This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0179
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Action Plan for the future of Organic Production in the European Union
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Actieplan voor de toekomst van de biologische productie in de Europese Unie
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Actieplan voor de toekomst van de biologische productie in de Europese Unie
/* COM/2014/0179 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Actieplan voor de toekomst van de biologische productie in de Europese Unie /* COM/2014/0179 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Actieplan voor de toekomst van de biologische
productie in de Europese Unie 1. Inleiding De biologische productie is een alomvattend
systeem om landbouwbedrijven te beheren en levensmiddelen te produceren volgens
een methode die de beste milieupraktijken, een hoog biodiversiteitsniveau, de
instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en de toepassing van strenge dierenwelzijnsnormen
combineert en is afgestemd op de voorkeur van bepaalde consumenten voor
producten die worden vervaardigd met natuurlijke stoffen en procedés. De laatste jaren heeft
de biologische markt in de EU zich als gevolg van de gestaag groeiende vraag fors
ontwikkeld (in 2011 vertegenwoordigde hij een waarde van 19,7 miljard EUR
en groeide hij met 9 %[1]).
Tegelijkertijd is in de afgelopen tien jaar het aantal biologische producenten
evenals het areaal waar volgens de biologische methode wordt geproduceerd, snel
toegenomen. Elk jaar wordt in de Unie 500 000 hectare conventionele landbouwgrond
omgeschakeld tot biologisch areaal. In de periode 2000-2012 is het totale
biologische areaal[2]
jaarlijks met gemiddeld 6,7 % uitgebreid, tot momenteel 9,6 miljoen ha
– of 5,4 % van het totale landbouwareaal in de EU. Na de introductie van
EU-regelgeving in 2009 groeit ook de biologische aquacultuurproductie in snel
tempo. De sector omvat
producenten in de landbouw- en de aquacultuursector, evenals hun leveranciers,
fabrikanten van levensmiddelen en distributeurs die allen de strikte
regelgeving naleven. De overkoepelende taak van de biologische
sector bestaat erin een gestage groei van vraag en aanbod te waarborgen zonder
dat dit het vertrouwen van de consument aantast. Het is van essentieel belang
dat de geloofwaardigheid van de regeling en de toegevoegde waarde op de lange
termijn worden gegarandeerd. Dit actieplan is samen met de aanstaande
wijzigingen in de wetgeving bedoeld om de groei van de sector te ondersteunen, en
wel door nieuwe wegen te verkennen om op zowel de middellange als de lange
termijn de problemen op het gebied van vraag en aanbod het hoofd te bieden. Dit actieplan draagt ook bij aan de
doelstellingen die zijn opgenomen in de Europa 2020‑strategie[3] en het herzien
gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gezien de prominente positie van
milieubescherming in de prioriteitenlijst van de biologische productie, draagt
het actieplan ook bij aan de doelstellingen van het zevende algemene
milieuactieprogramma tot 2020[4].
Het actieplan zal partnerschappen versterken
en de actoren mobiliseren die betrokken zijn bij de uitvoering ervan, met name
lidstaten en belanghebbenden. 2. Achtergrond De Commissie heeft in 2004 haar eerste
Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw[5] vastgesteld ter
bevordering en versterking van de biologische sector. Het merendeel van de 21
acties uit het plan van 2004 is uitgevoerd, met name het ontwerp van het nieuwe
logo voor biologische productie van de Europese Unie (hierna "EU-logo voor
biologische productie" genoemd). Sinds de vaststelling van dat actieplan in 2004
heeft de Raad in 2007 de wetgeving betreffende biologische landbouw in 2007
herzien en heeft de Commissie nu een voorstel aangenomen voor een nieuwe verordening
van het Europees Parlement en de Raad inzake de biologische productie en de
etikettering van biologische producten, waarbij Verordening (EG) nr. 834/2007
wordt ingetrokken[6].
In het nieuwe actieplan voor de toekomst van
de biologische productie in de Europese Unie worden enkele problemen aangepakt
waarop de vinger is gelegd tijdens de analyse van de effectbeoordeling die met
het oog op de herziening van het biologisch beleid van de Unie is verricht[7]. De analyse is
gebaseerd op uitgebreid overleg met een brede waaier belanghebbenden. Ook de
Europese burgers zijn erg in het onderwerp geïnteresseerd, zoals blijkt uit de
meer dan 45 000 reacties op een onlineraadpleging die van januari tot
april 2013 is gehouden. Tijdens het overleg hebben de belanghebbenden
de Commissie voorgesteld een nieuw actieplan uit te vaardigen. Sinds 2004
hebben 15 lidstaten actieplannen opgesteld voor de ontwikkeling van de biologische
landbouw op nationaal of regionaal niveau[8]. 3. Beleidsuitdagingen:
actieprogramma voor specifieke prioritaire gebieden In het actieplan doet de
Europese Commissie haar tienjarenstrategie voor de biologische landbouw, de
desbetreffende controles en de handel in biologische producten uit de doeken. Het
actieplan moet ook bijdragen aan de soepele overgang naar het nieuwe juridische
kader dat vóór het einde van het decennium ten uitvoer moet worden gelegd. De Europese regeling voor de biologische
productie en de desbetreffende controles is in 1991 ingesteld voor een
nichemarkt die werd gekenmerkt door het beperkte aantal consumenten en
producenten. De recente ontwikkelingen in vraag en aanbod wijzen erop dat de Unieregeling
voor biologische levensmiddelen en biologische landbouw aan een inhaalslag toe
is. Uit de publieke raadpleging blijkt dat de Europese consument hoge eisen
stelt aan de biologische landbouwproductie en de controlevoorschriften. De sector staat voor de belangrijke taak uit
te breiden en aan de vraag tegemoet te komen zonder het vertrouwen van de
consument in de uitgangspunten van de biologische landbouw en in de kwaliteit
van biologische producten aan te tasten. In dat opzicht is het niet ondenkbaar
dat een overschot aan uitzonderingen – waarvan sommige als gevolg van
gewijzigde marktomstandigheden trouwens overbodig zijn geworden – de integriteit
van de biologische landbouw ondermijnt. De productie van biologische
levensmiddelen en de biologische landbouw beantwoorden aan de eisen die de
samenleving stelt op het gebied van milieubescherming en levensmiddelenkwaliteit,
waarbij het er vooral om gaat dat in de gehele productieketen geen synthetische
chemische stoffen en GGO's mogen worden gebruikt[9]. Bij het zoeken naar
oplossingen voor de toegenomen vraag moet speciale aandacht worden besteed aan
de complexiteit van de voorschriften, die het voor kleine marktdeelnemers moeilijk
maakt om toegang te krijgen tot de biologische regeling. Bovendien moet bij de
harmonisatie van de biologische voorschriften worden gestreefd naar ambitieuze
en strikte regels zonder daarbij de realiteit in de productiesector uit het oog
te verliezen. Voorts kan de druk die de vraag uitoefent, het
risico op frauduleus gedrag of andere doelbewuste overtredingen verhogen. Dergelijk
gedrag benadeelt de consument, brengt via verstoring van de concurrentie de
economie schade toe en kan bovendien afbreuk doen aan de reputatie van
biologische marktdeelnemers die zich wel aan de voorschriften houden. Een groot deel van
het aanbod biologische producten bestaat uit invoer. De desbetreffende
voorschriften moeten borg staan voor de ontwikkeling van de handel in
biologische producten, en moeten tegelijkertijd voorkomen dat de uitgangspunten
van de biologische productie verwateren of het controlesysteem verzwakt. De biologische productie moet een innovatieve
rol blijven spelen door de niet-biologische productie te beïnvloeden met de
toegepaste voorschriften en technieken. Om een antwoord te bieden op de hiervoor
beschreven uitdagingen, heeft de Commissie bijzondere aandacht besteed aan de
mogelijke synergie tussen beleidsgebieden en beleidsinstrumenten van de Unie, aan
innovatieve ideeën die tijdens de raadplegingen naar voren zijn gekomen, aan koppelingen
met onderzoeksinitiatieven, aan de noodzaak om het vertrouwen en de kennis van
consumenten te verbeteren en aan de handel met derde landen. Daarom richt het actieplan zich, voor de
periode tot 2020, op drie prioriteiten. De eerste prioriteit is het verhogen
van het concurrentievermogen van biologische producenten in de Europese Unie
door: –
de kennis over en de synergie met EU-instrumenten
die gericht zijn op de biologische productie te verhogen; –
technische hiaten in de biologische productie aan
te pakken via onderzoek, innovatie en de verspreiding daarvan; –
meer informatie over de biologische productiesector,
evenals over de desbetreffende markt en handel te verstrekken. De tweede prioriteit is het consolideren en
verhogen van het consumentenvertrouwen in de Europese regeling voor biologische
levensmiddelen en biologische landbouw, en van het vertrouwen in ingevoerde
producten, met name met betrekking tot de controlemaatregelen. De derde prioriteit is het versterken van de
externe dimensie van de EU-regeling voor de biologische productie. 4. Ontwikkeling van de Europese
biologische sector 4.1. De kennis over en de synergie
met EU-instrumenten verhogen Het herzien gemeenschappelijk landbouwbeleid
(hierna "GLB" genoemd) dat vanaf 2014 van toepassing is, omvat nieuwe
of herziene ondersteuningsmaatregelen die kunnen worden toegepast op
biologische producenten. Ten eerste worden biologische landbouwers in
het kader van de GLB-regeling voor rechtstreekse betalingen erkend als
"per definitie groen", aangezien zij de facto recht hebben op de vergroeningsbetaling.
Daarnaast wordt in het nieuwe kader voor
plattelandsontwikkeling[10]
een nieuwe specifieke maatregel geïntroduceerd om steun aan de biologische
landbouw te verlenen, zowel voor de omschakeling naar biologische landbouwpraktijken
als voor het behoud van dergelijke praktijken. Bovendien kunnen de lidstaten in
het kader van hun plattelandsontwikkelingsprogramma's nagaan in hoeverre de
lange lijst maatregelen die ook relevant zijn voor biologische landbouwers of
ondernemers, ten uitvoer kan worden gelegd en doelmatig kan worden gebruikt. Deze
maatregelen omvatten samenwerking tussen verschillende actoren uit de
voedselketen op het gebied van, onder andere, de ontwikkeling van innovatieve
producten, procedés, praktijken en technologieën, de ondersteuning van
investeringen in fysieke activa, waaronder niet-productieve, uitsluitend op het
milieu gerichte investeringen, de ondersteuning voor kwaliteitsregelingen ten
bate van landbouwproducten, of voor biologische landbouwbedrijven bestemde agromilieu-
en klimaatmaatregelen die niet overlappen met de voorschriften voor de
biologische landbouw. De in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's
beschikbare steunmaatregelen kunnen doeltreffender worden gebruikt door
rekening te houden met de analyse van de huidige situatie van de biologische
landbouwsector en het marktpotentieel in de desbetreffende lidstaat of regio[11]. Een dergelijke
analyse moet de basis vormen voor de selectie van de toepasselijke
plattelandsontwikkelingsmaatregelen, gevolgd door de juiste toewijzing van
middelen. De biologische productie kan ook worden
gestimuleerd met behulp van in plattelandsontwikkelingsprogramma's ingebedde
thematische subprogramma's. Het uit het oogpunt van inhoud en financiering meest
relevante thematische subprogramma heeft betrekking op mitigatie van en
adaptatie aan klimaatverandering en op biodiversiteit. Ook andere thematische
subprogramma's kunnen in zekere mate relevant zijn voor de biologische
landbouw, zoals die betreffende kleine landbouwbedrijven en korte
toeleveringsketens. Er zij op gewezen dat de
lidstaten verplicht zijn ten minste 30 % van de totale bijdrage die uit
het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling aan elk plattelandsontwikkelingsprogramma
wordt toegekend, te besteden aan milieu- en klimaatgerelateerde maatregelen,
waaronder de maatregel voor biologische landbouw. Deze verplichting kan zeer bevorderlijk
zijn voor de financiële steunverlening aan de biologische landbouw en bijgevolg
ook voor de ontwikkeling van deze sector. In het kader van de
vernieuwde aandacht voor de bevordering van aquacultuur binnen het gemeenschappelijk
visserijbeleid (hierna "GVB" genoemd), zal het Europees Fonds voor
Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) tevens steun verlenen voor biologische
aquacultuurpraktijken. De Commissie
raadt de lidstaten aan gebruik te maken van de mogelijkheden en instrumenten ter
ondersteuning van de biologische landbouw die beschikbaar zijn in het nieuwe
juridische raamwerk voor plattelandsontwikkeling en in het kader van blauwe
groei en het GVB. Gezien de belangrijke
recente wijzigingen in het GLB, is het raadzaam om landbouwers en
plattelandsactoren in versneld tempo op de hoogte te brengen van de steunmaatregelen
voor de biologische landbouw die beschikbaar zijn in het kader van de nieuwe
GLB- en GVB-instrumenten (acties 1 en 2). De positieve gevolgen van
de biologische landbouw voor het milieu dragen bij aan het bereiken van de
doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie voor 2020[12], de mededeling
betreffende groene infrastructuur[13],
de thematische strategie voor bodembescherming[14]
en milieuwetgeving, zoals de vogelrichtlijn[15],
de habitatrichtlijn[16],
de nitratenrichtlijn[17],
de kaderrichtlijn water[18]
en de richtlijn inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde
luchtverontreinigende stoffen[19]. Actie 1: De Commissie zal in 2014 een voor biologische landbouwers, verwerkers en detailhandelaren bestemd informatief document publiceren met daarin de voorschriften inzake biologische productie, verwerking en handel, inclusief de voorschriften inzake omschakeling en de steunmaatregelen in het kader van het GLB. Actie 2: De Commissie zal de biologische landbouw opnemen als specifiek thema in de aanstaande uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor op landbouwers en producenten gerichte informatiemaatregelen met betrekking tot het GLB. In het kader van de richtsnoeren over EFMZV-financiering worden ook de mogelijkheden voor de biologische aquacultuur benadrukt. 4.2. De bekendheid van de EU-regeling
inzake biologische producten, waaronder het EU-logo voor biologische productie,
garanderen Acties betreffende voorlichting en afzetbevordering
ten bate van biologische producten kunnen een belangrijke rol spelen bij het
vergroten van de marktkansen voor biologische producenten. Het Europees beleid inzake
voorlichting en afzetbevordering ten bate van landbouwproducten op de interne
markt en in derde landen voorziet in financieringsmogelijkheden voor marktdeelnemers
die campagnes willen opzetten om de consument vertrouwd te maken met de belangrijkste
kenmerken van de regeling inzake biologische productie, met specifieke
producten die zijn geproduceerd overeenkomstig de EU-voorschriften voor
biologische productie, met het controlesysteem van de EU en met het EU-logo
voor biologische productie (actie 3). De aanwezigheid van het EU-logo voor
biologische productie is voor consumenten het belangrijkste middel om
biologische producten te identificeren. Het logo is in 2010 gecreëerd en moet sinds
2012 verplicht worden aangebracht op de verpakking van alle voorverpakte
biologische levensmiddelen die in de EU worden geproduceerd. In november 2013 bleek
uit een Eurobarometer-enquête dat gemiddeld 25 % van de respondenten uit
de 28 lidstaten het EU-logo voor biologische productie kende[20]. Net als het EU-logo
lijkt ook de informatie over biologische productie over het algemeen goed aan
de consument te worden gecommuniceerd: 69 % van de consumenten in de EU
gaf aan al een logo of verklaring te hebben gezien waaruit bleek dat het
levensmiddel biologisch was geproduceerd[21].
Door de kennis van de consument over het EU-logo voor biologische productie en het
vertrouwen van de consument in biologische producten te monitoren, zou betrouwbare
informatie worden gegenereerd die het mogelijk maakt de voorlichting en
afzetbevordering op de interne markt en op markten van derde landen gerichter te
verbeteren (actie 4). Indien de kennis van de consumenten over het
EU-logo voor biologische productie op de middellange tot lange termijn niet
toeneemt of indien het consumentenvertrouwen in de regeling inzake biologische
producten gevaar blijkt te lopen, kan de Commissie, in het kader van het nieuwe
voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor Europese landbouwproducten[22], overwegen een door de
EU gefinancierde campagne op touw te zetten om de voorlichting over de regeling
inzake biologische producten en het logo van de EU op te voeren. Tevens kan
worden nagedacht over voorlichtings- of afzetbevorderingscampagnes in één of
meer niet-EU-landen om de consument daar vertrouwd te maken met het EU-logo
voor biologische productie en/of de belangrijkste kenmerken van de EU-regeling inzake
biologische producten. Deze campagnes kunnen worden georganiseerd overeenkomstig
wederkerige regelingen of overeenkomsten die de EU heeft ondertekend (bv. met
de VS, Zwitserland) of overeenkomstig initiatieven die in sommige derde landen
worden ontplooid om het EU-logo voor biologische productie te beschermen. Voorlichting die zich richt op jonge
consumenten en kinderen kan ook een belangrijk hulpmiddel zijn om de kennis
over en het vertrouwen in de regeling voor biologische productie te verhogen. In
het kader van het pedagogische oogmerk van regelingen voor de verstrekking van melk,
groenten en fruit op scholen kunnen nationale initiatieven worden genomen om de
kenmerken van de biologische productiemethode onder de aandacht van de
leerlingen te brengen. De herziening van de GLB-schoolregelingen[23] biedt de mogelijkheid
om het verband met de biologische productie te versterken door biologische
producten aan de leerlingen te verstrekken en door onderwerpen die verband
houden met de biologische sector te integreren in de ondersteunende educatieve
maatregelen. De biologische productie komt uitgebreid aan
bod in de EU-criteria betreffende groene overheidsopdrachten voor
levensmiddelen- en cateringdiensten die sinds 2008 beschikbaar zijn (minimaal
percentage levensmiddelen dat biologisch moet zijn geproduceerd). Deze criteria
moeten worden beschouwd als aanbevelingen voor vrijwillig gebruik door
overheden in heel Europa. Lidstaten en aanbestedende diensten voor
overheidsopdrachten hebben de mogelijkheid om in het kader van
overheidsopdrachten strengere eisen op het gebied van biologische landbouw op
te leggen voor levensmiddelen en cateringdiensten. De Commissie zal specifiek
voorlichtingsmateriaal ontwikkelen om de overheden beter op de hoogte te
brengen van de mogelijkheid om aspecten met betrekking tot duurzaamheid, zoals biologische
productiecriteria, op te nemen in hun contracten voor levensmiddelen en
catering (actie 5). Actie 3: De Commissie spant zich verder in om de mogelijkheden die de verordening betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten ten bate van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen biedt, bekend te maken, met name wat betreft de doelstellingen van het afzetbevorderingsbeleid en de toe te passen voorschriften en procedures, door het instrument voor te stellen aan de biologische sector, de lidstaten (het Permanent Comité voor biologische landbouw), belanghebbenden (de Raadgevende Groep biologische landbouw) of tijdens speciaal voor de biologische landbouw bestemde evenementen, zoals BioFach. Actie 4: De Commissie organiseert: – periodieke bevragingen om na te gaan in hoeverre de consument bekend is met het EU-logo voor de biologische productie; – een specifiek onderzoek naar de kennis, het vertrouwen en het inzicht van consumenten met betrekking tot de EU-regelingen inzake de biologische landbouw. Actie 5: De Commissie zal tegen eind 2015 haar criteria voor groene overheidsopdrachten voor levensmiddelen en cateringdiensten herzien en zal specifiek voorlichtingsmateriaal ontwikkelen met voorbeelden over het gebruik van de biologische landbouwvoorschriften in het kader van overheidsopdrachten. 4.3. Onderzoek en innovatie om de
uitdagingen in het kader van de biologische voorschriften het hoofd te bieden 4.3.1. Toepassingsgebied De biologische productie is inmiddels een zeer gespecialiseerd
landbouwsysteem geworden waarvoor specifieke beroepsopleiding, kennis en
technologieën vereist zijn. De productie van plantaardige en dierlijke
producten binnen biologisch beheerde systemen kent een aantal problemen, onder
meer omdat sommige grondstoffen slechts beperkt beschikbaar zijn in biologische
vorm. De voeding voor de dieren, in het bijzonder de eiwit- en micronutriëntengift,
en de beschikbaarheid van biologisch zaaigoed brengen aanzienlijke beperkingen
met zich mee. Deze belemmeringen moeten worden aangepakt en opgelost, in het
bijzonder met het oog op het geleidelijk uitfaseren van bepaalde uitzonderingen
en afwijkingen. Andere problemen die volgens de Commissie meer
aandacht verdienen zijn concrete thema's die te maken hebben met de
ontwikkeling van de sector, zoals: a) innovatieve methoden voor het beheersen
van plaagorganismen, ziekten en onkruid, b) alternatieven voor koperproducten bij
de ecologische plantbescherming, c) verlaging van het energieverbruik in de
kassen, d) verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem, e) verbeterd
energiegebruik, f) co-existentie van biologische landbouw en niet-biologische
landbouw, g) ingrediënten en technieken die kunnen worden gebruikt in de
verwerking van biologische levensmiddelen. In het derde toekomstverslag[24] van het Permanent
Comité voor onderzoek in de landbouw worden ook relevante onderzoeksgebieden
geïdentificeerd. De beschikbaarheid van biologische eiwithoudende
voeders is geanalyseerd in het kader van verschillende door de EU gefinancierde
onderzoeksprojecten over biologische landbouw en weinig productiemiddelen
vergende teeltmethoden[25].
Desalniettemin blijft het onderzoek naar eiwithoudende gewassen beperkt in
vergelijking met andere productiesectoren, met als gevolg dat de opbrengst van
eiwithoudende gewassen de laatste decennia achterop is geraakt. Hernieuwde
investeringen in onderzoek naar de productie van eiwithoudende gewassen kunnen
de kloof weer helpen overbruggen, door de opbrengst en de productkwaliteit (dankzij
eiwitgehalte, verteerbaarheid enz.) dermate stabiel te maken dat eiwithoudende
gewassen rendabeler worden voor de landbouwers en de gehele toeleveringsketen. Onderzoek kan ook leiden tot verbeteringen in
diervoeding, voederefficiëntie, fokkerij en houderij in de biologische sector als
dit onderzoek wordt gericht op een verbeterde duurzaamheid, efficiënt gebruik
van hulpbronnen, waaronder water- en bodembescherming, biodiversiteit en
mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering. De beschikbaarheid van biologisch zaaigoed, biologische
jonge dieren en biologisch broed en zaad van tweekleppige weekdieren vormt ook
een economische en technische uitdaging voor biologische producenten. Hoewel de
situatie voor biologisch zaaigoed enigszins lijkt te zijn verbeterd, wordt vaak
een beroep gedaan op uitzonderingen die het gebruik van conventioneel,
niet-behandelde zaden toestaan. Het is belangrijk om de op producenten gerichte
voorlichting over de beschikbaarheid van biologisch zaaigoed in de gehele EU te
verbeteren met behulp van een databank voor zaaigoed op Europees niveau. De Commissie
beveelt de belanghebbenden aan om op Europees niveau een databank op te zetten met
informatie over de beschikbaarheid van biologisch zaaigoed. De Commissie
stimuleert belanghebbenden, in het bijzonder in het kader van de adviesraad
voor aquacultuur, om soortgelijke initiatieven te overwegen in verband met de
beschikbaarheid van biologische jonge vis en biologisch zaad van tweekleppige weekdieren. Om die aanpak te voltooien, moet het gebruik
van afwijkingen van het beginsel dat biologisch zaaigoed moet worden gebruikt,
strikt aan banden worden gelegd. Het is tevens noodzakelijk om meer onderzoek
te doen naar foktechnieken en daarbij ook het gebruik van lokale populaties en semigedomesticeerde
soorten voor de productie van biologisch zaad in overweging te nemen, waarbij
er weliswaar op moet worden toegezien dat deze in overeenstemming zijn met de
uitgangspunten en doelstellingen van de biologische landbouw. Volgens producenten
in de biologische aquacultuur is de beschikbaarheid van biologische jonge dieren
en biologisch zaad van tweekleppige weekdieren nog steeds een factor die de
groei van de sector belemmert. 4.3.2. Instrumenten Horizon 2020, het kaderprogramma van de EU voor onderzoek en
innovatie, kan voor oplossingen en instrumenten zorgen om de prestatie en
toepassing van onderzoeksresultaten verder te verbeteren. Horizon 2020
omvat verschillende mechanismen om onderzoek en innovatie, demonstratie,
coördinatie, netwerking en opleiding te stimuleren, evenals ondersteunende
infrastructuur en innovaties, bv. voor kmo's. De deelname van de biologische landbouwsector
aan het Europees Partnerschap voor innovatie voor de productiviteit en
duurzaamheid van de landbouw (hierna "EIP" genoemd) zal van
essentieel belang zijn om innovatie te versnellen en samenwerking tussen de
wetenschap, de landbouwsector, de landbouwadviesverlening en de industrie op
zowel regionaal als nationaal en Europees niveau te verbeteren. Om te kunnen reageren op de uitdagingen van de
toekomst, moeten landbouwers een grotere inbreng krijgen in de identificatie
van de onderzoeks- en innovatiebehoeften (actie 6). In het kader van het
EIP kunnen meerdere methoden worden gebruikt om specifieke vraagstukken te
verkennen die van belang zijn voor de biologische landbouw en die de
landbouwers uitnodigen tot actieve betrokkenheid. De lidstaten zouden onder
andere de afschaffing van afwijkingen moeten overwegen bij het vaststellen van
innovatieprioriteiten in het kader van programma's voor
plattelandsontwikkeling. Bij het vaststellen van deze prioriteiten kunnen de
lidstaten landbouwers en onderzoekers bewuster maken van wat er op het spel
staat, en de oprichting van actiegroepen voor deze thema's vereenvoudigen.
Tussen 2000 en 2012 hebben 49 door de EU gefinancierde onderzoeksprojecten
op het gebied van weinig productiemiddelen vergende landbouw en biologische
landbouw de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van de biologische landbouwsector
versterkt[26].
Door de kennis die dankzij het onderzoek, in het bijzonder inzake
productiemethoden, is opgedaan, beter in praktijk te brengen, zou de
efficiëntie van de onderzoeksresultaten toenemen en zouden de prestaties van de
sector verbeteren. Er moeten specifieke maatregelen worden gestimuleerd om
bestaande kennis uit onderzoek en praktijk te benutten om mogelijke oplossingen
te testen en deze te vertalen naar de praktijk. Het technologieplatform voor onderzoek naar
biologische levensmiddelen en biologische landbouw (TP Organics) kan zijn rol spelen
door tevens input te leveren voor een strategische onderzoek- en innovatieagenda.
De coördinatie van
financieringsacties voor onderzoek ten behoeve van de biologische sector in de
hele Europese Unie is voor verbetering vatbaar. Horizon 2020 biedt
ondersteuning aan netwerken van nationale financieringsinstanties die
gezamenlijke uitnodigingen uitvaardigen. Het gebruik van ERA-Net en/of
gezamenlijke programmeringsinstrumenten zal actief worden gestimuleerd en
daarbij worden bestaande samenwerkingsverbanden, bv. het ERA-Net CORE‑Organic
Plus, bevorderd. In het kader van Horizon 2020 moet in de
werkprogramma's rekening worden gehouden met deze uitdagingen en de lessen uit
het verleden op het gebied van identificatie van onderzoeksbehoeften door de
landbouwers, uitwisseling van onderzoeksresultaten, ook uit andere
productiesectoren, en verdere coördinatie van Europese onderzoeksactiviteiten
(actie 7). Actie 6: De Commissie zal in 2015 een conferentie voor de identificatie van onderzoeks- en innovatieprioriteiten organiseren, met als doel de producenten in staat te stellen een antwoord te geven op de uitdagingen die kunnen voortvloeien uit de toekomstige voorschriften voor de biologische productie. Actie 7: De Commissie zal in de ter zake relevante instrumenten in het kader van Horizon 2020 rekening houden met de noodzaak: – het onderzoek en de uitwisseling en het gebruik van onderzoeksresultaten te verbeteren door middel van specifieke maatregelen, zoals onderzoeks- en innovatie-acties, thematische netwerken en andere soorten "coördinatie- en ondersteuningsacties" die zich richten op de synergie tussen enerzijds onderzoeksresultaten van andere productiesectoren en anderzijds conventioneel en biologisch onderzoek; – het ERA-Net of andere soorten instrumenten te ondersteunen teneinde de coördinatie van onderzoek tussen instanties die in de EU onderzoek financieren te verbeteren, zodat gezamenlijke uitnodigingen kunnen worden uitgevaardigd. 4.4. Monitoring en evaluatie De beschikbaarheid van statistische gegevens
is van essentieel belang om het beleid van de Unie voor de biologische
productie vorm te geven, te monitoren en te evalueren, met name met betrekking
tot de kennis over de productiesector, over prijzen in de biologische
voedselvoorzieningsketen, over de handel, over consumentenvoorkeuren, en over
specifieke verkoopkanalen. De Europese Commissie financiert een
onderzoeksproject "Data network for better European organic market
information – Organic data network" om de Europese biologische
levensmiddelenmarkt transparanter te maken door betere marktinformatie over de
sector beschikbaar te stellen[27].
Verdere inspanningen om bestaande gegevens te verzamelen, analyseren en
verspreiden zullen de transparantie van en het vertrouwen in de biologische
sector verhogen. Om de efficiëntie en doeltreffendheid van de
uitvoering van EU-wetgeving beter te kunnen evalueren, bestaat er tevens
behoefte aan betere kennis over hoe de toegevoegde waarde is verdeeld over de
keten en in welke mate ze ten goede komt aan landbouwproducenten (actie 9).
In het kader van de tenuitvoerlegging van het GLB moet ook worden nagegaan of
de biologische productie aantrekkelijk is voor kleine en micro-ondernemingen, met
name in hoeverre hun de toegang tot de regeling voor biologische productie
wordt bemoeilijkt of vergemakkelijkt. In 2020 wordt de voortgang van het actieplan geëvalueerd. Actie 8: De Commissie zal regelmatig verslag uitbrengen over de biologische productie in de EU, met name over de oppervlakten en de ondernemingen die betrokken zijn bij biologische productie en over de belangrijkste productiesectoren. Actie 9: De Commissie zal: – de verdeling van de toegevoegde waarde over de voedselvoorzieningsketen analyseren; – de belemmeringen voor toegang tot de biologische sector analyseren door middel van een onderzoek naar de aantrekkelijkheid van de regeling inzake biologische productie, met name voor kleine landbouwbedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen in de voedingsproductiesector. 5. het vertrouwen van
consumenten in de EU-regeling inzake biologische productie waarborgen De biologische sector is uitermate beducht
voor vertrouwensverlies bij de consument. Na invoering van het nieuwe kader inzake
accreditatie en markttoezicht in de Europese Unie[28] is accreditatie het
belangrijkste instrument geworden om de technische bekwaamheid van conformiteit
beoordelende instanties (zoals controleorganen in de biologische sector) aan te
tonen. In de EU wordt de accreditatie nu verricht door één nationale
accreditatie-instantie die onder overheidstoezicht staat. Er is een taskforce opgericht in het kader van
de Europese samenwerking op het gebied van accreditatie die specifiek belast is
met aangelegenheden betreffende de accreditatie van controleorganen die actief
zijn in de biologische sector. De werkzaamheden van de taskforce, die zijn
uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Commissie, hebben geleid tot de
vaststelling van een bindend document voor nationale accreditatie-instanties dat
per januari 2014 van kracht wordt[29]. Ook heeft de Commissie, via het Voedsel- en
Veterinair Bureau (FVO), in 2012 en 2013 tien audits inzake het biologische
controlesysteem uitgevoerd in lidstaten en vier in derde landen. Gelet op de
bevindingen die zijn beschreven in de verslagen van het FVO, lijkt nadere
coördinatie en samenwerking nodig te zijn tussen de bevoegde autoriteiten en de
nationale accreditatie-instanties (actie 10) met het oog op een
doeltreffender en efficiënter toezicht op de controleorganen in de EU. Het lijkt eveneens nodig de afgifte van
biologische invoercertificaten te vereenvoudigen en de markdeelnemers en de
douaneautoriteiten van de lidstaten beter te informeren over het gebruik ervan,
met name via Taric[30],
het geïntegreerd online douanetarief van de Unie (actie 11). Bovendien moeten de administratieve lasten worden
verlicht en moet de traceerbaarheid van biologische goederen worden verbeterd
door het gebruik van een elektronisch certificeringssysteem (actie 12). Frauduleus gedrag en doelbewuste inbreuken behoren
tot de belangrijkste factoren die het vertrouwen van de consument kunnen
aantasten. De EU zal de lidstaten en de andere actoren in de
levensmiddelenketen steunen bij de identificatie van acties om dergelijke inbreuken
te voorkomen en aan te pakken (actie 13). Actie 10: De Commissie zal de lidstaten stimuleren om te zoeken naar mogelijke synergie tussen en vereenvoudiging van de activiteiten van accreditatie-instanties en bevoegde autoriteiten. In 2016 zal de Commissie nadere richtsnoeren vaststellen. De Commissie zal op passende wijze in contact treden met de accreditatie-instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de controleorganen in derde landen. Actie 11: De Commissie zal aan het Taric-comité voorstellen om de wetgevingsvereisten betreffende biologische productie op te nemen in de Taric-gegevensbank. Actie 12: De Commissie ontwikkelt: – tegen 2015 een systeem voor de elektronische certificering van de invoer, als module die is geïntegreerd in het TRACES-systeem (het toekomstige informatiebeheersysteem voor officiële controles, IMSOC); – een aanpak voor elektronische certificering voor de interne markt, die moet worden geïntegreerd in het toekomstige informatiebeheersysteem voor officiële controles (IMSOC). Actie 13: De Commissie zal de lidstaten steunen bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid op het gebied van de preventie van fraude met biologische producten door middel van: – (een) gerichte workshop(s) om de lessen uit het verleden en goede praktijken te delen; en – de ontwikkeling van compendia/bundels over casussen. 6. de externe dimensie van de
biologische productie van de EU versterken De EU speelt een belangrijke rol in de handel
in levensmiddelen, met name in hoogwaardige producten. Met een gecombineerde
jaarlijkse in- en uitvoer ter waarde van 196 miljard EUR (gemiddelde
gegevens over 2010-2012) is de EU de belangrijkste handelaar in
landbouwproducten ter wereld. De kracht van de uitvoer van de EU is gelegen in zowel
verwerkte als onverwerkte eindproducten die klaar zijn voor consumenten. Op dit
gebied laat de EU een netto handelsbalans zien van 6,7 miljard EUR
(gemiddelde over 2010-2012). Hieronder vallen wijn, gedistilleerde dranken,
kaas en verwerkte vleesproducten – een voor een producten die zorgen voor
aanzienlijke toegevoegde waarde in de keten. Producenten in de EU zullen er baat bij hebben
dat de biologische producenten in de Unie de trend volgen van de Europese voedingsindustrie,
door hun sterke punten volledig te ontwikkelen. De EU-regeling inzake biologische producten moet
in het licht van de toegenomen handel ervoor zorgen dat de ingevoerde producten
voldoen aan de strikte EU-definitie van biologische levensmiddelen en biologische
landbouw. Bovendien hebben de consumenten steeds meer behoefte aan de garantie
dat de integriteit van het controlesysteem in derde landen gewaarborgd is op
het gebied van het gebruik van biologische etikettering en het biologische
logo. Veel biologische producten die in de EU worden
ingevoerd, komen uit ontwikkelingslanden. Om ervoor te zorgen dat deze
handelsstromen uit de ontwikkelingslanden niet worden onderbroken, zal speciale
aandacht worden besteed aan de gevolgen van de tenuitvoerlegging van de nieuwe
controle- en productievoorschriften (actie 14). Sommige gelijkwaardigheidsovereenkomsten die
de EU heeft gesloten met andere toonaangevende biologische markten voorzien in
wederkerige voorwaarden voor EUproducenten, al kan het toepassingsgebied
enigszins verschillen. Alleen de overeenkomst tussen de EU en de Verenigde
Staten voorziet in samenwerking op het gebied van regelgeving en normen
betreffende de biologische productie. Door te trachten de overeenkomsten met de
andere toonaangevende biologische markten zodanig uit te breiden dat ze tevens
dergelijke samenwerking op het gebied van regelgeving en normen omvatten,
streeft de Commissie naar nauwere convergentie tussen de biologische normen die
op deze markten van kracht zijn. Deze lijn voortzettend, verkent de Commissie
de mogelijkheid van een multilaterale overeenkomst tussen de toonaangevende
biologische markten (actie 15). Een dergelijke multilaterale overeenkomst
die wordt ondersteund door samenwerking op het gebied van regelgeving, kan
leiden tot synergieën in het toezichts- en controlesysteem en kan op die manier
de op uitvoer gerichte biologische productie danig vergemakkelijken zowel in de
belangrijkste landen met biologische producenten als in ontwikkelingslanden. Hoewel er geen
gedetailleerde informatie beschikbaar is over de omvang en de waarde van de
handel in biologische producten, moet de kennis over de handel worden verbeterd,
om bijvoorbeeld bestaande en potentiële markten voor de EU te identificeren en
om de externe actie van de EU te richten op de belangrijkste handelspartners
van de EU (actie 16). De Codex Alimentarius (vastgesteld door
de FAO en de WGO, 185 lidstaten en 1 lidorganisatie (de EU)) bevat
normen die worden gebruikt als referentie in de internationale handel,
waaronder de handel in biologische producten. Met de ontwikkeling van de
wereldhandel en het risico dat verbonden is met uiteenlopende nationale normen,
met name voor opkomende sectoren, lijkt het noodzakelijk om de werkzaamheden
voor het bijwerken en aanvullen van de bestaande Codex-norm voort te zetten
(actie 17). Bescherming van het nieuwe EU-logo voor
biologische productie wordt bereikt door het als gezamenlijk handelsmerk te
registeren bij het Europees Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt en
in een beperkt aantal buurlanden, zoals Zwitserland en Noorwegen. Om te garanderen
dat het EU-logo voor biologische productie niet wordt misbruikt in derde
landen, moet ingezet worden op registratie als handelsmerk, rekening houdend
met het marktpotentieel en het risico op misbruik van het EU-logo voor
biologische productie (actie 18). Actie 14: De Commissie blijft handelspartners in ontwikkelingslanden ondersteunen en met hen samenwerken in het kader van het ontwikkelingsbeleid van de EU. Er wordt overleg overwogen met belanghebbenden en vertegenwoordigers van naar de EU exporterende ontwikkelingslanden om ervoor te zorgen dat de handel conform de EU-wetgeving verloopt. Actie 15: De Commissie overweegt nadere convergentie van normen onder toonaangevende biologische partners en verkent de mogelijkheden van een multilaterale overeenkomst. Actie 16: De Commissie verkent verschillende mogelijkheden om statistische gegevens over de omvang en de waarde van de handel met derde landen te verzamelen en analyseren om zo de kennis over de potentiële markten voor de biologische sector van de EU te verbeteren. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar het huidige en in de toekomst mogelijk nog grotere leveringspotentieel van ontwikkelingslanden. Actie 17: Met betrekking tot de Codex Alimentarius ondersteunt de Commissie de ontwikkeling van voorschriften voor aquacultuur en gaat zij na of het haalbaar is met werkzaamheden op het gebied van voorschriften voor biologische wijn van start te gaan. Actie 18: De Commissie verhoogt de bescherming van het EU-logo voor biologische productie in derde landen door dit te registreren als gemeenschappelijk handelsmerk en/of door bilaterale overeenkomsten te sluiten. [1] Raming door het FiBL. [2] Totaal biologisch areaal (ha) (gecertificeerd areaal en
omschakelingsareaal) – totaal areaal, inclusief gewassen op akkerland, permanent
grasland (weiden), blijvende gewassen, braakland als onderdeel van wisselbouw. [3] COM(2010) 2020: "Europa 2020: Een strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei". [4] Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma
voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen
de grenzen van onze planeet". [5] COM(2004) 415 definitief. [6] Verwijzing naar het voorstel. [7] Het
verslag van de effectbeoordeling is te raadplegen op:
http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/cia_2013_en.htm [8] Zie het door de EU gefinancierde
project: ORGAP, te raadplegen op: http://www.orgap.org/ [9] Zie het verslag over de resultaten van de publieke
raadpleging over de herziening van het EU-beleid inzake biologische landbouw (15 januari-10 april 2013),
te raadplegen op: http://ec.europa.eu/agriculture/organic/files/eu-policy/of_public_consultation_final_report_en.pdf [10] Verordening (EU) nr. 1305/2013. [11] Zie het onderzoek "Use and Efficiency of Public
Support Measures addressing Organic Farming", november 2011, te raadplegen
op: http://ec.europa.eu/agriculture/external-studies/organic-farming-support_en.htm [12] COM(2011) 244 definitief, "Onze levensverzekering,
ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020". [13] SWD(2013) 155 final, "Groene Infrastructuur (GI) —
Versterking van Europa's natuurlijke kapitaal". [14] COM(2006) 231 definitief, "Thematische strategie voor
bodembescherming". [15] Richtlijn 2009/147/EG. [16] Richtlijn 43/92/EEG. [17] Richtlijn 91/676/EEG. [18] Richtlijn 2000/60/EG. [19] Richtlijn 2001/81/EG. [20] Speciale Eurobarometer 410 – Wave EB80.2 – TNS Opinion
& Social, onderzoek uitgevoerd in november 2013. [21] Consumentenmarktstudie naar de werking van vrijwillige etiketteringsregelingen
van levensmiddelen voor consumenten in de Europese Unie (januari 2014), te
raadplegen op: [Te verstrekken URL] [22] In overeenstemming met het voorstel van de Commissie COM(2013) 812 final,
te raadplegen op: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2013:0812:FIN:NL:PDF
[23] Voorstel van de Commissie, COM(2014) 32 final, 30.1.2014, 2014/0014
(COD). [24] http://ec.europa.eu/research/agriculture/scar/pdf/scar_feg3_final_report_01_02_2011.pdf [25] In het bijzonder LEGUME-FUTURES, MicroFIX en INTERCROP. [26] http://ec.europa.eu/research/bioeconomy/agriculture/news-events/news/20120903_en.htm [27] Uit de eerste resultaten blijkt dat er behoefte bestaat
aan nadere harmonisatie van de methode voor het verzamelen van gegevens. [28] Verordening (EG) nr. 765/2008. [29] Richtsnoeren voor het gebruik van EN 45011 en
ISO/EC 17021 voor certificering overeenkomstig EN ISO 3834
(gepubliceerd op 3 juli 2013):
http://www.european-accreditation.org/publication/ea-6-02-m [30] http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds2/taric/taric_consultation.jsp?Lang=nl