Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_103_E_0058_01

Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (COM(2001) 748 def. — 2000/0259(COD)) (Voor de EER relevante tekst)

PB C 103E van 30.4.2002, p. 58–183 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0748

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0748 def. - COD 2000/0259 */

Publicatieblad Nr. 103 E van 30/04/2002 blz. 0058 - 0183


Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

A. Procedureverloop

In oktober 2000 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (COM(2000)574-C5-0539/2000-2000/0259(COD)), dat volgens de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het EG-Verdrag moest worden goedgekeurd.

Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 zijn standpunt in eerste lezing bepaald. Het Parlement heeft 92 amendementen goedgekeurd, waarvan de Commissie er 86 geheel of gedeeltelijk, onder voorwaarden of na herformulering heeft overgenomen.

In aansluiting op deze ontwikkelingen heeft de Commissie dit gewijzigde voorstel opgesteld. Toevoegingen en wijzigingen in de tekst zijn vet en onderstreept aangegeven, terwijl geschrapte tekst is doorgestreept. De gewijzigde formuleringen sluiten in de meeste gevallen aan bij de ontwikkelingen in de Raad of waren bedoeld om de interne samenhang van het voorstel te verbeteren. Hierna worden alleen de ingrijpende wijzigingen vermeld.

B. Toelichting op de amendementen

(1) Verbod op hergebruik binnen dezelfde soort

De Commissie en de Raad zijn ingenomen met de amendementen 1, 9, 18, 60, 79, 80 en 94 en de delen van de amendementen 45, 62 en 71, bedoeld om het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort uit te breiden tot andere diersoorten dan herkauwers, waarvoor kannibalisme sinds 1994 verboden is; een en ander is in het voorstel verwerkt door de betrokken artikelen en bijlagen te wijzigen. Dit verbod werd onlangs als voorzorgsmaatregel door de Wetenschappelijke Stuurgroep aanbevolen en ook nationale wetenschappelijke organen, zoals het Britse SEAC, hebben hierop gewezen. De BSE-epidemie heeft ons immers geleerd dat door hergebruik binnen de soort het infectiegevaar in stand gehouden kan worden doordat er geen speciesbarrière is.

(2) Traceerbaarheid

De amendementen 27, 46, 48-50, 76, 83, 84 en 86 en (gedeeltelijk) 26, 35 en 71, die extra voorschriften invoeren ter verbetering van de traceerbaarheid van producten of ter aanscherping van de traceerbaarheidsvoorschriften van het Commissievoorstel zijn overgenomen door de betrokken artikelen en bijlagen te wijzigen. De eis om niet-verwerkt categorie 1-materiaal te merken, zoals voorgesteld bij amendement 24 op artikel 4 en een deel van amendement 45 op artikel 7, zijn alleen overgenomen voor gespecificeerd risicomateriaal, aangezien het aanbrengen van merktekens op kadavers geen nieuwe voordelen biedt en niet aansluit bij de onlangs goedgekeurde TSE-verordening, die van deze eis afwijkt. Het merken van niet-verwerkt categorie 2-materiaal, inclusief mest, zoals voorgesteld door amendement 31 en een deel van amendement 35 op artikel 5 en een deel van amendement 45 op artikel 7 is om dezelfde redenen niet overgenomen. Verder wordt het "olfactorische" en "denaturerende" merken alleen in principe aanvaard, aangezien we nog niet beschikken over een geschikte, veilige merkstof met deze eigenschappen.

(3) Kruisbesmetting

De amendementen 28, 37, 44, 51, 54, 55, 57, 58, 61, 70, 73, 75, 77, 78, 93 en 97 en (gedeeltelijk) 45, die aanvullende en strengere voorschriften invoeren om kruisbesmetting te vermijden, zijn in aanmerking genomen door de betrokken artikelen en bijlagen te wijzigen. In het Commissievoorstel was er al sprake van een volledige scheiding tijdens de verzameling en het vervoer van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde dierlijke afvallen en een volledige scheiding tussen installaties voor diervoederproductie en installaties voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op destructie.

(4) Uitzondering voor begraving en verbranding

De amendementen 29, 38, 63 en 69, die een uitzondering invoeren voor begraving en verbranding van kadavers en gespecificeerd risicomateriaal in afgelegen gebieden en in geval van uitbraken van ernstige besmettelijke ziekten vanwege het gevaar van uitbreiding van de gezondheidsrisico's of omdat de capaciteit ontoereikend is, zijn verwerkt in de artikelen 2, 4 en 5 en het nieuwe artikel 21 bis.

(5) Verbrandingsinstallaties/herziening van de verwijderingsmethoden

De amendementen 52 en 99 en de delen van de amendementen 25, 26, 35 en 43 met volksgezondheidsvoorschriften voor verbrandingsinstallaties die niet bestreken worden door Richtlijn 2000/76 betreffende de verbranding van afval en waarbij de mogelijkheid wordt geschapen om de toegestane verwijderingsmethode op grond van nieuwe wetenschappelijke adviezen te herzien, zijn in het voorstel verwerkt door de betrokken artikelen te wijzigen en door artikel 9 bis en bijlage XII toe te voegen.

(6) Keukenafval en etensresten

Amendement 15 en de delen van de amendementen 16 en 103 waardoor keukenafval en etensresten onder de verordening komt te vallen, zijn overgenomen door de betrokken artikelen te wijzigen. Daaraan zijn echter de volgende voorwaarden verbonden, die aansluiten bij de discussie in de Raad:

- keukenafval en etensresten vallen alleen onder de verordening als zij voor speciale doeleinden bestemd zijn, om overlapping met de milieuwetgeving te vermijden en de totstandkoming van nieuwe milieuvoorschriften voor biologisch afbreekbaar afval niet te belemmeren, en

- keukenafval en etensresten afkomstig van internationaal opererende vervoermiddelen behoren tot de hoogste risicocategorie 1 en moeten worden vernietigd overeenkomstig de bestaande communautaire wetgeving, en

- onder de definitie van keukenafval en etensresten vallen ook keukenafval en etensresten van individuele huishoudens, dit met het oog op de samenhang met de komende wetgeving inzake klassieke varkenspest en inzake diervoeding, en

- het vervoederen van spoeling met keukenafval en etensresten wordt verboden. Ten eerste is dat niet verenigbaar met het verbod op hergebruik binnen één soort en de eis van volledige traceerbaarheid van diervoederingrediënten, twee zaken waar het Parlement sterk op heeft aangedrongen. Ten tweede tonen zowel de recente dioxinecrisis als de huidige uitbraken van mond- en klauwzeer duidelijk aan dat deze wijze van voederen moet worden gestaakt, dit met het oog op de samenhang met de komende wetgeving inzake klassieke varkenspest en inzake diervoeding.

Daarom zijn amendement 102 en (deels) amendement 103 op artikel 6, waarin voorgesteld wordt het vervoederen van spoeling nog toe te staan, niet overgenomen.

(7) Mest en het verbod op het gebruik van biologische meststoffen op weiden

Het deel van de amendementen 90 en 91 waarin staat dat een geharmoniseerd gezondheidscertificaat voor het handelsverkeer in mest via de comitéprocedure wordt vastgesteld, is overgenomen door wijziging van bijlage VI. Het verzoek om dit certificaat als bijlage bij de verordening op te nemen wordt overbodig geacht, omdat dat al het geval is; daarom is dit niet overgenomen. Het deel van amendement 92 dat de expliciete mogelijkheid biedt om equivalente behandelingen voor mest toe te staan op basis van wetenschappelijk advies, iets wat het Commissievoorstel hoe dan ook niet verbiedt, is ook in bijlage VI verwerkt. Het wordt prematuur geacht naar een concordantietabel te verwijzen voordat een evaluatie van het wetenschappelijk comité heeft plaatsgevonden. Dat deel van amendement 92 is dan ook niet overgenomen. Het deel van amendement 62 op artikel 20 waarbij vaste mest en compost worden uitgesloten van het verbod op het gebruik op weiden is niet overgenomen, aangezien mest in elke vorm al van dit verbod is uitgezonderd en er geen reden is om compost uit te zonderen van een algemeen beleid betreffende het gebruik van eiwitmateriaal op weiden. Wel is een nieuwe definitie van weiden ingevoerd, waardoor het verbod op het gebruik van biologische meststoffen op land waarop vee graast, feitelijk wordt beperkt. De uitvoeringsbepalingen voor dit verbod kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van het Permanent Comité op grond van wetenschappelijk advies, waarbij kan worden toegestaan om bepaalde biologische meststoffen ook op weiden te gebruiken als de dieren voor een bepaalde periode na het mesten niet daarop mogen grazen.

(8) Normen voor verwerking vóór verbranding

Amendement 53, dat warmtebehandeling onder druk voorschrijft voor dierlijke bijproducten ook al wordt het materiaal daarna verbrand, is overgenomen in de artikelen 4 en 5. Met het oog op de samenhang met de TSE-verordening en in overeenstemming met het resultaat van de discussies in de Raad wordt echter voorgesteld dat dit procédé vóór verbranding wordt toegepast indien de nationale bevoegde autoriteit dit voorschrijft. De lidstaten kunnen zo verlangen dat dit procédé bijvoorbeeld wordt toegepast als het materiaal voordat het verbrand wordt nog lange tijd wordt opgeslagen. Hierbij wordt opgemerkt wordt dat een groot aantal andere amendementen van het Parlement deze flexibiliteit ook laten bestaan.

(9) Gesmolten vet

Het deel van de amendementen 35 en 61 dat het gebruik van gesmolten vet van categorie 2-materiaal voor de bereiding van vetderivaten voor de cosmetische en farmaceutische industrie wil verbieden, is overgenomen in de artikelen 2, 5 en 18. Amendement 88 op bijlage V is niet overgenomen omdat beperkingen ten aanzien van de invoer van producten van herkauwers, inclusief gesmolten vet, in verband met een TSE-risico in de TSE-verordening zijn vastgelegd.

(10) Datum van inwerkingtreding

Het Parlement stelt voor dat de verordening eerder in werking treedt en dat de lidstaten bij de Commissie een verslag indienen over de uitvoering van de verordening. De desbetreffende amendementen 68 en 64 zijn verwerkt in de artikelen 38 en 35, aangezien dit laatste artikel betrekking heeft op de bekendmaking van de nationale bepalingen; zij zijn aangepast aan het standpunt van de Raad. In verband deze wijzigingen is een nieuwe overweging 23 toegevoegd.

(11) Gespecificeerd risicomateriaal

Amendement 21, dat verwijst naar de TSE-verordening, is overgenomen in artikel 4.

(12) Uitvoer

De amendementen 30 en 39, die de uitvoer van categorie 1- en categorie 2-materiaal verbieden, zijn in de artikelen 4 en 5 overgenomen. Sommige dierlijke producten echter, zoals jachttrofeeën, die afkomstig zijn van categorie 1-materiaal, en mest en verwerkte mest, biologische meststoffen en vetderivaten, die tot categorie 2-materiaal behoren of daaruit zijn geproduceerd, worden momenteel naar derde landen uitgevoerd (en uit derde landen ingevoerd), onder voorwaarden die in de communautaire wetgeving zijn vastgelegd en die in bijlage VI zijn omgewerkt. Daarom wordt in de tekst gespecificeerd dat deze wijzigingen niet gelden voor bedoelde producten. Evenzo zijn amendement 59 en (deels) amendement 61, waarin wordt gesteld dat de eisen voor het in de handel brengen van producten ook gelden voor de export daarvan, verwerkt in de artikelen 17 en 18.

(13) Koeling

De delen van de amendementen 72 en 96 betreffende het koelen van onverwerkt categorie 3-materiaal tijdens de opslag en het vervoer zijn in de bijlagen II en VIII overgenomen. In overeenstemming echter met het resultaat van de discussies in de Raad wordt voorgesteld om de eis met betrekking tot koeling alleen te laten gelden voor onbewerkt materiaal dat niet binnen 24 uur na het slachten wordt verwerkt. Er zij op gewezen dat dit in de huidige communautaire wetgeving ook geldt voor onbewerkt materiaal dat voor bepaalde voedselproducten bestemd is.

(14) Verder categorie 2-materiaal

Amendement 34, dat producten die bij de invoer niet aan de voorschriften blijken te bestaan, als categorie 2-amteriaal wil aanmerken, is omwille van de samenhang met de bijlage en de bestaande communautaire wetgeving verwerkt in artikel 5. Gepreciseerd wordt echter dat dit niet geldt als de producten verder worden verzonden of de invoer ervan is toegestaan op beperkende voorwaarden die in de communautaire wetgeving zijn vastgelegd.

(15) Diversen

De amendementen 2, 3, 6, 8, 13 en 14 op diverse overwegingen zijn in het voorstel verwerkt. Het deel van amendement 11 op overweging 14 dat de passage over het verhogen van de productiviteit schrapt, is overgenomen, maar de rest niet, aangezien de oorspronkelijke verwijzing naar het Verdrag correct is.

De amendementen 4, 10 en 12 op een aantal overwegingen zijn niet overgenomen omdat het uit juridisch oogpunt niet juist is om overwegingen op te nemen die niet aansluiten bij bepalingen in de tekst of om overwegingen die betrekking hebben op bepalingen in de tekst, geheel of gedeeltelijk te schrappen .

Amendement 16, waardoor genetisch materiaal onder de verordening komt te vallen, is overgenomen, waarbij is gepreciseerd dat dit alleen geldt voor de verwijdering van het materiaal wanneer het niet langer voor reproductiedoeleinden nodig is.

Ten slotte zijn de amendementen 40, 41, 47, 56, 65, 66, 67, 74, 81, 82, 87, 89 en 98 over uiteenlopende onderwerpen in diverse artikelen en bijlagen verwerkt, aangezien ze volledig overeenstemmen met de fundamentele doelstellingen van de verordening.

2000/0259 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ... van ..., blz. ..

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

[2] PB C ... van ..., blz. ..

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

[3] PB C ... van ..., blz. ..

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [4],

[4] PB C ... van ..., blz. ..

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 aangenomen tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) en tot wijziging van Richtlijn 90/425/EEG [5] legt als beginsel vast dat alle dierlijke afvallen, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt.

[5] PB L 363 van 27.12.1990, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden.

(2) De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft een aantal adviezen aangenomen. De belangrijkste conclusie van deze wetenschappelijke adviezen is dat dierlijke bijproducten afkomstig van dieren die na een gezondheidsinspectie voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, niet in de voederketen mogen komen.

(3) In het licht van bovengenoemde adviezen dient in de te nemen maatregelen een onderscheid te worden gemaakt volgens de aard van de gebruikte dierlijke bijproducten. De mogelijkheid om bepaalde dierlijke materialen te gebruiken, dient uitsluitend te worden beperkt tot producten die geschikt worden bevonden voor gebruik als levensmiddel. Verder dient er een eind te worden gemaakt aan de thans bestaande mogelijkheid tot hergebruik binnen de diersoort als diervoeder. Er moeten andere mogelijkheden voor het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten worden vastgesteld dan het gebruik daarvan voor de productie van voeder.

(4) In het licht van de ervaring van de laatste jaren is het dienstig het verband te verduidelijken tussen Richtlijn 90/667/EEG enerzijds en Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen [6] anderzijds om zo verwarring bij en belangenconflicten tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te voorkomen. Met name moet, wanneer een dierlijk bijproduct wordt verzonden met het oog op verwijdering of nuttige toepassing ervan, dat product als afval worden behandeld om te waarborgen dat het op zodanige wijze wordt verwijderd of nuttig wordt toegepast dat de doelstellingen van artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG worden verwezenlijkt en het milieu en de gezondheid van de mens worden beschermd. Voorts mag deze verordening geen afbreuk doen aan de toepassing van de bestaande milieuwetgeving en de totstandkoming van nieuwe voorschriften voor milieubescherming, met name inzake biologisch afbreekbaar afval, niet belemmeren.

[6] PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32).

(5) De Internationale Wetenschappelijke Conferentie over Vleesbeendermeel, georganiseerd door de Commissie en het Europees Parlement en gehouden in Brussel op 1-2 juli 1997, heeft een debat op gang gebracht over de productie en het vervoederen van vleesbeendermeel. De conferentie riep de deelnemers op verder na te denken over het toekomstige beleid op dit gebied. Met het oog op een zo breed mogelijk publiek debat over de toekomst van de communautaire voederwetgeving, heeft de Commissie in november 1997 een discussienota over vleesbeendermeel uitgebracht. Na dit debat bleek alom te worden erkend, dat Richtlijn 90/667/EEG moet worden gewijzigd om de richtlijn met de nieuwe wetenschappelijke kennis in overeenstemming te brengen.

(5 bis) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van november 2000 [7] gepleit voor een verbod op voederproductie en voederpraktijken waarbij gerecycleerde dierlijke resten worden gebruikt als voer voor rundvee, schapen, geiten en andere diersoorten, met inbegrip van pluimvee en vis, zolang de lidstaten de naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake BSE-preventie niet kunnen garanderen (behandeling bij 133 ºC en 3 bar gedurende 20 minuten, gegarandeerde verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal) en zolang het weren van gestorven dieren uit de voederketen, zoals voorgesteld in deze verordening, nog niet van kracht is.

[7] PB C 223 van 8.8.2001, blz. 281.

(5 ter) In die resolutie heeft het Europees Parlement beklemtoond dat de diervoederindustrie alle ingrediënten van in de EU geproduceerd en op de markt gebracht diervoeder bekend moet maken.

(5 quater) Het ontstaan en de uitbreiding van de BSE-epidemie zijn te wijten aan de verontreiniging van diermeel; deze verontreiniging had men tot staan kunnen brengen indien de lidstaten de op communautair niveau genomen besluiten hadden toegepast.

(6) Sinds 1996 heeft het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie een aantal inspecties in de lidstaten verricht om het vóórkomen en het management van belangrijke risicofactoren en bewakingsprocedures inzake BSE te evalueren. De evaluatie had onder meer betrekking op de commerciële destructie en andere methoden voor de verwijdering van dierlijke afvallen. Naar aanleiding van deze inspecties zijn algemene conclusies getrokken en enkele aanbevelingen opgesteld, met name op het gebied van de traceerbaarheid van dierlijke bijproducten.

(7) Om het risico van verspreiding van ziekteverwekkers en/of residuen te voorkomen, moeten dierlijke bijproducten in een door de betrokken lidstaat aangewezen erkende en onder toezicht staande inrichting worden gescheiden, verwerkt en opgeslagen of op een andere passende wijze worden verwijderd. In bepaalde omstandigheden zou het aangewezen verwerkingsbedrijf of de aangewezen verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie in een andere lidstaat gelegen mogen zijn, met name om redenen in verband met afstand, vervoertijd of capaciteit.

(7 bis) Dierlijke bijproducten waarvan het gebruik in diervoeders is toegestaan, moeten in alle fasen van de verwerking, de opslag en het vervoer per diersoort van elkaar gescheiden worden.

(8) Er moeten specifieke voorschriften worden vastgesteld betreffende de controle op verwerkingsbedrijven, die met name betrekking hebben op procedures voor de validering van verwerkingsmethoden en een interne controle op de productie door de bedrijven zelf.

(9) Teneinde met bepaalde gewoonten rekening te kunnen houden, moet het mogelijk zijn voor gecontroleerde vormen van gebruik van de vastgestelde verwerkingsregels af te wijken.

(10) Om eenvormige toepassing van de gezondheidsvoorschriften te waarborgen, moeten in de lidstaten communautaire inspecties worden uitgevoerd. Dergelijke inspecties moeten ook een auditprocedure omvatten.

(11) De communautaire wetgeving inzake gezondheidsvraagstukken is op gedegen wetenschappelijke kennis gebaseerd. Daarom moeten telkens wanneer nodig de bij Besluit 97/404/EG van de Commissie [8] en Besluit 97/579/EG van de Commissie [9] ingestelde relevante wetenschappelijke comités worden geraadpleegd.

[8] PB L 169 van 27.6.1997, blz. 85. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/443/EG (PB L 179 van 18.7.2000, blz. 13).

[9] PB L 237 van 28.8.1997, blz. 18. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/443/EG.

(12) In de lidstaten bestaan zeer uiteenlopende regelingen ten aanzien van financiële steun voor de verwerking en verwijdering van dierlijke bijproducten. Om te voorkomen dat dit de mededingingsvoorwaarden tussen landbouwproducten verstoort, moet een analyse worden uitgevoerd en moeten zo nodig op Gemeenschapsniveau passende maatregelen worden genomen.

(13) Gezien het voorgaande lijkt een fundamentele herziening van de communautaire voorschriften inzake dierlijke bijproducten noodzakelijk.

(14) Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (met name verwerkte dierlijke eiwitten, gesmolten vet, voeder voor gezelschapsdieren, huiden en wol) staan in de productenlijst in Bijlage I van het Verdrag. Het in de handel brengen van dergelijke producten vormt voor een deel van de boerenbevolking een belangrijke bron van inkomsten. Met het oog op een rationele ontwikkeling in deze sector moeten de veterinairrechtelijke voorschriften en gezondheidsvoorschriften voor de betrokken producten door de Gemeenschap worden vastgesteld. Wegens het aanzienlijke risico voor verspreiding van dierziekten moeten ten aanzien van bepaalde dierlijke bijproducten bijzondere eisen worden vastgesteld voor het in de handel brengen daarvan, met name in gebieden met een hoge gezondheidsstatus.

(15) Om te garanderen dat uit derde landen ingevoerde producten aan hygiënenormen voldoen die ten minste gelijk of gelijkwaardig zijn aan de door de Gemeenschap gehanteerde hygiënenormen, moet voor derde landen en inrichtingen in die landen een erkenningenstelsel, in combinatie met een communautaire inspectieprocedure worden ingevoerd, om te waarborgen dat de erkenningseisen worden nageleefd. Ten aanzien van uit derde landen ingevoerd voeder voor gezelschapsdieren en grondstoffen daarvoor mogen andere voorwaarden gelden dan die voor dergelijke producten uit de Gemeenschap, met name met betrekking tot de vereiste waarborgen ten aanzien van residuen van stoffen die verboden zijn op grond van Richtlijn 96/22/EEG van de Raad [10]. Om te garanderen dat het betrokken voeder voor gezelschapsdieren en de betrokken grondstoffen uitsluitend voor de aangegeven bestemming worden gebruikt, moeten passende maatregelen voor de controle op de invoer van de uitzonderingsproducten worden vastgesteld.

[10] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3 [wijziging voorgesteld bij COM(2000) 320].

(16) Het meezenden van het geleidedocument voor producten van dierlijke oorsprong is de beste manier om de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming ervan te overtuigen dat een zending aan de bepalingen van deze verordening voldoet. Het gezondheidscertificaat moet worden gehandhaafd om de bestemming van bepaalde ingevoerde producten te kunnen verifiëren.

(17) Bovengenoemde doelstellingen worden nagestreefd door Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG [11].

[11] PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/724/EG van de Commissie (PB L 290 van 12.11.1999, blz. 32).

(18) De Raad en de Commissie hebben een aantal beschikkingen ter uitvoering van de Richtlijnen 90/667/EEG en 92/118/EEG vastgesteld. Voorts is Richtlijn 92/118/EEG substantieel gewijzigd en dienen er nog meer wijzigingen te worden aangebracht. Als gevolg daarvan is de sector niet voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong nu via een groot aantal verschillende wetgevende handelingen van de Gemeenschap gereguleerd. Daarom moet de communautaire wetgeving met betrekking tot deze producten worden vereenvoudigd.

(19) Een dergelijke vereenvoudiging zal ook leiden tot een grotere doorzichtigheid wat de specifieke gezondheidsvoorschriften voor niet voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong betreft. Vereenvoudiging van de specifieke gezondheidswetgeving mag niet tot deregulering leiden. Daarom moet de bescherming van de volksgezondheid en de gezondheid van dieren worden gehandhaafd en gewaarborgd, en moeten de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong worden aangescherpt.

(20) Ten aanzien van de betrokken producten, die onderwerp van een nauwkeurige controle moeten vormen, ook door inspecties van de Gemeenschap, moeten de bij Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt [12] vastgestelde voorschriften voor veterinaire controles en beschermende maatregelen worden toegepast.

[12] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG.

(21) In de Gemeenschap ingevoerde producten moeten doeltreffend worden gecontroleerd. Dit kan worden bereikt door de controles van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht [13].

[13] PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(22) Richtlijn 90/667/EEG, Beschikking 95/348/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van veterinaire en veterinairrechtelijke voorschriften in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland voor de behandeling van bepaalde soorten afval, bestemd om plaatselijk in de handel te worden gebracht als voeder voor bepaalde categorieën dieren [14], en Beschikking 1999/534/EG van de Raad van 19 juli 1999 betreffende op de verwerking van bepaalde dierlijke afvallen toepasselijke maatregelen ter bescherming tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 97/735/EG van de Commissie [15] moeten derhalve worden ingetrokken.

[14] PB L 202 van 26.8.1995, blz. 8.

[15] PB L 204 van 4.8.1999, blz. 37.

(23) De tenuitvoerlegging van de bij deze verordening vastgestelde nieuwe gezondheidsvoorschriften zal aanpassingen van de zijde van de bedrijfstak vergen. Daarom moet de nodige tijd voor de tenuitvoerlegging van deze eisen worden gelaten. Verder moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die zij na de inwerkingtreding van deze verordening hebben genomen om de naleving ervan te waarborgen, zodat de Commissie op grond van de ontvangen informatie een verslag kan opstellen en aan het Europees Parlement en de Raad kan voorleggen, zo nodig vergezeld van voorstellen voor wetgeving.

(24) Teneinde rekening te houden met de vooruitgang op technisch en wetenschappelijk gebied, dient nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten te worden gewaarborgd in het kader van het bij Besluit 68/361/EEG ingestelde Permanent Veterinair Comité [16].

[16] PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23.

(25) Daar de nodige maatregelen ter uitvoering van deze verordening maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [17], dienen deze maatregelen volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van genoemd besluit te worden vastgesteld,

[17] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Werkingssfeer

1. In deze verordening worden vastgesteld:

a) de veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, laden en lossen, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, teneinde te voorkomen dat deze producten een risico voor de gezondheid van mens of dier vormen;

b) de veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften voor het in de handel brengen, het handelsverkeer en het invoeren van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten, bestemd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.

2. Onverminderd de relevante veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften is deze verordening niet van toepassing op:

a) rauw voeder voor gezelschapsdieren dat afkomstig is uit winkels of lokalen die grenzen aan verkooppunten, waar het voer uitsluitend wordt gesneden en opgeslagen om het ter plaatse rechtstreeks aan de consument te kunnen leveren;

b) vloeibare melk en biest die op de boerderij van oorsprong worden verwijderd of gebruikt;

c) karkassen of delen van wilde dieren waarvan niet wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet;

d) rauw voer voor de gezelschapsdieren ter plaatse dat afkomstig is van dieren die, in overeenstemming met de nationale wetgeving, op de boerderij van oorsprong zijn geslacht voor consumptie door de landbouwer en zijn gezin;e) keukenafval en etensresten, tenzij het gaat om materiaal dat:

i) afkomstig is van internationaal opererende vervoermiddelen,

ii) bestemd is voor dierlijke consumptie,

iii) bestemd is voor gebruik in een biogasinstallatie of voor compostering; en

f) eicellen, embryo's en sperma, bestemd voor fokdoeleinden.

3. Deze verordening laat de nationale veterinaire wetgeving inzake de uitroeiing en bestrijding van bepaalde ziekten onverlet.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities en de definities in bijlage I bij deze verordening:

(1) Dierlijke bijproducten: hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's, sperma en keukenafval en etensresten;

(2) Categorie 1-materiaal: dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 4;

(3) Categorie 2-materiaal: dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 5;

(4) Categorie 3-materiaal: dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 6;

(5) Dieren: alle gewervelde of ongewervelde dieren (met inbegrip van vissen, reptielen of amfibieën);

(6) Vee: alle dieren die worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedsel (vlees, melk, eieren), wol, bont, veren, huiden of enig ander product van dierlijke oorsprong;

(7) Wilde dieren: dieren die niet door de mens worden gehouden, met uitzondering van vissen;

(8) Gezelschapsdieren: dieren van soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden, doch niet gegeten, en die niet voor veeteelt worden gehouden;

(9) Bevoegde autoriteit: de centrale instantie van een lidstaat die bevoegd is om toe te zien op de naleving van de voorschriften van deze verordening of een instantie waaraan de centrale instantie die bevoegdheid heeft gedelegeerd;

(10) In de handel brengen: iedere handeling die tot doel heeft dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten die onder deze verordening vallen, met het oog op de verkoop aan een derde te leveren, of iedere andere vorm van overdracht, tegen betaling of kosteloos, aan een derde, alsmede opslag ten behoeve van levering aan een derde, ongeacht of de handeling plaatsvindt binnen een lidstaat, tussen lidstaten of tussen een lidstaat en een derde land of omgekeerd;

(11) Handelsverkeer: de handel tussen lidstaten in goederen als bedoeld in artikel 23, lid 2, van het Verdrag;

(12) Producent: eenieder die dierlijke bijproducten vervaardigt;

(13) Verwerkingsbedrijf: een bedrijf waar dierlijke bijproducten worden verwerkt;

(14) Categorie 1-verwerkingsbedrijf: een bedrijf waar categorie 1-materiaal wordt verwerkt voordat het definitief wordt verwijderd of verder wordt verwerkt;

(15) Categorie 2-verwerkingsbedrijf: een bedrijf waar categorie 2-materiaal wordt verwerkt voordat het definitief wordt verwijderd of verder wordt verwerkt;

(16) Categorie 3-verwerkingsbedrijf: een bedrijf waar categorie 3-materiaal tot voedermiddel wordt verwerkt;

(17) Verwerkingsmethoden: de in bijlage III, hoofdstuk III, vermelde methoden;

(18) Oleochemisch bedrijf voor categorie 2-materiaal: een bedrijf voor de verwerking van gesmolten vet dat overeenkomstig de eisen van bijlage IV, hoofdstuk III, is geproduceerd uit categorie 2--materiaal;

(18 bis) Oleochemisch bedrijf voor categorie 3-materiaal: een bedrijf voor de verwerking van gesmolten vet, afkomstig van categorie 3-materiaal;

(19) Verbranding: de verwijdering van dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten in een verbrandingsinstallatie;

(20) Meeverbranding: de verwijdering van dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten in een meeverbrandingsinstallatie;

(21) Verbrandingsinstallatie: inrichting voor afvalverwijdering als gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2000/76/EG [18];

[18] PB L 332 van 28.12.2000, blz.91.[COM(1998) 558 definitief].

(21 bis) Verbrandingsinstallatie met hoge capaciteit: een verbrandingsinstallatie die 50 kilo dierlijke bijproducten per uur of meer kan verwerken;

(21 ter) Verbrandingsinstallatie met lage capaciteit: een verbrandingsinstallatie die minder dan 50 kilo dierlijke bijproducten per uur kan verwerken;

(22) Meeverbrandingsinstallatie: inrichting voor afvalverwijdering als gedefinieerd in artikel 3, punt 5, van Richtlijn 2000/76/EG;

(23) Stortplaats: afvalverwijderingsterrein als gedefinieerd in Richtlijn 1999/31/EG van de Raad [19];

[19] PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.

(24) Biogasinstallatie: een installatie waarin onder anaërobe omstandigheden biologische afbraak van organisch materiaal plaatsvindt voor de productie en winning van biogas;

(25) Composteerinstallatie: een installatie waarin onder anaërobe omstandigheden biologische afbraak van organisch materiaal plaatsvindt;

(26) Technische producten: uit bepaalde dierlijke bijproducten vervaardigde producten die niet voor menselijke consumptie of diervoeding zijn bestemd, zoals gelooide en behandelde huiden, jachttrofeeën, bewerkte wol, haar, varkenshaar, veren en delen van veren, producten van de bijenteelt, serum van paardachtigen, bloedproducten, farmaceutische producten, beenderproducten voor porselein, gelatine en lijm, verwerkte mest;

(27) Technisch bedrijf: een bedrijf waar technische producten worden vervaardigd;

(28) Intermediair categorie 1- of categorie 2-bedrijf: een bedrijf waar niet-verwerkt categorie 1- of categorie 2-materiaal wordt geladen en gelost en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming; in het bedrijf kunnen bepaalde voorbereidende verwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd, zoals het verwijderen van de huid van herkauwers en het verrichten van keuringen na de slacht;

(29) Intermediair categorie 3-bedrijf: een bedrijf waar niet-verwerkt categorie 3-materiaal wordt gesorteerd en/of versneden en/of gekoeld of diepgevroren in blokken en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming.

(30) Verzamelcentra: lokalen waar bepaalde dierlijke bijproducten die bestemd zijn om te worden gebruikt als voeder voor de in artikel 21, lid 1, onder c), genoemde categorieën dieren worden verzameld en behandeld;

(31) Opslagbedrijf: een bedrijf, met uitzondering van de onder Richtlijn 95/69/EG van de Raad [20] vallende bedrijven en tussenpersonen, waar verwerkte dierlijke bijproducten tijdelijk worden opgeslagen voordat zij voor hun einddoel worden gebruikt of definitief worden verwijderd;

[20] PB L 332 van 30.12.1995, blz. 15.

(32) Niet-verwerkte dierlijke bijproducten: dierlijke bijproducten die alleen gekoeld zijn of een andere behandeling hebben ondergaan waardoor ziekteverwekkers niet afdoende zijn vernietigd;

(33) Verwerkte dierlijke eiwitten: dierlijke eiwitten die volledig zijn verkregen uit categorie 3-materiaal en die zijn behandeld om ze geschikt te maken voor rechtstreeks gebruik als voedermiddel, als biologische meststof, als bodemverbeteraar of als een ingrediënt van diervoeder of voeder voor gezelschapsdieren. Hieronder vallen vismeel, vleesmeel, beendermeel, vleesbeendermeel, bloedmeel, gedroogde kanen, verenmeel, meel van hoeven, hoornmeel en andere soortgelijke producten, met inbegrip van mengsels of producten die deze producten bevatten;

(34) Voedermiddel: voeder van dierlijke oorsprong voor vee. Hieronder vallen verwerkte dierlijke eiwitten, gesmolten vet, visolie, gelatine en gehydrolyseerde eiwitten, dicalciumfosfaat, melk en melkproducten;

(35) Biologische meststoffen en bodemverbeteraars: materiaal van dierlijke oorsprong dat afzonderlijk of in combinatie wordt gebruikt om de voeding van planten, de fysische en chemische eigenschappen en de biologische activiteit van de bodem op peil te houden of te verbeteren; hiertoe kunnen ook compost of gistingsresiduen van de productie van biogas behoren;

(36) Partij: een hoeveelheid product die onder vrijwel dezelfde omstandigheden is geproduceerd, vervaardigd of verpakt;

(37) Gesmolten vet: vet ontstaan bij de verwerking van categorie 2- of categorie 3-materiaal;

(38) Kanen: het eiwit bevattende residu dat ontstaat bij het smelten van vet, na gedeeltelijke afscheiding van vet en water;

(39) Voeder voor gezelschapsdieren: voeder voor gezelschapsdieren dat categorie 3-materiaal kan bevatten;

(40) Hondenkluiven: ongelooide eetbare producten voor gezelschapsdieren vervaardigd van huiden van hoefdieren of ander dierlijk materiaal;

(41) Bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren: een bedrijf waar voeder voor gezelschapsdieren, ingrediënten daarvoor of hondenkluiven worden geproduceerd en waar bepaalde dierlijke bijproducten worden gebruikt bij de productie van dergelijk voer, dergelijke ingrediënten of kluiven;

(42) Mest: uitwerpselen en/of urine van tweehoevige dieren, paardachtigen en/of pluimvee, met of zonder strooisel, en guano;

(43) TSE's: alle overdraagbare spongiforme encefalopathieën, met uitzondering van de vormen die bij mensen voorkomen;

(44) Gespecificeerd risicomateriaal: materiaal als bedoeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën [21];

[21] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(45) Keukenafval en etensresten: levensmiddelenresten van restaurants, inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking en keukens, waaronder grootkeukens en keukens van individuele huishoudens;

(46) Afgelegen gebieden: gebieden waar de dichtheid van de veestapel zo gering is en de bedrijven zich zo veraf bevinden dat de bezwaren van inzameling en transport onaanvaardbaar groot zijn in vergelijking met verwijdering ter plaatse;

(47) Weiden: met gras of andere kruidachtige planten begroeid land dat door vee kan worden begraasd.

Artikel 3 Algemene verplichtingen

Op het verzamelen, het vervoer, de opslag, het laden en lossen, de verwerking, de verwijdering, het in de handel brengen, de invoer uit derde landen en het gebruik van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing.

HOOFDSTUK II

INDELING IN CATEGORIEËN, VERZAMELEN, VERVOER EN TIJDELIJKE OPSLAG VAN DIERLIJKE BIJPRODUCTEN

Artikel 4 Categorie 1-materiaal

1. Onder categorie 1-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden, of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat:

a) alle delen, met inbegrip van de huid, van de volgende dieren:

i) dieren die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 vermoedelijk met een TSE zijn besmet of waarbij de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd, met inbegrip van dieren die in het kader van TSE-uitroeiingsmaatregelen zijn gedood;

ii) andere dieren dan vee en wilde dieren, met name gezelschapsdieren, dieren in dierentuinen en circusdieren;

iii) proefdieren als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad [22];

[22] PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1.

iv) wilde dieren die niet door de mens worden gehouden en waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet;

b) i) gespecificeerd risicomateriaal;

ii) hele kadavers waarin gespecificeerd risicomateriaal voorkomt, indien dat materiaal niet op de plaats van verwijdering is verwijderd;

c) producten afkomstig van dieren die stoffen toegediend hebben gekregen die op grond van Richtlijn 96/22/EG verboden zijn, en producten van dierlijke oorsprong die residuen bevatten van de contaminanten en andere in het milieu aanwezige stoffen als bedoeld in groep B, punt 3, van bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG van de Raad [23], indien dergelijke residuen het in de communautaire wetgeving, of bij gebreke daarvan, in de nationale wetgeving toegestane niveau overschrijden;

[23] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

d) alle dierlijk materiaal dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater van categorie 1-verwerkingsbedrijven en andere bedrijfsruimten waar gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd, met inbegrip van zeefresten, materialen afkomstig van ontzanding, mengsels van olie en vet, slib en materialen verwijderd uit de afvoerleidingen van deze bedrijven;

e) keukenafval en etensresten, afkomstig van internationaal opererende vervoermiddelen;

f) mengsels van categorie-1-materiaal met categorie 2-materiaal of met categorie 3-materiaal dan wel met materiaal van beide categorieën.

2. Categorie 1-materiaal wordt zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7 verzameld en vervoerd, en wordt, tenzij anders bepaald in de artikelen 21 en 21 bis, na permanent gemerkt te zijn als het gaat om specifiek risicomateriaal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001,

a) rechtstreeks als afval verwijderd door verbranding in een verbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend;

b) verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 10 is erkend, onder toepassing van een van de in bijlage III, hoofdstuk III, onder 1 tot en met 5 genoemde methoden, of indien de bevoegde autoriteit dit voorschrijft, van verwerkingsmethode 1, in welk geval het daaruit resulterende materiaal permanent wordt gemerkt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, indien het technisch mogelijk is met een geur, en wordt definitief als afval verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend;

c) met uitzondering van materiaal als bedoeld in lid 1, onder a), punt i), volgens methode 1 verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 10 is erkend en het daaruit resulterende materiaal wordt permanent gemerkt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, indien het technisch mogelijk is met een geur, en vervolgens definitief verwijderd door begraving op een stortplaats die overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG is erkend;

(d) verwijderd volgens een andere methode die, na advies van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd.

3. Tussentijds laden en lossen of tijdelijke opslag van categorie 1-materiaal mag uitsluitend geschieden in intermediaire categorie 1-bedrijven die overeenkomstig artikel 9 zijn erkend.

4. De onder lid 2, a) tot en met d), bedoelde methoden worden in het licht van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis, na advies van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure herzien.

5. Categorie 1-materiaal, met uitzondering van daarvan afgeleide producten als bedoeld in bijlage VI, mag niet naar derde landen worden uitgevoerd.

Artikel 5 Categorie 2-materiaal

1. Onder categorie 2-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden, of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat:

a) mest van alle diersoorten en de inhoud van het maagdarmkanaal van zoogdieren;

b) alle dierlijk materiaal dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater van andere slachthuizen dan bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d), of van categorie 2-verwerkingsbedrijven, met inbegrip van zeefresten, materialen afkomstig van ontzanding, mengsels van olie en vet, slib en materialen verwijderd uit de afvoerleidingen van deze bedrijven;

c) producten van dierlijke oorsprong die residuen bevatten van diergeneesmiddelen en contaminanten als bedoeld in groep B, punten 1 en 2, van bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG, indien dergelijke residuen het in de communautaire wetgeving toegestane niveau overschrijden;

d) uit derde landen ingevoerde producten van dierlijke oorsprong, andere dan categorie 1-materiaal, die tijdens de in de communautaire wetgeving voorgeschreven controle niet blijken te voldoen aan de veterinaire voorschriften voor invoer in de Gemeenschap, tenzij zij verder worden verzonden of tenzij invoer ervan is toegestaan op beperkende voorwaarden die in communautaire bepalingen zijn vastgesteld;

e) mengsels van categorie 2-materiaal met categorie 3-materiaal;

f) andere dierlijke bijproducten dan categorie 1-materiaal of categorie 3-materiaal.

2. Categorie 2-materiaal wordt zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7 verzameld en vervoerd, en wordt, tenzij anders bepaald in de artikelen 21 en 21 bis,

a) rechtstreeks als afval verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend;

b) verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 10 is erkend, onder toepassing van een van de in bijlage III, hoofdstuk III, onder 1 tot en met 5 genoemde methoden, of indien de bevoegde autoriteit dit voorschrijft, van verwerkingsmethode 1, in welk geval het daaruit resulterende materiaal permanent wordt gemerkt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, indien het technisch mogelijk is met een geur, en:

i) als afval verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend, of

ii) als het gaat om gesmolten vet, verder verwerkt tot vetderivaten voor gebruik in biologische meststoffen of bodemverbeteraars of voor ander technisch gebruik, met uitzondering van cosmetica, geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, in een oleochemisch bedrijf voor categorie 2-materiaal dat overeenkomstig artikel 11 is erkend;

c) volgens methode 1 verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 10 is erkend, in welk geval het daaruit resulterende materiaal permanent wordt gemerkt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, indien het technisch mogelijk is met een geur, en:

i) als het gaat om daaruit resulterend eiwitmateriaal, gebruikt als biologische meststof of bodemverbeteraar, in voorkomend geval overeenkomstig de voorschriften die, na raadpleging van het betrokken wetenschappelijke comité, zijn vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure, of

ii) verwerkt in een biogas- of composteerinstallatie die overeenkomstig artikel 12 is erkend, of

iii) als afval verwijderd door begraving op een stortplaats overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG;

d) als het materiaal afkomstig van vis betreft, ingekuild of gecomposteerd overeenkomstig de voorschriften die worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure;

e) als het gaat om mest, de inhoud van het maagdarmkanaal of materiaal dat wordt verzameld bij slachthuizen als bedoeld in lid 1, onder b),

i) onverwerkt gebruikt als grondstof in een biogasinstallatie of composteerinstallatie dan wel behandeld in een technisch bedrijf dat met het oog hierop is erkend;

ii) voorzover niet wordt vermoed dat via dit materiaal ernstige besmettelijke ziekten kunnen worden verspreid, op het land uitgereden met inachtneming van deze verordening;

f) verwijderd volgens een andere methode die, na advies van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd.

3. Tussentijds laden en lossen of tijdelijke opslag van categorie 2-materiaal, met uitzondering van mest, mag uitsluitend geschieden in intermediaire categorie 2-bedrijven die overeenkomstig artikel 9 zijn erkend.

4. De onder lid 2, a) tot en met f), bedoelde methoden worden in het licht van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis, na advies van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure herzien.

5. Categorie 2-materiaal, met uitzondering van daarvan afgeleide producten als bedoeld in bijlage VI, mag niet naar derde landen worden uitgevoerd.

Artikel 6 Categorie 3-materiaal

1. Onder categorie 3-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden, of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat:

a) alle delen van geslachte dieren die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

b) alle delen van geslachte dieren, die voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertonen en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard;

c) huiden, hoeven en hoorn, varkenshaar en veren van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

d) bloed verkregen van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

e) dierlijke bijproducten verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten, waaronder ontvette beenderen en kanen;

f) voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong of die producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van keukenafval en etensresten, bevatten en die oorspronkelijk bestemd waren voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen of als gevolg van gebreken bij de productie of bij de verpakking of van andere gebreken die geen enkel gevaar voor mens of dier vormen, bestemd zijn voor diervoeding;

g) rauwe melk afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;

h) in volle zee voor de productie van vismeel gevangen vis of andere zeedieren, met uitzondering van zeezoogdieren;

i) vers visafval afkomstig van bedrijven die visproducten voor menselijke consumptie vervaardigen;

j) schelpen en eierschalen, bijproducten van broederijen en bijproducten van gebarsten eieren afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte.

k) bloed, huiden, hoeven, veren, wol, hoorn, haar en bont afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;

l) keukenafval en etensresten, anders dan bedoeld in artikel 4, lid 1, onder e).

2. Categorie 3-materiaal wordt zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7 verzameld en vervoerd, waarbij het overeenkomstig bijlage II wordt gekoeld, en wordt, tenzij anders bepaald in de artikelen 21 en 21 bis,

a) rechtstreeks als afval verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend;

b) verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 15 is erkend;

c) verwerkt in een technisch bedrijf dat overeenkomstig artikel 16 is erkend;

d) als grondstof gebruikt in een bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren dat overeenkomstig artikel 16 is erkend;

e) verwerkt in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 10 is erkend of in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 15 is erkend, en het daaruit resulterende materiaal wordt definitief als afval verwijderd door verbranding of meeverbranding in een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie die overeenkomstig artikel 9 bis is erkend, gestort op een stortplaats die overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG is erkend;

f) verwerkt in een biogasinstallatie of composteerinstallatie die overeenkomstig artikel 12 is erkend, of

g) als het gaat om keukenafval en etensresten, als bedoeld in lid 1, onder l), verwerkt in een biogasinstallatie of gecomposteerd overeenkomstig de voorschriften die worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure, of, in afwachting van die voorschriften, overeenkomstig de nationale wetgeving.

3. Tussentijds laden en lossen of tijdelijke opslag van categorie 3-materiaal mag uitsluitend geschieden in intermediaire categorie 3-bedrijven die overeenkomstig artikel 9 zijn erkend.

Artikel 7 Verzamelen en vervoer

1. Dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten worden verzameld, vervoerd en geïdentificeerd overeenkomstig bijlage II.

De drie categorieën bijproducten worden gedurende het laden en lossen, de verzameling en het vervoer strikt gescheiden gehouden en worden

a) als het gaat om categorie 1- en categorie 2-materiaal en daarvan afgeleide producten, als bedoeld in de artikelen 4 en 5, permanent gemerkt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, indien technisch mogelijk met een geur,

b) als het gaat om categorie 3-materiaal, altijd gekoeld of ingevroren opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de bijlagen II en VIII, en per diersoort gescheiden gehouden.

2. Gedurende het vervoer gaan de dierlijke bijproducten en bewerkte producten vergezeld van een handelsdocument, of, als dit op grond van deze verordening vereist is, een gezondheidsverklaring. Het handelsdocument en de gezondheidsverklaring moeten voldoen aan de eisen van en moeten bewaard worden gedurende de tijd zoals bepaald in bijlage II.

3. De lidstaten treffen de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat het verzamelen en het vervoer van categorie 1- en categorie 2-materiaal overeenkomstig bijlage II geschiedt.

Artikel 8 Administratie

1. Producenten die dierlijke bijproducten verzenden, ongeacht uit welk bedrijf, registreren voor iedere zending de volgende gegevens:

a) de datum waarop het materiaal op het bedrijf is verzameld;

b) de hoeveelheid en de omschrijving van het materiaal, alsmede de merkstof, indien van toepassing;

c) de bestemming waarnaar het materiaal is verzonden, en

d) de naam van de vervoerder.

2. Eenieder die dierlijke bijproducten vervoert, registreert bij het verzamelen de volgende gegevens:

a) het adres van het bedrijf waar het materiaal is verzameld;

b) de datum waarop het materiaal is verzameld;

c) de hoeveelheid en de omschrijving van het materiaal, alsmede de merkstof, indien van toepassing;

d) de bestemming waarnaar het materiaal moet worden vervoerd.

3. Eenieder die dierlijke bijproducten ontvangt, registreert voor inkomende zendingen de volgende gegevens:

a) de datum waarop het materiaal is aangekomen;

b) het adres van het bedrijf vanwaar het materiaal is verzonden;

c) de hoeveelheid en de omschrijving van het materiaal, alsmede de merkstof, indien van toepassing;

d) de naam en het adres van de vervoerder.

4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde administratie worden ten minste twee jaar bewaard, zodat zij aan de bevoegde autoriteiten kan worden overgelegd.

Artikel 9 Intermediaire bedrijven en opslagbedrijven

1. Intermediaire categorie 1-, 2- en 3-bedrijven en opslagbedrijven voor dierlijke bijproducten dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit.

2. Om te worden erkend, moeten intermediaire categorie 1- of categorie 2-bedrijven:

a) voldoen aan de eisen in bijlage VIII, hoofdstuk I;

b) categorie 1- of categorie 2-materiaal laden en lossen en opslaan overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk II, deel B;

c) zijn gecontroleerd volgens de interne controles als bedoeld in artikel 22;

d) door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd overeenkomstig artikel 23.

3. Om te worden erkend, moeten intermediaire categorie 3-bedrijven:

a) fysiek gescheiden liggen van bedrijven voor materiaal van de categorieën 1 en 2 en voldoen aan de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk I;

b) categorie 3-materiaal laden en lossen en opslaan overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk II, deel A;

c) zijn gecontroleerd volgens de interne controles als bedoeld in artikel 22;

d) door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd overeenkomstig artikel 23.

4. Om te worden erkend, moeten opslagbedrijven:

a) voldoen aan de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk III;

b) verwerkte dierlijke bijproducten opslaan overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk III, punt 3;

c) onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit.

Artikel 9 bis Erkenning van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties

1. De verbranding en meeverbranding van verwerkte producten vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2000/76/EG. De verbranding en meeverbranding van dierlijke bijproducten vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2000/76/EG of, wanneer die richtlijn niet van toepassing is, overeenkomstig het bepaalde in deze verordening. Verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties worden erkend overeenkomstig genoemde richtlijn of overeenkomstig de leden 2 en 3.

2. Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend voor de verwijdering van dierlijke bijproducten moet een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie met hoge capaciteit waarop Richtlijn 2000/76/EG niet van toepassing is, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) de algemene voorwaarden van bijlage XII, hoofdstuk I;

b) de exploitatievoorwaarden van bijlage XII, hoofdstuk II;

c) de eisen van bijlage XII, hoofdstuk III, inzake lozingen van afvalwater;

d) de eisen van bijlage XII, hoofdstuk IV, inzake residuen;

e) de eisen van bijlage XII, hoofdstuk V, inzake temperatuurmetingen; en

f) de voorwaarden inzake uitzonderlijke bedrijfsomstandigheden van bijlage XII, hoofdstuk VI .

3. Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend voor de verwijdering van dierlijke bijproducten moet een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie met lage capaciteit waarop Richtlijn 2000/76/EG niet van toepassing is, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) zij mag uitsluitend worden gebruikt voor de verwijdering van gezelschapsdieren en/of categorie 2- en categorie 3-materiaal;

b) als de installatie zich op een landbouwbedrijf bevindt, mag zij uitsluitend worden gebruikt voor de verwijdering van materiaal van het betrokken bedrijf;

c) de algemene voorwaarden van bijlage XII, hoofdstuk I;

d) de exploitatievoorwaarden van bijlage XII, hoofdstuk II, voorzover van toepassing;

e) de eisen van bijlage XII, hoofdstuk IV, inzake residuen;

f) de eisen van bijlage XII, hoofdstuk V, inzake temperatuurmetingen; en

g) de voorwaarden inzake uitzonderlijke bedrijfsomstandigheden van bijlage XII, hoofdstuk VI.

4. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

5. De in de leden 2 en 3 vastgestelde eisen worden in het licht van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis, na advies van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure herzien.

HOOFDSTUK III

ERKENNING VAN CATEGORIE 1- EN CATEGORIE 2-VERWERKINGSBEDRIJVEN, BIOGASINSTALLATIES, COMPOSTEERINSTALLATIES EN OLEOCHEMISCHE BEDRIJVEN

Artikel 10 Erkenning van categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven

1. De lidstaten erkennen voor hun hele grondgebied of een gedeelte daarvan een of meer categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven voor het verzamelen en verwerken van categorie 1- of categorie 2- materiaal. Een lidstaat kan besluiten een categorie 1- of categorie 2-verwerkingsbedrijf in een andere lidstaat aan te wijzen na daarover met die staat overeenstemming te hebben bereikt.

2. Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend, moeten categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven:

a) voldoen aan de eisen in bijlage III, hoofdstuk I;

b) het categorie 1- of categorie 2-materiaal laden en lossen, verwerken en opslaan overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk II en bijlage IV, hoofdstuk I;

c) door de bevoegde autoriteit zijn gevalideerd overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk V;

d) zijn gecontroleerd volgens de interne controles als bedoeld in artikel 22;

e) door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd overeenkomstig artikel 23;

f) methoden voor monitoring en controle op de kritische beheerspunten invoeren en toepassen op basis van de gebruikte verwerkingsprocédés;

g) ervoor zorgen dat de door verwerking verkregen producten voldoen aan de eisen in bijlage IV, hoofdstuk I.

3. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

Artikel 11 Erkenning van oleochemische bedrijven

1. Oleochemische bedrijven waar gesmolten vet verder wordt verwerkt, dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit.

2. Om te worden erkend, moeten oleochemische bedrijven voor categorie 2-materiaal:

a) het gesmolten vet dat afkomstig is van categorie 2-materiaal verwerken overeenkomstig de normen die zijn vastgesteld in bijlage IV, hoofdstuk III;

b) methoden voor monitoring en controle op de kritische beheerspunten invoeren en toepassen op basis van de gebruikte verwerkingsprocédés;

c) de gegevens die zijn verkregen op grond van het bepaalde onder b) registreren, zodat deze aan de bevoegde autoriteit kunnen worden overgelegd;

d) onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat de exploitant of de beheerder van het bedrijf de eisen van deze verordening in acht neemt.

3. Om te worden erkend, mogen oleochemische bedrijven voor categorie 3-materiaal uitsluitend gesmolten vet verwerken dat afkomstig is van categorie 3-materiaal en moeten deze bedrijven voldoen aan de eisen voor oleochemische bedrijven voor categorie 2-materiaal overeenkomstig lid 2.

4. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

Artikel 12 Erkenning van biogas- en composteerinstallaties

1. Biogasinstallaties en composteerinstallatie waar dierlijke bijproducten worden verwerkt, dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit.

2. Om te worden erkend, moeten biogasinstallaties en composteerinstallaties

a) voldoen aan de eisen in bijlage IV, hoofdstuk II, afdeling A;

b) de dierlijke bijproducten laden en lossen en opslaan overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk II, afdelingen B en C;

c) door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd;

d) methoden voor monitoring en controle op de kritische beheerspunten invoeren en toepassen op basis van de gebruikte verwerkingsprocédés;

e) ervoor zorgen dat gistingsresiduen voldoen aan de microbiologische normen die zijn vastgesteld in bijlage IV, hoofdstuk II, afdeling D.

3. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

Artikel 13 Verzending van verwerkte dierlijke bijproducten naar verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties of een stortplaats

1. Verwerkte dierlijke bijproducten mogen slechts voor verwijdering door verbranding, meeverbranding of storting worden verzonden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) verwerkte dierlijke bijproducten

i) worden vervoerd in verzegelde, afgedekte recipiënten of voertuigen waarop, naar gelang van het geval, duidelijk is vermeld "Niet voor diervoeding - uitsluitend bestemd voor verbranding/meeverbranding/storting";

ii) uitsluitend worden verzonden naar verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties die overeenkomstig Richtlijn .../.../EG [betreffende de verbranding van afval] of stortplaatsen die overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG zijn erkend;

b) de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong meldt de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming de verzending van iedere zending;

c) de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming meldt de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong de aankomst van iedere zending;

d) de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming zorgt ervoor dat de aangewezen bedrijven of stortplaatsen de zending uitsluitend voor de toegestane doeleinden gebruiken en een volledige administratie bijhouden waaruit blijkt dat deze verordening wordt nageleefd.

2. Verwerkte dierlijke bijproducten mogen slechts voor verwijdering door verbranding of meeverbranding naar andere lidstaten worden verzonden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de lidstaat van bestemming moet de ontvangst van het betrokken materiaal hebben toegestaan;

b) de verwerkte dierlijke bijproducten moeten

i) vergezeld gaan van een officieel certificaat van het model in bijlage VII,

ii) worden vervoerd in verzegelde, afgedekte recipiënten of voertuigen waarop, waar nodig in de taal van de lidstaat van oorsprong, bestemming en doorvoer, duidelijk is vermeld "Niet voor diervoeding - uitsluitend bestemd voor verbranding/meeverbranding",

iii) rechtstreeks naar de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie worden vervoerd;

c) lidstaten die verwerkte dierlijke bijproducten naar andere lidstaten verzenden, melden via het Animo-systeem iedere zending aan de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming. In het Animo-bericht moeten de woorden "Niet voor diervoeding - uitsluitend bestemd voor verbranding of meeverbranding" worden opgenomen;

d) lidstaten van bestemming melden via het Animo-systeem de aankomst van iedere zending aan de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong;

e) lidstaten van bestemming zorgen ervoor dat het aangewezen bedrijf op hun grondgebied de zending uitsluitend voor de toegestane doeleinden gebruikt en houden een volledige administratie bij waaruit blijkt dat deze verordening wordt nageleefd.

HOOFDSTUK IV

IN DE HANDEL BRENGEN VAN VERWERKTE DIERLIJKE EIWITTEN EN ANDERE VOEDERMIDDELEN, VOEDER VOOR GEZELSCHAPSDIEREN, HONDENKLUIVEN EN TECHNISCHE PRODUCTEN

Artikel 14 Algemene veterinairrechtelijke bepalingen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de in de bijlagen V en VI bedoelde dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten niet worden verzonden vanuit een bedrijf dat is gelegen in een zone waarvoor beperkingen gelden omdat aldaar een ziekte voorkomt waarvoor de soort waarvan het product is afgeleid, vatbaar is, en ook niet vanuit een inrichting of zone die bij verplaatsingen of handelsverkeer vanuit die inrichting of zone gevaar zouden opleveren voor de gezondheidsstatus van lidstaten of gebieden van lidstaten, verzonden worden, tenzij de producten overeenkomstig deze verordening worden behandeld.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen waarborgen dat de producten afkomstig zijn van dieren:

a) die komen uit een bedrijf, gebied of een deel van een gebied of, in geval van aquacultuurproducten, uit een bedrijf, zone of deel van een zone, waarvoor ten aanzien van de betrokken dieren en producten geen beperkende veterinairrechtelijke maatregelen gelden, met name beperkingen in verband met verplichte ziektebestrijdingsmaatregelen op grond van de communautaire wetgeving of in verband met ernstige besmettelijke ziekten als vermeld in Richtlijn 92/119/EG van de Raad [24],

[24] PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.

b) die niet zijn geslacht in een inrichting waar zich op het moment van het slachten dieren bevonden die besmet waren of vermoedelijk besmet waren met een van de ziekten waarvoor de onder a) bedoelde bepalingen gelden.

3. Op voorwaarde dat de in lid 2, onder a), bedoelde ziektebestrijdingsmaatregelen in acht worden genomen, kan worden toegestaan dat dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten als bedoeld in de bijlagen V en VI uit een gebied of een deel van een gebied waarvoor veterinairrechtelijke bepalingen gelden, maar die niet of vermoedelijk niet besmet zijn, in de handel worden gebracht, mits naargelang het geval:

a) de productie, het laden en lossen, het vervoer en de opslag van deze producten gescheiden van dan wel op andere tijdstippen geschieden dan die van producten die aan alle veterinairrechtelijke voorschriften voldoen,

b) de producten in een inrichting die daartoe is erkend door de lidstaat waar het gezondheidsprobleem zich voordoet, een behandeling hebben ondergaan die toereikend is om het betrokken diergezondheidsprobleem op te lossen overeenkomstig deze verordening,

c) de producten naar behoren worden geïdentificeerd,

d) de producten aan de specifieke eisen van de bijlagen V en VI, dan wel aan de volgens de procedure van artikel 33, lid 2, vastgestelde uitvoeringsbepalingen voldoen.

In specifieke omstandigheden kunnen bij volgens de procedure van artikel 33, lid 2, te nemen besluiten andere voorwaarden dan de in de eerste alinea genoemde voorwaarden worden vastgesteld. In deze besluiten dient rekening te worden gehouden met maatregelen of tests die op de dieren moeten worden uitgevoerd en met de specifieke kenmerken van de ziekte van de betrokken soort; voorts moeten in die besluiten de maatregelen worden genoemd die nodig zijn ter bescherming van de gezondheid van dieren in de Gemeenschap.

Artikel 15 Erkenning van categorie 3-verwerkingsbedrijven

1. Categorie 3-verwerkingsbedrijven dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit.

2. Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend, moeten categorie 3-verwerkingsbedrijven:

a) fysiek gescheiden liggen van bedrijven voor categorie 1 en 2-materiaal en voldoen aan de eisen in bijlage III, hoofdstukken I en II, en bijlage V;

b) uitsluitend categorie 3-materiaal laden en lossen, verwerken en opslaan overeenkomstig bijlage V;

c) door de bevoegde autoriteit zijn gevalideerd overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk V;

d) zijn gecontroleerd volgens de interne controles als bedoeld in artikel 22 en onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 23;

e) ervoor zorgen dat de door verwerking verkregen producten voldoen aan de eisen in bijlage V, hoofdstuk I.

3. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

Artikel 16 Erkenning van bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en van technische bedrijven

1. Bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en technische bedrijven dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit.

2. Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend, moet het bedrijf voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren of het technische bedrijf:

a) zich ertoe verbinden om, rekening houdend met de specifieke voorschriften in bijlage VI betreffende de producten die in het bedrijf worden vervaardigd,

i) zich te houden aan de specifieke productievoorschriften van deze verordening;

ii) methoden voor monitoring en controle op de kritische beheerspunten invoeren en toepassen op basis van de gebruikte verwerkingsprocédés;

iii) naar gelang van de producten, monsters te nemen voor analyse in een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium om te controleren of de bij deze verordening vastgestelde normen worden nageleefd;

iv) de gegevens die op grond van de punten ii) en iii) zijn verkregen te registreren, zodat deze aan de bevoegde autoriteit kunnen worden overgelegd. De uitslagen van de verschillende controles en tests moeten minstens twee jaar worden bewaard;

v) de bevoegde autoriteit in te lichten indien uit het in punt iii) bedoelde laboratoriumonderzoek of uit enige andere informatie waarover het bedrijf beschikt, blijkt dat er een ernstig risico voor de gezondheid van mens of dier bestaat;

vi) alleen producten te verzenden die vergezeld gaan van een handelsdocument waarin de aard van het product en de naam en het veterinairrechtelijke erkenningsnummer van de productie-inrichting zijn vermeld;

b) onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat de exploitant of de beheerder van het bedrijf de eisen van deze verordening in acht neemt.

3. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk geschorst.

Artikel 17 In de handel brengen en uitvoeren van verwerkte dierlijke eiwitten en andere voedermiddelen

De lidstaten zien erop toe dat verwerkte dierlijke eiwitten en andere voedermiddelen slechts in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd, indien:

a) zij zijn geproduceerd in een categorie 3-verwerkingsbedrijf dat is erkend en onder toezicht staat overeenkomstig artikel 15 en zodanig dat hergebruik binnen de diersoort kan worden vermeden;

b) zij uitsluitend zijn geproduceerd met in artikel 6, lid 1, onder a) tot en met j), genoemd categorie 3-materiaal;

c) het laden en lossen, de verwerking, de opslag en het vervoer zijn geschied overeenkomstig bijlage V;

d) zij aan de in bijlage V vastgestelde eisen voldoen.

Artikel 18 In de handel brengen en uitvoeren van voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten

1. De lidstaten zien erop toe dat voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten, behalve die welke in de leden 2 en 3 worden bedoeld, slechts in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd, indien:

a) zij aan de in bijlage VI vastgestelde specifieke eisen voldoen;

b) zij afkomstig zijn van bedrijven die zijn erkend en onder toezicht staan overeenkomstig artikel 16.

2. De lidstaten zien erop toe dat biologische meststoffen of bodemverbeteraars die zijn vervaardigd van verwerkte producten, met uitzondering van producten die van mest en de inhoud van het maagdarmkanaal zijn vervaardigd, slechts in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd indien zij voldoen aan de eventuele voorschriften die, na raadpleging van het betrokken wetenschappelijke comité, volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld.

3. De lidstaten zien erop toe dat vetderivaten die zijn vervaardigd van categorie 2-materiaal uitsluitend op de markt worden gebracht of worden uitgevoerd als zij:

a) zijn vervaardigd in een oleochemisch bedrijf voor categorie 2-materiaal dat is erkend overeenkomstig artikel 11, van gesmolten vet dat afkomstig is van de verwerking van categorie 2-materiaal in een categorie 2-verwerkingsinstallatie die is erkend overeenkomstig artikel 10, volgens een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5;

b) zijn geladen, gelost, verwerkt, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV;

c) voldoen aan de bijzondere eisen van bijlage IV.

Artikel 19 Vrijwaringsmaatregelen

Op de onder de bijlagen V en VI bij deze verordening vallende producten is artikel 10 van Richtlijn 90/425/EEG van toepassing.

Artikel 20 Beperkingen van de toepassingen

1. De volgende toepassingen van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten zijn verboden:

a) het voederen van een diersoort met eiwitten die afkomstig zijn van kadavers of delen van kadavers van dieren van dezelfde soort;

b) het voederen van vee, met uitzondering van pelsdieren, met keukenafval en etensresten of daarvan afgeleide voedermiddelen;

c) het gebruiken op weiden van andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest en gier.

2. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel, met inbegrip van voorschriften inzake controlemaatregelen, worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure. Volgens dezelfde procedure kunnen, na raadpleging van het betrokken wetenschappelijke comité, uitzonderingen van het bepaalde in lid 1, onder a), worden toegestaan voor vis en pelsdieren.

HOOFDSTUK V

AFWIJKINGEN

Artikel 21 Afwijkingen

1. De lidstaten kunnen, op voorwaarde dat toezicht wordt gehouden door de bevoegde autoriteiten, toestemming verlenen om:

a) dierlijke bijproducten te gebruiken voor diagnose, onderwijs en onderzoek;

b) dierlijke bijproducten te gebruiken voor taxidermie in technische bedrijven die hiertoe overeenkomstig artikel 16 zijn erkend.

c) overeenkomstig de voorschriften in bijlage IX, categorie 2-materiaal dat afkomstig is van dieren die niet zijn gedood of gestorven in verband met de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van een op mens of dier overdraagbare ziekte, alsmede in artikel 6, lid 1, onder a), tot en met j), genoemd categorie 3-materiaal te gebruiken als voeder voor

i) dieren in dierentuinen,

ii) circusdieren,

iii) andere reptielen dan dieren in dierentuinen of circussen,

iv) pelsdieren,

v) wilde dieren of bedreigde soorten,

vi) wilde dieren van alle soorten, wanneer het voederen daarvan nodig is wegens een slechte voedselsituatie of voor documentaire doeleinden,

vii) honden in erkende kennels of honden voor de drijfjacht die deel uitmaken van een erkende jachthondenmeute,

viii) maden voor gebruik als visaas.

2. Wanneer de lidstaten gebruikmaken van de in lid 1 genoemde afwijkingen, stellen zij de Commissie daarvan in kennis en delen zij haar de controleregelingen mee die worden ingevoerd om ongeoorloofd gebruik van deze dierlijke bijproducten te voorkomen.

3. Iedere lidstaat stelt een lijst samen van krachtens lid 1, onder c), gemachtigde en geregistreerde gebruikers en verzamelcentra op zijn grondgebied. Iedere gebruiker en ieder verzamelcentrum krijgt een officieel nummer met het oog op inspectie en om de oorsprong van de betrokken producten te kunnen traceren.

Het toezicht op de bedrijfsruimten van gebruikers en verzamelcentra wordt verricht door de bevoegde autoriteit, die te allen tijde vrije toegang heeft tot alle delen van de ruimten, teneinde de naleving van de bepalingen in lid, onder c), te waarborgen.

Indien uit de inspectie blijkt dat niet aan die bepalingen wordt voldaan, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen.

4. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2, kunnen uitvoeringsbepalingen inzake controlemaatregelen worden vastgesteld.

Artikel 21 bis

Uitzonderingen met betrekking tot de verwijdering van dierlijke bijproducten.

1. De bevoegde autoriteit kan zo nodig besluiten dat:

a) dode gezelschapsdieren, met uitzondering van de artikel 4, lid 1, onder a), punt i) bedoelde dieren, rechtstreeks als afval mogen worden verwijderd door begraving;

b) de volgende dierlijke bijproducten, indien zij zijn ontstaan in afgelegen gebieden, als afval mogen worden verwijderd door verbranding of begraving ter plaatse:

i) categorie 1-materiaal als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), punt ii),

ii) categorie 2-materiaal,

iii) categorie 3-materiaal;

c) in geval van een uitbraak van een ziekte zoals vermeld in lijst A van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten dierlijke bijproducten als afval mogen worden verwijderd door verbranding of begraving ter plaatse, als de bevoegde autoriteit besluit dat vervoer naar de dichtstbijzijnde verbrandings- of verwerkingsinstallatie niet in aanmerking komt vanwege het gevaar van uitbreiding van gezondheidsrisico's of omdat een wijdverspreide dierziekte tot gevolg heeft dat de capaciteit van dergelijke installaties ontoereikend is.

2. Voor het in artikel 4, lid 1, onder a), punt i), bedoelde categorie 1-materiaal mag geen uitzondering worden toegestaan.

3. In geval van categorie 1-materiaal als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), punt ii), mag verbranding en begraving overeenkomstig lid 1, onder b) of c), uitsluitend plaatsvinden als de bevoegde autoriteit de gebruikte methode goedkeurt en hierop toezicht uitoefent en er bovendien van overtuigd is dat bij deze methode alle gevaar voor de overdracht van TSE's is uitgesloten.

4. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:

a) het gebruik dat zij maken van de mogelijkheden zoals beschreven in lid 1, onder b) ten aanzien van categorie 1- en categorie 2-materiaal; en

b) de gebieden die zij als afgelegen gebieden aanwijzen in verband met de toepassing van lid 1, onder b), en de redenen daarvoor.

5. De bevoegde autoriteit neemt de passende maatregelen:

a) om ervoor te zorgen dat het verbranden of begraven van dierlijke bijproducten geen gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier; en

b) om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van dierlijke bijproducten te voorkomen.

6. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2 kunnen, uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld.

HOOFDSTUK VI

CONTROLES EN INSPECTIES OP INTERMEDIAIRE BEDRIJVEN EN VERWERKINGSBEDRIJVEN

Artikel 22 Interne controles

1. Exploitanten en eigenaars van intermediaire bedrijven en verwerkingsbedrijven, dan wel hun vertegenwoordigers nemen alle nodige maatregelen om aan de bepalingen van deze verordening te voldoen. Zij moeten een permanente procedure invoeren, toepassen en onderhouden, die op grond van de beginselen van het HACCP-systeem (Hazard Analysis and Critical Control Points) is ontwikkeld. Met name moeten zij:

a) de kritische punten in de bedrijven bepalen en beheren;

b) methoden voor monitoring en controle van dergelijke kritische punten invoeren en toepassen;

c) in het geval van een verwerkingsbedrijf representatieve monsters nemen van iedere verwerkte partij, om te controleren of aan de in deze verordening vastgestelde productnormen is voldaan en of de volgens de communautaire wetgeving maximale toegestane niveaus voor fysisch-chemische residuen niet zijn overschreden,

d) de resultaten van de onder b) en c) bedoelde controles en tests registreren en gedurende ten minste twee jaar bewaren, zodat zij aan de bevoegde autoriteiten kunnen worden overgelegd,

e) een systeem invoeren dat het mogelijk maakt het verband te leggen tussen iedere verzonden partij en het tijdstip waarop die partij is geproduceerd.

2. Wanneer de resultaten van een test op monsters die zijn genomen op grond van lid 1, onder c), niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening, dient de exploitant van het verwerkingsbedrijf:

a) de bevoegde autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis te stellen;

b) te bepalen als gevolg van welke oorzaak/oorzaken niet aan de voorschriften is voldaan;

c) ervoor te zorgen dat besmet of vermoedelijk besmet materiaal het bedrijf niet verlaat voordat het onder rechtstreeks toezicht van de bevoegde autoriteit opnieuw is verwerkt en opnieuw officieel monsters zijn genomen teneinde te voldoen aan de normen die in deze verordening zijn vastgesteld.

3. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2 kunnen, uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld.

Artikel 23 Officiële controles

1. De bevoegde autoriteiten moeten in intermediaire bedrijven en verwerkingsbedrijven op gezette tijden inspecties uitvoeren en toezicht houden overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk IV.

2. De frequentie van de inspecties en het toezicht is afhankelijk van de grootte van het bedrijf, het type van de vervaardigde producten, de risicobeoordeling en de garanties die worden geboden op grond van de toepassing van de Hazard Analysis Critical Control Points (risicoanalyse kritische controlepunten).

3. Indien uit de inspecties door de bevoegde autoriteit blijkt dat niet aan alle bepalingen van deze verordening is voldaan, dient de bevoegde autoriteit passende maatregelen te treffen. Wanneer de bepalingen van dit artikel met betrekking tot de microbiologische normen en de soorten microbiologische controles niet zijn nageleefd, moet de fabrikant:

a) de bevoegde autoriteit onverwijld alle gegevens meedelen over de aard van het monster en de partij waaruit het afkomstig is,

b) de besmette partij onder toezicht van de bevoegde autoriteit verwerken en opnieuw verwerken,

c) de frequentie van de bemonstering en de controles op de productie opvoeren,

d) de voor het monster van het eindproduct relevante administratie over de niet-verwerkte dierlijke bijproducten onderzoeken,

e) het bedrijf op de juiste wijze ontsmetten en reinigen.

4. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2 kunnen, uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld.

Artikel 24 Frequentie van controles en microbiologische analyses

1. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2, worden uitvoeringsbepalingen voor de in de artikelen 22 en 23 bedoelde controles en de frequentie daarvan vastgesteld.

2. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2, worden de referentiemethoden voor de microbiologisch analyses vastgesteld.

Artikel 25 Lijst van erkende bedrijven

Iedere lidstaat stelt een lijst op van de bedrijven op zijn grondgebied die zijn erkend op grond van de artikelen 9 tot en met 12, en 15 en 16 van deze verordening. Aan elk bedrijf wordt een officieel nummer toegekend dat de aard van de activiteiten van het bedrijf aangeeft.

De lidstaten zenden deze lijst en de bijwerkingen ervan aan de andere lidstaten en aan de Commissie.

HOOFDSTUK VII

COMMUNAUTAIRE CONTROLES IN DE LIDSTATEN

Artikel 26 Communautaire controles

1. Deskundigen van de Commissie en de lidstaten kunnen in samenwerking met nationale bevoegde autoriteiten controles ter plaatse uitvoeren voorzover de uniforme toepassing van deze verordening dit vereist. De lidstaat op welks grondgebied een controle wordt uitgevoerd verleent de deskundigen alle nodige hulp voor de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de uitkomst van de verrichte controles. 2. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel, met name betreffende de procedure voor de samenwerking met de nationale autoriteiten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

HOOFDSTUK VIII

BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN BEPAALDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN

Artikel 27 Algemene bepalingen

De bepalingen die van toepassing zijn op de invoer uit derde landen van producten als bedoeld in bijlage V en van voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten als bedoeld in bijlage VI, mogen niet gunstiger of minder gunstig zijn dan de bepalingen die van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van de betrokken producten in de Gemeenschap.

De invoer uit derde landen van voeder voor gezelschapsdieren en grondstoffen voor voeder van gezelschapsdieren, afkomstig van dieren die zijn behandeld met bepaalde krachtens Richtlijn 96/22/EG verboden stoffen, kan evenwel worden toegestaan, mits die grondstoffen gemerkt zijn en met inachtneming van bijzondere eisen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Artikel 28 Verbod

De invoer in de Gemeenschap van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten anders dan overeenkomstig deze verordening is verboden.

Artikel 29 Naleving van communautaire bepalingen

1. De in de bijlagen V en VI bedoelde producten mogen alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd wanneer zij voldoen aan de bepalingen die zijn vastgesteld in lid 2 tot en met lid 5.

2. De in de bijlagen V en VI bedoelde producten moeten, tenzij in deze bijlagen anders is bepaald, afkomstig zijn uit een derde land of een deel van een derde land dat voorkomt op een lijst die volgens de procedure van artikel 33, lid 2, wordt opgesteld en bijgewerkt.

De opgestelde lijst mag worden gecombineerd met andere lijsten die met het oog op de volksgezondheid en de gezondheid van dieren zijn opgesteld.

Bij het opstellen van deze lijst moet in het bijzonder rekening worden gehouden met:

a) de wetgeving van het derde land;

b) de organisatie van de bevoegde autoriteit en haar inspectiediensten in het derde land, de bevoegdheden van deze diensten, het toezicht op deze diensten, hun mogelijkheden om de toepassing van hun wetgeving doeltreffend te controleren;

c) de gezondheidsvoorschriften voor de productie, vervaardiging, handling, opslag en verzending van producten van dierlijke oorsprong die voor de Gemeenschap bestemd zijn;

d) de waarborgen die het derde land kan geven met betrekking tot de naleving van de relevante gezondheidsvoorschriften;

e) de ervaring met het in de handel brengen van het product uit het derde land en de resultaten van invoercontroles;

f) de uitkomst van eventuele communautaire inspecties in het derde land;

g) de gezondheidsstatus van het vee, andere gedomesticeerde dieren en wilde dieren in het derde land, met name op het punt van exotische dierziekten en aspecten van de algemene gezondheidssituatie in het land die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren in de Gemeenschap;

h) de regelmaat en snelheid waarmee het derde land informatie verschaft over besmettelijke dierziekten op zijn grondgebied, met name de ziekten die worden vermeld in lijst A en lijst B van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE/IEO) of, in het geval van ziekten van aquacultuurdieren, de meldingsplichtige ziekten die worden genoemd in de Aquatic Animal Health Code van het OIE;

i) de wetgeving in het derde land inzake de voorkoming en de beheersing van infectieziekten of besmettelijke ziekten bij dieren, alsmede de uitvoering ervan, met inbegrip van de bepalingen inzake de invoer uit andere landen.

3. De in bijlage V bedoelde producten moeten afkomstig zijn uit inrichtingen die voorkomen op een lijst van de Gemeenschap die volgens de procedure van artikel 33, lid 2, wordt opgesteld aan de hand van een mededeling van de bevoegde autoriteiten van het derde land aan de Commissie waarin wordt verklaard dat het bedrijf aan de bepalingen van de Gemeenschap voldoet en dat een officiële inspectiedienst in het derde land toezicht houdt op het bedrijf.

Goedgekeurde lijsten worden als volgt gewijzigd:

a) de Commissie stelt de lidstaten binnen vijf werkdagen na ontvangst van het voorstel in kennis van de door het betrokken derde land in de lijsten van inrichtingen voorgestelde wijzigingen;

b) de lidstaten delen de Commissie binnen zeven werkdagen na ontvangst van de in punt a) bedoelde voorgestelde wijzigingen in de lijsten van inrichtingen schriftelijk hun opmerkingen mee;

c) wanneer ten minste één lidstaat schriftelijke opmerkingen heeft meegedeeld, stelt de Commissie de lidstaten binnen vijf werkdagen daarvan in kennis en zet zij het punt op de agenda van de volgende vergadering van het Permanent Veterinair Comité met het oog op een besluit volgens de procedure van artikel 33, lid 2;

d) wanneer de lidstaten binnen de in punt b) bedoelde termijn geen opmerkingen hebben ingediend, worden de voorgestelde wijzigingen van de lijst geacht door de lidstaten te zijn aanvaard. De Commissie stelt de lidstaten binnen vijf werkdagen daarvan in kennis en na verloop van vijf werkdagen na de dag waarop de lidstaten deze kennisgeving hebben ontvangen, wordt de invoer van producten uit de betrokken inrichtingen toegestaan.

4. De in bijlage VI bedoelde producten moeten afkomstig zijn uit inrichtingen die door de bevoegde autoriteit van de derde landen zijn erkend en geregistreerd.

5. Zendingen van in de bijlagen V en VI bedoelde producten moeten, tenzij in deze bijlagen anders is bepaald, vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat van het model in bijlage X, waarin wordt verklaard dat de producten aan de in die bijlagen genoemde bepalingen voldoen en afkomstig zijn uit inrichtingen waar volgens die bepalingen wordt gewerkt.

Artikel 30 Gelijkwaardigheid

1. Volgens de procedure van artikel 33, lid 2, kan een besluit worden genomen waarin wordt erkend dat de gezondheidsmaatregelen die door een derde land, een groep derde landen of een deel van een derde land worden toegepast op de productie, de vervaardiging, het laden en lossen, de opslag en het vervoer van een of meer categorieën producten als bedoeld in de bijlagen V en VI, garanties bieden die gelijkwaardig zijn met de in de Gemeenschap geldende waarborgen, voorzover het derde land dit objectief kan aantonen.

In het besluit worden de eisen voor de invoer van dierlijke bijproducten uit dat land, dat deel van een land of die groep landen genoemd.

2. De in lid 1 bedoelde eisen betreffen:

a) de aard en inhoud van het gezondheidscertificaat waarvan het product vergezeld moet gaan;

b) specifieke gezondheidseisen voor de invoer in de Gemeenschap;

c) waar nodig procedures voor het opstellen en wijzigen van lijsten van gebieden of inrichtingen vanwaaruit invoer is toegestaan.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Artikel 31 Communautaire inspecties en audits

1. Deskundigen van de Commissie kunnen, waar nodig vergezeld van deskundigen uit de lidstaten, controles ter plaatse uitvoeren teneinde

a) de lijst van derde landen of delen daarvan op te stellen en de eisen voor invoer vast te stellen;

b) na te gaan of wordt gehandeld in overeenstemming met:

i) de eisen voor opneming in een communautaire lijst van derde landen,

ii) de eisen voor de invoer,

iii) de voorwaarden voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van maatregelen,

iv) noodmaatregelen die in het kader van communautaire wetgeving worden toegepast.

De Commissie wijst de deskundigen uit de lidstaten aan die met deze controles worden belast.

2. De in lid 1 bedoelde controles worden uitgevoerd namens de Gemeenschap, die de kosten voor haar rekening neemt.

3. De frequentie van deze controles en de procedure daarvoor kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

4. Indien uit een in lid 1 bedoelde controle blijkt dat de gezondheidsvoorschriften in ernstige mate worden overtreden, eist de Commissie onmiddellijk dat het derde land passende maatregelen neemt, of schorst zij de invoer van zendingen producten en brengt zij de lidstaten onverwijld op de hoogte.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Wijzigingen van bijlagen en overgangsmaatregelen

Na raadpleging van het betrokken wetenschappelijke comité over aangelegenheden die van belang kunnen zijn voor de gezondheid van dieren of de volksgezondheid kunnen de bijlagen worden aangevuld of gewijzigd en kunnen passende overgangsmaatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Artikel 33 Regelgevingsprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 1 van Besluit 68/361/EEG ingestelde Permanent Veterinair Comité.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 7 en artikel 8 van genoemd besluit van toepassing.

3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op 15 dagen vastgesteld.

Artikel 34 Raadpleging van wetenschappelijke comités

De betrokken wetenschappelijke comités worden geraadpleegd over alle aangelegenheden die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen en die voor de gezondheid van dieren of de volksgezondheid gevolgen kunnen hebben.

Artikel 35 Bekendmaking van nationale bepalingen

1. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de bepalingen van nationaal recht die zij vaststellen binnen de werkingssfeer van deze verordening.

2. Met name stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen om de naleving van deze verordening binnen een jaar na de inwerkingtreding ervan te waarborgen. Op grond van de ontvangen inlichtingen legt de Commissie een verslag aan het Europees Parlement en de Raad voor, dat zo nodig vergezeld gaat van voorstellen voor wetgeving.

Artikel 36 Financieringsregelingen

De Commissie stelt een rapport op over de in de lidstaten verleende financiële steun voor het verwerken en verwijderen van dierlijke bijproducten, en met name van categorie 1- en categorie 2-materiaal; dit rapport gaat vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 37 Intrekking

Richtlijn 90/667/EEG en de Beschikkingen 95/348/EG en 1999/534/EG worden ingetrokken.

Verwijzingen naar Richtlijn 90/667/EEG gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is vanaf zes maanden na haar inwerkingtreding van toepassing. [25].

[25] Deze datum is gekozen om over een termijn van 18 maanden te beschikken voor de invoering van de nieuwe bepalingen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE I

Definities

Gelatine: al dan niet gelerend natuurlijk, oplosbaar eiwit, verkregen door de gedeeltelijke hydrolyse van collageen vervaardigd uit beenderen, huiden en pezen van dieren (met inbegrip van vis en pluimvee);

Gehydrolyseerde eiwitten: mengsels van polypeptiden, peptiden en aminozuren verkregen door de hydrolyse van collageen;

Huiden: alle huidweefsels en onderhuidse weefsels;

Looiing: het verharden van huiden door middel van plantaardige looimiddelen, chroomzouten of andere stoffen als aluminiumzouten, ijzerzouten, silicaten, aldehyden en chinonen of andere synthetische verhardingsmiddelen;

Verwerkt voeder voor gezelschapsdieren: voeder voor gezelschapsdieren, niet zijnde rauw voeder voor gezelschapsdieren, waarvan de stabiliteit door middel van een behandeling is verzekerd;

Blikvoeder voor gezelschapsdieren: warmtebehandeld voeder voor gezelschapsdieren in een hermetisch gesloten recipiënt;

Hermetisch gesloten recipiënt: recipiënt die ontoegankelijk is voor micro-organismen;

Rauw voeder voor gezelschapsdieren: voeder voor gezelschapsdieren dat geen ander conserveringsproces heeft ondergaan dan koelen, vriezen, snelvriezen of een daarmee gelijkwaardig proces;

Vismeel: verwerkt dierlijk eiwit afkomstig van zeedieren, uitgezonderd zeezoogdieren;

Bloed: vers volledig bloed;

Bloedproducten: producten afkomstig van bloed of bloedfracties, uitgezonderd bloedmeel. Tot deze producten behoren: gedroogd/ingevroren/vloeibaar plasma, gedroogd volledig bloed, gedroogde/ingevroren/vloeibare rode bloedcellen of een fractie daarvan en mengsels;

Bloedmeel: bloedproducten verkregen uit de warmtebehandeling van bloed overeenkomstig bijlage V, hoofdstuk II, en bestemd voor diervoeding of meststoffen;

Bloedproducten voor technisch en farmaceutisch gebruik: bloedproducten bestemd voor technische en farmaceutische doeleinden;

In-vitrodiagnostica: een verpakt product, klaar om door de eindgebruiker te worden gebruikt, dat een bloedproduct bevat en dat afzonderlijk of in combinatie wordt gebruikt als reagens, reagensproduct, kaliber, kit of anderszins, en bestemd is om in vitro te worden gebruikt bij onderzoek van monsters van menselijke of dierlijke oorsprong, behalve bij het afstaan van organen en bloed, met als enige of belangrijkste doel de diagnose van een fysiologische toestand, een gezondheidstoestand, een ziekte of een genetische anomalie of om de veiligheid te bepalen en de compatibiliteit met eventuele reagentia;

Laboratoriumreagens: een verpakt product, klaar om door de eindgebruiker te worden gebruikt, dat een bloedproduct bevat en dat bestemd is om afzonderlijk of in combinatie als reagens of reagensproduct in een laboratorium te worden gebruikt;

Onbewerkte wol, onbewerkt haar en varkenshaar: schapenwol die en haar van herkauwers en varkens dat, die niet machinaal is gewassen of via looiing werd verkregen;

Onbewerkte veren en delen van veren: veren en delen van veren die niet zijn behandeld met stomende waterdamp of op een andere wijze die de overdracht van ziekteverwekkers uitsluit;

Producten van de bijenteelt: honing, was, koninginnegelei, propolis of pollen die noch voor menselijke consumptie, noch voor industrieel gebruik bestemd zijn.

BIJLAGE II

Hygiëne-eisen voor het verzamelen en vervoeren van dierlijke bijproducten

1. Alle nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat categorie 1-, categorie 2- en categorie 3-materiaal en daarvan afgeleide producten tijdens het verzamelen en vervoeren ervan strikt gescheiden en identificeerbaar kunnen worden gehouden en gescheiden en identificeerbaar blijven.

2. Dierlijke bijproducten moeten worden verzameld en vervoerd in geschikte recipiënten of voertuigen waaruit geen vloeistof kan lekken. De recipiënten of voertuigen moeten adequaat afgedekt zijn. Voertuigen voor gekoeld transport moeten zo zijn ontworpen dat tijdens het vervoer de vereiste temperatuur constant kan worden gehandhaafd.

3. De voertuigen, dekzeilen en recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt, moeten na elk gebruik gereinigd en ontsmet worden en schoon worden gehouden.

4. Wanner dierlijke bijproducten niet rechtstreeks als bulkgoederen worden vervoerd, moeten de informatie betreffende de herkomst, de naam en de aard van de dierlijke bijproducten en de woorden "Dierlijke bijproducten - niet voor menselijke consumptie" ook in letters van ten minste 2 cm hoog worden vermeld op een etiket dat wordt bevestigd op de recipiënten, dozen of andere verpakkingen.

5. Tijdens het vervoer

a) moeten niet-verwerkte en verwerkte bijproducten en daarvan afgeleide producten vergezeld gaan, hetzij

i) van een handelsdocument dat de volgende gegevens bevat:

- de datum waarop het materiaal is opgehaald;

- - de omschrijving van het materiaal inclusief de categorie ervan volgens deze verordening, het soort dier in geval van categorie 3-materiaal en verwerkte producten die afkomstig zijn van dergelijk materiaal en die bedoeld zijn als voedermiddel, en, indien van toepassing, het oormerknummer;

- behalve voor mest, het soort materiaal, dat wordt aangegeven met de tekst "Dierlijke bijproducten - niet geschikt voor menselijke consumptie";

- de hoeveelheid materiaal;

- de plaats van herkomst van het materiaal;

- de naam en het adres van de vervoerder;

- de naam en het adres van de ontvanger en het registratienummer;

- zo nodig,

I) het erkennings- of registratienummer van het bedrijf van herkomst,

II) de aard en de methoden van de behandeling.

Dit handelsdocument moet in drievoud worden opgemaakt (1 origineel en twee afschriften). Het origineel gaat samen met de zending naar de eindbestemming en is bestemd voor de ontvanger, een van de afschriften is voor de producent, het andere voor de vervoerder.

of

ii) wanneer dit op grond van deze verordening uitdrukkelijk vereist is, van een gezondheidscertificaat dat door de bevoegde autoriteit is afgegeven en ondertekend.

Het in punt i) en ii) bedoelde handelsdocument en gezondheidscertificaat worden ten minste twee jaar bewaard, zodat zij aan de bevoegde autoriteiten kunnen worden voorgelegd.

Voor het onder i) bedoelde handelsdocument of het onder ii) bedoelde gezondheidscertificaat kan een model worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

6. De bevoegde autoriteit treft de nodige maatregelen om de verplaatsingen van verwerkte en niet-verwerkte dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten te controleren door te controleren of de vereiste administratie wordt bijgehouden en of de documenten die deze producten tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming moeten vergezellen worden opgemaakt, en, indien nodig, door zegels aan te brengen.

7. Dierlijke bijproducten moeten bij een geschikte temperatuur worden vervoerd om alle risico's voor de gezondheid van dier of mens te voorkomen.

8. Onverwerkt categorie 3-materiaal dat bestemd is voor de productie van voedermiddelen of voeder voor gezelschapsdieren, moet gekoeld of ingevroren worden vervoerd, tenzij het binnen 24 uur na vertrek wordt verwerkt.

9. Voertuigen voor gekoeld transport moeten zo zijn ontworpen dat tijdens het vervoer de vereiste temperatuur constant kan worden gehandhaafd.

BIJLAGE III

Algemene hygiëne-eisen voor bedrijven waar dierlijke bijproducten worden verwerkt

HOOFDSTUK I

Erkenningseisen voor bedrijven waar dierlijke bijproducten worden verwerkt

1. Bedrijfsruimten en voorzieningen moeten minstens aan de volgende eisen voldoen:

a) De ruimten van het verwerkingsbedrijf moeten adequaat gescheiden zijn van de openbare weg en van andere bedrijfsruimten zoals slachthuizen. Bedrijfsruimten voor de verwerking van dierlijke bijproducten van categorie 1 en categorie 2 mogen niet op hetzelfde terrein gelegen zijn als een slachthuis, tenzij ze zich in een volledig afgezonderd gedeelte van het gebouw bevinden. Onbevoegden en dieren mogen geen toegang hebben tot het bedrijf.

b) Het verwerkingsbedrijf moet bestaan uit een rein en een onrein gedeelte, die adequaat gescheiden moeten zijn. Het onreine gedeelte moet een overdekte ruimte hebben voor de levering van de dierlijke bijproducten en moet zo gebouwd zijn dat het gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten is. De vloeren moeten zo aangelegd zijn dat vloeistoffen gemakkelijk kunnen wegvloeien. Het bedrijf moet voorzien zijn van geschikte toiletten, kleedlokalen en wastafels voor het personeel.

c) Het bedrijf moet installaties voor de productie van warm water en voor het opwekken van stoom hebben die van voldoende capaciteit zijn voor het verwerken van dierlijke bijproducten.

d) Zo nodig moet het onreine gedeelte installaties hebben om de dierlijke bijproducten te verkleinen en een installatie om de fijngemaakte dierlijke bijproducten in de verwerkingsinstallatie te laden.

e) Alle installaties waarin dierlijke bijproducten worden verwerkt, moeten functioneren overeenkomstig de eisen van hoofdstuk II. Wanneer een stoombehandeling vereist is, moeten alle installaties voorzien zijn van:

- meetapparatuur om de temperatuur en de tijdsduur te volgen en zo nodig op kritische punten de druk te controleren;

- registreertoestellen die continu de meetresultaten registreren;

- een adequaat veiligheidssysteem om te voorkomen dat de bijproducten onvoldoende worden verhit.

f) Om herbesmetting van het eindproduct door binnenkomende niet-verwerkte dierlijke bijproducten te voorkomen, moet het gedeelte van het bedrijf waar het te verwerken binnenkomende materiaal wordt gelost, duidelijk gescheiden zijn van het gedeelte voor de verwerking van dat product en de opslag van het verwerkte product.

2. Het verwerkingsbedrijf moet beschikken over adequate voorzieningen voor het reiniging en ontsmetten van de voertuigen of open en afsluitbare recipiënten - met uitzondering van schepen - waarin dierlijke afvallen of dierlijke bijproducten worden geleverd of waarin ze worden vervoerd.

3. Het verwerkingsbedrijf moet beschikken over adequate voorzieningen om de wielen van de voertuigen te ontsmetten bij het verlaten van het onreine gedeelte van het bedrijf.

4. Alle verwerkingsbedrijven moeten uitgerust zijn met een afvalwaterlozingsinstallatie die voldoet aan de eisen van de bevoegde autoriteit.

5. Het verwerkingsbedrijf moet beschikken over een eigen laboratorium of gebruikmaken van de diensten van een extern laboratorium. Het laboratorium moet zo uitgerust zijn dat het de essentiële analyses kan uitvoeren en moet door de bevoegde autoriteit erkend zijn.

HOOFDSTUK II

Algemene hygiëne-eisen

1. Dierlijke bijproducten moeten zo spoedig mogelijk na aankomst in het bedrijf worden verwerkt. Tot de verwerking moeten ze adequaat worden opgeslagen.

2. Open en afsluitbare recipiënten en voertuigen die voor het vervoer van dierlijke bijproducten worden gebruikt, moeten na elk gebruik worden gereinigd, gewassen en ontsmet. Open en afsluitbare recipiënten en voertuigen die voor het vervoer van niet-verwerkt materiaal worden gebruikt, worden in een aangewezen gedeelte gereinigd. Dit gedeelte bevindt zich op een zodanige plaats of is zo ontworpen dat er geen gevaar bestaat voor verontreiniging van verwerkte producten.

3. Personen die in het onreine gedeelte werkzaam zijn, mogen het reine gedeelte niet binnengaan zonder van werkkleding en schoeisel te veranderen of zonder hun schoeisel te hebben ontsmet. Toestellen en gereedschappen mogen niet van het onreine gedeelte naar het reine gedeelte worden meegenomen. Er wordt een procedure vastgesteld om de verplaatsing van personeel tussen de gedeelten te regelen en het gebruik van voetbaden en wielbaden voor te schrijven.

4. Afvalwater dat afkomstig is uit het onreine gedeelte, moet zo worden behandeld dat er geen ziektekiemen meer aanwezig zijn.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 33, lid 2, eisen vast voor de behandeling van afvalwater van verwerkingsbedrijven.

5. Er moeten systematisch preventieve maatregelen tegen vogels, knaagdieren, insecten en ander ongedierte worden getroffen. Hiertoe dient een gedocumenteerd plagenbestrijdingsprogramma te worden gebruikt.

6. Voor alle delen van de ruimten worden reinigingsprocedures gedocumenteerd en vastgelegd. Met het oog op de reiniging moeten adequate hulpmiddelen en schoonmaakmiddelen worden verstrekt.

7. Controle op de hygiëne omvat regelmatige inspectie van de omgeving en de toestellen. De inspectieschema's en resultaten moeten worden gedocumenteerd en moeten tenminste twee jaar worden bewaard.

8. De installaties en toestellen moeten goed worden onderhouden en de meetapparatuur moet regelmatig worden geijkt.

9. Handling en opslag van verwerkte dierlijke bijproducten in het verwerkingsbedrijf moeten zo gebeuren dat herbesmetting uitgesloten is.

HOOFDSTUK III

Verwerkingsmethoden

Methode 1

Continu- of batchprocédé (onder druk)

Verkleining

1. Als de deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten meer dan 50 millimeter bedraagt, worden de dierlijke bijproducten met behulp van adequate apparatuur zo verkleind dat de deeltjes na de verkleining niet groter zijn dan 50 millimeter. De doeltreffendheid van de apparatuur wordt dagelijks gecontroleerd en de staat ervan geregistreerd. Indien uit de controles blijkt dat deeltjes voorkomen die groter zijn dan 50 millimeter, wordt de verwerking stopgezet en worden er herstelwerkzaamheden verricht voordat de verwerking wordt hervat.

Tijd, temperatuur en druk

2. Na de verkleining worden de dierlijke bijproducten met verzadigde stoom [26] ononderbroken gedurende ten minste 20 minuten bij een (absolute) druk van ten minste 3 bar verhit tot een kerntemperatuur van 133 °C; de warmtebehandeling kan als enig procédé worden toegepast of vóór of na de sterilisatie plaatsvinden.

[26] "Verzadigde stoom" betekent dat alle lucht uit de sterilisatiekamer is geëvacueerd en vervangen door stoom.

3. De verwerking kan worden uitgevoerd in een batch- of continuprocédé.

Methode 2

Natuurlijk vet - batchprocédé

Verkleining

1. Als de deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten meer dan 150 millimeter bedraagt, worden de dierlijke bijproducten met behulp van adequate apparatuur zo verkleind dat de deeltjes na de verkleining niet groter zijn dan 150 millimeter. De doeltreffendheid van de apparatuur wordt dagelijks gecontroleerd en de staat ervan geregistreerd. Indien uit de controles blijkt dat deeltjes voorkomen die groter zijn dan 150 millimeter, wordt de verwerking stopgezet en worden er herstelwerkzaamheden verricht voordat de verwerking wordt hervat.

Tijd, temperatuur en druk

2. Na de verkleining worden de dierlijke bijproducten verhit tot zij gedurende ten minste 125 minuten een kerntemperatuur boven 100 °C, gedurende ten minste 120 minuten een kerntemperatuur boven 110 °C en gedurende ten minste 50 minuten een kerntemperatuur boven 120 °C hebben.

3. De verwerking wordt uitgevoerd in een batchprocédé.

4. De dierlijke bijproducten mogen zo worden gekookt dat gelijktijdig aan de eisen met betrekking tot tijd en temperatuur wordt voldaan.

Methode 3

Natuurlijk vet Continu- of batchprocédé

Verkleining

1. Als de deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten meer dan 30 millimeter bedraagt, worden de dierlijke bijproducten met behulp van adequate apparatuur zo verkleind dat de deeltjes na de verkleining niet groter zijn dan 30 millimeter. De doeltreffendheid van de apparatuur wordt dagelijks gecontroleerd en de staat ervan geregistreerd. Indien uit de controles blijkt dat deeltjes voorkomen die groter zijn dan 30 millimeter, wordt de verwerking stopgezet en worden er herstelwerkzaamheden verricht voordat de verwerking wordt hervat.

Tijd, temperatuur en druk

2. Na de verkleining worden de dierlijke bijproducten verhit tot zij gedurende ten minste 95 minuten een kerntemperatuur boven 100 °C, gedurende ten minste 55 minuten een kerntemperatuur boven 110 °C en gedurende ten minste 13 minuten een kerntemperatuur boven 120 °C hebben.

3. De verwerking kan worden uitgevoerd in een batch- of continuprocédé.

4. De dierlijke bijproducten mogen zo worden gekookt dat gelijktijdig aan de eisen met betrekking tot tijd en temperatuur wordt voldaan.

Methode 4

Toegevoegd vet Continu- of batchprocédé

Verkleining

1. Als de deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten meer dan 30 millimeter bedraagt, worden de dierlijke bijproducten met behulp van adequate apparatuur zo verkleind dat de deeltjes na de verkleining niet groter zijn dan 30 millimeter. De doeltreffendheid van de apparatuur wordt dagelijks gecontroleerd en de staat ervan geregistreerd. Indien uit de controles blijkt dat deeltjes voorkomen die groter zijn dan 30 millimeter, wordt de verwerking stopgezet en worden er herstelwerkzaamheden verricht voordat de verwerking wordt hervat.

Tijd, temperatuur en druk

2. Na de verkleining worden de dierlijke bijproducten in een ketel met toegevoegd vet gebracht en verhit tot zij gedurende ten minste 16 minuten een kerntemperatuur boven 100 °C, gedurende ten minste 13 minuten een kerntemperatuur boven 110 °C, gedurende ten minste 8 minuten een kerntemperatuur boven 120 °C en gedurende 3 minuten een kerntemperatuur boven 130 °C hebben.

3. De verwerking kan worden uitgevoerd in een batch- of continuprocédé.

4. De dierlijke bijproducten mogen zo worden gekookt dat gelijktijdig aan de eisen met betrekking tot tijd en temperatuur wordt voldaan.

Methode 5

Ontvet Continu- of batchprocédé

Verkleining

1. Als de deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten meer dan 20 millimeter bedraagt, worden de dierlijke bijproducten met behulp van adequate apparatuur zo verkleind dat de deeltjes na de verkleining niet groter zijn dan 20 millimeter. De doeltreffendheid van de apparatuur wordt dagelijks gecontroleerd en de staat ervan geregistreerd. Indien uit de controles blijkt dat deeltjes voorkomen die groter zijn dan 20 millimeter, wordt de verwerking stopgezet en worden er herstelwerkzaamheden verricht voordat de verwerking wordt hervat.

Tijd, temperatuur en druk

2. Na de verkleining worden de dierlijke bijproducten verhit totdat ze coaguleren en vervolgens geperst zodat vet en water uit het eiwitmateriaal worden verwijderd. Daarna wordt het eiwitmateriaal verhit tot het gedurende ten minste 120 minuten een kerntemperatuur boven 80 °C en gedurende ten minste 60 minuten een kerntemperatuur boven 100 °C heeft.

3. De verwerking kan worden uitgevoerd in een batch- of continuprocédé.

4. De dierlijke bijproducten mogen zo worden gekookt dat gelijktijdig aan de eisen met betrekking tot tijd en temperatuur wordt voldaan.

Methode 6

(Uitsluitend voor dierlijke bijproducten van vis) Combinatie van aanzuring en warmtebehandeling

1. De dierlijke bijproducten worden verkleind tot ... millimeter. Vervolgens worden ze met mierenzuur gemengd om de pH te verlagen tot .... Het mengsel wordt in afwachting van een nieuwe behandeling gedurende ... uur opgeslagen.

2. Vervolgens wordt het mengsel in een verhittingsinstallatie geplaatst en gedurende ten minste ... minuten verhit tot een kerntemperatuur van ...°C. Het doorvoeren van het product door de verhittingsinstallatie gebeurt mechanisch en de snelheid van het doorvoeren wordt zo geregeld dat de cyclus van de warmtebehandeling zowel qua tijd als temperatuur toereikend is.

3. Na de warmtebehandeling wordt het product mechanisch gescheiden in vloeistof, vet en kanen. Om verwerkt dierlijk-eiwitconcentraat te krijgen, wordt de vloeistof in twee met stoom verhitte warmtewisselaars gepompt die zijn uitgerust met vacuümkamers zodat het aanwezige vocht in de vorm van waterdamp wordt afgevoerd. De kanen worden vóór de opslag weer in het eiwitconcentraat verwerkt.

Methode 7

Elke door de bevoegde autoriteit goedgekeurde methode waarvoor aan de bevoegde autoriteit is aangetoond dat het eindproduct gedurende één maand dagelijks is bemonsterd en is voldaan aan de volgende microbiologische normen:

1. Materiaalmonsters die onmiddellijk na de warmtebehandeling worden genomen:

- Clostridium perfringens: geen in 1 g

2. Materiaalmonsters die tijdens de opslag bij het verwerkingsbedrijf of bij de uitslag uit het verwerkingsbedrijf worden genomen:

- Salmonella: geen in 25 g: n=5, c=0, m=0, M=0

- Enterobacteriaceae: n=5, c=2, m=10, M=3 X 10 in 1g

waarbij

n = aantal deelmonsters waaruit het monster bestaat;

m = drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel deelmonster groter is dan m;

M = maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c = aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd indien het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

De gegevens inzake de kritische controlepunten waaruit moet blijken dat een verwerkingsbedrijf aan de microbiologische normen voldoet, worden geregistreerd en bewaard, zodat de eigenaar, de exploitant of diens vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit de werking van het bedrijf kunnen controleren. Geregistreerd en gecontroleerd worden de gegevens betreffende de deeltjesgrootte, de kritische temperatuur en eventueel de absolute tijd, het drukprofiel, het verwerkingsdebiet en de vetrecyclage.

Desgevraagd worden de gegevens aan de Commissie ter beschikking gesteld.

Hoofdstuk IV

Toezicht op de productie

1. Verwerkingsbedrijven staan onder toezicht van de bevoegde autoriteit, die erop moet toezien dat aan de bepalingen van deze verordening wordt voldaan en die daartoe met name zorgt voor:

a) controle op:

i) de algemene hygiëne van bedrijfsruimten, apparatuur en personeel;

ii) de doelmatigheid van de door het bedrijf overeenkomstig artikel 22 uitgevoerde interne controles, voornamelijk door de uitkomsten te bekijken en monsters te nemen;

iii) de normwaarden van de door verwerking verkregen producten. De analyses en de tests moeten worden uitgevoerd volgens wetenschappelijk erkende methoden, met name volgens de methoden die in de communautaire regelgeving of, als die niet bestaat, in erkende internationale normen zijn vastgesteld.

iv) de omstandigheden bij opslag en vervoer;

b) het nemen van monsters voor laboratoriumtests;

c) andere controles die zij nodig acht om naleving van deze verordening te waarborgen.

2. De bevoegde autoriteit moet te allen tijde vrije toegang hebben tot alle delen van het verwerkingsbedrijf en tot de administratie en handelsdocumenten of het gezondheidscertificaat om te waarborgen dat deze verordening strikt wordt nageleefd.

Hoofdstuk V

Valideringsprocedures

1. Het verwerkingsbedrijf moet door de bevoegde autoriteit worden gevalideerd overeenkomstig de volgende procedures waarbij ten minste de volgende indicatoren in aanmerking dienen te worden genomen:

a) Beschrijving van het verwerkingsproces (aan de hand van een stroomdiagram);

b) Identificatie van de kritische controlepunten (CCP's), met inbegrip van het verwerkingsdebiet voor continuprocédés;

c) Inachtneming van de in deze verordening genoemde bijzondere verwerkingseisen;

d) Inachtneming van de volgende eisen:- Deeltjesgrootte voor batchprocédés (onder druk) en continuprocédés. De deeltjesgrootte is afhankelijk van de grootte van de gaatjes of van de openingen van de verkleiningsapparatuur;

- Temperatuur, druk, verwerkingsduur en verwerkingsdebiet (uitsluitend voor continuprocédés):

I) batchprocédé (onder druk):

- de temperatuur moet worden bewaakt met behulp van een permanent thermokoppel en moet worden afgeplot tegen de reële tijd;

- de drukfase moet worden bewaakt met een permanente drukklep. De druk moet worden afgeplot tegen de reële tijd;

- de verwerkingsduur moet worden gevisualiseerd aan de hand van de diagrammen tijd/temperatuur en tijd/druk. Ten minste eens per jaar moeten het thermokoppel en de drukklep worden geijkt.

II) continuprocédé (onder druk):

- De temperatuur en de druk moeten worden bewaakt met thermokoppels, of met een infrarood temperatuurpistool, en met drukkleppen die worden aangebracht op welbepaalde plaatsen in het verwerkingssysteem op zodanige wijze dat de temperatuur en de druk in het gehele continusysteem of in een deel daarvan aan de vastgestelde eisen voldoen. De temperatuur en de druk moeten worden afgeplot tegen de reële tijd;

- De minimale doorgangstijd binnen het relevante deel van het continusysteem waar de temperatuur en de druk aan de vastgestelde eisen voldoen, moet door de bevoegde autoriteiten worden gemeten met gebruikmaking van onoplosbare merkers (bijv. mangaandioxide) of met een methode die gelijkwaardige garanties biedt. Accurate meting en beheersing van het verwerkingsdebiet zijn essentieel; de meting moet plaatsvinden tijdens de valideringstest in relatie tot een CCP dat continu kan worden bewaakt, bijvoorbeeld

- het aantal omwentelingen per minuut van de aanvoerschroef, of

- elektrisch vermogen (ampère bij een bepaald voltage), of

- verdamping/condensatie, of

- aantal pompbewegingen per tijdseenheid.

Alle meet- en bewakingsapparatuur moet ten minste eens per jaar worden geijkt.

De valideringsprocedures worden regelmatig of wanneer dat door de bevoegde autoriteit nodig wordt geacht, herhaald en in elk geval telkens wanneer het procédé ingrijpend wordt gewijzigd (bijv. wijziging van machines, verandering van grondstof, enz.).

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 33, lid 2, op testmethoden gebaseerde valideringsprocedures vast.

BIJLAGE IV

HYGIËNE-EISEN VOOR DE VERWERKING EN VERWIJDERING VAN DIERLIJKE BIJPRODUCTEN BESTEMD VOOR EEN BIOGAS- OF COMPOSTEERINSTALLATIE OF EEN OLEOCHEMISCH BEDRIJF

Hoofdstuk I

Bijzondere eisen voor de verwerking van categorie 1- of categorie 2-materiaal

Erkenningseisen voor categorie 1- of categorie 2-verwerkingsbedrijven

Naast de in bijlage III vermelde algemene eisen gelden de volgende bepalingen:

1. Bedrijfsruimten voor de verwerking van categorie 1-materiaal mogen niet op hetzelfde terrein gelegen zijn als ruimten waar categorie 2-materiaal wordt verwerkt, tenzij ze zich in een volledig afgezonderd gedeelte van het gebouw bevinden.

2. De bevoegde autoriteit kan evenwel toestaan dat een categorie 2-verwerkingsinstallatie tijdelijk wordt gebruikt voor de verwerking van categorie 1-materiaal wanneer een besmettelijke dierziekte op grote schaal verspreid is of zich andere buitengewone, niet te voorziene omstandigheden voordoen, waardoor de capaciteit van het categorie 1-verwerkingsbedrijf ontoereikend is. De bevoegde autoriteit moet het categorie 2-verwerkingsbedrijf opnieuw erkennen, voordat dit bedrijf opnieuw categorie 2-materiaal gaat verwerken.

-

-

-

-

-

-

Verwerkingsnormen

3. Andere dierlijke bijproducten dan gesmolten vet afkomstig van categorie 2-materiaal dat bestemd is voor een oleochemisch bedrijf, moeten worden verwerkt overeenkomstig

- verwerkingsmethode 1, in geval van categorie 2-materiaal, ander dan mest en de inhoud van het maagdarmkanaal van zoogdieren bestemd voor biogas- of composteerinstallaties of voor gebruik als biologische meststof, en in geval van categorie 1- en categorie 2-materiaal dat bestemd is om te worden gestort;

- een van de verwerkingsmethoden genoemd in bijlage III, hoofdstuk III, in geval van categorie 1- of categorie 2-materiaal bestemd voor verbranding of meeverbranding.

Eisen waaraan de producten na verwerking moeten voldoen

4. Na de verwerking moeten de producten via een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd systeem permanent gekleurd of gemerkt worden, indien het technisch mogelijk is met een geur. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 33, lid 2, uitvoeringsbepalingen vast voor dit systeem.

5. Onmiddellijk na een warmtebehandeling genomen monsters van verwerkte dierlijke bijproducten bestemd voor biogas- of composteerinstallaties of om te worden gestort, moeten vrij zijn van hitteresistente sporen van ziekteverwekkende bacteriën (Clostridium perfringens: geen in 1 g).

Hoofdstuk II

Bijzondere eisen voor de biogas- en composteerinstallaties

A. Erkenningseisen voor de biogas- en composteerinstallatie waarin dierlijke bijproducten worden behandeld

1. De biogasinstallatie moet uitgerust zijn met:

a) een pasteurisatie/ontsmettingstoestel dat niet overgeslagen kan worden, waarin het verwerkte categorie 2-materiaal of het niet-verwerkte categorie 3-materiaal een warmtebehandeling ondergaat voordat het de biogasreactor binnengaat. Dit toestel moet uitgerust zijn met:

- apparatuur om de temperatuur in verhouding tot de tijd te bewaken,

- registreertoestellen die permanent de meetresultaten registreren,

- een adequaat veiligheidssysteem om te voorkomen dat de bijproducten onvoldoende worden verhit,

b) adequate voorzieningen voor de reiniging en ontsmetting van voertuigen en recipiënten bij het verlaten van de biogasinstallatie.

2. De composteerinstallatie moet uitgerust zijn met:

a) een gesloten composteerreactor met:

- apparatuur om de temperatuur in verhouding tot de tijd te bewaken,

- registreertoestellen die permanent de meetresultaten registreren,

- een adequaat veiligheidssysteem om te voorkomen dat de bijproducten onvoldoende worden verhit,

b) adequate voorzieningen voor de reiniging en ontsmetting van voertuigen en recipiënten waarin onbehandelde dierlijke bijproducten worden vervoerd.

3. Biogas- en compostproductiebedrijven moeten beschikken over een eigen laboratorium of gebruikmaken van de diensten van een extern laboratorium dat de essentiële analyses kan uitvoeren. B.

B. Bijzondere hygiëne-eisen

1. Alleen categorie 2-materiaal dat via verwerkingsmethode 1 in een categorie 2-verwerkingsbedrijf is behandeld en categorie 3-materiaal, mogen in een biogas- of composteerinstallatie worden verwerkt.

2. De in punt 1 bedoelde dierlijke bijproducten moeten zo spoedig mogelijk na aankomst in de installatie worden verwerkt. Tot de behandeling moeten ze adequaat worden opgeslagen.

3. Open en afsluitbare recipiënten en voertuigen die voor het vervoer van dierlijke bijproducten worden gebruikt, moeten na elk gebruik worden gereinigd, gewassen en ontsmet. Open en afsluitbare recipiënten en voertuigen die voor het vervoer van onbehandeld materiaal worden gebruikt, worden in een aangewezen gedeelte gereinigd. De plaats van dit gedeelte wordt zo gekozen of dit gedeelte wordt zo ontworpen dat er geen gevaar bestaat voor verontreiniging van behandelde producten.

4. Er moeten systematisch preventieve maatregelen tegen vogels, knaagdieren, insecten en ander ongedierte worden getroffen. Hiertoe dient een gedocumenteerd plagenbestrijdingsprogramma te worden gebruikt.

5. Voor alle delen van de ruimten worden reinigingsprocedures gedocumenteerd en vastgelegd. Met het oog op de reiniging moeten adequate hulpmiddelen en schoonmaakmiddelen worden verstrekt.

6. Controle op de hygiëne omvat regelmatige inspectie van de omgeving en de toestellen. De inspectieschema's en resultaten moeten worden gedocumenteerd.

7. De installaties en toestellen moeten goed worden onderhouden en de meetapparatuur moet regelmatig worden geijkt.

8. Handling en opslag van gistingsresiduen in het bedrijf moeten zo gebeuren dat herbesmetting uitgesloten is.

C. Eisen voor de warmtebehandeling

1. Dierlijke bijproducten die als grondstof in een biogasinstallatie worden gebruikt, moeten aan de volgende minimumeisen voldoen:

a) maximale deeltjesgrootte vóór het invoeren in de pasteurisatie-installatie: 12 mm

b) minimumtemperatuur van al het materiaal in de pasteurisatie-installatie: 70 °C

c) minimumtijd dat het materiaal zonder onderbreking in de pasteurisatie-installatie is: 60 minuten

2. dierlijke bijproducten die als grondstof in een composteerinstallatie worden gebruikt, moeten aan de volgende minimumeisen voldoen:

a) maximale deeltjesgrootte vóór het invoeren in de composteerreactor: 12 mm

b) minimumtemperatuur van al het materiaal in de reactor: 70 °C

c) minimumtijd in de reactor bij 70 °C (al het materiaal): 60 minuten

D. Eisen voor de gistingsresiduen en de compost

Monsters van de gistingsresiduen of de compost, die tijdens de opslag bij het biogas- of compostproductiebedrijf of bij de uitslag van die producten uit de betrokken bedrijven worden genomen, moeten aan de volgende normen voldoen:

Salmonella: geen in 25 g: n=5, c=0, m=0, M=0

Enterobacteriaceae: n=5, c=2, m=10, M=3 X 10 in 1g

waarbij

n = aantal deelmonsters waaruit het monster bestaat;

m = drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel deelmonster groter is dan m;

M = maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c = aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd indien het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

Hoofdstuk III

Normen voor de verdere verwerking van gesmolten vet van herkauwers

1. Verestering of hydrolyse bij ten minste 200 °C en onder de corresponderende adequate druk gedurende ten minste 20 minuten (glycerol, vetzuren en esters);

2. Verzeping met NaOH 12M (glycerol en zeep):

- in een batch- of discontinuprocédé: bij 95 °C gedurende drie uur,

of

- in een continuprocédé: bij 140 °C en 2 bar (2.000 hPa) gedurende acht minuten, of onder gelijkwaardige omstandigheden.

BIJLAGE V

BIJZONDERE EISEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN INVOEREN VAN VERWERKTE DIERLIJKE EIWITTEN EN ANDERE VOEDERMIDDELEN

HOOFDSTUK I

Algemene eisen

Erkenningseisen voor verwerkingsbedrijven

Naast de in bijlage III vermelde algemene eisen gelden de volgende bepalingen:

1. Bedrijfsruimten voor de verwerking van categorie 3-materiaal mogen niet op hetzelfde terrein gelegen zijn als ruimten waar categorie 1- of categorie 2-materiaal wordt verwerkt.

2. De bevoegde autoriteit kan evenwel toestaan dat een categorie 3-verwerkingsinstallatie tijdelijk wordt gebruikt voor de verwerking van categorie 1- of categorie 2-materiaal wanneer een besmettelijke dierziekte op grote schaal verspreid is of zich andere buitengewone, niet te voorziene omstandigheden voordoen, waardoor de capaciteit van het categorie 1- of categorie 2-verwerkingsbedrijf ontoereikend is. De bevoegde autoriteit moet het categorie 3-verwerkingsbedrijf opnieuw erkennen, voordat dit bedrijf opnieuw categorie 3-materiaal gaat verwerken.

-

-

-

-

-

-

2 bis. De categorie 3-verwerkingsbedrijven zorgen ervoor dat het materiaal dat afkomstig is van respectievelijk runderen, varkens en pluimvee vóór, tijdens en na de verwerking strikt van elkaar wordt gescheiden.

3. Categorie 3-verwerkingsbedrijven moeten:

a) uitgerust zijn met een installatie die de niet-verwerkte dierlijke bijproducten controleert op vreemde bestanddelen, zoals verpakkingsmateriaal, stukken metaal, enz;

b) als het, gezien de hoeveelheid producten die wordt behandeld, nodig is dat de bevoegde autoriteit regelmatig of permanent aanwezig is, beschikken over een adequaat uitgeruste afsluitbare ruimte die uitsluitend door de inspectiedienst mag worden gebruikt.

Bijzondere hygiëne-eisen voor verwerkingsbedrijven

Ontvangst van grondstoffen

4. Alleen categorie 3-materiaal als vermeld in punt a) tot en met l) van artikel 6, dat per diersoort gescheiden wordt gehouden, mag worden gebruikt voor de vervaardiging van verwerkte dierlijke eiwitten en andere voedermiddelen;

5. Vóór de verwerking worden de dierlijke bijproducten gecontroleerd op vreemde bestanddelen. Eventuele vreemde bestanddelen worden onmiddellijk verwijderd.

Eisen voor de warmtebehandeling

6. Voor iedere in bijlage III, hoofdstuk III, beschreven verwerkingsmethode moeten de kritische controlepunten worden vastgesteld die bepalend zijn voor de bij de verwerking toegepaste warmtebehandeling. De kritische controlepunten moeten ten minste het volgende omvatten:

- de deeltjesgrootte van de grondstof

- de bij de warmtebehandeling bereikte temperatuur

- de druk waarbij de grondstof wordt verwerkt

- de duur van de warmtebehandeling of het verwerkingsdebiet van een continuprocédé

- voor ieder kritisch controlepunt worden minimumwaarden voor het verwerkingsproces gespecificeerd

7. De verzamelde gegevens worden ten minste twee jaar bewaard om aan te tonen dat voor ieder kritisch controlepunt de minimumwaarden voor verwerking worden toegepast.

8. Er worden nauwkeurig geijkte temperatuurmeters/registreertoestellen gebruikt om de verwerking continu te controleren. Er worden ten minste twee jaar bewijzen bewaard van de data waarop de temperatuurmeters/registreertoestellen geijkt zijn.

9. Materiaal dat mogelijk niet de gespecificeerde warmtebehandeling heeft ondergaan (dat wil zeggen materiaal dat bij het opstarten van het verwerkingsproces wordt afgevoerd of uit kooktoestellen is gelekt), moet opnieuw door het warmtebehandelingsproces worden geleid of worden verzameld en opnieuw worden verwerkt.

Eisen waaraan de producten na verwerking moeten voldoen

10. Monsters die worden genomen tijdens de opslag van de eindproducten bij het verwerkingsbedrijf of bij uitslag van die producten uit dat bedrijf, moeten aan de volgende normen voldoen:

Salmonella: geen in 25 g: n=5, c=0, m=0, M=0

Enterobacteriaceae: n=5, c=2, m=10, M=3 X 10 in 1g

waarbij

n = aantal deelmonsters waaruit het monster bestaat;

m = drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel deelmonster groter is dan m;

M = maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c = aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd indien het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

HOOFDSTUK II

Bijzondere eisen voor verwerkte dierlijke eiwitten

Naast de in hoofdstuk I vermelde eisen gelden de volgende bepalingen:

Verwerkingsnormen

1. Verwerkte dierlijke eiwitten van zoogdieren, uitgezonderd bloedmeel, moeten via verwerkingsmethode 1 zijn behandeld.

2. Bloedmeel en verwerkte dierlijke eiwitten van andere dieren dan zoogdieren, uitgezonderd vismeel, moeten via een van de in bijlage III, hoofdstuk III genoemde verwerkingsmethoden zijn behandeld.

3. Vismeel moet

i) via een van de in bijlage III, hoofdstuk III genoemde verwerkingsmethoden zijn behandeld, of

ii) behandeld zijn via een methode die zodanige normen omvat dat ze voldoen aan de microbiologische normen die zijn vermeld in hoofdstuk I, punt 10, van deze bijlage.

Opslag en verzending van verwerkte dierlijke eiwitten

4. Verwerkte dierlijke eiwitten worden verpakt en opgeslagen in nieuwe of gesteriliseerde zakken of opgeslagen in adequate bakken voor bulkgoederen.

5. Er worden adequate maatregelen getroffen om de condensvorming in bakken of op transportbanden zo veel mogelijk te beperken.

6. Producten op transportbanden en recipiënten worden beschermd tegen toevallige verontreiniging.

7. Apparatuur voor de handling van verwerkte dierlijke eiwitten wordt schoon en droog gehouden en moet geschikte inspectiepunten hebben zodat de apparatuur op reinheid kan worden gecontroleerd. Alle opslagfaciliteiten moeten overeenkomstig de productievoorschriften regelmatig worden geleegd en gereinigd.

8. Verwerkte dierlijke eiwitten moeten droog worden gehouden. Lekken en condensvorming in de opslagruimte moeten worden voorkomen.

9. Verwerkte dierlijke eiwitten worden verzonden in verzegelde nieuwe zakken of afgedekte bulkcontainers of voertuigen.

10. Elk voertuig moet worden gecontroleerd en schoon en droog zijn voordat het wordt geladen.

Invoer van verwerkte dierlijke eiwitten

11. De lidstaten staan invoer van verwerkte dierlijke eiwitten alleen toe, als deze producten:

- afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel II van bijlage XI of, in geval van vismeel, op de lijst in deel III van bijlage XI;

- afkomstig zijn uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening zijn vervaardigd;

- vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 1 van bijlage X.

12. Zendingen verwerkte dierlijke eiwitten mogen alleen op het grondgebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht indien er bij de invoer door de bevoegde autoriteit aan de grens

i) monsters worden genomen van elke zending producten in bulkvervoer;

ii) via een aselecte steekproef monsters worden genomen van zendingen producten die in de productie-inrichting van herkomst van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien.

13. De lidstaten mogen zendingen bulkproducten via steekproefsgewijs controleren als de producten afkomstig uit een derde land waarvoor de laatste zes opeenvolgende onderzoeken negatief zijn gebleken. Als de uitslag van een dergelijke controle positief is, moet de bevoegde autoriteit van het land van herkomst hiervan in kennis worden gesteld zodat passende corrigerende maatregelen genomen kunnen worden. De voor de controles op de invoer verantwoordelijke bevoegde autoriteit moet van deze maatregelen in kennis worden gesteld. Als zendingen van dezelfde herkomst opnieuw positief worden bevonden, worden vervolgens alle zendingen van deze herkomst gecontroleerd totdat opnieuw aan de in de eerste zin bedoelde voorwaarde is voldaan.

14. De bevoegde autoriteiten moeten een register bijhouden van de uitslagen van de bemonsteringen die op de zendingen zijn uitgevoerd. De resultaten in dit register moeten ten minste twee jaar lang worden bewaard.

15. Indien de tests aantonen dat een zending salmonella bevat, wordt deze zending:

a) behandeld overeenkomstig de procedure die is voorgeschreven in artikel 17, lid 2, onder a) van Richtlijn 97/78/EG, of

b) in een overeenkomstig deze verordening erkend verwerkingsbedrijf opnieuw behandeld of ontsmet door een behandeling die door de bevoegde autoriteit is erkend. Een lijst van toegestane behandelingen kan worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2. De zending wordt pas vrijgegeven na behandeling en onderzoek op salmonella door de bevoegde autoriteit overeenkomstig bijlage V, hoofdstuk I, en als de uitslag van dit onderzoek negatief is.

HOOFDSTUK III

Bijzondere eisen voor bloedproducten

Naast de in hoofdstuk I vermelde eisen gelden de volgende bepalingen:

1. Alleen bloed als bedoeld in punt a) en b) van artikel 6 kan voor de vervaardiging van bloedproducten worden gebruikt;

2. Bloedproducten moeten

i) via een van de in bijlage III, hoofdstuk III genoemde verwerkingsmethoden zijn behandeld, of

ii) behandeld zijn via een methode die zodanige normen omvat dat ze voldoen aan de microbiologische normen die zijn vermeld in hoofdstuk I, punt 10, van deze bijlage.

Invoer van verwerkte bloedproducten

3. De lidstaten staan invoer van bloedproducten alleen toe, als:

- ze afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel V van bijlage X;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening is vervaardigd;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere eisen voor gesmolten vet en visolie

Naast de in hoofdstuk I vermelde eisen gelden de volgende bepalingen:

1. Gesmolten vet van herkauwers moet zo worden gezuiverd dat het maximumgehalte aan nog resterende onoplosbare onzuiverheden niet meer dan 0,15 gewichtsprocent bedraagt.

Invoer van gesmolten vet

2. De lidstaten staan invoer van gesmolten vet in de Gemeenschap alleen toe, als:

- het afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel IV van bijlage XI;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- het overeenkomstig deze verordening is vervaardigd, en:

a) wanneer het geheel of gedeeltelijk verkregen is van grondstoffen van varkens, afkomstig is uit een land of een deel van het grondgebied van een land dat de afgelopen vierentwintig maanden vrij was van mond- en klauwzeer en de afgelopen twaalf maanden van klassieke varkenspest en Afrikaanse varkenspest,

b) wanneer het geheel of gedeeltelijk verkregen is van grondstoffen van pluimvee, afkomstig is uit een land of een deel van het grondgebied van een land dat de afgelopen zes maanden vrij was van de ziekte van Newcastle en aviaire influenza,

c) wanneer het geheel of gedeeltelijk verkregen is van grondstoffen van herkauwers, afkomstig is uit een land of een deel van het grondgebied van een land dat de afgelopen vierentwintig maanden vrij was van mond- en klauwzeer en de afgelopen twaalf maanden van runderpest,

of

d) indien een van de bovengenoemde ziekten tijdens bovenvermelde relevante perioden is uitgebroken, het gesmolten vet een van de volgende warmtebehandelingen heeft ondergaan:

i) verhit tot ten minste 70 °C gedurende ten minste 30 minuten, of

ii) verhit tot ten minste 90 °C gedurende ten minste 15 minuten,

en de gegevens inzake de kritische controlepunten worden geregistreerd en bewaard, zodat de eigenaar, de exploitant of diens vertegenwoordiger en zo nodig de bevoegde autoriteit de doeltreffendheid van het bedrijf kunnen controleren. De betrokken gegevens omvatten de deeltjesgrootte, de kritische temperatuur en eventueel de absolute tijd, het drukprofiel, het verwerkingsdebiet en de vetrecyclage.

- het vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

Invoer van visolie

3. De lidstaten staan invoer van visolie in de Gemeenschap alleen toe, als dit product:

- afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel III van bijlage XI;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening is vervaardigd;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

4. Als het gesmolten vet of de visolie in eindverpakking wordt geleverd, moeten nieuwe of gereinigde recipiënten worden gebruikt en alle voorzorgen worden genomen om verontreiniging van de producten te voorkomen. Als de producten bestemd zijn voor levering via bulkvervoer, moeten de leidingen, pompen, bulktanks, alsmede alle bulkcontainers of tankwagens die worden gebruikt voor het vervoer van de producten vanuit de productie-inrichting hetzij rechtstreeks naar het schip of naar opslagtanks op het land, hetzij rechtstreeks naar inrichtingen, vóór gebruik geïnspecteerd en schoon bevonden worden.

HOOFDSTUK V

Bijzondere eisen voor melk, producten op basis van melk en biest

Naast de in hoofdstuk I vermelde eisen gelden de volgende bepalingen:

1. De productie van rauwe melk en biest dient te gebeuren onder voorwaarden die adequate garanties bieden ten aanzien van de diergezondheid. Deze voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

2. Op melk of behandelde of verwerkte melkproducten moet een warmtebehandeling worden toegepast waarbij gedurende ten minste 15 seconden een temperatuur van ten minste 72 °C wordt aangehouden, of een warmtebehandeling waarbij een andere tijd-temperatuurcombinatie wordt toegepast die ten minste hetzelfde effect heeft en die resulteert in een negatieve reactie op de fosfatasetest, welke behandeling wordt gevolgd door:

i) voor melkpoeder of een melkpoederproduct, een droogprocédé;

ii) voor een aangezuurd melkproduct, een procédé waarbij de pH gedurende ten minste één uur tot minder dan 6 wordt verlaagd.

3. Behalve aan de onder 2 vermelde eisen moeten melkpoeder of melkpoederproducten aan de volgende eisen voldoen:

i) na het drogen moeten de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat het product wordt verontreinigd;

ii) het eindproduct moet in nieuwe eindverpakking worden verpakt.

4. In geval van bulkvervoer moet, voordat de melk, de melkproducten of de biest in een voertuig of tank worden geladen voor vervoer naar de plaats van bestemming, dit voertuig of deze tank worden ontsmet met een door de bevoegde autoriteit erkend product.

Invoer van melk en producten op basis van melk

5. De lidstaten staan invoer van melk en producten op basis van melk alleen toe, als

- deze producten afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel I van bijlage XI staan vermeld, en

a) melk en producten op basis van melk uit in kolom B in de bijlage bij Beschikking 95/340/EG vermelde derde landen of delen daarvan, een pasteurisatie hebben ondergaan die volstaat om een negatieve reactie op de fosfatasetest te veroorzaken en deze producten vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 2 (A) van bijlage X;

b) producten op basis van melk met een pH van minder dan 6 uit in kolom C in de bijlage bij Beschikking 95/340/EG vermelde derde landen of delen daarvan, een pasteurisatie hebben ondergaan die volstaat om een negatieve reactie op de fosfatasetest te veroorzaken en deze producten vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 2 (B) van bijlage X;

c) melk en producten op basis van melk uit in kolom C in de bijlage bij Beschikking 95/340/EG vermelde derde landen of delen daarvan, zijn gesteriliseerd of een dubbele warmtebehandeling hebben ondergaan waarvan elk op zich volstaat om een negatieve reactie op de fosfatasetest te veroorzaken, en deze producten vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 2 (C) van bijlage X;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

6. Melk en producten op basis van melk die worden ingevoerd uit derde landen of delen daarvan waar zich in de loop van de twaalf voorafgaande maanden een uitbraak van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan of waar in de twaalf voorafgaande maanden tegen mond- en klauwzeer is ingeënt, moeten, vóór zij op het grondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, een van de volgende behandelingen hebben ondergaan:

of:

i) een zodanige sterilisatie dat de F°-waarde ten minste 3 bedraagt, of

ii) een eerste warmtebehandeling waarvan het verhittingseffect ten minste gelijk is aan dat van een behandeling van het type pasteurisatie bij een temperatuur van ten minste 72 °C gedurende ten minste 15 seconden, en die volstaat om een negatieve reactie op de fosfatasetest te veroorzaken, gevolgd door:

- een tweede warmtebehandeling die ten minste hetzelfde effect heeft als de eerste warmtebehandeling en die volstaat om een negatieve reactie op de fosfatasetest te veroorzaken, gevolgd, in het geval van melkpoeder of melkpoederproducten, door een droogprocédé, of

- een zuurbehandeling waarbij de pH gedurende ten minste één uur tot minder dan 6 is verlaagd.

7. Wanneer wordt geconstateerd dat er gevaar dreigt voor het binnenbrengen van een exotische ziekte of dat de diergezondheid op een andere wijze wordt bedreigd, kunnen volgens de procedure van artikel 33, lid 2, aanvullende eisen worden vastgesteld ter bescherming van de diergezondheid.

HOOFDSTUK VI

Bijzondere eisen voor gelatine en gehydrolyseerd eiwit

Naast de in hoofdstuk I vermelde eisen gelden de volgende bepalingen:

A. Gelatine

1. Gelatine moet worden vervaardigd via een proces waarbij:

- Niet-verwerkt categorie 3-materiaal met een zuur of een base wordt behandeld en vervolgens één of meer keren wordt gespoeld. Daarna wordt de pH aangepast. De gelatine wordt geëxtraheerd door de grondstoffen één keer of verschillende keren na elkaar te verhitten; het extract wordt dan gezuiverd door middel van filtrering en sterilisatie.

- Na de bij het eerste streepje bedoelde bewerkingen, kan de gelatine worden gedroogd en vervolgens eventueel worden verwerkt tot poeder of tot blaadjes.

- Het is verboden andere conserveringsmiddelen te gebruiken dan zwaveldioxide en waterstofperoxide.

2. Gelatine moet onder bevredigende hygiënische omstandigheden worden voorzien van een onmiddellijke verpakking, worden verpakt, opgeslagen en vervoerd. De volgende zaken zijn met name van belang:

- Er moet een ruimte zijn voor de opslag van materiaal voor onmiddellijke verpakking en ander verpakkingsmateriaal.

- Het aanbrengen van de onmiddellijke verpakking en de verpakking moet plaatsvinden in een ruimte of op een plaats die voor dat doel bestemd is.

- Op de onmiddellijke verpakkingen en de verpakkingen van gelatine bevindt, moet vermeld staan "Gelatine voor diervoeding".

B. Gehydrolyseerd eiwit

3. Gehydrolyseerd eiwit moet worden vervaardigd via een productieproces dat adequate maatregelen omvat om de verontreiniging van categorie 3-materiaal zo veel mogelijk te beperken, verdere voorbewerking van deze grondstoffen door pekelen, kalken en intensief wassen, gevolgd door

- blootstelling van het materiaal aan een pH van >11 gedurende >3 uur bij een temperatuur van >80 °C, gevolgd door een warmtebehandeling bij >140 °C gedurende 30 minuten bij >3,6 bar, of

- blootstelling van het materiaal aan een pH van 1 tot 2, gevolgd door een pH >11, gevolgd door een warmtebehandeling bij 140 °C gedurende 30 minuten bij 3 bar, of

- een gelijkwaardig proces dat volgens de procedure van artikel 33, lid 2, is goedgekeurd.

Invoer van gelatine en gehydrolyseerd eiwit

4. De lidstaten staan invoer van gelatine alleen toe, als het product:

- afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel XI van bijlage X;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening is vervaardigd;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

5. De lidstaten staan invoer van gehydrolyseerd eiwit alleen toe, als het product:

- afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel XI van bijlage X;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening is vervaardigd;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

HOOFDSTUK VII

Bijzondere eisen voor dicalciumfosfaat

1. Dicalciumfosfaat moet worden vervaardigd door middel van een proces waarbij alle categorie 3-beendermateriaal fijn wordt gemalen, met heet water wordt ontvet en wordt behandeld met verdund zoutzuur (bij een minimumconcentratie van 4% en een pH <1,5) gedurende ten minste twee dagen, gevolgd door een behandeling van de verkregen fosfaatoplossing met kalk, die resulteert in een neerslag van dicalciumfosfaat met een pH van 4 tot 7, die ten slotte gedurende 15 minuten met lucht wordt gedroogd bij een inlaattemperatuur van 270-325 °C en een eindtemperatuur tussen de 60-65 °C, of door middel van een gelijkwaardig proces dat volgens de procedure van artikel 33, lid 2, is goedgekeurd.

Invoer van dicalciumfosfaat

2. De lidstaten staan invoer van dicalciumfosfaat alleen toe, als het product:

- afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel XI van bijlage X;

- afkomstig is uit een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig deze verordening is erkend in artikel 29, lid 3;

- overeenkomstig deze verordening is vervaardigd;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

BIJLAGE VI

BIJZONDERE EISEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN, HET HANDELSVERKEER EN DE INVOER VAN VOEDER VOOR GEZELSCHAPSDIEREN, HONDENKLUIVEN EN TECHNISCHE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN

Hoofdstuk I

Erkenningseisen voor bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en voor technische bedrijven

Inrichtingen waar voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten worden vervaardigd, moeten aan de volgende eisen voldoen:

a) ze moeten over adequate voorzieningen beschikken om het binnenkomende materiaal volkomen veilig te kunnen opslaan en te behandelen;

b) ze moeten over adequate voorzieningen beschikken om ongebruikte niet-verwerkte dierlijke bijproducten die na de vervaardiging van dierlijke bijproducten overblijven, te verwijderen of ze moeten deze ongebruikte producten overeenkomstig deze verordening naar een verwerkingsbedrijf of verbrandingsoven of meeverbrandingsinstallatie zenden.

Hoofdstuk II

Voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven

Voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven moeten aan de volgende eisen voldoen:

a) de ingrediënten van dierlijke oorsprong waaruit het voeder voor gezelschapsdieren wordt vervaardigd, zijn uitsluitend dierlijke bijproducten als bedoeld in punt a) tot en met l) van artikel 6;

b) blikvoeder voor gezelschapsdieren ondergaat een warmtebehandeling met een Fc-waarde van ten minste 3;

c) verwerkt voeder voor gezelschapsdieren

- moet een warmtebehandeling ondergaan waarbij door-en-door in het product een temperatuur van ten minste 90° C wordt bereikt;

- moeten, na de behandeling, met de nodige voorzorgen worden gehanteerd om ervoor te zorgen dat het product niet aan verontreiniging wordt blootgesteld;

- moeten in nieuwe verpakkingen worden verpakt;

d) hondenkluiven

- moeten een zodanige warmtebehandeling ondergaan dat pathogene organismen (met inbegrip van salmonella) worden gedood;

- moeten, na de behandeling, met de nodige voorzorgen worden gehanteerd om ervoor te zorgen dat het product niet aan verontreiniging wordt blootgesteld;

- moeten in nieuwe verpakkingen worden verpakt;

e) rauw voeder voor gezelschapsdieren

- mag uitsluitend worden vervaardigd van de in punt a) van artikel 6 vermelde dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van dieren die in een door de EG erkend slachthuis zijn geslacht;

- moet in nieuwe lekvrije verpakking worden verpakt;

- moet met naleving van doeltreffende maatregelen worden gehanteerd om ervoor te zorgen dat het product in de hele productieketen tot aan het verkooppunt niet aan verontreiniging wordt blootgesteld;

- moet worden voorzien van een verpakking waarop zichtbaar en leesbaar de woorden "voeder voor gezelschapsdieren" zijn aangebracht;

f) deze producten moeten tijdens de productie en/of de opslag (vóór verzending) via aselecte steekproeven worden gecontroleerd om na te gaan of ze aan de volgende normen voldoen:

Salmonella: geen in 25g, n=5, c=0, m=0, M=0

Invoer van voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven

De lidstaten staan invoer van voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven alleen toe, als de producten:

- derde landen die voorkomen op de lijst in deel X van bijlage XI;

- afkomstig zijn uit bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren, die door de bevoegde autoriteit van het derde land zijn erkend en voldoen aan de bijzondere eisen van deze verordening;

- overeenkomstig deze verordening zijn vervaardigd;

- vergezeld gaan

a) in geval van blikvoeder voor gezelschapsdieren, van het certificaat volgens het model in hoofdstuk 3 (A) van bijlage X;

b) in geval van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, van het certificaat volgens het model in hoofdstuk 3 (B) van bijlage X;

c) in geval van hondenkluiven, van het certificaat volgens het model in hoofdstuk 3 (C) van bijlage X;

d) in geval van rauw voeder voor gezelschapsdieren, van het certificaat volgens het model in hoofdstuk 3 (D) van bijlage X.

Hoofdstuk III

Mest, verwerkte mest en verwerkte producten uit mest

I. Niet-verwerkte mest

Handelsverkeer in niet-verwerkte mest

1. a) Handelsverkeer in niet-verwerkte mest van andere soorten dan pluimvee en paardachtigen is verboden, tenzij deze mest:

- afkomstig is uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden in verband met een ernstige besmettelijke ziekte, en

- bestemd is om, onder controle van de bevoegde autoriteit, te worden uitgereden op de gronden van eenzelfde bedrijf, gelegen aan weerszijden van de grens tussen twee lidstaten.

b) In afwijking van het bepaalde onder a) mag een lidstaat via een specifieke goedkeuring toestaan dat op zijn grondgebied:

- mest wordt binnengebracht die bestemd is om overeenkomstig deze verordening in een door de bevoegde autoriteit erkend technisch bedrijf of erkende biogas- of composteerinstallatie te worden behandeld met het oog op de vervaardiging van de onder II bedoelde producten; voor deze goedkeuring wordt rekening gehouden met de oorsprong van de mest, of

- mest wordt binnengebracht die bestemd is om op een bedrijf te worden uitgereden. Dit type van handelsverkeer is slechts toegestaan na instemming van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van bestemming; voor deze goedkeuring wordt met name rekening gehouden met de oorsprong van de mest, de bestemming van de mest en overwegingen in verband met de bescherming van de diergezondheid.

In deze gevallen moet de mest vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat waarvan het model is vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

2. Voor het handelsverkeer in niet-verwerkte mest van pluimvee gelden de volgende eisen:

a) de mest moet afkomstig zijn uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden in verband met de ziekte van Newcastle of aviaire influenza;

b) bovendien mag niet-verwerkte mest die afkomstig is van tegen de ziekte van Newcastle ingeënte koppels, niet worden verzonden naar een gebied dat overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG is erkend als "gebied waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt".

c) de mest moet vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat waarvan het model is vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

3. Er gelden geen veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer in niet-verwerkte mest van paardachtigen.

Invoer van niet-verwerkte mest

4. De lidstaten staan invoer van niet-verwerkte mest alleen toe, als deze mest:

- afkomstig is uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel XI van bijlage XI;

- naar gelang van de betrokken diersoort, voldoet aan de in punt 1, onder a) vastgestelde eisen;

- vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

II. Verwerkte mest en verwerkte producten uit mest

5. Voor het in de handel brengen van verwerkte mest en verwerkte producten uit mest gelden de volgende eisen. Deze producten:

a) moeten afkomstig zijn uit een overeenkomstig deze verordening door de bevoegde autoriteiten erkend technisch bedrijf of erkende biogas- of composteerinstallatie;

b) moeten een warmtebehandeling hebben ondergaan waarbij gedurende ten minste 60 minuten een temperatuur van 70 °C is aangehouden, of een gelijkwaardige behandeling overeenkomstig voorschriften die volgens de procedure van artikel 33, lid 2, zijn vastgesteld;

c) moeten

- vrij zijn van salmonella (geen salmonella in 25 g behandeld product);

- vrij zijn van Enterobacteriaceae (volgens meting van het aërobe kiemgetal: < 1000 kve per gram behandeld product);

- een behandeling hebben ondergaan waarbij sporenvormers en toxinevorming worden onderdrukt;

d) moeten zo opgeslagen worden dat verontreiniging c.q. secundaire besmetting en vochtigheid na behandeling onmogelijk is.

Daarom moeten verwerkte mest en verwerkte producten uit mest:

- opgeslagen worden in goed afgesloten en geïsoleerde silo's, of

- opgeslagen worden in deugdelijk afgesloten verpakkingen (plastic zakken of "big bags").

Invoer van verwerkte mest en verwerkte producten uit mest

6. De lidstaten staan invoer van verwerkte mest en verwerkte producten uit mest alleen toe, als deze producten:

- afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel IX van bijlage XI;

- afkomstig zijn uit een bedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is erkend en voldoet aan de bijzondere eisen van deze verordening;

- voldoen aan de in punt 5 vastgestelde eisen;

- ze vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

III. Guano

7. Er gelden geen veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van "guano".

Hoofdstuk IV

Bloed en bloedproducten voor technisch of farmaceutisch gebruik, in-vitrodiagnostica of laboratoriumreagentia, met uitzondering van serum van paardachtigen A.

A. In de handel brengen

1. Voor het in de handel brengen van de in dit hoofdstuk bedoelde bloedproducten gelden de eisen van artikel 18 van deze verordening.

B. Invoer van bloed en bloedproducten voor technisch of farmaceutisch gebruik, in-vitrodiagnostica of laboratoriumreagentia, met uitzondering van serum van paardachtigen

2. Voor de invoer van bloed gelden de eisen van hoofdstuk X van deze bijlage.

3. De lidstaten staan invoer van bloedproducten alleen toe, als deze producten

- afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel VI van bijlage XI;

- afkomstig zijn uit een derde land waar, bij de voor de ziekte vatbare soorten, ten minste in de laatste 24 maanden geen enkel geval van mond- en klauwzeer en ten minste in de laatste twaalf maanden geen enkel geval van vesiculaire stomatitis, vesiculaire varkensziekte, runderpest, "peste des petits ruminants", Rift Valley Fever, blue tongue, paardenpest, klassieke varkenspest, Afrikaanse varkenspest, de ziekte van Newcastle en aviaire influenza is geconstateerd en waar in de laatste twaalf maanden tegen geen van deze ziekten is ingeënt. Het gezondheidscertificaat kan worden opgesteld naar gelang van de diersoort waarvan de bloedproducten afkomstig zijn,

of, indien het gaat om bloedproducten van runderen,

- ze komen uit een deel van een derde land dat voldoet aan het bepaalde in het eerste streepje, en waaruit overeenkomstig de communautaire wetgeving de invoer van runderen, alsmede van vers vlees en van sperma daarvan is toegestaan. In dat geval moet het bloed waarmee de producten zijn vervaardigd, komen van runderen uit dat deel van het derde land en moet het zijn verzameld:

i) hetzij in overeenkomstig de communautaire wetgeving erkende slachthuizen,

ii) hetzij in slachthuizen die door de bevoegde autoriteiten van het derde land zijn erkend en onder toezicht staan van die autoriteiten. Het adres en het erkenningsnummer van de slachthuizen moeten aan de Commissie en aan de lidstaten worden meegedeeld of op het certificaat worden vermeld.

of, indien het gaat om bloedproducten van runderen,

- ze een van de volgende behandelingen hebben ondergaan om de afwezigheid te garanderen van ziekteverwekkers van de in het tweede streepje genoemde runderziekten:

i) warmtebehandeling bij een temperatuur van 65 °C gedurende ten minste drie uur, gevolgd door een test op de doeltreffendheid,

ii) bestraling met een straling van 2,5 megarad of met gammastralen, gevolgd door een test op de doeltreffendheid,

iii) wijziging van de pH-waarde in pH 5 gedurende twee uur, gevolgd door een test op de doeltreffendheid,

iv) warmtebehandeling waarbij door-en-door in het product een temperatuur van ten minste 90 °C wordt bereikt, gevolgd door een test op de doeltreffendheid,

v) elke andere behandeling vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2,

of, indien het gaat om bloedproducten van runderen,

- ze voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk X van deze bijlage. In dat geval mogen de verpakkingen tijdens de opslag niet worden geopend en moeten de producten in het verwerkingsbedrijf een van de in het vorige streepje genoemde behandelingen ondergaan;

en

- ze afkomstig zijn uit een bedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is erkend en voldoet aan de bijzondere eisen van deze verordening;

- ze vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 5.

4. De bijzondere eisen voor de invoer van in-vitrodiagnostica en laboratoriumreagentia worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Hoofdstuk V

Serum van paardachtigen

1. Het serum moet afkomstig zijn van paardachtigen die geen enkele van de in Richtlijn 90/426/EEG bedoelde ernstige besmettelijke ziekten en geen van de ernstige besmettelijke ziekten waarvoor paardachtigen vatbaar zijn, hebben en verkregen zijn in instellingen of centra geen beperkingen gelden die in verband met gezondheidsoverwegingen zijn vastgesteld op grond van de genoemde richtlijn.

Invoer van serum van paardachtigen

2. De lidstaten staan invoer van serum van paardachtigen alleen toe, als:

- het afkomstig is van paardachtigen die geboren en opgegroeid zijn in een derde land waaruit voor de slacht bestemde paardachtigen mogen worden ingevoerd;

- het verkregen, behandeld en verzonden is onder de volgende voorwaarden:

a) het afkomstig is uit een land waar voor de volgende ziekten een aangifteplicht bestaat: paardenpest, dourine, kwade droes, paardenencefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie bij paarden, vesiculaire stomatitis, rabiës, miltvuur;

b) het onder toezicht van een dierenarts is verkregen van paardachtigen die op het moment waarop het serum werd verzameld, vrij waren van klinische symptomen van een besmettelijke ziekte;

c) het afkomstig is van paardachtigen die sedert hun geboorte hebben verbleven op het grondgebied van een derde land of, in geval van officiële regionalisatie volgens de communautaire wetgeving, in delen van het grondgebied van een derde land:

i) waar in de laatste twee jaar geen Venezolaanse paardenencefalomyelitis is voorgekomen;

ii) waar in de laatste zes maanden geen dourine is voorgekomen;

iii) waar in de laatste zes maanden geen kwade droes is voorgekomen;

d) het afkomstig is van paardachtigen die, op het moment waarop het serum werd verzameld, niet kwamen van een bedrijf en ook niet hebben verbleven op een bedrijf ten aanzien waarvan om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen hebben gegolden:

i) in geval van paardenencefalomyelitis, gedurende zes maanden vanaf de datum waarop de met deze ziekte besmette paardachtigen zijn geslacht;

ii) in geval van infectieuze anemie, tot de datum waarop, nadat alle besmette dieren waren geslacht, de resterende dieren negatief hebben gereageerd op twee Coggins-tests die met een tussenpoos van drie maanden zijn verricht;

iii) in het geval van vesiculaire stomatitis, gedurende zes maanden;

iv) in geval van miltvuur, gedurende 15 dagen na constatering van het laatste geval.

Indien evenwel alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten zijn geslacht en de bedrijfsruimte volledig is ontsmet, moeten de verbodsmaatregelen hebben gegolden gedurende 30 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de dieren zijn vernietigd en de bedrijfsruimten zijn ontsmet, behalve in geval van miltvuur, waarvoor de maatregelen gedurende 15 dagen moeten hebben gegolden;

e) het met de nodige voorzorgen is behandeld om verontreiniging met ziekteverwekkers tijdens de productie, de handling en de verpakking te voorkomen;

f) het is verpakt in verzegelde, lekvrije recipiënten, waarop duidelijk de vermelding "serum van paardachtigen" is aangebracht en waarop het registratienummer is vermeld van de inrichting waar het serum is verzameld.

- het afkomstig is uit een bedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is erkend en voldoet aan de bijzondere eisen van deze verordening;

- het vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 4 van bijlage X.

Hoofdstuk VI

Huiden van hoefdieren

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

- huiden van hoefdieren, die voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 64/433/EEG,

- huiden van hoefdieren waarop een volledig looiprocédé is toegepast,

- "wet blue"-huiden,

- "pickled pelt"-huiden,

- gekalkte huiden (behandeling met kalk en in pekel met een pH van 12 tot 13 gedurende ten minste acht uur).

2. Binnen het in punt 1 gedefinieerde toepassingsgebied gelden de bepalingen van dit hoofdstuk voor verse, gekoelde en behandelde huiden.

In dit hoofdstuk wordt onder behandelde huiden verstaan, huiden die:

- zijn gedroogd, of

- vóór de verzending ten minste 14 dagen droog of nat zijn gezouten, of

- gedurende zeven dagen zijn gezouten met zeezout waaraan 2% natriumcarbonaat is toegevoegd, of

- zijn gedroogd gedurende 42 dagen bij een temperatuur van ten minste 20 °C, of

- zijn geconserveerd door toepassing van een ander procédé dan looiing, vast te stellen volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Handelsverkeer

3. Voor het handelsverkeer in verse of gekoelde huiden gelden dezelfde gezondheidsvoorschriften als die welke op grond van Richtlijn 72/461/EEG voor vers vlees gelden.

4. Het handelsverkeer in behandelde huiden is toegestaan op voorwaarde dat iedere zending vergezeld gaat van een handelsdocument als bedoeld in bijlage II, waarin wordt verklaard dat:

i) de huiden zijn behandeld overeenkomstig punt 2, en

ii) de zending niet in aanraking is geweest met een ander product van dierlijke oorsprong of met levende dieren die verspreiding van een ernstige besmettelijke ziekte zouden kunnen veroorzaken.

Invoer van huiden

5. De lidstaten staan invoer van verse of gekoelde huiden toe als:

a) ze afkomstig zijn van dieren die zijn geslacht in een slachthuis, en

b) ze afkomstig zijn uit derde landen of, in geval van regionalisatie overeenkomstig de communautaire wetgeving, uit een deel van een derde land waaruit de invoer van alle soorten vers vlees van de betrokken diersoorten is toegestaan en dat ten minste de laatste twaalf maanden vóór verzending vrij was van de onderstaande ziekten:

- klassieke varkenspest

- Afrikaanse varkenspest

- runderpest,

en dat bovendien gedurende de laatste 24 maanden vóór verzending vrij was van mond- en klauwzeer en waarin gedurende de laatste 12 maanden vóór verzending niet tegen mond- en klauwzeer is ingeënt;

c) ze afkomstig zijn van:

- dieren die ten minste de laatste drie maanden vóór het slachten of sedert hun geboorte indien ze jonger waren dan drie maanden, hebben verbleven op het grondgebied van het land van herkomst,

- wanneer het om huiden van tweehoevigen gaat, dieren van bedrijven waar in de laatste 30 dagen geen enkele uitbraak van mond- en klauwzeer is geconstateerd en waaromheen zich in een gebied met een straal van 10 km in de laatste 30 dagen geen enkel geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan,

- wanneer het om huiden van varkens gaat, dieren van bedrijven waar in de laatste 30 dagen geen enkele uitbraak van vesiculaire varkensziekte en in de laatste 40 dagen geen enkele uitbraak van klassieke varkenspest of van Afrikaanse varkenspest is geconstateerd, en waaromheen zich in een gebied met een straal van 10 km in de laatste 30 dagen geen enkel geval van voornoemde ziekten heeft voorgedaan,

- dieren die in de laatste 24 uur vóór het slachten in het slachthuis zijn gekeurd, zonder dat daarbij symptomen van mond- en klauwzeer, runderpest, klassieke varkenspest, Afrikaanse varkenspest of vesiculaire varkensziekte zijn geconstateerd,

d) ze zijn gehanteerd met de nodige voorzorgen om te voorkomen dat de huiden na behandeling weer met ziekteverwekkers worden besmet;

e) ze vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 5 (A) van bijlage X.

6. De lidstaten staan invoer van behandelde huiden toe als:

a) ze vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 5 (B) van bijlage X;

b) de huiden afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een derde land of een deel van een derde land waarvoor, volgens de communautaire voorschriften, beperkingen gelden in verband met het uitbreken van een ernstige besmettelijke ziekte waarvoor de dieren van de betrokken soort vatbaar zijn, en deze huiden zijn behandeld overeenkomstig punt 2 of de huiden afkomstig zijn van dieren uit andere derde landen of delen van derde landen en de in punt 2, derde en vierde streepje, bedoelde behandeling is toegepast of de huiden afkomstig zijn van herkauwers en overeenkomstig punt 2 zijn behandeld en gedurende 21 dagen zijn geïsoleerd of het vervoer daarvan 21 dagen zonder onderbreking heeft geduurd. In dit geval wordt het onder a) bedoelde certificaat vervangen door een attest volgens het model in hoofdstuk 5 (C) van bijlage X, waarin wordt verklaard of bewezen dat aan deze eisen is voldaan;

c) wanneer het gaat om gezouten huiden die vervoerd worden per schip, de huiden vóór invoer gedurende de in het certificaat dat de zending vergezelt, aangegeven periode in zout zijn bewaard;

d) de zending niet in aanraking is geweest met een ander product van dierlijke oorsprong of met levende dieren die verspreiding van een ernstige besmettelijke ziekte zouden kunnen veroorzaken.

7. Verse, gekoelde of behandelde huiden van hoefdieren worden ingevoerd in containers, vrachtwagens, spoorwegwagons of balen, die zijn verzegeld door de bevoegde autoriteit van het derde land van verzending.

Hoofdstuk VII

Jachttrofeeën

1. Onverminderd de bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EEG) nr. 3626/82, geldt voor jachttrofeeën

i) van hoefdieren en vogels die een volledige taxidermische behandeling hebben ondergaan waardoor zij bij omgevingstemperatuur kunnen worden bewaard;

ii) van andere soorten dan hoefdieren en vogels;

geen enkel verbod en geen enkele beperking om veterinairrechtelijke redenen.

2. Onverminderd de bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EEG) nr. 3626/82, gelden voor jachttrofeeën van hoefdieren en vogels die geen behandeling als bedoeld onder 1, i), hebben ondergaan, de volgende eisen:

- ze moeten afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden omdat er een ernstige besmettelijke ziekte voorkomt waarvoor dieren van de betrokken soorten vatbaar zijn, of

- indien ze afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een gebied waarvoor beperkingen gelden omdat er een ernstige besmettelijke ziekte voorkomt waarvoor dieren van de betrokken soort vatbaar zijn, moeten zij voldoen aan de onder 3 en 4 vermelde eisen.

3. Jachttrofeeën die uitsluitend bestaan uit beenderen, hoorn, hoeven, klauwen, geweien en tanden moeten:

- zo lang in kokend water zijn gedompeld dat alle andere stoffen dan beenderen, hoorn, hoeven, klauwen, geweien en tanden verwijderd zijn;

- wat de delen betreft die uit been bestaan, zijn ontsmet met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd product, met name waterstofperoxide;

- onmiddellijk na de behandeling, zonder in contact te komen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor ze kunnen worden besmet, worden verpakt in individuele, doorzichtige, gesloten verpakkingen om elke besmetting achteraf te voorkomen;

- vergezeld gaan van een document of een certificaat waarin wordt bevestigd dat aan bovengenoemde eisen is voldaan.

4. Jachttrofeeën die uitsluitend bestaan uit huiden:

- moeten

i) gedroogd zijn, of

ii) vóór de verzending gedurende ten minste 14 dagen in zout of pekel bewaard zijn;

iii) verduurzaamd zijn volgens een ander procédé dan looiing, vast te stellen volgens de procedure van artikel 33, lid 2;

- moeten, onmiddellijk na de behandeling, zonder in contact te komen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor ze kunnen worden besmet, worden verpakt in individuele, doorzichtige, gesloten verpakkingen om elke besmetting achteraf te voorkomen;

- moeten vergezeld gaan van een document of een certificaat waarin wordt bevestigd dat aan bovengenoemde eisen is voldaan.

Invoer van jachttrofeeën

5. De lidstaten staan invoer uit derde landen van behandelde jachttrofeeën van vogels en hoefdieren, die enkel en alleen bestaan uit beenderen, hoorn, hoeven, klauwen, geweien, tanden of huiden, uitsluitend toe als:

- ze vergezeld gaan van een certificaat/document volgens het model in hoofdstuk 6 (A) van bijlage X, en

- wanneer het gaat om per schip vervoerde huiden die in zout of pekel zijn bewaard, de huiden vóór de invoer gedurende ten minste 14 dagen op deze wijze zijn bewaard.

6. De lidstaten staan toe dat jachttrofeeën van vogels en hoefdieren, die bestaan uit volledige anatomische delen die geen enkele behandeling hebben ondergaan, worden ingevoerd uit de in de lijst bij Beschikking 94/86/EG van de Commissie opgenomen derde landen waaruit alle categorieën vers vlees van de betrokken diersoorten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, op voorwaarde dat de trofeeën vergezeld gaan van een veterinair certificaat volgens het model in hoofdstuk 6 (B) van bijlage X.

Hoofdstuk VIII

Onbewerkte wol, onbewerkt haar en varkenshaar, en onbewerkte veren en delen van veren

1. Onbewerkte wol, onbewerkt haar en varkenshaar, en onbewerkte veren en delen van veren, moeten droog zijn en van een stevige verpakking zijn voorzien. Goederenverkeer van varkenshaar vanuit gebieden waar Afrikaanse varkenspest een endemische ziekte is, is echter verboden tenzij het varkenshaar:

a) gekookt, geverfd of gebleekt is, of

b) een andere behandeling heeft ondergaan waarmee ziekteverwekkers absoluut worden vernietigd, op voorwaarde dat dit bevestigd wordt in een certificaat dat is afgegeven door de voor de plaats van herkomst bevoegde dierenarts. Machinaal wassen geldt niet als behandeling in de zin van deze eis.

2. De bepalingen in punt 1 zijn niet van toepassing op sierveren of veren die

a) door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd, of

b) niet voor industriële doeleinden als zending aan privé-personen worden gestuurd.

Invoer van varkenshaar

3. De lidstaten staan toe dat varkenshaar wordt ingevoerd uit derde landen of, in geval van regionalisatie overeenkomstig de communautaire wetgeving, uit delen van derde landen waar in de laatste twaalf maanden geen enkel geval van Afrikaanse varkenspest is geconstateerd, op voorwaarde dat de zending vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 7 (A) van bijlage X.

4. De lidstaten staan toe dat varkenshaar wordt ingevoerd uit derde landen of, in geval van regionalisatie overeenkomstig de communautaire wetgeving, delen van derde landen waar in de laatste twaalf maanden een of meer gevallen van Afrikaanse varkenspest zijn geconstateerd, op voorwaarde dat de zending vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 7 (B) van bijlage X.

5. De lidstaten staan de invoer van onbewerkte wol, onbewerkt haar en onbewerkte veren en delen van veren alleen toe als deze producten droog en goed verpakt zijn.

6. Onbewerkte wol, onbewerkt haar en varkenshaar, en onbewerkte veren en delen van veren moeten rechtstreeks en zo naar het bedrijf van bestemming of het bedrijf voor tijdelijke opslag worden vervoerd dat verspreiding van ziekteverwekkers voorkomen wordt.

Hoofdstuk IX

Producten van de bijenteelt

1. Producten van de bijenteelt die uitsluitend voor gebruik in de bijenteelt bestemd zijn:

a) mogen niet komen uit een gebied waarvoor een verbod geldt in verband met een uitbraak van Amerikaans vuilbroed of van acariose, indien het gebied van bestemming voor laatstgenoemde ziekte aanvullende garanties mag eisen op grond van artikel 14, lid 2, van Richtlijn 92/68/EEG;

b) moeten voldoen aan de eisen van artikel 8, onder a), van Richtlijn 92/65/EEG.

Eventuele afwijkingsbepalingen worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.

Invoer van producten van de bijenteelt

2. De lidstaten staan de invoer van producten van de bijenteelt die voor gebruik in de bijenteelt bestemd zijn, alleen toe als het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat, is afgestempeld door de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de geregistreerde productie-inrichting en op het document de volgende gegevens zijn vermeld:

- land van herkomst

- naam van de productie-inrichting

- registratienummer van de productie-inrichting

- aard van de producten:

"Producten van de bijenteelt die uitsluitend voor gebruik in de bijenteelt bestemd zijn en afkomstig zijn van een bedrijf waarvoor geen beperkingen gelden in verband met het voorkomen van bijenziekten en die zijn verzameld in het centrum van een gebied met een straal van 3 km waarvoor sedert ten minste 30 dagen geen beperkingen gelden in verband met de meldingsplichtige ziekte Amerikaans vuilbroed."

Hoofdstuk X

Beenderen en producten uit beenderen (met uitzondering van beendermeel), hoorn en producten uit hoorn (met uitzondering van hoornmeel), en hoeven en producten uit hoeven (met uitzondering van meel van hoeven), niet bestemd voor gebruik als dierlijke voeding of als meststof

1. De lidstaten staan toe dat beenderen en producten uit beenderen (met uitzondering van beendermeel), hoorn en producten uit hoorn (met uitzondering van hoornmeel), en hoeven en producten uit hoeven (met uitzondering van meel van hoeven), bestemd voor verdere verwerking, maar niet om op enigerlei wijze als dierlijke voeding of als meststof te worden gebruikt, worden ingevoerd op voorwaarde dat:

i) de producten vóór de uitvoer worden gedroogd en niet worden gekoeld of ingevroren;

ii) de producten alleen over land of zee vanuit het land van herkomst rechtstreeks worden vervoerd naar een inspectiepost aan de grens in de Gemeenschap en niet worden overgeladen in een haven of plaats buiten de Gemeenschap;

iii) de producten, na de in Richtlijn 97/78/EG bedoelde controle van de documenten, rechtstreeks naar de productie-inrichting worden vervoerd.

2. Elke zending moet vergezeld gaan van

i) een handelsdocument dat is afgestempeld door de bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op de inrichting van herkomst, en waarop de volgende gegevens zijn vermeld: Land van herkomst, Naam van de productie-inrichting, Aard van de producten (gedroogde beenderen/gedroogde producten uit beenderen/gedroogde hoorn/gedroogde producten uit hoorn/gedroogde hoeven/gedroogde producten uit hoeven) die

- afkomstig zijn van gezonde, in een slachthuis geslachte dieren, of

- gedurende 42 dagen zijn gedroogd bij een gemiddelde temperatuur van ten minste 20 °C, of

- vóór het drogen zijn verhit tot een kerntemperatuur van ten minste 80 °C gedurende één uur, of

- vóór het drogen zijn verast bij een kerntemperatuur van ten minste 80 °C gedurende één uur, of

- vóór het drogen een zodanige zuurbehandeling hebben ondergaan dat gedurende ten minste één uur de pH in de kern lager dan 6 is geweest;

en die niet bestemd zijn om op enigerlei wijze in menselijke of dierlijke voeding of meststoffen te worden gebruikt

en

ii) de volgende verklaring van de importeur, die in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de zending de Gemeenschap binnenkomt en ten minste één van de officiële talen van de lidstaat van bestemming moet zijn opgesteld:

MODEL VERKLARING

Ondergetekende verklaart dat hij voornemens is de volgende goederen: beenderen en producten uit beenderen (met uitzondering van beendermeel), hoorn en producten uit hoorn (met uitzondering van hoornmeel), en hoeven en producten uit hoeven (met uitzondering van meel van hoeven) in de Gemeenschap in te voeren, dat deze goederen op geen enkel moment en op geen enkele wijze voor menselijke of dierlijke voeding of als meststof zullen worden gebruikt en dat ze rechtstreeks naar de volgende productie-inrichting zullen worden vervoerd:

Naam............................................... // Adres................................................

De importeur //

Naam............................................... // Adres................................................

Gedaan te:..........................................

(plaats) // .......................................................

(datum)

Handtekening.................................... // .......................................................

Referentienummer dat is vermeld in het certificaat volgens het model in bijlage B bij Beschikking 93/13/EEG van de Commissie:

Officieel stempel van de inspectiepost aan de grens op de plaats van binnenkomst in de Europese Gemeenschap

Handtekening................................................................................................

(handtekening van de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens)

................................................................................................................

(naam in hoofdletters)

3. De goederen moeten in verzegelde containers of per verzegelde vrachtwagen, dan wel als bulkgoederen per schip naar het grondgebied van de Gemeenschap worden vervoerd. Op de begeleidende documenten en op de containers, ingeval de goederen daarin worden verzonden, worden naam en adres van de productie-inrichtingen vermeld.

4. De goederen moeten vanaf de plaats waar zij op het grondgebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, rechtstreeks in verzegelde containers of per verzegeld vervoermiddel naar de productie-inrichting worden vervoerd.

5. Na aankomst op het grondgebied van de Gemeenschap en voordat de goederen naar de productie-inrichting worden verzonden, wordt de voorgenomen verzending zo snel mogelijk per Animo-boodschap of, wanneer dit onmogelijk is, per telex- of per telefaxbericht bij de lokale officiële dierenarts of bij de bevoegde autoriteit gemeld.

6. Bij de verwerking moet zowel de hoeveelheid als de aard van de goederen worden geregistreerd, teneinde te kunnen aantonen dat de goederen werkelijk voor de voorgenomen bestemming zijn gebruikt.

Hoofdstuk XI

Niet-verwerkte dierlijke bijproducten voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en farmaceutische of technische producten

1. De lidstaten staan invoer van niet-verwerkte dierlijke bijproducten bestemd voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en farmaceutische of technische producten alleen toe als ze:

- afkomstig zijn uit derde landen die voorkomen op de lijst in deel VII van bijlage XI;

- vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in hoofdstuk 8 van bijlage X;

- na de in Richtlijn 97/78/EG bedoelde grenscontrole, in overeenstemming met artikel 8, lid 4, van die richtlijn

i) rechtstreeks worden vervoerd naar een bedrijf voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren of een technisch bedrijf dat gegarandeerd heeft dat de niet-verwerkte dierlijke bijproducten uitsluitend voor het toegestane doel worden gebruikt en het bedrijf niet onbehandeld zullen verlaten, of

ii) rechtstreeks worden vervoerd naar een intermediair bedrijf voor dierlijke bijproducten.

Hoofdstuk XII

Gesmolten vet voor oleochemische doeleinden

De lidstaten staan de invoer van gesmolten vet bestemd om te worden verwerkt via een methode die ten minste voldoet aan de normen van een van de in bijlage IV, hoofdstuk III beschreven procédés, uitsluitend toe als

- de producten alleen rechtstreeks vanuit het land van herkomst over land of over zee worden vervoerd naar een inspectiepost aan de grens in de Gemeenschap;

- de producten, na de in Richtlijn 97/78/EG bedoelde controle van de documenten, en in overeenstemming met artikel 8, lid 4, van die richtlijn, naar de oleochemische bedrijven worden vervoerd waar ze worden verwerkt;

- elke zending producten vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de uit hoofde van dit hoofdstuk ingevoerde producten alleen zullen worden gebruikt voor verdere verwerking via een methode die ten minste aan de normen van een van de in bijlage IV, hoofdstuk III beschreven procédés voldoet.

Deze verklaring moet voor visering worden voorgelegd aan de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens waar de goederen het grondgebied van de Gemeenschap binnenkomen en moet de zending tot op de plaats van bestemming vergezellen.

BIJLAGE VII

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor verwerkte dierlijke bijproducten bestemd voor verbranding of meeverbranding in een andere lidstaat

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Lidstaat van bestemming:

Lidstaat van oorsprong:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de zending

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van de zending

Adres en erkenningsnummer van het verwerkingsbedrijf

III. Bestemming van de zending

Het verwerkte dierlijke bijproduct wordt verzonden

van: ....................................................................................... (plaats van lading)

nar: .............................................................................................

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

- type

- kentekennummer vrachtauto of naam van het schip

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat het hierboven omschreven product niet mag worden gebruikt voor andere doeleinden dan verbranding of meeverbranding en voldoet aan de eisen van artikel 13, B, b), van Verordening .../.../EG van de Raad en van het Europees Parlement.

Gedaan te , ...............................................................

(plaats) (datum)

Stempel1

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)1

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

___________________________________

1 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

BIJLAGE VIII

HYGIËNE-EISEN VOOR INTERMEDIAIRE BEDRIJVEN EN OPSLAGBEDRIJVEN

HOOFDSTUK I

Erkenningseisen voor intermediaire bedrijven

1. Bedrijfsruimten en voorzieningen moeten minstens aan de volgende eisen voldoen:

a) de bedrijfsruimten moeten adequaat gescheiden zijn van de openbare weg en van andere bedrijfsruimten zoals slachthuizen;

b) het bedrijf moet een overdekte ruimte hebben voor de levering van de dierlijke bijproducten;

c) het bedrijf moet zo gebouwd zijn dat het eenvoudig kan worden gereinigd en ontsmet. Vloeren moeten zo aangelegd zijn dat vloeistoffen gemakkelijk wegvloeien;

d) het bedrijf moet voorzien zijn van adequate toiletten, kleedlokalen en wastafels voor het personeel;

e) het bedrijf moet voorzien zijn van adequate voorzieningen ter bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren, vogels enz.

f) het bedrijf moet voorzien zijn van een afvalwaterlozingssysteem dat voldoet aan de hygiëne-eisen;

g) voorzover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening, moet in de bedrijven voldoende opslagruimte aanwezig zijn met een zodanige temperatuurregeling dat de dierlijke bijproducten bij de vereiste temperatuur kunnen worden opgeslagen, en met de nodige voorzieningen om de temperatuur te bewaken en te registreren.

2. Het bedrijf moet beschikken over adequate voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de recipiënten (open of afsluitbare) waarin de dierlijke bijproducten worden geleverd, en van de voertuigen, met uitzondering van schepen, waarin ze worden vervoerd. Er moet worden gezorgd voor adequate voorzieningen voor het ontsmetten van voertuigwielen.

HOOFDSTUK II

Algemene hygiëne-eisen

A. Intermediaire categorie 3-bedrijven

1. Het bedrijf mag niet op hetzelfde terrein liggen als een categorie 1- of categorie 2-bedrijf en mag geen andere activiteiten uitvoeren dan het importeren, verzamelen, sorteren, uitsnijden, koelen, in blokken invriezen, tijdelijk opslaan en verzenden van categorie 3-materiaal.

2. Het sorteren van categorie 3-materiaal moet zo gebeuren dat elk gevaar voor het binnenbrengen van dierziekten wordt voorkomen. De grondstoffen voor de productie van dierlijke eiwitten bestemd voor veevoeder moet per diersoort gescheiden worden gehouden.

3. Tijdens het sorteren en gedurende de opslag moet het categorie 3-materiaal gescheiden van andere goederen worden behandeld en opgeslagen, en wel zo dat elke verspreiding van dierziekten wordt voorkomen.

4. Categorie 3-materiaal moet adequaat worden opgeslagen en, indien van toepassing, worden gekoeld of ingevroren totdat het verder wordt verzonden.

5. Voertuigen en afsluitbare recipiënten die zijn gebruikt voor het vervoer van onverwerkt categorie 3-materiaal en alle apparaten of toestellen die in contact zijn geweest met het onverwerkte categorie 3-materiaal, moeten na elk gebruik worden gereinigd, gewassen en ontsmet. Verpakkingsmateriaal moet worden verbrand of op andere wijze worden verwijderd volgens de instructies van de officiële dierenarts.

B. Intermediaire categorie 1- of categorie 2-bedrijven

1. Het bedrijf mag geen andere activiteiten uitvoeren dan het verzamelen, de handling, de tijdelijke opslag en het verzenden van categorie 1- of categorie 2-materiaal.

2. Het sorteren van categorie 1- of categorie 2-materiaal moet zo gebeuren dat elk gevaar voor het binnenbrengen van dierziekten wordt voorkomen.

3. Gedurende de opslag moet het categorie 1- of categorie 2-materiaal gescheiden van andere goederen worden behandeld en opgeslagen, en wel zo dat elke verspreiding van epidemische dierziekten wordt voorkomen.

4. Categorie 1- of categorie 2-materiaal moet adequaat en op een geschikte temperatuur worden opgeslagen totdat het verder wordt verzonden.

5. Voertuigen en afsluitbare recipiënten die zijn gebruikt voor het vervoer van categorie 1- of categorie 2-materiaal en alle apparaten of toestellen die in contact zijn geweest met categorie 1- of categorie 2-materiaal, moeten na elk gebruik te worden gereinigd, gewassen en ontsmet. Verpakkingsmateriaal moet worden verbrand of op andere wijze worden verwijderd volgens de instructies van de officiële dierenarts.

HOOFDSTUK III

Erkenningseisen voor opslagbedrijven

1. Bedrijfsruimten en voorzieningen moeten minstens aan de volgende eisen voldoen:

a) ruimten voor de opslag van categorie 3-materiaal mogen zich niet op dezelfde plaats bevinden als ruimten voor de opslag van categorie 1- of categorie 2-materiaal;

b) het bedrijf moet een overdekte ruimte hebben voor de levering van de dierlijke bijproducten;

c) het bedrijf moet zo gebouwd zijn dat het eenvoudig kan worden gereinigd en ontsmet. Vloeren moeten zo aangelegd zijn dat vloeistoffen gemakkelijk wegvloeien;

d) het bedrijf moet voorzien zijn van adequate toiletten, kleedlokalen en wastafels voor het personeel;

e) het bedrijf moet voorzien zijn van adequate voorzieningen ter bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren, vogels enz.

2. Het bedrijf moet beschikken over adequate voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de open of afsluitbare recipiënten waarin de producten worden geleverd, en van de voertuigen, met uitzondering van schepen, waarin ze worden vervoerd. Er moet worden gezorgd voor adequate voorzieningen voor het ontsmetten van voertuigwielen.

3. De producten moeten adequaat worden opgeslagen totdat ze verder worden verzonden.

BIJLAGE IX

VOORSCHRIFTEN VOOR DE BEHANDELING VAN BEPAALD MATERIAAL VAN CATEGORIE 2 OF CATEGORIE 3 BESTEMD VOOR GEBRUIK ALS VOEDER VOOR DE IN ARTIKEL 21 GENOEMDE CATEGORIEËN DIEREN

1. Categorie 2- of categorie 3-materiaal moet naar de gebruikers of de verzamelcentra worden vervoerd overeenkomstig bijlage II.

2. Bedrijfsruimten moeten minstens voldoen aan de eisen van bijlage III, hoofdstuk I, punt 1, onder a), b), c), d) en f), 2, 3, 4 en hoofdstuk II, punt 1, 2, 4, 5, 9 en moeten uigerust zijn met adequate faciliteiten voor de destructie van ongebruikt, onverwerkt categorie 2- of categorie 3-materiaal, of moeten dit materiaal overeenkomstig deze verordening naar een verwerkingsbedrijf of naar een verbrandingsinstallatie sturen.

3. Naast de overeenkomstig artikel 8 te registreren gegevens, moeten ook de volgende gegevens worden bijgehouden:

i) voor eindgebruikers, de hoeveelheid categorie 2- of categorie 3-materiaal die is gebruikt en de datum van gebruik;

ii) voor verzamelcentra die categorie 2- of categorie 3-materiaal leveren aan eindgebruikers:

a) de hoeveelheid overeenkomstig punt 4 behandeld categorie 2- of categorie 3-materiaal;

b) de naam en het adres van elke eindgebruiker die het verwerkte categorie 2- of categorie 3-materiaal koopt;

c) de bedrijfsruimte waarnaar het categorie 2- of categorie 3-materiaal voor gebruik moet worden getransporteerd;

d) de verzonden hoeveelheid, en

e) de datum van verzending van het materiaal.

4. Ander categorie 2- of categorie 3-materiaal dan visafval dat door de verzamelcentra van dat materiaal aan eindgebruikers wordt geleverd, moet:

i) één van de volgende behandelingen ondergaan:

a) denaturering met een oplossing van een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde kleurstof. De oplossing dient een zodanige concentratie te hebben dat de verkleuring van het behandelde vlees duidelijk zichtbaar is; de volledige oppervlakte van alle stukken vlees moet met voornoemde oplossing behandeld worden door onderdompeling van het vlees in de oplossing of door de oplossing daarop te spuiten of op een andere manier daarop te brengen;

b) sterilisatie, dat wil zeggen koken of stomen onder druk totdat elk stuk vlees volledig doorgekookt is;

c) iedere andere door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde behandeling;

ii) na behandeling moet het categorie 2- of categorie 3-materiaal worden verpakt, voordat het wordt verzonden. Op de verpakking moet behalve de naam en het adres van het verzamelcentrum ook duidelijk leesbaar de vermelding: 'Niet voor menselijke consumptie' worden aangebracht.

BIJLAGE X

Modellen van gezondheidscertificaten voor het invoeren uit derde landen van bepaalde dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten

Hoofdstuk 1

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor verwerkt dierlijk eiwit niet bestemd voor menselijke consumptie, waaronder mengsels en producten andere dan voeder voor gezelschapsdieren die dergelijk eiwit bevatten, en bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het verwerkte dierlijke eiwit of product

Aard van het verwerkte dierlijke eiwit of product

Verwerkt dierlijk eiwit van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst van het verwerkte dierlijke eiwit of product

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf

III. Bestemming van het verwerkte dierlijke eiwit of product

Het verwerkte dierlijke eiwit of product wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat hij Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement heeft gelezen en begrepen, en dat:

a) het hierboven omschreven verwerkte dierlijke eiwit of product geheel of gedeeltelijk bestaat uit verwerkt dierlijk eiwit dat niet bestemd is voor menselijke consumptie en:

i) is vervaardigd en opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 15 van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement erkend, gevalideerd en gecontroleerd verwerkingsbedrijf;

ii) uitsluitend is vervaardigd uit de volgende dierlijke bijproducten:

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die niet geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die geen symptomen vertonen van ziekten die overdraagbaar zijn op mens of dier en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;

- huiden, hoeven en hoorn, varkenshaar en veren afkomstig van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

- bloed dat verkregen is van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

- dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van de productie van producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie, zoals ontvette beenderen, kanen enz.;

- voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong of die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die oorspronkelijk bestemd waren voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen of als gevolg van gebreken bij de productie of bij de verpakking of van andere gebreken die geen enkel gevaar voor mens of dier vormen, bestemd zijn voor diervoeding;

- vis of andere zeedieren, met uitzondering van zeezoogdieren, die in volle zee gevangen zijn voor de productie van vismeel;

- vers visafval afkomstig van bedrijven die visproducten voor menselijke consumptie vervaardigen;

- schelpen en eierschalen, bijproducten van broederijen en bijproducten van gebarsten eieren afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;

iii) verhit is:

- tot een kerntemperatuur van meer dan 133 °C gedurende ten minste 20 minuten zonder onderbreking bij een (absolute) druk van ten minste 3 bar, geproduceerd door verzadigde stoom, en dat de grootte van de deeltjes vóór de verwerking niet meer bedroeg dan 50 millimeter1, of

- in het geval van bloedmeel of niet van zoogdieren afkomstig eiwit, met uitzondering van vismeel, overeenkomstig verwerkingsmethode ......... vermeld in bijlage III, hoofdstuk III van Verordening .../.../EG1 van de Raad en het Europees Parlement

en

een aselecte steekproef voldoet aan de volgende normen2:

- Clostridium perfringens: geen in 1 g

- Salmonella: geen in 25 gram, n=5, c=0, m=0, M=0

- Enterobacteriaceae: n=5, c=2, n=10, M=3 X 10 in 1 gram

- in het geval van vismeel, overeenkomstig verwerkingsmethode ......... vermeld in bijlage III, hoofdstuk III van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement, dan wel het product door-en-door is verhit tot ten minste 80 °C1, en een aselecte steekproef voldoet aan de volgende normen:

- Salmonella: geen in 25 gram, n=5, c=0, m=0, M=0

- Enterobacteriaceae: n=5, c=2, n=10, M=3 X 10 in 1 gram

b) een aselecte steekproef van het eindproduct direct vóór de verzending door de bevoegde autoriteiten is onderzocht en voldeed aan de volgende normen:

Salmonella: geen in 25 gram, n=5, c=0, m=0, M=0

c) het eindproduct:

- is verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal1,

of

- in het geval van verzending als bulkgoed, de containers of andere vervoermiddelen vooraf grondig zijn gereinigd en ontsmet met een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd ontsmettingsmiddel1;

d) het eindproduct opgeslagen is in een gesloten opslagruimte;

e) is gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen;

Gedaan te ................................................. ............................................................

(plaats) (datum)

Stempel3

.........................................................

(handtekening van de officiële dierenarts)3

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Waarbij

n= aantal eenheden van de steekproef;

m= drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat is bevredigend als het aantal bacteriën in alle steekproefeenheden m niet overschrijdt;

M= maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c= aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

3 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 2

(A)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor niet voor menselijke consumptie bestemde melk en producten op basis van melk, die één enkele warmtebehandeling hebben ondergaan en bestemd zijn voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de melk/producten op basis van melk

Melk van:

(diersoort)

Beschrijving van de melk/producten op basis van melk

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst

Adres en registratienummer van de behandelingsinrichting/verwerkingsinrichting1:

III. Bestemming van de melk/producten op basis van melk

De melk/producten op basis van melk wordt/worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel2:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. De laatste 12 maanden vóór de uitvoer is .........(land van uitvoer), .........(gebied)3, vrij van mond- en klauwzeer en runderpest geweest en in de laatste 12 maanden vóór de uitvoer is hier niet tegen mond- en klauwzeer of runderpest ingeënt.

2. De melk/het product op basis van melk als bedoeld in dit certificaat:

a) is vervaardigd van rauwe melk afkomstig van dieren:

- die geen klinische tekenen vertonen van een ziekte die via de melk op mens of dier kan worden overgedragen;

- van bedrijven waarvoor geen officiële beperkende maatregelen gelden in verband met mond- en klauwzeer of runderpest; en

b) heeft een warmtebehandeling ondergaan, met verhitting tot ...(temperatuur) gedurende ...(duur), die een negatieve reactie op de fosfatasetest waarborgt, gevolgd, in het geval van melkpoeder of een melkpoederproduct, door een droogprocédé.

3. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de melk/het product op basis van melk na verwerking wordt verontreinigd.

4. De melk/het product op basis van melk is verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal1 of

- bij gebruik van bulkcontainers, zijn deze vóór het inladen met een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd product ontsmet1, en

- is op de bulkcontainers een merkteken aangebracht waaruit blijkt om welk soort melk of welk soort product op basis van melk het gaat.

Gedaan te..........................................................., ...........................................................

(plaats) (datum)

Stempel4

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)4

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Voor vrachtwagens het kentekennummer vermelden; voor bulkcontainers ook het containernummer en het zegelnummer.

3 Alleen in te vullen als de toestemming voor invoer in de Gemeenschap slechts geldt voor bepaalde gebieden van het betrokken derde land.

4 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(B)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor niet voor menselijke consumptie bestemde warmtebehandelde producten op basis van melk met een pH van minder dan 6, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de producten op basis van melk

Melk van:

(diersoort)

Beschrijving van de producten op basis van melk

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst

Adres en registratienummer van de behandelingsinrichting/verwerkingsinrichting1:

III. Bestemming van de producten op basis van melk

De producten op basis van melk worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel2:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. Het product op basis van melk als bedoeld in dit certificaat:

a) is vervaardigd van rauwe melk afkomstig van dieren:

- die geen klinische tekenen vertonen van een ziekte die via de melk op mens of dier kan worden overgedragen;

- van bedrijven waarvoor geen officiële beperkende maatregelen gelden in verband met mond- en klauwzeer of runderpest; en

b) heeft een warmtebehandeling, met verhitting tot ...(temperatuur) gedurende ...(duur), ondergaan die een negatieve reactie op de fosfatasetest waarborgt;

c) heeft een zuurbehandeling ondergaan waarbij de pH van het product gedurende ten minste één uur lager dan 6 is geweest.

2. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat het product op basis van melk na verwerking wordt verontreinigd.

3. Het product op basis van melk is verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal1 of

- bij gebruik van bulkcontainers, zijn deze vóór het inladen met een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd product ontsmet1, en

- is op de bulkcontainers een merkteken aangebracht waaruit blijkt om welk soort melk of welk soort product op basis van melk het gaat.

Gedaan te , ...........................................................

(plaats) (datum)

Stempel3

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)3

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Voor vrachtwagens het kentekennummer vermelden; voor bulkcontainers ook het containernummer en het zegelnummer.

3 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(C)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor niet voor menselijke consumptie bestemde melk en producten op basis van melk, die gesteriliseerd zijn of een dubbele warmtebehandeling hebben ondergaan en bestemd zijn voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de melk/producten op basis van melk

Melk van:

(diersoort)

Beschrijving van de melk/producten op basis van melk

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst

Adres en registratienummer van de behandelingsinrichting/verwerkingsinrichting1:

III. Bestemming van de melk/producten op basis van melk

De melk/producten op basis van melk wordt/worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel2:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. De melk/het product op basis van melk als bedoeld in dit certificaat:

a) is vervaardigd van rauwe melk afkomstig van dieren:

- die geen klinische tekenen vertonen van een ziekte die via de melk op mens of dier kan worden overgedragen;

- van bedrijven waarvoor geen officiële beperkende maatregelen gelden in verband met mond- en klauwzeer of runderpest; en

b) heeft een van de volgende behandelingen ondergaan:

ofwel

i) een sterilisatie waarbij een F°-waarde van ten minste 3 is bereikt; of

ii) een eerste warmtebehandeling, met verhitting tot ...(temperatuur) gedurende ...(duur), die een negatieve reactie op de fosfatasetest waarborgt, gevolgd door een tweede warmtebehandeling met verhitting tot ...(temperatuur) gedurende ...(duur), die een negatieve reactie gegeven zou hebben op de fosfatasetest, gevolgd, in het geval van melkpoeder of een melkpoederproduct, door een droogprocédé.

2. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de melk/het product op basis van melk na verwerking wordt verontreinigd.

3. De melk/het product op basis van melk is verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal1 of

- bij gebruik van bulkcontainers, zijn deze vóór het inladen met een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd product ontsmet1, en

- is op de bulkcontainers een merkteken aangebracht waaruit blijkt om welk soort melk of welk soort product op basis van melk het gaat.

Gedaan te , ..............................................................

(plaats) (datum)

Stempel3

.........................................................

(handtekening van de officiële dierenarts)3

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Voor vrachtwagens het kentekennummer vermelden; voor bulkcontainers ook het containernummer en het zegelnummer.

3 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 3

(A)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor blikvoeder voor gezelschapsdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het voeder

Het voeder is vervaardigd uit grondstoffen van de volgende diersoorten:

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst van het voeder

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf:

III. Bestemming van het voeder

Het voeder wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat hij Verordening .../.../... van de Raad en het Europees Parlement heeft gelezen en begrepen, en dat het hierboven omschreven voeder voor gezelschapsdieren:

a) is verwerkt en opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 16 van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement erkend en gecontroleerd verwerkingsbedrijf;

b) uitsluitend is vervaardigd uit de volgende dierlijke bijproducten:

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die niet geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die geen symptomen vertonen van ziekten die overdraagbaar zijn op mens of dier en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;

- huiden, hoeven en hoorn, varkenshaar en veren afkomstig van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

- bloed dat verkregen is van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

- dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van de productie van producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie, zoals ontvette beenderen, kanen enz.;

- voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong of die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die oorspronkelijk bestemd waren voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen of als gevolg van gebreken bij de productie of bij de verpakking of van andere gebreken die geen enkel gevaar voor mens of dier vormen, bestemd zijn voor diervoeding;

- vis of andere zeedieren, met uitzondering van zeezoogdieren, die in volle zee gevangen zijn voor de productie van vismeel;

- vers visafval afkomstig van bedrijven die visproducten voor menselijke consumptie vervaardigen;

- schelpen en eierschalen, bijproducten van broederijen en bijproducten van gebarsten eieren afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;

c) een warmtebehandeling heeft ondergaan tot een Fc-waarde van ten minste 3,0 in de hermetisch gesloten recipiënten;

d) via een aselecte steekproef van ten minste vijf blikken van elke verwerkte batch is onderzocht met behulp van diagnostische laboratoriummethoden om overeenkomstig a) een adequate warmtebehandeling van de hele zending te waarborgen;

e) is gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

Gedaan te , .........................................................

(plaats) (datum)

Stempel1

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)1

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(B)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, ander dan blikvoeder voor gezelschapsdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het voeder

Het voeder is vervaardigd uit grondstoffen van de volgende diersoorten:

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst van het voeder

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf:

III. Bestemming van het voeder

Het voeder wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat hij Verordening .../.../... van de Raad en het Europees Parlement heeft gelezen en begrepen, en dat het hierboven omschreven voeder:

a) is verwerkt en opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 16 van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement erkend en gecontroleerd verwerkingsbedrijf;

b) uitsluitend is vervaardigd uit de volgende dierlijke bijproducten:

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die niet geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die geen symptomen vertonen van ziekten die overdraagbaar zijn op mens of dier en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;

- huiden, hoeven en hoorn, varkenshaar en veren afkomstig van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving;

- bloed dat verkregen is van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die vóór het slachten zijn gekeurd en bij die keuring geschikt zijn verklaard om te worden geslacht overeenkomstig de communautaire wetgeving

- dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van de productie van producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie, zoals ontvette beenderen, kanen enz.;

- voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong of die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die oorspronkelijk bestemd waren voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen of als gevolg van gebreken bij de productie of bij de verpakking of van andere gebreken die geen enkel gevaar voor mens of dier vormen, bestemd zijn voor diervoeding;

- vis of andere zeedieren, met uitzondering van zeezoogdieren, die in volle zee gevangen zijn voor de productie van vismeel;

- vers visafval afkomstig van bedrijven die visproducten voor menselijke consumptie vervaardigen;

- schelpen en eierschalen, bijproducten van broederijen en bijproducten van gebarsten eieren afkomstig van dieren die geen klinische symptomen vertonen van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;

c) zo is vervaardigd dat dit voeder of de ingrediënten van dierlijke oorsprong een warmtebehandeling hebben ondergaan waarbij door-en-door in het product een temperatuur van ten minste 90 °C is bereikt;

d) via een aselecte steekproef van ten minste vijf monsters uit elke vervaardigde batch, genomen tijdens of na opslag in het verwerkingsbedrijf, is onderzocht en aan de volgende normen voldeed1:

- Salmonella: geen in 25 gram, n=5, c=0, m=0, M=0

- Enterobacteriaceae: n=5, c=2, n=10, M=3 X 102 in 1 gram

e) is gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

f) zijn verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal.

Gedaan te , .............................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Waarbij

n= aantal eenheden van de steekproef;

m= drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat is bevredigend als het aantal bacteriën in alle steekproefeenheden m niet overschrijdt;

M= maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c= aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(C)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor hondenkluiven bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de hondenkluiven

De hondenkluiven zijn vervaardigd uit grondstoffen van de volgende diersoort(en):

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van de hondenkluiven

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf:

III. Bestemming van de hondenkluiven

De hondenkluiven worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat hij Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement heeft gelezen en begrepen, en dat de hierboven omschreven hondenkluiven:

a) is verwerkt en opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 16 van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement erkend en gecontroleerd verwerkingsbedrijf;

b) uitsluitend bereid zijn uit de volgende dierlijke bijproducten:

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

- delen van in een slachthuis geslachte dieren, die niet geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die geen symptomen vertonen van ziekten die overdraagbaar zijn op mens of dier en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;

- huiden van dieren die zijn geslacht in een slachthuis en die voor en na het slachten zijn gekeurd en die geen klinische symptomen van een infectieziekte vertoonden;

c) in het geval van:

i) hondenkluiven vervaardigd van huiden van hoefdieren, een warmtebehandeling hebben ondergaan die voldoende is om salmonella1 te doden;

ii) hondenkluiven vervaardigd van andere dierlijke bijproducten dan huiden van hoefdieren, een warmtebehandeling hebben ondergaan waarbij door-en-door in het product een temperatuur van ten minste 90 °C is bereikt1;

d) via een aselecte steekproef van ten minste vijf monsters uit elke vervaardigde batch, genomen tijdens of na opslag in het verwerkingsbedrijf, zijn onderzocht en aan de volgende normen voldeden2:

- Salmonella: geen in 25 gram, n=5, c=0, m=0, M=0

- Enterobacteriaceae: n=5, c=2, n=10, M=3 X 102 in 1 gram

e) is gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

f) zijn verpakt in nieuw verpakkingsmateriaal.

Gedaan te , .........................................................

(plaats) (datum)

Stempel3

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)3

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Waarbij

n= aantal eenheden van de steekproef;

m= drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat is bevredigend als het aantal bacteriën in alle steekproefeenheden m niet overschrijdt;

M= maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer steekproefeenheden M of meer bedraagt;

c= aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven, en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige deelmonsters niet hoger is dan m.

3 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(D)

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor rauw voeder voor gezelschapsdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het rauwe voeder

Het rauwe voeder is vervaardigd uit dierlijke bijproducten van de volgende diersoort(en):

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst van het rauwe voeder

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf:

III. Bestemming van het rauwe voeder

Het rauwe voeder wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat hij Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement heeft gelezen en begrepen, en dat het hierboven omschreven rauwe voeder voor gezelschapsdieren:

a) bestaat uit dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van diersoorten die worden genoemd onder I en voldoet aan de diergezondheidseisen die zijn vastgesteld in Beschikking(en) .../.../... van de Commissie1;

b) uitsluitend bestaat uit delen van in een door de EG erkend slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

c) is verwerkt en opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 16 van Verordening .../.../EG van de Raad en het Europees Parlement erkend en gecontroleerd verwerkingsbedrijf;

d) is gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

e) zijn verpakt in nieuw lekvrij verpakkingsmateriaal.

Gedaan te , ........................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Het nummer van de desbetreffende en huidige beschikking(en) voor vers vlees van de corresponderende vatbare diersoorten dient hier te worden opgenomen.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 4

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor de invoer van serum van paardachtigen uit derde landen of delen van derde landen waaruit levende voor de slacht bestemde paardachtigen mogen worden ingevoerd, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het serum

Serum van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van het serum

Adres en veterinair controlenummer van de geregistreerde inrichting waar het serum verzameld is:

III. Bestemming van het serum

Het serum wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat het hierboven omschreven serum van paardachtigen:

a) afkomstig is uit een land waar voor de volgende ziekten een meldingsplicht bestaat: Afrikaanse paardenpest, dourine, kwade droes, paarden-encefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie bij paarden, vesiculaire stomatitis, rabiës en miltvuur;

b) onder toezicht van een dierenarts verkregen is van paardachtigen die op het moment waarop het serum verzameld werd, vrij waren van klinische symptomen van een besmettelijke ziekte;

c) afkomstig is van paardachtigen die sedert hun geboorte hebben verbleven op het grondgebied van een derde land of, in het geval van officiële regionalisering volgens de communautaire wetgeving, in delen van het grondgebied van een derde land:

i) waar in de laatste twee jaar geen Venezolaanse paarden-encefalomyelitis voorgekomen is;

ii) waar in de laatste zes maanden geen dourine voorgekomen is;

iii) waar in de laatste zes maanden geen kwade droes voorgekomen is;

d) afkomstig is van paardachtigen die, op het moment waarop het serum verzameld werd, niet afkomstig waren van en ook niet hebben verbleven op een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen van kracht waren:

i) in het geval van paarden-encefalomyelitis, gedurende zes maanden vanaf de datum waarop de met deze ziekte besmette paardachtigen geslacht zijn;

ii) in het geval van infectieuze anemie, tot de datum waarop, na slachting van alle besmette dieren, de resterende dieren negatief hebben gereageerd op twee Coggins-tests die met een tussenpoos van drie maanden verricht zijn;

iii) in het geval van vesiculaire stomatitis, gedurende zes maanden;

iv) in het geval van rabiës, gedurende één maand na constatering van het laatste geval;

v) in het geval van miltvuur, gedurende 15 dagen na constatering van het laatste geval; indien evenwel alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten geslacht en de bedrijfsruimten volledig ontsmet zijn, moet het verbod gedurende 30 dagen van kracht zijn geweest, gerekend vanaf de datum waarop de dieren gedestrueerd en de bedrijfsruimten ontsmet zijn, behalve in het geval van miltvuur, waarvoor het verbod gedurende 15 dagen moet hebben gegolden;

e) met de nodige voorzorgen behandeld is om verontreiniging met ziekteverwekkers tijdens de productie, de handling en de verpakking te voorkomen;

f) verpakt is in verzegelde, lekvrije recipiënten, waarop duidelijk de vermelding 'serum van paardachtigen' aangebracht is en het registratienummer vermeld is van de inrichting waar het serum is verzameld.

Gedaan te , ............................................................

(plaats) (datum)

Stempel1

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)1

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 5

(A)

DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor verse of gekoelde huiden van hoefdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de huiden

Huiden van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

Nummer van het zegel op de container(s), vrachtwagen, goederenwagons of baal/balen:

II. Herkomst van de huiden

Adres en veterinair registratienummer van de geregistreerde en gecontroleerde inrichting:

III. Bestemming van de huiden

De huiden worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven omschreven huiden:

a) verkregen zijn van in een slachthuis geslachte dieren die vóór en na het slachten zijn gekeurd, vrij zijn bevonden van ernstige op mens of dier overdraagbare ziekten, en niet zijn gedood in het kader van de uitroeiing van een epizoötie;

b) afkomstig zijn uit een land of, in het geval van regionalisering volgens de communautaire wetgeving, uit een deel van een land waaruit de invoer van alle soorten vers vlees van de betrokken diersoorten toegestaan is en dat ten minste de laatste 12 maanden vóór verzending vrij was van de onderstaande ziekten en waarin gedurende die periode niet gevaccineerd is tegen deze ziekten:

- klassieke varkenspest1

- Afrikaanse varkenspest1

- Teschener-ziekte1

- runderpest1

en dat bovendien gedurende de laatste 24 maanden vóór verzending vrij was van mond- en klauwzeer en waarin gedurende de laatste 12 maanden vóór verzending niet tegen mond- en klauwzeer is ingeënt1;

c) verkregen zijn van:

- dieren die ten minste de laatste drie maanden vóór de slacht of sedert hun geboorte indien ze jonger waren dan drie maanden, hebben verbleven op het grondgebied van het land van herkomst;

- in het geval van huiden van tweehoevigen, dieren afkomstig van bedrijven waar de laatste 30 dagen geen enkele uitbraak van mond- en klauwzeer geconstateerd is en waaromheen zich in een gebied met een straal van 10 km gedurende de laatste 30 dagen geen enkel geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;

- in het geval van huiden van varkens, dieren afkomstig van bedrijven waar de laatste 30 dagen geen enkele uitbraak van vesiculaire varkensziekte en de laatste 40 dagen geen enkele uitbraak van klassieke varkenspest of van Afrikaanse varkenspest geconstateerd is, en waaromheen zich in een gebied met een straal van 10 km gedurende de laatste 30 dagen geen enkel geval van voornoemde ziekten heeft voorgedaan;

- dieren die de laatste 24 uur vóór de slachten in het slachthuis gekeurd zijn, zonder dat daarbij symptomen van mond- en klauwzeer1, runderpest1, klassieke varkenspest1, Afrikaanse varkenspest1 of vesiculaire varkensziekte1 geconstateerd zijn;

d) zijn gehanteerd met alle voorzorgen om nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

Gedaan te , ...........................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Ziekten waarvoor de betrokken diersoort niet vatbaar is, doorhalen.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(B)

DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor behandelde huiden van hoefdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap, afkomstig uit derde landen of delen van derde landen die vermeld staan in deel 1 van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de huiden

Huiden van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

Nummer van het zegel op de container(s), vrachtwagen, goederenwagons of baal/balen:

II. Herkomst van de huiden

Adres en veterinair registratienummer van de geregistreerde en gecontroleerde inrichting:

III. Bestemming van de huiden

De huiden worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven omschreven huiden verkregen zijn van in een slachthuis geslachte dieren die vóór en na de slachten zijn gekeurd, vrij zijn bevonden van ernstige op mens of dier overdraagbare ziekten, en niet zijn gedood in het kader van de uitroeiing van een epizoötie en

1. ofwel1

a) afkomstig zijn uit een land of een deel van een land waar de laatste twaalf maanden geen van de onderstaande ziekten, waarvoor in het land van herkomst een officiële meldingsplicht geldt, geconstateerd is:

- runderpest2,

- mond- en klauwzeer2,

- klassieke varkenspest2,

- Afrikaanse varkenspest2,

en

- gedroogd zijn1, of

- vóór de verzending ten minste 14 dagen droog of nat gezouten zijn1, of

- droog of nat gezouten zijn op ... (datum) en volgens de verklaring van de vervoerder per schip vervoerd worden, wat een zodanige tijd vergt dat de huiden bij aankomst bij de inspectiepost aan de grens van de EG ten minste 14 dagen gezouten zijn1;

of1

b) zijn

- gezouten gedurende zeven dagen met zeezout waaraan 2% natriumcarbonaat toegevoegd is1,

of

- op ... (datum) gezouten zijn met zeezout waaraan 2% natriumcarbonaat toegevoegd is, en volgens de verklaring van de vervoerder per schip vervoerd worden, wat een zodanige tijd vergt dat de huiden bij aankomst bij de inspectiepost aan de grens van de EG gedurende ten minste zeven dagen gezouten zijn1, of

- 42 dagen zijn gedroogd bij een temperatuur van ten minste 20 °C1;

2. zijn gehanteerd met alle voorzorgen om nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen.

Gedaan te ..................................., ..........................................................

(plaats) (datum)

Stempel3

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)3

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Ziekten waarvoor de betrokken diersoort niet vatbaar is, doorhalen.

3 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(C)

OFFICIEEL ATTEST

voor huiden van andere hoefdieren dan varkens en paardachtigen, die bestemd zijn voor verzending naar de Europese Gemeenschap en die 21 dagen apart gehouden zijn of waarvan het vervoer vóór de invoer ten minste 21 dagen zonder onderbreking heeft geduurd

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het officiële attest:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de huiden

Huiden van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

Nummer van het zegel op de container(s), vrachtwagen, goederenwagons of baal/balen:

II. Herkomst van de huiden

Adres en officieel registratienummer van de inrichting:

III. Bestemming van de huiden

De huiden worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven omschreven huiden:

a) een van de volgende behandelingen hebben ondergaan, d.w.z.:

- gedroogd zijn1, of

- vóór de verzending ten minste 14 dagen droog of nat gezouten zijn1, of

- zeven dagen zijn gezouten met (zee)zout waaraan 2% natriumcarbonaat toegevoegd is1, of

- 42 dagen zijn gedroogd bij een temperatuur van ten minste 20 °C1;

b) zijn gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen, en niet in contact zijn geweest met andere dierlijke producten of levende dieren;

c) en

- na de onder punt a) omschreven behandeling, gedurende 21 dagen direct voorafgaande aan de verzending apart gehouden en onder officieel toezicht zijn geweest1, of

- volgens de verklaring van de vervoerder het vervoer ten minste 21 dagen duurt1.

Gedaan te , ...............................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 6

(A)

CERTIFICAAT/DOCUMENT

voor behandelde, uitsluitend uit beenderen, horens, hoeven, klauwen, geweien, tanden of huiden bestaande jachttrofeeën van vogels en hoefdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het certificaat/document:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de jachttrofeeën

Jachttrofeeën van:

(diersoort)

Aard van de jachttrofeeën:

a) uitsluitend beenderen, horens, hoeven, klauwen, geweien, tanden1:

b) uitsluitend huiden1:

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Referentienummer van het Cites-certificaat1:

II. Bestemming van de jachttrofeeën:

De jachttrofeeën worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

III. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven genoemde jachttrofeeën:

a) onmiddellijk na de behandeling, zonder in contact te komen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor ze kunnen worden verontreinigd, verpakt zijn in individuele, doorzichtige en gesloten verpakkingen om elke verontreiniging achteraf te voorkomen;

b) in het geval van jachttrofeeën die uitsluitend uit huiden bestaan1

- gedroogd zijn1,

- vóór de verzending ten minste 14 dagen droog of nat gezouten zijn1;

- droog of nat gezouten zijn op ... (datum) en volgens de verklaring van de vervoerder per schip vervoerd worden, wat een zodanige tijd vergt dat de huiden bij aankomst bij de inspectiepost aan de grens van de EG ten minste 14 dagen gezouten zijn1;

c) in het geval van jachttrofeeën die uitsluitend uit beenderen, horens, hoeven, klauwen, geweien of tanden bestaan2:

- zo lang in kokend water ondergedompeld zijn dat alle andere stoffen dan beenderen, horens, hoeven, klauwen, geweien of tanden verwijderd zijn;

- ontsmet zijn met een door de bevoegde autoriteit van het land van verzending goedgekeurd product, met name waterstofperoxide voor uit been bestaande delen.

Gedaan te , ............................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(B)

VETERINAIR CERTIFICAAT

voor onbehandelde, uit volledige anatomische delen bestaande jachttrofeeën van vogels en hoefdieren, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het certificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de jachttrofeeën

Jachttrofeeën van:

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Referentienummer van het Cites-certificaat1:

II. Bestemming van de jachttrofeeën:

De jachttrofeeën worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

III. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. voor jachttrofeeën van evenhoevigen, met uitzondering van varkens1

a) ........., gebied ......... is sedert twaalf maanden vrij van mond- en klauwzeer en runderpest, en in die periode is tegen geen van deze ziekten ingeënt.

b) de hierboven omschreven jachttrofeeën:

a) zijn afkomstig van dieren die gedood zijn op het grondgebied van ........., gebied ........., waaruit vers vlees van de corresponderende, voor de betrokken ziekten vatbare, gedomesticeerde diersoorten naar de Gemeenschap mag worden uitgevoerd, en waar de laatste 60 dagen geen veterinairrechtelijke beperkende maatregelen wegens uitbraken van een ziekte waarvoor het wild vatbaar is, hebben gegolden;

b) zijn afkomstig van dieren die gedood zijn op ten minste 20 kilometer afstand van de grens met een ander derde land of deel van een derde land waaruit onbehandelde jachttrofeeën van andere evenhoevigen dan varkens niet naar de Gemeenschap mogen worden uitgevoerd.

2. voor jachttrofeeën van wilde varkens1:

a) ......... is sedert twaalf maanden vrij van klassieke varkenspest, Afrikaanse varkenspest, vesiculaire varkensziekte, mond- en klauwzeer en besmettelijke varkensverlamming (Teschener-ziekte), en in deze periode is tegen geen van deze ziekten ingeënt.

b) de hierboven omschreven jachttrofeeën:

a) zijn afkomstig van dieren die gedood zijn op het grondgebied van ........., waaruit vers vlees van de corresponderende, voor de betrokken ziekten vatbare, gedomesticeerde diersoorten naar de Gemeenschap mag worden uitgevoerd, en waar de laatste 60 dagen geen veterinairrechtelijke beperkende maatregelen wegens uitbraken van een ziekte waarvoor de varkens vatbaar zijn, hebben gegolden;

b) zijn afkomstig van dieren die gedood zijn op ten minste 20 kilometer afstand van de grens met een ander derde land of deel van een derde land waaruit onbehandelde jachttrofeeën van wilde varkens niet naar de Gemeenschap mogen worden uitgevoerd.

3. voor jachttrofeeën van eenhoevigen: de hierboven omschreven jachttrofeeën zijn afkomstig van eenhoevig wild dat gedood is op het grondgebied van .........1 (land van uitvoer)

4. voor jachttrofeeën van vederwild1:

a) ........., gebied ........., is vrij van aviaire influenza en Newcastle disease;

b) de hierboven omschreven jachttrofeeën zijn afkomstig van vederwild dat gedood is op het grondgebied van ........., gebied .........., waar de laatste 30 dagen geen veterinairrechtelijke beperkende maatregelen wegens uitbraken van een ziekte waarvoor vederwild vatbaar is, hebben gegolden.

5. de hierboven omschreven jachttrofeeën zijn zonder in contact te komen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor ze kunnen worden verontreinigd, verpakt in individuele, doorzichtige en gesloten verpakkingen om elke verontreiniging achteraf te voorkomen.

Gedaan te , .........................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 7

(A)

DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor varkenshaar uit derde landen of uit delen daarvan die vrij zijn van Afrikaanse varkenspest, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het varkenshaar

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van het varkenshaar

Adres en veterinair controlenummer van de geregistreerde inrichting:

III. Bestemming van het varkenshaar

Het varkenshaar wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. Het hierboven omschreven varkenshaar is verkregen van varkens die afkomstig zijn uit het land van herkomst en daar in een slachthuis zijn geslacht.

2. De varkens waarvan het varkenshaar verkregen is, vertoonden bij de keuring bij het slachten, geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten en zijn niet geslacht in het kader van de uitroeiing van een epizoötie.

3. Het land van herkomst of, in geval van officiële regionalisering volgens de communautaire wetgeving, het gebied van herkomst is al ten minste 12 maanden vrij van Afrikaanse varkenspest.

4. Het varkenshaar is droog en zorgvuldig verpakt.

Gedaan te , .............................................................

(plaats) (datum)

Stempel1

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)1

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

(B)

DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor varkenshaar uit derde landen of uit delen daarvan die niet vrij zijn van Afrikaanse varkenspest, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van het varkenshaar

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van het varkenshaar

Adres en veterinair controlenummer van de geregistreerde inrichting:

III. Bestemming van het varkenshaar

Het varkenshaar wordt verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart hetgeen volgt:

1. Het hierboven omschreven varkenshaar is verkregen van varkens die afkomstig zijn uit het land van herkomst en daar in een slachthuis zijn geslacht.

2. De varkens waarvan het varkenshaar verkregen is, vertoonden bij de keuring bij het slachten, geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten en zijn niet geslacht in het kader van de uitroeiing van een epizoötie.

3. Het hierboven genoemde varkenshaar is:

- gekookt1,

- geverfd1,

- gebleekt1.

4. Het varkenshaar is droog en zorgvuldig verpakt.

Gedaan te , ..........................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Doorhalen wat niet van toepassing is.

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

Hoofdstuk 8

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor niet-verwerkte dierlijke bijproducten voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren of technische producten, waaronder farmaceutische producten, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot de inspectiepost aan de grens.

Referentienummer van het gezondheidscertificaat:

Land van bestemming:

(Naam van de EG-lidstaat)

Land van uitvoer:

Bevoegd ministerie:

Dienst die het certificaat afgeeft:

I. Identificatie van de niet-verwerkte dierlijke bijproducten

Aard van de niet-verwerkte dierlijke bijproducten

(diersoort)

Aard van de verpakking:

Aantal colli:

Nettogewicht:

Referentienummer van de batch:

II. Herkomst van de niet-verwerkte dierlijke bijproducten

Adres en erkenningsnummer van het bedrijf:

III. Bestemming van de niet-verwerkte dierlijke bijproducten

De niet-verwerkte dierlijke bijproducten worden verzonden

van:

(plaats van lading)

naar:

(land en plaats van bestemming)

met het volgende vervoermiddel:

Zegelnummer:

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de hierboven omschreven niet-verwerkte dierlijke bijproducten:

a) afkomstig zijn van diersoorten die worden genoemd onder I en voldoen aan de diergezondheidseisen die zijn vastgesteld in Beschikking(en) .../.../... van de Commissie1;

b) uitsluitend bestaan uit delen van in een door de EG erkend slachthuis geslachte dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

c) in het bedrijf van herkomst diepgevroren zijn;

d) zijn gehanteerd met alle voorzorgen om na de behandeling nieuwe verontreiniging met ziekteverwekkers te voorkomen

e) zijn verpakt in nieuw lekvrij verpakkingsmateriaal.

Gedaan te , ......................................................

(plaats) (datum)

Stempel2

.........................................................

(Handtekening van de officiële dierenarts)2

.........................................................

(Naam, functie en titel in hoofdletters)

1 Vermeld het nummer van de betrokken geldende beschikking(en) voor vers vlees van de betrokken gedomesticeerde diersoort(en).

2 Handtekening en stempel in een andere kleur dan de gedrukte tekst.

BIJLAGE XI

Lijsten van derde landen waaruit lidstaten de invoer toestaan van dierlijke bijproducten die niet bestemd zijn voor menselijke consumptie

De hiernavolgende lijsten zijn lijsten die gelden in principe, met dien verstande dat bij invoer ook moet worden voldaan aan de voorschriften inzake diergezondheid en volksgezondheid

Deel I

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van melk en producten op basis van melk

Derde landen die opgenomen zijn in kolom B of kolom C van de bijlage bij Beschikking 95/340/EG

Deel II

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van verwerkte dierlijke eiwitten (met uitzondering van vismeel)

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel III

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van vismeel en visolie

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in de bijlage bij Beschikking 97/296/EG, alsmede de volgende landen:

(EE) Estland

(PR) Puerto Rico

(UA) Oekraïne

Deel IV

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van gesmolten vet (met uitzondering van visolie)

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel V

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van bloedproducten

A. Bloedproducten van hoefdieren

Derde landen of delen van derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG en waaruit invoer toegestaan is van alle categorieën vers vlees van de betrokken soorten.

B. Bloedproducten van andere diersoorten

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel VI

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van bloedproducten (met uitzondering van die paardachtigen) voor technisch en farmaceutisch gebruik

A. Bloedproducten van hoefdieren

Derde landen of delen van derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG en waaruit invoer toegestaan is van alle categorieën vers vlees van de betrokken soorten.

B. Bloedproducten van andere diersoorten

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel VII

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van niet-verwerkt materiaal voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en technische producten

A. Niet-verwerkt materiaal van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen

Derde landen of delen van derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG en waaruit invoer toegestaan is van alle categorieën vers vlees van de betrokken soorten.

B. Niet-verwerkt materiaal van pluimvee

Derde landen waaruit de lidstaten de invoer toestaan van vers vlees van pluimvee

C. Niet-verwerkt materiaal van andere diersoorten

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel VIII

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van onbehandeld varkenshaar

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

Deel IX

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van mest voor bodemverbetering

A. Verwerkte producten uit mest

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG.

B. Verwerkte mest van paardachtigen

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG voor levende paardachtigen.

C. Niet-verwerkte mest van pluimvee

Derde landen waaruit de lidstaten de invoer toestaan van vers vlees van pluimvee

Deel X

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten invoer toestaan van voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG, alsmede de volgende landen:

(LK) Sri Lanka1

(JP) Japan

(TW) Taiwan

Deel XI

Lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer toestaan van gelatine, gehydrolyseerde eiwitten en dicalciumfosfaat, bestemd voor diervoeding

Alle derde landen die opgenomen zijn in de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG, alsmede de volgende landen:

(KR) Republiek Korea3

(MY) Maleisië3

(PK) Pakistan3

(TW) Taiwan3

1 Alleen van huiden en vellen van hoefdieren gemaakte hondenkluiven.

2 Alleen verwerkt voer voor huisdieren en voor siervissen.

3 Alleen gelatine.

BIJLAGE XII

EISEN VOOR VERBRANDINGS- EN MEEVERBRANDINGSINSTALLATIES WAAROP RICHTLIJN 2000/76/eg NIET VAN TOEPASSING IS

Hoofdstuk I

Algemene voorwaarden

1. De verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie moet zodanig ontworpen, uitgerust en geëxploiteerd worden dat aan het bepaalde in deze verordening wordt voldaan.

2. De exploitant van een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie moet de nodige voorzichtigheid in acht nemen ten aanzien van het accepteren van dierlijke bijproducten om rechtstreekse gevaren voor de gezondheid van mens of dier te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken.

Hoofdstuk II

EXPLOITATIEvoorwaarden

3. Verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties moeten zodanig ontworpen, uitgerust, gebouwd en geëxploiteerd worden dat, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden, het bij het proces ontstane gas op beheerste en homogene wijze wordt verhit tot een temperatuur van 850 °C, gemeten gedurende twee seconden dichtbij de binnenwand of op een door de bevoegde autoriteit toegestaan ander representatief punt van de verbrandingskamer.

4. Elke verbrandingsstraat van verbrandingsinstallaties met hoge capaciteit moet uitgerust zijn met ten minste één hulpbrander. Deze brander moet automatisch worden ingeschakeld wanneer de temperatuur van de verbrandingsgassen na de laatste toevoer van verbrandingslucht tot onder 850 °C zakt. Hij moet ook tijdens de inwerkingstelling en de stillegging van de installatie worden gebruikt teneinde ervoor te zorgen dat de temperatuur van 850 °C steeds wordt gehandhaafd gedurende bedoelde werkzaamheden en zolang zich onverbrand materiaal in de verbrandingskamer bevindt.

5. Verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties met hoge capaciteit moeten beschikken over en gebruikmaken van een automatisch systeem om te voorkomen dat dierlijke bijproducten worden toegevoerd:

a) bij het in werking stellen, totdat de vereiste temperatuur van 850 °C is bereikt, en

b) wanneer de vereiste temperatuur van 850 °C niet wordt gehandhaafd.

6. Dierlijke bijproducten moeten, voorzover mogelijk, zonder rechtstreeks te worden gehanteerd, onmiddellijk in de oven worden geplaatst.

Hoofdstuk III

LOZINGEN VAN AFVALWATER

7. De locaties van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties, met de bijbehorende terreinen voor de opslag van dierlijke bijproducten, moeten zodanig worden ontworpen dat het ongeoorloofd en accidenteel vrijkomen van verontreinigende stoffen in bodem, oppervlaktewater en grondwater overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke communautaire wetgeving wordt voorkomen. Bovendien moet worden voorzien in opvangcapaciteit voor van het terrein van de verbrandingsinstallatie wegvloeiend verontreinigd regenwater en voor verontreinigd water dat afkomstig is van overlopen of brandbestrijding.

8. De opvangcapaciteit dient zodanig te zijn, dat dit water, alvorens het wordt geloosd, zo nodig kan worden onderzocht en gezuiverd.

Hoofdstuk IV

Residuen

9. In dit hoofdstuk wordt onder "residuen" verstaan: vloeibaar of vast materiaal dat wordt geproduceerd bij het verbrandings- of meeverbrandingsproces of andere processen in de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie. Hieronder vallen ook bodemas, slakken, vliegas en ketelas.

10. Het ontstaan van residuen bij de exploitatie van de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie en de schadelijkheid daarvan moeten tot een minimum worden beperkt. De residuen moeten, in voorkomend geval, overeenkomstig de toepasselijke communautaire wetgeving in de installatie zelf of daarbuiten gerecycleerd worden.

11. Vervoer en tussentijdse opslag van droge residuen in de vorm van stof moeten op zodanige wijze geschieden dat verspreiding in het milieu voorkomen wordt, bijvoorbeeld in gesloten houders.

Hoofdstuk V

TEMPERATUURMETINGEN

12. Er moeten technieken worden gebruikt ter bewaking van de parameters en omstandigheden die relevant zijn voor het verbrandings- of meeverbrandingsproces. Verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties met hoge capaciteit moeten beschikken over apparatuur voor temperatuurmetingen en die gebruiken.

13. De meetvoorschriften moeten zijn opgenomen in de door de bevoegde autoriteit afgegeven vergunning of in de daaraan gehechte voorwaarden.

14. De juiste installatie en de werking van geautomatiseerde controleapparatuur moeten worden onderworpen aan controle en aan een jaarlijkse test. Om de drie jaar moet er worden gekalibreerd door middel van parallelmetingen overeenkomstig de referentiemethoden.

15. Alle meetresultaten moeten op passende wijze worden geregistreerd en gepresenteerd, zodat de bevoegde autoriteit volgens door haar vast te stellen procedures kan controleren of de in deze verordening vastgestelde exploitatievoorwaarden worden nageleefd.

Hoofdstuk VI

UITZONDERLIJKE BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN

16. In geval van een defect moet de exploitant de activiteit van de installatie zo spoedig mogelijk verminderen of de installatie stilleggen totdat de normale exploitatie kan worden hervat.

Top