Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22022A0228(01)

    Vertaling Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

    PB L 55 van 28.2.2022, p. 14–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document Date of entry into force unknown (pending notification) or not yet in force.

    Related Council decision

    28.2.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 55/14


    Vertaling

    VERDRAG INZAKE DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE VISBESTANDEN VAN DE VOLLE ZEE IN HET NOORDELIJKE DEEL VAN DE STILLE OCEAAN

    DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

    ZICH ERTOE VERBINDEND de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het noordelijke deel van de Stille Oceaan te garanderen en zo de mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, te beschermen;

    HERINNEREND AAN het betrokken internationaal recht als weergegeven in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995 en de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 24 november 1993, en rekening houdend met de Gedragscode voor een verantwoorde visserij die door de 28e vergadering van de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (“FAO”) op 31 oktober 1995 is goedgekeurd en de internationale richtsnoeren voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee die op 29 augustus 2008 door de FAO zijn goedgekeurd;

    GELET OP de oproep van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in haar Resoluties 61/105 en 64/72 om stappen te ondernemen om kwetsbare mariene ecosystemen en de daar levende soorten te beschermen tegen aanzienlijke negatieve gevolgen van destructieve visserijpraktijken en haar Resolutie 60/31, waarin de staten worden aangemoedigd te erkennen dat de algemene beginselen van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995, eveneens van toepassing dienen te zijn op afzonderlijke visbestanden op volle zee;

    ERKENNEND dat het noodzakelijk is wetenschappelijke gegevens te verzamelen om de mariene biodiversiteit en ecologie in het gebied te begrijpen en om de impact van de visserij op mariene soorten en kwetsbare mariene ecosystemen te beoordelen;

    ZICH BEWUST VAN de noodzaak om negatieve effecten op het mariene milieu te voorkomen, de biodiversiteit te beschermen, de mariene ecosystemen intact te houden en het gevaar van effecten op lange termijn of onomkeerbare effecten van de visserij zoveel mogelijk te beperken;

    BEZORGD over de mogelijke negatieve gevolgen van ongereglementeerde bodemvisserijactiviteiten op mariene soorten en kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan;

    VASTBESLOTEN om verantwoorde visserijactiviteiten te verrichten en doeltreffend samen te werken om de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (“IOO-visserij”) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en de negatieve effecten van die visserij op de toestand van de mondiale visbestanden en de ecosystemen waarin die worden aangetroffen, tegen te gaan,

    ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

    Artikel 1

    Gebruikte termen

    Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:

    a)

    “het verdrag van 1982”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

    b)

    “de overeenkomst van 1995”: de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995;

    c)

    “bodemvisserij”: visserijactiviteiten waarbij het vistuig tijdens normale visserijactiviteiten wellicht in contact komt met de zeebodem;

    d)

    “consensus”: de afwezigheid van formele bezwaren op het moment dat het besluit wordt genomen;

    e)

    “verdragsluitende partij”: een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag gebonden te zijn en waarvoor het verdrag in werking is getreden;

    f)

    “verdragsgebied”: het gebied waarop dit verdrag van toepassing is overeenkomstig artikel 4, lid 1;

    g)

    “internationale richtsnoeren van de FAO”: de internationale richtsnoeren voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee, die op 29 augustus 2008 door de FAO zijn goedgekeurd en van tijd tot tijd kunnen worden gewijzigd;

    h)

    “visbestanden”: alle soorten vis, schaal- en weekdieren en andere mariene soorten die in het verdragsgebied door vissersvaartuigen worden gevangen, met uitzondering van:

    i)

    sedentaire soorten voor zover zij overeenkomstig artikel 77, lid 4, van het verdrag van 1982 onder de soevereine rechten van kuststaten vallen, en indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen die zijn vermeld in of vastgesteld krachtens artikel 13, lid 5, van dit verdrag;

    ii)

    catadrome soorten;

    iii)

    zeezoogdieren, zeereptielen en zeevogels, en

    iv)

    andere mariene soorten die onder reeds bestaande internationale instrumenten voor visserijbeheer vallen binnen het bevoegdheidsgebied van die instrumenten;

    i)

    “visserijactiviteiten”:

    i)

    het daadwerkelijk opsporen, vangen, meenemen of oogsten van visbestanden, en alle pogingen die hiertoe in het werk worden gesteld;

    ii)

    de ontplooiing van activiteiten waarvan op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij zullen leiden tot het lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van deze bestanden, ongeacht de doelstelling daarvan;

    iii)

    de verwerking van deze bestanden op zee en het overladen van deze bestanden op zee of in de haven, en

    iv)

    alle handelingen op zee ter rechtstreekse ondersteuning of voorbereiding van de in de punten i), ii) en iii) beschreven activiteiten, met uitzondering van noodhandelingen waarbij het om de gezondheid of veiligheid van bemanningsleden of de veiligheid van een vissersvaartuig gaat;

    j)

    “vissersvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt of is bedoeld voor visserijactiviteiten, met inbegrip van visverwerkende vaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, transportvaartuigen en andere vaartuigen die rechtstreeks betrokken zijn bij die visserijactiviteiten;

    k)

    “IOO-visserij”: activiteiten als bedoeld in punt 3 van het internationaal actieplan van de FAO van 2001 om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, alsmede andere activiteiten waartoe de commissie kan besluiten;

    l)

    “voorzorgsbenadering”: de in artikel 6 van de overeenkomst van 1995 bedoelde voorzorgsbenadering;

    m)

    “regionale organisatie voor economische integratie”: een regionale organisatie voor economische integratie waaraan de betrokken lidstaten de bevoegdheid hebben overgedragen voor de aangelegenheden waarop dit verdrag betrekking heeft, met inbegrip van de bevoegdheid om besluiten met betrekking tot die aangelegenheden bindend te maken voor de lidstaten, en

    n)

    “overlading”: het overladen, hetzij op zee, hetzij in de haven, van in het verdragsgebied gevangen vis of visproducten van het ene vissersvaartuig naar een ander.

    Artikel 2

    Doelstelling

    Dit verdrag heeft tot doel de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het verdragsgebied te garanderen en de mariene ecosystemen van het noordelijke deel van de Stille Oceaan waarin die bestanden worden aangetroffen, te beschermen.

    Artikel 3

    Algemene beginselen

    Bij het realiseren van de doelstelling van dit verdrag worden de volgende acties ondernomen, hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk, naar gelang van het geval:

    a)

    bevorderen van een optimaal gebruik van de visbestanden en waarborgen van de duurzaamheid van die bestanden op de lange termijn;

    b)

    vaststellen van maatregelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie om de visbestanden te handhaven of te herstellen op een niveau waarbij de maximale duurzame opbrengst kan worden verkregen, rekening houdend met visserijpatronen, de onderlinge afhankelijkheid van visbestanden en algemeen aanbevolen internationale minimumnormen die in subregionaal, regionaal of mondiaal verband zijn vastgesteld;

    c)

    vaststellen en uitvoeren van maatregelen overeenkomstig de voorzorgsbenadering en de ecosysteembenadering van de visserij en overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van het internationaal recht, met name het verdrag van 1982 en de overeenkomst van 1995 en andere internationale instrumenten ter zake;

    d)

    beoordelen welke effecten visserijactiviteiten hebben op soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, en zo nodig instandhoudings- en beheersmaatregelen vaststellen voor die soorten om de populaties van die soorten boven een niveau te houden of te brengen waaronder de reproductie ernstig in gevaar kan komen;

    e)

    beschermen van de biodiversiteit in het mariene milieu, onder meer door het voorkomen van aanzienlijke negatieve gevolgen voor kwetsbare mariene ecosystemen, rekening houdend met toepasselijke internationale normen of richtsnoeren, met inbegrip van de internationale richtsnoeren van de FAO;

    f)

    voorkomen van of een einde maken aan overbevissing en overmatige vangstcapaciteit en waarborgen dat de visserijinspanning en de oogst gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en niet boven een niveau liggen dat verenigbaar is met een duurzaam gebruik van de visbestanden;

    g)

    waarborgen dat volledige en nauwkeurige gegevens over visserijactiviteiten, ook betreffende alle doelsoorten en niet-doelsoorten in het verdragsgebied, tijdig en op passende wijze worden verzameld en gedeeld;

    h)

    waarborgen dat geen enkele uitbreiding van de visserijinspanning, ontwikkeling van nieuwe of experimentele visserijactiviteiten, of verandering in het voor de bestaande visserijen gebruikte vistuig plaatsvindt zonder dat de effecten van deze visserijactiviteiten op de duurzaamheid van de visbestanden op de lange termijn vooraf zijn beoordeeld en dat is vastgesteld dat deze activiteiten geen aanzienlijke negatieve gevolgen meebrengen voor kwetsbare mariene ecosystemen, of waarborgen dat deze activiteiten worden beheerd om deze effecten te voorkomen of dat deze activiteiten niet mogen plaatsvinden;

    i)

    waarborgen, overeenkomstig artikel 7 van de overeenkomst van 1995, dat de instandhoudings- en beheersmaatregelen die worden vastgesteld voor de grensoverschrijdende visbestanden op de volle zee, verenigbaar zijn met die welke worden aangenomen voor gebieden onder nationale jurisdictie, met het oog op de instandhouding en het beheer van deze visbestanden in hun geheel;

    j)

    waarborgen dat instandhoudings- en beheersmaatregelen worden nageleefd en dat sancties voor schendingen voldoende streng zijn om ervoor te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd, om de betrokkenen te weerhouden van schendingen, waar dan ook, en om de overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen;

    k)

    drastisch verminderen van vervuiling en afval die afkomstig zijn van vissersvaartuigen, teruggooi, vangsten door verloren gegaan of achtergelaten vistuig, en van effecten op andere soorten en mariene ecosystemen door middel van maatregelen, waaronder, in de mate van het mogelijke, de ontwikkeling en het gebruik van selectieve, milieuveilige en kosteneffectieve vistuigen en -technieken, en

    l)

    toepassen van dit verdrag overeenkomstig het internationaal recht op een billijke, transparante en niet-discriminerende manier.

    Artikel 4

    Toepassingsgebied

    1.   Dit verdrag is van toepassing op de wateren van de volle zee van het noordelijke deel van de Stille Oceaan, met uitzondering van de volle zee van de Beringzee en andere gebieden in volle zee die worden omgeven door de exclusieve economische zone van een enkele staat. Het toepassingsgebied wordt in het zuiden begrensd door een ononderbroken lijn die loopt van de zeewaartse grens van de wateren die onder de jurisdictie van de Verenigde Staten van Amerika vallen, rondom het Gemenebest der Noordelijke Marianen op twintig (20) graden noorderbreedte, vervolgens in oostelijke richting, en die de volgende coördinaten verbindt:

    20°00'00"NB, 180°00'00"OL/WL;

    10°00'00"NB, 180°00'00"OL/WL;

    10°00'00"NB, 140°00'00"WL;

    20°00'00"NB, 140°00'00"WL, en

    van daaruit oostwaarts tot de zeewaartse grens van de wateren die onder de visserij-jurisdictie van Mexico vallen.

    2.   Niets in dit verdrag, noch enige handeling of activiteit die bij de uitvoering van dit verdrag wordt verricht, houdt erkenning in van claims of standpunten van een verdragsluitende partij aangaande de juridische status en de omvang van wateren en zones waarop die verdragsluitende partij aanspraak zou kunnen maken.

    Artikel 5

    Instelling van de commissie

    1.   De Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (de “commissie”) wordt hierbij ingesteld. De commissie voert haar taken uit in overeenstemming met de bepalingen van dit verdrag. Elke verdragsluitende partij is lid van de commissie.

    2.   Een in het verdrag bedoelde visserij-entiteit kan deelnemen aan de werkzaamheden van de commissie overeenkomstig de bepalingen van de bijlage. De deelname van een visserij-entiteit aan de werkzaamheden van de commissie vormt geen afwijking van de aanvaarde toepassing van het internationaal recht, met inbegrip van het verdrag van 1982.

    3.   De commissie houdt ten minste elke twee jaar een reguliere bijeenkomst op een door de commissie te bepalen tijdstip en plaats en kan indien nodig extra bijeenkomsten plannen om haar taken in het kader van dit verdrag uit te voeren.

    4.   Elk lid van de commissie kan verzoeken om een bijeenkomst van de commissie, die wordt bijeengeroepen met instemming van de meerderheid van de leden van de commissie. De voorzitter roept die bijeenkomst dan tijdig bijeen op een tijdstip en plaats die hij kan bepalen in overleg met de leden van de commissie.

    5.   De commissie kiest uit de vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen een voorzitter en een vice-voorzitter, die elk tot een verschillende verdragsluitende partij behoren. Zij worden verkozen voor een termijn van twee jaar en zijn herverkiesbaar, maar oefenen dezelfde functie niet gedurende meer dan vier opeenvolgende jaren uit. De voorzitter en de vice-voorzitter blijven in functie totdat hun opvolger is gekozen.

    6.   De commissie past het beginsel van kosteneffectiviteit toe op de frequentie, de duur en de planning van de bijeenkomsten van de commissie en haar ondersteunende organen.

    7.   De commissie bezit internationale rechtspersoonlijkheid en de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitoefening van haar taken en de verwezenlijking van haar doelstellingen. De voorrechten en immuniteiten die de commissie en haar personeel genieten op het grondgebied van een verdragsluitende partij, worden vastgelegd bij overeenkomst tussen de commissie en de betrokken verdragsluitende partij.

    8.   Alle bijeenkomsten van de commissie en haar ondersteunende organen staan open voor deelname van geaccrediteerde waarnemers overeenkomstig het reglement van orde dat de commissie aanneemt. Gerelateerde documenten worden overeenkomstig het reglement van orde openbaar gemaakt.

    9.   De commissie kan een permanent secretariaat instellen, bestaande uit een uitvoerend secretaris en andere personeelsleden die de commissie nodig acht en/of overeenkomsten aangaan met het secretariaat van een bestaande organisatie om de noodzakelijke diensten te leveren. De uitvoerend secretaris wordt aangesteld met de goedkeuring van de verdragsluitende partijen.

    Artikel 6

    Ondersteunende organen

    1.   Hierbij wordt een Wetenschappelijk Comité en een Technisch en Nalevingscomité ingesteld. De commissie kan van tijd tot tijd bij consensus eventueel andere ondersteunende organen oprichten om zich te laten bijstaan voor het bereiken van de doelstelling van dit verdrag.

    2.   Elk ondersteunend orgaan verstrekt de commissie na elke bijeenkomst een verslag over zijn werkzaamheden, dat, waar van toepassing, advies en aanbevelingen voor de commissie omvat.

    3.   De ondersteunende organen kunnen werkgroepen oprichten en extern advies inwinnen overeenkomstig eventuele richtsnoeren van de commissie.

    4.   De ondersteunende organen zijn verantwoording verschuldigd aan de commissie en functioneren overeenkomstig het reglement van orde van de commissie, tenzij de commissie anders beslist.

    Artikel 7

    Taken van de commissie

    1.   Overeenkomstig de in artikel 3 vermelde beginselen en op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en het advies van het Wetenschappelijk Comité:

    a)

    stelt de commissie instandhoudings- en beheersmaatregelen vast met het oog op de duurzaamheid op de lange termijn van de visbestanden in het verdragsgebied, met inbegrip van totale toegestane vangsten of een totaal toegestaan niveau van de visserijinspanning voor deze visbestanden waartoe de commissie kan besluiten;

    b)

    zorgt de commissie ervoor dat de totale toegestane vangsten of het totaal toegestane niveau van de visserijinspanning in overeenstemming zijn met het advies en de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité;

    c)

    stelt de commissie indien nodig instandhoudings- en beheersmaatregelen vast voor soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden;

    d)

    stelt de commissie beheersstrategieën vast voor visbestanden en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, indien dat noodzakelijk is om de doelstelling van dit verdrag te bereiken;

    e)

    stelt de commissie instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om aanzienlijke negatieve gevolgen voor de kwetsbare mariene ecosystemen in het verdragsgebied te voorkomen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    i)

    maatregelen voor de uitvoering en de evaluatie van effectbeoordelingen om te bepalen of visserijactiviteiten dergelijke gevolgen zouden hebben voor die ecosystemen in een bepaald gebied;

    ii)

    maatregelen om het hoofd te bieden aan onverwacht contact met kwetsbare mariene ecosystemen tijdens normale bodemvisserijactiviteiten, en

    iii)

    indien nodig, maatregelen om de plaatsen te bepalen waar niet mag worden gevist;

    f)

    bepaalt de commissie de aard en de omvang van de deelname aan de bestaande visserij, onder meer door de toewijzing van vangstmogelijkheden;

    g)

    stelt de commissie bij consensus de voorwaarden vast voor eventuele nieuwe visserijen in het verdragsgebied, evenals de aard en de omvang van de deelname aan die visserijen, onder meer door de toewijzing van vangstmogelijkheden, en

    h)

    bereikt de commissie overeenstemming over de wijze waarop rekening kan worden gehouden met de visserijbelangen van nieuwe verdragsluitende partijen op een manier die strookt met de duurzaamheid op de lange termijn van de onder dit verdrag vallende visbestanden.

    2.   De commissie stelt maatregelen vast met het oog op een doeltreffende monitoring, controle en bewaking en op de naleving en handhaving van de bepalingen van dit verdrag en van de krachtens dit verdrag vastgestelde maatregelen. Hiertoe zal de commissie:

    a)

    procedures vaststellen voor de regulering en monitoring van de overlading van in het verdragsgebied gevangen vis en visproducten, met inbegrip van procedures voor de kennisgeving aan de commissie van de plaats en de hoeveelheid van elke overlading;

    b)

    een waarnemersprogramma voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (hierna “waarnemersprogramma” genoemd) ontwikkelen en uitvoeren, rekening houdend met de desbetreffende internationale normen en richtsnoeren;

    c)

    procedures vaststellen voor het aan boord gaan en de inspectie van vissersvaartuigen in het verdragsgebied;

    d)

    passende samenwerkingsmechanismen vaststellen voor doeltreffende monitoring, controle en bewaking om de handhaving van de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te garanderen, met inbegrip van mechanismen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

    e)

    voor de leden van de commissie normen, specificaties en procedures vaststellen voor de rapportering van bewegingen en activiteiten met behulp van realtime satellietpositiebepalingszenders voor vaartuigen die in het verdragsgebied actief zijn, en, overeenkomstig die procedures, zorgen voor de coördinatie van een tijdige verspreiding van de gegevens die zijn verzameld met behulp van de satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen van de leden;

    f)

    procedures vaststellen voor het tijdig aan de commissie melden van het binnenvaren en verlaten van het verdragsgebied door vissersvaartuigen die in het verdragsgebied vissen of voornemens zijn te vissen;

    g)

    waar nodig, niet-discriminerende marktgerelateerde maatregelen vaststellen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, en

    h)

    procedures vaststellen om te evalueren of de bepalingen van dit verdrag en de krachtens dit verdrag vastgestelde maatregelen worden nageleefd.

    3.   De commissie:

    a)

    stelt bij consensus regels vast voor het verloop van haar bijeenkomsten en voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van een reglement van orde, financiële bepalingen en andere voorschriften, en/of wijzigt deze regels indien nodig bij consensus;

    b)

    stelt een werkplan en een taakomschrijving vast voor het Wetenschappelijk Comité, voor het Technisch en Nalevingscomité en, indien nodig, voor andere ondersteunende organen;

    c)

    legt het Wetenschappelijk Comité alle vraagstukken voor met betrekking tot de wetenschappelijke grondslagen voor de besluiten die de commissie in voorkomend geval moet nemen betreffende de instandhouding en het beheer van visbestanden en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, en betreffende de beoordeling en de aanpak van de impact van de visserijactiviteiten op kwetsbare mariene ecosystemen;

    d)

    stelt de voorwaarden vast voor experimentele en wetenschappelijke visserijactiviteiten in het verdragsgebied en bepaalt het toepassingsgebied van coöperatief wetenschappelijk onderzoek inzake visbestanden, kwetsbare mariene ecosystemen en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden;

    e)

    stelt een lijst op van indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen waarop gerichte visserij verboden is, en werkt deze lijst van tijd tot tijd bij;

    f)

    leidt de externe betrekkingen van de commissie, en

    g)

    voert de andere taken en activiteiten uit die zij nodig acht voor de bevordering van de doelstelling van dit verdrag.

    Artikel 8

    Besluitvorming

    1.   Doorgaans neemt de commissie besluiten bij consensus.

    2.   Tenzij in dit verdrag uitdrukkelijk is bepaald dat een besluit bij consensus moet worden genomen, worden, als de voorzitter van mening is dat alle inspanningen om een consensus te bereiken vergeefs zijn geweest,

    a)

    besluiten van de commissie over procedurekwesties genomen bij meerderheid van de stemmen van de leden van de commissie die een positieve of negatieve stem uitbrengen, en

    b)

    worden besluiten over inhoudelijke kwesties genomen met een meerderheid van drie vierde van de stemmen van de leden van de commissie die een positieve of negatieve stem uitbrengen.

    3.   Als de vraag rijst of een bepaalde kwestie al dan niet inhoudelijk is, wordt die als een inhoudelijke kwestie behandeld.

    4.   Er worden uitsluitend besluiten genomen als een quorum van twee derde van de leden van de commissie aanwezig is op het moment dat het besluit wordt genomen.

    Artikel 9

    Uitvoering van de besluiten van de commissie

    1.   Bindende besluiten van de commissie treden als volgt in werking:

    a)

    zodra de commissie een besluit heeft aangenomen, stelt de voorzitter van de commissie alle leden van de commissie onverwijld schriftelijk in kennis van dat besluit;

    b)

    negentig (90) dagen na de datum van toezending die is vermeld in de kennisgeving van het besluit van de commissie door de voorzitter krachtens punt a), wordt het besluit bindend voor alle leden van de commissie, tenzij anders bepaald in dit besluit;

    c)

    een lid van de commissie kan tegen het besluit uitsluitend bezwaar maken op grond van het feit dat het besluit niet strookt met de bepalingen van dit verdrag, het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995, of dat het besluit een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van dat bezwaarmakende lid inhoudt;

    d)

    indien een lid van de commissie bezwaar indient, stelt het de voorzitter van de commissie daarvan ten minste twee weken vóór de datum waarop het besluit overeenkomstig punt b) bindend wordt, schriftelijk in kennis; in dat geval is het besluit in de aangegeven mate niet bindend voor dat lid; het besluit blijft echter bindend voor alle andere leden van de commissie, tenzij anders bepaald door de commissie;

    e)

    elk lid van de commissie dat een kennisgeving in het kader van punt d) doet, geeft aan of het besluit niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit verdrag, het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995 dan wel een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van dat lid inhoudt, en verstrekt een schriftelijke toelichting van de gronden van zijn standpunt. Dat lid moet eveneens alternatieve maatregelen vaststellen en toepassen die van gelijke werking zijn als het besluit waartegen hij bezwaar heeft aangetekend en die op dezelfde datum van toepassing worden;

    f)

    de voorzitter verspreidt nadere gegevens over kennisgevingen overeenkomstig punt d) en de toelichtingen die zijn ontvangen overeenkomstig punt e), zo snel mogelijk onder alle leden van de commissie;

    g)

    indien een lid van de commissie gebruikmaakt van de procedure van de punten d) en e), vindt een bijeenkomst van de commissie plaats op verzoek van een ander lid om het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt, onder de loep te nemen. De commissie nodigt op die bijeenkomst op eigen kosten twee of meer deskundigen uit die onderdaan zijn van niet-leden van de commissie en voldoende kennis hebben van internationaal visserijrecht en van de werking van regionale organisaties voor visserijbeheer om de commissie advies te verstrekken over de materie in kwestie. De selectie en de activiteiten van deze deskundigen verlopen in overeenstemming met door de commissie aan te nemen procedures;

    h)

    tijdens de bijeenkomst van de commissie wordt nagegaan of de gronden die het lid van de commissie in zijn bezwaar heeft aangehaald, gerechtvaardigd zijn en of de vastgestelde alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend;

    i)

    indien de commissie van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, geen formele of feitelijke discriminatie tegen het bezwaarmakende lid van de commissie inhoudt en niet ingaat tegen dit verdrag, het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995, maar dat de alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit van de commissie en als dusdanig door de commissie moeten worden aanvaard, zijn de alternatieve maatregelen voor het bezwaarmakende lid bindend ter vervanging van het besluit waartegen bezwaar is ingediend, en

    j)

    indien de commissie van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, geen formele of feitelijke discriminatie tegen het bezwaarmakende lid inhoudt en niet ingaat tegen dit verdrag, het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995, maar dat de alternatieve maatregelen niet van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend, kan het bezwaarmakende lid:

    i)

    de commissie andere alternatieve maatregelen ter overweging voorleggen;

    ii)

    binnen vijfenveertig (45) dagen het oorspronkelijke besluit waartegen het bezwaar had ingediend, alsnog uitvoeren, of

    iii)

    de geschillenbeslechtingsprocedure krachtens artikel 19 of punt 4 van de bijlage inleiden.

    2.   Elk lid van de commissie dat gebruikmaakt van het in lid 1 bedoelde recht van bezwaar, kan zijn kennisgeving van bezwaar te allen tijde intrekken, waarna het besluit bindend voor hem wordt, hetzij onmiddellijk indien het besluit reeds van kracht is, hetzij op het tijdstip waarop het overeenkomstig dit artikel van kracht wordt.

    Artikel 10

    Wetenschappelijk comité

    1.   Het Wetenschappelijk Comité verstrekt adviezen en doet aanbevelingen overeenkomstig zijn taakomschrijving die wordt vastgesteld tijdens de eerste reguliere bijeenkomst van de commissie en die van tijd tot tijd kan worden gewijzigd.

    2.   Tenzij de commissie anders bepaalt, komt het Wetenschappelijk Comité ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, en wel voorafgaand aan de reguliere bijeenkomst van de commissie.

    3.   Het Wetenschappelijk Comité stelt alles in het werk om zijn verslagen aan te nemen op basis van consensus. Als alle mogelijkheden om tot consensus te komen zijn benut, worden de meerderheids- en minderheidsstandpunten in het verslag opgenomen; tevens kunnen de afwijkende standpunten van de vertegenwoordigers van de leden inzake een deel van of het gehele verslag worden opgenomen.

    4.   Het Wetenschappelijk Comité heeft tot taak:

    a)

    de commissie een onderzoeksplan voor te leggen, met specifieke kwesties en punten die door de wetenschappelijke deskundigen of door andere organisaties of personen, al naar gelang van het geval, moeten worden bestudeerd, en voorts vast te stellen aan welke gegevens behoefte is en de activiteiten te coördineren die aan deze behoefte tegemoetkomen;

    b)

    regelmatig wetenschappelijke beoordelingen van de toestand van de visbestanden in het verdragsgebied te plannen, uit te voeren en te toetsen; te bepalen welke maatregelen nodig zijn voor de instandhouding en het beheer ervan, en advies te verstrekken en aanbevelingen te doen aan de commissie;

    c)

    relevante informatie te verzamelen, te analyseren en te verspreiden;

    d)

    te beoordelen welke effecten de visserijactiviteiten hebben op de visbestanden en op de soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die verwant zijn met of afhankelijk zijn van de doelbestanden;

    e)

    een procedure te ontwikkelen om kwetsbare mariene ecosystemen te identificeren, met inbegrip van criteria daartoe, en voorts op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie de gebieden of elementen te bepalen waar deze ecosystemen voorkomen of mogelijk voorkomen, evenals de locatie waar bodemvisserij wordt verricht ten opzichte van deze gebieden of elementen, naar behoren rekening houdend met de noodzaak om vertrouwelijke informatie te beschermen;

    f)

    extra indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen waarop gerichte visserij verboden moet worden, te identificeren en de commissie daarover advies te verlenen;

    g)

    wetenschappelijk onderbouwde normen en criteria vast te stellen op basis van internationale normen zoals de internationale richtsnoeren van de FAO, om te bepalen of de kans bestaat dat bodemvisserijactiviteiten aanzienlijke negatieve effecten hebben op kwetsbare mariene ecosystemen of mariene soorten in een bepaald gebied, en aanbevelingen te doen voor maatregelen om dergelijke effecten te vermijden;

    h)

    eventuele beoordelingen, beslissingen en beheersmaatregelen onder te loep te nemen en eventueel aanbevelingen te doen die noodzakelijk zijn om de doelstelling van dit verdrag te bereiken;

    i)

    door de commissie goed te keuren regels en normen te ontwikkelen voor de verzameling, de verificatie, de rapportering, de veiligheid en de uitwisseling van en de toegang tot en verspreiding van gegevens over visbestanden en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, en over visserijactiviteiten in het verdragsgebied;

    j)

    de commissie in de mate van het mogelijke analyses te verstrekken van alternatieve instandhoudings- en beheersmaatregelen, waarbij wordt nagegaan in welke mate elk alternatief kan leiden tot het bereiken van de doelstellingen van door de commissie goedgekeurde of door haar in overweging genomen beheersstrategieën, en

    k)

    de commissie alle andere wetenschappelijke adviezen te verlenen die het zelf passend acht of waarom de commissie kan verzoeken.

    5.   Het Wetenschappelijk Comité kan informatie uitwisselen over kwesties van gemeenschappelijk belang met andere wetenschappelijke organisaties of regelingen overeenkomstig de door de commissie krachtens lid 4, punt i), en artikel 21 vastgestelde regels en normen.

    6.   De activiteiten van het Wetenschappelijk Comité overlappen die van andere wetenschappelijke organisaties en regelingen die het verdragsgebied bestrijken, niet.

    Artikel 11

    Technisch en Nalevingscomité

    1.   Het Technisch en Nalevingscomité heeft tot taak:

    a)

    de naleving van de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te monitoren en te evalueren en de commissie de nodige aanbevelingen te doen, en

    b)

    de uitvoering van de door de commissie vastgestelde samenwerkingsmaatregelen voor monitoring, controle, bewaking en handhaving te evalueren en de commissie de nodige aanbevelingen te doen.

    2.   De commissie beslist wanneer het Technisch en Nalevingscomité zijn eerste bijeenkomst houdt. Tenzij de commissie anders bepaalt, komt het Technisch en Nalevingscomité daarna ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, en wel voorafgaand aan de reguliere bijeenkomst van de commissie.

    3.   Het Technisch en Nalevingscomité stelt alles in het werk om zijn verslagen aan te nemen op basis van consensus. Als alle mogelijkheden om tot consensus te komen zijn benut, worden de meerderheids- en minderheidsstandpunten in het verslag opgenomen; tevens kunnen de afwijkende standpunten van de vertegenwoordigers van de leden inzake een deel van of het gehele verslag worden opgenomen.

    4.   Bij de uitvoering van zijn taken zal het Technisch en Nalevingscomité:

    a)

    een forum bieden voor de uitwisseling van informatie over de manier waarop de leden van de commissie de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen in het verdragsgebied en, waar van toepassing, aanvullende maatregelen in aangrenzende wateren toepassen;

    b)

    een forum bieden voor de uitwisseling van informatie over handhaving, met inbegrip van handhavingsinspanningen, -strategieën en -plannen;

    c)

    verslagen in ontvangst nemen van de leden van de commissie inzake maatregelen die zij hebben genomen om schendingen van de bepalingen van dit verdrag en van uit hoofde van het verdrag genomen maatregelen te monitoren, te onderzoeken en te bestraffen;

    d)

    verslag uitbrengen aan de commissie over zijn bevindingen of conclusies inzake de mate van naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen;

    e)

    de commissie aanbevelingen doen inzake monitoring, controle, bewaking en handhaving;

    f)

    regels en procedures ontwikkelen betreffende het gebruik van gegevens en andere informatie voor monitoring-, controle- en bewakingsdoeleinden, en

    g)

    andere aangelegenheden die door de commissie naar het comité worden verwezen, behandelen en/of onderzoeken.

    5.   Het Technisch en Nalevingscomité voert zijn taken uit in overeenstemming met de procedures en richtsnoeren die de commissie van tijd tot tijd kan aannemen.

    Artikel 12

    Begroting

    1.   Elk lid van de commissie draagt zijn eigen kosten in verband met zijn deelname aan de bijeenkomsten van de commissie en van haar ondersteunende organen.

    2.   Tijdens elke reguliere bijeenkomst stelt de commissie bij consensus een jaarlijkse begroting vast voor elk van de volgende twee jaren. Maximaal zestig (60) dagen vóór de reguliere bijeenkomst van de commissie waarbij deze begrotingen moeten worden behandeld, legt de uitvoerend secretaris de leden een ontwerpbegroting voor elk van deze twee jaren voor, samen met een bijdrageschema. Indien de commissie er niet in slaagt consensus te bereiken over de goedkeuring van de jaarlijkse begroting voor een bepaald jaar, wordt de begroting van de commissie voor het vorige jaar overgedragen naar dat jaar.

    3.   De begroting wordt verdeeld over de leden van de commissie overeenkomstig een bij consensus door de commissie vast te stellen formule. Een lid van de commissie dat in de loop van een begrotingsjaar lid is geworden, betaalt een bijdrage die in verhouding staat tot het aantal in dat begrotingsjaar resterende volledige maanden, berekend vanaf de datum waarop hij lid is geworden.

    4.   De uitvoerend secretaris stelt alle leden van de commissie in kennis van het bedrag van die bijdrage. De bijdragen worden uiterlijk vier maanden na de datum van die kennisgeving betaald in de valuta van de staat waar het secretariaat van de commissie is gevestigd. Een lid van de commissie dat deze termijn niet kan naleven, verklaart aan de commissie wat de reden daarvan is.

    5.   Een lid van de commissie dat zijn bijdragen twee opeenvolgende jaren niet volledig heeft betaald, heeft geen recht deel te nemen aan de besluitvorming door de commissie en kan geen bezwaar indienen tegen besluiten van de commissie totdat het aan zijn financiële verplichtingen ten aanzien van de commissie heeft voldaan.

    6.   De financiële situatie van de commissie wordt elk jaar gecontroleerd door externe auditors die door de commissie worden gekozen.

    Artikel 13

    Plichten van de vlaggenstaat

    1.   Elke verdragsluitende partij neemt de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren:

    a)

    en die actief zijn in het verdragsgebied, de bepalingen van dit verdrag en de uit hoofde van dit verdrag vastgestelde maatregelen naleven, en dat deze vaartuigen geen activiteiten ontplooien waardoor de doeltreffendheid van die maatregelen wordt aangetast, en

    b)

    geen ongeoorloofde visserijactiviteiten uitoefenen in gebieden die onder de nationale jurisdictie van een andere staat vallen die aan het verdragsgebied grenst.

    2.   Geen van de verdragsluitende partijen staat toe dat enig vissersvaartuig dat haar vlag mag voeren, wordt gebruikt voor visserijactiviteiten in het verdragsgebied, tenzij het daartoe gemachtigd is door de bevoegde autoriteit of autoriteiten van die verdragsluitende partij. Elke verdragsluitende partij staat het gebruik van vaartuigen die haar vlag mogen voeren, voor visserijactiviteiten in het verdragsgebied enkel toe als zij ten aanzien van die vaartuigen haar verantwoordelijkheden op grond van dit verdrag, het verdrag van 1982 en de overeenkomst van 1995 daadwerkelijk kan uitoefenen.

    3.   Elke verdragsluitende partij zorgt ervoor dat de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren, die een schending inhouden van dit verdrag, van de krachtens dit verdrag vastgestelde maatregelen of van de in lid 2 bedoelde machtiging, een schending krachtens het rechtskader vormen.

    4.   Elke verdragsluitende partij verplicht de vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren en die actief zijn in het verdragsgebied:

    a)

    gebruik te maken van realtime satellietpositiebepalingszenders zolang ze zich in het verdragsgebied bevinden, overeenkomstig de krachtens artikel 7, lid 2, punt e), ontwikkelde procedures;

    b)

    de commissie in kennis te stellen van hun voornemen om het verdragsgebied binnen te varen en te verlaten, overeenkomstig de krachtens artikel 7, lid 2, punt f), ontwikkelde procedures, en

    c)

    de commissie in kennis te stellen van de plaats van elke overlading van in het verdragsgebied gevangen vis en visproducten, in afwachting van de vaststelling door de commissie van procedures voor de regulering en monitoring van overladingen krachtens artikel 7, lid 2, punt a).

    5.   Elke verdragsluitende partij verbiedt de vaartuigen die haar vlag mogen voeren, gerichte visserijactiviteiten uit te voeren op: Alcyonacea, Antipatharia, Gorgonacea en Scleractinia, alsook op andere indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen die door het Wetenschappelijk Comité eventueel worden geïdentificeerd en door de commissie worden goedgekeurd.

    6.   Elke verdragsluitende partij zet waarnemers in aan boord van vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren en die actief zijn in het verdragsgebied, overeenkomstig het krachtens artikel 7, lid 2, punt b), vastgestelde waarnemersprogramma. Vissersvaartuigen die betrokken zijn bij bodemvisserij in het verdragsgebied, moeten voor honderd (100) % door het waarnemersprogramma worden bestreken. Vissersvaartuigen die betrokken zijn bij andere soorten visserijactiviteiten in het verdragsgebied, worden door het waarnemersprogramma bestreken in een door de commissie bepaalde mate.

    7.   Elke verdragsluitende partij zorgt ervoor dat vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren, aanvaarden dat naar behoren gemachtigde inspecteurs aan boord gaan overeenkomstig de door de commissie krachtens artikel 7, lid 2, punt c), vastgestelde procedures voor het aan boord gaan en de inspectie van vissersvaartuigen in het verdragsgebied. De naar behoren gemachtigde inspecteurs nemen deze procedures in acht.

    8.   Met het oog op de doeltreffende uitvoering van dit verdrag:

    a)

    houdt elke verdragsluitende partij een register bij van vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren en toestemming hebben om te vissen in het verdragsgebied overeenkomstig de door de commissie vastgestelde informatievereisten, regels, normen en procedures;

    b)

    verstrekt elke verdragsluitende partij de commissie jaarlijks, in overeenstemming met de door de commissie vastgestelde procedures, de door de commissie bepaalde informatie over elk vissersvaartuig in het register dat uit hoofde van dit lid moet worden bijgehouden, en stelt elke verdragsluitende partij de commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen van deze informatie, en

    c)

    verstrekt elke verdragsluitende partij de commissie, als onderdeel van het krachtens artikel 16 vereiste jaarverslag, de namen van de vissersvaartuigen in het register die in de loop van het voorbije kalenderjaar visserijactiviteiten hebben verricht.

    9.   Daarnaast stelt elke verdragsluitende partij de commissie onverwijld in kennis van:

    a)

    aanvullingen op het register, en

    b)

    schrappingen uit het register, met opgave van een van de volgende redenen:

    i)

    vrijwillige afstand van de vismachtiging door de eigenaar of exploitant van het vissersvaartuig;

    ii)

    intrekking of niet-verlenging van de vismachtiging die uit hoofde van lid 2 is afgegeven voor het vissersvaartuig;

    iii)

    het feit dat het vissersvaartuig niet langer gerechtigd is haar vlag te voeren;

    iv)

    het slopen, uit de vaart nemen of verloren gaan van het betreffende vissersvaartuig, of

    v)

    een andere reden, met nadere toelichting.

    10.   De commissie houdt een eigen register van vissersvaartuigen bij, gebaseerd op de informatie die haar uit hoofde van de leden 8 en 9 wordt verstrekt. De commissie maakt dat register op de overeengekomen wijze toegankelijk voor het publiek, naar behoren rekening houdend met de noodzaak om de vertrouwelijkheid van persoonlijke informatie te beschermen, in overeenstemming met de eigen praktijken van elke verdragsluitende partij. De commissie verstrekt elke verdragsluitende partij die daarom verzoekt, ook informatie over elk vaartuig dat is opgenomen in het register die op geen enkele andere manier toegankelijk is voor het publiek.

    11.   Een verdragsluitende partij die de krachtens artikel 16, lid 3, vereiste gegevens en informatie niet indient voor een jaar waarin vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren, in het verdragsgebied hebben gevist, neemt geen deel aan de desbetreffende visserij tot die gegevens en informatie zijn verstrekt. Het door de commissie vast te stellen reglement van orde zal als leidraad dienen voor de uitvoering van dit lid.

    Artikel 14

    Plichten van de havenstaat

    1.   Een verdragsluitende partij heeft het recht en de plicht om, overeenkomstig het internationale recht, maatregelen te nemen om de doeltreffendheid te bevorderen van instandhoudings- en beheersmaatregelen die in subregionaal, regionaal of mondiaal verband zijn vastgesteld.

    2.   Elke verdragsluitende partij:

    a)

    past de door de commissie vastgestelde havenstaatmaatregelen toe wat betreft het binnenvaren en het gebruik van haar havens door vissersvaartuigen die in het verdragsgebied vissen, onder meer wat betreft het aanlanden en overladen van vis, de inspectie van vissersvaartuigen, documenten, aan boord gehouden vangst en vistuig en het gebruik van de havendiensten, en

    b)

    verleent, voor zover dit praktisch haalbaar is en strookt met het nationaal en het internationaal recht, de vlaggenstaten bijstand wanneer een vissersvaartuig vrijwillig een van zijn havens aandoet en de vlaggenstaat van dat vaartuig de verdragsluitende partij verzoekt om bijstand met het oog op de naleving van dit verdrag en de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen.

    3.   Als een verdragsluitende partij van oordeel is dat een vissersvaartuig dat van zijn havens gebruik maakt, een bepaling van dit verdrag of een door de commissie vastgestelde instandhoudings- of beheersmaatregel heeft geschonden, brengt hij de betrokken vlaggenstaat, de commissie en de andere betrokken staten en relevante internationale organisaties daarvan op de hoogte. De verdragsluitende partij bezorgt de vlaggenstaat en zo nodig de commissie alle documentatie ter zake, waaronder eventuele inspectieverslagen.

    4.   Dit artikel laat de overeenkomstig het internationaal recht geldende soevereiniteit van de verdragsluitende partijen over de havens op hun grondgebied onverlet, met inbegrip van het recht om toegang tot de havens op hun grondgebied te weigeren en om strengere havenstaatmaatregelen vast te stellen dan die welke de commissie krachtens dit verdrag heeft vastgesteld.

    Artikel 15

    Plichten van de visserij-entiteiten

    Artikel 13 en artikel 14, leden 2 en 3, zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op elke visserij-entiteit die overeenkomstig de bijlage haar vast voornemen te kennen heeft gegeven.

    Artikel 16

    Verzamelen, compileren en uitwisselen van gegevens

    1.   Terdege rekening houdend met bijlage I van de overeenkomst van 1995 en met de desbetreffende bepalingen van de artikelen 10 en 11, stelt de commissie normen, regels en procedures vast voor onder meer:

    a)

    het verzamelen, verifiëren en tijdig aan de commissie rapporteren van alle relevante gegevens door de leden van de commissie;

    b)

    de compilatie en het beheer door de commissie van correcte en volledige gegevens om een betrouwbare beoordeling van de bestanden te vergemakkelijken en er zo voor te zorgen dat de best mogelijke wetenschappelijke adviezen worden verstrekt;

    c)

    de uitwisseling van gegevens zowel tussen de leden van de commissie onderling als met andere regionale organisaties en regelingen voor visserijbeheer en andere organisaties ter zake, waarbij het onder meer kan gaan om gegevens over vaartuigen die bij IOO-visserij betrokken zijn en, waar van toepassing, gegevens over de uiteindelijke gerechtigde van dergelijke vaartuigen, met de bedoeling die informatie te consolideren in een gecentraliseerde format met het oog op de eventuele verspreiding ervan;

    d)

    het vergemakkelijken van gecoördineerde gegevensvergaring en -uitwisseling tussen de regionale organisaties en regelingen voor visserijbeheer, waarbij het kan gaan om procedures voor de uitwisseling van gegevens over vaartuigregisters en, waar van toepassing, marktgerelateerde maatregelen, en

    e)

    regelmatige audits van de naleving door de leden van de commissie van de voorschriften inzake gegevensverzameling en -uitwisseling en regels met betrekking tot de wijze waarop gevallen van niet-naleving die tijdens die audits aan het licht komen, moeten worden aangepakt.

    2.   De commissie ziet erop toe dat de gegevens over het aantal vissersvaartuigen dat in het verdragsgebied actief is, de toestand van de in het kader van dit verdrag beheerde visbestanden, de beoordelingen van de visbestanden, de onderzoeksprogramma's in het verdragsgebied en de initiatieven om met regionale en wereldorganisaties samen te werken, beschikbaar zijn voor het publiek.

    3.   De commissie stelt het format vast van het jaarverslag dat elk lid van de commissie moet indienen. Elk lid van de commissie dient zijn jaarverslag overeenkomstig dat format onverwijld bij de commissie in. Het jaarverslag bevat een beschrijving van de wijze waarop het lid van de commissie de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en monitoring-, controle-, bewakings- en handhavingsprocedures heeft uitgevoerd, met inbegrip van het resultaat van de acties die het lid in het kader van artikel 17 heeft ondernomen, alsook informatie over andere kwesties waartoe de commissie heeft besloten.

    4.   De commissie stelt regels vast met het oog op de veiligheid van, de toegang tot en de verspreiding van gegevens, met inbegrip van gegevens die zijn gerapporteerd via realtime satellietpositiebepalingszenders, met dien verstande dat zo nodig de vertrouwelijke behandeling wordt gehandhaafd en dat rekening wordt gehouden met de eigen praktijken van de leden van de commissie.

    Artikel 17

    Naleving en handhaving

    1.   Alle leden van de commissie handhaven de bepalingen van dit verdrag en alle daaraan gerelateerde besluiten van de commissie.

    2.   Elk lid van de commissie stelt, op eigen initiatief of op verzoek van een ander lid, en wanneer hem de relevante gegevens worden verstrekt, een grondig onderzoek in naar een vermeende schending van de bepalingen van dit verdrag of van de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren.

    3.   Indien voldoende bewijsmateriaal voorhanden is met betrekking tot een vermeende schending van de bepalingen van dit verdrag of van krachtens dit verdrag vastgestelde maatregelen door een vissersvaartuig dat zijn vlag mag voeren,

    a)

    wordt het lid van de commissie onverwijld in kennis gesteld van de vermeende schending, en

    b)

    neemt het lid van de commissie overeenkomstig zijn wet- en regelgeving de nodige maatregelen, stelt het onverwijld een rechtsvordering in en houdt het het betrokken vaartuig zo nodig aan.

    4.   Wanneer overeenkomstig de wetten van een lid van de commissie is vastgesteld dat een vissersvaartuig dat de vlag van dat lid mag voeren, betrokken is geweest bij een ernstige schending van de bepalingen van dit verdrag of van een door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregel, beveelt dat lid van de commissie het betrokken vaartuig de visserij stop te zetten en indien nodig het verdragsgebied onmiddellijk te verlaten. Het lid van de commissie zorgt ervoor dat het betrokken vaartuig de visserij in het verdragsgebied niet hervat voordat alle door dat lid voor die schending opgelegde sancties zijn uitgevoerd.

    5.   Voor de toepassing van dit artikel omvat een ernstige schending alle in artikel 21, lid 11, punten a) tot en met h), van de overeenkomst van 1995 genoemde schendingen en de andere schendingen die door de commissie kunnen worden vastgesteld.

    6.   Indien de commissie er binnen drie (3) jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag niet in slaagt tot overeenstemming te komen over de procedures voor het aan boord gaan en de inspectie van vissersvaartuigen in het verdragsgebied, worden de artikelen 21 en 22 van de overeenkomst van 1995 toegepast als waren zij deel van dit verdrag. Voor het aan boord gaan en de inspectie van vissersvaartuigen in het verdragsgebied, alsmede voor eventuele daaruit voortvloeiende handhavingsmaatregelen, gelden de in die artikelen beschreven procedures en de eventuele aanvullende praktische procedures waartoe te commissie heeft besloten.

    7.   Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat zal elk lid van de commissie, overeenkomstig zijn wetgeving:

    a)

    al het mogelijke doen en zo veel mogelijk medewerking verlenen om ervoor te zorgen dat zijn onderdanen en de vissersvaartuigen waarvan zijn onderdanen eigenaar, exploitant of beheerder zijn, voldoen aan de bepalingen van dit verdrag en aan de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, en

    b)

    op eigen initiatief of op verzoek van een ander lid van de commissie en wanneer hem de relevante gegevens worden verstrekt, vermeende schendingen van de bepalingen van dit verdrag of van door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door zijn onderdanen of vissersvaartuigen waarvan zijn onderdanen eigenaar, exploitant of beheerder zijn, zo spoedig mogelijk onderzoeken.

    8.   Alle onderzoeken en gerechtelijke procedures worden zo spoedig mogelijk uitgevoerd. De in de desbetreffende wet- en regelgeving van de leden van de commissie vervatte sancties zijn voldoende streng om ervoor te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd, om de betrokkenen te weerhouden van schendingen, waar dan ook, en om de overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen.

    9.   Het lid van de commissie dat het verzoek indient en de commissie ontvangen zo snel als haalbaar is, maar in elk geval binnen twee maanden na indiening van het verzoek, een verslag over de voortgang van een krachtens lid 2, 3, 4 of 7 gevoerd onderzoek, waarin nadere gegevens zijn opgenomen over genomen of voorgestelde maatregelen ten aanzien van de vermeende schending. Wanneer het onderzoek is afgerond, wordt aan het lid van de commissie dat het verzoek indiende en aan de commissie een verslag verstrekt met de resultaten van het onderzoek.

    10.   De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd:

    a)

    de rechten van de leden van de commissie uit hoofde van hun wet- en regelgeving inzake visserij, en

    b)

    de rechten van de verdragsluitende partijen uit hoofde van bepalingen inzake naleving en handhaving in relevante bilaterale of multilaterale overeenkomsten die in strijd zijn met de bepalingen van dit verdrag, het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995.

    Artikel 18

    Transparantie

    De commissie bevordert transparantie in haar besluitvormingsprocedures en andere werkzaamheden. Vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties die zich bezighouden met aangelegenheden die relevant zijn voor de uitvoering van dit verdrag krijgen de gelegenheid om als waarnemer of in een andere hoedanigheid aan bijeenkomsten van de commissie en haar ondersteunende organen deel te nemen, indien de leden van de commissie dat passend achten en zoals bepaald in het door de commissie aan te nemen reglement van orde. De procedures mogen op dit punt niet nodeloos restrictief zijn. De intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties krijgen tijdig toegang tot de daarvoor relevante informatie, onverminderd de regels en procedures die de commissie vaststelt. Tenzij de commissie anders bepaalt, worden alle instandhoudings- en beheersmaatregelen en andere maatregelen of aangelegenheden waartoe de commissie of haar ondersteunende organen besluiten, openbaar gemaakt.

    Artikel 19

    Geschillenbeslechting

    De in deel VIII van de overeenkomst van 1995 vastgestelde bepalingen voor geschillenbeslechting zijn mutatis mutandis van toepassing op alle geschillen tussen de verdragsluitende partijen, ongeacht of die leden ook partij zijn bij de overeenkomst van 1995.

    Artikel 20

    Samenwerking met niet-verdragsluitende partijen

    1.   De leden van de commissie wisselen informatie uit over de activiteiten in het verdragsgebied van vissersvaartuigen die de vlag van niet-verdragsluitende partijen bij dit verdrag mogen voeren.

    2.   De commissie wijst een niet-verdragsluitende partij bij dit verdrag op activiteiten van zijn onderdanen of van vissersvaartuigen die zijn vlag mogen voeren, die de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag, naar de mening van de commissie, beïnvloeden.

    3.   De commissie verzoekt de in lid 2 bedoelde niet-verdragsluitende partij om haar volledige medewerking met de commissie te verlenen, hetzij door partij bij dit verdrag te worden, hetzij door ermee in te stemmen de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen. Met inachtneming van de door de commissie vastgestelde voorwaarden deelt die samenwerkende niet-verdragsluitende partij in de uit de visserijactiviteiten voortvloeiende voordelen, in verhouding tot onder meer haar verbintenis om de beheers- en instandhoudingsmaatregelen na te leven en haar antecedenten op het gebied van naleving met betrekking tot de betrokken visbestanden, en tot de eventuele financiële bijdrage die zij aan de commissie betaalt.

    4.   Elk lid van de commissie neemt maatregelen in overeenstemming met dit verdrag, het verdrag van 1982, de overeenkomst van 1995 en ander internationaal recht ter zake om vissersvaartuigen die de vlag mogen voeren van niet-verdragsluitende partijen bij dit verdrag, te weerhouden van activiteiten die de doeltreffendheid van de door de commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten.

    5.   Elk lid van de commissie neemt, overeenkomstig zijn wet- en regelgeving, de nodige maatregelen om te voorkomen dat vaartuigen die zijn vlag mogen voeren, hun registratie overdragen naar niet-verdragsluitende partijen bij dit verdrag om de bepalingen van dit verdrag niet te hoeven naleven.

    Artikel 21

    Samenwerking met andere organisaties of regelingen

    1.   De commissie werkt voor kwesties van gemeenschappelijk belang samen met, naar gelang van het geval, de FAO, andere gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties en regionale organisaties of regelingen voor visserijbeheer, in het bijzonder met regionale organisaties of regelingen voor visserijbeheer die bevoegd zijn voor de visserij in mariene gebieden dichtbij of grenzend aan het verdragsgebied.

    2.   De commissie houdt rekening met de instandhoudings- en beheersmaatregelen of aanbevelingen van regionale organisaties en regelingen voor visserijbeheer en andere betrokken intergouvernementele organisaties die bevoegd zijn voor aan het verdragsgebied grenzende gebieden of voor visbestanden die niet onder dit verdrag vallen, soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, en die doelstellingen nastreven die met de doelstelling van dit verdrag stroken en die ondersteunen.

    3.   De commissie streeft ernaar samenwerkingsrelaties te ontwikkelen en kan daartoe overeenkomsten sluiten met intergouvernementele organisaties die tot haar werkzaamheden kunnen bijdragen en over de nodige bevoegdheden beschikken om de langdurige instandhouding en het duurzame gebruik van de levende rijkdommen en hun ecosystemen te garanderen. Zij kan deze organisaties uitnodigen om waarnemers naar haar bijeenkomsten of naar die van haar ondersteunende organen te zenden. Zij kan, als dit dienstig is, ook trachten deel te nemen aan bijeenkomsten van deze organisaties.

    4.   De commissie streeft ernaar geschikte regelingen te treffen voor overleg en samenwerking met andere regionale organisaties en regelingen voor visserijbeheer om bestaande instellingen zo veel mogelijk te benutten voor de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag. In dat opzicht streeft de commissie ernaar samenwerking inzake handhaving op poten te zetten met deze organisaties en regelingen die handhavingsactiviteiten uitvoeren in het verdragsgebied.

    Artikel 22

    Evaluatie

    1.   De commissie evalueert regelmatig hoe doeltreffend de door haar vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en de naleving daarvan zijn voor de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag. In het kader van deze evaluaties kan ook worden nagegaan hoe doeltreffend de bepalingen van dit verdrag zelf zijn.

    2.   De commissie bepaalt de bij deze evaluaties te hanteren taakomschrijving en te volgen werkwijze; deze evaluaties:

    a)

    houden rekening met de praktijken van andere regionale organisaties voor visserijbeheer op het gebied van prestatiebeoordelingen;

    b)

    omvatten, waar passend, bijdragen van de ondersteunende organen, en

    c)

    omvatten de deelname van een of meer als bevoegd erkende personen die onafhankelijk zijn van de leden van de commissie.

    3.   De commissie houdt rekening met de aanbevelingen die uit deze evaluaties voortvloeien en neemt de nodige acties, onder meer door haar instandhoudings- en beheersmaatregelen en de mechanismen voor de uitvoering daarvan op adequate wijze bij te stellen. Voorstellen voor een wijziging van de bepalingen van dit verdrag die voortvloeien uit deze evaluaties, worden behandeld overeenkomstig artikel 29.

    4.   Zo snel mogelijk na voorlegging aan de commissie worden de resultaten van deze evaluaties en de daarop volgende beoordeling door de commissie openbaar gemaakt.

    Artikel 23

    Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring

    1.   Dit verdrag staat open voor ondertekening te Seoel op 1 april 2012 door de staten die hebben deelgenomen aan de multilaterale vergaderingen inzake het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan en blijft voor ondertekening open gedurende twaalf (12) maanden.

    2.   Dit verdrag moet worden geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd door de ondertekenaars. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de regering van de Republiek Korea, die als depositaris optreedt. De depositaris stelt alle ondertekenaars en alle verdragsluitende partijen in kennis van alle neergelegde bekrachtigingen, aanvaardingen of goedkeuringen en oefent de andere functies uit die zijn vastgelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1969 en in het internationaal gewoonterecht.

    Artikel 24

    Toetreding

    1.   Dit verdrag staat open voor toetreding door de in artikel 23, lid 1, bedoelde staten.

    2.   Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen de verdragsluitende partijen bij consensus de volgende partijen uitnodigen toe te treden tot dit verdrag:

    a)

    andere staten of regionale organisaties voor economische integratie waarvan de vissersvaartuigen wensen te vissen op visbestanden in het verdragsgebied, en

    b)

    andere kuststaten in het verdragsgebied.

    3.   Een verdragsluitende partij die zich niet aansluit bij de in lid 2 bedoelde consensus, verstrekt aan de commissie een schriftelijke verklaring met de reden daarvan.

    4.   De akten van toetreding worden bij de depositaris neergelegd. De depositaris stelt alle ondertekenaars en alle verdragsluitende partijen in kennis van alle toetredingen.

    Artikel 25

    Inwerkingtreding

    1.   Dit verdrag treedt in werking op de honderdtachtigste (180e) dag volgende op de datum van ontvangst door de depositaris van de vierde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

    2.   Voor verdragsluitende partijen die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding in verband met dit verdrag hebben neergelegd nadat aan de vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan, maar vóór de datum van inwerkingtreding, wordt de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van kracht op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag of dertig (30) dagen na de datum van neerlegging van die akte, indien dit later valt.

    3.   Voor verdragsluitende partijen die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben neergelegd na de datum van inwerkingtreding van het verdrag, wordt dit verdrag van kracht dertig (30) dagen na de datum van neerlegging van de akte.

    Artikel 26

    Voorbehouden en excepties

    Ten aanzien van dit verdrag kunnen geen voorbehouden of excepties worden gemaakt.

    Artikel 27

    Verklaringen

    Artikel 26 doet geen afbreuk aan het recht van een staat of regionale organisatie voor economische integratie om bij ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit verdrag verklaringen, ongeacht de formulering of de benaming die eraan wordt gegeven, af te geven, bijvoorbeeld ter bewerkstelliging van onderlinge overeenstemming tussen de eigen wetten en regels en de bepalingen van dit verdrag, voor zover die verklaringen niet tot strekking of tot gevolg hebben de uitwerking van de verdragsbepalingen op de betrokken staat of regionale organisatie voor economische integratie teniet te doen of te veranderen.

    Artikel 28

    Verhouding tot andere overeenkomsten

    1.   Dit verdrag verandert niets aan de rechten en verplichtingen van de verdragsluitende partijen op grond van andere overeenkomsten die met dit verdrag verenigbaar zijn en geen afbreuk doen aan de rechten en de verplichtingen van andere verdragsluitende partijen uit hoofde van dit verdrag.

    2.   Dit verdrag laat de rechten, de jurisdictie en de plichten van de verdragsluitende partijen op grond van het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995 onverlet. Dit verdrag wordt in samenhang met het verdrag van 1982 en de overeenkomst van 1995 en op een daarmee strokende wijze geïnterpreteerd en toegepast.

    Artikel 29

    Wijzigingen

    1.   Een voorstel tot wijziging van dit verdrag wordt ten minste negentig (90) dagen vóór de bijeenkomst waarop het zal worden behandeld, schriftelijk naar de voorzitter van de commissie gezonden en deze laatste zendt het voorstel zo snel mogelijk door naar alle leden van de commissie. Voorgestelde wijzigingen in het verdrag worden behandeld tijdens de reguliere bijeenkomst van de commissie, tenzij een meerderheid van de leden van de commissie een verzoek indient om een buitengewone bijeenkomst te houden over een voorgestelde wijziging. Een buitengewone bijeenkomst wordt ten minste negentig (90) dagen vóór de beoogde datum bijeengeroepen.

    2.   Wijzigingen van dit verdrag door de commissie worden door de verdragsluitende partijen bij consensus goedgekeurd. De tekst van aldus goedgekeurde wijzigingen wordt door de depositaris aan alle verdragsluitende partijen toegestuurd.

    3.   Een wijziging treedt voor alle verdragsluitende partijen in werking honderdtwintig (120) dagen na de datum van toezending die is vermeld in de kennisgeving waarin de depositaris de ontvangst meldt van de schriftelijke kennisgeving van goedkeuring van alle verdragsluitende partijen.

    4.   Een staat of regionale organisatie voor economische integratie die verdragsluitende partij bij het onderhavige verdrag wordt na de goedkeuring van een wijziging overeenkomstig lid 2, wordt geacht die goedkeuring te hebben goedgekeurd.

    Artikel 30

    Bijlage

    De bijlage vormt een integrerend deel van dit verdrag en tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, houdt een verwijzing naar dit verdrag tevens een verwijzing naar de bijlage ervan in.

    Artikel 31

    Terugtrekking

    1.   Elke verdragsluitende partij kan zich uit dit verdrag terugtrekken op 31 december van elk jaar door de depositaris daarvan uiterlijk op 30 juni van datzelfde jaar in kennis te stellen, waarna de depositaris een kopie van die kennisgeving verstrekt aan de andere verdragsluitende partijen.

    2.   Elke andere verdragsluitende partij kan zich dan uit dit verdrag terugtrekken op diezelfde 31 december door de depositaris daarvan in kennis te stellen binnen een maand na ontvangst van een kopie van de in lid 1 bedoelde kennisgeving van terugtrekking.

    TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit verdrag hebben ondertekend.

    GEDAAN te Tokio, op 24 februari 2012, in de Engelse en de Franse taal, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn.


    BIJLAGE

    VISSERIJ-ENTITEITEN

    1.   

    Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen visserij-entiteiten waarvan vaartuigen op visbestanden hebben gevist of van plan zijn daarop te vissen, door middel van een aan de depositaris voorgelegde akte hun vast voornemen te kennen geven om de bepalingen van dit verdrag na te leven en aan alle op grond van dit verdrag vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te voldoen. Deze verbintenis wordt van kracht dertig (30) dagen na de datum van ontvangst van de akte. Elke visserij-entiteit kan haar verbintenis op 31 december van elk jaar opzeggen door de depositaris daarvan uiterlijk op 30 juni van datzelfde jaar schriftelijk in kennis te stellen.

    2.   

    Alle in lid 1 bedoelde visserij-entiteiten kunnen door middel van een aan de depositaris voorgelegde akte hun vast voornemen te kennen geven om de overeenkomstig artikel 29, lid 3, gewijzigde bepalingen van dit verdrag na te leven. Deze verbintenis wordt van kracht met ingang van de in artikel 29, lid 3, bedoelde datum of op de datum van ontvangst van de in dit lid bedoelde akte, indien deze later valt.

    3.   

    Een visserij-entiteit die overeenkomstig lid 1 haar vast voornemen te kennen heeft gegeven om de bepalingen van dit verdrag na te leven en aan alle op grond van dit verdrag vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te voldoen, moet de verplichtingen van de leden van de commissie nakomen en mag overeenkomstig dit verdrag deelnemen aan de werkzaamheden van de commissie, met inbegrip van het nemen van besluiten. Voor de toepassing van dit verdrag hebben verwijzingen naar de commissie of leden van de commissie ook betrekking op deze visserij-entiteiten.

    4.   

    Als een geschil waarbij een visserij-entiteit betrokken is die heeft verklaard ermee in te stemmen overeenkomstig deze bijlage te worden gebonden door dit verdrag, niet in der minne kan worden geregeld, wordt het geschil, op verzoek van een van de partijen bij het geschil, door definitieve en bindende arbitrage overeenkomstig de toepasselijke regels van het Permanente Hof van Arbitrage beslecht.

    5.   

    De bepalingen van deze bijlage inzake de deelname van visserij-entiteiten zijn uitsluitend bedoeld voor dit verdrag.


    Top