This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0416
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the common organisation of the markets in fishery and aquaculture products
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten
/* COM/2011/0416 definitief - 2011/0194 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten /* COM/2011/0416 definitief - 2011/0194 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Sinds 1970 is er
een gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserij- en
aquacultuurproducten. Het is één van de pijlers van het gemeenschappelijk
visserijbeleid (GVB). De huidige rechtsgrondslag is de in 1999 goedgekeurde
Verordening 104/2000. De hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is
een uitstekende gelegenheid om de doelstellingen en instrumenten van de
gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten onder
de loep te nemen en eventueel te herzien. Geconstateerde
problemen en doelstellingen van de hervorming Sinds 2008
verricht de Commissie uitgebreide evaluaties en raadplegingen om de
doeltreffendheid van het huidige rechtskader te beoordelen, marktontwikkelingen
en tendensen in de Unie in de afgelopen tien jaar te inventariseren en te
analyseren en de standpunten van de betrokken partijen in te winnen. Uit de analyses
zijn vijf probleemgebieden naar voren gekomen, die als volgt kunnen worden
samengevat. De gemeenschappelijke
marktordening van de Unie heeft niet in voldoende mate bijgedragen tot een
duurzame productie: hoewel tal van visserijtakken in de Unie niet duurzaam
worden geëxploiteerd, waren er tot voor kort slechts weinig marktpremies voor
duurzame praktijken en was niet voorzien in marktsancties voor potentiële of
daadwerkelijk niet-duurzame praktijken. Het huidige beleid heeft niet in
voldoende mate de juiste beleidssignalen gegeven. De marktpositie
van de productie in de Unie is verslechterd. Producenten in de Unie hebben af
te rekenen met beperkte of verminderde productiemogelijkheden (visserij en
aquacultuur). Bovendien is de productie gefragmenteerd door het aantal soorten
en aanvoer- en verkoopplaatsen, terwijl de vraag sterk geconcentreerd is. Voorts
heeft de productie in de Unie te kampen met een gebrek aan concurrentievermogen
op een steeds sterker geglobaliseerde markt. We zijn er niet in
geslaagd te anticiperen op marktschommelingen, noch deze te beheersen. De
visserij wordt, meer dan andere voedselproductiesectoren, gekenmerkt door
onzekerheid wat betreft de productievoorwaarden en de toegang tot de bestanden.
Enerzijds is de aan vraagzijde verlangde omvang en kwaliteit van het aanbod in
de Unie onvoorspelbaar. Anderzijds zijn er slechts weinig producenten in de
Unie die bij hun productieplanning anticiperen op de marktvraag, wat tot sterke
schommelingen van de prijzen bij eerste verkoop leidt. Ons
marktpotentieel is grotendeels onbenut: de toename van het verbruik in de hele
Unie biedt concrete economische mogelijkheden voor de producenten in de Unie.
De hele afzetketen heeft echter af te rekenen met hoge informatie- en
transactiekosten. Voor de consument is het dan weer moeilijk om met de beperkte
informatie een weloverwogen en verantwoorde keuze te maken. De
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke marktordening wordt bemoeilijkt
door een omslachtig en te complex kader. Daarom staan in
het voorstel voor een hervorming van de gemeenschappelijke marktordening de
volgende doelstellingen centraal: Versterking van
marktstimulerende maatregelen ter ondersteuning van duurzame
productiepraktijken: de producenten in de Unie (visserij en aquacultuur) die
lid zijn van een producentenorganisatie spelen een cruciale rol in de
productie, het dagelijkse beheer van de bestanden en marktaangelegenheden. Hun
rol, verantwoordelijkheid en mandaat moeten worden herzien in het licht van de
doelstellingen van de hervorming van het GVB, zodat productieactiviteiten op
duurzaamheid worden gericht. Voorts is het dienstig ook rekening te houden met
andere marktdeelnemers in de toeleverende sector en zo hun engagement en
verantwoordelijkheid ten aanzien van de duurzaamheid van hun bevoorrading te
versterken. Verbetering van de
marktpositie van de productie in de Unie: hiertoe dienen de onvolkomenheden van
de markt, de hoge informatie- en transactiekosten en de organisatorische
problemen te worden aangepakt, met name door zich te concentreren op de
productieactiviteiten (bundeling van het aanbod en verbetering van de afzet bij
eerste verkoop), de concurrentiepositie van de productie in de Unie te verhogen
(kwaliteit, innovatie en meerwaarde), de onderhandelingspositie van de
producenten te versterken en te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle in
de Unie afgezette producten. Versterking van
het verband tussen de productie in de Unie en de structurele veranderingen op
de markt van de Unie en meer aandacht voor kortetermijnschommelingen in de
strategieën van de producenten. Dit is bevorderlijk voor de ontwikkeling van de
marktkennis en -analyses op het vlak van de vraag en het concurrerende aanbod.
Dankzij een grotere transparantie in de afzetketen zouden vraag en aanbod beter
op elkaar moeten kunnen worden afgestemd en zou de besluitvorming moeten
verbeteren. De volatiliteit van de prijzen bij eerste verkoop kan worden
beperkt door de voorwaarden voor de afzet van de producten van
producentenorganisaties te verbeteren en ervoor te zorgen dat de productie
wordt gepland en wordt afgestemd op de vraag wat betreft kwaliteit, hoeveelheid
en aanbiedingsvorm. Versterking van
het marktpotentieel van producten in de Unie: met name door een gebrek aan
informatie is de werking van de interne markt voor visserij- en
aquacultuurproducten niet optimaal. De comparatieve voordelen van de productie
in de Unie (versheid, lokale oorsprong, variëteit, enz.) zouden beter kunnen
worden benut door meer aandacht te besteden aan differentiatie en
merchandising. Bovendien hebben consumenten in de Unie recht op nauwkeuriger en
betrouwbaarder informatie, zodat hun vertrouwen in visserij- en
aquacultuurproducten wordt versterkt. Ondersteuning van
een beter bestuur, vermindering van de administratieve rompslomp en
vereenvoudiging van het rechtskader: de bestaande bepalingen en instrumenten
moeten worden herzien, vereenvoudigd en verduidelijkt en de gemeenschappelijke
marktordening moet worden ondersteund door een nieuw financieel fonds in het
kader van het hervormde GVB. Interactie met
de hervorming van het GVB Het hoofddoel van
de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is de bevordering van
het duurzame beheer van visbestanden dankzij een economisch rendabele sector,
die meer bevoegdheden voor zelfbeheer moet krijgen. Uit de effectbeoordeling
van het GVB is gebleken dat, gelet op de nieuwe doelstellingen en instrumenten
van het GVB, een verreikende hervorming van de gemeenschappelijke marktordening
noodzakelijk is: marktgerichte instrumenten moeten direct of indirect bijdragen
tot de verwezenlijking van de belangrijkste GVB-doelstellingen. Teneinde
overbevissing en niet-duurzame praktijken aan te pakken, en af te stappen van
uitsluitend op hoeveelheden gebaseerde productiestrategieën, zal de nieuwe gemeenschappelijke
marktordening gericht zijn op de ondersteuning van: versterking van
producentenorganisaties en gezamenlijk beheer van toegangsrechten en productie-
en afzetactiviteiten; marktmaatregelen
waarmee de onderhandelingspositie van de producenten (in de visserij en de
aquacultuur) wordt versterkt, marktcrises beter kunnen worden voorspeld,
voorkomen en beheerst en de transparantie en de doeltreffendheid van de markt
worden bevorderd; marktstimulerende
maatregelen en marktpremies voor duurzame praktijken; partnerschappen voor een
duurzame productie, bevoorrading en consumptie, certificering (ecolabels),
afzetbevordering en consumenteninformatie; aanvullende
marktmaatregelen inzake teruggooi. Bestaande
bepalingen van de Unie op het door het voorstel bestreken gebied Het bestaande
regelgevingskader is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad
houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector
visserijproducten en producten van de aquacultuur. Het onderhavige voorstel is
bedoeld om deze verordening te vervangen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Sinds 2008 wordt
op verschillende niveaus overleg gepleegd met de belanghebbenden. Van 9 april 2009
tot en met 31 december 2009 is in het kader van het groenboek over de
hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2009)163 definitief)
een openbare raadpleging via internet over markt- en handelsaangelegenheden
gehouden. Nagenoeg alle 400 ontvangen bijdragen over het groenboek betroffen
aspecten van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening. Een
samenvatting hiervan is te vinden in een specifiek hoofdstuk (3.4) van het
werkdocument van de diensten van de Commissie "Samenvatting van de
raadpleging over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid",
SEC(2010) 428 definitief – april 2010. Binnen de
raadgevende instanties in het kader van het GVB vonden een brede raadpleging
van de sector (producenten, importeurs, verwerkers, detailhandelaren) en van
niet-gouvernementele actoren (NGO's voor ontwikkeling en milieu,
consumentenorganisaties) en thematische seminars plaats. Voorts heeft een
uitgebreide dialoog met de lidstaten plaatsgevonden, met name in de vorm van
bilaterale bijeenkomsten met nationale vertegenwoordigers van de sector,
nationale en regionale overheden en het Comité van beheer. Het Europees
Parlement, met name het Comité voor de visserij, werd nauw bij deze
raadplegingen en evenementen betrokken. Effectbeoordelingen Binnen de
Commissie is een interdepartementale stuurgroep opgericht die bijdragen heeft
geleverd tijdens het effectbeoordelingsproces. Na een analyse van het huidige
beleidskader en van de ontwikkeling van de markt van de Unie voor visserij- en
aquacultuurproducten zijn voorlopige doelstellingen voor een hervormde
gemeenschappelijke marktordening vastgesteld. In het kader van deze
doelstellingen zijn verschillende alternatieven voor de hervorming in
overweging genomen: Voortzetting van
de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en
aquacultuurproducten; in dit scenario is marktinterventie het belangrijkste
instrument om de prijsstabiliteit te ondersteunen. Herziening van de
huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten
door de interventiemechanismen te beperken tot uitsluitend steun voor de opslag
van visserijproducten voor menselijke consumptie, en door andere instrumenten
eenvoudiger, adequater en flexibeler te maken (handelsnormen en
consumenteninformatie). Versterking van de
gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten door
extra doelstellingen vast te stellen voor producenten- en brancheorganisaties
en financiële steun te verlenen voor de opstelling en uitvoering van duurzame
productie- en afzetprogramma's. De inhoud en de reikwijdte van de verplichte
consumenteninformatie worden uitgebreid en er wordt nagedacht over de
nauwkeurigheid en de controle van vrijwillige etikettering. Deregulering van
de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en
aquacultuurproducten. In dit scenario worden alle financiële steunmaatregelen
(interventie en steun voor collectieve acties) en alle specifieke juridische
instrumenten voor visserij- en aquacultuurproducten afgeschaft. De
status-quo-optie is deels ondoeltreffend bevonden en te complex om de huidige
doelstellingen te kunnen verwezenlijken. De huidige GMO blijkt, 12 jaar na de
goedkeuring ervan, niet opgewassen tegen de uitdagingen van de markt van de
Unie. Aangezien zij nog ondoeltreffender zal worden, zal zij wellicht niet
langer consistent zijn met de doelstellingen van het hervormde GVB. Wegwerken van de
belangrijkste tekortkomingen van de bestaande GMO door aanpassingen en
vereenvoudigingen voor te stellen om de werking ervan te verbeteren. De
relevantie voor de belangrijkste doelstellingen van de hervorming van het GVB
blijft evenwel beperkt. Een volledige
afschaffing van de gemeenschappelijke marktordening van de EU zou, zelfs
wanneer marktgerichte ontwikkelingen en stimulerende maatregelen voor
duurzaamheid een grotere rol spelen, geen oplossing bieden voor de
belangrijkste geconstateerde problemen, namelijk de complexe en gefragmenteerde
bevoorrading van de Unie en de risico's van misleidende of verwarrende
informatie. De Commissie pleit
bijgevolg voor een versterking van de gemeenschappelijke marktordening om de
overgang van de visserij- en aquacultuursector naar duurzame
productiepraktijken te flankeren. Op het gebied van organisatie en afzet kan
nog veel worden gedaan om de voorspelbaarheid van het aanbod te verhogen en de
transactiekosten te verminderen. Deze optie benadrukt de rol van alle belangrijke
belanghebbenden bij de bevordering van duurzame praktijken. De
gemeenschappelijke marktordening moet bijdragen tot een verhoging van de
meerwaarde van visserij- en aquacultuurproducten in een context waarin de
financiële steun voor de vloot wordt beperkt (met name door sloop en tijdelijke
stillegging van de activiteit) ten gunste van slimme, groene, innoverende en
marktgerichte oplossingen voor de visserij- en aquacultuursector. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Rechtsgrondslag Artikel 43, lid 2, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel valt onder gedeelde bevoegdheid
en het subsidiariteitsbeginsel is derhalve van toepassing. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid en moet bijgevolg ten uitvoer worden gelegd bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Met het oog op de verwezenlijking van de basisdoelstelling, namelijk een visserij- en aquacultuursector die duurzame economische, ecologische en sociale omstandigheden op lange termijn biedt en bijdraagt tot de beschikbaarheid van levensmiddelen, is het noodzakelijk en dienstig om voorschriften inzake de instandhouding en de exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen vast te stellen. Deze verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is om dit doel te verwezenlijken. 2011/0194 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD houdende een gemeenschappelijke marktordening
voor visserijproducten en aquacultuurproducten HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[1], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[2], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk
visserijbeleid omvat marktmaatregelen voor visserijproducten en
aquacultuurproducten in de Unie. De gemeenschappelijke marktordening voor
visserij- en aquacultuurproducten, hierna "gemeenschappelijke
marktordening" genoemd, maakt integrerend deel uit van het
gemeenschappelijk visserijbeleid en moet bijdragen tot de verwezenlijking van
de doelstellingen daarvan. Aangezien het gemeenschappelijk visserijbeleid
momenteel wordt herzien, moet de gemeenschappelijke marktordening
dienovereenkomstig worden aangepast. (2)
Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17
december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector
visserijproducten en producten van de aquacultuur[3] moet worden herzien in verband met de bij de
uitvoering van de thans geldende bepalingen vastgestelde tekortkomingen, de
recente ontwikkelingen in de Unie en op de wereldmarkten en de ontwikkeling van
de visserij- en aquacultuuractiviteiten. (3)
Bij de uitvoering van de bepalingen van de
gemeenschappelijke marktordening dient rekening te worden gehouden met de
internationale verplichtingen van de Unie, met name ten aanzien van de
voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie. (4)
De gemeenschappelijke marktordening moet bijdragen
tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid. (5)
Aangezien deze doelstellingen vanwege het
gemeenschappelijke karakter van de markt voor visserij- en aquacultuurproducten
niet op toereikende wijze door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt
en zij derhalve, gezien de noodzaak van verder gezamenlijk optreden, beter op
het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen
nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde
subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is
om deze doelstellingen te verwezenlijken. (6)
Belangrijk is dat het beheer van de
gemeenschappelijke marktordening wordt geleid door de beginselen van goed
bestuur van het gemeenschappelijk visserijbeleid. (7)
Producentenorganisaties zijn de belangrijkste
actoren voor een adequate tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk
visserijbeleid en de gemeenschappelijke marktordening. Hun doelstellingen
moeten dan ook worden aangescherpt om ervoor te zorgen dat hun leden hun
visserij- en aquacultuuractiviteiten op duurzame wijze uitoefenen, de
voorwaarden voor het op de markt brengen van producten verbeteren en
economische gegevens over de aquacultuur verzamelen. Bij de verwezenlijking van
deze doelstellingen moeten producentenorganisaties rekening houden met de
verschillen in de diverse visserij- en aquacultuursectoren in de Unie, en met
name met de specifieke kenmerken van de kleinschalige visserij. (8)
Brancheorganisaties die verschillende categorieën
van marktdeelnemers bijeenbrengen, kunnen bijdragen tot een betere coördinatie
van afzetactiviteiten in de waardeketen en tot de ontwikkeling van maatregelen
die van belang zijn voor de hele sector. (9)
Het is dienstig gemeenschappelijke voorwaarden vast
te stellen voor de erkenning van producenten- en brancheorganisaties door de
lidstaten, de uitbreiding van de door producenten- en brancheorganisaties
vastgestelde voorschriften en de verdeling van de uit een dergelijke
uitbreiding voortvloeiende kosten. De procedure voor de uitbreiding van de
voorschriften moet door de Commissie worden goedgekeurd. (10)
Opdat producentenorganisaties hun leden tot
duurzame visserij- en aquacultuuractiviteiten kunnen aanzetten, moeten zij aan
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een productie- en afzetprogramma
voorleggen met de maatregelen die nodig zijn om hun doelstellingen te
verwezenlijken. (11)
Vanwege de onvoorspelbaarheid van de
visserijactiviteiten is het dienstig een mechanisme in te stellen voor de
opslag van visserijproducten voor menselijke consumptie, teneinde de
marktstabiliteit te bevorderen en de winst op de producten te verhogen door met
name een meerwaarde te creëren. Dit mechanisme moet bijdragen tot de
stabilisering en de convergentie van de plaatselijke markten in de Unie met het
oog op de voltooiing van de eengemaakte markt. (12)
Producentenorganisaties kunnen een collectief fonds
oprichten voor de financiering van de productie- en afzetprogramma's en het
opslagmechanisme. (13)
Teneinde rekening te houden met de uiteenlopende
prijzen in de Unie moet elke producentenorganisatie worden gemachtigd een
drempelprijs voor toepassing van het opslagmechanisme voor te stellen. Deze
drempelprijs mag niet leiden tot de vaststelling van minimumprijzen die de
mededinging kunnen belemmeren. (14)
Aangezien visbestanden gedeelde bestanden zijn, kan
de duurzame en efficiënte exploitatie ervan in bepaalde gevallen beter worden
bereikt door organisaties met leden uit verschillende lidstaten. Derhalve moet ook worden voorzien in de
mogelijkheid om transnationale producentenorganisaties en unies van
producentenorganisaties op te richten, die eveneens onder de mededingingsregels
van de onderhavige verordening moeten vallen. (15)
De toepassing van gemeenschappelijke handelsnormen
moet het mogelijk maken de markt te bevoorraden met duurzame producten, het
potentieel van de interne markt voor visserij- en aquacultuurproducten volledig
te benutten en het handelsverkeer op basis van eerlijke mededinging te
vergemakkelijken, hetgeen tot een verbetering van de rentabiliteit van de
productie zal bijdragen. (16)
Door de toenemende variëteit aan visserij- en aquacultuurproducten
is het van essentieel belang dat consumenten een minimum aan verplichte
informatie over de belangrijkste kenmerken van de producten krijgen. Om
productdifferentiatie te bevorderen, dient ook rekening te worden gehouden met
aanvullende informatie die op vrijwillige basis kan worden vermeld. (17)
De mededingingsregels betreffende de in artikel 101
van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen mogen slechts
op de productie en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten worden
toegepast voor zover de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de werking
van de gemeenschappelijke ordening van de markten en evenmin het bereiken van
de doeleinden van artikel 39 van het verdrag in gevaar brengt. (18)
Het is dienstig mededingingsregels voor de
productie en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten vast te stellen,
rekening houdend met de specifieke kenmerken van de visserij- en
aquacultuursector, inclusief de fragmentering van de sector, het feit dat vis
een gedeeld bestand is en de omvang van de invoer. Ter wille van de
vereenvoudiging dienen de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1184/2006
van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de
mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten[4] in de onderhavige verordening te worden
opgenomen. Derhalve dient te worden bepaald dat Verordening (EG) nr. 1184/2006
niet langer geldt voor visserij- en aquacultuurproducten. (19)
De economische informatie over de markten voor
visserij- en aquacultuurproducten in de Unie dient te worden verbeterd. (20)
Om de voorwaarden en eisen voor de erkenning van
producentenorganisaties te kunnen aanvullen of wijzigen, de inhoud van het
productie- en afzetprogramma te kunnen aanvullen of wijzigen, de gemeenschappelijke
handelsnormen te kunnen vaststellen of wijzigen, de verplichte informatie te
kunnen aanvullen of wijzigen en de minimumcriteria voor vrijwillige door
marktdeelnemers aan consumenten verstrekte informatie te kunnen vaststellen,
dient, wat de artikelen 24, 33, 41 en 46 betreft, de bevoegdheid om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie handelingen vast te stellen, aan de Commissie te worden
gedelegeerd. (21)
Het is van bijzonder belang dat de Commissie
tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, ook op
deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde
handelingen dient de Commissie te zorgen voor een gelijktijdige, tijdige en
behoorlijke toezending van de terzake relevante documenten aan het Europees
Parlement en de Raad. (22)
Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering
van de artikelen 25, 31, 34 en 37 van de onderhavige verordening te waarborgen,
moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren. (23)
Verordening (EG) nr. 104/2000 dient te worden
ingetrokken, maar de artikelen 9, 10, 11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26,
27, 34, 35, 36, 37, 38 en 39 dienen van toepassing te blijven tot de
inwerkingtreding van de verordening betreffende het Europees Fonds voor
maritieme zaken en visserij, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel 1
Onderwerp 1.
Er wordt een gemeenschappelijke marktordening voor
visserijproducten en aquacultuurproducten ingesteld, hierna
"gemeenschappelijke marktordening" genoemd. 2.
De gemeenschappelijke marktordening omvat de
volgende instrumenten: a) beroepsorganisaties; b) handelsnormen; c) consumenteninformatie; d) mededingingsregels e) marktonderzoek. Artikel 2
Werkingssfeer De gemeenschappelijke marktordening geldt voor
de in bijlage I bij deze verordening genoemde visserij- en aquacultuurproducten
die in de Unie worden afgezet. Artikel 3
Doelstellingen De gemeenschappelijke marktordening draagt bij
tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 van de verordening inzake
het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde doelstellingen. Artikel 4
Beginselen De gemeenschappelijke marktordening wordt
aangestuurd door de in artikel 4 van de verordening inzake het
gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde beginselen van goed bestuur. Artikel 5
Definities Voor de toepassing van de onderhavige
verordening gelden de definities van artikel 3 van de verordening inzake het
gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarnaast gelden de volgende definities: (a)
"visserijproducten": aquatische
organismen die het resultaat zijn van een visserijactiviteit, of daarvan
afgeleide producten, zoals vermeld in bijlage I; (b)
"aquacultuurproducten": aquatische
organismen in alle stadia van hun levenscyclus, die het resultaat zijn van een
aquacultuuractiviteit, of daarvan afgeleide producten, zoals vermeld in bijlage
I; (c)
"producent": elke natuurlijke of
rechtspersoon die op het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten
gerichte productiemiddelen exploiteert met het doel deze producten op de markt
te brengen; (d)
“visserij- of aquacultuursector”: de economische
sector bestaande uit alle activiteiten voor de productie, verwerking en afzet
van visserij- of aquacultuurproducten; (e)
"op de markt aanbieden": het in het kader
van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een
visserij- of aquacultuurproduct met het oog op distributie, consumptie of
gebruik op de markt van de Unie; (f)
"op de markt brengen": het voor het eerst
in de Unie op de markt aanbieden van een visserij- of aquacultuurproduct. Hoofdstuk II
Beroepsorganisaties Afdeling I
Oprichting, doelstellingen en maatregelen Artikel 6
Oprichting van producentenorganisaties voor visserijproducten Op eigen initiatief van producenten van
visserijproducten kunnen producentenorganisaties voor visserijproducten in één
of meer lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend.
Artikel 7
Doelstellingen van de producentenorganisaties voor visserijproducten Producentenorganisaties voor visserijproducten
streven de volgende doelstellingen na: (a)
de rentabiliteit van de visserijactiviteiten van
hun leden verbeteren, in volledige overeenstemming met het in de verordening
inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid en de milieuwetgeving vastgestelde
instandhoudingsbeleid; (b)
ongewenste vangsten van commerciële bestanden
aanpakken; (c)
de voorwaarden voor het op de markt brengen van de
visserijproducten van hun leden verbeteren; (d)
de markten stabiliseren; (e)
de rentabiliteit van de producenten verbeteren. Artikel 8
Maatregelen van producentenorganisaties voor visserijproducten Producentenorganisaties voor visserijproducten
kunnen gebruik maken van de volgende maatregelen om de in artikel 7 genoemde
doelstellingen te verwezenlijken: (a)
de visserijactiviteiten van hun leden plannen; (b)
ongewenste vangsten van commerciële bestanden
optimaal gebruiken door: - aangelande producten die niet de in
artikel 39, lid 2, onder a), bedoelde minimummaat voor de afzet hebben, te
bestemmen voor andere doeleinden dan menselijke consumptie; - aangelande producten die de in artikel 39,
lid 2, onder a), bedoelde minimummaat hebben, op de markt te brengen; - aangelande producten gratis uit te
reiken voor liefdadigheidsdoeleinden; (c)
de productie aanpassen aan de behoeften van de
markt; (d)
het aanbod en de afzet van de producten van hun
leden kanaliseren; (e)
de tijdelijke opslag van visserijproducten beheren
overeenkomstig de artikelen 35 en 36; (f)
nagaan of de activiteiten van hun leden in
overeenstemming zijn met de voorschriften van de producentenorganisatie en
maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan. Artikel 9
Oprichting van producentenorganisaties voor aquacultuurproducten Op eigen initiatief van producenten van aquacultuurproducten
kunnen producentenorganisaties voor aquacultuurproducten in één of meer
lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend: Artikel 10
Doelstellingen van de producentenorganisaties voor aquacultuurproducten Producentenorganisaties voor
aquacultuurproducten streven de volgende doelstellingen na: (a)
de duurzaamheid van de visserijactiviteiten van hun
leden bevorderen door hun ontwikkelingskansen te bieden; (b)
bijdragen tot de voedselvoorziening en de
werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden; (c)
erop toezien dat de activiteiten van hun leden
consistent zijn met de in artikel 51 van de verordening inzake het
gemeenschappelijk visserijbeleid bedoelde nationale strategische plannen; (d)
de voorwaarden voor het op de markt brengen van de
aquacultuurproducten van hun leden verbeteren; (e)
de rentabiliteit van de producenten verbeteren. Artikel 11
Maatregelen van producentenorganisaties voor aquacultuurproducten Producentenorganisaties voor
aquacultuurproducten kunnen gebruik maken van de volgende maatregelen om de in
artikel 10 genoemde doelstellingen te verwezenlijken: (a)
een verantwoorde en duurzame aquacultuur
bevorderen, met name in termen van milieubescherming en gezondheid en welzijn
van dieren; (b)
de productie aanpassen aan de behoeften van de
markt; (c)
het aanbod en de afzet van de producten van hun
leden kanaliseren; (d)
nagaan of de activiteiten van hun leden in
overeenstemming zijn met de voorschriften van de producentenorganisatie en
maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan; (e)
informatie verzamelen over de op de markt gebrachte
producten, inclusief economische informatie over de eerste verkoop en
productieprognoses. Artikel 12
Oprichting van unies van producentenorganisaties 1.
Op eigen initiatief van in één of meer lidstaten
erkende producentenorganisaties kan een unie van producentenorganisaties voor
visserij- of aquacultuurproducten worden opgericht. 2.
De voor de producentenorganisaties geldende
bepalingen van de onderhavige verordening zijn van toepassing op unies van
producentenorganisaties, tenzij anders is aangegeven. Artikel 13
Doelstellingen van unies van producentenorganisaties Unies van producentenorganisaties voor
visserij- of aquacultuurproducten streven de volgende doelstellingen na: (a)
de in de artikelen 7 en 10 vastgestelde
doelstellingen van de aangesloten producentenorganisaties op doeltreffender
wijze verwezenlijken; (b)
activiteiten van gemeenschappelijk belang voor de
aangesloten producentenorganisaties coördineren en ontwikkelen. Artikel 14
Oprichting van brancheorganisaties Op eigen initiatief van producenten van
visserij- en aquacultuurproducten kunnen brancheorganisaties in één of meer
lidstaten worden opgericht en overeenkomstig afdeling II worden erkend. Artikel 15
Doelstellingen van de brancheorganisaties Brancheorganisaties streven de volgende
doelstellingen na: (a)
de voorwaarden voor het op de markt aanbieden van
visserij- en aquacultuurproducten van de Unie verbeteren; (b)
bijdragen tot een betere coördinatie van het op de
markt brengen en aanbieden van visserij- en aquacultuurproducten van de Unie. Artikel 16
Maatregelen van brancheorganisaties Brancheorganisaties kunnen gebruik maken van
de volgende maatregelen om de in artikel 15 genoemde doelstellingen te
verwezenlijken: (a)
standaardcontracten opstellen die verenigbaar zijn
met het recht van de Unie; (b)
visserij- en aquacultuurproducten van de Unie op
niet-discriminerende wijze promoten door gebruik te maken van de
certificeringsmogelijkheden, met name oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels,
geografische aanduidingen en duurzaamheidsmerites; (c)
voorschriften inzake de productie en afzet van
visserij- en aquacultuurproducten vaststellen die stringenter zijn dan die van
de nationale of uniale wetgeving; (d)
kwaliteit, kennis en transparantie van de productie
en de markt verbeteren; (e)
onderzoek en marktstudies uitvoeren en technieken
ontwikkelen om de marktwerking te optimaliseren, inclusief op het gebied van de
informatie- en communicatietechnologie; (f)
informatie verstrekken en onderzoek verrichten met
het oog op een duurzaam aanbod dat qua hoeveelheid, kwaliteit en prijs
tegemoetkomt aan de behoeften van de markt en de verwachtingen van de
consument; (g)
nagaan of de activiteiten van hun leden in
overeenstemming zijn met de voorschriften van de brancheorganisaties en
maatregelen nemen met het oog op de naleving daarvan. Afdeling II
Erkenning Artikel 17
Erkenning van producentenorganisaties De lidstaten kunnen elke groepering van
producenten van visserijproducten en van aquacultuurproducten die een verzoek
om erkenning indient, als producentenorganisatie voor visserijproducten of voor
aquacultuurproducten erkennen, mits deze: (a)
op haar grondgebied of een deel daarvan in
voldoende mate economisch actief is, met name wat het aantal leden en de
hoeveelheid afzetbare producten betreft; (b)
overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat
rechtspersoonlijkheid heeft, haar statutaire zetel op het grondgebied van de
betrokken lidstaat heeft en daar gevestigd is; (c)
kan bijdragen tot de verwezenlijking van de in de
artikelen 7 en 10 genoemde doelstellingen; (d)
de in hoofdstuk VI vastgestelde mededingingsregels
in acht neemt; (e)
geen machtspositie op een bepaalde markt inneemt,
tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van
het Verdrag. Artikel 18
Erkenning van brancheorganisaties De lidstaten kunnen elke op hun grondgebied
gevestigde groepering die een verzoek om erkenning indient, als
brancheorganisatie erkennen rekening houdend met de regels van de Unie en met
name met de mededingingsregels, mits deze: (a)
in één of meer gebieden op significante wijze
representatief is voor ten minste twee van de volgende activiteiten: productie,
afzet en verwerking van visserij- en aquacultuurproducten of verwerkte
visserij- en aquacultuurproducten; (b)
zelf geen visserij- en aquacultuurproducten of
verwerkte visserij- en aquacultuurproducten produceert, verwerkt of afzet; (c)
overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat
rechtspersoonlijkheid heeft, haar statutaire zetel op het grondgebied van de
betrokken lidstaat hebben en daar gevestigd zijn; (d)
de in artikel 15 vastgestelde doelstellingen kan
verwezenlijken; (e)
rekening houdt met de belangen van de consument; (f)
de goede werking van de gemeenschappelijke
marktordening niet belemmert. Artikel 19
Controles en intrekking van de erkenning door de lidstaten De lidstaten voeren regelmatig controles uit
om zich ervan te vergewissen dat de producenten- en brancheorganisaties voldoen
aan de in de artikelen 17 en 18 vastgestelde erkenningsvoorwaarden, en trekken
in voorkomend geval de erkenning in. Artikel 20
Transnationale producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en
brancheorganisaties Lidstaten waarvan onderdanen zijn aangesloten
bij een producentenorganisatie of een brancheorganisatie die op het grondgebied
van een andere lidstaat is gevestigd, en lidstaten waar het officiële
hoofdkwartier van een unie van in verschillende lidstaten erkende
producentenorganisaties is gevestigd, zetten met de betrokken lidstaten de
nodige administratieve samenwerking op om de activiteiten van de betrokken
organisatie of vereniging te controleren. Artikel 21
Toewijzing van vangstmogelijkheden
Producentenorganisaties waarvan de leden
onderdanen van verschillende lidstaten zijn, of unies van in verschillende
lidstaten erkende producentenorganisaties, voeren hun taken uit onverminderd de
bepalingen inzake de toewijzing van de vangstmogelijkheden aan de lidstaten
overeenkomstig artikel 16 van de verordening inzake het gemeenschappelijk
visserijbeleid. Artikel 22
Mededeling aan de Commissie De lidstaten delen de Commissie langs elektronische
weg elk besluit tot verlening of intrekking van de erkenning mee. Artikel 23
Controles door de Commissie Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de
in de artikelen 17 en 18 vastgestelde voorwaarden voor de erkenning van
producenten- of brancheorganisaties, kan de Commissie controles verrichten en
de lidstaten in voorkomend geval verzoeken de erkenning van producenten- of
brancheorganisaties in te trekken. Artikel 24
Gedelegeerde handelingen De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde (a)
de in de artikelen 17 en 18 vastgestelde
erkenningsvoorwaarden te wijzigen of aan te vullen. Deze voorschriften kunnen
betrekking hebben op de interne werking van producenten- of
brancheorganisaties, hun statuten, financiële en budgettaire bepalingen, de op
hun leden rustende verplichtingen en de maatregelen met het oog op de naleving
van de voorschriften, inclusief sancties; (b)
voorschriften inzake frequentie, inhoud en
praktische aspecten van de door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 20 en 21
te verrichten controles vast te stellen. Artikel 25
Uitvoeringshandelingen 1.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast
betreffende (a)
de door de lidstaten in acht te nemen termijnen en
procedures voor de erkenning van producenten- en brancheorganisaties
overeenkomstig de artikelen 17 en 18 of voor de intrekking van de erkenning
overeenkomstig artikel 19; (b)
het formaat, de termijnen en de procedures die door
de lidstaten in acht moeten worden genomen voor de mededeling aan de Commissie
van elk besluit tot verlening of intrekking van de erkenning overeenkomstig
artikel 22. 2.
De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 51 bedoelde
onderzoeksprocedure. Afdeling III
Uitbreiding van de voorschriften Artikel 26
Uitbreiding van de voorschriften van producentenorganisaties 1. De lidstaten kunnen de binnen
een producentenorganisatie overeengekomen voorschriften verbindend verklaren
voor producenten die niet bij die organisatie zijn aangesloten en die in het
gebied waar de producentenorganisatie representatief is, één of meer producten
op de markt brengen, mits : (a)
de producentenorganisatie representatief wordt
geacht voor de productie en de afzet in een bepaalde lidstaat en daartoe een
verzoek richt tot de bevoegde autoriteiten van die lidstaat; (b)
de uit te breiden voorschriften betrekking hebben
op één of meer van de in artikel 8, onder a), b), c), d) en e) vastgestelde
maatregelen. 2. Voor de toepassing van lid 1,
onder a), wordt een producentenorganisatie voor visserijproducten
representatief geacht wanneer zij goed is voor ten minste 65% van de
hoeveelheid van het betrokken product die in het voorgaande jaar is afgezet in
het gebied waarvoor de uitbreiding van de voorschriften wordt voorgesteld. 3. Voor de toepassing van lid 1,
onder a), wordt een producentenorganisatie voor aquacultuurproducten
representatief geacht wanneer zij goed is voor ten minste 40% van de
hoeveelheid van het betrokken product die in het voorgaande jaar is afgezet in
het gebied waarvoor de uitbreiding van de voorschriften wordt voorgesteld. 4. De tot niet-leden uit te
breiden voorschriften zijn verbindend voor een periode van 90 dagen tot 12
maanden. Artikel 27
Uitbreiding van de voorschriften van brancheorganisaties 1.
Een lidstaat kan bepaalde binnen een
brancheorganisatie gesloten overeenkomsten, genomen besluiten of onderling
afgestemde feitelijke gedragingen in één of meer gebieden verbindend verklaren
voor andere marktdeelnemers die niet bij deze organisatie zijn aangesloten,
mits: (a)
ten minste 65% van ten minste twee van de volgende
activiteiten via de brancheorganisatie verlopen: productie, afzet of verwerking
van het betrokken product in het voorgaande jaar in één of meer gebieden van
die lidstaat, en daartoe een verzoek richt tot de bevoegde nationale
autoriteiten; (b)
de tot andere marktdeelnemers uit te breiden
voorschriften betrekking hebben op één of meer van de in artikel 16, onder a),
b), c), d), e) en f) vastgestelde maatregelen voor brancheorganisaties en geen
schade toebrengen aan andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of in de
Unie. 2.
De uitbreiding van de voorschriften mag voor
maximaal drie jaar verbindend worden verklaard. Artikel 28
Aansprakelijkheid Wanneer voorschriften overeenkomstig de
artikelen 26 en 27 worden uitgebreid tot niet-leden, kan de betrokken lidstaat
besluiten dat deze laatsten de producentenorganisatie of de brancheorganisatie
een bedrag moeten betalen dat gelijk is aan het geheel of een deel van de uit
de uitbreiding van de voorschriften voortvloeiende kosten van de leden. Artikel 29
Goedkeuring door de Commissie 1.
De lidstaten delen de Commissie de voorschriften
mee die zij voor alle producenten of marktdeelnemers van één of meer specifieke
gebieden overeenkomstig de artikelen 26 en 27 verbindend willen verklaren. 2.
De Commissie neemt een besluit tot goedkeuring van
de uitbreiding van de door een lidstaat meegedeelde voorschiften op voorwaarde
dat: (a)
aan het bepaalde in de artikelen 26 en 27 is
voldaan; (b)
aan het bepaalde in hoofdstuk VI inzake
mededingingsregels is voldaan; (c)
de uitbreiding het vrije handelsverkeer niet
belemmert; (d)
de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag
niet in gevaar worden gebracht. 3.
Binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling
neemt de Commissie een besluit tot goedkeuring of weigering van de uitbreiding
van de voorschriften en stelt zij de lidstaten hiervan in kennis. Heeft de
Commissie binnen deze termijn van twee maanden geen besluit genomen, dan wordt
de uitbreiding van de voorschriften geacht te zijn goedgekeurd door de
Commissie. Artikel 30
Intrekking van de goedkeuring De Commissie kan controles uitvoeren en de
goedkeuring van de uitbreiding van de voorschriften intrekken wanneer zij
constateert dat niet is voldaan aan één of meer van de voorwaarden voor deze
goedkeuring. De Commissie stelt de lidstaten hiervan in kennis. Artikel 31
Uitvoeringshandelingen De voorschriften inzake het formaat en de
procedure van de in artikel 29, lid 1, bedoelde mededeling worden door de
Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen. Afdeling IV
Planning van productie en afzet Artikel 32
Productie- en afzetprogramma 1. Elke producentenorganisatie legt aan de bevoegde autoriteiten
van haar lidstaat een productie- en afzetprogramma voor om te voldoen aan de in
artikel 3 vastgestelde doelstellingen. 2. Het programma wordt door de lidstaat goedgekeurd. Zodra
het programma is goedgekeurd, wordt het door de producentenorganisatie ten
uitvoer gelegd. 3. Het productie- en afzetprogramma kan door de
producentenorganisatie worden herzien; de herziening wordt aan de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat ter goedkeuring gemeld. 4. De producentenorganisatie stelt een jaarlijks verslag over
haar activiteiten in het kader van het in lid 1 bedoelde productie- en
afzetprogramma op en legt dit voor aan de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat. 5. De lidstaten voeren controles uit om ervoor te zorgen dat
elke producentenorganisatie de in dit artikel vastgestelde verplichtingen
nakomt. Artikel 33
Gedelegeerde handelingen De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog
op de invoering van voorschriften inzake de inhoud van het in artikel 32, lid 1,
bedoelde productie- en afzetprogramma. Artikel 34
Uitvoeringshandelingen De voorschriften voor de procedure en de
termijnen voor de indiening van het in artikel 32 bedoelde productie- en
afzetprogramma door de producentenorganisatie en de goedkeuring ervan door de
lidstaat worden door de Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in
artikel 51 bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen. Afdeling V
Stabilisering van de markten Artikel 35
Opslagmechanisme Producentenorganisaties kunnen de opslag van
in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde visserijproducten
financieren op voorwaarde dat: (a)
de producten door de producentenorganisaties ten
verkoop zijn aangeboden, maar er tegen de in artikel 36 bedoelde drempelprijs
geen koper te vinden bleek; (b)
de producten in overeenstemming zijn met de op
grond van artikel 39 vastgestelde handelsnormen en een voor menselijke
consumptie geschikte kwaliteit hebben; (c)
de producten door invriezen, hetzij aan boord,
hetzij in inrichtingen aan land, zouten, drogen, marineren en in voorkomend
geval koken en pasteuriseren, zijn verduurzaamd of verwerkt en opgeslagen. De
producten kunnen eveneens worden gefileerd of in moten gesneden en in
voorkomend geval worden gekopt. (d)
de opgeslagen producten in een later stadium
opnieuw op de markt worden gebracht voor menselijke consumptie. Artikel 36
Drempelprijzen voor toepassing van het opslagmechanisme 1. Vóór het begin van elk jaar
kan elke producentenorganisatie individueel een drempelprijs voor toepassing
van het in artikel 35 bedoelde opslagmechanisme voorstellen voor de in bijlage
II vermelde visserijproducten. 2. De drempelprijs mag niet meer
bedragen dan 80% van het gewogen gemiddelde van de prijs die voor het betrokken
product in het werkgebied van de betrokken producentenorganisatie is genoteerd
in de drie jaren die onmiddellijk voorafgaan aan het jaar waarvoor de
drempelprijs wordt vastgesteld. 3. Bij de vaststelling van de
drempelprijs wordt rekening gehouden met: (a)
de ontwikkeling van de productie en de vraag; (b)
de stabilisering van de marktprijzen; (c)
de convergentie van de markten; (d)
de inkomens van de producenten; (e)
de belangen van de consument. 4. Na onderzoek van de voorstellen van de op hun grondgebied
erkende producentenorganisaties stellen de lidstaten de door de
producentenorganisaties toe te passen drempelprijzen vast. Deze prijzen worden
vastgesteld op basis van de in de leden 2 en 3 bedoelde criteria. De prijzen
worden bekendgemaakt. Artikel 37
Uitvoeringshandelingen De voorschriften inzake het formaat van de in
artikel 36, lid 4, bedoelde bekendmaking van de drempelprijzen worden door de
Commissie vastgesteld middels overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen. Afdeling VI Collectief fonds Artikel 38
Collectief fonds Elke producentenorganisatie kan een collectief
fonds oprichten dat uitsluitend voor de financiering van de volgende
maatregelen wordt gebruikt: (a)
door de lidstaten overeenkomstig artikel 32
goedgekeurde productie- en afzetprogramma's; (b)
het bij de artikelen 35 en 36 ingestelde
opslagmechanisme. Hoofdstuk III
Handelsnormen Artikel 39
Vaststelling van handelsnormen 1.
Voor de in bijlage I vermelde, voor menselijke
consumptie bestemde producten kunnen gemeenschappelijke handelsnormen worden
vastgesteld. 2.
De in lid 1 bedoelde normen kunnen met name
betrekking hebben op: (a)
minimummaten voor de afzet, die worden vastgesteld
op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en in
overeenstemming met de instandhoudingsreferentiegrootten voor de in artikel 15,
lid 3, van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid genoemde
visserijproducten; (b)
productdossiers voor conserven in overeenstemming
met de instandhoudingseisen en de internationale verplichtingen. 3.
De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd: a) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het
Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke
hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong[5]; b) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad
houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale,
ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te
beëindigen[6]; en
c) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de
Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving
van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen[7]. Artikel 40
Naleving van de handelsnormen 1. De producten waarvoor
handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts voor menselijke consumptie in de
Unie worden afgezet indien zij in overeenstemming zijn met deze normen. 2. De lidstaten controleren of
de producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen zijn vastgesteld, in
overeenstemming zijn met deze normen. Deze controles kunnen in alle afzetstadia
alsmede tijdens het vervoer worden verricht. 3. Alle aangelande
visserijproducten, inclusief die welke niet in overeenstemming zijn met de
handelsnormen, mogen, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, gratis
worden uitgereikt aan in de Unie gevestigde liefdadigheidsinstellingen of
–stichtingen, of aan personen die volgens de wetgeving van de betrokken
lidstaat recht hebben op overheidssteun. Artikel 41
Gedelegeerde handelingen De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in
artikel 39, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke handelsnormen betreffende
kwaliteit, grootte of gewicht, verpakking, aanbiedingsvorm en etikettering vast
te stellen en, ingeval de bij de toepassing van de normen opgedane ervaring
zulks vereist, te wijzigen, waarbij zij erop toeziet dat de normen op eerlijke
en transparante wijze worden vastgesteld. Hoofdstuk IV
Consumenteninformatie Artikel 42
Verplichte informatie 1.
De in bijlage I, onder a), b), c) en e), vermelde
visserij- en aquacultuurproducten die in de Unie worden afgezet, mogen ongeacht
hun oorsprong slechts voor verkoop in het klein aan de eindverbruiker worden
aangeboden mits door middel van een adequate affichering of etikettering de
volgende gegevens worden verstrekt: (a)
de handelsbenaming van de betrokken soort; (b)
de productiemethode, met name de volgende woorden:
"… gevangen…" of "… in zoet water gevangen…" of "…
gekweekt…"; (c)
het gebied waar het product is gevangen of
gekweekt. (d)
voor visserijproducten de datum van de vangst en
voor aquacultuurproducten de datum van de oogst; (e)
of het product vers is dan wel ontvroren. 2.
De in bijlage I, onder h) en i), vermelde visserij-
en aquacultuurproducten die in de Unie worden afgezet, mogen ongeacht hun
oorsprong slechts voor verkoop in het klein aan de eindverbruiker worden
aangeboden mits door middel van een adequate affichering of etikettering de
volgende gegevens worden verstrekt: (a)
de handelsbenaming van de betrokken soort; (b)
de productiemethode, met name de volgende woorden:
"… gevangen…" of "… in zoet water gevangen…" of "…
gekweekt…"; (c)
het gebied waar het product is gevangen of
gekweekt. 3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt
duidelijk en goed waarneembaar aangegeven. 4.
De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing
onverminderd: (a)
Richtlijn 2000/13/EG van 20 maart 2000 betreffende
de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering
en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame[8], (b)
Verordening (EEG) nr. 2136/89 van de Raad van 21
juni 1989 tot vaststelling van gemeenschappelijke normen voor het in de handel
brengen van sardineconserven[9], (c)
Verordening (EEG) nr. 1536/92 van de Raad van 9
juni 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor tonijn- en
bonietconserven[10]. Artikel 43
Handelsbenaming Voor de toepassing van artikel 42, lid 1,
onder a), en lid 2, onder a), stellen de lidstaten de lijst vast van de
handelsbenamingen die op hun grondgebied zijn toegestaan, en maken zij deze
bekend. De lijst omvat de volgende gegevens: (a)
de wetenschappelijke benaming voor elke soort
volgens het informatiesysteem Fishbase; (b)
de benaming in de officiële taal of de officiële
talen van de lidstaat; (c)
in voorkomend geval, de erkende of toegestane
lokale of regionale benaming of benamingen. Artikel 44
Vermelding van het vangst- of productiegebied 1. De vermelding van het vangst-
of productiegebied overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder c), en lid 2, onder
c), omvat: (a)
voor op zee gevangen visserijproducten de naam van
het gebied, het deelgebied of de sector zoals vermeld in de lijst van
FAO-visserijzones; (b)
voor in zoet water gevangen visserijproducten de
vermelding van de lidstaat of het derde land van herkomst van het product; (c)
voor aquacultuurproducten de vermelding van de
lidstaat of het derde land waar de laatste fase, met een duur van ten minste 3
maanden, van de kweek of de teelt heeft plaatsgevonden. 2. Als aanvulling op de in lid 1
bedoelde gegevens mogen de marktdeelnemers een nauwkeuriger vangst- of
productiegebied aangeven. Artikel 45
Aanvullende facultatieve informatie 1.
Als aanvulling op de op grond van artikel 42
vereiste verplichte gegevens mag facultatief eveneens de volgende informatie
worden verstrekt: (a) milieu-informatie; (b) ethische of sociale informatie; (c) informatie over productietechnieken; (d) informatie over productiepraktijken; (e) informatie over de voedingswaarde van het
product. 2.
De vermelding van de facultatieve informatie mag
niet ten koste gaan van de voor de verplichte affichering of etikettering
beschikbare ruimte. 3.
Lid 1 is van toepassing onverminderd: (a) Richtlijn 2000/13/EG; (b) Richtlijn 90/496/EEG van 24 september 1990
inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen[11]; (c) Verordening (EG) nr. 1924/2006 van 20
december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen[12]; (d) Verordening (EG) nr. 510/2006 inzake
de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van
landbouwproducten en levensmiddelen[13]; (e) Verordening (EG) nr. 509/2006 inzake
gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en
levensmiddelen[14] en
(f) Verordening (EG) nr. 834/2007 inzake de
biologische productie en de etikettering van biologische producten. Artikel 46
Gedelegeerde handelingen De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde (a)
de in artikel 42, leden 1 en 2, en de artikelen 43
en 44 genoemde voorschriften inzake verplichte informatie aan te vullen of te
wijzigen, waarbij zij erop toeziet dat de verplichte informatie op nauwkeurige
en transparante wijze wordt aangegeven; (b)
minimumcriteria voor de in artikel 45, lid 1,
bedoelde facultatieve informatie van marktdeelnemers vast te stellen, waarbij
zij erop toeziet dat de voorwaarden voor de vermelding van facultatieve informatie
nauwkeurig, transparant en niet-discriminerend zijn. Hoofdstuk V
Mededingingsregels Artikel 47
Toepassing van de mededingingsregels De artikelen 101 tot en met 106 van het
Verdrag en de uitvoeringsbepalingen daarvan zijn van toepassing op de in artikel
101, lid 1, en artikel 102 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten
en gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in
visserij- en aquacultuurproducten. Artikel 48
Uitzonderingen op de toepassing van de mededingingsregels 1. Onverminderd het bepaalde in
artikel 47 van de onderhavige verordening is artikel 101, lid 1, van het
Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en gedragingen van
producentenorganisaties, voor zover deze betrekking hebben op de voortbrenging
of de verkoop van visserij- en aquacultuurproducten of op het gebruik van
gezamenlijke voorzieningen voor de opslag, de behandeling of de verwerking van
visserij- en aquacultuurproducten, en die (a)
noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de
doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag, (b)
geen verplichting inhouden een bepaalde prijs toe
te passen; (c)
niet leiden tot compartimentering van de markten
binnen de Unie; (d)
de mededinging niet uitsluiten; (e)
de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel
39 van het Verdrag niet in gevaar brengen. 2. Onverminderd het bepaalde in
artikel 47 van de onderhavige verordening is artikel 101, lid 1, van het
Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en gedragingen van
brancheorganisaties die (a)
noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de
doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag; (b)
geen verplichting inhouden om een vastgestelde
prijs toe te passen; (c)
niet leiden tot compartimentering van de markten
binnen de Unie; (d)
geen ongelijke voorwaarden toepassen voor
equivalente transacties met andere handelspartners, die voor hen uit
concurrentieoogpunt nadelig zijn; (e)
de mededinging niet uitschakelen voor een
aanzienlijk deel van de betrokken producten; (f)
geen andere concurrentiedistorsies teweegbrengen
die niet van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van de
doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Hoofdstuk VI
Marktonderzoek Artikel 49
Marktonderzoek 1.
De Commissie: (a)
verzamelt, analyseert en verspreidt economische
kennis over de markt van de Unie voor visserij- en aquacultuurproducten in de
hele bevoorradingsketen, rekening houdend met de internationale context; (b)
doet regelmatig onderzoek naar de prijzen in de
hele bevoorradingsketen van de Unie voor visserij- en aquacultuurproducten en
verricht analyses over marktontwikkelingen; (c)
voorziet in ad-hocmarktstudies en een methodologie
voor onderzoeken inzake prijsvorming. 2.
Om de in lid 1 genoemde doelstellingen te
verwezenlijken, neemt de Commissie de volgende maatregelen: (a)
de toegang tot overeenkomstig de wetgeving van de
Unie verzamelde beschikbare gegevens over visserij- en aquacultuurproducten
vergemakkelijken; (b)
marktinformatie op het passende niveau beschikbaar
maken voor belanghebbenden. 3.
De lidstaten dragen bij tot de verwezenlijking van de
in lid 1 genoemde doelstellingen. Hoofdstuk VII
Procedurevoorschriften Artikel 50
Uitoefening van de delegatie 1.
De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde
handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in het onderhavige artikel
vastgestelde voorwaarden. 2.
De in de artikelen 24, 33, 41 en 46 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van […] verleend voor onbepaalde tijd. 3.
De in de artikelen 24, 33, 41 en 46 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde worden ingetrokken door het Europees
Parlement of de Raad. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de
delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt in
werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld.
Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in
kennis. 5.
Een krachtens de artikelen 24, 33, 41 en 46
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees
Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van
kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als
zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van
deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op
initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee
maanden worden verlengd. Artikel 51
Tenuitvoerlegging 1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit
comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5
van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Hoofdstuk VIII
Slotbepalingen Artikel 52
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1184/2006 Aan artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1184/2006
wordt het volgende toegevoegd: "en
Verordening (EU) nr. … van het Europees Parlement en de Raad van … houdende een
gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten
(*) (*) PB …" Artikel 53
Intrekking Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt
ingetrokken. De artikelen 9, 10, 11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27,
34, 35, 36, 37, 38 en 39 zijn evenwel van toepassing tot en met 31 december
2013. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen
volgens de concordantietabel in bijlage III. Artikel 54
Evaluatie De Commissie brengt bij het Europees Parlement
en de Raad vóór eind 2022 verslag uit over de resultaten van de toepassing van
de onderhavige verordening. Artikel 55
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is van toepassing met ingang
van 1 januari 2013, met uitzondering van de artikelen 32, 35 en 36, die van
toepassing zijn met ingang van 1 januari 2014. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te , […] Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter […] De
voorzitter […] BIJLAGE I GN-code || Omschrijving a) 0301 0302 0303 0304 || Levende vis Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren b) 0305 || Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie c) 0306 0307 || Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie d) 0511 91 10 0511 91 90 || Producten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: - Andere - - Producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3: --- Visafvallen ---Andere e) 1212 20 00 || - Zeewier en andere algen f) 1504 10 1504 20 || Vetten en oliën, van vis, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd: - Oliën uit vislevers en fracties daarvan - Vetten en oliën van vis, alsmede fracties daarvan, andere dan oliën uit vislevers g) 1603 00 || Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren h) 1604 || Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit i) 1605 || Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren j) 1902 20 1902 20 10 || Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid - Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): - - Bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren k) 2301 20 00 || Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen: - Meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren l) 2309 90 ex 2309 90 10 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren - Andere: - - Visperssap BIJLAGE II GN-code || Omschrijving 0302 22 00 || Schol (Pleuronectes platessa) ex 0302 29 90 || Schar (Limanda limanda) 0302 29 10 || Schartong (Lepidorhombus spp.) ex 0302 29 90 || Bot (Platichthys flesus) 0302 31 10 en 0302 31 90 || Witte tonijn (Thunnus alalunga) ex 0302 40 || Haring van de soort Clupea harengus 0302 50 10 || Kabeljauw van de soort Gadus morhua 0302 61 10 || Sardines van de soort Sardina pilchardus 0302 62 00 || Schelvis (Melanogrammus aeglefinus) 0302 63 00 || Koolvis (Pollachius virens) ex 0302 64 || Makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus 0302 65 20 en 0302 65 50 || Doornhaai en hondshaai (Squalus acanthias en Scyliorhinus spp.) 0302 69 31 en 0302 69 33 || Roodbaars (Sebastes spp.) 0302 69 41 || Wijting (Merlangius merlangus) 0302 69 45 || Leng (Molva spp.) 0302 69 55 || Ansjovis (Engraulis spp.) ex 0302 69 68 || Heek van de soort Merluccius merluccius 0302 69 81 || Zeeduivel (Lophius spp.) ex 0307 41 10 || Inktvis (Sepia officinalis en Rossia macrosoma) ex 0306 23 10 ex 0306 23 31 ex 0306 23 39 || Garnalen van de soort Crangon crangon en Noorse garnaal (Pandalus borealis) 0302 23 00 || Tong (Solea spp.) 0306 24 30 || Noordzeekrabben (Cancer pagurus) 0306 29 30 || Langoestine (Nephrops norvegicus) 0303 31 10 || Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides) 0303 78 11 0303 78 12 0303 78 13 0303 78 19 en 0303 29 55 0304 29 56 0304 29 58 || Heek van het geslacht Merluccius 0303 79 71 || Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.) 0303 61 00 0304 21 00 0304 91 00 || Zwaardvis (Xiphias gladius) 0306 13 40 0306 13 50 ex 0306 13 80 || Garnalen van de Penaeidae-familie 0307 49 18 0307 49 01 || Inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma, Sepiola rondeletti) 0307 49 31 0307 49 33 0307 49 35 en 0307 49 38 || Pijlinktvis (Loligo spp.) 0307 49 51 || Pijlinktvis (Ommastrephes sagittatus) 0307 59 10 || Achtarmige inktvissen (Octopus spp.) 0307 99 11 || Illex spp. 0303 41 10 || Witte tonijn (Thunnus alalunga) 0302 32 10 0303 42 12 0303 42 18 0303 42 42 0303 42 48 || Geelvintonijn (Thunnus albacares) 0302 33 10 0303 43 10 || Gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) 0303 45 10 || Blauwvintonijn (Thunnus thynnus) 0302 39 10 0302 69 21 0303 49 30 0303 79 20 || Andere soorten van de geslachten Thunnus en Euthynnus ex 0302 29 90 || Tongschar (Microstomus kitt) 0302 35 10 en 0302 35 90 || Blauwvin tonijn (Thunnus thynnus) ex 0302 69 51 || Pollak (Pollachius pollachius) 0302 69 75 || Braam (Brama spp.) ex 0302 69 82 || Blauwe wijting (Micromesistius poutassou of Gadus poutassou) ex 0302 69 99 || Steenbolk (Trisopterus luscus) en dwergbolk (Trisopterus minutus) ex 0302 69 99 || Bokvis (Boops boops) ex 0302 69 99 || Pikarel (Spicara smaris) ex 0302 69 99 || Congeraal (Conger conger) ex 0302 69 99 || Poon (Trigla spp.) ex 0302 69 91 ex 0302 69 99 || Horsmakreel (Trachurus spp.) ex 0302 69 99 || Harders (Mugil Spp) ex 0302 69 99 en ex 0304 19 99 || Rog (Raja spp.) ex 0302 69 99 || Haarstaart (Lepidopus caudatus en Aphanopus carbo) ex 0307 21 00 || Sint-Jakobsschelp (Pecten maximus) ex 0307 91 00 || Wulk ex 0302 69 99 || Gestreepte zeebarbeel of mul (Mullus surmuletus, Mullus barbatus) ex 0302 69 99 || Zeekarper (Spondyliosoma cantharus) BIJLAGE III CONCORDANTIETABEL Verordening (EG) nr. 104/2000 || Deze verordening Artikel 1 || Artikelen 1, 2, 3, 4, 5 Artikelen 2 en 3 || Artikelen 39, 40 en 41 Artikel 4 || Artikelen 42, 43, 44, 45 en 46 Artikel 5, lid 1 || Artikelen 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 Artikel 5, leden 2, 3 en 4, en artikel 6 || Artikelen 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 Artikel 7 || Artikelen 26, 28, 29, 30 en 31 Artikel 8 || - Artikelen 9, 10, 11 en 12 || Artikelen 32, 33, 34 en 38 Artikel 13 || Artikelen 14, 15, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24 en 25 Artikel 14 || Artikel 48, lid 2 Artikel 15 || Artikel 27 Artikel 16 || Artikelen 28, 29, 30 en 31 Artikelen 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 || Artikelen 35, 36, 37 en 38 Artikelen 28, 29, 30, 31, 32 en 33 || - Artikel 34 || Artikelen 22, 25 en 37 Artikel 35 || - Artikel 36 || - Artikel 37 || Artikelen 50 en 51 Artikelen 38 en 39 || Artikel 51 Artikel 40 || - Artikel 41 || Artikel 54 Artikel 42 || Artikelen 52 en 53 Artikel 43 || Artikel 55 - || Artikel 47 - || Artikel 48, lid 1 - || Artikel 49 [1] PB C van , blz. . [2] PB C van , blz. . [3] PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. [4] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7. [5] PB L 139 van 30.4. 2004, blz. 55. [6] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1. [7] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1. [8] PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. [9] PB L 212 van 22.7.1989, blz. 79. [10] PB L 163 van 17.6.1992, blz. 1. [11] PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40. [12] PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9. [13] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. [14] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.