Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31978L0686

Richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

PB L 233 van 24/08/1978, p. 1–9 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/10/2007; opgeheven door 32005L0036

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1978/686/oj

31978L0686

Richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

Publicatieblad Nr. L 233 van 24/08/1978 blz. 0001 - 0009
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 16 Deel 1 blz. 0033
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 3 blz. 0012
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 16 Deel 1 blz. 0033
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0032
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0032


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 25 juli 1978

inzake de onderlinge erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde , tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

( 78/686/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 49 , 57 , 66 en 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat krachtens het Verdrag ieder verschil in behandeling op grond van nationaliteit inzake vestiging en het verrichten van diensten sedert het einde van de overgangsperiode is verboden ; dat het aldus verwezenlijkte beginsel met name ook van toepassing is op de afgifte van een vergunning die eventueel vereist is voor de toegang tot de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde alsmede op de inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties ;

Overwegende dat het evenwel dienstig lijkt zekere bepalingen vast te stellen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten van de beoefenaar der tandheelkunde ;

Overwegende dat de Lid-Staten krachtens het Verdrag geen enkele vorm van steun mogen verlenen waardoor de vestigingsvoorwaarden kunnen worden vervalst ;

Overwegende dat artikel 57 , lid 1 , van het Verdrag de vaststelling voorschrijft van richtlijnen inzake de onderlinge erkenning van diploma's , certificaten en andere titels ; dat deze richtlijn strekt tot onderlinge erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde die toegang verlenen tot de uitoefening der tandheelkunde alsmede van de diploma's , certificaten en andere titels van specialist in de tandheelkunde ;

Overwegende dat voor de opleiding van specialist in de tandheelkunde moet worden overgegaan tot de onderlinge erkenning van de opleidingstitels , wanneer deze , zonder dat zij een voorwaarde zijn voor de toegang tot de werkzaamheid van specialist in de tandheelkunde , wel een voorwaarde vormen voor het voeren van een titel van specialist ;

Overwegende dat het , gezien de verschillen die momenteel tussen de Lid-Staten bestaan ten aanzien van het aantal specialisaties in de tandheelkunde en de aard of de duur van de opleiding tot specialist , noodzakelijk is bepaalde coordinatievoorschriften vast te stellen waardoor de Lid-Staten kunnen overgaan tot wederzijdse erkenning van de diploma's , certificaten of andere titels ; dat deze coordinatie plaatsvindt bij Richtlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde ( 3 ) ;

Overwegende dat , hoewel de vorenbedoelde coordinatie niet de harmonisatie van alle voorschriften der Lid-Staten betreffende de opleiding van specialisten in de tandheelkunde ten gevolge heeft , toch moet worden overgegaan tot de onderlinge erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels van specialist in de tandheelkunde , die niet aan alle Lid-Staten gemeen zijn , zonder dat de mogelijkeid van een latere harmonisatie op dit terrein wordt uitgesloten ; dat evenwel een beperking nodig werd geacht van de erkenning van deze diploma's , certificaten en andere titels van specialist in de tandheelkunde tot uitsluitend die Lid-Staten welke de desbetreffende specialisaties kennen ;

Overwegende dat , aangezien een richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma's niet noodzakelijkerwijze de materiële gelijkwaardigheid inhoudt van de opleidingen waarop deze diploma's betrekking hebben , het voeren van de opleidingstitel uitsluitend in de taal van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst dient te worden toegestaan ;

Overwegende dat de Lid-Staten , om de toepassing van deze richtlijn door hun nationale administraties te vergemakkelijken , kunnen bepalen dat de begunstigden die aan de daarin gestelde opleidingsvoorwaarden voldoen , te zamen met hun opleidingstitel een certificaat van de bevoegde overheid van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst dienen over te leggen , waarin wordt verklaard dat deze titels met de in de richtlijn bedoelde titels overeenstemmen ;

Overwegende dat in geval van het verrichten van diensten het stellen van de eis van inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties , welke verband houdt met het vaste en permanente karakter van zijn werkzaamheden in de ontvangende Lid-Staat , ongetwijfeld wegens het tijdelijke karakter van zijn werkzaamheid een belemmering zou betekenen voor degene die deze diensten verricht ; dat deze derhalve dient te worden vermeden ; dat evenwel in dit geval het tuchtrechtelijke toezicht waartoe deze beroeps - of bedrijfsorganisaties de bevoegdheid hebben moet worden verzekerd ; dat hiertoe , onder voorbehoud van toepassing van artikel 62 van het Verdrag , in de mogelijkheid dient te worden voorzien de begunstigde te verplichten de bevoegde autoriteit van de ontvangende Lid-Staat in kennis te stellen van de dienstverrichting ;

Overwegende dat op het gebied van goed gedrag en betrouwbaarheid onderscheid dient te worden gemaakt tussen de eisen die kunnen worden gesteld enerzijds voor een eerste toegang tot het beroep en anderzijds voor de uitoefening ervan ;

Overwegende dat ten aanzien van de werkzaamheden in loondienst van de beoefenaar der tandheelkunde , Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap ( 4 ) geen specifieke bepalingen over goed gedrag en betrouwbaarheid , beroepsdiscipline en het voeren van een titel voor de gereglementeerde beroepen bevat ; dat de desbetreffende regelingen naar gelang van de Lid-Staten zowel op loontrekkenden als op niet-loontrekkenden worden of kunnen worden toegepast ; dat de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde in alle Lid-Staten afhankelijk zijn of zullen zijn gesteld van het bezit van een diploma , certificaat of andere titel van de beoefenaar der tandheelkunde ; dat deze werkzaamheden zowel door zelfstandigen als door loontrekkenden of ook afwisselend als loontrekkende en als niet-loontrekkende door dezelfde personen gedurende hun loopbaan worden uitgeoefend ; dat het , voor een werkelijke bevordering van het vrije verkeer van deze beroepsbeoefenaars binnen de Gemeenschap , derhalve noodzakelijk lijkt het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot de beoefenaar der tandheelkunde in loondienst ;

Overwegende dat het beroep van beoefenaar der tandheelkunde nog niet is geregeld in Italië ; dat Italië dientengevolge meer tijd moet krijgen om de door de andere Lid-Staten afgegeven diploma's van beoefenaar der tandheelkunde te erkennen ;

Overwegende voorts dat uit deze omstandigheden volgt dat de houders van een in Italië afgegeven diploma van arts niet de beschikking kunnen krijgen over een bewijsstuk dat voldoet aan de eisen van artikel 19 van deze richtlijn ;

Overwegende dat het in die omstandigheden noodzakelijk is om de verplichting voor Italië om door de andere Lid-Staten afgegeven diploma's te erkennen , alsook de verplichting voor de Lid-Staten om de door Italië afgegeven diploma's in de zin van artikel 19 te erkennen , op te schorten ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde zoals deze zijn omschreven in artikel 5 van Richtlijn 78/687/EEG en die worden uitgeoefend onder de volgende titels :

- in de Bondsrepubliek Duitsland :

Zahnarzt ,

- in België :

licentiaat in de tandheelkunde/licencié en science dentaire ,

- in Denemarken :

tandlaege ,

- in Frankrijk :

chirurgien-dentiste ,

- in Ierland :

dentist , dental practitioner of dental surgeon ,

- in Italië :

de titel waarvan de benaming door Italië aan de Lid-Staten en de Commissie zal worden bekendgemaakt binnen de in artikel 24 , lid 1 , bedoelde termijn ,

- in Luxemburg :

médecin-dentiste ,

- in Nederland :

tandarts ,

- in het Verenigd Koninkrijk :

dentist , dental practitioner of dental surgeon .

HOOFDSTUK II

DIPLOMA'S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN DE BEOEFENAAR DER TANDHEELKUNDE

Artikel 2

Elke Lid-Staat erkent de door de overige Lid-Staten aan de onderdanen van de Lid-Staten overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 78/687/EEG afgegeven en in artikel 3 van deze richtlijn vermelde diploma's , certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde door daaraan , met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde , op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf uitgereikte diploma's , certificaten en andere titels .

Artikel 3

De in artikel 2 bedoelde diploma's , certificaten en andere titels zijn :

a ) in de Bondsrepubliek Duitsland :

1 . " Zeugnis ueber die zahnaerztliche Staatspruefung " ( getuigschrift betreffende het tandheelkundig staatsexamen ) , afgegeven door de bevoegde instanties ;

2 . de verklaringen van de bevoegde instanties van de Bondsrepubliek Duitsland , waarbij de gelijkwaardigheid van de na 8 mei 1945 door de bevoegde instanties van de Duitse Democratische Republiek uitgereikte opleidingstitels met de sub 1 genoemde titels wordt bekrachtigd ;

b ) in België :

wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde/diplôme légal de licencié en science dentaire , afgegeven door de medische faculteiten van de universiteiten , door de centrale examencommissie of de examencommissies van de staat voor universitair onderwijs ;

c ) in Denemarken :

" bevis for tandlaegeeksamen ( kandidateksamen ) " ( diploma van beoefenaar der tandheelkunde ) , afgegeven door de tandheelkundige instituten , te zamen met een door de Sundhedsstyrelsen ( dienst voor volksgezondheid ) afgegeven document waaruit blijkt dat de betrokkene de voorgeschreven tijd als assistent werkzaam is geweest ;

d ) in Frankrijk :

1 . " diplôme d'Etat de chirurgien-dentiste " ( staatsdiploma tandheelkunde ) , tot in 1973 afgegeven door de medische faculteiten of de gemengde medisch-farmaceutische faculteiten van de universiteiten ;

2 . " diplôme d'Etat de docteur en chirurgie dentaire " ( staatsdiploma doctor in de tandheelkunde ) , afgegeven door de universiteiten ;

e ) in Ierland :

diploma van

- " Bachelor in Dental Science ( B . Dent . Sc . ) "

of

- " Bachelor of Dental Surgery ( BDS ) "

of

- " Licentiate in Dental Surgery ( LDS ) " ,

afgegeven door de universiteiten of het Royal College of Surgeons in Ireland ;

f ) in Italië :

het diploma waarvan de benaming door Italië aan de Lid-Staten en de Commissie zal worden bekendgemaakt binnen de in artikel 24 , lid 1 , bedoelde termijn ;

g ) in Luxemburg :

" diplôme d'Etat de docteur en médecine dentaire " ( staatsdiploma doctor in de tandheelkunde ) , afgegeven door de staatsexamencommissie ;

h ) in Nederland :

universitair getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd tandartsexamen ;

i ) in het Verenigd Koninkrijk :

diploma van

- " Bachelor of Dental Surgery ( BDS of B.Ch.D ) "

of

- " Licentiate in Dental Surgery ( LDS ) " ,

afgegeven door de universiteiten of de Royal Colleges .

HOOFDSTUK III

DIPLOMA'S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN SPECIALIST IN DE TANDHEELKUNDE , DIE IN TWEE OF MEER LID-STATEN BESTAAN

Artikel 4

Elke Lid-Staat die ter zake geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen kent , erkent de overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 78/687/EEG door andere Lid-Staten aan onderdanen van de Lid-Staten afgegeven , in artikel 5 van deze richtlijn vermelde diploma's , certificaten en andere titels van in de orthodontie en in de kaakchirurgie gespecialiseerde beoefenaars der tandheelkunde , door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf uitgereikte diploma's , certificaten en andere titels .

Artikel 5

De in artikel 4 bedoelde diploma's , certificaten en andere titels zijn :

1 . Orthodontie

- in de Bondsrepubliek Duitsland :

" fachzahnaerztliche Anerkennung fuer Kieferorthopaedie " ( getuigschrift van specialist in de orthodontie ) , afgegeven door de Landeszahnaerztekammern ( Orde van tandartsen van de Laender ) ;

- in Denemarken :

" bevis for tilladelse til at betegne sig som specialtandlaege i ortodonti " ( getuigschrift dat machtigt tot het voeren van de titel van specialist in de orthodontie ) , afgegeven door de Sundhedsstyrelsen ( dienst voor volksgezondheid ) ;

- in Frankrijk :

" titre de spécialiste en orthodontie " ( titel van specialist in de orthodontie ) , afgegeven door de hiertoe bevoegde autoriteit ;

- in Ierland :

" certificate of specialist dentist in orthodontics " ( getuigschrift van specialist in de orthodontie ) , afgegeven door de hiertoe door de bevoegde minister gemachtigde autoriteit ;

- in Nederland :

getuigschrift van erkenning en inschrijving als orthodontist in het Specialistenregister , afgegeven door de Specialisten-Registratiecommissie ( SRC ) ;

- in het Verenigd Koninkrijk :

" certificate of completion of specialist training in orthodontics " ( getuigschrift van specialist in de orthodontie ) , afgegeven door de hiertoe bevoegde autoriteit .

2 . Kaakchirurgie

- in de Bondsrepubliek Duitsland :

" fachzahnaerztliche Anerkennung fuer Oralchirurgie/Mundchirugie " ( getuigschrift van specialist in de kaakchirurgie ) , afgegeven door de Landeszahnaerztekammern ( Orde van tandartsen van de Laender ) ;

- in Denemarken :

" bevis for tilladelse til at betegne sig som specialtandlaege i hospitalsodontologi " ( getuigschrift dat machtigt tot het voeren van de titel van specialist in de klinische odontologie ) , afgegeven door de Sundhedsstyrelsen ( dienst voor volksgezondheid ) ;

- in Ierland :

" certificate of specialist dentist in oral surgery " ( getuigschrift van specialist in de kaakchirurgie ) , afgegeven door de hiertoe door de bevoegde minister gemachtigde autoriteit ;

- in Nederland :

getuigschrift van erkenning en inschrijving als kaakchirurg in het Specialistenregister , afgegeven door de Specialisten-Registratiecommissie ( SRC ) ;

- in het Verenigd Koninkrijk :

" certificate of completion of specialist training in oral surgery " ( getuigschrift van specialist in de kaakchirurgie ) , afgegeven door de hiertoe bevoegde autoriteit .

Artikel 6

1 . De ontvangende Lid-Staat kan aan de onderdanen der Lid-Staten , die een der diploma's , certificaten of andere titels van specialist in de tandheelkunde wensen te verkrijgen die niet in een Lid-Staat van oorsprong of herkomst worden afgegeven , de opleidingseisen stellen die ter zake in zijn eigen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden voorgeschreven .

2 . De ontvangende Lid-Staat houdt daarbij evenwel , geheel of gedeeltelijk , rekening met de duur van de opleidingsperiode welke de in lid 1 bedoelde onderdanen hebben volbracht , waarvoor zij een diploma , een certificaat of een andere opleidingstitel hebben ontvangen die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst is afgegeven , wanneer deze overeenkomt met die welke in de ontvangende Lid-Staat voor de desbetreffende gespecialiseerde opleiding wordt vereist .

3 . Nadat de bevoegde autoriteiten en instanties van de ontvangende Lid-Staat de inhoud en de duur van de gespecialiseerde opleiding van de betrokkene aan de hand van de voorgelegde diploma's , certificaten en andere titels hebben geverifieerd , stellen zij deze in kennis van de duur van de aanvullende opleiding alsmede van de gebieden die deze opleiding moet bestrijken .

HOOFDSTUK IV

VERWORVEN RECHTEN

Artikel 7

1 . Elke Lid-Staat erkent , ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten welker diploma's , certificaten en andere titels niet beantwoorden aan het geheel der minimumopleidingseisen bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 78/687/EEG , als genoegzaam bewijs de voor de inwerkingtreding van genoemde richtlijn door die Lid-Staten afgegeven diploma's , certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde , indien deze vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de bedoelde werkzaamheden gedurende ten minste drie jaren achtereen tijdens de vijf jaren die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan daadwerkelijk en op wettige wijze hebben verricht .

2 . Elke Lid-Staat erkent , ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten welker diploma's , certificaten en andere titels van specialist in de tandheelkunde niet voldoen aan de minimumopleidingseisen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 78/687/EEG , de door de Lid-Staten voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 78/687/EEG afgegeven diploma's , certificaten en andere titels van specialist in de tandheelkunde als genoegzaam bewijs . Hij kan evenwel verlangen , dat eerstgenoemde diploma's , certificaten en andere titels vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten of instanties van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven bewijsstuk , waaruit blijkt dat de beoefenaar der tandheelkunde de betrokken werkzaamheden als specialist heeft uitgeoefend gedurende een periode die gelijk is aan tweemaal het verschil tussen de duur van de gespecialiseerde opleiding in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst , en de minimumopleidingsduur , bedoeld in Richtlijn 78/687/EEG , indien deze diploma's , certificaten en andere titels niet voldoen aan de minimumopleidingsduur , genoemd in artikel 2 van Richtlijn 78/687/EEG .

Indien evenwel in de ontvangende Lid-Staat voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn een minimumopleidingsduur wordt vereist welke korter is dan die , bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 78/687/EEG , kan voor het in de eerste alinea bedoelde verschil slechts worden uitgegaan van de in die Lid-Staat bepaalde minimumduur van de opleiding .

HOOFDSTUK V

HET VOEREN VAN DE OPLEIDINGSTITEL

Artikel 8

1 . Onverminderd artikel 17 , draagt de ontvangende Lid-Staat er zorg voor dat de onderdanen van de Lid-Staten die aan de in de artikelen 2 , 4 , 7 en 19 gestelde voorwaarden voldoen , het recht hebben gebruik te maken van hun wettige , in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst gevoerde opleidingstitel , mits deze niet gelijk is aan de beroepstitel en - eventueel - van de afkorting daarvan , in de taal van deze Staat . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die hem heeft verleend .

2 . Wanneer de opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst in de ontvangende Lid-Staat verward kan worden met een titel waarvoor in deze Staat een aanvullende opleiding vereist is die de begunstigde niet heeft gevolgd , kan de ontvangende Lid-Staat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voert in een door de ontvangende Lid-Staat voorgeschreven passende vorm .

HOOFDSTUK VI

MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN VAN DE BEOEFENAAR DER TANDHEELKUNDE

A . Bepalingen die specifiek zijn voor het recht van vestiging

Artikel 9

1 . De ontvangende Lid-Staat die van zijn onderdanen voor de eerste toegang tot een van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt , aanvaardt voor de onderdanen der overige Lid-Staten als genoegzaam bewijs een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven verklaring , waaruit blijkt dat aan de in deze Lid-Staat voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid gestelde voorwaarden inzake goed gedrag en betrouwbaarheid is voldaan .

2 . Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid geen bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt , kan de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat van oorsprong of herkomst een uittreksel uit het strafregister verlangen of , bij gebreke daarvan , een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven gelijkwaardig document .

3 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die voor de vestiging van de betrokkene in deze Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheid , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of herkomst gaat de juistheid van deze feiten na voor zover deze feiten in deze Lid-Staat van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheid . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen afgegeven verklaringen of documenten , ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

4 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 10

1 . Indien in een ontvangende Lid-Staat voor naleving van de voorschriften inzake goed gedrag of betrouwbaarheid , daaronder begrepen tuchtrechtelijke voorschriften ter zake van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of van strafrechtelijke veroordelingen , wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gelden die betrekking hebben op de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , verstrekt de Lid-Staat van oorsprong of herkomst aan de ontvangende Lid-Staat de nodige inlichtingen betreffende de ten opzichte van de betrokkene genomen tuchtrechtelijke of administratieve maatregelen of sancties , alsmede betreffende de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op de uitoefening van het beroep in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst .

2 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die voor de vestiging van de betrokkene in deze Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de desbetreffende werkzaamheid , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of herkomst gaat de juistheid van deze feiten na voor zover deze feiten in deze Lid-Staat van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de desbetreffende werkzaamheid . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen krachtens lid 1 verstrekte inlichtingen ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 11

Indien de ontvangende Lid-Staat van de eigen onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een op de lichamelijke of geestelijke gezondheid betrekking hebbend document eist , acht deze Lid-Staat overlegging van het door de Lid-Staat van oorsprong of herkomst vereiste document voldoende .

Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van de betrokken werkzaamheid geen document van deze aard verlangt , aanvaardt de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de Lid-Staten van oorsprong of herkomst een door een bevoegde autoriteit van laatstgenoemde Staat afgegeven , met de getuigschriften van de ontvangende Lid-Staat overeenstemmende verklaring .

Artikel 12

De in de artikelen 9 , 10 en 11 bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden .

Artikel 13

1 . De procedure aangaande de toelating van de begunstigde tot een van de in artikel 1 omschreven werkzaamheden overeenkomstig de artikelen 9 , 10 en 11 moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden nadat het volledige dossier van de betrokkene is ingediend , worden voltooid , onverminderd de termijn die kan voortvloeien uit een eventueel beroep dat na deze procedure is ingesteld .

2 . In de in artikel 9 , lid 3 , en artikel 10 , lid 2 , bedoelde gevallen , leidt het verzoek tot nieuwe bestudering tot opschorting van de termijn waarover in lid 1 wordt gesproken .

De geraadpleegde Lid-Staat moet zijn antwoord binnen drie maanden toezenden .

Na ontvangst van dit antwoord of na het verstrijken van deze termijn gaat de ontvangende Lid-Staat voort met de in lid 1 bedoelde procedure .

Artikel 14

Indien een ontvangende Lid-Staat verlangt dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een eed of belofte afleggen en de formule van deze eed of belofte niet door de onderdanen van de overige Lid-Staten kan worden gebruikt , ziet deze Lid-Staat erop toe , dat aan de begunstigden een passende en gelijkwaardige formule wordt voorgelegd .

B . Bepalingen die specifiek zijn voor het verrichten van diensten

Artikel 15

1 . Indien een Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 omschreven werkzaamheden een vergunning eist of inschrijving of aansluiting bij een beroeps - of bedrijfsorganisatie verlangt , stelt deze Lid-Staat de onderdanen van de andere Lid-Staten van deze eis vrij in geval van dienstverrichting .

De begunstigde oefent zijn dienstverrichting uit met dezelfde rechten en verplichtingen als de onderdanen van de ontvangende Lid-Staat ; voor hem gelden met name de tuchtrechtelijke bepalingen van administratieve of professionele aard die van toepassing zijn in die Lid-Staat .

Ter aanvulling van de in lid 2 bedoelde verklaring aangaande het verrichten van diensten kunnen de Lid-Staten daartoe , ten einde de toepassing van de op hun grondgebied vigerende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken , voorzien in een tijdelijke inschrijving die automatisch plaatsvindt of in een aansluiting pro forma bij een beroeps - of bedrijfsorganisatie of in een inschrijving in een register , op voorwaarde dat deze inschrijving het verrichting van diensten op generlei wijze vertraagt of bemoeilijkt en geen extra kosten met zich meebrengt voor degene die de diensten verricht .

Treft de ontvangende Lid-Staat ter toepassing van de tweede alinea een maatregel of draagt hij kennis van feiten die indruisen tegen deze bepalingen , dan deelt hij zulks onmiddellijk mede aan de Lid-Staat waar de begunstigde is gevestigd .

2 . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat de begunstigde van tevoren aan de bevoegde instanties verklaart dat hij deze diensten verricht , ingeval dit een tijdelijk verblijf op zijn grondgebied meebrengt .

In spoedgevallen kan deze verklaring zo snel mogelijk na de dienstverrichting worden afgelegd .

3 . Op grond van de leden 1 en 2 kan de ontvangende Lid-Staat van de begunstigde een of meer documenten eisen met de volgende gegevens :

- de verklaring , bedoeld in lid 2 ;

- een bewijsstuk waaruit blijkt dat de betrokkene de desbetreffende werkzaamheden in de Lid-Staat waar hij gevestigd is , wettig uitoefent ;

- een bewijsstuk dat de betrokkene het of de diploma('s ) , certificaat/certificaten of andere titel(s ) bezit die voor het verrichten van de bedoelde diensten is/zijn vereist en wordt/worden genoemd in deze richtlijn .

4 . Het/De in lid 3 bedoelde document(en ) mag/mogen bij overlegging niet ouder zijn dan twaalf maanden .

5 . Indien een Lid-Staat een van zijn onderdanen of een op zijn grondgebied gevestigde onderdaan van een andere Lid-Staat geheel of gedeeltelijk , tijdelijk of definitief , de bevoegdheid ontneemt om een van de in artikel 1 genoemde werkzaamheden uit te oefenen , draagt hij er zorg voor dat het in lid 3 , tweede streepje , bedoelde bewijsstuk al naar gelang het geval tijdelijk of definitief wordt ingetrokken .

Artikel 16

Indien in een ontvangende Lid-Staat de verplichting bestaat , bij een publiekrechtelijke instelling van sociale zekerheid te zijn ingeschreven om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen , stelt deze Lid-Staat in geval van dienstverrichting die de verplaatsing van de begunstigde met zich meebrengt , de onderdanen der Lid-Staten die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd van die eis vrij .

In alle gevallen van dienstverrichting die de verplaatsing van de begunstigde met zich meebrengen mag de ontvangende Lid-Staat eisen dat de begunstigde deze instelling van tevoren , of in spoedgevallen zo spoedig mogelijk , in kennis stelt van zijn dienstverrichting .

C . Bepalingen die het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten gemeen hebben

Artikel 17

1 . Wanneer in een ontvangende Lid-Staat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , voeren de onderdanen van de andere Lid-Staten die voldoen aan de voorwaarden , gesteld in artikel 2 , artikel 7 , lid 1 , en artikel 19 , de beroepstitel die in de ontvangende Lid-Staat met deze voorwaarden inzake opleiding overeenkomt , en maken zij gebruik van de afkorting van deze titel .

2 . Lid 1 is ook van toepassing op het voeren van de titel van specialist in de tandheelkunde door diegenen die voldoen aan de voorwaarden welke achtereenvolgens zijn genoemd in artikel 4 en artikel 7 , lid 2 .

Artikel 18

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen ten einde de begunstigden in staat te stellen geïnformeerd te worden omtrent de wetgeving inzake gezondheidszorg en op sociaal gebied , alsmede eventueel omtrent de medische ethiek in de ontvangende Lid-Staat .

Te dien einde kunnen zij informatiediensten oprichten waar de begunstigden de noodzakelijke gegevens kunnen inwinnen . In geval van vestiging kunnen de ontvangende Lid-Staten de begunstigden verplichten om met deze diensten contact op te nemen .

2 . De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde diensten oprichten bij de bevoegde autoriteiten en instanties die zij binnen de in artikel 24 , lid 1 , bepaalde termijn aanwijzen .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat in voorkomend geval de begunstigden in hun belang en in dat van hun patiënten de talenkennis verwerven die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden in de ontvangende Lid-Staat .

HOOFDSTUK VII

OVERGANGSBEPALINGEN IN VERBAND MET DE BIJZONDERE SITUATIE VAN ITALIE

Artikel 19

Vanaf het tijdstip dat Italië de nodige maatregelen treft om aan deze richtlijn te voldoen , erkennen de Lid-Staten , met het oog op de uitoefening van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 van deze richtlijn , de diploma's , certificaten en andere titels van de arts die in Italië zijn afgegeven aan personen die hun universitaire artsenopleiding uiterlijk achttien maannden na kennisgeving van deze richtlijn zijn begonnen , indien deze vergezeld zijn van een door de bevoegde Italiaanse autoriteiten afgegeven bewijsstuk , waaruit blijkt dat deze personen zich in Italië gedurende ten minste drie jaar achtereen in de loop van de vijf jaar voor de afgifte van het bewijsstuk daadwerkelijk , wettig en als hoofdwerkzaamheid hebben beziggehouden met de werkzaamheden , bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 78/687/EEG en dat deze personen bevoegd zijn genoemde werkzaamheden uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als de houders van de in artikel 3 , sub f ) , van deze richtlijn bedoelde diploma's , certificaten of andere titels .

Van de in de eerste alinea bedoelde eis inzake een beroepsuitoefening van drie jaar zijn vrijgesteld de personen die met succes een studie van ten minste drie jaar hebben volbracht die volgens een officiële verklaring van de bevoegde autoriteiten gelijkwaardig is aan de opleiding , bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 78/687/EEG .

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

De Lid-Staten die van hun eigen onderdanen eisen dat zij een voorbereidende stage hebben vervuld om werkzaam te kunnen zijn als ziekenfondstandarts , kunnen gedurende een periode van acht jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn , dezelfde eis stellen aan de onderdanen van andere Lid-Staten . De duur van de stage mag evenwel niet langer zijn dan zes maanden .

Artikel 21

De ontvangende Lid-Staat kan , in geval van gegronde twijfel , van de bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat een bevestiging verlangen van de echtheid van de in die Lid-Staat afgegeven , in de hoofdstukken II , III en IV genoemde diploma's , certificaten en andere titels , alsmede de bevestiging van het feit dat de begunstigde heeft voldaan aan alle opleidingsvoorwaarden die zijn opgenomen in Richtlijn 78/687/EEG .

Artikel 22

De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 24 , lid 1 , gestelde termijn de autoriteiten en instanties aan die gemachtigd zijn tot afgifte en in ontvangst nemen van de diploma's , certificaten en andere titels alsmede de documenten en informaties die in deze richtlijn worden genoemd en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 23

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de onderdanen van de Lid-Staten die , overeenkomstig Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 , een van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden in loondienst ( zullen ) uitoefenen .

Artikel 24

1 . De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis . Italië neemt deze maatregelen evenwel binnen een tijdsbestek van maximaal zes jaar , en in ieder geval op het tijdstip dat zij de nodige maatregelen treft om te voldoen aan Richtlijn 78/687/EEG .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 25

Wanneer zich , bij de toepassing van deze richtlijn , op bepaalde terreinen ernstige moelijkheden mochten voordoen voor een Lid-Staat , onderzoekt de Commissie deze moeilijkheden samen met die Staat en wint zij het advies in van het Comité van hooggeplaatste ambtenaren van volksgezondheid , ingesteld bij Besluit 75/365/EEG ( 5 ) , laatstelijk gewijzigd bij Besluit 78/689/EEG ( 6 ) .

In voorkomend geval legt de Commissie passende voorstellen aan de Raad voor .

Artikel 26

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 25 juli 1978 .

Voor de Raad

De Voorzitter

K . von DOHNANYI

( 1 ) PB nr . C 101 van 4 . 8 . 1970 , blz . 19 .

( 2 ) PB nr . C 36 van 28 . 3 . 1970 , blz . 17 .

( 3 ) Zie blz . 10 van dit Publikatieblad .

( 4 ) PB nr . L 257 van 19 . 10 . 1968 , blz . 2 .

( 5 ) PB nr . L 167 van 30 . 6 . 1975 , blz . 19 .

( 6 ) Zie blz . 17 van dit Publikatieblad .

Top