierde antiwitwasrichtlijn de specifieke aanvullende bepaling dat meldingsplichtige entiteiten verscherpte due-diligencecontroles moeten uitvoeren bij transacties met cliënten uit derde landen met een hoog risico.
De vijfde antiwitwasrichtlijn, die van kracht werd op 9 juli 2018 en uiterlijk op 10 januari 2020 door de lidstaten moet zijn omgezet, omvat een wijziging waarbij een hoog risico wordt omschreven en verscherpte due-diligencemaatregelen worden voorgeschreven voor “een onderdaan van een derde land die in de lidstaat verblijfsrechten of het staatsburgerschap aanvraagt in ruil voor kapitaaloverdrachten, de aankoop van onroerend goed of overheidsobligaties of investeringen in vennootschappen in die lidstaat”. Deze verplichtingen van de richtlijn gelden echter alleen voor marktdeelnemers en niet voor overheidsorganisaties en -instanties, die niet meldingsplichtig zijn krachtens de richtlijn. Dit betekent dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders, hier niet onder vallen.
De studie wees uit dat burgerschapsregelingen voor investeerders samengaan met tal van praktijken om het witwassen van geld te bestrijden, maar ook dat er sprake is van een aantal grijze gebieden. De organen die betrokken zijn bij de uitvoering van de controles inzake de herkomst van middelen in het kader van regelingen voor investeerders, zijn niet formeel verplicht de resultaten van die controles mee te delen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. In de praktijk bestaat er echter enige samenwerking met betrekking tot burgerschapsregelingen voor investeerders. Identity Malta heeft voor het doel van de studie bevestigd dat bij de vierledige due-diligenceprocedure die zij volgt, de in de vierde witwasrichtlijn vervatte definities van en procedures inzake due diligence worden toegepast. Het Cypriotische rechtskader voor burgerschapsregelingen voor investeerders bevat rechtstreekse verwijzingen naar de Cypriotische antiwitwaswetgeving. Derhalve moeten de compliance-afdelingen van de Cypriotische banken due-diligencemaatregelen uitvoeren om de herkomst van de voor de investering gebruikte middelen te verifiëren en valideren. In Bulgarije controleert het agentschap Invest Bulgaria de herkomst van middelen (overeenkomstig de Bulgaarse antiwitwaswet). Daarbij dient de aanvrager overeenkomstig de antiwitwaswet een verklaring inzake de herkomst van de middelen te verstrekken.
Ook passen lidstaten met verblijfsregelingen voor investeerders uiteenlopende praktijken toe om witwassen van geld te voorkomen. Hoewel bepaalde lidstaten vereisen dat alle betalingen worden verricht via hun nationale banken, die als meldingsplichtige entiteiten krachtens de vierde antiwitwasrichtlijn de nodige due-diligencecontroles moeten verrichten (Cyprus), bleek de wetgeving in andere gevallen (Kroatië, Portugal) niet in speciale controles te voorzien. In Hongarije, waar de regeling momenteel is opgeschort, hoefde het geld niet daadwerkelijk naar Hongaars grondgebied te worden overgebracht en werden de middelen dus niet gecontroleerd. In andere gevallen worden middelen dubbel gecontroleerd: eerst op basis van bewijsmateriaal dat wordt verstrekt door het land van herkomst van de middelen en vervolgens door de bevoegde diensten in de lidstaat (Ierland). Welke autoriteit belast is met deze specifieke controles, varieert: het kan gaan om het nationale investeringsagentschap (Bulgarije) of om een antiwitwascommissie (Spanje). Deze entiteiten kunnen zowel privaat als publiek zijn en er zijn ook onafhankelijke professionals bij betrokken. De controles lopen uiteen: het kan gaan om het valideren van de documenten inzake de geïnvesteerde gelden, zoals overschrijvingsbewijzen, financiële overzichten, belastingaangiften, koop- of huurovereenkomst uit het kadaster of eigendomsregister, wanneer de investering onroerend goed betreft, maar ook om een beperkte verklaring van de bevoegde autoriteit.
Krachtens de nieuwe antiwitwasregels van de EU dienen de lidstaten bijzondere aandacht te schenken aan verscherpte due-diligencemaatregelen in het kader van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat EU-antiwitwasregels niet worden omzeild. Zij zouden moeten optreden wanneer middelen die door aanvragers in het kader van een burgerschapsregeling voor investeerders zijn betaald, worden doorgesluisd via organen die volgens de vierde en vijfde antiwitwasrichtlijnen geen “meldingsplichtige entiteiten” zijn. Bovendien zouden de organen die betrokken zijn bij het controleren van de herkomst van de middelen in het kader van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders, hun bevindingen altijd moeten meedelen aan de voor de verwerking van aanvragen verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten. De lidstaten zouden potentiële risico’s in verband met het witwassen van geld bij burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders ook in aanmerking kunnen nemen bij de nationale risicobeoordelingen die zij uitvoeren conform de antiwitwasregelgeving van de EU, en de nodige risicobeperkende maatregelen kunnen nemen.
Wanneer betalingen rechtstreeks in contanten worden verricht aan overheidsorganisaties, vallen zij niet onder de Europese antiwitwasregelgeving. De regels voor betalingen in contanten zijn momenteel niet in de hele EU geharmoniseerd. De lidstaten kunnen derhalve bepaalde beperkingen stellen aan betalingen in contanten, mits deze verenigbaar zijn met andere bepalingen van het EU-recht.
4.1.3. Omzeiling van EU-regels
Ook bestaat de mogelijkheid dat de status die een burgerschaps- of verblijfsregeling voor investeerders oplevert, wordt gebruikt om EU-recht te omzeilen. Met name burgerschapsregelingen voor investeerders vormen voor onderdanen van derde landen een mogelijkheid om bepaalde nationaliteitsvereisten van het EU-recht te omzeilen. Zo bepalen de EU-regels dat een exploitatievergunning, d.w.z. toestemming om luchtdiensten te verlenen, alleen mag worden verleend door de bevoegde (nationale) vergunning verlenende autoriteiten als lidstaten of ingezetenen van lidstaten voor meer dan 50 % eigenaar zijn van de onderneming en er daadwerkelijk controle over uitoefenen. De Commissie heeft van nationale instanties belast met afgifte van bewijzen van bevoegdheid en gelijkstelling een klacht en verscheidene verzoeken om inlichtingen ontvangen in verband met investeerders uit derde landen die in een lidstaat het burgerschap van de Unie hebben verkregen via een burgerschapsregeling voor investeerders en vervolgens een exploitatievergunning voor een luchtvaartmaatschappij hebben aangevraagd.
4.1.4. Belastingontduiking
Een ander punt van zorg is de vraag of fiscale prikkels die voortvloeien uit het gebruik van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders, de vraag naar dergelijke regelingen doen toenemen
. Het gebruik van deze regelingen komt op zich niet neer op belastingontduiking, maar kan personen wel in staat stellen te profiteren van bestaande gunstige belastingregels. Afhankelijk van de betrokken regeling kan er echter ruimte zijn voor misbruik door oneigenlijk gebruik van de via de regelingen verkregen voordelen en documentatie. Deze ruimte varieert: sommige regelingen kunnen agressieve fiscale planning en belastingontduiking vergemakkelijken of als instrument daarvoor worden gebruikt.
De studie had niet betrekking op de fiscale aspecten van dergelijke regelingen. De discussies op nationaal en EU-niveau gaan hoofdzakelijk over de impact die de regelingen kunnen hebben op de automatische uitwisseling van informatie over financiële rekeningen tussen de belastingautoriteiten, die binnen de EU ten uitvoer wordt gelegd middels Richtlijn 2014/107/EU van de Raad (eerste wijziging van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking) en met derde landen via de gezamenlijke rapportagestandaard. De eerste wijziging van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking en de gezamenlijke rapportagestandaard vereisen dat de relevante informatie over banktransacties wordt verzonden naar alle rechtsgebieden waar de rekeninghouder een fiscale woonplaats heeft.
De fiscale woonplaats kan verschillen van de woonplaats als gedefinieerd voor niet-fiscale doeleinden. De criteria voor het vaststellen van de fiscale woonplaats kunnen per rechtsgebied aanzienlijk verschillen en hangen gewoonlijk samen met het aantal dagen van fysieke aanwezigheid in een rechtsgebied. Enkele rechtsgebieden bepalen iemands woonplaats ook aan de hand van tal van andere factoren, zoals burgerschap, het bezit van een huis of het beschikken over onderdak, familie en financiële belangen. Hierdoor kan het gebeuren dat een en dezelfde persoon in meer dan één rechtsgebied als belastingplichtig wordt aangemerkt. Bovendien maakt het feit dat iemand in een nieuw rechtsgebied als belastingplichtig wordt aangemerkt, geen einde aan de status inzake de fiscale woonplaats in andere landen.
De documentatie die in het kader van een aantal van deze regelingen is verstrekt, kan het echter bijzonder moeilijk maken voor financiële instellingen om de legitieme fiscale woonplaats vast te stellen. Soms kan de informatie over financiële rekeningen naar de verkeerde staat en/of niet naar de juiste staat worden gezonden. Als informatie bijvoorbeeld alleen wordt verzonden aan de staat die een burgerschaps- of verblijfsregeling toepast (in het kader waarvan dikwijls geen inkomstenbelasting wordt geheven of niet vereist is dat men fysiek in het land aanwezig is) en niet aan de staat waar de betrokkene feitelijk zijn fiscale woonplaats heeft, worden de inkomsten wellicht niet in de juiste staat belast.
Regelingen in landen die geen of zeer weinig belasting over het inkomen heffen, gaan gepaard met een groter risico dat rekeninghouders bewijzen inzake hun reële staat van verblijf verbergen en zo belasting ontduiken. Met name bij regelingen in derde landen is het risico groter dat burgers van de Unie er doelbewust gebruik van maken om de belasting in de EU-lidstaat van verblijf te ontduiken. De financiële instellingen van de EU zijn wellicht minder vertrouwd met de regelingen buiten de EU en hoewel buitenlands inkomen evenmin wordt belast bij een aantal regelingen die EU-lidstaten aanbieden, zijn de meeste regelingen gericht op niet-EU-ingezetenen (voor wie de toegang beperkt is).
Krachtens de verplichte openbaarmakingsvereisten voor tussenpersonen die in 2018 zijn vastgesteld door middel van een wijziging van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking
, dienen promotoren van belastingsontwijkingsregelingen en dienstverleners die betrokken zijn bij het bedenken of toepassen daarvan, de belastingautoriteiten te informeren over de regelingen zij aanbieden of invoeren. Daarbij zijn er specifieke bepalingen die betrekking hebben op regelingen die zouden kunnen leiden tot omzeiling van de rapportageverplichtingen welke zijn vastgelegd in de EU-wetgeving inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen.
De richtlijn omvat namelijk een rapportageverplichting voor regelingen of constructies die due-diligenceprocedures die door financiële instellingen worden gebruikt om te voldoen aan hun verplichtingen tot het rapporteren van inlichtingen over financiële rekeningen aan de belastingautoriteiten, ondermijnen of zwakke punten ervan benutten, zoals de vaststelling van het rechtsgebied waar de rekeninghouder zijn woonplaats heeft. Dit is het geval wanneer de rekeninghouders het burgerschap of verblijfsrecht verwerft in een ander land dan dat waar hij daadwerkelijk woont. Telkens als een dergelijke regeling wordt aangeboden of gebruikt, is de vertegenwoordiger die de dienst verleent, verplicht hiervan melding te maken.
Krachtens de wijziging van 2018 van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking zullen de vanaf 25 juni 2018 gebruikte regelingen worden gemeld aan de belastingautoriteiten in de EU, die deze informatie vanaf 2020 automatisch met elkaar zullen vergelijken, waardoor deze autoriteiten over inlichtingen zullen beschikken waarmee mogelijk misbruik vroegtijdig kan worden ontdekt. Dit geldt zowel voor regelingen binnen de EU als voor regelingen in derde landen.
Om de risico’s van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders aan te pakken en daarnaast te waarborgen dat de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd, zouden de EU-lidstaten die met dergelijke regelingen werken, gebruik moeten maken van de instrumenten die beschikbaar zijn in het EU-kader voor administratieve samenwerking, en met name van de spontane uitwisseling van informatie over de lidstaat/lidstaten van verblijf, zoals voorgeschreven door de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking.
Bovendien zouden het bestaan van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders en de problemen die daaruit voortvloeien op fiscaal gebied, ook in aanmerking moeten worden genomen bij de werkzaamheden van de lidstaten in de Raad. Daarbij kan worden gedacht aan de lopende werkzaamheden voor de hervorming van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die beoogt een gecoördineerd optreden op Europees niveau te waarborgen ter bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. Op grond van het huidige mandaat is dit optreden beperkt tot belasting op ondernemingen. De hervorming van de code biedt de gelegenheid om de werkzaamheden te verbreden en ook andere schadelijke belastingpraktijken te laten bestrijken, met inbegrip van praktijken die op individuele personen zijn gericht. De lidstaten zouden nota moeten nemen van de rol die burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders kunnen spelen bij belastingontwijking en -ontduiking en moeten overwegen om dergelijke regelingen, gezien de risico’s ervan, toe te voegen aan de criteria voor de opname op EU-lijsten.
Als onderdeel van haar werkzaamheden om lacunes vast te stellen in de gezamenlijke rapportagestandaard (de internationale equivalent van de eerste wijziging van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking) analyseerde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in hoeverre dergelijke burgerschaps- of verblijfsregelingen zouden kunnen worden gebruikt om de meldingsplicht krachtens deze standaard te omzeilen en derhalve belastingontduiking te faciliteren. De OESO concludeerde met name dat identiteitskaarten en andere documenten die door middel van dergelijke regelingen worden verkregen, kunnen worden misbruikt om te doen voorkomen dat iemand zijn fiscale woonplaats in een ander rechtsgebied heeft en de werking van het due-diligenceonderzoek van de gezamenlijke rapportagestandaard in gevaar te brengen. In dit kader heeft de OESO een lijst opgesteld van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders die een groot risico zouden kunnen vormen voor de doeltreffende uitvoering van de gezamenlijke rapportagestandaard. Deze lijst bevat zowel burgerschaps- als verblijfsregelingen voor investeerders in Cyprus en Malta. De OESO heeft ook aanvullende informatie en richtsnoeren voor financiële instellingen gepubliceerd om de mogelijkheden voor potentieel misbruik te minimaliseren.
Op 9 maart 2018 publiceerde de OESO modelvoorschriften voor verplichte openbaarmaking met betrekking tot belastingontwijkingsconstructies (“Model Mandatory Disclosure Rules for Common Reporting Standard Avoidance Arrangements and Opaque Offshore Structures”). Deze modelvoorschriften zijn vergelijkbaar met de voorschriften die in de wijziging van 2018 van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking zijn opgenomen in verband met belastingsontwijkingsregelingen en die gericht zijn op de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen. Er zij echter op gewezen dat deze voorschriften niet de status van minimumnorm hebben gekregen. De rechtsgebieden hoeven deze voorschriften dus niet over te nemen.
4.2. Transparantie en governance
Krachtig gereglementeerd toezicht en transparantie van burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders op nationaal niveau zijn van kritiek belang bij het bepalen van de impact ervan. Ook blijkt uit de studie dat er duidelijk te weinig informatie voorhanden is over de toepasselijke procedures en over de werking van de regelingen, bv. wat betreft de aantallen en de herkomst van de aanvragers en van degenen die het burgerschap of verblijfsrechten verkrijgen.
4.2.1. Transparantie en governance van huidige burgerschapsregelingen voor investeerders
Malta kent een regelgevende instantie voor de burgerschapsregeling voor investeerders, die jaarlijks een verslag uitbrengt, dat aan parlementaire controle wordt onderworpen. Op 22 mei 2018 kondigde Cyprus aan een toezichthoudend en controlerend comité te zullen opzetten en een gedragscode te zullen invoeren in verband met zijn burgerschapsregeling voor investeerders. Bulgarije beschikt noch over een regelgevende instantie noch over een gedragscode.
In Malta moeten aanvragen in het kader van burgerschapsregelingen voor investeerders door de hoofdaanvrager bij het Malta Individual Investor Programme Agency worden ingediend via erkende vertegenwoordigers of de concessiehouder. Deze niet-openbare instanties spelen in de hele aanvraagprocedure een belangrijke rol: ze vertegenwoordigen de aanvragers en treden namens hen rechtstreeks in contact met de bevoegde autoriteiten. In Bulgarije en Cyprus kunnen aanvragers ervoor kiezen om zich over een aanvraag te laten adviseren door consultants of juristen en om hun aanvraag ook door hen te laten indienen. De nieuwe Cypriotische gedragscode geldt voor de agenten en tussenpersonen die namens hun cliënten optreden bij aanvragen voor het staatsburgerschap. De code is bedoeld om hoge ethische normen te bevorderen en verbiedt het om in de openbare ruimte reclame te maken voor de verkoop van het burgerschap. In Cyprus was het gebruikelijk om te adverteren voor de verkoop van het EU-burgerschap. Het staat nog te bezien wat het effect van de nieuwe gedragscode zal zijn.
Wat betreft de beperkingen van het aantal ingewilligde aanvragen, heeft zowel Cyprus als Malta een maximum gesteld aan het aantal aanvragers dat gebruik kan maken van de burgerschapsregeling voor investeerders. De Cypriotische regering heeft besloten om deze burgerschapsregeling met ingang van 2018 niet meer dan 700 keer per jaar toe te passen
. In Malta is een maximum van 1 800 succesvolle hoofdaanvragers vastgesteld (ten laste komende personen niet meegerekend). De Maltese autoriteiten werken momenteel echter aan een actualisering van de wetgeving en zijn na een openbare raadpleging van plan dit maximum met nog eens 1 800 te verhogen. Bulgarije stelt geen maximum aan het aantal buitenlandse investeerders dat burgerschap kan aanvragen.
4.2.2. Transparantie en governance van huidige verblijfsregelingen voor investeerders
Anders dan voor de burgerschapsregeling voor investeerders kent Malta voor de governance van de verblijfsregeling voor investeerders geen regelgevende instantie. In Cyprus wordt het aangekondigde toezichthoudend en controlerend comité voor de burgerschapsregeling voor investeerders niet eveneens verantwoordelijk voor verblijfstitels. De Bulgaarse wetgeving bepaalt alleen dat het directoraat Migratie het Bulgaarse Investeringsagentschap in kennis moet stellen van titels voor duurzaam verblijf die zijn afgegeven in het kader van de regeling. In een zeer beperkt aantal lidstaten zijn er specifieke toezichtmechanismen en rapportageverplichtingen. Dit betekent dat in de meeste gevallen het toezicht op de regeling wordt overgelaten aan algemene toezichtmechanismen (zoals parlementaire controle, administratieve aansprakelijkheid, algemene rapportage van de activiteiten aan de regering en verzoeken om toegang tot documenten) voor zover die voorhanden zijn, maar er geen aanvullend en specifiek due-diligencemechanisme bestaat.
Een beperkt aantal lidstaten heeft ervoor gekozen om particuliere ondernemingen te betrekken bij het beheren van hun verblijfsregelingen; soms spelen deze een significante rol. In Cyprus staat het aanvragers vrij hun aanvraag in te dienen via een gemachtigde vertegenwoordiger, die slechts als facilitator en adviseur optreedt. In Malta mogen aanvragen bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend door geregistreerde vertegenwoordigers of geaccrediteerde personen; deze geregistreerde vertegenwoordigers verzorgen namens de aanvrager alle correspondentie, aanvragen, meldingen, aangiften en kennisgevingen uit hoofde van de verordeningen. In Hongarije heeft de commissie Economische Zaken van het Hongaars Parlement een aantal ondernemingen gemachtigd die de door de aanvragers aan te kopen verblijfsobligaties (“residency bonds”) uitgaven. Slechts één onderneming kon worden gemachtigd om obligaties af te geven in een derde land.
4.2.3. Maatregelen ter verbetering van transparantie, governance en veiligheid
De studie wijst uit dat er vooralsnog op zeer beperkte schaal jaarlijks verslag wordt uitgebracht. Wat betreft de burgerschapsregelingen voor investeerders is er over het geheel genomen te weinig transparantie met betrekking tot de aanvragen en de personen die het burgerschap op deze manier verwerven. In het geval van verblijfsregelingen voor investeerders kan door het ontbreken van uitgesplitste statistieken de specifieke grond voor verblijf of de gekozen investeringsoptie niet worden vastgesteld. Er zouden, bijvoorbeeld in jaarlijkse verslagen, gegevens kunnen worden gepubliceerd over de aantallen ontvangen aanvragen, het land van herkomst en het aantal gevallen waarin burgerschap respectievelijk een verblijfstitel is verstrekt. De lidstaten zouden ook de criteria kunnen toelichten en bekendmaken voor de beoordeling van de aanvragen en voor de veiligheidscontroles in het kader van de regeling en kunnen zorgen voor regelmatig toezicht achteraf op de naleving van deze criteria (met name wat de investering betreft).
Voorts is een kenmerk van deze regelingen dat ondernemingen worden ingeschakeld die de overheden over het beheer van de regeling adviseren of bij het beheer van dergelijke regelingen proactieve taken verrichten die met de uitoefening van bevoegdheden van een overheidsdienst gepaard gaan, maar tegelijkertijd natuurlijke personen adviseren over hun aanvraag in het kader van de regeling. Voor zowel burgerschaps- als verblijfsregelingen geldt dat in geen van de onderzochte lidstaten een mechanisme voorhanden is voor de beheersing van het risico dat zich in deze situatie een belangenconflict kan voordoen. Het overzicht over alle andere tussenpersonen is ook van belang. Gelet op het belang van burgerschap en verblijfsrecht, ligt het voor de hand dat het onderzoek van aanvragen, de interviews en de andere besluitvormings- en controleactiviteiten altijd worden verricht door overheidsdiensten, omdat er over de hele linie behoefte is aan doeltreffend en onafhankelijk toezicht op de regelingen en alle betrokken partijen.
Duidelijkheid op het vlak van procedures en verantwoordelijkheden, gepaard aan transparantie door middel van regelmatige monitoring en verslaglegging, vormt de beste remedie voor de punten van zorg in verband met de burgerschaps- en verblijfsregelingen.
Wat de burgerschapsregelingen voor investeerders betreft, zou er, om voor samenhang tussen de praktijken in de lidstaten en doeltreffende informatie-uitwisseling te zorgen, ook waar het gaat om voorafgaande raadpleging uit veiligheidsoverwegingen, een systeem voor de uitwisseling van gegevens en statistieken over het aantal ontvangen, ingewilligde en afgewezen aanvragen moeten komen, alsmede een raadpleging over aanvragen die om veiligheidsredenen zijn afgewezen. Derhalve is de Commissie van plan een daartoe in het leven te roepen groep van deskundigen uit de lidstaten te vragen de risico’s in verband met de burgerschapsregelingen voor investeerders te onderzoeken en zich te buigen over transparantie en goede governance inzake burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders. Meer specifiek zou een groep van deskundigen tegen het eind van 2019 een gemeenschappelijk pakket veiligheidscontroles inzake burgerschapsregelingen voor investeerders moeten ontwikkelen, met inbegrip van specifieke risicobeheersprocedures met aandacht voor veiligheid en het risico van witwaspraktijken, belastingontduiking en corruptie.
5. Externe dimensie
Het feit dat ook steeds meer derde landen regelingen opzetten in het kader waarvan investeerders burgerschap kunnen kopen, kan gevolgen hebben voor de EU.
5.1. Kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten
Doordat de burgers van de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten zicht hebben op het burgerschap van de Unie, wordt het burgerschap van die landen voor investeerders steeds aantrekkelijker. Dit is al het geval tijdens het toetredingsproces, waarbij de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten nauwere betrekkingen aanknopen met de EU en voor hun burgers het recht kunnen verwerven op visumvrije toegang tot het Schengengebied voor een kort verblijf.
Turkije kent een burgerschapsregeling voor investeerders. In Montenegro worden sinds januari 2019 voorbereidingen getroffen voor de invoering van een dergelijke regeling (die is vastgesteld in november 2018).
Om te voorkomen dat dergelijke regelingen risico’s meebrengen op de in punt 4.1 genoemde gebieden, worden in het kader van het proces van toetreding tot de EU (vanaf het advies over de aanvraag tot toetreding van een land tot en met de afronding van de onderhandelingen) voorwaarden gesteld inzake de burgerschapsregelingen voor investeerders. De betrokken landen zullen over solide monitoringsystemen moeten beschikken, met inbegrip van systemen voor het tegengaan van de mogelijke veiligheidsrisico’s die dergelijke regelingen meebrengen in verband met onder meer witwaspraktijken, terrorismefinanciering, corruptie en de infiltratie van georganiseerde criminaliteit tegengaan.
Wat betreft de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten zal de Commissie de burgerschapsregelingen voor investeerders nauwlettend in het oog houden in het kader van het proces van toetreding tot de EU.
5.2. Andere derde landen waarvan burgers geen visum nodig hebben voor de EU
De door derde landen toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders kunnen om meerdere redenen problematisch zijn als het burgerschap in kwestie recht geeft op visumvrije toegang voor kort verblijf in de Europese Unie. Zo heeft de Republiek Moldavië, waarvan de burgers sinds 2014 zijn vrijgesteld van de visumplicht voor kort verblijf in de EU, in 2018 een burgerschapsregeling voor investeerders ingevoerd. Bepaalde derde landen, of de contractanten waardoor zij worden ondersteund, prijzen hun burgerschap uitdrukkelijk aan met het argument dat het visumvrije toegang tot de Europese Unie biedt. De investeerders die belangstelling hebben voor dergelijke regelingen, zijn dikwijls welgestelde onderdanen van landen waarvan de burgers visumplichtig zijn. Zij zouden dergelijke regelingen kunnen gebruiken voor het omzeilen van de gewone Schengenvisumprocedure en de bijbehorende grondige beoordeling van de individuele risico’s uit het oogpunt van migratie en veiligheid, waaronder de mogelijkheid dat maatregelen ter voorkoming van witwaspraktijken en terrorismefinanciering worden ontdoken.
De Europese Unie eerbiedigt het recht van soevereine staten om over hun eigen naturalisatieprocedures te beslissen, maar het is niet de bedoeling dat visumvrije toegang tot de Unie wordt gebruikt om individuele investeringen te bevorderen, in ruil voor burgerschap. Bij de beoordeling van derde landen die in aanmerking zouden kunnen komen voor een visumvrije regeling met de Europese Unie, zal terdege rekening worden gehouden met de toepassing van dergelijke regelingen. Bovendien dienen derde landen waarvan de onderdanen reeds van de visumplicht zijn vrijgesteld, aanvragers in het kader van een burgerschapsregeling aan de strengst mogelijke veiligheidscontroles en antecedentenonderzoeken te onderwerpen; iedere vorm van nalatigheid in dit opzicht zou reden kunnen zijn om de visumplicht weer in te voeren en visumvrijstellingsovereenkomsten op te schorten of te beëindigen.
De Commissie zal de gevolgen van de burgerschapsregelingen voor investeerders die worden gehanteerd door landen waarvan de onderdanen van de visumplicht zijn vrijgesteld, monitoren in het kader van het mechanisme voor de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht.
6. Conclusies
Burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders brengen voor de lidstaten en de Unie als geheel risico’s mee uit het oogpunt van veiligheid, witwaspraktijken, corruptie, omzeiling van EU-regels en belastingontduiking.
Deze risico’s worden nog versterkt door de tekortkomingen die de regelingen vertonen wat betreft transparantie en governance. De in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie wijst uit dat de informatie die beschikbaar is over de door de lidstaten toegepaste burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders onvolledig is. Zo zijn er geen of onvoldoende duidelijke statistieken over de aanvragen die zijn ontvangen, ingewilligd of afgewezen. Ook ontbreekt het aan mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van burgerschapsregelingen voor investeerders, met name inzake veiligheidscontroles. De Commissie maakt zich zorgen over de risico’s die inherent zijn aan burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders en het feit dat de door de lidstaten getroffen maatregelen die risico’s niet altijd voldoende beperken.
De Commissie zal de stappen monitoren die de lidstaten nemen om bij de tenuitvoerlegging van de regelingen te zorgen voor transparantie en goed bestuur, teneinde met name de risico’s uit het oogpunt van economische infiltratie door georganiseerde criminele groepen van buiten de EU, witwaspraktijken, corruptie en belastingontduiking aan te pakken. Om te bevorderen dat de lidstaten de transparantie en de governance van de regelingen verbeteren, zal de Commissie een deskundigengroep opzetten om verder werk te maken van transparantie, governance en veiligheid.
De Commissie zal algemenere kwesties die met de naleving van EU-recht in het kader van de regelingen verband houden, blijven monitoren en zo nodig actie ondernemen.