Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_227_E_0393_01

    Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas (COM(2002) 304 def. — 2001/0077(COD)) (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 227E van 24.9.2002, p. 393–439 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0304(01)

    Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2002/0304 def. - COD 2001/0077 */

    Publicatieblad Nr. 227 E van 24/09/2002 blz. 0393 - 0439


    Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

    TOELICHTING

    A. Beginselen

    1. Op 13 maart 2001 diende de Commissie een voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas.

    2. Op 13 maart 2002 keurde het Europees Parlement in eerste lezing een reeks amendementen goed. Het Europees Parlement is het met de belangrijkste onderdelen uit het voorstel van de Commissie eens. De Commissie heeft in grote lijnen haar standpunt over de amendementen aangegeven, waarbij vermeld wordt welke groepen amendementen zij zou kunnen accepteren, op voorwaarde dat deze enigszins worden aangepast, welke in beginsel al dan niet ten dele zouden kunnen worden geaccepteerd en welke niet zouden kunnen worden geaccepteerd. Dit standpunt komt tot uiting in de wijzingen op het oorspronkelijk voorstel.

    3. Het Economisch en Sociaal Comité verstrekte zijn advies over het voorstel op 3 oktober 2001. Het bevat tal van waardevolle suggesties waarmee in het geamendeerde voorstel rekening is gehouden.

    4. De discussies in het kader van de Raad begonnen in maart 2001 en hebben geleid tot wijzigingen welke op het commissievoorstel zijn gedaan door de achtereenvolgende landen die voorzitter waren van de Raad. Bij vele van deze wijzigingen gaat het om nuttige verduidelijkingen en deze zijn verenigbaar met de amendementen van het Parlement waarmee de Commissie overeenstemt.

    5. Op 16 maart 2002 keurde de Europese Raad van Barcelona belangrijke conclusies over de interne energiemarkt goed. In het kader van de medebeslissingsprocedure zal door de Commissie en de medewetgevers met deze conclusies rekening worden gehouden.

    6. In het kader van het toetredingsproces hebben de kandidaat-landen bij de toetredingsonderhandelingen over de bestaande gas- en elektriciteitsrichtlijnen verplichtingen op zich genomen. De Commissie verwacht van nieuwe lidstaten dat zij voldoen aan de bij deze nieuwe richtlijn opgelegde verplichtingen, maar onderkent dat het in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke gevallen noodzakelijk kan zijn een geleidelijke inpassing in de verder ontwikkelde elektriciteits- en gasmarkten toe te staan. De Commissie gaat uit van het principe dat een permanente afwijking niet goedgekeurd zal worden.

    7. In het licht van deze ontwikkelingen heeft de Commissie dit geamendeerde voorstel opgesteld.

    B. Amendementen van het Europees Parlement

    De amendementen van het Europees Parlement zijn als volgt opgenomen:

    I. Amendementen die in beginsel of ten dele zijn goedgekeurd

    Overwegingen

    Amendement 4 geeft aan op welke gebieden nog belangrijke tekortkomingen tot verbetering van de werking van de markten worden waargenomen. Het beginsel om vast te stellen op welke gebieden nog hinderpalen worden aangetroffen kan worden gesteund, hoewel de Commissie in de vierde overweging van haar aanvankelijk voorstel heeft vastgesteld dat de voornaamste hinderpalen de toegang tot het net en een uiteenlopende mate van openstelling van de markt betreffen. De toevoeging dat er concrete maatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden op het niveau van de productie en dat de rechten van kleine en kwetsbare afnemers moeten worden beschermd en informatie over brandstofbronnen moeten worden vrijgegeven, kan worden gesteund (overweging 2). De verwijzing naar eigendomsontvlechting kan niet worden opgenomen (zie de motivering bij amendement 164). Het aanpakken van de markttendens om de vraag naar elektriciteit te doen toenemen zal worden opgenomen in het toekomstige voorstel van de Commissie voor een kaderrichtlijn over energie-efficiëntie.

    In amendement 6 wordt aangegeven dat een verschillende aanpak van de internalisering van externe kosten niet bijdraagt tot gelijke concurrentievoorwaarden. De Commissie heeft dit altijd betoogd, zoals b.v. blijkt uit haar voorstel betreffende de belasting van energieproducten uit 1997 (overweging 6). Wat de steun aan delen van de energiesector betreft voert de Commissie thans een onderzoek uit naar de soorten steun aan de verschillende soorten gebruikte brandstoffen. Het betrokken verslag zal in de loop van het jaar worden gepubliceerd en daarin zal, indien noodzakelijk, een aantal maatregelen worden voorgesteld.

    In amendement 7 wordt gewezen op het belang dat de toegang tot het netwerk niet-discriminerend is en dat de netten aantrekkelijk moeten blijven voor investeerders (overweging 7).

    In amendement 8 wordt gesteld dat de aanleg en het onderhoud van de nodige netwerkinfrastructuur bijdragen tot een stabiele elektriciteitsvoorziening. De Commissie is het met deze bewering eens, doch verplaatst deze van overweging 5 naar overweging 20, waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

    In amendement 12 betreffende regelgeving wordt het bestaan van een doeltreffend regelgevingssysteem benadrukt alsook de noodzaak om tenminste juridisch bindende methodologieën in het leven te roepen voor de berekening van transmissie- en distributietarieven, in plaats van het bestaan te benadrukken van nationale regelgevende instanties die de bevoegdheid hebben om tarieven vast te stellen of goed te keuren. Dit amendement kan in beginsel worden gesteund, aangezien het institutionele element minder belangrijk is dan de waarborg van een efficiënte regelgeving. Praktijkervaring in de lidstaten met efficiënte regelgeving maken goedkeuring of vaststelling van de methodologie door de nationale regelgevende instantie mogelijk, waarbij de bekendmaking van de afzonderlijke tarieven aan de systeembeheerders wordt overgelaten. Indien de methodologieën op een niet-discriminerende wijze worden toegepast en bekend worden gemaakt voordat zij in werking treden, kan een efficiënte regelgeving worden gewaarborgd. De vereiste dat nationale regelgevende instanties onafhankelijk dienen te zijn van de regering kan niet worden aanvaard (overweging 12).

    Op grond van amendement 59 moeten nationale regelgevende instanties het opzetten bevorderen van op de markt gebaseerde mechanismen voor het in evenwicht houden van de productie en het verbruik van elektriciteit, zodra dit haalbaar is met het oog op de liquiditeitsniveaus van de nationale elektriciteitsmarkt. Dit komt uiting in overweging 13 en wordt eveneens uitgebreid tot het in evenwicht houden van de productie en het verbruik van gas. Het gedeelte van het amendement waarin gesteld wordt dat de nationale regelgevende instantie niet alleen tarieven goedkeurt of vaststelt, doch deze tevens publiceert, kan niet worden gesteund. Dit is niet noodzakelijkerwijs de taak van de regelgevende instantie, doch kan de taak zijn van de beheerders die deze diensten verlenen.

    In amendement 75 krijgen de nationale regelgevende instanties de taak om ervoor te zorgen dat zij bij het goedkeuren/vaststellen van de tarieven voor transmissie en distributie, rekening houden met de voordelen van de maatregelen om de opgewekte elektriciteit te distribueren en de vraagzijde te beheren. Dit komt tot uiting in overweging 14, en in artikel 22, lid 1, onder g).

    In amendement 14 wordt gesteld dat de voordelen als gevolg van de interne markt voornamelijk economisch zijn en dat de positieve invloed op de werkgelegenheid kan worden afgemeten aan de lagere energiekosten. Het laatste gedeelte kan worden aanvaard, doch is enigszins opnieuw geformuleerd om uitdrukking te geven aan het feit dat vooral een grotere efficiëntie het voordeel vormt; dit kan tot uitdrukking komen in prijsverlagingen, doch prijzen hangen ook af van andere externe factoren; de voordelen van de interne markt zijn immers niet alleen economisch van aard (overweging 15).

    In amendement 18 worden de bepalingen genoemd met betrekking tot het onderzoek naar de voorzieningszekerheid in de Gemeenschap, waarbij rekening wordt gehouden met de koppelingscapaciteit tussen de lidstaten. Benadrukt wordt dat dit onderzoek voldoende vroeg moet gebeuren zodat te zijner tijd de noodzakelijke maatregelen kunnen worden genomen. De Commissie steunt dit standpunt niet, omdat het te beperkend is. Fiscale stimuleringsmaatregelen zijn een belangrijk instrument om energie-efficiëntie en -besparingen te bevorderen, doch andere maatregelen zoals doelstellingen of positieve stimuli zullen eveneens noodzakelijk zijn (overweging 20).

    In amendement 95/96 wordt de aandacht gevraagd voor de toegenomen externe afhankelijkheid van de Unie van aardgas en wordt het zinvol geacht maatregelen te overwegen om de wederkerige toegang tot de netten van derde landen te bevorderen. De Commissie steunt deze toevoeging, aangezien deze volledig overeenstemt met het beleid van de Commissie inzake de voorzieningszekerheid en de houding van de Commissie ten aanzien van kandidaat-landen en derde landen (overweging 5).

    De amendementen 103 en 104 kunnen worden aanvaard voor zover deze in overeenstemming zijn met de doelstelling om een efficiënte regelgeving tot stand te brengen (en wanneer ervan uit wordt gegaan dat de richtlijn niet in tweeën wordt gesplitst) (overweging 12). De verwijzing naar een goedkeuring vooraf van de tarieven of de methodologieën om tarieven te bepalen voor de toegang tot opslaginstallaties gaat verder dan het voorstel van de Commissie waarin in overweging wordt genomen om een keuze te maken tussen een onderhandelde en een gereguleerde toegang tot opslaginstallaties aangezien er verschillende flexibiliteitsmechanismen bestaan welke bij de onderhandelingen in aanmerking kunnen worden genomen. Dit laatste voorstel kan daarom niet worden gesteund.

    Volgens amendement 110 zou er voor moeten worden gezorgd dat de toegang van biogas en gas uit biomassa tot het net om milieuredenen gegarandeerd is, op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de veiligheidsmaatstaven en een efficiënte exploitatie van het netwerk. De Commissie heeft met het oog op verduidelijking een nieuwe versie van de overweging opgesteld (overweging 21).

    In amendement 111 wordt gesteld dat langlopende 'take-or-pay'-contracten voor de gasvoorziening in de lidstaten noodzakelijk blijven en als mogelijkheid dienen te worden gehandhaafd. De Commissie is van oordeel dat langetermijncontracten als mogelijkheid moeten worden gehandhaafd (overweging 22).

    Amendement 112 heeft betrekking op een nieuwe overweging waarin gezegd wordt dat de lidstaten moeten waarborgen dat er gas geleverd wordt aan de afnemers. De Commissie kan het idee van een verplichting om de afnemers van gas te voorzien alleen accepteren voor zover deze afnemers zijn aangesloten op het netwerk voor aardgas. In tegenstelling tot elektriciteit is gas een vervangbare brandstof en kan er geen verplichting worden opgelegd om alle afnemers ervan te voorzien (overweging 23).

    Artikel 1

    Via amendement 118 wordt in artikel 1 van de gewijzigde richtlijn voor aardgas de verwijzing opgenomen dat de richtlijn eveneens van toepassing is op biogas en gas uit biomassa. De Commissie kan deze aanvulling accepteren, doch voegt de clausule toe dat dit alleen van toepassing is op die gassen voor zover zij technisch gezien en op een veilige wijze in het aardgassysteem kunnen worden geïnjecteerd (artikel 1, lid 10, onder 3, - gasrichtlijn).

    Artikel 2 - Definities

    Het beginsel van amendement 30 inzake de definitie van energie-efficiëntie en vraagzijdebeheer wordt door de Commissie gesteund, doch de definitie wordt opnieuw geformuleerd, omdat deze niet nauwkeurig genoeg was verwoord (artikel 2, lid 30, - elektriciteit).

    Met amendement 33 wordt het begrip "ingebedde generator" opnieuw gedefinieerd en wel als een generator die is aangesloten op het distributiesysteem, aangezien deze term zeer gebruikelijk is in de literatuur (artikel 2, lid 32, - elektriciteit).

    Amendement 39 betreffende de definitie van openbaarmaking heeft een nieuwe vorm gekregen en de gestelde eisen zijn afgezwakt. De verwijzing naar de specificatie van de kosten dient eruit te worden verwijderd aangezien, zoals in de motivering bij amendement 6 onder de aandacht wordt gebracht, de verschillen welke worden waargenomen bij de internalisering van de externe kosten en bij de steun voor de gebruikte brandstofbronnen, manke vergelijkingen tot gevolg zouden hebben (artikel 2, lid 33, - elektriciteit).

    Met de amendementen 119 en 120 worden de definities van opslag- en LNG-installaties gewijzigd om de interface daarvan met betrekking tot opslag te verduidelijken. De Commissie aanvaardt deze wijzigingen zonder de tekst te veranderen (artikelen 2, lid 9 en 2, lid 11, - gas).

    Met amendement 124 wordt voorgesteld om een definitie van het begrip 'flexibiliseringsinstrument' op te nemen. Met dit beginsel wordt ingestemd, waarbij de formulering licht gewijzigd wordt (artikel 2, lid 15, - gas).

    Artikel 3 - Universele dienst en openbare dienstverplichtingen

    Amendement 40 dat het begrip duurzame ontwikkeling heeft toegevoegd aan het toepassingsgebied van de richtlijnen is qua formulering ingekort, zonder dat de betekenis ervan veranderd is.

    In de amendementen 41 en 125 komen klimaatverandering, energie-efficiëntie en onderzoek en ontwikkeling ter sprake bij de onderwerpen waarop de openbare dienstverplichtingen betrekkingen kunnen hebben. De Commissie onderschrijft het belang daarvan en kan de toevoeging van maatregelen inzake energie-efficiëntie en klimaatverandering accepteren als uitbreiding van de milieubescherming waarin reeds is voorzien bij artikel 3, lid 2. Hoewel in bepaalde gevallen in het kader van openbare dienstverplichtingen onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, is het niet noodzakelijk daarvan specifiek melding te maken in artikel 3, lid 2 .

    De aanvulling in amendement 125 dat openbare dienstverplichtingen de concurrentie tussen de gasondernemingen niet onredelijk mogen beperken wordt belichaamd door het feit dat de Commissie in haar verslag ter nakoming van openbare dienstverplichtingen, hun effect op de concurrentie zowel op de markt voor elektriciteit als op die voor gas zal evalueren. Dit volgt eveneens uit de amendementen 127 en 128. De verwijzing naar het volgen van de ontwikkeling van de kleinhandelstarieven door regelgevende instanties, de raadpleging van de consumentenorganisaties en de mogelijkheid om te verlangen dat bepaalde maximumtarieven niet worden overschreden, zijn te gedetailleerd voor deze kaderrichtlijn. Bovendien heeft het bestaan van maximumtarieven bijgedragen tot de crisis op het gebied van de voorzieningszekerheid in Californië, aangezien het prijssignaal een vervormd beeld opleverde. Deze zaken moeten aan de subsidiariteit worden overgelaten (artikelen 3, lid 2, 3, lid 8, 26, lid 1, - elektriciteit en artikelen 3, lid 2, 3, lid 7 en 28, lid 1, - gas)

    Met de amendementen 42 en 126 worden de bepalingen versterkt met betrekking tot de bescherming van kwetsbare afnemers en worden de lidstaten verplicht te garanderen dat er efficiënte procedures worden ingevoerd waardoor individuele afnemers in staat worden gesteld van leverancier te veranderen. De opname van de zinsnede dat 'het begrip betaalbaarheid naar behoren dient te worden gedefinieerd' past niet in een artikel van een richtlijn. De bewering dat het begrip universele dienst een dynamisch concept is of dat niets in deze wetgeving de lidstaten ervan weerhoudt de marktpositie van de kleine verbruikers te versterken voegt niets toe aan de richtlijn. De beperking van lid 3, artikel 3, in amendement 126 tot huishoudelijke eindafnemers kan niet worden geaccepteerd (artikelen 3, leden 3 en 4, - elektriciteit, artikel 3, lid 4, - gas).

    Via amendement 43 wordt de verplichting ingevoerd om de verschillende energiebronnen in het corpus van de richtlijn op te nemen. In het aanvankelijk voorstel geschiedde dit in de bijlage. Bovendien zien hierin meer gegevens te vinden over de informatie die moet worden verstrekt. De Commissie is het ermee eens dat bekendmaking daarvan belangrijk is om een efficiënte keuze mogelijk te maken, en verzet zich niet tegen opname in het artikel of tegen een bepaalde specificatie. Het amendement is evenwel te gedetailleerd. De Commissie zwakt de eisen inzake de te verstrekken informatie daarom enigszins af. De verplichting om sancties op te leggen aan bedrijven die niet aan de vereisten voldoen en niet het productiepercentage van warmtekrachtinstallaties vermelden of via een erkende instantie de nodige doorzichtigheid waarborgen wat betreft hoeveelheden en methoden van elektriciteitsproductie, zijn te gedetailleerd en dienen te worden overgelaten aan de subsidiariteit (artikel 3, lid 5, - elektriciteit).

    Amendement 45 verplicht de lidstaten om minimumcriteria vast te stellen die door de systeembeheerders in acht moeten worden genomen op het gebied van de wachtperiodes voor aansluitingen en herstellingen. De Commissie heeft het in acht nemen van de maatregelen welke door de lidstaten zijn genomen om dit te garanderen toegevoegd aan de taken van de regelgever in artikel 22 (artikel 22, onder d), - elektriciteit en toegevoegd aan artikel 22, onder d), voor gas).

    In amendement 46 wordt erop gewezen dat de lidstaten de Commissie in kennis moeten stellen van alle maatregelen die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake universele dienst en openbare dienstverlening te voldoen, zodat de richtlijn ten uitvoer wordt gelegd, en vervolgens de Commissie om de twee jaar op de hoogte moeten stellen van eventuele veranderingen van die maatregelen. Via amendement 46 en een deel van amendement 125 worden met name openbare dienstverplichtingen toegevoegd met betrekking tot de bescherming van het milieu, doordat het gebruik van duurzame energiebronnen wordt bevorderd en maatregelen worden genomen inzake energie-efficiëntie en vraagzijdebeheer (artikel 3, lid 8, - elektriciteit, artikel 3, lid 2, -gas).

    In de amendementen 48 en 129 wordt erop gewezen dat afnemers geïnformeerd worden over hun rechten met betrekking tot universele diensten (bijlage, punt f).

    Artikel 5 - Goedkeuringsprocedures (elektriciteit)

    Amendement 50 wil de invoering van vereenvoudigde vergunningsprocedures voor kleine en/of ingebedde generatoren met een vermogen van minder dan 15 MW. De Commissie kan zich met dit beginsel verenigen, doch heeft de bewoordingen gewijzigd overeenkomstig de relevante bepalingen uit Richtlijn 2001/77/EG betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt. De Commissie steunt niet het gedeelte van het amendement waarin gesteld wordt dat deze vergunning niet van toepassing is op ondernemingen of woonheden die hun eigen elektriciteit willen opwekken met behulp van brandstofcellen, micro-warmtekrachtinstallaties of soortgelijke technieken. Een vergunning zou b.v. nodig zijn met betrekking tot belendende terreinen en dan met name voor lawaai, enz., doch er dienen snellere procedures te komen (artikel 5, lid 3).

    Artikel 6 - Aanbestedingsprocedures (elektriciteit)

    Met amendement 51 wordt in het kader van de aanbestedingsprocedure de mogelijkheid geschapen om in het belang van de voorzieningszekerheid en de milieubescherming een aanbestedingsprocedure te starten voor maatregelen op het gebied van de energie-efficiëntie/beheersmaatregelen aan de vraagzijde. De Commissie is het eens met het belang van energie-efficiëntie en energiebesparing, gelet op zowel de voorzieningszekerheid als de milieubescherming. De bepaling dat de Commissie ervoor zorgt dat de aanbestedingen worden gecoördineerd indien er verscheidene lidstaten bij de zaak zijn betrokken is overbodig, gezien het feit dat de oproepen tot het indienen van aanbestedingen bekend worden gemaakt in het Publicatieblad (artikel 6, lid 1, - elektriciteit).

    Artikel 6a (elektriciteit), 4a (gas) - Toezicht op de voorzieningszekerheid

    In de amendementen 53, 54, 130 en 131 wordt voorgesteld dat de Commissie een Europese regelgevende instantie in het leven roept voor de Europese elektriciteits- en gasmarkten. De Commissie heeft de bedoeling om een dergelijk raadgevend lichaam binnenkort op te richten, via een besluit van de Commissie. Het doel van deze groep zal zijn om samenwerking en coördinatie van nationale regelgevende instanties aan te moedigen, teneinde daardoor de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit en gas te bevorderen en te streven naar een consequente toepassing in alle lidstaten van de bepalingen die in deze richtlijn en de verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit zijn neergelegd.

    Overweging 109 neemt naast de voorzieningszekerheid ook het milieu en de openbare dienstverlening op als reden om het evenwicht tussen vraag en aanbod te bewaken. De Commissie kan deze aanvulling aanvaarden. Hiermee wordt het belang van energie-efficiëntie en besparing in de context van de voorzieningszekerheid erkend, zoals dit tot uiting komt in amendement 51 (artikel 6a, - elektriciteit, 4a, - gas).

    Met amendement 132 wordt in het verslag van de Commissie over de voorzieningszekerheid met betrekking tot aardgas, een onderzoek van de kwesties betreffende het capaciteitsniveau van systemen toegevoegd. Dit kan worden aanvaard. De Commissie stelde in haar recente mededeling over de Europese energie-infrastructuur voor om het verslag over de voorzieningszekerheid te combineren met een verslag over de situatie betreffende de infrastructuur (artikel 26, lid 1, - elektriciteit, artikel 28, lid 1, - gas).

    Artikel 7/a - 10 - Ontvlechting van de belangen van transmissie- en distributienetbeheerders

    Van amendement 56 kan het gedeelte dat betrekking heeft op artikel 7, lid 6, onder c, waarin gesteld wordt dat de netbeheerder voldoende beslissingsbevoegdheid moet hebben ten aanzien van de bedrijfsmiddelen die nodig zijn om het onderhoud en de ontwikkeling van het net te garanderen kan worden geaccepteerd zonder dat de tekst gewijzigd wordt. Dit geldt eveneens voor amendement 163, dat dezelfde doelstelling beoogt met verschillende bewoordingen, en voor amendement 62 met betrekking tot de distributienetbeheerder. De Commissie heeft de tekst van amendement 137 betreffende de aardgasnetbeheerders in dezelfde zin gewijzigd (artikel 7, lid 4, onder c) - elektriciteit, artikel 7a, lid 2, onder c, - gas).

    In amendement 135 wordt gesteld dat de methodologieën voor de vaststelling van tarieven en voorwaarden voor het in evenwicht houden van het gassysteem door de nationale regelgevende instantie moeten zijn goedgekeurd of vastgesteld. Tarieven en voorwaarden moeten worden gepubliceerd. Dit is in overeenstemming met amendement 76 (artikel 7, lid 3, - elektriciteit en gas).

    Met amendement 140 wil men biogas en gas uit biomassa vanwege milieuredenen toelaten tot het aardgasnet op voorwaarde dat dit verenigbaar is met een veilig en efficiënt beheer van het netwerk om redenen van milieubeheer. De Commissie stelt voor om ter verduidelijking dit amendement opnieuw te formuleren (artikel 10, lid 3, -gas).

    Artikel 8 - Onderhoud en ontwikkeling van het net door transmissienetbeheerders

    Amendement 57 stelt dat de kosten van het aansluiten van nieuwe producenten van elektriciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling objectief en niet-discriminerend moeten zijn. De Commissie is van mening dat de kosten voor het aansluiten van alle producenten niet-discriminerend moeten zijn, doch dat daarenboven de specifieke kenmerken en de kosten en baten van het aansluiten van producenten van elektriciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling in aanmerking dienen te worden genomen. Dit komt tot uiting in artikel 22. De expliciete vermelding dat ervoor gezorgd moet worden dat er geen belemmeringen voor het stimuleren van een gedecentraliseerde productie zijn, wordt in artikel 22, lid 1, onder g) eveneens omarmd, aangezien de regelgevende instanties toezicht moeten houden op de maatregelen die door de lidstaten worden genomen om ervoor te zorgen dat de voordelen van het aansluiten van producenten van elektriciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen op het net in aanmerking worden genomen (artikel 22, lid 1, onder g, - elektriciteit).

    Artikel 13/14 - Ontvlechting van rekeningen

    In amendement 66 wordt aangegeven dat de nationale regelgevende instantie toegang moet hebben tot de boekhouding van de productie-, transmissie-, distributie- en leveringsmaatschappijen. Dit amendement kan worden gesteund, doch de tekst ervan is gewijzigd om duidelijk te maken dat deze instanties toegang hebben tot die rekeningen, zelfs indien de desbetreffende activiteiten niet door afzonderlijke bedrijven worden uitgevoerd. Dit impliceerde het voorstel van de Commissie. De verwijzing naar handels- en kleinhandelsmaatschappijen kan niet worden aanvaard, aangezien deze termen niet in de richtlijn gebruikt worden (artikel 13, - elektriciteit).

    Artikelen 15 en 16 - Toegang tot het netwerk

    Met amendement 172 wordt het begrip ingevoerd dat tarieven 'een afspiegeling dienen te zijn van de op lange termijn vermeden marginale kosten als gevolg van een gedecentraliseerde elektriciteitsproductie en vraagzijdebeheer'. In het voorstel van de Commissie wordt de taak om toe te zien op deze tariefvoorwaarden en die vast te stellen opgedragen aan de nationale regelgevende instanties. Zij zullen rekening houden met de werkzaamheden met betrekking tot dit onderwerp welke op de Top van Madrid en Florence en in het kader van de verordening zijn uitgevoerd (overweging 14, artikel 22, elektriciteit en gas). In amendement 172 wordt bovendien het begrip van de gepubliceerde benchmarking-tarieven geïntroduceerd. Dit schept ruimte voor afwijkingen of onderhandelingen ten aanzien van de gepubliceerde tarieven, zodat dit onderdeel van het amendement niet kan worden goedgekeurd.

    Amendement 70 verplicht netbeheerders de voorwaarden te vermelden om het net te versterken. Dit kan in beginsel worden gesteund, doch om ongewenste consequenties te vermijden waardoor netbeheerders verplicht worden om zich te verbinden tot onder meer kostbare haalbaarheidsstudies wanneer toegang wordt geweigerd, heeft de Commissie de bewoordingen veranderd om daarmee aan te geven dat dat soort voorwaarden op verzoek moet worden vermeld (artikel 16, lid 2, - elektriciteit).

    Amendement 145 heeft betrekking op de toegang tot flexibiliseringsinstrumenten. De Commissie kan het aanvaarden dat toegang tot flexibiliseringsinstrumenten gevoegd wordt bij de toegang tot de capaciteit van de opslaginstallaties, hetgeen in de meeste lidstaten een van de belangrijkste flexibiliseringsinstrumenten is. De Commissie kan het evenwel niet aanvaarden dat dit zowel om technische als om economische redenen noodzakelijk is. Indien het slechts om een van deze redenen noodzakelijk is, dient toegang te worden verstrekt (artikel 15, lid 2, - gas).

    Artikel 22 - Verordening

    De amendementen 75, 76, 149 en 184 betreffende de nationale regelgevende instantie kunnen gedeeltelijk worden gesteund. Wat betreft de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instantie stelt de Commissie dat het belangrijk is dat de regelgevende instantie onafhankelijk is van de belangen van de sector. De verwijzing naar benchmarking-tarieven in lid 1a van amendement 75 kan niet worden gesteund. De Commissie kan het aanvaarden dat de regelgevende instantie de methodologieën die ten grondslag liggen aan de berekening van de transmissie- en distributietarieven, alsmede de voorwaarden en tarieven om gelijke concurrentievoorwaarden op de markt tot stand te brengen, goedkeurt of vaststelt, (dit geldt ook voor amendement 12) (artikel 22, lid 2 en lid 4, - elektriciteit en gas).

    De amendementen 77 en 78 kunnen worden geaccepteerd, hoewel de term 'bevoegde instantie' vervangen wordt door 'nationale regelgevende instantie' aangezien dat de desbetreffende bevoegde instantie is (artikel 22, lid 1, - elektriciteit en gas).

    Met de amendementen 79, 149 en 151 worden de taken van de nationale regelgevende instantie uitgebreid met het maken van een verslag over marktoverheersing, marktconcentratie en marktondermijnend en concurrentiebeperkend gedrag. Deze eisen worden toegevoegd aan artikel 22, waarin de nationale regelgevende instantie gevraagd wordt om toezicht te houden op een 'efficiënte concurrentie' (artikel 22, lid 1, - elektriciteit en gas).

    In de amendementen 60 en 65 wordt gesteld dat transmissie- en distributienetbeheerders "de positieve verplichting moeten krijgen" om informatie beschikbaar te stellen over capaciteitstoewijzing. Dit wordt opgevat als een taak voor de nationale regelgevende instantie om erop toe te zien dat systeembeheerders inderdaad alle verzamelde informatie beschikbaar stellen betreffende interconnectoren, netwerkgebruik en capaciteitstoewijzing (artikel 22, lid, onder e), - elektriciteit en toegevoegd aan artikel 22, lid 1, onder e), - voor gas).

    Amendement 90 over het verbod op kruissubsidiëring wordt in principe aanvaard en opgenomen in artikel 22, lid 1, onder f).

    Artikel 23 (elektriciteit) - Invoer in de EU

    Met amendement 82 wordt de verplichting gewijzigd om verslag uit te brengen over de invoer van elektriciteit, en wel van eens per jaar tot om de drie maanden. De Commissie is in beginsel bereid om de verplichting om met kortere intervallen hierover verslag uit te brengen, te aanvaarden (artikel 23, lid a).

    Artikel 24 (elektriciteit) - Gestrande kosten en kleine geïsoleerde netten

    Met amendement 84 wordt artikel 24 geschrapt (elektriciteit). Dit kan worden aanvaard voor de leden 1 en 2 met betrekking tot gestrande kosten aangezien alle lidstaten de mogelijkheid hebben gehad om hun verzoek uit hoofde van de richtlijn in te dienen, en de termijn waarnaar in lid 2 wordt verwezen inmiddels is verstreken. Lid 3 dient evenwel te worden gehandhaafd aangezien er wellicht uitzonderingen nodig zullen blijven voor kleine, geïsoleerde netten.

    Artikel 26 (elektriciteit) - 28 (gas) - Verslagen

    In de amendementen 55, 130 en 132 (met betrekking tot artikel 6 dat verplaatst wordt naar artikel 26, lid 1, - elektriciteit en artikel 28, lid 1, - gas) zijn bepalingen vastgelegd over het onderzoek naar de situatie van de voorzieningszekerheid in de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de lidstaten. Er wordt op gewezen dat dit toezicht in een vroeg stadium moet worden uitgevoerd zodat de nodige maatregelen op tijd kunnen worden genomen. De Commissie steunt deze nadere toelichtingen.

    In amendement 86 worden in één artikel de verschillende verslagen tezamen gebracht die de Commissie moet publiceren. De Commissie steunt het beginsel om de verslagen te groeperen, doch is van oordeel dat het amendement te beperkend is geformuleerd. De Commissie handhaaft alle essentiële elementen en voegt daaraan toe het verslag over de openbare dienstverplichtingen en de harmonisatie-eisen zoals die achtereenvolgens in de vroegere artikelen 3, lid a, en artikel 25 ter sprake komen.

    Amendement 153 dat betrekking heeft op het verslag uitbrengen over de invoer van gas uit derde landen wordt opgenomen in artikel 28 van de gewijzigde gasrichtlijn krachtens de door de Commissie ingestelde verplichting terzake.

    Bijlage

    In de amendementen 89, 158, 159 en 160 is een aantal bepalingen opgenomen van de bijlage over consumentenbescherming. De meeste daarvan kunnen worden aanvaard. Aangezien de verplichting met betrekking tot het verstrekken van gegevens uit de bijlage naar artikel 3, lid 5, van de elektriciteitsrichtlijn is verplaatst, wordt punt d) van de bijlage geschrapt. Het gedeelte dat betrekking heeft op gebruikers die niet in staat zijn om hun rekening te betalen wordt te gedetailleerd gevonden en zal worden opgenomen bij de bescherming van kwetsbare afnemers. De verplichting om verbruikers met een aansluitingscapaciteit van minder dan 10 kW een contract te bieden zonder vaste minimumprijs, zou eveneens aan de subsidiariteit moeten worden overgelaten.

    II. Amendementen die verworpen zijn

    Alle amendementen (1, 3, 10, 11, 17, 21, 22, 23, 25, 85, 87, 91, 92, 93, 94, 98, 99, 100, 101, 105, 106, 107, 108, 113, 114, 116, 156, 157) betreffende het opsplitsen van het voorstel van de Commissie in twee afzonderlijke voorstellen, waarbij het ene een wijziging inhoudt van Elektriciteitsrichtlijn 96/92/EG en het andere van Gasrichtlijn 98/30/EG worden niet aanvaard. De markten voor gas en elektriciteit zijn in toenemende mate van elkaar afhankelijk en zouden daarom parallel aan elkaar moeten worden behandeld. De meeste nieuwe elektriciteitscentrales worden met gas gestookt. Elkaar tegenwerkende actoren die op beide markten werkzaam zijn met twee verschillende soorten regels zouden een ernstige belemmering vormen voor een efficiënt functioneren van de interne markt. Bovendien bestaat dan het risico dat de opsplitsing van het voorstel tot gevolg zou hebben dat de richtlijnen op verschillende data worden goedgekeurd.

    Overwegingen

    Amendement 9 stelt dat alleen echt onafhankelijke plaatselijke distributieondernemingen kunnen worden ontheven van de verplichting dat distributiesysteembeheerders van bedrijven met meer dan 100.000 afnemers hun belangen moeten ontvlechten. Dit zou een discriminerend onderscheid tussen ondernemingen betekenen.

    In amendement 16 wordt gesteld dat dezelfde regels voor subsidies, belastingvoordelen en concessies de grondslag vormen voor een goed functionerende markt. De Europese Unie heeft deze mate van harmonisatie nog niet bereikt, doch men kan niet beweren dat de markt niet functioneert. Er kunnen echter wel verbeteringen worden aangebracht. Om deze reden heeft de Commissie haar voorstel over energiebelasting ingediend en onderzoekt zij thans de situatie inzake steun voor de verschillende brandstoffen.

    In de amendementen 19 en 83 wordt op de Commissie een beroep gedaan om met voorstellen te komen voor warmtekrachtkoppeling en de toegang tot uit derde landen ingevoerde elektriciteit. Hoewel het de bedoeling van de Commissie is om dit jaar te komen met het voorstel inzake warmtekrachtkoppeling, en voor zover noodzakelijk, inzake maatregelen betreffende de toegang tot invoer uit derde landen, is een richtlijn niet de plaats om op de Commissie een beroep te doen om voorstellen in te dienen.

    Artikel 2 - Definities

    De amendementen 180, 27, 29, 31, 35, 36, 37, en 38 hebben betrekking op amendementen waarmee definities worden ingevoerd die te gedetailleerd zijn of in het kader van deze richtlijn geen bepaald doel dienen, gezien het feit dat de Commissie de amendementen waarin deze gedefinieerde termen worden gebruikt verwerpt.

    De amendementen 121 en 122 waarmee de definities van de begrippen "systeem" en "ondersteunende diensten" worden geschrapt kunnen niet worden aanvaard aangezien hierdoor in combinatie met amendement 120 in wezen niets zou veranderen, doch de definitie van de verschillende onderdelen van het systeem moeilijker te begrijpen zijn.

    Artikel 6 (elektriciteit) - Voorzieningszekerheid

    Met amendement 52 wordt de bepaling uit artikel 6 geschrapt waarin gesteld wordt dat offertes van bestaande producenten dienen te worden ontvangen in oproepen voor de aanbesteding van generatiecapaciteit indien aan de extra behoeften voldaan kan worden door bestaande producenten. Dit valt niet te verenigen met de openbare aanbestedingsregels en de algemene beginselen van eerlijke concurrentie. Er kan in ieder geval een specificatie van primaire energiebronnen worden opgenomen en dit geldt evenzeer voor bestaande productie indien de lidstaten bepaalde soorten brandstof zouden willen uitsluiten.

    Artikel 7 (elektriciteit), 7a (gas) - Ontvlechting van de belangen van de transmissienetbeheerder

    Met amendement 164 wordt in beginsel gestreefd naar eigendomsontvlechting (elektriciteit). Indien lidstaten niet voor eigendomsontvlechting zouden kiezen zouden zij moeten kunnen bewijzen dat de door hen genomen ontvlechtingsmaatregelen om discriminatie te voorkomen dezelfde resultaten opleveren als eigendomsontvlechting. De Commissie heeft wettelijke ontvlechting voorgesteld, gekoppeld aan maatregelen voor functionele ontvlechting, en na de goedkeuring van dit voorstel zal zij de resultaten nauwlettend controleren om na te gaan of deze maatregelen toereikend zijn om de doelstelling van de niet-discriminerende toegang tot het net te verwezenlijken. De Commissie zal de doeltreffendheid van deze bepaling onderzoeken in haar verslag waarnaar verwezen wordt in de artikelen 26 (elektriciteit) en 28 (gas), en kan, indien noodzakelijk, verdere maatregelen voorstellen.

    Met de amendementen 133 en 139 krijgen de geïntegreerde gasbedrijven de mogelijkheid om toe te zien op het transmissie- en distributienetbeheer. De mogelijkheid om deze netwerken te beheren zou moeten liggen bij de wettelijk gescheiden transmissie- en distributiesysteembeheerders en niet bij de geïntegreerde onderneming.

    Artikel 10 - Ontvlechting van de belangen van de distributiesysteembeheerder

    In amendement 170 wordt de drempel verhoogd voor de ontheffing van de verplichting om de belangen van de distributiesysteembeheerder (elektriciteit) wettelijk te ontvlechten, waarbij deze van 100.000 op 150.000 afnemers wordt gebracht; bovendien zou dit uitsluitend van toepassing zijn op plaatselijke distributieondernemingen (zie het verworpen amendement 9). Dit zou ertoe leiden dat er teveel distributieondernemingen een ontheffing krijgen.

    Met de amendementen 63, 138, 142 wordt de verplichting om een nalevingsfunctionaris te benoemen om te waarborgen dat de maatregelen inzake niet-discriminatie en vertrouwelijkheid bij een wettelijk gescheiden systeembeheerder worden toegepast, hetzij gewijzigd of geheel geschrapt (in het gedeelte van het voorstel dat op gas betrekking heeft).

    In amendement 64 wordt voorgesteld dat alleen de boekwaarde kan worden gebruikt voor de evaluatie van het netwerk ingeval nieuwe nutsbedrijven worden opgericht die het volledig eigendom moeten zijn of rechtstreeks gecontroleerd worden door de plaatselijke instanties. De richtlijn is niet de plaats om verder in te gaan op bijzonderheden met betrekking tot de evaluatie van de netwerken, welke belangrijke gevolgen heeft voor de tarieven en de levensvatbaarheid van die bedrijven. Dit dient te worden overgelaten aan de subsidiariteit en de Europese regelgevende instanties en dient eventueel te worden onderzocht in het kader van de mededingingsregels, inclusief de regels inzake staatssteun.

    Artikel 14 (elektriciteit) - Ontvlechting en transparantie van de boekhouding

    Met een gedeelte van amendement 67 wordt de bepaling terzake gewijzigd en wel in zoverre dat er een afzonderlijke boekhouding wordt gevoerd voor enerzijds de transmissie- of distributieactiviteiten en anderzijds de productie of verkoop/levering. Dit kan niet worden aanvaard aangezien gedurende een aantal jaren de bedrijven rechtens of feitelijk aan dezelfde klanten zullen zijn gekoppeld. Het risico op kruissubsidiëring blijft daarom aanwezig en zou moeten worden gecontroleerd door de nationale regelgevende instanties. Nadere bijzonderheden over wat in de distributietarieven kan worden doorberekend dient te worden overgelaten aan de subsidiariteit, en wel aan de nationale regelgevende instanties.

    Amendement 68 betreffende de gescheiden boekhouding en het beheer van toekomstige ontmantelings- of afvalbeheersactiviteiten kan niet worden gesteund. Hoewel de Commissie het met het belang van deze kwestie eens is, dient deze zaak te worden behandeld in het licht van de relevante communautaire regels, in het kader waarvan dit soort maatregelen kan worden bekeken. De richtlijn is daarvoor niet de aangewezen plaats. De Commissie is bezig met de opstelling van een verslag over de verschillende vormen van overheidssteun voor brandstoffen. Dit verslag zal later dit jaar worden gepubliceerd en zal een aantal conclusies bevatten terwijl er eventueel ook maatregelen in zullen worden voorgesteld.

    Artikel 16 (elektriciteit), 14 (gas) - Toegang tot het net

    In de amendementen 72 en 146 is bepaald dat de beschikbare capaciteit van de gas- en elektriciteitsnetten die niet wordt gebruikt beschikbaar wordt gesteld van de gebruikers van het systeem. Dit geschiedt in het kader van de verordening voor elektriciteit, en het Forum van Madrid voor gas.

    Met de amendementen 161, 175 en 183 wordt geprobeerd de mogelijkheid tot onderhandelen over de toegang tot het gasnet en de reservering mogelijk te maken van capaciteit op het gebied van de infrastructuur. De tarieven of tenminste de methodologie die gebruikt wordt om de tarieven vast te stellen of te berekenen worden goedgekeurd door de nationale regelgevende instantie voordat zij in kracht treden. Uitsluitend door toegang te verlenen op basis van de gepubliceerde tarieven kan de doelstelling van niet-discriminatie worden verwezenlijkt.

    Artikel 19 - Wederkerigheid

    Met amendement 74 wordt het wederkerigheidbeginsel in de elektriciteit uitgebreid. De Commissie verzet zich tegen iedere wijziging in de huidige bepalingen over wederkerigheid, waarmee een passend evenwicht wordt gezocht tussen concurrentie en doelstellingen inzake de openstelling van de markt.

    Met amendement 148 wordt het wederkerigheidbeginsel uit de gewijzigde gasrichtlijn geschrapt. Dit is onaanvaardbaar aangezien lidstaten met een ruimere opening van hun markt de wens zouden kunnen uitspreken om deze optie te handhaven totdat de opening van de markt in alle lidstaten voltooid is.

    Artikel 22 - Regelgeving

    Met de amendementen 81 en 152 wordt aan de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid gegeven om te verlangen dat gas en elektriciteit of transmissiecapaciteit uit langetermijncontracten beschikbaar wordt gesteld. Amendement 81 bepaalt tevens dat de lidstaten er zorg voor dragen dat de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om aan elektriciteitsbedrijven openbare dienstverplichtingen op te leggen. Voorts is daarin bepaald dat de nationale regelgevende instantie eenmaal per jaar verslag uitbrengt aan haar nationale parlement. Deze maatregelen dienen te worden overgelaten aan de subsidiariteit. De Commissie is van mening dat het, althans in dit stadium, noodzakelijk is de voortgang die is geboekt bij de totstandbrenging van een concurrentiegerichte interne markt te toetsen voordat wordt besloten tot programma's voor het vrijgeven van elektriciteit en gas op communautair niveau.

    Diversen

    Amendement 155 geeft de lidstaten twee jaar om deze richtlijn ten uitvoer te leggen. Dit is onnodig lang aangezien de basiswetgeving reeds in alle lidstaten bestaat of op dit ogenblik wordt uitgewerkt.

    Met amendement 87 wordt alleen de richtlijn inzake de doorvoer van elektriciteit ingetrokken, zodat de richtlijn inzake de doorvoer van gas dus blijft bestaan en derde partijen de mogelijkheid krijgen om te onderhandelen over het verkrijgen van toegang tot de doorvoer van aardgas. De Commissie is van oordeel dat er een bepaalde uniformiteit dient te zijn in de regels voor toegang, de vereisten inzake publicatie en de mechanismen voor het regelen van geschillen en wel voor het gehele netwerk, met inbegrip van de doorvoer en de grensoverschrijdende transmissie binnen de interne gasmarkt zodat een niet-discriminerende toegang tot het netwerk kan worden gerealiseerd.

    De amendementen 44 en 80 zijn te gedetailleerd om in deze richtlijn welke in wezen een kaderrichtlijn is, te worden opgenomen en dienen te worden overgelaten aan de subsidiariteit.

    C. Ontwikkelingen in het kader van de Raad

    Tal van wijzigingen die zijn aangebracht door de landen die achtereenvolgens het voorzitterschap hebben bekleed zijn verenigbaar met de amendementen van het Parlement en behoeven niet verder te worden toegelicht. Andere wijzigingen hebben voor het merendeel betrekking op de tekst of de juiste bewoordingen daarvan en hebben vooral ten doel om de teksten nader toe te lichten.

    D. Conclusies van de Europese Raad van Barcelona

    De conclusies van de Europese Raad waarin werd vastgelegd dat alle industriële afnemers uiterlijk in 2004 moeten worden toegelaten, zijn verwerkt in artikel 19 (elektriciteit) en artikel 18 (gas).

    Bovendien werd er in artikel 3, lid 4 (elektriciteit) en artikel 3, lid 3 (gas) rekening gehouden met de conclusies van de Raad betreffende de levering aan afgelegen gebieden.

    Het verzoek van de Europese Raad waarmee beoogd wordt dat de Europese Commissie jaarlijks een verslag maakt over de vooruitgang met de tenuitvoerlegging van deze richtlijnen, is opgenomen in de artikelen 26 (elektriciteit) en 28 (gas).

    2001/0077 (COD)

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C ... van ..., blz. ..

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

    [2] PB C ... van ..., blz. ..

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

    [3] PB C ... van ..., blz. ..

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [4],

    [4] PB C ... van ..., blz. ..

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit [5] en Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas [6] hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de totstandkoming van de interne markt voor elektriciteit en gas.

    [5] PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

    [6] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.

    (2) Uit de ervaring die met de uitvoering van deze richtlijnen is opgedaan, blijkt dat belangrijke voordelen uit de interne markten voor elektriciteit en gas beginnen voort te komen in de vorm van verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie. Er zijn evenwel nog belangrijke tekortkomingen en mogelijkheden tot verbetering van de werking van de markten, waarbij met name aan maatregelen op de volgende gebieden wordt gedacht: het zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden op het niveau van de opwekking en het beperken van het risico van ondermijnend gedrag, het zorgen voor niet-discriminerende transmissie- en distributietarieven doordat toegang wordt verleend tot het net op basis van tarieven die gepubliceerd worden voordat ze in kracht treden, en het zorgen voor de bescherming van de rechten van kleine en kwetsbare afnemers en het verstrekken van informatie over de brandstoffen die voor de elektriciteitsopwekking worden gebruikt.

    (3) Op zijn bijeenkomst op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad gevraagd om een snelle voortgang van de voltooiing van de interne markt voor de elektriciteits- en gassector en om een versnelling van de liberalisering in deze sectoren met het oog op de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt op deze gebieden. In zijn resolutie van 6 juli 2000 over het tweede verslag van de Commissie betreffende de stand van de liberalisering van de energiemarkten heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een gedetailleerd tijdschema vast te leggen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven doelstellingen met het oog op een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkt.

    (4) Met de rechten die de Europese burgers in het EG-Verdrag worden gegarandeerd op het gebied van het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging, is evenwel alleen een volledig opengestelde markt in overeenstemming waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun klanten leveren.

    (5) Tegen de achtergrond van een grotere afhankelijkheid met betrekking tot het verbruik van aardgas, dient aandacht te worden besteed aan initiatieven en maatregelen om wederzijdse regelingen aan te moedigen voor de toegang tot de netten van derde landen en een integratie van de markt.

    (6) De voornaamste hinderpalen voor de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt betreffen de toegang tot het net, de tarifering daarvan, een van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate van openstelling van de markt en de verschillende aanpak van de internalisering van de externe kosten.

    (7) Voor een goed werkende concurrentie is vereist dat de toegang tot het net niet-discriminerend en transparant is en tegen redelijke prijzen kan geschieden. Tegelijkertijd moeten de netten aantrekkelijk blijven voor investeerders.

    (8) Voor de niet-discriminerende toegang tot het net, is de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder van het grootste belang. Daartoe moeten de bepalingen inzake ontvlechting worden aangescherpt. Teneinde niet-discriminerende toegang tot het distributienet te waarborgen, dienen ontvlechtingsvoorschriften voor de distributiesysteembeheerder te worden ingevoerd, zowel voor beheerders van elektriciteitsdistributiesystemen als voor beheerders van gasdistributiesystemen.

    (9) Teneinde kleine distributiebedrijven geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, dienen de lidstaten, waar nodig, in staat te zijn deze bedrijven te ontheffen van de ontvlechtingsvoorschriften

    (10) Verder dienen nog maatregelen te worden getroffen teneinde te zorgen voor transparante, voorspelbare en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot essentieel transport en de daarmee verband houdende infrastructuur, inclusief opslag en andere dienstverleningsfaciliteiten. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers van het systeem gelden.

    (11) Gezien de ervaring met de werking van Richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten [7] en Richtlijn 91/296/EEG van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten [8] dienen maatregelen te worden genomen die homogene en niet-discriminerende toegangsregelingen voor transmissie waarborgen, met inbegrip van de grensoverschrijdende stromen van gas en elektriciteit tussen lidstaten.

    [7] PB L 313 van 13.11.1990, blz. 30. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/75/EG van de Commissie (PB L 276 van 13.10.1998, blz. 9).

    [8] PB L 147 van 12.6.1991, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 95/49/EG van de Commissie (PB L 233 van 30.9.1995, blz. 86).

    (12) De aanwezigheid van een efficiënte regelgeving, die door onafhankelijke nationale regelgevende instanties wordt uitgevoerd vormt een belangrijk aspect bij het waarborgen van niet-discriminerende toegang tot het net. Deze instanties moeten ten minste bevoegd zijn om de tarieven, of ten minste de methodologieën die ten grondslag liggen aan de berekening van transmissie- en distributietarieven en tarieven voor de toegang tot installaties voor vloeibaar aardgas (LNG) vast te stellen of goed te keuren. Deze tarieven moeten worden gepubliceerd voordat ze in werking treden.

    (13) Om een efficiënte toegang tot de markt voor nieuwe deelnemers te garanderen zijn niet-discriminerende mechanismen waarbij de juiste kosten worden weergegeven, noodzakelijk. Zodra de markten voor elektriciteit en gas voldoende transparant zijn dient dit worden verwezenlijkt door de invoering van transparante op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en de aankoop van elektriciteit en gas, welke nodig zijn in het kader van het zoeken naar een evenwicht. Bij afwezigheid van dergelijke transparante markten dienen de nationale regelgevende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de desbetreffende tarieven niet-discriminerend zijn en een juiste afspiegeling van de kosten vormen.

    (14) De nationale regelgevende instanties kunnen tarieven of de methodologieën die aan de berekening van de tarieven ten grondslag liggen vaststellen of goedkeuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder, van de distributiesysteembeheerder of -beheerders, of van de LNG-systeembeheerder, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het netwerk. Bij de uitvoering van deze taken dienen de nationale regelgevende instanties ervoor te zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een juiste afspiegeling van de kosten vormen, en dient rekening te worden gehouden met de marginale op lange termijn vermeden netwerkkosten als gevolg van gedecentraliseerde productie en maatregelen inzake vraagzijdebeheer.

    (15) De uit de interne markt voortvloeiende voordelen moeten eerlijkheidshalve zo snel mogelijk beschikbaar komen voor de handel en industrie in de Gemeenschap, ook voor kleine en middelgrote ondernemingen, alsmede voor alle burgers van de Gemeenschap, waarbij indirect werkgelegenheid zal worden gecreëerd als gevolg van een toename van de efficiëntie bij de ondernemingen.

    (16) Afnemers van gas en elektriciteit moeten hun leverancier vrij kunnen kiezen. De voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en gas moet echter worden aangepakt in fasen, waarbij een specifieke einddatum wordt vastgelegd, zodat de industrie in staat wordt gesteld zich aan te passen en te waarborgen dat er passende maatregelen en systemen zijn om de belangen van afnemers te beschermen en te waarborgen dat zij een echt en doeltreffend recht van keuze van leverancier hebben.

    (17) Een verdergaande openstelling van de markt tot volledige concurrentie moet de verschillen tussen lidstaten geleidelijk opheffen. Transparantie en zekerheid bij de uitvoering van deze richtlijn moeten zijn gewaarborgd.

    (18) Richtlijn 98/30/EG voorziet in toegang tot opslag als onderdeel van het gassysteem. In het licht van de opgedane ervaring bij de totstandbrenging van de interne markt moeten aanvullende maatregelen worden genomen om de bepalingen inzake toegang tot opslag en andere ondersteunende diensten te verduidelijken en de scheiding van de exploitatie van transmissie- en distributiesystemen en gasopslaginstallaties en LNG-installaties te versterken.

    (19) Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben de voorzieningszekerheid te waarborgen door middel van een aanbestedingsprocedure, ingeval met de vergunningsprocedure niet voldoende stroomopwekkingscapaciteit wordt opgebouwd.

    (20) In het belang van de voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden bewaakt, waarbij een verslag moet worden gemaakt over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met een dergelijk toezicht moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de voorzieningszekerheid in gevaar komt. Bouw plus onderhoud van de noodzakelijke netwerkinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, dient ertoe bij te dragen dat een stabiele gas- en elektriciteitsvoorziening zal zijn gewaarborgd.

    (21) De lidstaten dienen te waarborgen dat biogas en gas uit biomassa een niet-discriminerende toegang tot het gassysteem krijgt, op voorwaarde dat deze toegang verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen.

    (22) Langetermijncontracten zullen een belangrijk deel van de gasleveringen aan de lidstaten blijven uitmaken en dienen te worden gehandhaafd als optie voor de gasleverende bedrijven voor zover zij de doelstellingen van deze richtlijn niet ondermijnen en verenigbaar zijn met het Verdrag, met inbegrip van de mededingingsregels.

    (23) De lidstaten moeten alle afnemers het recht garanderen om tegen betaalbare, duidelijk vergelijkbare, transparante en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Lidstaten dienen ook te garanderen dat alle op het gassysteem aangesloten eindverbruikers op de hoogte worden gebracht van hun rechten om tegen redelijke prijzen met aardgas van een specifieke kwaliteit te worden bevoorraad. Teneinde de handhaving van de best mogelijke kwaliteit van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijdstippen in kennis worden gesteld van alle de door lidstaten getroffen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijdstippen een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau getroffen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.

    (24) De eis de Commissie in kennis te stellen van een weigering tot het verlenen van vergunning voor de bouw van nieuwe productie-installaties is een onnodige administratieve last gebleken en dient derhalve te vervallen.

    (25) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van het voorgestelde optreden, te weten de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit en gas die door eerlijke concurrentie wordt gekenmerkt, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn beperkt zich tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is.

    (26) Teneinde homogeniteit in de behandeling van de toegang tot de elektriciteits- en gasnetten te waarborgen, ook in het geval van doorvoer, moeten de Richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG worden ingetrokken,

    (27) De Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG moeten derhalve worden gewijzigd.

    (28) Deze richtlijn eerbiedigt de fundamentele rechten en neemt de beginselen in acht welke met name erkend worden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen in Richtlijn 96/92/EG

    Richtlijn 96/92/EG wordt als volgt gewijzigd:

    (1) De artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 1

    Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit. De richtlijn regelt de wijze van organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures die gelden voor de aanbestedingen, de verlening van vergunningen en de exploitatie van de netten.

    Artikel 2

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. "productie": productie van elektriciteit;

    2. "producent": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;

    3. "zelfopwekker": natuurlijke persoon of rechtspersoon die hoofdzakelijk voor eigen gebruik elektriciteit produceert;

    4. "onafhankelijke producent":

    (a) producent die geen zorg draagt voor de functies van transmissie en distributie van elektriciteit op het grondgebied dat wordt bestreken door het net waarop hij aangesloten is;

    (b) in lidstaten waar geen verticaal geïntegreerde elektriciteitsbedrijven bestaan en waar een aanbestedingsprocedure wordt toegepast, producent, overeenkomstig de definitie in punt a), die niet uitsluitend aan de economische rangorde van het koppelnet onderworpen hoeft te zijn;

    5) "transmissie": transport van elektriciteit langs het hoogspanningskoppelnet met het oog op de levering ervan aan eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

    6) "transmissienetbeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van het transmissienet en, indien van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere netten, en om ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

    7) "distributie": transport van elektriciteit langs midden- en laagspanningsdistributienetten met het oog op de levering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

    8) "distributienetbeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van het distributienet en, indien van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere netten, en om ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit.

    9) "afnemers": grootafnemers en eindafnemers van elektriciteit;

    10) "grootafnemers": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor herverkoop binnen of buiten het net waarop hij aangesloten is;

    11) "eindafnemer": afnemer die elektriciteit koopt voor eigen verbruik;

    12) "huishoudelijke afnemer": afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk verbruik, en niet voor commerciële of professionele activiteiten;

    13) "niet-huishoudelijke afnemer": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk verbruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;

    14) "in aanmerking komende afnemer": afnemer die toegang heeft tot concurrerende leveranciers van elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn;

    15) "koppellijnen": uitrusting om elektriciteitsnetten onderling te koppelen;

    16) "koppelnet": een aantal transmissie- en distributienetten die door middel van één of meer koppellijnen met elkaar zijn verbonden;

    17) "directe lijn": een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier de mogelijkheid biedt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;

    18) "economische rangorde": een in overeenstemming met economische criteria aangenomen rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;

    19) "ondersteunende diensten": diensten die nodig zijn voor het doen werken van een transmissie- of distributienet;

    20) "netgebruiker": natuurlijke persoon of rechtspersoon die als leverancier of verbruiker op een transmissie- of distributienet is aangesloten;

    21) "levering": verkoop van elektriciteit aan afnemers;

    22) "geïntegreerd elektriciteitsbedrijf": verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

    23) "verticaal geïntegreerd elektriciteitsbedrijf": bedrijf of bedrijvengroep waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad*, en waarbij het betrokken bedrijf of de betrokken bedrijvengroep ten minste voor twee van de functies transmissie, distributie, productie of levering van elektriciteit zorgt;

    24) "horizontaal geïntegreerd elektriciteitsbedrijf": bedrijf dat zorg draagt voor tenminste één van de functies productie voor de verkoop, transmissie, distributie en levering van elektriciteit, en een andere, niet op het gebied van de elektriciteit liggende activiteit;

    25) "aanbestedingsprocedure": procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;

    26) "planning op lange termijn": planning van de behoeften aan investeringen in productie- en transmissie- en distributiecapaciteit op lange termijn, ten einde te voldoen aan de vraag naar elektriciteit van het net en de levering aan de afnemers te verzekeren;

    27) "klein geïsoleerd net": net dat in het jaar 1996 minder dan 2500 GWh verbruikt en voor minder dan 5% van zijn jaarverbruik aan andere netten gekoppeld is;

    28) "verstoring van de energiebalans": verschil tussen de aan de transmissie- of distributienetbeheerder opgegeven hoeveelheid elektriciteit voor invoering of onttrekking op een of meerdere gegeven locaties over een bepaalde periode en de gemeten hoeveelheid elektriciteit die op een of meerdere gegeven locaties over dezelfde periode onttrokken of ingevoerd is;

    29) "veiligheid": de zekerheid van levering en voorziening van elektriciteit, en de technische beveiliging.

    30) "energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer": een globale of geïntegreerde aanpak die gericht is op de beïnvloeding van de omvang en de planning van het elektriciteitsverbruik teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de distributiekosten;

    31) "hernieuwbare energiebronnen": hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zonnewarmte, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, vuilstortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen)";

    32) "plaatselijke elektriciteitsproductie": productie-installaties die aangesloten zijn op het laagspannings-distributienet;

    33) "openbaarmaking": in samengestelde vorm beschikbaar stellen van commerciële informatie in verband met de productie van elektriciteit en met betrekking tot de gebruikte bronnen voor de productie van elektriciteit, de locatie of de gevolgen voor het milieu.

    Artikel 3

    1. De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een duurzame elektriciteitsmarkt met mededinging, en mogen, wat rechten en plichten betreft, deze bedrijven niet verschillend behandelen.

    2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbare-dienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Met betrekking tot de in dit lid genoemde voorzieningszekerheid, energie-ëfficiëntie/vraagzijdebeheer en de verwezenlijking van milieudoelstellingen kunnen de lidstaten gebruik maken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het net wensen.

    3. De lidstaten waarborgen dat alle eindafnemers aanspraak hebben op de universele dienst, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke prijzen op hun grondgebied. De lidstaten kunnen daartoe een leverancier in laatste instantie aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun netwerk aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 22, lid 2.

    4. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare verbruikers tegen onderbreking van de voorziening. In dit verband kunnen de lidstaten passende maatregelen nemen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat de in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om van leverancier te veranderen. Deze maatregelen kunnen in het bijzonder de in de bijlage beschreven maatregelen omvatten.

    5. De lidstaten zien erop toe dat elektriciteitsleveranciers in de rekeningen en het reclame- en publiciteitsmateriaal die voor de eindverbruikers bestemd zijn de volgende informatie verstrekken:

    (a) het percentage dat elke energiebron bijdraagt aan het commerciële brandstofmengsel voor de geleverde elektriciteit;

    (b) het totale brandstofmengsel van de leverancier over het voorgaande jaar;

    (c) het relatieve belang van elke energiebron met betrekking tot de productie van broeikasgassen.

    Wat de via elektriciteitsuitwisseling verkregen elektriciteit betreft kunnen de door de elektriciteitsbeurs verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

    6. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waarbij onder meer maatregelen betreffende energie-efficiëntie en vraagbeheersing en ter bestrijding van klimaatverandering kunnen worden genomen, alsmede inzake voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.

    7. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 5, 6, 16 en 21 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan zou verhinderen dat de elektriciteitsbedrijven zich rechtens of feitelijk van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen kwijten en mits de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

    8. De lidstaten delen de Commissie na de uitvoering van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake universele dienstverlening en openbare dienstverlening te voldoen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, alsmede de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale mededinging, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen. Zij delen de Commissie vervolgens om de twee jaar alle wijzigingen van de maatregelen mede, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.

    *PB L 257 van 21.9.90, blz.13."

    (2) Artikel 4 wordt geschrapt.

    (3) De artikelen 5 en 6 worden vervangen door:

    "Artikel 5

    1. Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

    2. De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:

    a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitsnet, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

    b) de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

    c) de bescherming van het milieu;

    d) ruimtelijke ordening en locatie;

    e) gebruik van grond met een openbare bestemming;

    f) energie-efficiëntie;

    g) de aard van de primaire energiebronnen;

    h) de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

    i) uitvoering van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.

    3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de vergunningsprocedures voor kleine en/of plaatselijke elektriciteitsproductie te rationaliseren en te versnellen. Deze maatregelen gelden voor alle faciliteiten met een productie van minder dan 15 MW en alle plaatselijke elektriciteitsproductie.

    4. De vergunningsprocedures en de criteria worden gepubliceerd. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen voor weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep moet voor de aanvrager mogelijk zijn.

    Artikel 6

    1. De lidstaten voorzien in het belang van de voorzieningszekerheid en de milieubescherming in de mogelijkheid een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit of maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer in te leiden op basis van gepubliceerde criteria. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden ingeleid indien op basis van de vergunningsprocedure de te bouwen productiecapaciteit of de te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om voorzieningszekerheid te waarborgen en aan de milieudoelstellingen te voldoen.

    2. De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om op basis van gepubliceerde criteria een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te starten. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien op basis van de vergunningsprocedure de te bouwen productiecapaciteit of de te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.

    3. De aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer wordt ten minste zes maanden vóór de sluitingsdatum voor inschrijvingen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

    Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd elektriciteitsbedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.

    Het bestek bevat een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn bij de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder het bestek vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 5, lid 2.

    4. Wanneer de aanbesteding betrekking heeft op de vereiste productiecapaciteit, moeten daarin ook de inschrijvingen in aanmerking worden genomen met lange-termijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee bijkomende behoeften kunnen worden gedekt.

    5. De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die een in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4. Wanneer een transmissienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissienet, kan de transmissienetbeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheid van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is."

    (4) Het volgende artikel 6bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 6bis

    De lidstaten of de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instanties zorgen voor toezicht op aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid. Dit toezicht slaat met name op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en het niveau van het onderhoud van de netten. Zij publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het toezicht op deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden, en zendt dit verslag onverwijld naar de Commissie."

    (5) Artikel 7 wordt vervangen door het volgende artikel:

    "Artikel 7

    1. De lidstaten wijzen een of meer transmissienetbeheerders aan of verlangen van de elektriciteitsbedrijven die eigenaar van transmissienetten zijn, dat zij een of meer transmissienetbeheerders aanwijzen, voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode.

    2. De lidstaten dragen zorg voor de opstelling en de bekendmaking van technische voorschriften met de minimumeisen voor technisch ontwerp en exploitatie op het gebied van de aansluiting op het net van productie-installaties, distributienetten, uitrusting van direct aangesloten afnemers, koppellijnencircuits en directe lijnen. Die eisen moeten de interoperabiliteit van de netwerken garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van de Raad*.

    3. Voor de toepassing van deze richtlijn heeft de transmissienetbeheerder tot taak:

    a) ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

    b) bij te dragen tot de voorzieningszekerheid door een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het net te bieden;

    c) de energiestromen op het net te beheren, waarbij hij rekening moet houden met het elektriciteitsverkeer van en naar andere koppelnetten. Daartoe moet de transmissienetbeheerder zorgen voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsnet en er in dit verband op toezien dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn ;

    d) de beheerder van een ander net waaraan zijn net is gekoppeld, voldoende gegevens te verschaffen om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen;

    e) zich te onthouden van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het net, met name ten gunste van eigen dochterondernemingen of aandeelhouders.

    4. Tenzij de transmissienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissienet, moet hij, binnen het geïntegreerd elektriciteitsbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verband houdende activiteiten.

    Teneinde de onafhankelijkheid van de transmissienetbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

    (a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissienetbeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

    (b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissienetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

    (c) de transmissienetbeheerder moet daadwerkelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;

    (d) de transmissienetbeheerder moet een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet, welk verslag moet worden gepubliceerd.

    *PB L 204, 21.7.1998, blz. 37."

    (6) Het volgende artikel 7bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 7bis

    Transmissienetbeheerders kopen de energie die zij voor de uitvoering van hun taken gebruiken volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures ."

    (7) In artikel 8 worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:

    "5. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissienetbeheerders voldoen aan minimuminnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissienet, inclusief koppelingscapaciteit.

    6. De door transmissienetbeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, zijn transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissienetbeheerders worden vastgesteld volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze en getrouw aan de kostprijs, en worden bekendgemaakt."

    (8) De artikelen 9 en 10 worden vervangen door het volgende artikel 9:

    "Artikel 9

    Onverminderd artikel 13 of andere wettelijke verplichtingen tot openbaarmaking van informatie, eerbiedigt de transmissienetbeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij de uitvoering van zijn taak ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze openbaar wordt gemaakt.

    Artikel 10

    1. De lidstaten wijzen een of meer distributienetbeheerders aan, of verlangen van de elektriciteitsbedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributienetten, dat zij een of meer distributienetbeheerders aanwijzen. De lidstaten zien erop toe dat distributienetbeheerders overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, lid 2, artikel 11 en artikel 12 handelen.

    2. Tenzij de distributienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het distributienet, moet de distributienetbeheerder binnen het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie verbonden activiteiten.

    Teneinde de onafhankelijkheid van de distributienetbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

    (a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie en levering van elektriciteit;

    (b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

    (c) de distributienetbeheerder moet daadwerkelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;

    (d) de distributienetbeheerder moet een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet, welk verslag moet worden gepubliceerd.

    Dit lid is van toepassing met ingang van 1 januari 2004. De lidstaten kunnen besluiten dit lid niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 afnemers bedienen."

    (9) Het volgende artikel 10bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 10bis

    Distributienetbeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun net te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."

    (10) Aan artikel 11 worden de volgende leden 4 en 5 toegevoegd:

    "4. Wanneer distributienetbeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributienet, moeten de door hen daarvoor vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributienetbeheerders worden vastgesteld volgens artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze en getrouw aan de kostprijs, en worden bekendgemaakt.

    5. Bij de planning van de ontwikkeling van het distributienet, neemt de distributienetbeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en/of plaatselijke elektriciteitsproductie die de noodzaak van een verbetering of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging."

    (11) Artikel 12 wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 12

    Onverminderd artikel 13 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de distributienetbeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij de uitvoering van zijn taak ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze bekend wordt gemaakt."

    (12) Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 12 bis

    De in artikel 7, lid 4, en artikel 10, lid 4, vervatte regels beletten niet een gecombineerd beheer van transmissie- en distributienetten door een beheerder die wat de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transmissie- of distributienet verbonden activiteiten en aan de eisen van artikel 7, lid 4, voldoet."

    (13) Artikel 13 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 13

    De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 22, lid 1, bedoelde onafhankelijke regelgevende instanties hebben toegang tot de boekhouding van de productie, transmissie-, distributie- en leveringsbedrijven, voorzover inzage daarvan nodig is voor de door hen uit te voeren controles."

    (14) In artikel 14 wordt lid 3 vervangen door het volgende:

    "3. Geïntegreerde elektriciteitsbedrijven voeren intern een afzonderlijke boekhouding voor de transmissie-, distributie-, productie- en leveringsactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd, teneinde discriminatie, kruissubsidies en concurrentievervalsing te voorkomen. Zij voeren afzonderlijke boekhoudingen voor leveringsactiviteiten voor in aanmerking komende resp. niet in aanmerking komende afnemers. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie/distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.

    3bis. De lidstaten kunnen besluiten dat bedrijven met een jaarproductie van niet meer dan 1 TWh niet verplicht zijn afzonderlijke boekhoudingen voor productie en levering te publiceren. Wanneer de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie daarom verzoekt leggen zij de gesplitste boekhoudingen aan die instantie over."

    (15) Artikel 15 vervalt.

    (16) Artikel 16 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 16

    1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributienetten, dat is gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het net. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methodes worden goedgekeurd door een overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingestelde nationale regelgevende instantie en dat deze tarieven worden gepubliceerd voordat zij in werking treden.

    2. De beheerder van een transmissie- of distributienet kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen. De lidstaten zorgen ervoor, indien nodig en wanneer de toegang wordt geweigerd, dat de transmissie- of distributienetbeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht voor de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten."

    (17) De artikelen 17 en 18 vervallen.

    (18) Artikel 19 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 19

    1. De in aanmerking komende afnemers zijn de afnemers die vrij zijn om elektriciteit te kopen van de leverancier van hun keuze binnen de Gemeenschap. De lidstaten zien erop toe dat deze in aanmerking komende afnemers zijn:

    a) tot en met 1 januari 2004, de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 19, lid 1 tot en met lid 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar voor 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

    b) uiterlijk vanaf 1 januari 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;

    c) uiterlijk vanaf 1 januari 2005 alle afnemers.

    2. Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

    (a) mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het net van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide netten als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;

    (b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide netten als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemers is gevestigd."

    (19) Artikel 20 vervalt.

    (20) De artikelen 21 en 22 worden vervangen door het volgende:

    "Artikel 21

    1. De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

    -(a) alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen bevoorraden;

    -(b) elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.

    2. De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Die criteria moeten objectief en niet-discriminerend zijn.

    3. De mogelijkheid van elektriciteitsbevoorrading via een directe lijn als bedoeld in lid 1 laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 16 onverlet.

    4. De lidstaten kunnen de vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het net op basis van - eventueel - artikel 16, dan wel de inleiding van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 22.

    5. De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou doorkruisen. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

    Artikel 22

    1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde instanties als nationale regelgevende instanties aan. Deze instanties zijn geheel onafhankelijk van de belangen van de elektriciteitssector. Zij zijn ten minste bevoegd voortdurend toezicht te houden op de markt om non-discriminatie, effectieve concurrentie en de doeltreffende werking van de markt te garanderen, vooral ten aanzien van:

    (a) de mededingingsgraad;

    (b) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit, in overleg met de nationale regelgevende instantie of instanties van de lidstaten waarmee een koppeling bestaat;

    (c) de mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale elektriciteitsnet;

    (d) de tijd die transmissie- en distributiebedrijven nemen om verbindingen te realiseren en reparaties uit te voeren;

    (e) de publicatie door transmissie- en distributienetbeheerders van adequate informatie over koppelingen, netgebruik en toewijzing van capaciteit aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak niet-geaggregeerde informatie vertrouwelijk te behandelen;

    (f) het voeren van afzonderlijke boekhoudingen, als bedoeld in artikel 14, ter voorkoming van kruissubsidies tussen productie-, transmissie-, distributie- en leveringsactiviteiten. Daartoe hebben zij toegang tot de boekhoudingen;

    (g) de bepalingen, voorwaarden en tarieven voor de aansluiting van nieuwe elektriciteitsproducenten, om te waarborgen dat deze objectief, transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij zij met name volledig rekening houden met de voordelen van de verschillende technologieën inzake duurzame energiebronnen, gedecentraliseerde productie en warmte-krachtkoppeling.

    2. De nationale regelgevende instanties zijn ten minste bevoegd om, voordat zij van kracht worden, de methoden te bepalen, goed te keuren of voor te stellen voor het berekenen of vastleggen van de bepalingen en voorwaarden inzake:

    (a) aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief transmissie- en distributietarieven;

    (b) de verstrekking van balanceringsdiensten.

    3. De nationale regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie- en distributienetten te verlangen dat zij de in lid 2 bedoelde bepalingen en voorwaarden, tarieven, regels, mechanismen en methoden wijzigen om ervoor te zorgen dat deze redelijk zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

    4. Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie- of distributienet over de in lid 1, 2 en 3 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Die periode kan met twee maanden worden verlengd indien de nationale regelgevende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager verder verlengd worden. Het instellen van beroep tegen een dergelijke beslissing heeft geen opschortende werking.

    Wanneer een klacht betrekking heeft op aansluitingstarieven voor grote productiefaciliteiten kan de periode van twee maanden door de nationale regelgevende instantie worden verlengd.

    5. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde regelgevende instanties in staat zijn om hun in de leden 1 tot en met 4 bedoelde taken snel en doeltreffend uit te voeren.

    6. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de verbruikers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.

    7. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

    8. In geval van een grensoverschrijdend geschil is tot beslechting bevoegd de nationale regelgevende instantie waaronder de netbeheerder ressorteert die het gebruik van of de toegang tot het net weigert.

    9. Een beroep op de nationale regelgevende instantie doet geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht."

    (21) Het volgende artikel 23bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 23bis

    De lidstaten stellen de Commissie om de drie maanden in kennis van de fysieke stromen opleverende elektriciteitsinvoer uit derde landen gedurende het afgelopen kalenderjaar."

    (22) Artikel 24 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 24

    De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat er zich wezenlijke problemen voordoen voor de werking van hun kleine geïsoleerde netten, kunnen om ontheffingen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII vragen die de Commissie hun kan verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Dit artikel is ook van toepassing op Luxemburg."

    (23) Artikel 25 vervalt.

    (24) Artikel 26 wordt vervangen door het volgende:

    Artikel 26

    1. De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad vóór het einde van het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens jaarlijks. Het verslag behandelt ten minste:

    (a) de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit, en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt, marktondermijnend en concurrentievervalsend gedrag;

    (b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tariefregeling hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitsnet in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;

    (c) een onderzoek van kwesties betreffende netcapaciteitsniveaus en de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden;

    (d) een algemene evaluatie van de vooruitgang inzake bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vorderingen bij de integratie van de markt, de handel en toegang tot de netten van die derde landen;

    (e) mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn.

    Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten.

    2. Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde verslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan openbare dienstverplichtingen te voldoen, met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dat verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktvergrendeling te voorkomen."

    (25) De bijlage, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.

    Artikel 2

    Wijzigingen op Richtlijn 98/30/EG

    Richtlijn 98/30/EG wordt als volgt gewijzigd:

    (1) De artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door de volgende:

    Artikel 1

    Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, distributie, levering en opslag van aardgas. Vastgesteld worden de voorschriften voor de organisatie en het functioneren van de aardgassector, waartoe ook vloeibaar aardgas (LNG) behoort, de toegang tot de markt, de exploitatie van systemen, en de criteria en procedures die gelden voor het verlenen van toestemming voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De bij deze richtlijn voor aardgas vastgestelde voorschriften zijn tevens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen in het aardgassysteem in te voeren.

    Artikel 2

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. "aardgasbedrijf": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van vloeibaar aardgas, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

    2. "upstreampijpleidingnet": elke pijpleiding of elk pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;

    3. "transmissie": transport van aardgas door een hogedrukpijpleidingnet anders dan een upstreampijpleidingnet, met het oog op de toelevering ervan aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

    4. "transmissiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zonodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem en, waar van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere systemen, om ervoor te zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar vervoer van gas;

    5. "distributie": transport van aardgas via lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de toelevering ervan aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

    6. "distributiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributietaak verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zonodig de ontwikkeling van het distributiesysteem en, waar van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere systemen, om ervoor te zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;

    7. "levering": verkoop van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;

    8. "leveringsbedrijf": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringstaak verricht;

    9. "opslaginstallatie": installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en eigendom is van en/of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitsluiting van het gedeelte dat voor productieactiviteiten gebruikt wordt;

    10. "opslagsysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagtaak verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;

    11. "LNG-installatie": terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;

    12. "LNG-systeembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de taak van het vloeibaar maken van aardgas of de verlading, de opslag en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;

    13. "systeem": alle transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de installaties met een ondersteunende functie, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie en distributie 5;

    14. "ondersteunende diensten": alle diensten die nodig zijn voor het beheer van transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties, met inbegrip van opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, het in evenwicht houden van de belasting en menging;"

    15. "flexibiliteitsinstrument": instrument dat ertoe kan bijdragen de belasting veroorzaakt door de vraag van de afnemers via de levering te compenseren, met inbegrip van opslaginstallaties, flexibiliteit in de LNG-keten en buffercapaciteit van het net;

    16. "gekoppeld systeem": een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;

    17. "directe leiding": aardgaspijpleiding ter aanvulling van het gekoppelde systeem;

    18. "geïntegreerd aardgasbedrijf": verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

    19. "verticaal geïntegreerd bedrijf": aardgasbedrijf of groep van bedrijven waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad, en waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep gezamenlijk ten minste één van de taken in de vorm van transmissie of distributie en ten minste voor één van de taken in de vorm van productie of levering van aardgas verrichten;

    20. "horizontaal geïntegreerd bedrijf": bedrijf dat ten minste één van de taken in de vorm van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;

    21. "verwant bedrijf": een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn, en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

    22. "systeemgebruiker": natuurlijke persoon of rechtspersoon die levert aan of afneemt van het systeem;

    23. "afnemers": grootafnemers of eindafnemers van aardgas en aardgasbedrijven die aardgas kopen;

    24. "huishoudelijke afnemer": afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk verbruik;

    25. "niet-huishoudelijke afnemer": afnemer die aardgas koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;

    26. "eindafnemer": afnemer die aardgas koopt voor eigen gebruik;

    27. "in aanmerking komende afnemer": afnemer die vrij is om gas te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 18;

    28. "grootafnemer": natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas koopt voor doorverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

    29. "langetermijnplanning": planning op lange termijn van levering en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om ervoor te zorgen dat het systeem aan de vraag naar aardgas kan voldoen, de bronnen worden gediversifieerd en de levering aan de afnemers wordt verzekerd;

    30. "opkomende markt": lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;

    31. "veiligheid van de voorziening": zowel de zekerheid van de levering van aardgas als de technische beveiliging;

    32. "verstoring van de energiebalans": verschil tussen de aan de transmissie- of distributiesysteembeheerder opgegeven hoeveelheid gas die op een of meer vastgelegde locaties in een bepaalde periode ingevoerd of onttrokken zal worden en de gemeten hoeveelheid gas die op een of meer vastgelegde locaties in dezelfde periode ingevoerd of onttrokken is.

    Artikel 3

    1. Teneinde een competitieve en duurzame aardgasmarkt tot stand te brengen, waarborgen de lidstaten, op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd; wat de rechten en plichten betreft, onthouden zij zich van discriminatie tussen die bedrijven.

    2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan aardgasbedrijven verplichtingen inzake openbare dienstverlening opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie en de bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de verwezenlijking van de milieudoelstellingen, waaronder energie-efficiëntie mogen de lidstaten desgewenst langetermijnplanning toepassen, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

    3. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en waarborgen in het bijzonder een passende bescherming van kwetsbare afnemers tegen onderbreking van de voorziening. In dit verband kunnen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten afnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een "leverancier in laatste instantie" (supplier of last resort) aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoge mate van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van algemene contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Deze maatregelen omvatten met name de in de bijlage beschreven maatregelen.

    4. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming - waaronder eventueel middelen ter bestrijding van klimaatverandering - en voorzieningszekerheid. Dergelijke maatregelen kunnen in het bijzonder toereikende economische stimulansen omvatten, zo nodig met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.

    5. De lidstaten kunnen besluiten artikel 5 niet toe te passen op de distributie, voorzover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en voor zover de ontwikkeling van de handel niet zodanig wordt belemmerd dat de belangen van de Gemeenschap hiervan schade zouden ondervinden. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer concurrentie met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

    6. De lidstaten stellen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn in kennis van alle maatregelen die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening te voldoen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van de bepalingen van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.

    (2) Het volgende artikel 4bis wordt ingevoegd:

    Artikel 4bis

    De lidstaten of de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties zorgen voor toezicht op kwesties betreffende de voorzieningszekerheid. Het toezicht betreft met name het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden, de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur en de kwaliteit en staat van onderhoud van de netwerken. De bevoegde autoriteiten publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een rapport over de bevindingen die voortvloeien uit het toezicht op deze kwesties alsmede de getroffen of overwogen maatregelen om deze kwesties op te lossen en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

    (3) De artikelen 5, 6 en 7 worden door de volgende vervangen:

    Artikel 5

    De lidstaten zorgen ervoor dat er voor de aansluiting op het systeem technische voorschriften worden opgesteld met minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen en dat deze beschikbaar worden gesteld.

    Deze technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de systemen garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van de Raad van 22 juni 1998 (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.).

    Artikel 6

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat transmissiesysteembeheerders en opslag- en LNG-systeembeheerders de bepalingen van de artikelen 7 en 8 naleven.

    Artikel 7

    1. De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie- opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.

    2. Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder:

    a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu;

    b) onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;

    c) verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de veilige en doelmatige exploitatie van het gekoppelde systeem.

    De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gassysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden bepaald volgens een met artikel 22, lid 2, in overstemming zijnde methode, en wel op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt, en worden gepubliceerd.

    (4) De volgende artikelen 7bis en 7ter worden ingevoegd:

    Artikel 7bis

    1. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumeisen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief koppelingscapaciteit.

    2. Tenzij de transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissiesysteem, moet de systeembeheerder, binnen het geïntegreerd gasbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verbonden activiteiten.

    Teneinde de onafhankelijkheid van de netbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

    a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

    b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de beroepsbelangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissiesysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

    c) de transmissiesysteembeheerder moet feitelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;

    d) De netbeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris. De nalevingsfunctionaris moet bij de in artikel 22, lid 1 bedoelde nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.

    Artikel 7 ter

    Transmissiesysteembeheerders kopen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."

    (5) De artikelen 8 t/m 11 worden door de volgende vervangen:

    Artikel 8

    1. Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij de uitvoering van zijn taak heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, onverminderd artikel 12 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.

    2. Transmissiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige informatie die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

    Artikel 9

    De lidstaten of door hen daartoe aangezochte bedrijven met eigen distributie-installaties of met de verantwoordelijkheid voor distributieinstallaties wijzen een of meer distributiesysteembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld, en zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 10 en 11 naleven.

    Artikel 10

    1. Elke distributiesysteembeheerder exploiteert, onderhoudt en ontwikkelt op economische voorwaarden een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem en ontziet daarbij het milieu.

    2. De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën systeemgebruikers discrimineren, en met name verwante bedrijven niet bevoordelen.

    3. Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de veilige en doelmatige exploitatie van het gekoppelde systeem Deze voorschriften zijn eveneens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas voor zover dergelijke gassen, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen in het aardgassysteem in te voeren.

    4. Tenzij de distributiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere niet met het distributiesysteem samenhangende activiteiten, is hij binnen het geïntegreerde aardgasbedrijf althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten.

    Teneinde de onafhankelijkheid van de distributiesysteembeheerder die deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf te waarborgen gelden de volgende minimumcriteria:

    a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van productie, transmissie en levering;

    b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de beroepsmatige belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

    c) de distributiesysteembeheerder moet feitelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;

    (d) de distributiesysteembeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen met de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.

    Dit lid is van toepassing met ingang van 1 januari 2004. De lidstaten kunnen besluiten dit lid niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die op die datum minder dan 100 000 afnemers bedienen.

    5. Waar de distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het in evenwicht houden van het gassysteem zijn de door hen hiertoe goedgekeurde voorschriften, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door systeembeheerders worden bepaald overeenkomstig artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt en worden gepubliceerd.

    Artikel 11

    1. Elke distributiesysteembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij de uitvoering van zijn taak heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, zulks onverminderd artikel 12 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.

    2. distributiesysteembeheerders maken bij aankoop of verkoop van aardgas door verwante ondernemingen geen misbruik van via derden verkregen commercieel gevoelige gegevens in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

    (6) Het volgende artikel 11bis wordt ingevoegd:

    Artikel 11bis

    De in artikel 7 bis, lid 2, en artikel 10, lid 4, vervatte regels vormen geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie-, LNG-, opslag- en distributiesystemen door een beheerder die wat zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van de transmissie-, LNG-, opslag- of distributiesystemen verbonden activiteiten.

    (7) Artikel 12 wordt door het volgende vervangen:

    Artikel 12

    De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties en de in artikel 21, lid 2, en artikel 23, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben het recht de in artikel 13 beschreven boekhouding van de aardgasbedrijven te raadplegen voorzover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is. De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, met inbegrip van de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen uitzonderingen op het vertrouwelijkheidsbeginsel maken als dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

    (8) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    (a) Lid 1 wordt door het volgende vervangen:

    "1. De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel wordt gevoerd. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 26, lid 3 ,van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.

    (b) Lid 3 wordt vervangen door het volgende:

    3. Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren geïntegreerde aardgasbedrijven intern afzonderlijke boekhoudingen voor de transmissie-, distributie-, leverings-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij dat zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval houden zij geconsolideerde boekhoudingen bij voor hun niet aan gasgerelateerde activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.

    (9) De artikelen 14 en 15 worden door de volgende vervangen:

    "Artikel 14

    1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een regeling voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en de LNG-installaties. Aan de basis van die regeling liggen gepubliceerde tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers en objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat die tarieven dan wel de methoden voor de berekening ervan, alvorens in werking te treden, worden goedgekeurd door een nationale regelgevende instantie als bedoeld in artikel 22, lid 1, en dat deze tarieven, alvorens van kracht te worden, worden gepubliceerd.

    2. Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig, ten behoeve van de uitvoering van hun taken, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.

    Artikel 15

    1. Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 2 en 3 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.

    2. Bij toegang tot het systeem via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het gekoppelde systeem bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten te onderhandelen.

    Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste handelsvoorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten binnen één jaar na de implementatie van deze richtlijn en vervolgens elk jaar publiceren.

    3. Lidstaten die kiezen voor een procedure van gereguleerde toegang nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het gekoppelde systeem bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf."

    (10) Artikel 16 wordt geschrapt.

    (11) De artikelen 18 en 19 en 20 worden door de volgende vervangen:

    " Artikel 18

    In aanmerking komende afnemers zijn afnemers die vrij zijn om gas te kopen bij het leveringsbedrijf van hun keuze binnen de Gemeenschap. De lidstaten zien erop toe dat de volgende afnemers hiertoe worden gerekend:

    a) tot 1 januari 2004 de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG. De lidstaten maken elk jaar voor 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

    b) uiterlijk vanaf 1 januari 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;

    c) vanaf 1 januari 2005 alle afnemers.

    Artikel 19

    Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:

    (a) mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is;

    (b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder (a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.

    Artikel 20

    1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

    (a) de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers;

    (b) aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan al deze in aanmerking komende afnemers op hun grondgebied.

    2. In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

    3. De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 17, dan wel van de inleiding van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 22."

    (12) Artikel 21 wordt geschrapt.

    (13) Artikel 22 wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 22

    1. De lidstaten stellen één of meer bevoegde instanties als nationale regelgevende instanties in. Deze instanties moeten geheel onafhankelijk zijn van de belangen van de gassector. Zij zijn ten minste bevoegd om toezicht te houden op de markt teneinde niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte marktwerking te waarborgen, vooral ten aanzien van:

    (a) de mededingingsgraad;

    (b) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit, in overleg met de nationale regelgevende instanties en transmissiesysteembeheerders van de lidstaten waarmee een koppeling bestaat;

    (c) de mechanismen voor het wegwerken van capaciteitsknelpunten binnen het nationale gassysteem;

    (d) de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om koppelingen tot stand te brengen en herstellingen uit te voeren;

    (e) de bekendmaking door transmissie- en distributiesysteembeheerders van passende informatie over koppellijnen, netwerkgebruik en capaciteits toewijzing aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak om niet geaggregeerde informatie als commercieel vertrouwelijk te behandelen;

    (f) de daadwerkelijke splitsing van de boekhouding als bedoeld in artikel 13 om kruissubsidies voor transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leverings activiteiten te voorkomen;

    (g) de toegangsvoorwaarden voor opslag en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, als bedoeld in artikel 15, leden 2 en 3.

    2. De nationale regelgevende instanties zijn ten minste bevoegd tot de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van de berekeningsmethoden of tot de vaststelling van de bepalingen en voorwaarden inzake:

    (a) aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven, en de voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties;

    (b) de verstrekking van balanceringsdiensten.

    3. De nationale regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie-, LNG- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de bepalingen en voorwaarden, inclusief de in lid 2 bedoelde tarieven en methoden, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze redelijk zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

    4. Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie-, LNG- of distributie-systeembeheerder over de in lid 1, 2 of 3 of artikel 15 genoemde onderwerpen kunnen de klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie, die als geschillenbeslechtingsinstantie binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de nationale regelgevende instanties aanvullende informatie behoeven. Deze periode kan met instemming van de klager verder worden verlengd. Een beroep in verband met een klacht heeft geen schorsende werking.

    5. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties in staat zijn om de in lid 1 tot en met 4 bedoelde taken snel en doeltreffend uit te voeren.

    6. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.

    7. Wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen, dragen de lidstaten er zorg voor dat tegen de verantwoordelijke natuurlijke personen of rechtspersonen passende maatregelen worden genomen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving.

    8. In geval van een grensoverschrijdend geschil berust de bevoegdheid voor de beslechting van het geschil bij de nationale regelgevende instantie waaronder de systeembeheerder ressorteert die het gebruik van of de toegang tot het systeem weigert.

    9. Een beroep op die nationale regelgevende instantie doet geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden van het Gemeenschapsrecht."

    (14) Artikel 23, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, tenzij wanneer het gaat om delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 29 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis."

    (15) Artikel 25, leden 1 en 2 worden vervangen door de volgende tekst:

    "1. Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 15 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang tot het systeem heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.

    Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.

    2. De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie mag in pakketvorm aan de Commissie worden voorgelegd, zodat zij op basis daarvan tot een weloverwogen besluit kan komen. Binnen vier weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken.

    Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, zal met bekwame spoed een definitief besluit worden genomen volgens de procedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad*.

    De Commissie eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

    *L 184, 17.7.1999, blz.23."

    (16) Artikel 26, leden 1, 2 en 3, worden vervangen door de volgende tekst:

    "1. Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het gekoppelde systeem van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 18 en/of artikel 20 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75% wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van deze voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.

    2. Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt die geen verband houden met de in artikel 25 bedoelde take-or-pay-verbintenissen, mag afwijken van artikel 4, artikel 18 en/of artikel 20 van deze richtlijn. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.

    3. Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn voor een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke ontheffing van artikel 4, artikel 7, lid 1 en 3, artikel 7 bis, lid 2, artikel 9, lid 1, artikel 10, leden 4 en 5, artikel 13, artikel 14, lid 1, artikel 18 en/of artikel 20 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.

    (17) Artikel 27 wordt geschrapt.

    (18) Artikel 28 wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 28

    1. De Commissie volgt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient uiterlijk voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens ieder jaar bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen voortgangsverslag in. Dit omvat ten minste de volgende punten:

    (a) ervaring met en vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas, alsook de resterende belemmeringen, waaronder aspecten die te maken hebben met marktoverheersing, concentratie op de markt en marktondermijnend en concurrentiebeperkend gedrag;

    (b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gassysteem in de Gemeenschap en tot het gelijktrekken van de concurrentieniveaus, alsmede de economische, ecologische en sociale gevolgen die de openstelling van de gasmarkt met zich meebrengt voor de afnemers;

    (c) een onderzoek naar de kwesties die verband houden met de niveaus van de systeemcapaciteit en de zekerheid van de aardgasvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en geplande evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke uitwisselingscapaciteit tussen verschillende gebieden;

    (d) een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt in het kader van de bilaterale betrekkingen met aardgasproducerende, -exporterende of -transporterende derde landen, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, handel en toegang tot de netwerken van deze derde landen;

    (e) de behoefte aan mogelijke harmonisatie die niet samenhangt met de bepalingen van deze richtlijn.

    Waar nodig kan dat verslag aanbevelingen bevatten.

    2. Om de twee jaar omvat het in lid 1 bedoelde verslag tevens een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening te voldoen, met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en meer bepaald hun gevolgen voor de mededinging op de aardgasmarkt. Waar toepasselijk kan het verslag aanbevelingen bevatten over op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen."

    (19) De bijlage, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage II bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.

    Artikel 3

    Richtlijn 90/547/EEG en Richtlijn 91/296/EEG worden hierbij met ingang van 1 januari 2003 ingetrokken.

    Artikel 4

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [op .... ] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 5

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 6

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, [...]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE I

    "Bijlage

    (Artikel 3)

    Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad [9] en Richtlijn 93/13/EG van de Raad [10], houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen het volgende in:

    [9] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

    [10] PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

    De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers:

    (a) recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

    - de identiteit en het adres van de leverancier;

    - de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

    - de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

    - de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

    - de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

    - alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

    - de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt (e).

    De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt.

    (b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen. Eindafnemers worden op de hoogte gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat huishoudelijke afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hen door de elektriciteitsleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

    (c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

    (d) gratis kunnen beschikken over alle wijzen van betaling. De algemene voorwaarden van de overeenkomsten dienen eerlijk en helder te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Eindafnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

    (e) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig met een systeem van voorzieningen voor terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG [11] van de Commissie te worden gevolgd.

    [11] PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

    (f) in kennis worden gesteld van hun rechten met betrekking tot de universele dienstverlening."

    Bijlage II

    "Bijlage

    Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad [12] en Richtlijn 93/13/EG van de Raad [13], houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen het volgende in:

    [12] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

    [13] PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

    De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers:

    (a) recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin zijn opgenomen:

    - de identiteit en het adres van de leverancier;

    - de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

    - de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

    - de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

    - de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

    - alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

    - de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt (e).

    De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt.

    (b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen. Afnemers worden op de hoogte gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hen door de gas leverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

    (c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gas diensten;

    (d) gratis de mogelijkheid krijgen alle wijzen van betaling te gebruiken. De algemene voorwaarden van de overeenkomsten dienen eerlijk en helder te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Eindafnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

    (e) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig met een systeem van voorzieningen voor terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG [14] van de Commissie te worden gevolgd.

    [14] PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

    (f) die op het gasnet zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs."

    Top