Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0438(01)

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenhygiëne

    /* COM/2000/0438 def. - COD 2000/0178 */

    PB C 365E van 19/12/2000, p. 43–57 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000PC0438(01)

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenhygiëne /* COM/2000/0438 def. - COD 2000/0178 */

    Publicatieblad Nr. C 365 E van 19/12/2000 blz. 0043 - 0057


    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake levensmiddelenhygiëne

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    I. SAMENVATTING

    Deze voorstellen zijn het resultaat van een herwerking van de communautaire wetgeving inzake:

    - levensmiddelenhygiëne, vervat in Richtlijn 93/43/EEG van de Raad inzake levensmiddelenhygiëne en in een aantal richtlijnen van de Raad inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de productie en het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong,

    - veterinairrechtelijke vraagstukken betreffende het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong, vervat in een aantal richtlijnen van de Raad die gedeeltelijk samenvallen met richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne,

    - officiële controles van producten van dierlijke oorsprong, vervat in de bovenvermelde productspecifieke richtlijnen.

    Deze richtlijnen (17 in totaal) zijn geleidelijk vastgesteld vanaf 1964 om in te spelen op de behoeften van de interne markt, maar telkens vanuit de bekommernis een hoog beschermingsniveau te bieden. Door het grote aantal richtlijnen, de vermenging van verschillende vakgebieden (hygiëne, diergezondheid, officiële controles) en het bestaan van verschillende hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong enerzijds en andere levensmiddelen anderzijds, is een complexe situatie ontstaan. Deze situatie kan worden verbeterd door de wettelijke bepalingen te herwerken en de aspecten inzake levensmiddelenhygiëne te scheiden van de veterinairrechtelijke vraagstukken en de officiële controles.

    De herwerking is vooral ingegeven door de noodzaak om een hoog niveau van gezondheidsbescherming voor de diverse vakgebieden te garanderen.

    De kerngedachte bij de herwerking van de hygiënevoorschriften is dat de levensmiddelenproducenten volledig verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun producten. Om deze veiligheid te garanderen moeten zij de beginselen inzake gevarenanalyse en controle toepassen en de hygiënevoorschriften naleven. Dit strookt met de internationaal aanvaarde aanpak die door de Codex Alimentarius wordt aanbevolen. Voorts is ervoor gezorgd dat de hygiënevoorschriften in alle stadia van de voedselketen gelden, vanaf de primaire productie tot en met de levering aan de eindverbruiker.

    De herwerking van de hygiënevoorschriften heeft geleid tot één enkele tekst waarin de verplichtingen van de levensmiddelenproducenten in alle stadia van de voedselketen zijn opgesomd, en tot een andere tekst waarin de taken van de bevoegde autoriteiten inzake controle van producten van dierlijke oorsprong worden omschreven. Deze controles zijn specifiek voor elk type product. Zij zijn van toepassing onverminderd de voorschriften die moeten worden voorgesteld op grond van punt 4 (voorstel voor een verordening inzake officiële controles op de voedsel- en de voederveiligheid) van het Actieprogramma in de bijlage bij het Witboek van de Commissie inzake voedselveiligheid.

    Ten slotte kunnen producten van dierlijke oorsprong dragers zijn van pathogenen (varkenspest, mond- en klauwzeer, enz.) die de gezondheid van dieren die met deze producten in aanraking komen, ernstig kunnen schaden. Hoewel deze producten geen gevaar opleveren voor de mens, kunnen zij aanzienlijke verliezen veroorzaken en leiden tot beperkende maatregelen voor de landbouwbedrijven waar zich dergelijke problemen voordoen. Door herwerking van de veterinaire voorschriften kunnen deze problemen beter worden geïdentificeerd en kan worden bepaald welke maatregelen moeten worden genomen om verspreiding van dierziekten via producten van dierlijke oorsprong tegen te gaan. Deze maatregelen zijn in een afzonderlijk voorstel opgenomen.

    De herwerking heeft bijgevolg geresulteerd in voorstellen voor verordeningen inzake levensmiddelenhygiëne, officiële controles en veterinairrechtelijke problemen.

    Voorts is er een voorstel voor een richtlijn tot intrekking van de bestaande wetgeving inzake bovengenoemde onderwerpen.

    Deze voorstellen hebben betrekking op een groot aantal activiteiten die zijn bedoeld in het Witboek van de Commissie inzake voedselveiligheid.

    II. LEVENSMIDDELENHYGIËNE

    1. Hygiënevoorschriften voor alle levensmiddelen

    Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne is gebaseerd op de volgende beginselen:

    - de bescherming van de volksgezondheid, waaraan zeer veel belang wordt gehecht,

    - de toepassing van gevarenanalyse, risico-evaluatie en andere beheerstechnieken om kritische punten in de levensmiddelenbedrijven te identificeren, te controleren en te bewaken,

    - de vaststelling van microbiologische criteria en temperatuurbeheersingsmaatregelen die in overeenstemming zijn met wetenschappelijk aanvaarde beginselen,

    - de opstelling van gidsen voor goede hygiënepraktijken,

    - de bewaking van de levensmiddelenhygiëne door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten,

    - de verplichting voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven om te garanderen dat alleen levensmiddelen die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, in de handel worden gebracht.

    Bij de uitvoering van deze richtlijn is duidelijk geworden dat deze beginselen nog steeds gelden en dat de toepassing ervan tot alle levensmiddelen kan worden uitgebreid. Een logisch gevolg van de herwerking is dan ook dat de bepalingen van Richtlijn 93/43/EEG ook zullen worden toegepast op producten van dierlijke oorsprong, die momenteel buiten de werkingssfeer van die richtlijn vallen.

    Tegelijkertijd is Richtlijn 93/43/EEG evenwel herzien om rekening te houden met recente ontwikkelingen inzake levensmiddelenhygiëne:

    a) Het HACCP-systeem

    Om de communautaire wetgeving in overeenstemming te brengen met de beginselen inzake levensmiddelenhygiëne van de Codex Alimentarius, wordt voorgesteld het door die organisatie aanbevolen HACCP-systeem (Hazard Analysis Critical Control Point) in te voeren. Als die beginselen worden goedgekeurd, zou de toepassing ervan verplicht worden voor alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Het HACCP-systeem schrijft een aantal logische stappen voor die de exploitanten tijdens het hele productieproces moeten volgen om - via gevarenanalyse - de punten te kunnen identificeren waar controle van cruciaal belang is voor de voedselveiligheid.

    De beginselen houden voor de producenten de verplichting in om registers bij te houden van de controles die zij uitvoeren. Deze verplichting is nieuw en wordt essentieel geacht om de bevoegde autoriteiten in de gelegenheid te stellen een daadwerkelijke en efficiënte toetsing van die controles te organiseren.

    Door de toepassing van het HACCP-systeem zullen de exploitanten verplicht worden hun verantwoordelijkheid op te nemen. Zij zullen een specifiek bewakingsprogramma moeten opstellen. Zij zullen daarbij alle gevaren moeten opsporen en geschikte controleprocedures moeten vaststellen voor elk levensmiddelenbedrijf afzonderlijk. Als uit de controles blijkt dat zich problemen kunnen voordoen, zal corrigerend moeten worden opgetreden. Het systeem moet regelmatig worden bijgewerkt. De correcte toepassing van het systeem zal de consument een grotere bescherming bieden.

    In sommige takken van de levensmiddelenindustrie worden reeds programma's voor interne controle toegepast. Voor andere takken van deze industrie is interne controle nieuw. Het is dan ook de bedoeling de regeling inzake interne controle zo soepel te maken dat rekening kan worden gehouden met de uiteenlopende situaties die zich in de praktijk kunnen voordoen, vooral met betrekking tot kleine ondernemingen. Daartoe kunnen gidsen worden opgesteld die moeten dienen als hulpmiddel voor de toepassing van het HACCP-systeem.

    b) Doelstellingen inzake voedselveiligheid (DVV)

    In de hygiënevoorschriften voor bepaalde sectoren, vooral voor producten van dierlijke oorsprong, wordt momenteel een gedetailleerde beschrijving gegeven van de maatregelen die moeten worden genomen om de voedselveiligheid te garanderen.

    De discussies inzake voedselveiligheid zijn tegenwoordig meer toegespitst op het doel dat moet worden bereikt om voedselveiligheid te garanderen, dan op de gedetailleerde beschrijving van de daartoe vereiste maatregelen. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf moeten bijgevolg hun eigen procedures vaststellen om het gestelde doel te bereiken. De voordelen van een dergelijk systeem zijn een eenvoudiger wetgeving (die kan beperkt blijven tot het vastleggen van de doelstellingen, zodat niet in detail moet worden beschreven op welke wijze dat doel kan worden bereikt) en een grotere flexibiliteit voor de exploitanten van een levensmiddelenbedrijf (die wel verplicht zijn een gedocumenteerd systeem aan te leggen over de middelen die ze hebben aangewend om het wettelijk vastgelegde doel te bereiken).

    In een dergelijk systeem is voedselveiligheid het resultaat van de inachtneming van algemene hygiënevoorschriften die krachtens de wetgeving inzake voedselveiligheid zijn opgelegd, de op exploitanten van een levensmiddelenbedrijf rustende verplichting om procedures uit te werken die de inachtneming van de wettelijk vastgelegde doelstellingen inzake voedselveiligheid moeten garanderen, en de tenuitvoerlegging van een HACCP-systeem.

    De Commissie is zich bewust van de voordelen van een dergelijk systeem dat gebaseerd is op het grondprincipe dat de exploitant van een levensmiddelenbedrijf verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van veilig voedsel. Aangezien DVV's evenwel gebaseerd moeten zijn op degelijk wetenschappelijk advies, moet voor de vaststelling ervan de nodige tijd worden uitgetrokken en moet de nodige aandacht worden besteed aan risicobeheer. Daarom worden in het huidige voorstel geen DVV's vastgesteld, maar wordt alleen een procedure vastgesteld voor de latere vaststelling van DVV's door de Commissie. Ondertussen blijven de huidige uitvoeringsbepalingen van toepassing, zij het in een vorm die aangepast is aan de op de exploitanten van levensmiddelenbedrijven rustende verplichting HACCP toe te passen. Deze uitvoeringsbepalingen kunnen opnieuw worden bezien wanneer de DVV's worden vastgesteld, voor zover dat doenbaar is zonder afbreuk te doen aan het niveau van consumentenbescherming.

    c) Tracering van levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten

    Uit recente noodsituaties in de levensmiddelensector is gebleken dat identificatie van de oorsprong van levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten van primordiaal belang is voor de consumentenbescherming. Het hygiënevoorstel bevat dan ook bepaalde principes die tracering mogelijk moeten maken, met name:

    - De registratie van levensmiddelenbedrijven door de bevoegde autoriteit en het toekennen van een registratienummer aan elk bedrijf. Dat registratienummer moet het product vergezellen tot op de plaats van bestemming. In bepaalde gevallen, wanneer de bevoegde autoriteit absoluut zeker wil zijn dat een levensmiddelenbedrijf aan de hygiënevoorschriften voldoet vóórdat met de exploitatie mag worden begonnen, is erkenning van het betrokken levensmiddelenbedrijf vereist. In dat geval dient het erkenningsnummer het product te vergezellen.

    - De verplichting voor levensmiddelenbedrijven om erop toe te zien dat adequate procedures worden ingesteld om levensmiddelen uit de markt te nemen wanneer die levensmiddelen een risico inhouden voor de gezondheid van de consument, en om de nodige registers bij te houden voor de identificatie van de leveranciers van ingrediënten en levensmiddelen die in het kader van het productieproces worden gebruikt.

    De complexiteit van de voedselketen en de vaak ingewikkelde samenstelling van levensmiddelen kunnen het nodig maken te voorzien in meer gedetailleerde voorschriften voor een adequate tracering in alle stadia vóór en na de productie. Indien nodig wordt een procedure voor de vaststelling van de nodige uitvoeringsbepalingen voorgesteld.

    d) Invoer van producten in de Gemeenschap

    Levensmiddelen die in de Gemeenschap worden ingevoerd, moeten voldoen aan de communautaire hygiënenormen of aan daaraan gelijkwaardige normen.

    e) Uitvoer van communautaire producten naar derde landen

    Producten van dierlijke oorsprong die naar derde landen worden uitgevoerd, mogen geen risico voor de volksgezondheid opleveren. Daarom is bepaald dat dergelijke producten niet alleen moeten voldoen aan de normen die het betrokken derde land eventueel oplegt, maar ook aan ten minste dezelfde normen als die voor het in de handel brengen in de Gemeenschap.

    f) De aanpak "van bij de boer tot op het bord" en de primaire productie

    Sommige biologische en chemische gevaren die aan voedsel zijn verbonden, kunnen hun oorsprong vinden op het bedrijf. Hoewel dit probleem in bepaalde richtlijnen voor specifieke producten wordt behandeld, is het nooit in het algemeen aan de orde gesteld. Voorgesteld wordt de algemene hygiënevoorschriften ook te doen gelden voor de hygiëne op het bedrijf. In de communautaire regelgeving inzake levensmiddelenhygiëne moet derhalve een instrument worden ingevoerd dat voor de hele voedselketen, van bij de boer tot op het bord, kan worden gehanteerd. Om het vereiste niveau van hygiëne op het bedrijf te kunnen bereiken, wordt voorgesteld om gidsen voor goede praktijken op te stellen waarin alle mogelijke gevaren die zich in de primaire productie kunnen voordoen en alle methoden om die gevaren te bestrijden, worden behandeld.

    Hoewel het voorgestelde voedselveiligheidssysteem op het niveau van de primaire productie op risico's is gebaseerd, is niet in een formele toepassing van HACCP voorzien. Dat kan in een later stadium nog steeds gebeuren, wanneer uit de ervaring met de nieuwe hygiënevoorschriften zou blijken dat HACCP in de praktijk kan worden toegepast op het niveau van de primaire productie.

    Diervoeding kan consequenties hebben voor de levensmiddelenhygiëne. Specifieke communautaire regelgeving ter zake is reeds vastgesteld of voorgesteld. De bestaande maatregelen inzake levensmiddelenhygiëne hoeven bijgevolg niet te worden uitgebreid met regels inzake de veiligheid van diervoeders.

    g) Flexibiliteit

    Uit de in de Gemeenschap opgedane ervaring is gebleken dat enige flexibiliteit vereist is, vooral voor kleinere bedrijven, meer bepaald in regio's met specifieke geografische problemen (bergstreken, afgelegen eilanden), en voor de vervaardiging van traditionele producten. De bijgevoegde voorstellen hebben ten doel in de nodige flexibiliteit te voorzien doordat van de lidstaten wordt geëist dat zij, in het kader van de subsidiariteit, de vereiste mate van hygiëne in die bedrijven garanderen, zonder evenwel de doelstellingen van de voedselveiligheid in het gedrang te brengen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn het best geplaatst om een oordeel te vellen over de behoeften ter zake en zij moeten hun verantwoordelijkheid derhalve opnemen.

    Samen met de reeds bestaande beginselen om de levensmiddelenhygiëne te garanderen, vormen deze wijzigingen een stevige basis om een hoge mate van hygiëne in de levensmiddelenbedrijven te garanderen.

    2. Hygiënevoorschriften voor levensmiddelen

    a) Inleiding

    Reeds in 1964 werd erkend dat de bescherming van de volksgezondheid tegen gevaren in verband met producten van dierlijke oorsprong in de verschillende lidstaten op verschillende wijze was geregeld. Met name in de vleessector werden gezondheidsvraagstukken, al dan niet terecht, aangewend om belemmeringen voor de intracommunautaire handel te creëren en in stand te houden, en zo de nationale markt te beschermen. De kwestie was zo complex en de mogelijke gevaren voor de gezondheid zo groot dat de enige oplossing voor dit probleem de volledige harmonisatie van de sector leek te zijn, met als doel de handelsbelemmeringen op te heffen en tegelijk de consument een hoog beschermingsniveau te bieden. Dit alles heeft geresulteerd in Richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees. Deze aanpak is succesvol gebleken, hoewel verschillende jaren nodig waren om te komen tot het hoge gezondheidsniveau en het vrije verkeer dat we nu kennen.

    Problemen als die in de vleessector deden zich ook in andere sectoren voor en bijgevolg moest op dezelfde manier worden opgetreden voor producten van dierlijke oorsprong in het algemeen. Al deze producten houden namelijk gevaren voor de volksgezondheid in die van die aard zijn dat het gerechtvaardigd is de nationale voorschriften te harmoniseren en een hoog niveau van gezondheidsbescherming vast te stellen. De totstandkoming van de interne markt heeft dit proces versneld en vandaag zijn de gezondheidsvoorschriften voor het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong volledig geharmoniseerd.

    De specifieke hygiënevoorschriften zijn vervat in de volgende richtlijnen:

    Richtlijn 64/433/EEG (vers vlees) Richtlijn 71/118/EEG (vlees van pluimvee) Richtlijn 77/96/EEG (opsporen van trichinen) Richtlijn 77/99/EEG (vleesproducten) Richtlijn 89/362/EEG (hygiëne op melkveebedrijven) Richtlijn 89/437EEG (eiproducten) Richtlijn 91/492/EEG (levende tweekleppige weekdieren) Richtlijn 91/493/EEG (visserijproducten) Richtlijn 91/495/EEG (konijnenvlees en vlees van gekweekt wild) Richtlijn 92/45/EEG (vlees van vrij wild) Richtlijn 92/46/EEG (melk en melkproducten) Richtlijn 92/48/EEG (vissersvaartuigen) Richtlijn 92/118/EEG (gelatine, kikkerbilletjes en slakken) Richtlijn 94/65/EG (gehakt vlees).

    Hoewel mede dank zij deze specifieke voorschriften een zeer hoog niveau van gezondheidsbescherming kan worden geboden, het vrije verkeer in de Gemeenschap kan worden gewaarborgd en eenvormige procedures voor de invoer van producten van dierlijke oorsprong uit derde landen konden worden vastgesteld, valt niet te ontkennen dat deze voorschriften soms onnodig ingewikkeld zijn en soortgelijke of identieke bepalingen bevatten die elkaar overlappen. Soms blijken bepalingen in verschillende richtlijnen zelfs met elkaar in tegenspraak te zijn. Al deze tekortkomingen leiden tot problemen bij interpretatie en toepassing.

    De methode om de huidige hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong te vereenvoudigen, is de herwerking van de verschillende richtlijnen. Deze aanpak vloeit voort uit de constatering dat de verschillende richtlijnen procedures en voorschriften bevatten die identiek, bijna identiek of vergelijkbaar zijn. Door ze te groeperen wordt duidelijk welke bepalingen voor alle levensmiddelen gelden, en kunnen de herhalingen, overlappingen en incoherenties die in de huidige richtlijnen voorkomen, worden vermeden. De overige bepalingen gelden voor één bepaald product en worden opgenomen in productspecifieke bijlagen.

    b) Werkingssfeer

    Het bleek dringend nodig de werkingssfeer van de toekomstige gezondheidsvoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong te verduidelijken en beter te omschrijven.

    Detailhandel

    De specifieke levensmiddelenwetgeving wordt te gedetailleerd geacht om in de detailhandel te kunnen worden toegepast. In dit handelsstadium kan de hygiëne nog steeds gegarandeerd worden door de toepassing van de algemene hygiënevoorschriften, die alle elementen omvatten om de voedselveiligheid te waarborgen. Er zijn o.m. procedures voor de vaststelling van de temperatuur bij opslag en vervoer of, indien nodig, van microbiologische criteria. Bijgevolg is de continuïteit overal gegarandeerd; zo zal bijv. de koudeketen nergens worden verbroken totdat de consument het product koopt.

    Productdefinitie

    De definities van producten van dierlijke oorsprong in de huidige specifieke voorschriften zijn niet eenvormig vastgesteld en worden niet eenvormig geïnterpreteerd. Vooral de mengproducten, die naast producten van dierlijke oorsprong ook producten van plantaardige oorsprong bevatten, geven aanleiding tot grote verwarring.

    Er wordt voorgesteld de producten van dierlijke oorsprong voortaan als volgt in te delen:

    - onverwerkte producten (grondstoffen), zoals vlees, rauwe melk, eieren, vis en weekdieren,

    - verwerkte producten zoals vleesproducten, eiproducten en verwerkte vis,

    Deze categorieën vormen de basis voor de definitie van de werkingssfeer van de specifieke hygiënewetgeving voor producten van dierlijke oorsprong.

    Aangenomen wordt dat de hygiëne bij mengproducten op adequate wijze kan worden gegarandeerd door de algemene hygiënevoorschriften toe te passen, met dien verstande dat de ingrediënten van dierlijke oorsprong moeten verkregen zijn met inachtneming van de specifieke hygiënevoorschriften.

    c) Erkenning van inrichtingen

    De erkenning van producerende en verwerkende inrichtingen in de levensmiddelensector is een traditioneel onderdeel van de specifieke hygiënewetgeving. Hierdoor kunnen de toezichthoudende autoriteiten garanderen dat alle inrichtingen die bij de vervaardiging van levensmiddelen van dierlijke oorsprong betrokken zijn, handelen in overeenstemming met de hygiënenormen. Alleen inrichtingen die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend en in een lijst zijn opgenomen, mogen hun producten in de handel brengen. Dergelijke inrichtingen krijgen een erkenningsnummer waarvan de producten vergezeld moeten gaan zolang zij in de handel zijn.

    d) Het aanbrengen van een keurmerk

    Het keurmerk is voor het eerst ingevoerd bij de vaststelling van de richtlijn inzake vers vlees (Richtlijn 64/433/EEG). De aanwezigheid van een keurmerk op het vlees is een officiële erkenning dat het vlees is geproduceerd en gecontroleerd overeenkomstig de gezondheidsvoorschriften. Voorts kan aan de hand van het keurmerk, dat het erkenningsnummer van de inrichting bevat, het vlees worden getraceerd tot in de inrichting van herkomst (slachthuis, uitsnijderij). Dit is zeer nuttig voor de toezichthoudende autoriteiten, die maatregelen moeten treffen wanneer zich bij het in de handel brengen van vlees gezondheidsproblemen voordoen.

    Toen ook voor andere producten van dierlijke oorsprong specifieke gezondheidsrichtlijnen werden vastgesteld, is het gebruik van het keurmerk voor controledoeleinden uitgebreid tot die producten. Wanneer evenwel levensmiddelen systematisch worden geregistreerd en elk levensmiddelenbedrijf een registratienummer moet krijgen dat elk product dient te vergezellen, wordt de behoefte aan een keurmerk, in het kader van de tracering, minder groot. Voorts is, aangezien de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid in hoofdzaak berust bij de exploitanten van een levensmiddelenbedrijf, de behoefte aan een officiële erkenning van de voedselveiligheidsaspecten in de vorm van erkenning van de inrichting en toepassing van een keurmerk, minder voor de hand liggend. Over de noodzaak om de erkenningsregeling en het systeem inzake het aanbrengen van keurmerken te handhaven, moet verder van gedachten worden gewisseld. Ondertussen wordt voorgesteld de principes inzake het aanbrengen van keurmerken voor producten van dierlijke oorsprong te handhaven. De situatie kan opnieuw worden bezien indien andere systemen voor het traceren van levensmiddelen efficiënter zouden blijken.

    e) Gedetailleerde voorschriften

    Een van de aspecten van de huidige specifieke wetgeving betreffende levensmiddelenhygiëne waarop het meest kritiek wordt geuit, is dat de voorschriften te normatief zijn waardoor een rigide regeling ontstaat die de fabrikant niet voldoende ruimte laat om nieuwe technieken te ontwikkelen. Vreemd genoeg is evenwel uit het overleg gebleken dat er geen algemene vraag was naar het schrappen van details. Iedereen leek het erover eens te zijn dat specifieke voorschriften ook een aantal details moeten bevatten om de productveiligheid en een hoog niveau van consumentenbescherming te garanderen, hoewel de bestaande voorschriften wel voor vereenvoudiging vatbaar zijn.

    Wanneer details zijn geschrapt om de wetgeving te vereenvoudigen, is dat gebeurd om herhalingen te voorkomen en in sommige gevallen omdat het door de invoering van de HACCP-procedures verantwoord was. Uit de toepassing van de HACCP-procedures moet blijken of de gedetailleerde voorschriften verder kunnen worden gereduceerd.

    Bepaalde details zijn ook geschrapt wanneer de bestaande eisen gemakkelijk konden worden vervangen door gidsen voor goede hygiënepraktijken. Bij de verdere uitwerking van die gidsen moet blijken of bepaalde details die momenteel deel uitmaken van een juridisch bindende context, kunnen worden vervangen door richtsnoeren die zijn vervat in bovenbedoelde gidsen.

    Het vermoeden bestaat dat, wanneer de details zouden worden geschrapt zonder dat eerst is gezorgd voor gidsen inzake goede hygiënepraktijken en zonder dat enige ervaring is opgedaan met de toepassing van de principes van HACCP, een vacuüm zou ontstaan en dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven niet meer zouden weten welke procedures moeten worden toegepast om een correct hygiëneniveau te garanderen.

    In sommige gevallen zijn de bestaande voorschriften zelfs nog stringenter gemaakt in verband met recente uitbraken van door voedsel overgedragen ziekten. Er zijn nieuwe maatregelen ingevoerd om verontreiniging van de karkassen tegen te gaan; zo moeten de dieren b.v. proper worden aangeboden voor de slacht, en moeten de ingewanden zo worden verwijderd dat de darminhoud niet op het karkas kan worden gemorst. Recente ervaring in sommige lidstaten en wetenschappelijke literatuur hebben aangetoond dat dergelijke maatregelen de risico's in verband met productverontreiniging aanzienlijk kunnen verminderen.

    f) Microbiologische criteria

    In het kader van de herziening van de bestaande specifieke wetgeving wordt nagegaan in hoeverre de bestaande microbiologische criteria moeten worden bijgewerkt. Daarom is besloten die criteria voor nieuw onderzoek aan het (de) Wetenschappelijke Comité(s) voor te leggen. Voorgesteld wordt om, in afwachting van besluiten ter zake, de bestaande microbiologische criteria verder toe te passen.

    g) Temperatuur bij opslag en vervoer

    Voor de verschillende producten die onder de huidige specifieke hygiënewetgeving vallen, zijn verschillende temperaturen bij opslag en vervoer vastgesteld.

    Zoals voor de microbiologische criteria moet ook hier worden nagegaan of er wetenschappelijke gronden zijn voor de naar gelang van het product verschillende temperaturen bij opslag en vervoer. Het Wetenschappelijk Comité is hiervan op de hoogte gebracht en er is een werkgroep opgericht om deze kwestie te onderzoeken.

    h) Kleine productie-eenheden

    Aangenomen wordt dat kleine inrichtingen die actief zijn op de lokale markt of die gevestigd zijn in regio's waar de leveringen zeer moeilijk verlopen, niet altijd aan alle structurele voorschriften hoeven te voldoen en dat zij veilige producten kunnen vervaardigen mits zij specifieke voorschriften in acht nemen die aan dit productietype zijn aangepast. In de huidige voorstellen zijn daarom, waar nodig, bijzondere infrastructuurvoorschriften voor kleine inrichtingen vastgesteld. Deze bijzondere voorschriften mogen de voedselveiligheid evenwel niet in het gedrang brengen.

    i) Invoer uit derde landen

    Het voorstel voorziet in een eenvormige procedure voor de organisatie van de invoer uit derde landen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Deze procedure omvat voornamelijk de volgende stappen:

    - audits en/of evaluatie van de wijze waarop de bevoegde autoriteit functioneert, en controles ter plaatse om te verifiëren of de EU-voorschriften, of daarmee gelijkwaardige voorschriften, worden nageleefd;

    - vaststelling van een lijst van derde landen die aan de EU-normen voldoen;

    - vaststelling, voor elk derde land, van invoervoorwaarden en certificeringsvoorschriften;

    - vaststelling van een lijst van inrichtingen in derde landen die aan de EU-normen voldoen.

    j) Kwaliteit en etikettering

    De huidige specifieke hygiënevoorschriften bevatten een aantal bepalingen inzake de kwaliteit van de betrokken producten, die betrekking hebben op het vet- en collageengehalte van gehakt vlees, het vriespunt van melk, enz. Daarnaast bestaan er ook voorschriften voor de vermelding van de gegevens inzake deze kwaliteitsaspecten in de etikettering. Hoewel wordt erkend dat deze voorschriften voor de consumentenbescherming van belang zijn, is geoordeeld dat zij geen directe invloed hebben op de hygiëne. Daarom moet worden onderzocht hoe deze elementen elders in de communautaire wetgeving kunnen worden opgenomen. De kwaliteitseisen worden gehandhaafd totdat meer specifieke voorschriften zijn vastgesteld.

    k) Hygiënevoorschriften en BSE

    De hygiënevoorschriften hebben niet specifiek betrekking op BSE. In de communautaire wetgeving zijn op dit gebied reeds vrijwaringsmaatregelen vastgesteld en er zijn voorstellen ingediend om dit specifieke probleem te bestrijden. Toch zijn bij de herwerking sommige voorschriften stringenter gemaakt. Het gebruik van bepaalde grondstoffen, zoals separatorvlees, voor de vervaardiging van producten is verboden. Deze nieuwe maatregelen garanderen een betere bescherming tegen mogelijke gezondheidsrisico's, o.m. die in verband met BSE. Meestal gelden de voorgestelde voorschriften evenwel onverminderd meer specifieke voorschriften voor de preventie en de bestrijding van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën.

    III. VETERINAIRRECHTELIJKE VOORSCHRIFTEN

    De veterinairrechtelijke voorschriften zijn bedoeld om te voorkomen dat dierziekten als varkenspest en mond- en klauwzeer zich via producten van dierlijke oorsprong verspreiden. Deze voorschriften zijn vervat in de onderstaande richtlijnen van de Raad:

    Richtlijn 72/461/EEG (vers vlees) Richtlijn 80/215/EEG (vleesproducten) Richtlijn 91/67/EEG (producten van de aquacultuur) Richtlijn 91/494/EEG (vlees van pluimvee) Richtlijn 91/495/EEG (konijnenvlees en vlees van gekweekt wild) Richtlijn 92/45/EEG (vlees van vrij wild) Richtlijn 92/46/EEG (melk en melkproducten)

    De opmerkingen die inzake de noodzaak tot herwerking zijn gemaakt met betrekking tot de hygiënevoorschriften, gelden ook voor de veterinairrechtelijke voorschriften. Aangezien deze voorschrifen geen directe invloed hebben op de gezondheid van de consument, werd het nuttig geacht beide aspecten te scheiden. Daarom wordt een afzonderlijk voorstel inzake veterinairrechtelijke voorschriften ingediend.

    Ook op dit gebied blijft een hoog beschermingsniveau gehandhaafd. In het bijgevoegde voorstel wordt met name gewezen op de gevaren die producten van dierlijke oorsprong kunnen inhouden voor dieren, en op de wijze waarop dergelijke gevaren kunnen worden geëlimineerd. Inzake officiële controles, communautaire inspecties en invoer uit derde landen worden dezelfde beginselen voorgesteld als op het gebied van de hygiëne.

    IV. Officiële controles

    1. Controlevoorschriften voor alle levensmiddelen en diervoeders

    Voorschriften inzake officiële controles zijn reeds vastgesteld voor diverse sectoren, bijvoorbeeld volksgezondheid uit veterinair oogpunt, diergezondheid, levensmiddelen en diervoeders. Deze sectoriële aanpak heeft ertoe geleid dat soortgelijke eisen naargelang van de sector op een andere manier worden behandeld, of dat bepaalde aspecten voor een bepaalde sector helemaal niet worden behandeld, zodat leemten in de wetgeving ontstaan. Derhalve zal, in overeenstemming met de voornemens van de Commissie die zijn aangekondigd in het Witboek (Actie 4 in de bijlage bij het Witboek), een voorstel worden opgesteld tot vaststelling van de algemene controlebeginselen die in acht moeten worden genomen bij de controle op de naleving van de regelgeving inzake levensmiddelen en diervoeders. Dat voorstel zal betrekking hebben op alle aspecten die verband houden met de officiële controle op de veiligheid van zowel levensmiddelen als diervoeders en vooral op de verantwoordelijkheden van de officiële diensten in de lidstaten, de maatregelen die moeten worden genomen wanneer er enig risico ontstaat voor de consument, de opleiding van de controleambtenaren, de toepassing van noodprogramma's, de controles van ingevoerde producten, controles door de Commissie, vrijwaringsmaatregelen, enz.

    2. Specifieke controlevoorschriften

    Hoewel voor alle levensmiddelen een aantal algemene controlevoorschriften kan worden vastgesteld, mag toch niet uit het oog worden verloren dat voor bepaalde producten specifieke controlevoorschriften vereist zijn. Dat geldt met name voor producten van dierlijke oorsprong die bepaalde gevaren inhouden die zeer specifiek zijn voor een bepaald product.

    De bestaande controleprocedures, bijvoorbeeld keuringen vóór en na het slachten, zijn zeer technisch. Sommige procedures worden reeds meer dan 30 jaar ongewijzigd toegepast. Hoewel zij zeer efficiënt zijn gebleken bij de controle op bepaalde ziekten zoals tuberculose en kwade droes, wordt toch intensief van gedachten gewisseld over een mogelijke herziening van deze traditionele inspectieprocedures, ten einde ook rekening te houden met gevaren die verbonden zijn aan de moderne productietechnieken in de levensmiddelensector. Deze discussies betreffen vooral de preventie aan de hand van moderne inspectieprocedures van via voedsel overgedragen infecties, zoals die welke worden veroorzaakt door Salmonella sp., E. coli, Listeria, Campylobacter enz., en de ontwikkeling van een op risico's gebaseerd systeem voor de controle op andere gevaren.

    Ten einde de Commissie in de gelegenheid te stellen direct te reageren zodra deze besprekingen zijn afgerond, is een apart voorstel opgesteld waarin alle inspectieprocedures in detail worden beschreven. Voorgesteld wordt om, in afwachting van de resultaten van de wetenschappelijke beoordeling de huidige voorschriften te blijven toepassen.

    V. Toekomstige acties

    Als deze voorstellen worden goedgekeurd, zal de Unie een specifieke levensmiddelenwetgeving hebben met een zeer hoog niveau inzake bescherming van de volksgezondheid. Deze wetgeving zal een aantal belangrijke algemene voorschriften bevatten, waarvan sommige zowel voor de exploitanten als voor de toezichthoudende autoriteiten nieuw zijn. De toepassing van deze voorschriften moet nauwgezet worden gevolgd. Ook de opstelling van gidsen voor goede hygiënepraktijken is een belangrijk element in de ontwikkeling van de voedselveiligheid.

    Daarom wordt voorgesteld dat de Commissie deze ontwikkeling op de voet volgt en dat zij een verslag opstelt over de toepassing van de door de exploitanten toegepaste interne controleregelingen, over de opstelling van gidsen voor goede hygiënepraktijken en over de ervaringen die de lidstaten opdoen bij de inspecties en audits in het kader van het toezicht op de correcte toepassing van al die regelingen.

    De Commissie zal er ook moeten voor zorgen dat zij op de hoogte blijft van alle nieuwe technische en wetenschappelijke ontwikkelingen.

    De komende jaren zal de wetgeving waarschijnlijk opnieuw moeten worden aangepast op basis van de hierboven beschreven elementen. Daartoe wordt een herzieningsclausule in de tekst opgenomen.

    VI. De externe dimensie en algemene beschouwingen

    De markt voor levensmiddelen is de voorbije decennia grondig gewijzigd. De levensmiddelen en de handel daarin krijgen een steeds internationaler karakter, de Gemeenschap drijft handel in levensmiddelen met bijna alle regio's op aarde en onze handelaars zijn voortdurend op zoek naar nieuwe markten en producten in de opkomende economieën. De ontwikkeling van de markt leidt tot een groeiende bekommernis om de voedselveiligheid: mogelijke gevaren zoals microbiologische verontreiniging van voedsel, residuen van geneesmiddelen of andere chemische contaminanten kunnen met de levensmiddelen meereizen en vormen nieuwe uitdagingen voor de beleidsmakers, die adequate regelingen moeten treffen om de volksgezondheid te beschermen. Dat alles heeft geleid tot internationale overeenkomsten en verbintenissen en heeft het belang doen toenemen van internationale organisaties zoals de Codex Alimentarius en het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, die hygiënenormen, aanbevelingen en richtsnoeren voor de internationale handel in levensmiddelen hebben vastgesteld.

    Het voorstel van de Commissie gaat op deze uitdaging in door eisen vast te stellen inzake de hygiënische kwaliteit van ingevoerde levensmiddelen, met inachtneming van de bestaande internationale normen en richtsnoeren.

    VII. Levensmiddelenhygiëne en het Groenboek van de Commissie inzake levensmiddelenrecht

    In het Groenboek van de Commissie inzake het levensmiddelenrecht zijn een aantal beginselen vastgesteld die van belang zijn met betrekking tot de levensmiddelenhygiëne; belanghebbende partijen werd bovendien gevraagd hun op- en aanmerkingen ter zake mee te delen. Een overzicht van die op- en aanmerkingen volgt hierna. Daaruit blijkt dat er behoefte bestaat aan een bijstelling van de communautaire regelgeving inzake levensmiddelenhygiëne, met betrekking tot een aantal belangrijke problemen.

    a) Coherentie van de hygiënevoorschriften

    De lidstaten steunen de initiatieven die reeds zijn genomen om de verticale richtlijnen inzake hygiëne te consolideren en te vereenvoudigen en om het verband tussen die richtlijnen en de algemene richtlijn inzake levensmiddelenhygiëne (Richtlijn 93/43/EEG) te onderzoeken. Zij gaan ermee akkoord dat de algemene richtlijn inzake hygiëne de basis moet vormen voor hygiënevoorschriften voor alle levensmiddelen, ongeacht hun oorsprong, en dat o.m. moet worden voorzien in de toepassing van HACCP-systemen (Hazard Analysis and Critical Control Point Systems). Daarnaast vinden zij evenwel ook dat aanvullende gedetailleerde voorschriften moeten worden vastgesteld als het met een product samenhangende gezondheidsrisico daartoe noopt.

    De meeste commentatoren zijn van mening dat de zeven HACCP-beginselen van de commissie van de Codex Alimentarius als basis moeten worden beschouwd voor communautaire maatregelen, maar dat soepel moet worden opgetreden ten aanzien van laagrisicobedrijven. De Gidsen voor goede hygiënepraktijken worden als een nuttig instrument beschouwd, vooral voor kleine bedrijven.

    In principe zijn de niet-gouvernementele organisaties het met deze beschouwingen eens en verdedigen zij een aanpak "van bij de boer tot op het bord" waarbij de risico-evaluatie centraal staat. Zij vinden ook dat de algemene hygiënerichtlijn en het HACCP-systeem de basis moeten vormen voor communautaire maatregelen, en dat indien nodig aanvullende maatregelen moeten worden opgenomen in de bijlagen bij één en dezelfde tekst over hygiëne.

    b) Detailhandel

    De commentatoren zijn het erover eens dat de richtlijn inzake levensmiddelenhygiëne (Richtlijn 93/43/EEG) adequaat kan worden toegepast in de detailhandel. Sommigen bevelen de Commissie evenwel aan aangepaste eenvoudige temperatuurbeheersingsvoorschriften voor dit deel van de voorzieningsketen vast te stellen.

    c) Kwaliteitseisen

    De meeste commentatoren zijn van oordeel dat de kwaliteitsaspecten beter niet in de hygiënewetgeving worden opgenomen, aangezien kwaliteitseisen en hygiënevoorschriften een verschillend doel hebben en daarom beter niet in eenzelfde instrument worden samengebracht. Een aantal lidstaten is evenwel van mening dat de kwaliteit van de levensmiddelen van belang is voor de bescherming van de consument.

    Volgens de niet-gouvernementele organisaties moeten de kwaliteitsaspecten uit de hygiënevoorschriften worden gehaald. De kwaliteitsvoorschriften die nu in de hygiënewetgeving voorkomen, zouden moeten worden geëvalueerd en indien nodig in een aparte regelgeving worden opgenomen.

    d) Vrijwaringsclausules

    De weinige reacties van regeringszijde waren allemaal positief wat de uitbreiding van deze clausules betreft. Deze maatregelen zouden ook moeten gelden voor in de Gemeenschap verhandelde producten.

    e) Controle en toezicht op de naleving van de voorschriften

    De lidstaten hebben de Commissie omstandige, maar uiteenlopende opmerkingen toegestuurd. Eén lidstaat wil dat de huidige controlesystemen worden afgeslankt en dat in de toekomst meer aandacht wordt besteed aan de degelijkheid en de betrouwbaarheid van de internecontroleregelingen van de bedrijven. Een andere lidstaat wil helemaal niet dat de officiële bewakings- en controleregelingen voor levensmiddelen worden vervangen door interne bedrijfsprocedures. Een derde is juist heel gelukkig met de duidelijke scheiding tussen de bevoegdheid van de nationale autoriteiten en die van de Commissie wat officiële controles betreft. Voorts wordt gevraagd voorschriften vast te stellen inzake kwaliteitscontrole, inclusief de follow-up van de controles, en inzake de vakbekwaamheid van het personeel dat de controles moet verrichten.

    Ook de niet-gouvernementele organisaties zijn uitvoerig ingegaan op de controle en het toezicht op de naleving van de EU-wetgeving. Dat de bedrijven, de nationale autoriteiten en de Commissie elk een deel van de verantwoordelijkheid op dit gebied dragen, wordt positief geacht op voorwaarde dat hun verantwoordelijkheid duidelijk wordt afgebakend en dat de controleresultaten voor iedereen toegankelijk worden gemaakt.

    De consumentenverenigingen vragen meer transparantie opdat wederzijds vertrouwen kan ontstaan.

    f) Externe dimensie

    Alle overheidscommentatoren zijn het erover eens dat de externe dimensie in de levensmiddelensector aan belang wint. De Gemeenschap zou een actieve rol moeten spelen bij de onderhandelingen in het kader van de Codex Alimentarius.

    De niet-gouvernementele organisaties wijzen op het toenemende belang van de internationale ontwikkelingen in de levensmiddelensector en vragen een effectieve betrokkenheid van de Gemeenschap.

    VIII. Levensmiddelenhygiëne en het Witboek van de Commissie inzake voedselveiligheid

    De hierbij gevoegde voorstellen komen overeen met enkele maatregelen die zijn aangekondigd in de bijlage bij het Witboek van de Commissie inzake voedselveiligheid (met name de maatregelen 8 en 28). De herwerking van de bestaande regelgeving resulteert in een algemene en geïntegreerde aanpak, die geldt voor alle levensmiddelen, van op het bedrijf tot op de plaats van verkoop aan de consument. Dat resulteert in een betere samenhang en een grotere transparantie van de levensmiddelenwetgeving. Bovendien wordt de taak van de toezichthouders in de levensmiddelenketen beter gedefinieerd. De basisbeginselen inzake voedselveiligheid worden bijgevolg in acht genomen. De Commissie is van oordeel dat, in combinatie met de andere voorstellen die zijn aangekondigd in het Witboek inzake voedselveiligheid of die reeds zijn voorgelegd, een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en van de consument wordt bereikt.

    De Commissie is voorts ook voornemens erop toe te zien dat het voorgestelde beleid dynamisch blijft. Daartoe zijn reeds enkele maatregelen getroffen op het vlak van de risico-evaluatie en is ervoor gezorgd dat de resultaten van die evaluatie in toekomstige communautaire wetgeving worden opgenomen.

    IX. DE VORM VAN DE WETSBESLUITEN

    Zoals reeds is gezegd in het Groenboek over de algemene beginselen van het levensmiddelenrecht in de Europese Unie, is de Commissie van oordeel dat communautaire wetgeving in de vorm van verordeningen een aantal voordelen heeft, met name de garantie dat de wetgeving op uniforme wijze wordt toegepast in de interne markt, een betere transparantie van de communautaire wetgeving en de mogelijkheid om de communautaire wetgeving snel bij te werken op grond van technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Daarom worden de huidige voorstellen ingediend in de vorm van verordeningen.

    2000/0178 (COD)

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake levensmiddelenhygiëne

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95 EG en artikel 152 EG, lid 4, onder b),

    Gezien het voorstel van de Commissie [1]

    [1] PB C

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

    [2] PB C

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

    [3] PB C

    Volgens de procedure van artikel 251 EG van het Verdrag,

    Overwegende hetgeen volgt :

    (1) De bescherming van de volksgezondheid is van primordiaal belang.

    (2) In het kader van de interne markt is Richtlijn 93/43/EEG van de Raad van 14 juni 1993 inzake levensmiddelenhygiëne [4] vastgesteld teneinde de veiligheid van zich in het vrije verkeer bevindende levensmiddelen voor menselijke consumptie te garanderen.

    [4] PB L 175 van 19.7.1993, blz. 1.

    (3) Bij die richtlijn zijn de beginselen vastgesteld op het gebied van de levensmiddelenhygiëne, met name:

    - de hygiënenormen in alle stadia van bereiding, verwerking, vervaardiging, verpakking, opslag, vervoer, distributie, hantering en aanbieding voor verkoop of levering aan de eindverbruiker;

    - de noodzaak de hygiënenormen te baseren op het gebruik van hazard analysis, risico-evaluatie en andere beheerstechnieken om kritische punten te identificeren, te controleren en te bewaken;

    - de mogelijkheid tot het vaststellen van microbiologische criteria en criteria voor temperatuurbeheersing voor bepaalde klassen levensmiddelen, overeenkomstig wetenschappelijk aanvaarde algemene beginselen;

    - de opstelling van gidsen voor goede hygiënische praktijken die door levensmiddelenbedrijven kunnen worden gebruikt;

    - de noodzaak voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om de hygiënevoorschriften in acht te doen nemen teneinde te voorkomen dat de eindverbruiker schade ondervindt ten gevolge van de consumptie van levensmiddelen die niet voor menselijke consumptie geschikt zijn;

    - de verplichting voor levensmiddelenbedrijven erop toe te zien dat alleen levensmiddelen in de handel worden gebracht die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid.

    (4) Gebleken is dat bovenstaande beginselen een degelijke basis vormen om de voedselveiligheid te garanderen.

    (5) In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn specifieke gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van producten die zijn vermeld in de lijst van bijlage I bij het Verdrag.

    (6) Deze gezondheidsvoorschriften hebben geleid tot de opheffing van de handelsbelemmeringen voor de betrokken producten waardoor ze tot de totstandkoming van de interne markt hebben bijgedragen en tegelijk een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen.

    (7) Deze specifieke voorschriften zijn vervat in een groot aantal richtlijnen.

    (8) Wat de volksgezondheid betreft, bevatten die richtlijnen gemeenschappelijke beginselen betreffende met name de verantwoordelijkheden van de fabrikanten van producten van dierlijke oorsprong, de verplichtingen van de bevoegde autoriteiten, de technische voorschriften inzake de structuur en de werking van de inrichtingen waar met producten van dierlijke oorsprong wordt gewerkt, de hygiënevoorschriften waaraan deze inrichtingen moeten voldoen, de procedures voor de erkenning van inrichtingen, de voorwaarden voor opslag en vervoer, het aanbrengen van keurmerken op de producten, enz..

    (9) Deze beginselen vallen in veel gevallen samen met de beginselen van Richtlijn 93/43/EEG van de Raad.

    (10) De bij Richtlijn 93/43/EEG vastgestelde beginselen kunnen derhalve worden beschouwd als gemeenschappelijke basis voor de hygiënische productie van alle levensmiddelen, inclusief producten van dierlijke oorsprong die zijn vermeld in bijlage I bij het Verdrag.

    (11) Afgezien van deze gemeenschappelijke basis zijn ook specifieke hygiënevoorschriften vereist in verband met het specifieke karakter van bepaalde levensmiddelen. De specifieke hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong zijn vervat in Verordening .../../.. van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong [5]

    [5] PB L

    (12) De algemene en specifieke hygiënevoorschriften hebben in hoofdzaak ten doel een hoog niveau van consumentenbescherming op het vlak van de voedselveiligheid te garanderen, waarbij met name rekening wordt gehouden met:

    - het beginsel dat de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid in eerste instantie berust bij de fabrikant;

    - de behoefte aan voedselveiligheid in de gehele voedselketen, te beginnen bij de primaire productie;

    - de handhaving van de koudeketen voor levensmiddelen die niet op een veilige manier bij omgevingstemperatuur kunnen worden opgeslagen;

    - de algemene toepassing van het "Hazard Analysis Critical Control Points"-systeem (HACCP-systeem), wat, samen met goede hygiënepraktijken, resulteert in een grotere verantwoordelijkheid voor de exploitanten van een levensmiddelenbedrijf;

    - het feit dat codes voor goede praktijken een zeer handzaam instrument zijn om exploitanten van een levensmiddelenbedrijf wegwijs te maken in de naleving van de voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne in alle stadia van de voedselketen;

    - de behoefte aan officiële controles in alle stadia van productie, vervaardiging en in de handel brengen;

    - de vaststelling van microbiologische criteria en voorschriften inzake temperatuurbeheersing, op basis van een wetenschappelijke risico-evaluatie;

    - de noodzaak erop toe te zien dat ingevoerde levensmiddelen voldoen aan dezelfde of aan gelijkwaardige gezondheidsnormen.

    (13) Om de voedselveiligheid te kunnen garanderen van in het stadium van de primaire productie tot op de plaats van verkoop aan de consument is een geïntegreerde aanpak vereist waarbij alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor moeten zorgen dat de voedselveiligheid niet in het gedrang wordt gebracht.

    (14) De in het stadium van de primaire productie aanwezige gevaren voor de voedselveiligheid moeten worden geïdentificeerd en onder controle worden gehouden.

    (15) Om de hygiëne op het landbouwbedrijf te kunnen organiseren, moeten gidsen voor goede praktijken worden vastgesteld, eventueel aangevuld met specifieke hygiënevoorschriften die in acht moeten worden genomen bij de productie van primaire producten.

    (16) Voedselveiligheid is het resultaat van diverse elementen, waaronder de inachtneming van bindende eisen, de tenuitvoerlegging van door exploitanten van levensmiddelenbedrijven opgestelde en beheerde programma's inzake voedselveiligheid, en de toepassing van "Hazard Analysis Critical Control Points"-systeem (HACCP).

    (17) Bij een HACCP-systeem in de levensmiddelenproductie moet rekening worden gehouden met de beginselen die zijn vastgelegd in de Codex Alimentarius en dient terzelfder tijd te worden gezorgd voor de nodige soepelheid om het systeem overal te kunnen toepassen, ook in kleine bedrijven.

    (18) Flexibiliteit is ook vereist in verband met het specifieke karakter van de traditionele levensmiddelenproductie en met voorzieningsproblemen die verband houden met een uit geografisch oogpunt moeilijke situatie; die flexibiliteit mag de doelstellingen van de voedselveiligheid evenwel niet in gevaar brengen.

    (19) Voor levensmiddelen die niet veilig bij omgevingstemperatuur kunnen worden opgeslagen, geldt als basisprincipe voor de levensmiddelenhygiëne dat de koudeketen niet mag worden verbroken.

    (20) Voor de toepassing van de hygiënevoorschriften kunnen doelstellingen worden vastgelegd, b.v. de verlaging van de pathogenen of de vaststelling van prestatienormen, en er moet in de daarvoor vereiste procedures worden voorzien.

    (21) De traceerbaarheid van levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten in de gehele voedselketen is essentieel voor de voedselveiligheid.

    (22) Levensmiddelenbedrijven moeten bij de bevoegde autoriteit geregistreerd worden ten einde de officiële controles efficiënt te kunnen uitvoeren.

    (23) Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf dienen de nodige bijstand te verlenen om ervoor te zorgen dat de officiële controles op efficiënte wijze door de bevoegde autoriteiten kunnen worden uitgevoerd.

    (24) In de Gemeenschap ingevoerde levensmiddelen moeten hetzelfde hygiënische niveau hebben als in de Gemeenschap verkregen levensmiddelen, of ten minste een daaraan gelijkwaardig niveau.

    (25) Ten einde een hoog beschermingsniveau te garanderen en verleggingen van het handelsverkeer te voorkomen, moeten levensmiddelen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en naar derde landen worden geëxporteerd, ten minste aan dezelfde hygiënenormen voldoen als levensmiddelen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en geconsumeerd.

    (26) De communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne moet gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies; daartoe moeten de bij Besluit 97/579/EG van de Commissie van 23 juli 1997 [6] ingestelde wetenschappelijke comités op het gebied van de gezondheid van de consument en de voedselveiligheid en de bij Besluit 97/404/EG van de Commissie van 10 juni 1997 [7] opgerichte Wetenschappelijke Stuurgroep indien nodig worden geraadpleegd.

    [6] PB L 237 van 28.8.1997, blz. 18.

    [7] PB L 169 van 27.6.1997, blz. 85.

    (27) Voorzien moet worden in een procedure om bepaalde bij deze verordening voorgeschreven eisen aan te passen, teneinde rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

    (28) Deze verordening houdt rekening met de internationale verplichtingen die zijn vastgelegd in de WTO-overeenkomst op sanitair en fytosanitair gebied en in de Codex Alimentarius.

    (29) Deze herwerking van de bestaande communautaire hygiënevoorschriften houdt in dat de bestaande hygiënevoorschriften kunnen worden ingetrokken; dat gebeurt bij Richtlijn ..../.. van de Raad houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 91/67/EEG [8].

    [8] PB l

    (30) Aangezien de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen maatregelen van algemene strekking zijn als bedoeld in artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegheden [9], moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 van dat besluit vastgestelde regelgevingsprocedure,

    [9] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1 Werkingssfeer

    In deze verordening worden de hygiënevoorschriften vastgesteld voor levensmiddelen in alle stadia vanaf de primaire productie tot en met het aanbieden voor verkoop of levering aan de eindverbruiker. Deze verordening geldt onverminderd meer specifieke eisen inzake voedselveiligheid en is niet van toepassing op problemen betreffende andere voedingsaspecten of samenstelling.

    Zij is van toepassing op levensmiddelenbedrijven, maar niet op de primaire productie van levensmiddelen voor particulier huishoudelijk gebruik, noch op de huishoudelijke bereiding van levensmiddelen voor particulier verbruik.

    Artikel 2 Definities

    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    - "levensmiddelenhygiëne", hierna "hygiëne" te noemen: de maatregelen en voorschriften die nodig zijn in verband met de aan een levensmiddel verbonden gevaren en uit een oogpunt van de geschiktheid van een levensmiddel voor menselijke consumptie, met inachtneming van het doel waarvoor en de wijze waarop het zal worden gebruikt;

    - "voedselveiligheid": de garantie dat voedsel geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de eindverbruiker wanneer het wordt bereid en gegeten, met inachtneming van het doel waarvoor en de wijze waarop het zal worden gebruikt;

    - "levensmiddelenbedrijf": elke onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die, al dan niet met winstoogmerk, actief is in een of meer van de stadia vanaf de primaire productie tot en met het aanbieden voor verkoop of de levering van levensmiddelen aan de eindverbruiker;

    - "exploitant van een levensmiddelenbedrijf": de persoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in deze verordening vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft;

    - "primaire producten": producten van de bodem, van de veehouderij, van de jacht en van de visserij;

    - "primaire productie": de productie, het fokken en het telen van primaire producten tot en met het oogsten, het jagen, het vissen, het melken en alle aan het slachten voorafgaande stadia van de dierlijke productie;

    - "bevoegde autoriteit": de centrale autoriteit van een lidstaat, die verantwoordelijk is voor de bij deze verordening vastgestelde taken en controles, of elke andere autoriteit of instantie waaraan de centrale autoriteit haar bevoegdheid heeft gedelegeerd;

    - "certificering": de procedure in het kader waarvan de bevoegde autoriteit schriftelijk of op een daaraan gelijkwaardige manier bevestigt dat aan de eisen wordt voldaan;

    - "gelijkwaardigheid": de mogelijkheid om met verschillende methoden of regelingen dezelfde doelstellingen te bereiken;

    - "gevaar": een biologisch, chemisch of fysisch agens dat de voedselveiligheid in het gedrang kan brengen;

    - "verontreiniging": de onopzettelijke aanwezigheid van een stof in een levensmiddel of in de omgeving van een levensmiddel, waardoor de veiligheid of de geschiktheid voor menselijke consumptie in het gedrang kunnen komen;

    - in de handel brengen": het in het bezit hebben, het uitstallen met het oog op verkoop en het te koop aanbieden, het verkopen, het leveren of het op enige andere wijze op de markt brengen in de Gemeenschap;

    - "detailhandel": het hanteren, het verwerken en het opslaan van levensmiddelen op de plaats van verkoop of levering aan de eindverbruiker, inclusief cateringdiensten, bedrijfskantines, groepsvoeding, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, alsmede bedrijven die zich vooral toeleggen op opslag in afwachting van de verkoop en op verkoop aan de eindverbruiker, supermarkten, groothandelsbedrijven waar levensmiddelen in verpakking en onmiddellijke verpakking worden verkocht;

    - "eindverbruiker": de uiteindelijke verbruiker van een levensmiddel die dat levensmiddel niet mag gebruiken in bedrijfsverband;

    - "onmiddellijke verpakking" : het beschermen van een product door middel van een eerste omhulsel of een eerste bergingsmiddel dat rechtstreeks in contact komt met het betrokken product, alsmede het eerste omhulsel of het eerste bergingsmiddel zelf;

    - "verpakking" : het plaatsen van een of meer van een onmiddellijke verpakking voorziene levensmiddelen in een tweede bergingsmiddel, alsmede het bergingsmiddel zelf; indien de onmiddellijke verpakking sterk genoeg is om een efficiënte bescherming te bieden, kan zij als verpakking worden beschouwd;

    - "producten van dierlijke oorsprong": van dieren verkregen levensmiddelen, inclusief honig;

    - "producten van plantaardige oorsprong": van planten verkregen levensmiddelen;

    - "onverwerkte producten" : levensmiddelen die geen behandeling hebben ondergaan, met inbegrip van producten die bijvoorbeeld zijn verdeeld, in partjes, plakjes of stukjes gesneden, uitgebeend, gehakt, van de huid ontdaan, geschild, gepeld, gemalen, versneden, gereinigd, bijgesneden, gekoeld, bevroren of diepgevroren;

    - "verwerkte producten" : levensmiddelen die zijn ontstaan door op onverwerkte producten een behandeling toe te passen als verhitten, roken, zouten, rijpen, pekelen, drogen, marineren, extraheren, extruderen, enz. of een combinatie van dergelijke behandelingen en/of producten; aan deze producten kunnen stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de vervaardiging ervan of om ze specifieke kenmerken te geven;

    - "hermetisch gesloten recipiënt" : een bergingsmiddel dat zo is ontworpen en vervaardigd dat het volledig afgesloten is voor micro-organismen;

    - "indien nodig", "in voorkomend geval", "voldoende": wanneer, na gevarenanalyse in het kader van het HACCP-systeem, is gebleken dat iets nodig, wenselijk of voldoende is.

    Artikel 3 Algemene verplichting

    Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zien erop toe dat in alle stadia waarvoor zij verantwoordelijk zijn, namelijk van de primaire productie tot en met het aanbieden voor verkoop of de levering van levensmiddelen aan de eindverbruiker, de bij deze verordening vastgestelde hygiënevoorschriften in acht worden genomen.

    Artikel 4 Algemene en specifieke hygiënevoorschriften

    1. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf in het stadium van de primaire productie zien toe op de naleving van de algemene hygiënevoorschriften van bijlage I bij deze verordening en van de andere specifieke voorschriften als vermeld in Verordening (EG) nr. ..../.. (houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong) en in andere bijlagen die kunnen worden toegevoegd volgens de in artikel 15 bedoelde procedure.

    2. Andere dan de in lid 1 bedoelde exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zien toe op de naleving van de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II bij deze verordening en van de andere specifieke voorschriften als vermeld in Verordening (EG) nr. ..../.. (houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong) en in andere bijlagen die kunnen worden toegevoegd volgens de procedure van artikel 15.

    3. Afwijkingen van het bepaalde in de in de leden 1 en 2 bedoelde bijlagen kunnen door de Commissie worden toegestaan volgens de procedure van artikel 15, voor zover die afwijkingen geen gevolgen hebben voor het bereiken van de bij deze verordening vastgestelde doeleinden.

    4. De lidstaten mogen de in bijlage II vastgestelde voorschriften aanpassen in verband met de behoeften van levensmiddelenbedrijven in regio's die te kampen hebben met specifieke problemen van geografische oorsprong of in regio's met voorzieningsproblemen, voor zover die bedrijven uitsluitend aan de lokale markt leveren, of om rekening te houden met de traditionele productiemethoden. De doelstellingen van de levensmiddelenhygiëne mogen in geen geval in het gedrang komen.

    Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken, stellen de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis. Vervolgens hebben de lidstaten één maand de tijd om hun opmerkingen schriftelijk aan de Commissie mee te delen. Wanneer schriftelijke opmerkingen zijn ingediend, neemt de Commissie daarover een besluit volgens de in artikel 15 bedoelde procedure.

    Artikel 5 Hazard Analysis and Critical Control Points-systeem

    1. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf, met uitzondering van die in het stadium van de primaire productie, zorgen voor het uitwerken en toepassen van een permanente procedure op basis van de onderstaande beginselen van het "Hazard analysis and critical control points"-systeem (HACCP-systeem):

    a) het identificeren van elk gevaar dat moet worden voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd;

    b) het identificeren van de kritische controlepunten in de stadia waarin controle essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;

    c) het vaststellen van kritische grenswaarden voor de kritische controlepunten ten einde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een geïdentificeerd gevaar;

    d) het vaststellen en ten uitvoer leggen van efficiënte bewakingsprocedures in de kritische controlepunten;

    e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking zou blijken dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is.

    2. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf stellen procedures vast om na te gaan of de in lid 1 bedoelde maatregelen naar behoren functioneren. Deze procedures dienen te worden toegepast met enige regelmaat en telkens wanneer het productieproces in het levensmiddelenbedrijf op zodanige wijze wordt gewijzigd dat de voedselveiligheid zou kunnen worden aangetast.

    3. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zorgen voor de opstelling van documenten en registers die zijn aangepast aan de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf, teneinde aan te tonen dat de in de leden 1 en 2 omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast en officiële controles te vergemakkelijken. De betrokken documenten worden door de exploitanten van een levensmiddelenbedrijf bewaard gedurende een periode die ten minste overeenkomt met de houdbaarheidstermijn van het product.

    4. In het kader van het in de leden 1 tot en met 3 bedoelde systeem kunnen exploitanten van levensmiddelenbedrijven gebruik maken van gidsen voor goede praktijken, in combinatie met gidsen voor de toepassing van HACCP, opgesteld overeenkomstig de artikelen 7 en 8. Dergelijke gidsen moeten afgestemd zijn op het productieproces en op de levensmiddelen waarvoor zij door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf worden toegepast.

    5. De Commissie kan volgens de in artikel 15 bedoelde procedure maatregelen vaststellen om de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit artikel te vergemakkelijken, vooral in kleine bedrijven.

    Artikel 6 Specifieke eisen inzake voedselveiligheid

    Volgens de in artikel 15 bedoelde procedure en na raadpleging van het ter zake bevoegde Wetenschappelijk Comité of de ter zake bevoegde Wetenschappelijke Comités :

    1. kunnen microbiologische criteria en voorschriften inzake temperatuurbeheersing voor levensmiddelen worden vastgesteld en/of gewijzigd;

    2. kunnen doelstellingen en/of normen inzake de resultaten worden vastgelegd om de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

    Artikel 7 Nationale gidsen voor goede praktijken en gidsen voor de toepassing van HACCP

    1. De lidstaten stimuleren de opstelling van nationale gidsen voor goede praktijken waarin met name wordt voorzien in richtsnoeren voor de inachtneming van de artikelen 3 en 4 en, in de gevallen waarin artikel 5 van toepassing is, in richtsnoeren voor de toepassing van de beginselen van HACCP (hierna "nationale gidsen" te noemen).

    2. Indien de in lid 1 bedoelde gidsen voor goede praktijken worden ontwikkeld, dient dat te geschieden:

    - door de verschillende sectoren van de levensmiddelenbranche en vertegenwoordigers van andere belanghebbende partijen zoals bij voorbeeld passende instanties en consumentengroeperingen;

    - in overleg met de partijen welker belangen wezenlijk kunnen worden geraakt, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten;

    - in voorkomend geval, rekening houdend met de Aanbevolen Internationale Richtlijnen voor de Praktijk van Codex Alimentarius.

    De nationale gidsen kunnen worden opgesteld onder auspiciën van een nationale normalisatie-instelling als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG [10] van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG [11].

    [10] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

    [11] PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.

    3. De lidstaten evalueren de nationale gidsen teneinde erop toe te zien dat:

    - de inhoud van de gidsen praktisch bruikbaar is voor de sectoren waarop ze betrekking hebben;

    - zij zijn opgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers van de betrokken sector en van andere belanghebbende partijen, b.v. bevoegde autoriteiten en consumentengroeperingen;

    - zij zijn opgesteld met inachtneming van de "Recommended International Code of Practice - General Principles of Food Hygiene" (Aanbevolen Internationale Richtlijnen voor de Praktijk - Grondbeginselen van de levensmiddelenhygiëne) van de Codex Alimentarius;

    - alle betrokken partijen zijn geraadpleegd en dat met hun op- en aanmerkingen rekening is gehouden;

    - zij bruikbaar zijn met het oog op de inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 in de betrokken sectoren en/of voor de betrokken levensmiddelen.

    4. Twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, en vervolgens om het jaar, brengen de lidstaten bij de Commissie verslag uit over de maatregelen die zijn getroffen voor het opstellen van de in lid 1 bedoelde nationale gidsen.

    5. De lidstaten zenden de Commissie de nationale gidsen waarvan zij hebben geconstateerd dat ze voldoen aan het bepaalde in lid 3. De Commissie houdt een register bij van die gidsen en stelt dat ter beschikking van de lidstaten.

    Artikel 8 Communautaire Gidsen

    1. Wanneer een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat er behoefte is aan uniforme communautaire gidsen voor goede praktijken en/of communautaire gidsen voor de toepassing van de beginselen van HACCP (hierna "communautaire gidsen" te noemen) raadpleegt de Commissie het in artikel 15 bedoelde ter zake bevoegde Comité. Deze raadpleging heeft ten doel na te gaan of de gidsen nodig zijn en, zo ja, de werkingssfeer ervan te bepalen.

    2. Bij de voorbereiding van communautaire gidsen moet erop worden toegezien dat zij worden opgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers van de betrokken sectoren en van andere belanghebbende partijen, bijvoorbeeld belanghebbende bevoegde autoriteiten en consumentengroeperingen, en met inachtneming van de Aanbevolen Internationale Richtlijnen voor de Praktijk - Grondbeginselen van de Levensmiddelenhygiëne, van de Codex Alimentarius en van de op grond van artikel 7 opgestelde nationale gidsen.

    3. Het ter zake bevoegde Comité of de ter zake bevoegde Comités als bedoeld in artikel 15 is of zijn verantwoordelijk voor de evaluatie van de communautaire gidsen. Door het Comité/de Comités worden de nodige maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat:

    - de inhoud van de gidsen in de gehele Gemeenschap praktisch bruikbaar is voor de sectoren waarop zij betrekking hebben;

    - alle partijen welker belangen wezenlijk door de gidsen worden geraakt, zijn geraadpleegd en dat met hun op- en aanmerkingen rekening is gehouden;

    - rekening wordt gehouden met de eventueel bestaande nationale gidsen die aan de Commissie zijn toegezonden op grond van artikel 7, lid 5;

    - zij bruikbaar zijn met het oog op de inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 in de betrokken sectoren en/of voor de betrokken levensmiddelen.

    4. Wanneer nationale gidsen zijn opgesteld overeenkomstig artikel 7 en later ook communautaire gidsen overeenkomstig dit artikel, mogen exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zich op beide soorten gidsen baseren.

    5. De titels en referenties van de volgens de procedure van de leden 1, 2 en 3 opgestelde communautaire gidsen worden bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. De lidstaten zien erop toe dat de bekendgemaakte gidsen onder de aandacht van de betrokken sectoren van de levensmiddelenbranche en van de desbetreffende autoriteiten op hun grondgebied worden gebracht.

    Artikel 9 Registratie of erkenning van levensmiddelenbedrijven

    1. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zien erop toe dat alle inrichtingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn en die onder deze verordening vallen, worden geregistreerd door de bevoegde autoriteit, met vermelding van de aard van het bedrijf en van de naam en het adres van alle gebouwen waar de activiteiten worden uitgeoefend. De bevoegde autoriteit kent een registratienummer toe aan elk levensmiddelenbedrijf en houdt een lijst daarvan bij.

    2. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf, met uitzondering van detailhandelaars, zien erop toe dat op alle door hen geproduceerde levensmiddelen hun registratienummer wordt aangebracht.

    3. Wanneer de bevoegde autoriteit het, in verband met de naleving van de eisen van deze verordening, nodig acht of wanneer zulks vereist is in verband met meer specifieke communautaire voorschriften, moeten levensmiddelenbedrijven worden erkend en mogen zij niet actief zijn zonder een dergelijke erkenning. De bevoegde autoriteit erkent alleen inrichtingen waarvoor, na een inspectiebezoek door ambtenaren van de bevoegde autoriteit, is geconstateerd dat aan alle bepalingen van deze verordening wordt voldaan.

    Artikel 10 Uit de markt nemen van producten/traceerbaarheid

    1. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf zien erop toe dat adequate procedures worden ingesteld om levensmiddelen uit de markt te nemen wanneer die een ernstig risico inhouden voor de gezondheid van de consument. Wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf constateert dat een levensmiddel een ernstig risico inhoudt voor de gezondheid, neemt hij dat onmiddellijk uit de markt. Wanneer een levensmiddel uit de markt is genomen in verband met een ernstig risico voor de gezondheid van de consument, stelt de exploitant van het betrokken levensmiddelenbedrijf de bevoegde autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis.

    2. Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf houden registers bij aan de hand waarvan de leverancier van de bij de productie gebruikte ingrediënten en levensmiddelen kan worden geïdentificeerd en, in voorkomend geval, ook de herkomst van de voor de voedselproductie gebruikte dieren kan worden bepaald.

    3. Indien nodig stelt de Commissie volgens de in artikel 15 bedoelde procedure uitvoeringsbepalingen vast die de traceerbaarheid van levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten moeten garanderen.

    Artikel 11 Officiële controles

    Exploitanten van een levensmiddelenbedrijf verlenen de nodige assistentie om erop toe te zien dat de door de bevoegde autoriteit te verrichten controles efficiënt kunnen worden uitgevoerd. Zij dienen met name:

    - toegang te verlenen tot alle gebouwen, voorzieningen, installaties en andere infrastructuurvoorzieningen,

    - alle documentatie en registers beschikbaar te stellen die in het kader van de huidige verordening door de bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om de situatie te kunnen beoordelen.

    Artikel 12 Invoer/uitvoer

    1. In de Gemeenschap ingevoerde levensmiddelen moeten voldoen aan het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 en aan alle op grond van artikel 6 vastgestelde bepalingen, dan wel aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van deze verordening.

    2. Voor uitvoer uit de Gemeenschap bestemde levensmiddelen dienen te voldoen aan de bepalingen van de artikelen 3, 4, 5 en 9 en aan alle op grond van artikel 6 vastgestelde bepalingen, tenzij het land van invoer andere voorschriften heeft vastgesteld.

    Artikel 13 Wijziging van de bijlagen en uitvoeringsbepalingen

    1. De bepalingen in de bijlage bij deze verordening kunnen worden ingetrokken, aangepast, aangevuld en/of gewijzigd volgens de in artikel 15 bedoelde procedure.

    2. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de artikelen 4, 5, 9, 10 en 12 kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 15 bedoelde procedure

    Artikel 14 Verwijzing naar internationale normen

    Wijzigingen van de in deze verordening vervatte verwijzigingen naar de internationale normen, bijvoorbeeld de Codex Alimentarius, kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 15 bedoelde procedure.

    Artikel 15 Procedures van het Permanent Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Veterinair Comité dat is ingesteld bij Besluit 68/361/EEG [12] van de Raad en door het Permanent Comité voor levensmiddelen dat is ingesteld bij Besluit 69/414/EEG van de Raad [13].

    [12] PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23.

    [13] PB L 291 van 19.11.1969, blz. 9.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

    3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

    Artikel 16 Verslag aan de Raad en het Parlement

    1. Binnen zeven jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uit, eventueel vergezeld van voorstellen over de bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaring.

    2. Ten einde de Commissie de mogelijkheid te geven het in lid 1 bedoelde verslag op te stellen, dienen de lidstaten de daarvoor vereiste informatie bij de Commissie in ten minste twaalf maanden voordat de in lid 1 bedoelde periode afloopt.

    Artikel 17 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2004.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitster De Voorzitter

    BIJLAGE I

    ALGEMENE HYGIËNEVOORSCHRIFTEN VOOR DE PRIMAIRE PRODUCTIE

    Voorwoord

    Deze bijlage is van toepassing op de productie van primaire producten en omvat alle activiteiten die daartoe op dat niveau worden verricht (landbouw, jacht, enz.).

    TITEL I

    Voorschriften voor alle levensmiddelen

    1. De mogelijke gevaren bij de primaire productie en de methoden om die gevaren onder controle te krijgen, worden, indien mogelijk, behandeld in de gidsen voor goede praktijken als bedoeld in de artikelen 7 en 8. Deze gidsen mogen worden gecombineerd met andere gidsen of codes voor goede praktijken die met name in andere ter zake relevante communautaire regelgeving zijn voorgeschreven.

    2. De primaire productie moet verlopen volgens goede landbouwpraktijken en moet zodanig worden beheerd dat mogelijke gevaren onder controle worden gehouden en indien nodig worden geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de normale verwerkingsprocedures na het stadium van de primaire productie. Dat houdt, indien nodig, in:

    - het vaststellen van praktijken en maatregelen om erop toe te zien dat levensmiddelen en uitgangsmateriaal worden vervaardigd onder adequate hygiënische omstandigheden;

    - het vaststellen van maatregelen ten aanzien van gevaren uit het milieu;

    - het bestrijden van contaminanten, plagen, ziekten en besmettingen van planten en dieren.

    - de verplichting om, wanneer het bestaan wordt vermoed van een probleem dat gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid, de bevoegde autoriteit daarvan in kennis te stellen.

    HOOFDSTUK II

    Voorschriften voor producten van dierlijke oorsprong

    1. In de gidsen voor goede praktijken dienen de maatregelen te worden beschreven die moeten worden genomen om de hygiëne van levensmiddelen te garanderen. Het gaat met name om:

    - de toepassing van aangepaste methoden voor het schoonmaken en ontsmetten van huisvesting voor dieren, apparatuur, gebouwen, kisten en kratten voor het transport, transportvoertuigen, enz.;

    - het nemen van voorzorgen wanneer nieuwe dieren op een bedrijf, een viskwekerij, een kweekgrond voor schaal- en schelpdieren, enz., worden binnengebracht;

    - het oordeelkundig gebruik van diergeneesmiddelen en toevoegingsmiddelen voor diervoeders;

    - het op een correcte wijze verwijderen van dode dieren, afval en stalmest;

    - de toepassing van doeltreffende programma's voor de bestrijding van plagen;

    - het isoleren van zieke dieren;

    - de zorg voor schone slachtdieren;

    - beschermende maatregelen om de insleep van besmettelijke of op de mens overdraagbare ziekten te voorkomen;

    - de mogelijke gevaren die aan levensmiddelen zijn verbonden;

    - een beschrijving van de problemen die zich met betrekking tot de volksgezondheid kunnen voordoen en die moeten worden gemeld bij de bevoegde autoriteit;

    - de toepassing van programma's inzake controle op de hygiëne, van programma's voor de bestrijding van zoönosen en van programma's inzake toezicht op de gezondheid van beslagen.

    2. Veehouders houden registers of dossiers bij met de informatie die relevant is voor de bescherming van de gezondheid. Het gaat met name om informatie over:

    - de aard en de oorsprong van diervoeders;

    - de veterinairrechtelijke status en het welzijn van de dieren op het bedrijf;

    - het gebruik van diergeneesmiddelen (aard van de behandeling en datum van toepassing);

    - het uitbreken van ziekten die een negatief effect kunnen hebben op de veiligheid van producten van dierlijke oorsprong (b.v. uierinfecties);

    - de resultaten van de analyses van bij de dieren genomen monsters of van andere monsters, die belangrijk zijn voor de volksgezondheid, vooral in het kader van programma's voor de bestrijding van bepaalde zoönosen;

    - eventuele verslagen van het slachthuis over de resultaten van de keuringen voor en na het slachten.

    Bij het bijhouden van bovenbedoelde registers of dossiers worden de veehouders bijgestaan door al wie verantwoordelijk is voor de dieren op het bedrijf (dierenartsen, agronomen, landbouwtechnici, enz.).

    Deze registers of dossiers kunnen worden gecombineerd met registers die op grond van andere besluiten van de Gemeenschap of op grond van nationale wetgeving vereist zijn. De veehouders dienen bovenbedoelde registers of dossiers gedurende een door de bevoegde autoriteit voorgeschreven periode ter inzage te houden van deze autoriteit.

    In de registers of dossiers opgenomen informatie die relevant is voor de voedselveiligheid, dient de slachtdieren naar het slachthuis of de dierlijke producten naar de verwerkende inrichtingen te vergezellen teneinde de bevoegde autoriteit en de ontvangende exploitant van het levensmiddelenbedrijf te informeren over de gezondheidsstatus van het beslag.

    HOOFDSTUK III

    Voorschriften voor producten van plantaardige oorsprong

    1. In de gidsen voor goede praktijken dienen de maatregelen te worden beschreven die moeten worden genomen om de hygiëne van levensmiddelen te garanderen. Het gaat met name om:

    - het correcte en adequate gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen;

    - adequate methoden voor productie, handling, opslag en transport;

    - praktijken en maatregelen om verontreiniging met biologische, chemische of materiële gevaren zoals mycotoxines, zware metalen, radioactief materiaal, enz., te vermijden;

    - het gebruik van water in de primaire productie;

    - het gebruik van organisch afval bij de primaire productie;

    - het reinigen en, indien nodig, ontsmetten van machines, apparatuur en voertuigen voor transport.

    2. Veehouders, indien nodig bijgestaan door al wie verantwoordelijk is voor de hygiëne op het bedrijf (agronomen, landbouwtechnici, enz.), houden registers of dossiers bij met de informatie die relevant is voor de bescherming van de gezondheid, met name:

    - het correcte en adequate gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen;

    - de resultaten van analyses die zijn uitgevoerd op monsters van producten, of van andere analyses.

    BIJLAGE II

    ALGEMENE HYGIËNEVOORSCHRIFTEN VOOR ALLE LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN (MET UITZONDERING VAN DE PRIMAIRE PRODUCTIE)

    Inleiding

    De hoofdstukken V tot en met XII van deze bijlage zijn van toepassing op alle stadia na de primaire produktie, d.w.z. tijdens bereiding, verwerking, vervaardiging, verpakking, opslag, vervoer, distributie, handling en aanbieding voor verkoop of levering aan de eindverbruiker.

    Voor de toepassing van de overige hoofdstukken van de bijlage geldt het volgende:

    - Hoofdstuk I is van toepassing op alle bedrijfsruimten voor levensmiddelen behalve de ruimten die vallen onder hoofdstuk III.

    - Hoofdstuk II is van toepassing op alle ruimten waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of verwerkt, behalve de ruimten die vallen onder hoofdstuk III en met uitzondering van restauratieruimten.

    - Hoofdstuk III is van toepassing op de ruimten die worden opgesomd in de titel van het hoofdstuk.

    - Hoofdstuk IV is van toepassing op alle vormen van vervoer.

    TITEL I

    Algemene eisen voor bedrijfsruimten voor levensmiddelen, inclusief ruimten in de open lucht (andere dan vermeld in hoofdstuk III)

    1. Bedrijfsruimten voor levensmiddelen moeten schoon zijn en goed worden onderhouden.

    2. De indeling, het ontwerp, de constructie en de afmetingen van inrichtingen moeten zodanig zijn dat:

    a) onderhoud, reiniging en/of ontsmetting op adequate wijze kunnen worden uitgevoerd, verontreiniging door de lucht zoveel mogelijk wordt voorkomen en voldoende werkruimte beschikbaar is om alle bewerkingen op bevredigende wijze te kunnen uitvoeren;

    b) de ophoping van vuil, het contact met toxische materialen, het terechtkomen van deeltjes in levensmiddelen en de vorming van condens of ongewenste schimmel op oppervlakken worden voorkomen;

    c) goede hygiënische praktijken mogelijk zijn, onder andere door bescherming tegen kruisverontreiniging tussen en tijdens de diverse processtappen door levensmiddelen, materiaal voor verpakking en onmiddellijke verpakking, uitrusting, materialen, water, luchttoevoer, personeel en externe bronnen van verontreiniging, b.v. ongedierte;

    d) Voor zover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening, voldoende opslagruimte aanwezig is met een zodanige temperatuurregeling dat de levensmiddelen bij de vereiste temperatuur kunnen worden opgeslagen, en met de nodige voorzieningen om de temperatuur te bewaken en te registreren.

    3. Er moet een voldoende aantal goed geplaatste en gemarkeerde wasbakken voor het reinigen van de handen aanwezig zijn. Er moet een voldoende aantal toiletten met spoeling aanwezig zijn die aangesloten zijn op een adequaat afvoersysteem. Toiletruimten mogen niet rechtstreeks uitkomen in ruimten waar voedsel wordt gehanteerd.

    4 De wasbakken voor het reinigen van de handen moeten voorzien zijn van warm en koud stromend water en van middelen voor het reinigen en hygiënisch drogen van de handen. Voor zover dat nodig is om een onaanvaardbaar risico van verontreiniging van de levensmiddelen te vermijden, moeten de voorzieningen voor het wassen van de levensmiddelen gescheiden zijn van de wasbakken voor het reinigen van de handen.

    5. Er moeten voldoende en aangepaste mechanische, dan wel natuurlijke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn. Door mechanische ventilatie veroorzaakte luchtstromen van besmette naar schone ruimten moeten worden vermeden. De ventilatiesystemen moeten zodanig zijn geconstrueerd dat filters en andere onderdelen die regelmatig schoongemaakt of vervangen moeten worden, gemakkelijk toegankelijk zijn.

    6. Alle sanitaire installaties in de inrichtingen moeten voorzien zijn van adequate natuurlijke of mechanische ventilatie.

    7. Inrichtingen moeten voldoende door daglicht en/of kunstlicht worden verlicht.

    8. Afvoervoorzieningen moeten geschikt zijn voor het beoogde doel; zij moeten zo zijn ontworpen en geconstrueerd dat elk risico voor verontreiniging van de levensmiddelen wordt voorkomen. Wanneer afvoerkanalen geheel of gedeeltelijk open zijn, moeten zij zo zijn ontworpen dat het afval niet van een verontreinigde zone kan stromen naar een schone zone of naar een zone waar wordt omgegaan met levensmiddelen die een aanzienlijk risico kunnen inhouden voor de consument.

    9. Wanneer dat om hygiënische redenen noodzakelijk is, moeten adequate voorzieningen aanwezig zijn waar het personeel zich kan omkleden.

    HOOFDSTUK II

    Specifieke voorschriften in ruimten waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of verwerkt (met uitzondering van restauratieruimten en de in hoofdstuk III genoemde ruimten)

    1. In ruimten waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of verwerkt (met uitzondering van restauratieruimten), dienen het ontwerp en de schikking zodanig te zijn dat goede levensmiddelenhygiënepraktijken kunnen worden toegepast en dat met name kruisverontreiniging tussen en tijdens de diverse verrichtingen kan worden voorkomen; met name gelden de volgende voorschriften:

    a) vloeroppervlakken moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit houdt in dat ondoordringbaar, niet-absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal moet worden gebruikt, tenzij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten genoegen van de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen. Waar passend moeten vloeren een goede afvoer via het vloeroppervlak mogelijk maken;

    b) muuroppervlakken moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit houdt in dat ondoordringbaar, niet-absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal moet worden gebruikt en dat een glad oppervlak tot op een aan de werkzaamheden aangepaste hoogte vereist is, tenzij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten genoegen van de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen;

    c) plafonds en voorzieningen aan het plafond moeten zo zijn ontworpen, geconstrueerd en afgewerkt dat zich geen vuil kan ophopen en dat condens, ongewenste schimmelvorming en het loskomen van deeltjes worden beperkt;

    d) ramen en andere openingen moeten zo zijn geconstrueerd dat zich geen vuil kan ophopen. Rechtstreekse verbindingen met de buitenlucht moeten worden voorzien van horren die gemakkelijk kunnen worden verwijderd om te worden schoongemaakt. Indien open ramen ertoe zouden leiden dat levensmiddelen vanuit de buitenomgeving worden verontreinigd, moeten die ramen tijdens de productie gesloten en vergrendeld blijven.

    e) deuren moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit houdt in dat gladde en niet-absorberende oppervlakken moeten worden gebruikt, tenzij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten genoegen van de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen.

    f) oppervlakken (met inbegrip van oppervlakken van apparatuur) in zones waar levensmiddelen worden gehanteerd en vooral oppervlakken die in aanraking komen met levensmiddelen, moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit houdt in dat glad, afwasbaar en niet-toxisch materiaal moet worden gebruikt, tenzij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten genoegen van de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen.

    2. Gezorgd moet worden voor de nodige voorzieningen voor het schoonmaken en ontsmetten van gereedschap en apparatuur, voor zover dit nodig is om de doeleinden van deze verordening te bereiken. Deze voorzieningen moeten vervaardigd zijn van roestvrij materiaal, moeten gemakkelijk schoon te maken zijn en moeten een voldoende toevoer van warm en koud water hebben.

    3. Gezorgd moet worden voor de nodige voorzieningen om de levensmiddelen te kunnen wassen, voor zover dit noodzakelijk is om de doeleinden van deze verordening te bereiken. Elke spoelbak of vergelijkbare inrichting, bestemd voor het wassen van voedsel, moet voorzien zijn van voldoende warm en/of koud drinkwater, naargelang van de behoefte, en moet worden schoongehouden.

    HOOFDSTUK III

    Voorschriften voor mobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten (b.v. tenten, marktkramen, winkelwagens), ruimten die voornamelijk als particuliere woning worden gebruikt maar waar levensmiddelen worden bereid voor andere doeleinden dan eigen en particuliere consumptie, ruimten die af en toe voor catering worden gebruikt, en automaten.

    1. Bedrijfsruimten en automaten moeten zo zijn gelegen, ontworpen en geconstrueerd en moeten zo worden schoongehouden en onderhouden dat de risico's in verband met verontreiniging van levensmiddelen en met ongedierte zoveel mogelijk worden voorkomen.

    2. Met name moet, indien mogelijk, aan de onderstaande voorschriften worden voldaan:

    a) er moeten passende voorzieningen aanwezig zijn voor een voldoende persoonlijke hygiëne (waaronder voorzieningen voor het hygiënisch wassen en drogen van de handen, hygiënische sanitaire regelingen en voorzieningen om zich om te kleden);

    b) oppervlakken die in aanraking komen met levensmiddelen, moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit houdt in dat glad, afwasbaar, niet-toxisch materiaal moet worden gebruikt, tenzij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten genoegen van de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen;

    c) indien nodig moeten passende voorzieningen voor het schoonmaken en ontsmetten van gereedschap en apparatuur voorhanden zijn;

    d) wanneer het schoonmaken van levensmiddelen tot de normale activiteiten van een levensmiddelenbedrijf behoort, moeten passende voorzieningen aanwezig zijn om dat hygiënisch te laten verlopen;

    e) er moet voldoende heet en/of koud drinkwater beschikbaar zijn;

    f) er moeten adequate regelingen zijn getroffen en/of voorzieningen aanwezig zijn voor de hygiënische opslag en verwijdering van gevaarlijke en/of oneetbare stoffen en afval (zowel vast als vloeibaar);

    g) er moeten adequate regelingen zijn getroffen en/of voorzieningen aanwezig zijn voor het handhaven en bewaken van passende voedseltemperaturen;

    h) de levensmiddelen moeten zo geplaatst zijn dat de risico's in verband met verontreiniging zoveel mogelijk worden voorkomen.

    HOOFSTUK IV

    VERVOER

    1. Vervoermiddelen en/of recipiënten die worden gebruikt voor het vervoer van levensmiddelen, moeten schoon zijn en goed worden onderhouden om de levensmiddelen tegen verontreiniging te beschermen en moeten, indien nodig, zo zijn ontworpen en geconstrueerd dat zij goed kunnen worden schoongemaakt en/of ontsmet.

    2. Ruimten in voertuigen en/of containers mogen niet voor het vervoer van andere goederen dan levensmiddelen worden gebruikt indien zulks tot verontreiniging van de levensmiddelen kan leiden.

    Levensmiddelen in bulk in vloeibare, korrelvormige of poedervormige staat moeten worden vervoerd in ruimten en/of containers/tanks die uitsluitend voor het vervoer van levensmiddelen worden gebruikt. Op de containers moet een duidelijk leesbare, onuitwisbare vermelding worden aangebracht in een of meer talen van de Gemeenschap, waaruit blijkt dat zij voor het vervoer van levensmiddelen worden gebruikt, of zij moeten de vermelding "uitsluitend voor levensmiddelen" dragen.

    3. In vervoermiddelen en/of recipiënten die terzelfder tijd worden gebruikt voor het vervoer van andere producten dan levensmiddelen of voor het vervoer van verschillende levensmiddelen tegelijk, moeten de producten, indien nodig, afdoende van elkaar gescheiden zijn om verontreiniging te vermijden.

    4. Vervoermiddelen en/of recipiënten die worden gebruikt voor het vervoer van andere producten dan levensmiddelen of voor het vervoer van verschillende levensmiddelen, moeten tussen de verschillende vrachten afdoende worden schoongemaakt om verontreiniging te vermijden.

    5. Levensmiddelen in vervoermiddelen en/of recipiënten moeten zo worden geplaatst en beschermd dat het risico van verontreiniging tot een minimum wordt beperkt.

    6. Voor zover dat nodig is om de doelstellingen van deze verordening te bereiken, moeten vervoermiddelen en/of recipiënten die worden gebruikt voor het vervoer van levensmiddelen, die levensmiddelen op de vereiste temperatuur kunnen houden en moeten zij, indien nodig, zo zijn ontworpen dat die temperatuur kan worden bewaakt.

    HOOFDSTUK V

    VOORSCHRIFTEN INZAKE DE UITRUSTING

    Alle artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met producten in aanraking komen, moeten worden schoongehouden en

    a) moeten zo zijn geconstrueerd, van zodanige materialen zijn vervaardigd en zo worden onderhouden en gerepareerd dat het risico van verontreiniging van de levensmiddelen tot een minimum wordt beperkt;

    b) moeten, met uitzondering van wegwerprecipiënten en -verpakkingen, zo zijn geconstrueerd, van zodanige materialen zijn vervaardigd en zo worden onderhouden en gerepareerd dat zij grondig kunnen worden schoongemaakt en indien nodig ontsmet, met inachtneming van de beoogde doeleinden;

    c) moeten zo worden geïnstalleerd dat de omringende ruimte goed kan worden schoongemaakt.

    HOOFDSTUK VI

    Levensmiddelenafval

    1. Levensmiddelenafval en andere afvallen mogen zich niet ophopen in ruimten met levensmiddelen, tenzij dit onvermijdelijk is voor de goede werking van het bedrijf.

    2. Levensmiddelenafval, niet-eetbare bijproducten en andere afvallen moeten worden gedeponeerd in afsluitbare containers, tenzij de exploitant van het levensmiddelenbedrijf ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat andere soorten containers of andere afvoersystemen voldoen. De containers moeten van een adequate constructie zijn, moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk te reinigen en, indien nodig, te ontsmetten zijn.

    3. De nodige voorzieningen moeten worden getroffen voor de verwijdering en opslag van levensmiddelenafval en andere afvallen. Afvalopslagplaatsen moeten zo worden ontworpen en beheerd dat zij schoon kunnen worden gehouden en dat ongedierte kan worden weggehouden.

    Afvalwater moet hygiënisch en op milieuvriendelijke wijze worden afgevoerd overeenkomstig de communautaire regelgeving ter zake en mag, rechtstreeks noch onrechtstreeks, een bron zijn van verontreiniging van levensmiddelen.

    HOOFDSTUK VII

    WATERVOORZIENING

    1. Drinkwater als omschreven in Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water [14] moet in voldoende hoeveelheden voorhanden zijn. Dit drinkwater moet worden gebruikt wanneer erop moet worden toegezien dat de levensmiddelen niet worden verontreinigd.

    [14] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.

    2. Wanneer niet-drinkbaar water wordt gebruikt voor bijvoorbeeld brandbestrijding, stoomopwekking, koeling of andere soortgelijke toepassingen, moet het worden getransporteerd via aparte leidingen die gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd. De leidingen voor niet-drinkbaar water mogen niet verbonden zijn met de drinkwaterleidingen en water uit die leidingen mag niet in het drinkwatersysteem terecht kunnen komen.

    3. Water dat wordt gerecycleerd om te worden gebruikt bij de verwerking of als ingrediënt, mag geen enkel risico van verontreiniging van het voedsel in microbiologisch, chemisch of fysisch opzicht inhouden en moet voldoen aan de bij Richtlijn 98/83/EG vastgestelde normen voor drinkwater, tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben geconstateerd dat de kwaliteit van het water geen nadelige gevolgen kan hebben voor de deugdelijkheid van het levensmiddel als eindproduct.

    4. IJs dat in contact komt met levensmiddelen of dat een bron van verontreiniging zou kunnen zijn, moet worden vervaardigd van water dat aan de normen van Richtlijn 98/83/EG voldoet. Het moet zo worden vervaardigd, gehanteerd en opgeslagen dat het tegen elke vorm van verontreiniging wordt beschermd.

    5. Stoom die rechtstreeks in contact komt met levensmiddelen, mag geen stoffen bevatten die een gevaar vormen voor de gezondheid of waardoor het levensmiddel kan worden verontreinigd.

    HOOFDSTUK VIII

    PERSOONLIJKE HYGIËNE

    1. Eenieder die werkzaam is in een ruimte waar producten worden gehanteerd, dient een zeer goede persoonlijke hygiëne in acht te nemen en dient passende, schone en, voor zover dat nodig is in verband met de doelstellingen van deze verordening, beschermende kleding te dragen.

    2. Niemand die lijdt aan of van wie bekend is dat hij drager is van een ziekte die via voedsel kan worden overgedragen, of die bijvoorbeeld geïnfecteerde wonden, huidinfecties, huidaandoeningen of diarree heeft, mag een ruimte waar levensmiddelen worden gehanteerd, betreden indien de kans bestaat dat hij die levensmiddelen rechtstreeks of onrechtstreeks met pathogene micro-organismen verontreinigt. Wanneer dergelijke personen in een levensmiddelenbedrijf werken, dienen zij hun ziekte of de symptomen onmiddellijk kenbaar te maken aan de exploitant van het levensmiddelenbedrijf.

    HOOFDSTUK IX

    Bepalingen van toepassing op levensmiddelen

    1. Een levensmiddelenbedrijf mag geen grondstoffen of ingrediënten accepteren waarvan bekend is of waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij zodanig verontreinigd zijn met parasieten, pathogene micro-organismen of toxische, in ontbinding verkerende of vreemde substanties dat zij, na het normale sorteer- en/of voorbereidings- of verwerkingsproces dat door het levensmiddelenbedrijf hygiënisch wordt toegepast, nog steeds ongeschikt zouden zijn voor menselijke consumptie.

    2. Grondstoffen en ingrediënten die in het bedrijf zijn opgeslagen, moeten worden bewaard in adequate omstandigheden die erop gericht zijn bederf te voorkomen en verontreiniging tegen te gaan.

    3. Alle levensmiddelen die worden gehanteerd, opgeslagen, verpakt, uitgestald en vervoerd, moeten worden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd. Adequate maatregelen moeten worden getroffen om ongedierte te bestrijden.

    4. Grondstoffen, ingrediënten, halffabrikaten en eindproducten die een voedingsbodem kunnen vormen voor pathogene micro-organismen of voor toxines, moeten worden bewaard bij temperaturen die geen risico's inhouden voor de gezondheid. De koudeketen mag niet worden verbroken. Gedurende korte tijd mag evenwel van temperatuurbeheersing worden afgezien wanneer dit nodig is in verband met de hantering bij de bereiding, het vervoer, de opslag, de uitstalling en de levering van levensmiddelen, voor zover dat geen risico's inhoudt voor de gezondheid. In levensmiddelenbedrijven waar verwerkte levensmiddelen worden vervaardigd, gehanteerd en verpakt, dienen adequate ruimten aanwezig te zijn die groot genoeg zijn voor de aparte opslag van grondstoffen en verwerkt materiaal, met voldoende aparte gekoelde opslagruimten om verontreiniging te vermijden.

    5. Wanneer levensmiddelen koel moeten worden bewaard of opgediend, moeten zij zo snel mogelijk na de hittebehandeling, dan wel na de laatste fase van de bereiding wanneer geen hittebehandeling wordt toegepast, worden gekoeld tot een temperatuur die geen risico's voor de gezondheid oplevert.

    6. Levensmiddelen moeten zo worden ontdooid dat het gevaar voor de groei van pathogene micro-organismen of de vorming van toxines in de levensmiddelen zo gering mogelijk is. Het ontdooien van de levensmiddelen dient plaats te vinden bij een temperatuur die geen risico's inhoud voor de gezondheid. Indien de tijdens het ontdooien uitlekkende vloeistoffen een gezondheidsrisico kunnen inhouden, moeten zij op adequate wijze worden afgevoerd. Na het ontdooien moeten de levensmiddelen zo worden behandeld dat het gevaar voor de groei van pathogene micro-organismen en de vorming van toxines zoveel mogelijk worden uitgesloten.

    7. Gevaarlijke en/of oneetbare substanties, met inbegrip van diervoeders, moeten op adequate wijze worden geëtiketteerd en opgeslagen in aparte en veilige containers.

    8. Grondstoffen die worden gebruikt voor de vervaardiging van verwerkte producten, moeten zijn vervaardigd en in de handel gebracht of ingevoerd overeenkomstig deze verordening.

    HOOFDSTUK X

    Voorschriften inzake onmiddellijke verpakking en verpakking van levensmiddelen

    1. De nodige maatregelen moeten worden getroffen om erop toe te zien dat materiaal voor onmiddellijke verpakking en verpakking geen bron is van verontreiniging van levensmiddelen. Het materiaal voor onmiddellijke verpakking en verpakking moet worden vervaardigd, vervoerd en aan het levensmiddelenbedrijf geleverd op zodanige wijze dat het beschermd blijft tegen elke vorm van verontreiniging die een gezondheidsrisico kan inhouden.

    2. Materiaal voor onmiddellijke verpakking moet op zodanige wijze worden opgeslagen dat het niet kan worden verontreinigd en dat het met name beschermd is tegen verontreiniging door voedsel, vanuit de omgeving, door schoonmaakproducten en door ongedierte.

    3. In levensmiddelenbedrijven waar het verpakken plaatsvindt in een ruimte met onverpakte producten, moeten maatregelen worden getroffen om verontreiniging van die producten te voorkomen. Met name moet het lokaal waar de verpakking plaatsvindt, groot genoeg zijn en zo zijn gebouwd en ontworpen dat alle bewerkingen op hygiënische wijze kunnen verlopen. Het verpakkingsmateriaal moet klaar zijn voor gebruik voordat het in het lokaal wordt binnengebracht en het moet onmiddellijk worden gebruikt. Wanneer een onmiddellijke verpakking moet worden aangebracht als voering van een verpakking, moet dat op hygiënische wijze plaatsvinden.

    4. Materiaal voor onmiddellijke verpakking en voor verpakking mag slechts opnieuw voor levensmiddelen worden gebruikt indien het is vervaardigd uit materiaal dat gemakkelijk kan worden gereinigd en,1 indien dat nodig is uit een oogpunt van levensmiddelenhygiëne, ontsmet.

    HOOFDSTUK XI

    Bijzondere voorschriften voor bepaalde verwerkingsprocédés

    1. Hittebehandeling

    - Het voedsel moet worden verwerkt overeenkomstig een geprogrammeerde hittebehandeling, indien mogelijk vergezeld van andere methoden om microbiologische gevaren te bestrijden; de hittebehandelingsapparatuur moet uitgerust zijn met de nodige controlevoorzieningen om erop toe te zien dat een adequate hittebehandeling wordt toegepast.

    - Als de hittebehandeling, eventueel in combinatie met andere methoden, ontoereikend is om de stabiliteit van de producten te garanderen, moeten de producten na de hittebehandeling snel tot de aangegeven opslagtemperatuur worden gekoeld zodat de kritische temperatuurzone waarin sporevorming en -groei plaatsvinden, zo snel mogelijk wordt doorlopen.

    - Indien de hittebehandeling wordt toegepast vóórdat de onmiddellijke verpakking wordt aangebracht, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat het voedsel na verhitting en vóór het vullen opnieuw wordt verontreinigd.

    - Indien nodig, en vooral wanneer het gaat om blikken en glazen recipiënten, moet worden gecontroleerd of het recipiënt intact en schoon is voordat het wordt gevuld.

    - Wanneer de hittebehandeling wordt toegepast bij levensmiddelen in hermetisch gesloten recipiënten, moet erop worden toegezien dat het voor koeling van de recipiënten na verhitting gebruikte water geen bron is van verontreiniging voor het levensmiddel. Chemische toevoegingsmiddelen om corrosie van apparatuur en recipiënten te voorkomen, moeten worden gebruikt in overeenstemming met de goede praktijken.

    - In geval van een continue hittebehandeling van vloeibaar voedsel, moet ervoor worden gezorgd dat vermenging van verhitte vloeistof met onvolledig verhitte vloeistof op afdoende wijze wordt voorkomen.

    2. Roken

    - Rook en hitte mogen geen effect hebben op andere bewerkingen.

    - Materiaal voor de rookproductie moet zo worden opgeslagen en gebruikt dat verontreiniging van levensmiddelen wordt voorkomen.

    - Voor het produceren van de rook mag geen hout worden verbrand dat is geverfd, gelakt of gelijmd of dat een behandeling met chemische conserveringsmiddelen heeft ondergaan.

    3. Zouten

    Het voor de behandeling van levensmiddelen gebruikte zout moet schoon zijn en moet zo worden opgeslagen dat verontreiniging wordt voorkomen. Zout mag, nadat het gereinigd is, opnieuw worden gebruikt, voor zover uit de HACCP-procedures is gebleken dat er geen enkel risico is van verontreiniging.

    HOOFDSTUK XII

    Opleiding

    Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zien erop toe dat al wie met levensmiddelen omgaat, wordt gecontroleerd en opgeleid en/of gevormd op het gebied van de hygiëne, naargelang van hun beroepsactiviteit.

    Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zien erop toe dat al wie verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van het HACCP-systeem in een levensmiddelenbedrijf, de nodige opleiding inzake de beginselen van HACCP heeft gekregen.

    Top