Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985L0432

Richtlijn 85/432/EEG van de Raad van 16 september 1985 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied

PB L 253 van 24/09/1985, p. 34–36 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/10/2007; opgeheven door 32005L0036

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1985/432/oj

31985L0432

Richtlijn 85/432/EEG van de Raad van 16 september 1985 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied

Publicatieblad Nr. L 253 van 24/09/1985 blz. 0034 - 0036
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0111
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 3 blz. 0025
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0111
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 3 blz. 0025


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 16 september 1985

inzake de cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied

(85/432/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 49 en 57,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat personen die houder zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het terrein van de farmacie uit dien hoofde gespecialiseerd zijn op het gebied van de geneesmiddelen en in beginsel in alle Lid-Staten toegang dienen te hebben tot een minimumgamma van werkzaamheden op dit gebied; dat deze richtlijn met de vaststelling van dit minimumgamma enerzijds niet ten gevolge heeft dat de in de Lid-Staten voor apothekers toegankelijke werkzaamheden, met name met betrekking tot medisch biologische analyses, worden beperkt noch anderzijds ten gunste van deze beroepsbeoefenaren een monopolie schept, waarvan de invoering uitsluitend onder de bevoegdheid van de Lid-Staten blijft vallen;

Overwegende voorts dat deze richtlijn niet de cooerdinatie van alle voorwaarden voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden op farmaceutisch gebied verzekert; dat met name de geografische spreiding van de apotheken en het monopolie van de geneesmiddelenverstrekking onder de bevoegdheid van de Lid-Staten blijven vallen;

Overwegende dat de verregaande vergelijkbaarheid van de opleidingen in de Lid-Staten het mogelijk maakt om, ter verwezenlijking van de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van de farmacie, zoals deze wordt voorgeschreven in Richtlijn 85/433/EEG van de Raad van 16 september 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van de farmacie, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging voor bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied (4) de cooerdinatie op dit gebied te beperken tot de eis van inachtneming van minimumnormen, waarbij de Lid-Staten voor het overige worden vrijgelaten in de organisatie van hun onderwijs;

Overwegende dat deze richtlijn de Lid-Staten niet belet aanvullende opleidingseisen te stellen voor de toegang tot werkzaamheden welke niet tot het gecooerdineerde minimumgamma van werkzaamheden behoren; dat uit dien hoofde de Lid-Staat van ontvangst, die dergelijke eisen stelt, deze ook kan stellen aan de onderdanen van Lid-Staten die houder zijn van een van de in artikel 4 van Richtlijn 85/433/EEG bedoelde diploma's;

Overwegende dat de met deze richtlijn beoogde cooerdinatie betrekking heeft op de beroepskwalificaties; dat op dit punt in de meeste Lid-Staten thans geen onderscheid bestaat tussen beroepsbeoefenaren in loondienst en zelfstandige beroepsbeoefenaren; dat daarom de toepassing van deze richtlijn moet worden uitgebreid tot de beroepsbeoefenaren in loondienst;

Overwegende dat er zich in de Lid-Staten aanvullende opleidingen ontwikkelen die betrekking hebben op sommige gebieden van de farmacie en die bestemd zijn om bepaalde gedeelten van de bij de apothekers-opleiding verworven kennis te verdiepen; dat het dan ook met het oog op de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de apotheker-specialist en ten einde alle beroepsbeoefenaars die onderdaan zijn van een Lid-Staat binnen de Gemeenschap in zekere mate op voet van gelijkheid te plaatsen, nodig is een bepaalde cooerdinatie van de opleidingseisen van de apotheker-specialist tot stand te brengen wanneer er specialistenopleidingen bestaan die meer Lid-Staten gemeen hebben en die, zonder dat zij een voorwaarde zijn voor toegang tot de werkzaamheden die deel uitmaken van het gecooerdineerde minimumgamma van werkzaamheden, een voorwaarde kunnen vormen voor het dragen van een titel van specialist; dat een dergelijke cooerdinatie in dit stadium niet mogelijk blijkt, doch samen met de desbetreffende onderlinge erkenning een doel vormt dat zo spoedig mogelijk moet worden bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de houders van een diploma, certificaat of andere universitaire titel of titel van een niveau dat als gelijkwaardig wordt erkend op het terrein van de farmacie, die voldoen aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden, ten minste gerechtigd zijn tot de toegang tot en de uitoefening van de in lid 2 genoemde werkzaamheden, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de eis van aanvullende beroepservaring.

2. De in lid 1 bedoelde werkzaamheden zijn:

- de bereiding van geneesmiddelen in hun farmaceutische vorm;

- de vervaardiging van en de controle op geneesmiddelen;

- de laboratoriumcontrole op geneesmiddelen;

- de opslag, bewaring en distributie van geneesmiddelen in het groothandelsstadium;

- de bereiding van, de controle op, de opslag en de distributie van geneesmiddelen in voor het publiek toegankelijke apotheken;

- de bereiding van, de controle op, de opslag en het verstrekken van geneesmiddelen in ziekenhuizen;

- het verschaffen van voorlichting en advies omtrent geneesmiddelen.

3. Wanneer er in een Lid-Staat op het tijdstip van de aanneming van de onderhavige richtlijn een vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen bestaat dat ten doel heeft onder de in lid 1 bedoelde houders van diploma's, certificaten of titels de kandidaten te selecteren die zullen worden aangewezen als houders van de nieuwe apotheken tot oprichting waarvan werd besloten in het kader van een nationaal systeem voor geografische spreiding, kan deze Lid-Staat, in afwijking van lid 1, dit vergelijkend onderzoek handhaven en verplicht stellen voor onderdanen van de Lid-Staten die de in artikel 2, lid 1, en in artikel 6 van Richtlijn 85/433/EEG bedoelde diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van de farmacie bezitten.

Artikel 2

De Lid-Staten stellen voor de afgifte van de in artikel 1 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels de volgende minimumvoorwaarden:

1. De opleiding waarmee het diploma, het certificaat of de andere titel wordt verkregen waarborgt:

a) voldoende kennis van geneesmiddelen en de voor de vervaardiging van geneesmiddelen gebruikte substanties;

b) voldoende kennis van de farmaceutische technologie en van de natuurkundige, scheikundige, biologische en microbiologische controle op geneesmiddelen;

c) voldoende kennis van het metabolisme en van de uitwerking van geneesmiddelen, alsook van de werking van toxische stoffen en van het gebruik van geneesmiddelen;

d) voldoende kennis om wetenschappelijke gegevens betreffende geneesmiddelen te kunnen beoordelen en op grond daarvan passende inlichtingen te kunnen verstrekken;

e) voldoende kennis van de wettelijke en andere vereisten voor wat betreft de uitoefening van de werkzaamheden van apotheker.

2. Voor de toelating tot deze opleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een Lid-Staat voor de desbetreffende studie toegang geeft tot inrichtingen van universitair onderwijs of instellingen van een als gelijkwaardig erkend niveau.

3. Het diploma, het certificaat of de andere titel vormt de bekroning van een opleiding van ten minste vijf jaar, die:

- ten minste vier jaar full-time theoretisch en praktisch onderwijs omvat aan een universiteit, een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit,

- een stage van ten minste zes maanden omvat in een voor het publiek toegankelijke apotheek of in een ziekenhuis onder toezicht van de farmaceutische dienst van dat ziekenhuis. 4. In afwijking van punt 3:

a) wordt indien bij de aanneming van deze richtlijn in een Lid-Staat twee opleidingsmogelijkheden naast elkaar bestaan waarvan één een periode van vijf jaar en de tweede een periode van vier jaar bestrijkt, het diploma, het certificaat of de andere titel waarmee de opleidingscyclus van vier jaar wordt bekroond, geacht aan de in punt 3 bedoelde voorwaarden inzake de opleidingsduur te voldoen, mits de diploma's, certificaten of andere titels waarmee beide opleidingen worden bekroond, door deze Staat als gelijkwaardig worden erkend;

b) kan een Lid-Staat, indien hij bij gebrek aan voldoende stageplaatsen in voor het publiek toegankelijke apotheken of in ziekenhuizen in de nabijheid van de onderwijsinstellingen geen zes maanden stage kan waarborgen, gedurende een periode van vijf jaar na het verstrijken van de in artikel 5 bepaalde termijn voorschrijven dat ten hoogste de helft van deze stage betrekking heeft op de werkzaamheden van apotheker in een onderneming die geneesmiddelen bereidt.

5. De in punt 3 bedoelde opleiding omvat theoretisch en praktisch onderwijs in ten minste de volgende vakken:

- biologie van planten en dieren,

- natuurkunde,

- algemene en anorganische scheikunde,

- organische scheikunde,

- analytische scheikunde,

- farmaceutische scheikunde, met inbegrip van geneesmiddelenanalyse,

- algemene en toegepaste (medische) biochemie,

- anatomie en fysiologie; medische terminologie,

- microbiologie,

- farmacologie en farmacotherapie,

- farmaceutische technologie,

- toxicologie,

- farmacognosie,

- wetgeving en, in voorkomend geval, beroepsethiek.

Bij de verdeling over theoretisch en praktisch onderwijs moet bij ieder vak voldoende plaats worden ingeruimd voor de theorie opdat het onderwijs zijn universitair karakter behoudt.

Artikel 3

Uiterlijk drie jaar na het verstrijken van de in artikel 5 bepaalde termijn dient de Commissie bij de Raad passende voorstellen in betreffende de specialisaties op het gebied van de farmacie, met name op het gebied van de ziekenhuisfarmacie. De Raad bestudeert deze voorstellen binnen een termijn van een jaar.

Artikel 4

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de onderdanen van de Lid-Staten die overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (1) een van de in artikel 1 van Richtlijn 85/433/EEG bedoelde werkzaamheden in loondienst uitoefenen of zullen uitoefenen.

Artikel 5

1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om vóór 1 oktober 1987 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van alle belangrijke bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Wanneer zich bij de toepassing van deze richtlijn op bepaalde terreinen ernstige moeilijkheden mochten voordoen voor een Lid-Staat, onderzoekt de Commissie deze moeilijkheden samen met die Staat en wint zij het advies in van het bij Besluit 75/320/EEG (2) opgerichte Geneesmiddelencomité.

In voorkomend geval legt de Commissie passende voorstellen aan de Raad voor.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 16 september 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. FISCHBACH

(1) PB nr. C 35 van 18. 2. 1981, blz. 3.

(2) PB nr. C 277 van 17. 10. 1983, blz. 160.

(3) PB nr. C 230 van 10. 9. 1981, blz. 10.

(4) Zie blz. 37 van dit Publikatieblad.

(1) PB nr. L 257 van 19. 10. 1968, blz. 2.

(2) PB nr. L 147 van 9. 6. 1975, blz. 23.

Top