EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0626
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a common organisation of the markets in agricultural products (Single CMO Regulation)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")
/* COM/2011/0626 definitief - 2011/0281 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") /* COM/2011/0626 definitief - 2011/0281 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL In haar voorstel inzake het meerjarig
financieel kader voor de periode 2014-2020[1]
zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor het
gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uiteen. Op basis
daarvan komt zij met een reeks verordeningen tot vaststelling van het
wetgevingskader voor het GLB voor de periode 2014‑2020, en met een beoordeling
van de effecten van alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van het
beleid. De huidige hervormingsvoorstellen zijn
gebaseerd op de mededeling over het GLB tot 2020[2]. Daarin geeft Commissie aan welke globale beleidsopties een antwoord
moeten bieden op de uitdagingen waarmee de landbouw en de plattelandsgebieden
zullen worden geconfronteerd, en moeten leiden tot de verwezenlijking van de
doelstellingen van het GLB, namelijk 1) een rendabele voedselproductie, 2) een
duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, en 3) een
evenwichtige territoriale ontwikkeling. Zowel tijdens de interinstitutionele
besprekingen[3] als
gedurende het overleg met de belanghebbende partijen in het kader van de
effectbeoordeling bleek een breed draagvlak te bestaan voor de leidraden in de
mededeling die richting moeten geven aan de hervorming. Gedurende het proces bleken alle partijen het
erover eens te zijn dat het efficiënte gebruik van de hulpbronnen moet worden
bevorderd om, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme,
duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de
EU, en bleken zij tevens de mening te delen dat hiervoor moet worden uitgegaan
van de bestaande structurering van het GLB rond twee pijlers die aan de hand
van op elkaar aansluitende instrumenten dezelfde doelstellingen nastreven. De eerste pijler omvat enerzijds de rechtstreekse betalingen en de
marktmaatregelen die de landbouwers in de EU moeten verzekeren van een
jaarlijks basisbedrag ter ondersteuning van hun inkomen, en anderzijds de steun
bij specifieke marktverstoringen. De tweede pijler heeft betrekking op
maatregelen voor plattelandsontwikkeling in het kader waarvan de lidstaten met
inachtneming van een gemeenschappelijk kader meerjarenprogramma's opstellen en
cofinancieren[4]. De opeenvolgende hervormingen van het GLB
hebben ertoe geleid dat de producenten van inkomenssteun worden voorzien en de
landbouw tegelijkertijd marktgerichter is geworden, dat de milieuvereisten
beter in het beleid zijn geïntegreerd en dat meer steun wordt verleend voor
plattelandsontwikkeling als geïntegreerd beleidsinstrument voor de ontwikkeling
van plattelandsgebieden in de hele EU. Naar aanleiding van
hetzelfde hervormingsproces gaan echter steeds meer stemmen op voor een betere
verdeling van de steun over en binnen de lidstaten en voor doelgerichtere
maatregelen om milieuproblemen aan te pakken en om beter op te treden tegen de
toegenomen marktvolatiliteit. De hervormingen uit het verleden hadden vooral
tot doel te reageren op endogene problemen gaande van enorme overschotten tot
voedselveiligheidscrises, en hebben hun nut voor de EU, zowel op intern als op
internationaal niveau, zeker bewezen. Dit neemt echter
niet weg dat het merendeel van de uitdagingen die zich nu voordoen, wordt
veroorzaakt door factoren die buiten de landbouw liggen en dus een breder
opgezette beleidsaanpak vergen. Het inkomen van landbouwers zal naar
verwachting onder druk blijven staan in verband met het toenemende aantal
risico's, de afnemende productiviteit en de krappere marges als gevolg van de
duurder wordende productiemiddelen. Daarom is het
noodzakelijk de inkomenssteun te handhaven en de instrumenten te verbeteren om
de risico's beter te kunnen beheren en het hoofd te kunnen bieden aan
crisissituaties. Het is voor de levensmiddelensector en de mondiale
voedselzekerheid van vitaal belang dat de landbouwsector stevig op zijn poten
staat. Tegelijkertijd wordt van de landbouwsector en
van de plattelandsgebieden verwacht dat zij zich harder inspannen om de in de
Europa 2020‑agenda ingebedde ambitieuze klimaat‑ en energiedoelstellingen
en biodiversiteitstrategie waar te maken. De landbouwers –
samen met de bosbouwers de voornaamste grondbeheerders – zullen steun nodig
hebben bij het invoeren en in stand houden van landbouwsystemen en ‑praktijken
die met name bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied
van milieu en klimaat. Marktprijzen alleen volstaan namelijk niet om hen ertoe
aan te zetten dergelijke collectieve goederen te leveren. Om de inclusieve
groei en cohesie te bevorderen, is het tevens van essentieel belang de diverse
mogelijkheden die inherent zijn aan de plattelandsgebieden, optimaal te
benutten. Het toekomstige GLB wordt dus geen beleid dat
uitsluitend is afgestemd op een klein, weliswaar wezenlijk, segment van de
economie van de Unie, maar wél een beleid van strategisch belang voor de
voedselzekerheid en het ecologische en territoriale evenwicht. Precies hierin ligt de toegevoegde waarde van een echt
gemeenschappelijk EU‑beleid. Met een dergelijk beleid worden de beperkte
begrotingsmiddelen immers zo efficiënt mogelijk gebruikt wanneer het erop
aankomt in de hele EU een duurzame landbouw te handhaven, grensoverschrijdende
problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken, de solidariteit tussen de
lidstaten te verstevigen en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bij de
beleidstenuitvoerlegging in te bouwen om tegemoet te komen aan lokale
behoeften. Overeenkomstig het raamwerk in het voorstel
voor een meerjarig financieel kader moet het GLB zijn tweepijlerstructuur
behouden, met dien verstande dat de nominale begroting voor elke pijler op het
niveau van 2013 blijft en duidelijk de nadruk wordt gelegd op de
verwezenlijking van de essentiële EU‑prioriteiten. De
toewijzing van 30 % van de rechtstreekse betalingen voor verplichte
maatregelen ten bate van klimaat en milieu, moet de duurzame productie
stimuleren. De betalingsniveaus moeten geleidelijk naar elkaar toegroeien en de
betalingen aan grote begunstigden moeten progressief worden afgetopt. Plattelandsontwikkeling
moet samen met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd, worden opgenomen
in een gemeenschappelijk strategisch kader dat sterker op resultaten is gericht
en slechts in werking treedt wanneer vooraf aan duidelijkere en verbeterde
voorwaarden is voldaan. Tot slot moet de GLB‑financiering voor marktmaatregelen
worden versterkt met twee instrumenten die buiten het meerjarig financieel
kader vallen: 1) een noodreserve voor crisissituaties, en 2) een Europees Fonds
voor aanpassing aan de globalisering met een ruimere werkingssfeer. De voornaamste componenten van het
wetgevingskader van het GLB voor de periode 2014‑2020 zijn vastgesteld in de
volgende verordeningen: –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse
betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid (verordening
rechtstreekse betalingen); –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening
voor landbouwproducten ("Integrale‑GMO‑verordening"); –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees
Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (verordening
plattelandsontwikkeling); –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid (horizontale verordening); –
Voorstel voor een verordening van de Raad houdende
maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de
gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten; –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de
Raad, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013
betreft; –
Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007, wat
de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft. De verordening plattelandsontwikkeling is
gebaseerd op het op 6 oktober 2011 door de Commissie ingediende voorstel tot
vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor alle fondsen die onder
een gemeenschappelijk strategisch kader vallen[5].
Bovendien zal een verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de
meest hulpbehoevenden in de Unie worden voorgesteld; de
financiering voor deze regeling wordt van nu af aan onder een andere post van
het meerjarig financieel kader ondergebracht. Voorts wordt momenteel in het licht van de
bezwaren van het Hof van Justitie van de Europese Unie gewerkt aan nieuwe
voorschriften voor het bekendmaken van informatie over begunstigden. Met name wordt nagegaan hoe het recht van de begunstigden op bescherming
van hun persoonsgegevens het best kan worden verzoend met het beginsel van de
transparantie. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Op basis van een evaluatie van het huidige
beleidskader en een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften, wordt
in de effectbeoordeling de impact van drie alternatieve scenario's beoordeeld
en vergeleken. Dit is het resultaat van een lang proces
dat in april 2010 van start is gegaan onder leiding van een uit
vertegenwoordigers van verschillende diensten samengestelde groep die
uitvoerige kwantitatieve en kwalitatieve analyses heeft onderzocht en onder
meer een basissituatie heeft samengesteld in de vorm van
middellangetermijnprojecties voor de landbouwmarkten en de landbouwinkomens tot
2020, en een modellering heeft opgesteld van de impact van de verschillende
beleidsscenario's op de economische variabelen van de sector. De drie scenario's die in de effectbeoordeling
zijn uitgewerkt, worden hieronder toegelicht. 1) Een
aanpassingsscenario: het huidige beleidskader wordt voortgezet, met weliswaar
een aantal correcties van de voornaamste tekortkomingen, zoals de verdeling van
de rechtstreekse betalingen. 2) Een integratiescenario: het beleid wordt
ingrijpend gewijzigd door de rechtstreekse betalingen doelgerichter en
"groener" te maken, door het plattelandsontwikkelingsbeleid
strategischer toe te passen en beter te coördineren met andere beleidsgebieden
van de EU en door de rechtsgrondslag te verruimen met het oog op meer
samenwerking tussen de producenten. 3) Een heroriënteringsscenario: het beleid
wordt uitsluitend op het milieu gericht en de rechtstreekse betalingen worden
geleidelijk uitgefaseerd aangezien ervan wordt uitgegaan dat de
productiecapaciteit ook zonder steun op peil blijft en dat de
sociaaleconomische behoeften van de plattelandsgebieden in het kader van andere
beleidsgebieden kunnen worden ingevuld. De drie scenario's zijn opgesteld tegen de
achtergrond van de economische crisis en de druk op de overheidsfinanciën (waarop
de EU heeft gereageerd met de Europa 2020‑strategie en het voorstel voor
het meerjarig financieel kader) en kennen elk een ander gewicht toe aan de drie
beleidsdoelstellingen van het toekomstige GLB, dat tot doel heeft een
concurrerende en duurzame landbouw in vitale plattelandsgebieden tot stand te
brengen. Met het oog op een betere afstemming op de
Europa 2020‑strategie, met name wat het efficiënte gebruik van hulpbronnen
betreft, wordt het van steeds essentiëler belang de productiviteit van de landbouw
te verbeteren via onderzoek, kennisoverdracht en het stimuleren van
samenwerking en innovatie (onder meer in het kader van het Europees
Partnerschap voor innovatie voor de productiviteit en duurzaamheid van de
landbouw). Hoewel het GLB het handelsverstorende beleidskader inmiddels achter
zich heeft gelaten, wordt verwacht dat de landbouwsector in de EU verder onder
druk zal komen staan van de liberalisering, met name in het kader van de
ontwikkelingsagenda van Doha en de vrijhandelsovereenkomst met de Mercosur. Bij het opstellen van de drie
beleidsscenario's is rekening gehouden met de voorkeuren die naar voren zijn
gekomen tijdens het overleg in het kader van de effectbeoordeling. De belanghebbende partijen konden van 23.11.2010 tot 25.1.2011 hun
bijdragen indienen en op 12.1.2011 is een bijeenkomst van een adviescomité
gehouden. De voornaamste punten worden hieronder samengevat[6]. –
De belanghebbende partijen zijn het er grotendeels
over eens dat een sterk, op twee pijlers gebaseerd GLB nodig is om de uitdagingen
(voedselzekerheid, duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en
territoriale ontwikkeling) aan te gaan. –
De meeste respondenten vinden dat het GLB een rol
moet spelen bij het stabiliseren van markten en prijzen. –
De belanghebbende partijen hebben uiteenlopende
meningen over de gerichtheid van de steun (met name de herverdeling van de
rechtstreekse betalingen en de plafonnering van de betalingen). –
Men is het erover eens dat beide pijlers in
belangrijke mate kunnen bijdragen tot het intensiveren van klimaatgerelateerde
maatregelen en van de milieuprestatie ten bate van de samenleving in de EU. Het brede publiek pleit ervoor dat de betalingen in het kader van de
eerste pijler doelgerichter worden gebruikt; veel landbouwers vinden dat dat nu
al gebeurt. –
De respondenten willen dat alle delen van de EU,
ook de probleemgebieden, delen in de toekomstige groei en ontwikkeling. –
Een groot aantal respondenten legt de nadruk op de
integratie van het GLB en andere beleidsgebieden, zoals milieu, gezondheid, handel
en ontwikkeling. –
Het GLB kan in overeenstemming met de Europa 2020‑strategie
worden gebracht aan de hand van innovatie, ontwikkeling van concurrerende
ondernemingen en de levering van collectieve goederen aan de EU‑burger. De vergelijking van de drie alternatieve
beleidsscenario's in het kader van de effectbeoordeling heeft de volgende
resultaten opgeleverd. Het heroriënteringsscenario zou leiden tot een
versnelde structurele aanpassing in de landbouwsector dankzij een verschuiving
van de productie naar de meest kostenefficiënte gebieden en rendabele sectoren. Met dit scenario zouden aanzienlijk meer financiële middelen naar
milieu gaan, maar zou de sector aan de andere kant worden blootgesteld aan
grotere risico's omdat er maar beperkte ruimte bestaat voor interventie op de
markt. Bovendien zou zowel de samenleving als het milieu zware klappen krijgen,
aangezien de minst concurrerende gebieden hun inkomens en natuurlijke omgeving
danig achteruit zouden zien gaan omdat het hefboomeffect van de combinatie rechtstreekse
betalingen ‑ randvoorwaarden verloren zou gaan. Aan de andere kant van het spectrum zou het
aanpassingsscenario de beste kansen op continuïteit van het beleid bieden, plus
de mogelijkheid om weliswaar beperkte, maar tastbare verbeteringen in te voeren
op het gebied van concurrentievermogen en milieuprestatie.
Er bestaan echter ernstige twijfels over de vraag of dit scenario een adequaat
antwoord kan bieden op de belangrijke klimaat‑ en milieuproblemen van de
toekomst die mee zullen bepalen of de duurzaamheid van de landbouw op lange
termijn kan worden gewaarborgd. Met het integratiescenario – en de daarmee
gepaard gaande doelgerichtere en "groenere" rechtstreekse betalingen
– worden nieuwe paden ingeslagen. Volgens de analyse is
"vergroening" tegen een redelijke kostprijs voor de landbouwers een
haalbare kaart. Nadeel is evenwel dat dit onvermijdelijk een grotere
administratieve belasting met zich zal brengen. Ook is het mogelijk de
plattelandsontwikkeling een nieuw elan te geven op voorwaarde dat de lidstaten
en de regio's de nieuwe mogelijkheden efficiënt benutten en het
gemeenschappelijk strategisch kader (met daarin ook de andere EU‑fondsen) de
synergie met de eerste pijler niet tenietdoet en de kenmerkende sterke punten
van de plattelandsontwikkeling niet verzwakt. Als men erin slaagt het juiste
evenwicht te bereiken, zou langetermijnduurzaamheid van de landbouw en de
plattelandsgebieden het meest gebaat zijn bij dit scenario. Op basis van het voorgaande wordt in de
effectbeoordeling geconcludeerd dat het integratiescenario er op de meest
evenwichtige manier in slaagt het GLB geleidelijk af te stemmen op de
strategische doelstellingen van de EU. Hetzelfde evenwicht
is trouwens terug te vinden bij de tenuitvoerlegging van de verschillende componenten
in de wetgevingsvoorstellen. Eveneens van essentieel belang is dat een
evaluatiekader wordt ontwikkeld om de prestatie van het GLB te meten aan de
hand van een gemeenschappelijke reeks aan beleidsdoelstellingen gekoppelde
indicatoren. Vereenvoudiging was een belangrijke
bekommernis in het hele proces en moet op diverse manieren haar beslag krijgen,
bijvoorbeeld bij het stroomlijnen van de randvoorwaarden en van de
marktinstrumenten en bij het ontwerpen van de regeling voor kleine landbouwers. Bovendien moet het "vergroenen" van de rechtstreekse
betalingen zo worden vormgegeven dat de administratieve belasting, onder meer
op het gebied van controlekosten, tot een minimum wordt beperkt. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Voorgesteld wordt de bestaande
tweepijlerstructuur van het GLB te handhaven, met verplichte algemeen
toepasselijke jaarlijkse maatregelen onder de eerste pijler, aangevuld met
optionele, beter op de specifieke nationale en de regionale kenmerken
toegesneden maatregelen in het kader van de meerjarige programmeringsaanpak
onder de tweede pijler. Met de nieuwe vormgeving van de
rechtstreekse betalingen wordt beoogd de synergieën met de tweede pijler beter
te benutten en de tweede pijler onder te brengen in een gemeenschappelijk
strategisch kader dat een betere coördinatie mogelijk maakt met andere EU‑fondsen
die gedeeld worden beheerd. Op deze basis wordt de bestaande structuur van
de vier basisrechtsinstrumenten behouden, weliswaar met dien verstande dat de
werkingssfeer van de financieringsverordening wordt uitgebreid om de
gemeenschappelijke bepalingen te bundelen in wat nu de horizontale verordening
wordt genoemd. De voorstellen zijn in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel. Het GLB is een echt
gemeenschappelijk beleid. De bevoegdheid ervoor wordt gedeeld tussen de EU en
de lidstaten. Het beleid wordt op EU‑niveau aangestuurd met als doel een
duurzame en diverse landbouw in de hele EU te handhaven en in het kader daarvan
belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te
pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen. Gezien het belang
van de toekomstige uitdagingen (voedselzekerheid, milieu en territoriaal
evenwicht) blijft het GLB een beleid dat van strategisch belang is, wil men ervoor
zorgen dat de beleidsuitdagingen op de meest doeltreffende manier worden
benaderd en de begrotingsmiddelen op de meest efficiënte manier worden
gebruikt. Bovendien wordt voorgesteld de bestaande onderverdeling van de
instrumenten in twee pijlers te behouden. Dit biedt de lidstaten meer ruimte
voor het vinden van op hun specifieke lokale omstandigheden toegesneden
oplossingen en voor het cofinancieren van de tweede pijler. Het nieuwe Europees
Partnerschap voor innovatie en de toolkit voor risicobeheer worden eveneens
onder de tweede pijler ondergebracht. Tegelijkertijd wordt het beleid beter
afgestemd op de Europa 2020‑strategie (inclusief een gemeenschappelijk
kader waaronder ook de andere EU‑fondsen zullen vallen) en wordt een aantal
verbeteringen en vereenvoudigingen ingevoerd. Tot slot blijkt uit de in het
kader van de effectbeoordeling verrichte analyse duidelijk dat niet‑optreden
kosten met zich zou brengen in de vorm van negatieve economische, ecologische
en sociale gevolgen. De integrale‑GMO‑verordening bevat
voorschriften voor de gemeenschappelijke organisatie van de landbouwmarkten. De steunregeling voor de meest hulpbehoevenden zal in een afzonderlijk
instrument worden opgenomen. Naar aanleiding van de melkcrisis in 2008–2009
is gebleken dat nog steeds behoefte bestaat aan een doeltreffend
veiligheidsnetmechanisme en dat de beschikbare instrumenten moeten worden
gestroomlijnd. Uit de besprekingen van de groep
deskundigen op hoog niveau inzake melk is tevens naar voren gekomen dat de
werking van de voedselketen aan verbetering toe is. Deze verordening heeft tot
doel de bepalingen te stroomlijnen, uit te breiden en te vereenvoudigen op
basis van de ervaring die tot dusverre is opgedaan met de openbare interventie,
de particuliere opslag, uitzonderings‑/noodmaatregelen en steun voor specifieke
sectoren. Bovendien is de verordening gericht op betere samenwerking tussen de
producenten‑ en de brancheorganisaties. Bepaalde vormen van sectorale steun worden
afgeschaft (bijv. voor magere melk, hop en zijderupsen). Aangezien
de afschaffing van de melkquota en het verbod op de aanplant van wijnstokken
nog in het kader van de bestaande wetgeving hun beslag zullen krijgen, hoefden
de desbetreffende wetsbepalingen niet te worden gewijzigd. Volgens de planning
verstrijken de suikerquota op 30 september 2015. Voorts is in de verordening
één bepaling over dierziekten/verlies aan vertrouwen bij de consument
opgenomen, en tevens een clausule inzake marktverstoringen die alle onder de
huidige integrale GMO vallende sectoren dekt. Voorts zullen de lidstaten voortaan niet meer
slechts in enkele, maar in alle sectoren die onder de bestaande integrale GMO
vallen, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en
brancheorganisaties kunnen erkennen. De steun voor de
oprichting van producentengroeperingen in de sector groenten en fruit wordt
overgeheveld naar de component plattelandsontwikkeling. De verordening spoort met het voorstel dat al
is gedaan voor de melksector. In dat voorstel wordt
bepaald aan welke basisvoorwaarden moet worden voldaan indien lidstaten
schriftelijke contracten verplicht stellen om de onderhandelingspositie van de
melkproducenten in de voedselketen te versterken. De verordening spoort
eveneens met het voorstel dat met betrekking tot de handelsnormen is gedaan in
het kader van het kwaliteitspakket. Vanuit het oogpunt van de vereenvoudiging
zullen zowel de lidstaten als de marktdeelnemers hun administratieve belasting
zien afnemen als gevolg van de afschaffing van bepaalde sectorale steunmaatregelen,
de ontkoppeling van de steunregeling in de sector zijderupsen, de stopzetting
van de suikerquotaregeling en de afschaffing van de voorschriften op het gebied
van de registratie van leveringscontracten en de gelijkwaardigheidsverklaring
in de hopsector. Het zal niet langer nodig zijn een zekere
capaciteit aan te houden om de sectorale steunregelingen ten uitvoer te leggen,
noch om financiële middelen vrij te maken om deze regelingen te controleren. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Krachtens het voorstel inzake het meerjarig
financieel kader zou landbouw – per slot van rekening een gemeenschappelijk
beleid van strategisch belang – zoals voorheen een aanzienlijk deel van de EU‑begroting
toegewezen krijgen. Dit komt erop neer dat voor de
verwezenlijking van de kerndoelstellingen van het landbouwbeleid in de periode 2014‑2020
317,2 miljard euro wordt uitgetrokken voor de eerste pijler en 101,2 miljard
euro voor de tweede pijler (cijfers uitgedrukt in lopende prijzen). Bovenop de hierboven genoemde financiële
middelen voor de eerste en de tweede pijler wordt nog een extra bedrag van 17,1
miljard euro geoormerkt voor onderzoek en innovatie (5,1 miljard euro),
voedselveiligheid (2,5 miljard euro), voedselverstrekking voor de meest
hulpbehoevenden in het kader van andere posten van het meerjarig financieel
kader (2,8 miljard euro), een nieuwe reserve voor crises in de
landbouwsector (3,9 miljard euro) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de
globalisering (maximaal 2,8 miljard euro). Dit alles samen
brengt de totale begroting voor het GLB in de periode 2014‑2020 op 435,6 miljard
euro. Wat de verdeling van de steun over de
lidstaten betreft, wordt voorgesteld dat indien lidstaten op het gebied van
rechtstreekse betalingen minder dan 90 % van het EU‑gemiddelde ontvangen,
het verschil tusen het niveau van hun rechtstreekse betalingen en dat niveau
van 90 % met een derde wordt verkleind. De nationale
maxima in de verordening over de rechtstreekse betalingen worden op die
grondslag berekend. De steun voor plattelandsontwikkeling wordt
met inachtneming van de huidige verdeling verdeeld aan de hand van objectieve
criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen. Minder
ontwikkelde regio's moeten, zoals nu ook het geval is, kunnen profiteren van
hogere cofinancieringsniveaus die tevens zullen worden toegepast op maatregelen
inzake, onder meer, kennisoverdracht, producentengroeperingen, samenwerking en
Leader. Er is een mogelijkheid tot flexibiliteit
ingevoerd wat de overdracht tussen de pijlers betreft (tot 5 % van de
rechtstreekse betalingen). Dit houdt in dat lidstaten die
hun plattelandsontwikkelingsbeleid willen versterken, overdrachten van de
eerste naar de tweede pijler kunnen doen en dat lidstaten met een percentage
rechtstreekse betalingen onder 90 % van het EU‑gemiddelde overdrachten
kunnen doen van de tweede naar de eerste pijler. In het financieel memorandum dat bij de
voorstellen is gevoegd, wordt nader ingegaan op de financiële gevolgen van de
voorstellen inzake de hervorming van het GLB. 2011/0281 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke
marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[7], Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[8], Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming[9], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure[10], Overwegende hetgeen volgt: (1)
In de Mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de
uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en
territoriale evenwichten"[11]
worden de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 uiteengezet en wordt aangegeven
welke richting het GLB in die periode zal uitgaan. Gezien de besprekingen over
deze mededeling moet de hervorming van het GLB met ingang van 1 januari 2014 in
werking treden. De hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke
instrumenten van het GLB, inclusief Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799]
van […] houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en
specifieke bepalingen voor een
aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening)[12]. Gezien de reikwijdte van de hervorming
dient Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] te worden ingetrokken en te
worden vervangen door een nieuwe integrale‑GMO‑verordening. Bovendien moet in
het kader van de hervorming worden gestreefd naar een optimale harmonisatie,
stroomlijning en vereenvoudiging van de bepalingen, met name de bepalingen die
op meer dan één landbouwsector van toepassing zijn, onder meer door ervoor te
zorgen dat de Commissie middels gedelegeerde handelingen niet‑essentiële
onderdelen van maatregelen kan vaststellen. (2)
Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de
voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient
de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig,
tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden
ingediend. (3)
Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "het
Verdrag" genoemd) dient de Raad maatregelen voor de bepaling van de
prijzen, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen vast te
stellen. Wanneer artikel 43, lid 3, van het Verdrag van
toepassing is, dient in de onderhavige verordening ter wille van de
duidelijkheid expliciet te worden vermeld dat de maatregelen op die basis door
de Raad zullen worden vastgesteld. (4)
De onderhavige verordening dient alle
basisonderdelen van de integrale GMO te bevatten. De
bepaling van prijzen, heffingen, steun en kwantitatieve beperkingen is in
bepaalde gevallen onlosmakelijk met deze basisonderdelen verbonden. (5)
Om tegemoet te komen aan de in artikel 40, lid 1,
van het Verdrag vastgestelde eis een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten
tot stand te brengen, dient deze verordening van toepassing te zijn op alle in
bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten. (6)
Er moet worden verduidelijkt dat Verordening (EU)
nr. […] [horizontale GLB‑verordening][13] en
de op grond daarvan vastgestelde bepalingen van toepassing zijn op de in de
onderhavige verordening opgenomen maatregelen. [De
horizontale GLB‑verordening] omvat met name bepalingen die de naleving van de
uit de GLB‑bepalingen voortvloeiende verplichtingen moeten garanderen, onder
meer op het gebied van controles en de toepassing van administratieve
maatregelen en administratieve sancties bij niet‑naleving, en omvat tevens
voorschriften inzake het stellen en vrijgeven van zekerheden en het
terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen. (7)
In deze verordening wordt net als in andere op
grond van artikel 43 van het Verdrag vastgestelde wetsbesluiten verwezen naar
de productomschrijvingen en de posten en postonderverdelingen van de
gecombineerde nomenclatuur. Wijzigingen van de nomenclatuur
van het gemeenschappelijk douanetarief kunnen tot gevolg hebben dat de
betrokken wetsbesluiten op technisch gebied aan deze wijzigingen moeten worden
aangepast. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om uitvoeringsmaatregelen
vast te stellen teneinde dergelijke aanpassingen aan te brengen. In het belang
van de duidelijkheid en de eenvoud moet Verordening (EEG) nr. 234/79 van 5
februari 1979 inzake de procedure voor aanpassingen van de nomenclatuur van het
gemeenschappelijk douanetarief voor landbouwproducten[14], die voorziet in deze bevoegdheid, worden
ingetrokken en dient die bevoegdheid te worden geïntegreerd in de onderhavige
verordening. (8)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de rijstsector, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot de bijwerking van de in deel I van bijlage II bij de
onderhavige verordening opgenomen definities inzake de rijstsector. (9)
De Commissie moet uitvoeringsmaatregelen op het
gebied van verhogingen of verlagingen van de openbare‑interventieprijs kunnen
vaststellen om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde padievariëteiten
wordt gericht. (10)
Voor granen, rijst, suiker, gedroogde voedergewassen,
zaaizaad, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, groenten en fruit,
bananen, melk en zuivelproducten, en zijderupsen moeten verkoopseizoenen worden
vastgesteld die zo goed mogelijk moeten worden afgestemd op de biologische
productiecyclus van elk van deze producten. (11)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en fruit, moet
aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel
290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
vaststellen van de verkoopseizoenen voor deze producten. (12)
Om de markten te stabiliseren en de
landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te garanderen is voor de
verschillende sectoren een gedifferentieerd systeem van prijsondersteuning
ontwikkeld, en zijn regelingen inzake rechtstreekse steunverlening ingevoerd,
rekening houdend met enerzijds de uiteenlopende behoeften van elk van deze
sectoren en anderzijds de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende
sectoren. Deze maatregelen nemen de vorm aan van openbare
interventie of, in voorkomend geval, de betaling van steun voor particuliere
opslag. De prijsondersteunende maatregelen dienen te worden behouden, weliswaar
in gestroomlijnde en vereenvoudigde vorm. (13)
Met het oog op duidelijkheid en transparantie
moeten de bepalingen een gemeenschappelijke structuur krijgen, terwijl het in
elke sector gevoerde beleid in stand moet worden gehouden.
Hiertoe dient een onderscheid te worden gemaakt tussen referentieprijzen en
interventieprijzen en moeten de laatstbedoelde prijzen worden gedefinieerd,
waarbij met name moet worden verduidelijkt dat slechts de voor openbare
interventie geldende interventieprijzen overeenstemmen met de toegepaste
regelingsprijs waarnaar wordt verwezen in bijlage 3, punt 8, eerste zin, van de
WTO‑overeenkomst inzake de landbouw (i.e. prijsverschilondersteuning). In dit
verband dient te worden verduidelijkt dat op de markt kan worden
geïntervenieerd via openbare interventie en via andere vormen van interventie
waarbij geen gebruik wordt gemaakt van vooraf vastgestelde prijsindicaties. (14)
Afhankelijk van de praktijk en de ervaring die in
het kader van vorige GMO's zijn opgedaan, moet de interventieregeling gedurende
bepaalde perioden van het jaar beschikbaar zijn en gedurende die periode hetzij
permanent hetzij afhankelijk van de marktprijzen worden opengesteld. (15)
Het prijsniveau waartegen bepaalde hoeveelheden van
bepaalde producten tegen een vaste prijs voor openbare interventie, i.e. bij
wijze van prijsverschilondersteuning, en in andere gevallen worden aangekocht,
dient conform de met vorige GMO's opgedane praktijk en ervaring te worden
bepaald in het kader van de betrokken openbare inschrijving. (16)
Deze verordening moet de mogelijkheid bieden de
voor openbare interventie aangekochte producten weg te werken. Dergelijke maatregelen moeten op zodanige wijze worden genomen dat
verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van
gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben. (17)
Om de markttransparantie te garanderen, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden
op grond waarvan zij kan beslissen particuliere‑opslagsteun te verlenen
teneinde, rekening houdend met de marktsituatie, de markt in evenwicht te
brengen en de marktprijzen te stabiliseren. (18)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de verschillende sectoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen om vast te stellen welke andere dan de in de onderhavige
verordening vastgestelde eisen en voorwaarden van toepassing zijn op de
producten die voor openbare interventie moeten worden aangekocht en in het
kader van de regeling voor particuliere‑opslagsteun moeten worden opgeslagen,
om vast te stellen welke prijsverhogingen of ‑verlagingen met het oog op
kwaliteitsdoeleinden gelden voor de aankoop en de verkoop, en om vast te
stellen welke bepalingen gelden met betrekking tot de op de betaalorganen
rustende verplichting om al het rundvlees na de overname en vóór de opslag te
laten uitbenen. (19)
Om rekening te houden met de diverse omstandigheden
op het gebied van de opslag van interventievoorraden in de Unie en om de
marktdeelnemers een adequate toegang tot de openbare interventie te garanderen,
moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking
tot de vereisten waaraan de interventieopslagruimten voor de in het kader van
de regeling aan te kopen producten moeten voldoen, met betrekking tot de
verkoop van kleine hoeveelheden die in de lidstaten in opslag zijn gebleven,
met betrekking tot voorschriften voor de rechtstreekse verkoop van hoeveelheden
die niet meer mogen worden herverpakt of die kwaliteitsverlies hebben geleden,
en met betrekking tot bepaalde voorschriften inzake de opslag van producten in
en buiten de lidstaat die verantwoordelijk is voor de producten en voor de
behandeling van deze producten op het gebied van douanerechten en andere
bedragen die krachtens het GLB voor deze producten moeten worden verleend of
over deze producten moeten worden geheven. (20)
Om te garanderen dat de particuliere opslag het
gewenste effect op de markt heeft, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot maatregelen voor het verlagen van het te
betalen steunbedrag wanneer de opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de gegunde
hoeveelheid, en met betrekking tot voorwaarden voor de toekenning van een
voorschot. (21)
Ter vrijwaring van de rechten en plichten van
marktdeelnemers die deelnemen aan maatregelen voor openbare interventie of
particuliere opslag, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot het gebruik van openbare inschrijvingen, met betrekking tot
de toegangsvoorwaarden voor de marktdeelnemers en met betrekking tot de
verplichting tot het stellen van een zekerheid. (22)
Om de aanbiedingsvorm van de verschillende
producten te standaardiseren in het belang van de markttransparantie, de
notering van prijzen en de toepassing van marktinterventieregelingen in de vorm
van openbare interventie en particuliere opslag, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de EU‑schema's voor de
indeling van geslachte runderen, van varkens en van schapen en geiten. (23)
Om een accurate en betrouwbare indeling van
geslachte dieren te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot de toetsing door een EU‑comité van de wijze
waarop de indeling van geslachte dieren in de lidstaten wordt toegepast. (24)
De bestaande, in het kader van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde regeling voor de verstrekking van
levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie moet in een
afzonderlijke verordening worden ondergebracht waarin de doelstellingen van
deze regeling op het gebied van sociale cohesie worden weergegeven. Dit neemt niet weg dat deze verordening moet voorzien in de
mogelijkheid om producten uit openbare‑interventievoorraden weg te werken door
deze beschikbaar te maken voor gebruik in het kader van deze regeling. (25)
De consumptie van groenten en fruit en van
zuivelproducten door kinderen moet worden aangemoedigd, onder meer door het
aandeel van deze producten in de voeding van kinderen duurzaam te vergroten in
het stadium waarin hun eetgewoonten worden gevormd. Daarom
moet de EU‑steun ter financiering of cofinanciering van de levering van
dergelijke producten aan kinderen in onderwijsinstellingen worden bevorderd. (26)
Met het oog op een gezond beheer van de begroting
voor de regelingen moeten voor elke regeling adequate bepalingen worden
vastgesteld. De EU-steun mag niet worden gebruikt ter
vervanging van financiering voor eventueel bestaande nationale
schoolfruitregelingen. In het licht van de budgettaire beperkingen moet de
lidstaten echter worden toegestaan hun financiële bijdrage aan de regelingen te
vervangen door bijdragen van de particuliere sector. De lidstaten moeten in het
belang van de doeltreffendheid van hun schoolfruitregeling zorgen voor
begeleidende maatregelen waarvoor zij nationale steun mogen toekennen. (27)
Teneinde gezonde eetgewoonten bij kinderen te
bevorderen, het doeltreffende en gerichte gebruik van de Europese fondsen te
waarborgen en de kennis over de regeling te stimuleren, moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de producten die in het
kader van de regeling niet voor steun in aanmerking komen, met betrekking tot
de doelgroep van de regeling, met betrekking tot de nationale of regionale
strategieën – inclusief begeleidende maatregelen – die de lidstaten moeten
opstellen om voor de steun in aanmerking te komen, met betrekking tot de goedkeuring
en de selectie van steunaanvragers, met betrekking tot objectieve criteria voor
de verdeling van de steun over de lidstaten, de indicatieve toewijzing van
steun aan de lidstaten en de wijze van hertoewijzing van steun aan de lidstaten
op basis van de ontvangen aanvragen, met betrekking tot de subsidiabele kosten,
inclusief de mogelijkheid een maximum voor dergelijke kosten vast te stellen,
en met betrekking tot de aan de deelnemende lidstaten gestelde eis de rol van
de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken. (28)
Om rekening te houden met de evolutie van de
consumptiepatronen voor zuivelproducten en met de innovatie en ontwikkelingen
op de zuivelmarkt, om ervoor te zorgen dat de steun wordt verleend aan de
juiste begunstigden en aanvragers en om de kennis van de steunregeling te
vergroten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen inzake de
schoolmelkregeling aan te nemen met betrekking tot de producten die in het
kader van de regeling voor steun in aanmerking komen, met betrekking tot de
nationale of regionale strategieën die de lidstaten moeten opstellen om voor de
steun in aanmerking te komen, met betrekking tot de doelgroep van de regeling,
met betrekking tot de voorwaarden voor verlening van de steun en het stellen
van een zekerheid om de uitvoering te garanderen wanneer een voorschot op de
steun wordt betaald, met betrekking tot
monitoring en evaluatie, en met betrekking tot de aan de onderwijsinstellingen
gestelde eis de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend
te maken (29)
Slechts één lidstaat maakt gebruik van de
steunregeling voor organisaties van hopproducenten. Om
flexibiliteit te creëren en de aanpak in deze sector af te stemmen op die in
andere sectoren, moet deze steunregeling worden stopgezet, met dien verstande
dat deze producentenorganisaties in aanmerking kunnen komen voor steun in het
kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen. (30)
Er is EU‑financiering nodig om erkende producentenorganisaties
aan te moedigen tot het opstellen van activiteitenprogramma's die tot doel
hebben de productiekwaliteit van olijfolie en tafelolijven te verbeteren. In dat verband dient in deze verordening te worden bepaald dat de
EU-steun moet worden toegewezen naargelang van de prioriteit die wordt gegeven
aan de in het kader van de betrokken activiteitenprogramma's verrichte
activiteiten. Er dient echter te worden bepaald dat alleen de nuttigste
activiteiten voor steun in aanmerking komen en de mogelijkheid van
cofinanciering moet worden ingevoerd om de kwaliteit van dergelijke programma's
te verbeteren. (31)
Om te garanderen dat de organisaties van
marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven die steun ontvangen, de
productiekwaliteit van hun producten daadwerkelijk verbeteren en hun
verplichtingen nakomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd
om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning van organisaties van
marktdeelnemers die voor toepassing van de steunregeling in aanmerking willen
komen, en de schorsing of de intrekking van die erkenning, met betrekking tot
de voor EU-financiering in aanmerking komende maatregelen, met betrekking tot
de toewijzing van EU-financiering ten bate van specifieke maatregelen, met
betrekking tot de niet voor EU-financiering in aanmerking komende activiteiten
en kosten, en met betrekking tot de selectie en goedkeuring van
activiteitenprogramma's en de verplichting tot het stellen van een zekerheid. (32)
In deze verordening wordt een onderscheid gemaakt
tussen enerzijds groenten en fruit, waaronder zowel voor afzet als voor
verwerking bestemde groenten en fruit vallen, en anderzijds verwerkte groenten
en fruit. De voorschriften inzake producentenorganisaties,
operationele programma's en financiële steun van de EU zijn slechts van
toepassing op groenten en fruit en op uitsluitend voor verwerking bestemde
groenten en fruit. (33)
De productie van groenten en fruit is onvoorspelbaar
en de producten zijn bederfelijk. Zelfs beperkte
overschotten kunnen de markt danig uit evenwicht brengen. Daarom moeten
crisisbeheersmaatregelen worden vastgesteld die net als vroeger in de
operationele programma's moeten worden geïntegreerd. (34)
Bij de productie en de afzet van groenten en fruit
moet, zowel op het gebied van teeltmethoden als bij het beheren van
afvalmateriaal en het wegwerken van uit de markt genomen producten, ten volle
rekening worden gehouden met de milieueisen, vooral wat betreft de bescherming
van de waterkwaliteit, de instandhouding van de biodiversiteit en de
landschapsverzorging. (35)
In het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid
moeten alle sectoren in alle lidstaten in aanmerking komen voor steun voor de
oprichting van producentengroeperingen en bijgevolg moet de specifieke steun in
de sector groenten en fruit worden stopgezet. (36)
Om de producentenorganisaties in de sector groenten
en fruit meer verantwoordelijkheid te geven, met name ten aanzien van hun
financiële beslissingen, en om ervoor te zorgen dat de hun van overheidswege
toegewezen financiële middelen toekomstgericht worden besteed, moeten
voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik van deze financiële middelen. Gezamenlijke financiering van door producentenorganisaties ingestelde
actiefondsen is een adequate oplossing. In bepaalde gevallen dient aanvullende
financiering te worden toegestaan. Actiefondsen mogen slechts worden gebruikt
om operationele programma's in de sector groenten en fruit te financieren. Met
het oog op de beheersing van de EU-uitgaven moet de steun aan
producentenorganisaties die een actiefonds instellen, worden begrensd. (37)
In regio's waar de productie in de sector groenten
en fruit zwak is georganiseerd, dient de toekenning van extra nationale
financiële bijdragen te worden toegestaan. In lidstaten
die op structureel gebied sterk benadeeld zijn, moeten die bijdragen door de
Unie kunnen worden vergoed. (38)
Om een doeltreffende, gerichte en duurzame
steunverlening aan producentenorganisaties in de sector groenten en fruit te
garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot actiefondsen en operationele programma's, met betrekking tot
structuur en inhoud van een nationaal kader en een nationale strategie, met
betrekking tot financiële EU-steun, met betrekking tot crisispreventie- en
crisisbeheersmaatregelen, en met betrekking tot nationale financiële steun. (39)
Het is belangrijk te zorgen voor steunmaatregelen
in de wijnsector die erop gericht zijn de concurrentiestructuren te versterken. Hoewel deze maatregelen door de Unie moeten worden vastgesteld en
gefinancierd, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om een passend
geheel aan maatregelen te kiezen die tegemoet komen aan de behoeften van hun
regionale groeperingen, met inachtneming van hun specifieke kenmerken, en om
deze maatregelen in de nationale steunprogramma’s te integreren. De lidstaten
moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de uitvoering van dergelijke
programma’s. (40)
De afzetbevordering van EU-wijnen in derde landen
is een essentiële maatregel die in aanmerking moet komen voor nationale
steunprogramma’s. Herstructurerings- en omschakelingsactiviteiten moeten verder
worden gefinancierd op grond van de positieve structurele effecten ervan op de
wijnsector. Er moet ook steun beschikbaar zijn voor
investeringen in de wijnsector die erop gericht zijn de economische prestatie
van de ondernemingen als zodanig te verbeteren. Steun voor de distillatie van
bijproducten moet ter beschikking staan van lidstaten die dit instrument willen
gebruiken om de kwaliteit van de wijn te waarborgen en tegelijkertijd het
milieu in stand willen houden. (41)
Preventiegerichte instrumenten zoals
oogstverzekering, onderlinge fondsen en groen oogsten, moeten ter bevordering
van een verantwoordelijke aanpak van crisissituaties in aanmerking komen voor
steun in het kader van de steunprogramma’s voor wijn. (42)
De bepalingen inzake de door de lidstaten besloten
steunverlening aan wijnbouwers via de toekenning van toeslagrechten, zijn
inmiddels definitief geworden. Daarom mag slechts steun
worden verleend waarover de lidstaten uiterlijk op 1 december 2013 op grond van
artikel 137 van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] en overeenkomstig de
daar vastgestelde voorwaarden hebben beslist. (43)
Om ervoor te zorgen dat met de steunprogramma's
voor wijn de beoogde doelstellingen worden bereikt en de Europese fondsen
gericht worden gebruikt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd
om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot voorschriften inzake de verantwoordelijkheid voor de
uitgaven die worden gedaan tussen de datum van ontvangst van de
steunprogramma's en van wijziging ervan enerzijds en de datum van toepassing
van de steunprogramma's en de wijzigingen daarvan anderzijds, de criteria voor
de subsidiabiliteit van de steunmaatregelen, de soort voor steun in aanmerking
komende uitgaven en acties, de niet voor steun in aanmerking komende
maatregelen en het maximale steunniveau per maatregel, met betrekking tot
wijzigingen van reeds in werking getreden steunprogramma's, met betrekking tot
voorschriften en drempels voor voorschotten, inclusief de verplichting tot het
stellen van een zekerheid wanneer een voorschot wordt betaald, met betrekking
tot algemene bepalingen en definities voor de toepassing van de
steunprogramma's, met betrekking tot het voorkómen van misbruik van de
steunmaatregelen en het voorkómen van dubbele financiering van projecten, met
betrekking tot de voorwaarden waaronder producenten bijproducten van de
wijnbereiding aan de markt onttrekken, de uitzonderingen op deze verplichting
teneinde extra administratieve belasting te voorkomen en de bepalingen voor de vrijwillige
certificering van distilleerders, met betrekking tot de voorschriften die de
lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen in acht
moeten nemen, alsmede de beperkingen om de coherentie met de werkingssfeer van
de steunmaatregelen te verzekeren, en met betrekking tot de betalingen aan de
begunstigden, met inbegrip van betalingen via verzekeringstussenpersonen. (44)
In de bijenteelt lopen de productieomstandigheden
en de opbrengsten sterk uiteen en zijn diverse en verspreid wonende
marktdeelnemers actief, zowel bij de productie als bij de afzet. Bovendien is het nodig dat de Unie, gezien de verspreiding van de
varroamijtziekte in tal van lidstaten in de afgelopen jaren en gezien de
problemen die deze ziekte met zich brengt voor de honingproductie, haar acties
voortzet, aangezien de varroamijtziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en
met goedgekeurde producten moet worden behandeld. Om rekening te houden met die
omstandigheden en om de productie en de afzet van bijenteeltproducten in de
Unie te bevorderen, moeten om de drie jaar nationale programma's voor de sector
worden opgesteld teneinde de algemene voorwaarden voor de productie en de afzet
van bijenteeltproducten te verbeteren. Deze nationale programma’s dienen
gedeeltelijk door de Unie te worden gefinancierd. (45)
Om ervoor te zorgen dat de financiële EU‑middelen
gericht worden gebruikt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot de maatregelen die in de bijenteeltprogramma's
mogen worden opgenomen, met betrekking tot de inhoud en de manier van opstellen
van de nationale programma's en de gerelateerde studies, en met betrekking tot
de voorwaarden voor toewijzing van de financiële EU‑bijdrage aan de deelnemende
lidstaten. (46)
De EU‑steun voor de zijderupsenteelt moet in het
kader van het stelsel van de rechtstreekse betalingen worden ontkoppeld
overeenkomstig de aanpak voor steunverlening in andere sectoren. (47)
De steun voor magere melk die en mageremelkpoeder
dat in de Unie voor voederdoeleinden en voor verwerking tot caseïne en
caseïnaten wordt geproduceerd, heeft de markt niet voldoende ondersteund en
moet daarom worden stopgezet, net als de voorschriften inzake het gebruik van
caseïne en caseïnaten bij de kaasbereiding. (48)
De toepassing van normen voor de afzet van
landbouwproducten kan de economische productie- en afzetvoorwaarden voor die
producten en de kwaliteit ervan helpen verbeteren. De
toepassing van dergelijke normen is dan ook in het belang van producenten,
handelaren en consumenten. (49)
Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie
over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten[15] en de daaropvolgende debatten wordt het als
dienstig beschouwd handelsnormen per sector of product te handhaven teneinde
rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot
de verbetering van de economische voorwaarden voor de productie en de afzet van
landbouwproducten en tot een betere kwaliteit van deze producten. (50)
Om te garanderen dat alle producten van deugdelijke
handelskwaliteit zijn, zou het, onverminderd Verordening (EG) nr. 178/2002
van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van
de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot
oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot
vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden en de
beginselen en voorschriften daarvan[16],
dienstig zijn een algemene basishandelsnorm, als overwogen in de genoemde
mededeling van de Commissie, in te stellen voor producten waarvoor geen sector-
of productspecifieke handelsnorm bestaat. Als die
producten in voorkomend geval aan een toepasselijke internationale norm
voldoen, moeten die producten als conform de algemene handelsnorm worden
beschouwd. (51)
Voor sommige sectoren en/of producten zijn
definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen een belangrijk element voor de
vaststelling van de mededingingsvoorwaarden. Het is dan
ook dienstig voor die sectoren en/of producten definities, aanduidingen en
verkoopbenamingen vast te stellen die in de Unie uitsluitend mogen worden
gebruikt voor de afzet van producten die aan de overeenkomstige voorschriften
voldoen. (52)
Voor de handelsnormen moeten horizontale bepalingen
worden vastgesteld. (53)
De handelsnormen moeten de markt in staat stellen
zich te bevoorraden met producten van een gestandaardiseerde en bevredigende
kwaliteit en moeten met name betrekking hebben op de definities, de indeling in
klassen, de aanbiedingsvorm en de etikettering, de verpakking, de
productiemethode, de bewaring, het vervoer, de producentengegevens, het gehalte
aan bepaalde stoffen, de betrokken administratieve documenten, de opslag, de
certificering en de termijnen. (54)
Met name moet het, rekening houdend met het belang
dat de consument heeft bij adequate en transparante productinformatie, mogelijk
zijn om geval per geval op het juiste geografische niveau de plaats van de
landbouwproductie te bepalen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van
bepaalde sectoren, met name wat verwerkte landbouwproducten betreft. (55)
Voor alle producten die in de Unie worden afgezet
moeten handelsnormen gelden. (56)
Er dienen bijzondere voorschriften te worden
vastgesteld voor producten die uit derde landen worden ingevoerd, indien het op
grond van in derde landen geldende nationale bepalingen gerechtvaardigd is af
te wijken van de handelsnormen en op voorwaarde dat gelijkwaardigheid met de
EU-wetgeving wordt gegarandeerd. (57)
Voor smeerbare vetproducten is het dienstig de
lidstaten de mogelijkheid te bieden bepaalde nationale voorschriften met
betrekking tot kwaliteitsniveaus te behouden of vast te stellen. (58)
Om te reageren op wijzigingen in de marktsituatie
en rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
vaststellen en wijzigen van voorschriften betreffende de algemene handelsnorm
en het afwijken van die voorschriften en met betrekking tot voorschriften op
het gebied van de naleving van de handelsnorm. (59)
Om rekening te houden met de verwachtingen van de
consument, om bij te dragen tot de verbetering van de economische productie- en
afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en tot de kwaliteit van die producten,
om de aanpassing aan de constant veranderende marktomstandigheden en aan de
evoluerende vraag van de consument te bevorderen, om rekening te houden met de
ontwikkelingen op het gebied van ter zake relevante internationale normen en
technische vooruitgang en om te voorkomen dat de productinnovatie wordt
afgeremd, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot het vaststellen van sector- of productspecifieke
handelsnormen voor elke afzetfase, alsmede van afwijkingen en vrijstellingen
van de toepassing van dergelijke normen, en met betrekking tot de eventueel
vereiste wijziging, afwijking of vrijstelling van definities en
verkoopbenamingen. (60)
Om ervoor te zorgen dat de nationale voorschriften
voor bepaalde producten en/of sectoren in het licht van de handelsnormen
correct en transparant worden toegepast, moet aan de Commissie de bevoegdheid
worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde
handelingen aan te nemen met betrekking tot voorwaarden voor de toepassing van
dergelijke handelsnormen, alsmede met betrekking tot voorwaarden voor het in
bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van producten die via
experimentele procedés zijn verkregen. (61)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen, met de bijzondere aard
van sommige landbouwproducten en met de specifieke aard van elke sector, moet
aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel
290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
vaststellen van een tolerantie voor elke handelnorm bij overschrijding waarvan
de hele partij producten als niet‑conform de norm wordt beschouwd, met
betrekking tot de voorwaarden waaronder ervan wordt uitgegaan dat ingevoerde
producten een equivalent niveau van inachtneming van de voorschriften van de
Unie betreffende de handelsnormen bieden en waaronder maatregelen kunnen worden
genomen om af te wijken van de vereisten dat de producten slechts conform deze
normen in de Unie mogen worden afgezet, en met betrekking tot de voorschriften
inzake de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde producten. (62)
Het concept van kwaliteitswijn in de Unie is onder
meer gebaseerd op de specifieke kenmerken die zijn toe te schrijven aan de
geografische oorsprong van de wijn. De consument kan deze
wijn herkennen aan de hand van beschermde oorsprongsbenamingen en geografische
aanduidingen. Om de kwaliteitsaanspraken voor de betrokken producten te
onderbouwen met een transparant en beter uitgewerkt kader, dient een regeling
te worden vastgesteld op grond waarvan aanvragen voor een oorsprongsbenaming of
een geografische aanduiding op dezelfde wijze worden onderzocht als in het
kader van het horizontale kwaliteitsbeleid van de Unie voor andere
levensmiddelen dan wijn en gedistilleerde dranken dat is vastgelegd in
Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de
bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van
landbouwproducten en levensmiddelen[17]. (63)
Om de specifieke kwaliteitskenmerken van wijn met
een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te handhaven, moet het de
lidstaten worden toegestaan op dit gebied stringentere regels toe te passen. (64)
Om in de Unie beschermd te kunnen worden, moeten
oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor wijn op EU-niveau worden
erkend en geregistreerd overeenkomstig door de Commissie vastgestelde
procedurele voorschriften. (65)
Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen
van derde landen die in het land van oorsprong beschermd zijn, dienen ook in de
EU voor bescherming in aanmerking te komen. (66)
De registratieprocedure moet iedere natuurlijke of
rechtspersoon met een rechtmatig belang in een lidstaat of een derde land de
gelegenheid bieden zijn rechten te doen gelden door bezwaar aan te tekenen. (67)
Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische
aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij ten onrechte
wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de
eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en
de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook gelden voor niet
onder deze verordening vallende producten en diensten, met inbegrip van die
welke niet in bijlage I bij het Verdrag zijn opgenomen. (68)
Om rekening te houden met de bestaande
etiketteringspraktijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot het toestaan van het gebruik van een
wijndruivenrasbenaming die geheel of gedeeltelijk bestaat uit een beschermde
oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding. (69)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de productie in het afgebakende geografische gebied, om de kwaliteit en de
traceerbaarheid van het product te waarborgen en om de legitieme rechten of
belangen van de producenten of de marktdeelnemers te garanderen, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de beginselen
voor de afbakening van het geografische gebied, met betrekking tot de
definities, beperkingen en afwijkingen voor de productie in het afgebakende
geografische gebied, met betrekking tot de voorwaarden voor opname van
aanvullende eisen in het productdossier, met betrekking tot de in het
productdossier op te nemen gegevens, met betrekking tot het type producent dat
de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding kan
aanvragen, met betrekking tot de procedures voor het aanvragen van de
bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, onder
meer op het gebied van inleidende nationale procedures, onderzoek door de
Commissie, bezwaarprocedures en procedures inzake de wijziging, annulering en
omzetting van beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, met
betrekking tot de procedures voor grensoverschrijdende aanvragen, met
betrekking tot aanvragen die geografische gebieden in derde landen betreffen,
met betrekking tot de datum waarop de bescherming ingaat, met betrekking tot de
procedures voor wijziging van productdossiers, en met betrekking tot de datum
waarop een wijziging in werking treedt. (70)
Om een adequate bescherming te garanderen en om te
voorkomen dat de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten nadeel ondervinden
van de toepassing van deze verordening op wijnnamen waarvoor
vóór 1 augustus 2009 bescherming is verleend, moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van voor
de beschermde benaming geldende beperkingen, met betrekking tot
overgangsbepalingen op het gebied van wijnnamen die de lidstaten vóór 1
augustus 2009 als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding hebben
erkend, met betrekking tot de inleidende nationale procedure, met betrekking
tot wijnen die vóór een specifieke datum zijn afgezet of geëtiketteerd, en met
betrekking tot wijzigingen van het productdossier. (71)
Bepaalde aanduidingen die in de Unie traditioneel
worden gebruikt, verstrekken de consument informatie over de bijzondere
kenmerken en de kwaliteit van wijn, die een aanvulling vormt op de informatie
die in de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen besloten ligt. Teneinde de werking van de interne markt en de eerlijke concurrentie
te garanderen en te voorkomen dat consumenten worden misleid, dienen deze
traditionele aanduidingen in aanmerking te komen voor bescherming in de Unie. (72)
Om een adequate bescherming te garanderen, de
legitieme rechten van producenten of marktdeelnemers te waarborgen en om
rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de EU en
bepaalde derde landen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd
om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot bepalingen inzake de taal en de spelling van een te
beschermen traditionele aanduiding, met betrekking tot de definitie van het
type aanvragers die bescherming van een traditionele aanduiding kunnen
aanvragen, met betrekking tot de voorwaarden waaronder een aanvraag om
erkenning van een traditionele aanduiding als ontvankelijk wordt beschouwd, met
betrekking tot de gronden voor bezwaar tegen een voorstel tot erkenning van een
traditionele aanduiding, met betrekking tot de reikwijdte van de bescherming,
waaronder het verband met merken, beschermde traditionele aanduidingen,
beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen,
homoniemen of bepaalde wijndruivenrassen, met betrekking tot de redenen voor
annulering van een traditionele aanduiding, met betrekking tot de datum voor
indiening van een aanvraag of een verzoek, met betrekking tot de procedures
voor het aanvragen van de bescherming van een traditionele aanduiding, onder
meer op het gebied van onderzoek door de Commissie, bezwaarprocedures,
procedures inzake annulering en wijziging, met betrekking tot de voorwaarden
voor het gebruik van een traditionele aanduiding op producten van derde landen,
en met betrekking tot afwijkingen in dit verband. (73)
De omschrijving, de aanduiding en de
aanbiedingsvorm van de onder deze verordening vallende producten van de
wijnsector kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de afzetbaarheid van deze
producten op de markt. Verschillen tussen de nationale
wettelijke bepalingen over de etikettering van producten van de wijnsector
kunnen de goede werking van de interne markt belemmeren. Bijgevolg moeten
regels worden vastgesteld waarin de rechtmatige belangen van consumenten en
producenten in aanmerking worden genomen. Daarom dienen EU-voorschriften inzake
etikettering te worden vastgesteld. (74)
Om de naleving van bestaande
etiketteringspraktijken, met horizontale voorschriften inzake etikettering en
aanbiedingsvorm, te garanderen, om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de wijnsector, om de doeltreffende werking van de certificerings‑,
goedkeuring‑ en verificatieprocedures, alsmede de legitieme belangen van de
marktdeelnemers te waarborgen en om te voorkomen dat de marktdeelnemers worden
benadeeld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot uitzonderlijke omstandigheden die het weglaten van de
vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische
aanduiding" rechtvaardigen, met betrekking tot andere aanbiedingsvormen en
het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan bedoeld in deze
verordening, met betrekking tot bepaalde verplichte aanduidingen, facultatieve
aanduidingen en aanbiedingsvormen, met betrekking tot de vereiste maatregelen
op het gebied van de etikettering en de aanbiedingsvorm van wijn met een
oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die aan de nodige vereisten
voldoet, met betrekking tot wijn die vóór 1 augustus 2009 is afgezet en
geëtiketteerd, en met betrekking tot afwijkingen op het gebied van etikettering
en aanbiedingsvorm. (75)
De bepalingen inzake wijn moeten worden toegepast
in het licht van de overeenkomsten die op grond van artikel 218 van het Verdrag
zijn gesloten. (76)
Er moeten voorschriften voor de indeling van
wijndruivenrassen worden vastgesteld op grond waarvan lidstaten die meer dan
50 000 hectoliter per jaar produceren, verantwoordelijk blijven voor de
indeling van de wijndruivenrassen waarvan op hun grondgebied wijn mag worden
gemaakt. Sommige wijndruivenrassen moeten worden
uitgesloten. (77)
Er dienen bepaalde oenologische procedés en
beperkingen voor de productie van wijn te worden vastgesteld, met name op het
gebied van de versnijding en het gebruik van bepaalde soorten druivenmost,
druivensap en verse druiven van oorsprong uit derde landen. Om te voldoen aan de internationale normen moet de Commissie zich voor
verdere oenologische procedés in de regel baseren op de oenologische procedés
die worden aanbevolen door de Internationale Organisatie voor wijnbouw en
wijnbereiding (OIV). (78)
In de wijnsector moeten de lidstaten ertoe worden
gemachtigd de toepassing van bepaalde oenologische procedés te beperken of uit
te sluiten, stringentere beperkingen voor op hun grondgebied geproduceerde
wijnen te behouden en het experimentele gebruik van niet-toegestane
oenologische procedés onder vast te stellen voorwaarden toe te staan. (79)
Om ervoor te zorgen dat de betrokken producten
voldoende traceerbaar zijn, met name met het oog op de bescherming van de
consument, moet worden bepaald dat alle onder deze verordening vallende
producten van de wijnsector die zich binnen de Unie in het verkeer bevinden,
vergezeld moeten gaan van een begeleidend document. (80)
Voor een beter beheer van het wijnbouwpotentieel
dienen de lidstaten bij de Commissie een op het wijnbouwkadaster gebaseerde
inventaris van hun productiepotentieel in te dienen. Om de
lidstaten aan te moedigen de inventaris in te dienen, moet worden bepaald dat
de herstructurerings- en omschakelingssteun slechts wordt verleend aan
lidstaten die de inventaris hebben ingediend. (81)
Om de monitoring en de verificatie van het
productiepotentieel door de lidstaten te vergemakkelijken, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
toepassingsgebied en de inhoud van het wijnbouwkadaster en de vrijstellingen. (82)
Om het vervoer van wijnbouwproducten en de
verificatie daarvan door de lidstaten te vergemakkelijken, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot voorschriften
betreffende het begeleidende document, het gebruik ervan en de vrijstelling van
het gebruik ervan, met betrekking tot het vaststellen van de voorwaarden
waaronder een begeleidend document moet worden beschouwd als een document dat
een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding
certificeert, met betrekking tot de verplichting tot het bijhouden van een
register, met betrekking tot het specificeren van wie een register moet
bijhouden en in welke gevallen van die verplichting kan worden afgeweken, met
betrekking tot de transacties die in het register moeten worden opgenomen, en
met betrekking tot voorschriften voor het gebruik van de begeleidende
documenten en de registers. (83)
Na het verstrijken van de quotaregeling zullen nog
steeds specifieke instrumenten nodig zijn om op het gebied van rechten en
plichten voor een redelijk evenwicht tussen de suikerondernemingen en de
suikerbietentelers te zorgen. Hiertoe dienen de
standaardbepalingen inzake onderlinge overeenkomsten tussen deze ondernemingen
en telers te worden vastgesteld. (84)
Om rekening te houden met de specifieke
kenmerken van de suikersector en met de belangen van alle partijen, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot dergelijke overeenkomsten,
met name op het gebied van de aankoop, de levering, de overname en de betaling
van de bieten. (85)
De producentenorganisaties en de unies daarvan
kunnen een nuttige bijdrage leveren tot de concentratie van het aanbod en de
bevordering van beste praktijken. Brancheorganisaties
kunnen een belangrijke rol spelen door de dialoog tussen de in de
bevoorradingsketen actieve partijen mogelijk te maken en zowel beste praktijken
als markttransparantie te stimuleren. De bestaande voorschriften inzake de omschrijving
en de erkenning van producentenorganisaties en unies daarvan die in bepaalde
sectoren actief zijn, moeten derhalve worden geharmoniseerd, gestroomlijnd en
uitgebreid teneinde deze organisaties en unies daarvan op verzoek te erkennen
op grond van in alle sectoren vastgestelde statutaire bepalingen van de EU. (86)
De in sommige sectoren geldende voorschriften op
grond waarvan de lidstaten onder bepaalde voorwaarden een aantal van de voor
hun productenorganisaties en unies daarvan en hun brancheorganisaties geldende
voorschriften mogen uitbreiden tot niet bij die productenorganisaties, unies
daarvan en brancheorganisaties aangesloten marktdeelnemers teneinde de impact
van die productenorganisaties, unies daarvan en brancheorganisaties te
versterken, zijn doeltreffend gebleken en moeten worden geharmoniseerd,
gestroomlijnd en uitgebreid tot alle sectoren. (87)
Wat levende planten, rundvlees, varkensvlees,
schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees betreft, moet de mogelijkheid
worden geboden om, met het oog op een vlottere aanpassing van het aanbod aan de
eisen van de markt, bepaalde maatregelen te nemen die ertoe kunnen bijdragen
dat de markten worden gestabiliseerd en een redelijke levensstandaard van de
betrokken landbouwgemeenschap wordt verzekerd. (88)
Ter aanmoediging van de initiatieven van
producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en
brancheorganisaties om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt
te vergemakkelijken, uitgezonderd de initiatieven tot het uit de markt nemen van
producten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot maatregelen om, in de sectoren levende planten, rundvlees,
varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees, de kwaliteit te
verhogen, de organisatie van productie, verwerking en afzet te verbeteren, de
notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken, en het opstellen van
korte‑ en langetermijnramingen aan de hand van gegevens betreffende de
gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken. (89)
Om de werking van de markt voor wijn te verbeteren,
moeten de lidstaten in staat zijn besluiten van brancheorganisaties uit te
voeren. Die besluiten mogen evenwel geen betrekking hebben
op praktijken die de concurrentie kunnen verstoren. (90)
Bij gebrek aan EU-wetgeving over geformaliseerde,
schriftelijke contracten, kunnen de lidstaten in het kader van hun regelingen
op het gebied van contractrecht het gebruik van dergelijke contracten verplichten,
op voorwaarde dat de EU-wetgeving hierbij in acht wordt genomen en met name de
goede werking van de interne markt en van de gemeenschappelijke marktordening
wordt gewaarborgd. Gezien de uiteenlopende situaties in de
EU op dit gebied, moet de beslissing hierover, in het belang van de
subsidiariteit, worden overgelaten aan de lidstaten. Wat de sector melk en
zuivelproducten betreft, moet op EU-niveau wel een aantal basisvoorwaarden voor
het gebruik van deze contracten worden vastgesteld, teneinde te garanderen dat
dergelijke contracten aan bepaalde minimumnormen voldoen en zowel de interne
markt als de gemeenschappelijke marktordening goed blijft werken. Aangezien
sommige zuivelcoöperaties wellicht voorschriften met een soortgelijke werking
in hun statuten hebben opgenomen, dienen zij in het belang van de
vereenvoudiging te worden vrijgesteld van de contractplicht. Met het oog op een
doeltreffende werking dient een dergelijke regeling tevens van toepassing te
zijn in gevallen waarin tussenpersonen de melk bij de landbouwers inzamelen om
deze aan de verwerkers te leveren. (91)
Om een rationele ontwikkeling van de productie en
een billijke levensstandaard van de melkproducenten te waarborgen, moet de
onderhandelingspositie van de landbouwers ten opzichte van de verwerkers worden
versterkt met het oog op een billijker spreiding van de toegevoegde waarde over
de hele bevoorradingsketen. Om deze doelstellingen van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid te verwezenlijken, dient op grond van artikel
42 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag een bepaling te worden vastgesteld om
producentenorganisaties van melkproducenten en unies daarvan in staat te
stellen om met betrekking tot de hele of gedeeltelijke productie van de leden
onderhandelingen met een melkbedrijf te voeren over contractuele voorwaarden,
inclusief prijzen. Met het oog op doeltreffende mededinging op de zuivelmarkt
moet deze mogelijkheid worden verbonden aan adequate kwantitatieve beperkingen. (92)
De registratie van alle contracten voor de levering
van in de Unie geproduceerde hop is omslachtig en moet worden stopgezet. (93)
Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en
verantwoordelijkheden van producentenorganisaties, unies van
producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van
marktdeelnemers in het belang van de doeltreffendheid van de door hen genomen
maatregelen duidelijk worden omschreven, om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van elke sector en om de concurrentie en de goede werking
van de gemeenschappelijke marktordening te garanderen, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de specifieke
doelstellingen die deze organisaties en unies daarvan kunnen, moeten of niet
mogen nastreven, met inbegrip van afwijkingen van de in deze verordening
vastgestelde doelstellingen, met betrekking tot de statuten, erkenning,
structuur, rechtspersoonlijkheid, lidmaatschap, omvang, verantwoordingsplicht
en activiteiten van deze organisaties en unies daarvan, alsmede de gevolgen van
de erkenning, de intrekking van de erkenning en fusies, met betrekking tot
transnationale organisaties en unies daarvan, met betrekking tot de
uitbesteding van activiteiten en de terbeschikkingstelling van technische middelen
door organisaties of unies daarvan, met betrekking tot het minimumvolume of de
minimumwaarde van de afzetbare productie van organisaties of unies daarvan, met
betrekking tot de uitbreiding van bepaalde voorschriften van de organisaties
tot niet‑leden en de verplichte betaling van een lidmaatschapsbijdrage door
niet‑leden, inclusief een lijst van stringentere productievoorschriften die
kunnen worden uitgebreid, met betrekking tot aanvullende vereisten op het
gebied van de representativiteit, de betrokken economische gebieden, met
inbegrip van het door de Commissie te verrichten onderzoek van de omschrijving
daarvan, de minimumperioden waarin de voorschriften van toepassing moeten zijn
alvorens te worden uitgebreid, de personen of organisaties voor wie/waarvoor de
voorschriften of de bijdragen gelden, en de omstandigheden waarin de Commissie
kan eisen de uitbreiding van de voorschriften of de verplichte bijdragen af te
wijzen of in te trekken. (94)
Als gevolg van de eenmaking van de markt van de
Unie is aan de buitengrenzen van de EU een regeling van het handelsverkeer
nodig. Die regeling moet invoerrechten en
uitvoerrestituties omvatten en moet in beginsel de EU-markt stabiliseren. De
regeling van het handelsverkeer moet gebaseerd zijn op de verbintenissen die
zijn aangegaan in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen in het
kader van de Uruguayronde en in het kader van bilaterale overeenkomsten. (95)
De monitoring van de handelsstromen is bij uitstek
een beheerskwestie die op flexibele wijze moet worden aangepakt. Bij het nemen van het besluit om certificaatverplichtingen op te
leggen, moet worden nagegaan of certificaten noodzakelijk zijn voor het beheer
van de betrokken markten en, met name, voor de monitoring van de invoer en de
uitvoer van de betrokken producten. (96)
Om rekening te houden met de ontwikkelingen in de
handel en op de markt, met de behoeften van de betrokken markten en, in
voorkomend geval, met de verplichting de invoer of de uitvoer te monitoren,
moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking
tot de lijst van de producten van de sectoren waarvoor een invoer‑ of een
uitvoercertificaat moet worden overgelegd, alsmede de gevallen en omstandigheden
waarin geen invoer‑ of uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd. (97)
Met het oog op de omschrijving van de voornaamste
elementen van de certificaatregeling moet aan de Commissie de bevoegdheid
worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde
handelingen aan te nemen met betrekking tot het definiëren van rechten en
plichten die uit het certificaat voortvloeien, van de rechtsgevolgen van het
certificaat, inclusief de eventuele tolerantie die voor de naleving van de
invoer‑ of uitvoerverplichting geldt, en, in voorkomend geval, van de oorsprong
en de herkomst, met betrekking tot het koppelen van de afgifte van een
certificaat of de vrijgave voor het vrije verkeer aan de overlegging van een
door een derde land of een entiteit afgegeven document waarin onder meer de
oorsprong, de authenticiteit en de kwaliteitskenmerken van de betrokken
producten worden gecertificeerd, met betrekking tot de voorschriften voor de
overdracht van het certificaat of de beperkingen waaraan de overdraagbaarheid
eventueel gebonden is, de voorschriften die vereist zijn met het oog op de
betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede de
situaties waarin de lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van
fraude of onregelmatigheden te voorkomen of in behandeling te nemen, en met
betrekking tot de gevallen en situaties waarin wel of niet een zekerheid moet
worden gesteld die garandeert dat de producten binnen de geldigheidsduur van
het certificaat worden ingevoerd of uitgevoerd. (98)
De essentiële elementen van de douanerechten voor
landbouwproducten die op grond van WTO‑overeenkomsten en bilaterale
overeenkomsten gelden, zijn in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. De Commissie moet ertoe worden gemachtigd maatregelen vast te stellen
voor de gedetailleerde berekening van de invoerrechten die uit deze essentiële
elementen voortvloeien. (99)
Om de nadelen voor de EU-markt die het gevolg
kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te
beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een
aanvullend recht worden geheven. (100)
Om de doeltreffende werking van het
invoerprijssysteem te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot de invoering van een controle om de
douanewaarde te toetsen aan een andere waarde dan de eenheidsprijs. (101)
Onder bepaalde voorwaarden dienen
tariefcontingenten voor invoer te worden geopend en beheerd die voortvloeien
uit volgens het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere
wetsbesluiten. (102)
Om in het kader van de invoertariefcontingenten te
zorgen voor een billijke toegang tot de beschikbare hoeveelheden, voor de
toepassing van de overeenkomsten, verbintenissen en rechten van de Unie en voor
een gelijke behandeling van de marktdeelnemers, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden en eisen
waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag in het kader van het
invoertariefcontingent te kunnen indienen, met betrekking tot bepalingen inzake
de overdracht van rechten tussen marktdeelnemers en, waar nodig, beperkingen op
de overdracht in het kader van het beheer van de invoertariefcontingenten, met
betrekking tot het koppelen van de toegang tot een invoertariefcontingent aan
het stellen van een zekerheid, met betrekking tot het vaststellen van alle bepalingen
die nodig zijn in het licht van specifieke kenmerken, vereisten of beperkingen
die van toepassing zijn op de tariefcontingenten zoals vastgesteld in betrokken
internationale overeenkomsten of andere betrokken wetsbesluiten. (103)
In sommige gevallen kunnen landbouwproducten die
voldoen aan bepaalde specificaties en/of prijsvoorwaarden, in aanmerking komen
voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land. Met het oog op een correcte toepassing van een dergelijke regeling
moeten de autoriteiten van het invoerende derde land en die van de Unie op
administratief vlak met elkaar samenwerken. Daartoe moeten de producten
vergezeld gaan van een in de Unie afgegeven certificaat. (104)
Om ervoor te zorgen dat producten die worden
uitgevoerd, uit hoofde van volgens artikel 218 van het Verdrag door de Unie
gesloten overeenkomsten in aanmerking kunnen komen voor een speciale
behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking
tot de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op te leggen verplichting
om op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af
te geven waarin wordt verklaard dat de voorwaarden zijn vervuld. (105)
Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af
te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de
Unie. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de interne
markt en het stelsel van rechten echter tekortschieten. Om de EU-markt in
dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die
daaruit kunnen voortvloeien, moet de Unie in staat worden gesteld onverwijld
alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten in overeenstemming
zijn met de internationale verbintenissen van de Unie. (106)
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om de
toepassing van de regeling actief of passief veredelingsverkeer te verbieden. Het is derhalve aangewezen het gebruik van de regeling actief of
passief veredelingsverkeer in dergelijke situaties te schorsen. (107)
De deelname van de Unie aan de internationale
handel in bepaalde onder deze verordening vallende producten moet worden
veiliggesteld door middel van bepalingen inzake de toekenning van restituties
bij uitvoer naar derde landen, die gebaseerd zijn op het verschil tussen de
prijzen in de Unie en op de wereldmarkt en die binnen de grenzen blijven van de
verbintenissen die in het kader van de WTO zijn aangegaan.
De gesubsidieerde uitvoer moet, wat waarde en hoeveelheid betreft, worden
beperkt. (108)
De inachtneming van de grenzen aan de waarde van de
restituties bij uitvoer moet bij de vaststelling van die restituties worden
veiliggesteld via monitoring van de betalingen overeenkomstig de voorschriften
betreffende het Europees Landbouwgarantiefonds. De
monitoring kan door verplichte vaststelling vooraf van de uitvoerrestituties
worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties
de mogelijkheid moet worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor
één enkel uitvoerrestitutiebedrag geldt, de vermelde bestemming door een andere
te vervangen. Bij wijziging van de bestemming dient de voor de werkelijke
bestemming geldende uitvoerrestitutie te worden betaald, met als maximum het
bedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming. (109)
De inachtneming van de kwantitatieve beperkingen
moet worden gegarandeerd door middel van een betrouwbaar en doeltreffend
monitoringsysteem. Daartoe moet de toekenning van
uitvoerrestituties afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een
uitvoercertificaat. Uitvoerrestituties dienen te worden toegekend voor maximaal
de hoeveelheden waarvoor dit binnen de gestelde grenzen mogelijk is naargelang
van de specifieke situatie voor elk betrokken product. Op deze regel kunnen
alleen uitzonderingen worden gemaakt voor niet in bijlage I bij het
Verdrag opgenomen verwerkte producten, waarvoor geen volumebeperkingen gelden. Wanneer
bij de uitvoer met uitvoerrestituties de vastgestelde hoeveelheid
waarschijnlijk niet zal worden overschreden, moet kunnen worden afgeweken van
een strikte toepassing van de beheersregels. (110)
Wat de uitvoer van levende runderen betreft, moet
worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend en betaald als
de in de EU-wetgeving vastgestelde bepalingen inzake dierenwelzijn, en met name
die betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, in acht worden
genomen. (111)
Om te garanderen dat exporteurs van onder deze
verordening vallende landbouwproducten gelijke toegang hebben tot
uitvoerrestituties, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot de toepassing van bepaalde voor landbouwproducten geldende
voorschriften op producten die worden uitgevoerd in de vorm van verwerkte
producten. (112)
Om de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften
door de exporteurs te bevorderen en om de bevoegde autoriteiten in staat te
stellen na te gaan of de uitbetaling van aan de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften gekoppelde uitvoerrestituties correct heeft
plaatsgevonden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften buiten het
douanegrondgebied van de Unie, ook wat het inzetten van onafhankelijke derde
partijen betreft. (113)
Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun
verplichtingen in het kader van openbare inschrijvingen nakomen, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
vaststellen van de primaire eis voor het vrijgeven van de zekerheid die moet
worden gesteld met het oog van het verkrijgen van een certificaat voor
uitvoerrestituties die in het kader van een openbare inschrijving zijn
vastgesteld. (114)
Om de administratieve lasten voor de
marktdeelnemers en de autoriteiten tot een minimum te beperken, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
vaststellen van de drempel waaronder geen uitvoercertificaat hoeft te worden
afgegeven of overgelegd, met betrekking tot het bepalen van de bestemmingen of
de transacties waarvoor een vrijstelling van de verplichting een
uitvoercertificaat over te leggen, gerechtvaardigd is, en met betrekking tot de
toelating om, wanneer dat gerechtvaardigd is, achteraf uitvoercertificaten af
te geven. (115)
Teneinde rekening te houden met praktische
situaties die een volledige of gedeeltelijke toepassing van uitvoerrestituties
rechtvaardigen, en teneinde de marktdeelnemers te helpen de periode tussen de
aanvraag van de uitvoerrestitutie en de uiteindelijke uitbetaling ervan te
overbruggen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot maatregelen inzake een andere datum voor de restitutie,
inzake de gevolgen voor de uitbetaling van de uitvoerrestitutie wanneer de in
een certificaat vermelde productcode of bestemming niet overeenstemt met het
daadwerkelijke product of de daadwerkelijke bestemming, inzake voorschotten op
de uitvoerrestitutie, met inbegrip van de voorwaarden voor het stellen en
vrijgeven van de zekerheid, inzake controles en bewijsstukken bij twijfels over
de werkelijke bestemming van de producten, inclusief de mogelijkheid van
wederinvoer op het douanegebied van de Unie, inzake met uitvoer uit de Unie
gelijkgestelde bestemmingen, en inzake de opname van op het douanegrondgebied
van de Unie gelegen bestemmingen die in aanmerking komen voor
uitvoerrestituties. (116)
Om ervoor te zorgen dat de producten waarvoor
uitvoerrestituties worden betaald, uit het douanegebied van de Unie worden
uitgevoerd en niet op dat grondgebied terugkeren, en om ervoor te zorgen dat de
marktdeelnemers in het geval van gedifferentieerde restituties niet meer dan de
strikt noodzakelijke administratieve taken moeten verrichten bij het opstellen
en het indienen van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producten waarvoor
uitvoerrestituties worden betaald, een bestemmingsland hebben bereikt, moet aan
de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290
van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot
maatregelen inzake de termijn waarbinnen de producten het douanegebied van de
Unie moeten hebben verlaten, inclusief de periode waarin zij dat grondgebied
tijdelijk weer mogen binnenkomen, inzake de verwerking die de producten
waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, tijdens die periode mogen
ondergaan, inzake het bewijs, in het geval van gedifferentieerde restituties,
dat de producten een bestemming hebben bereikt, inzake de restitutiedrempels en
de voorwaarden waaronder de exporteurs van de betrokken bewijslast kunnen
worden vrijgesteld, en inzake de voorwaarden, in het geval van
gedifferentieerde restituties, waaronder onafhankelijke derde partijen het
bewijs waaruit blijkt dat een bestemming is bereikt, mogen goedkeuren. (117)
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken
van de verschillende sectoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen
aan te nemen met betrekking tot specifieke vereisten en voorwaarden voor de
marktdeelnemers en de producten die voor uitvoerrestituties in aanmerking
komen, met name op het gebied van de omschrijving en de kenmerken van de producten,
en met betrekking tot de vaststelling van de coëfficiënten voor de berekening
van de uitvoerrestituties. (118)
Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de markt
voor vezelhennep verstoort, dient deze verordening te voorzien in controles op
de invoer van hennep en hennepzaad, die moeten garanderen dat de betrokken
producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan
tetrahydrocannabinol. Bovendien moet de invoer van ander
dan voor inzaai bestemd hennepzaad onderworpen blijven aan een controleregeling
die de erkenning van de betrokken importeurs omvat. (119)
De minimumprijzen voor de uitvoer van bloembollen
hebben geen nut meer en moeten worden afgeschaft. (120)
Overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag zijn de
bepalingen van het Verdrag over mededinging slechts van toepassing op de
productie van en de handel in landbouwproducten voor zover dat bij de
EU-wetgeving is vastgesteld in het kader van artikel 43, leden 2 en 3, van het
Verdrag en overeenkomstig de daarin vastgelegde procedure.
(121)
De mededingingsregels betreffende de in artikel 101
van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen en
betreffende misbruik van machtsposities zijn van toepassing op de productie van
en de handel in landbouwproducten voor zover de toepassing ervan geen belemmering
vormt voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB. (122)
Er moet worden voorzien in ruimte voor een speciale
aanpak van landbouwers‑ of producentenorganisaties en unies daarvan die tot
doel hebben gezamenlijk landbouwproducten te produceren of af te zetten dan wel
gezamenlijke voorzieningen te gebruiken, tenzij dat gezamenlijk optreden
mededinging uitsluit of de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39
van het Verdrag in gevaar brengt. (123)
Er moet worden voorzien in ruimte voor een speciale
aanpak van bepaalde door brancheorganisaties ontplooide activiteiten op
voorwaarde dat deze activiteiten niet leiden tot compartimentering van de
markten, de goede werking van de GMO niet belemmeren, de concurrentie niet
verstoren of uitschakelen, geen vaststelling van prijzen omvatten en geen
discriminatie creëren. (124)
De goede werking van de eengemaakte markt zou door
de verlening van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de
regel van toepassing zijn op landbouwproducten. In sommige situaties moeten
evenwel uitzonderingen kunnen worden toegestaan. Als dergelijke uitzonderingen
gelden, moet de Commissie in staat zijn een lijst van bestaande, nieuwe of
voorgestelde nationale steunmaatregelen op te stellen, ten aanzien van de
lidstaten passende opmerkingen te maken en geschikte maatregelen voor te
stellen. (125)
Finland en Zweden moeten de mogelijkheid krijgen om
wegens de specifieke economische situatie van de productie en de afzet van rendieren
en rendierproducten, op dat gebied nationale betalingen te blijven toekennen. (126)
Om in gerechtvaardigde gevallen een crisis te
kunnen aanpakken, ook nadat de tijdelijke steunmaatregel voor crisisdistillatie
op grond van de steunprogramma's in 2012 is beëindigd, moeten de lidstaten
nationale betalingen voor crisisdistillatie kunnen toekennen binnen een totale
begrotingsgrens van 15 % van de respectieve waarde van de desbetreffende
jaarbegroting die de lidstaat voor zijn nationale steunprogramma heeft uitgetrokken. Deze nationale betalingen moeten aan de Commissie worden gemeld en uit
hoofde van deze verordening worden goedgekeurd voordat zij worden verleend. (127)
De bepalingen inzake de rooipremie en bepaalde
maatregelen in het kader van de steunprogramma’s voor wijn mogen op zich geen
beletsel vormen voor de verlening van nationale steun voor dezelfde doeleinden. (128)
In Finland is de suikerbietenteelt onderhevig aan
bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden die, naast de
algemene gevolgen van de hervorming van de suikersector, een negatieve invloed
zullen hebben op de teelt. Deze lidstaat moet daarom de
toestemming krijgen om permanent nationale betalingen aan zijn
suikerbietentelers toe te kennen. (129)
Teneinde de gevolgen van de ontkoppeling in het kader
van de vroegere EU‑steunregeling voor noten te milderen, moeten de lidstaten
toestemming krijgen om nationale betalingen voor noten te blijven toekennen
zoals bedoeld in artikel 120 van Verordening (EG) nr. 73/2009. Aangezien die verordening dient te worden ingetrokken, moeten deze
nationale betalingen omwille van de duidelijkheid worden opgenomen in de
onderhavige verordening. (130)
Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien
uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te
gaan, kunnen in één of meer lidstaten moeilijkheden op de markt veroorzaken. De ervaring wijst uit dat ernstige marktverstoringen zoals een
aanzienlijke daling van de consumptie of van de prijzen verband kunnen houden
met een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van
risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren of planten. Gezien
de opgedane ervaring moeten ook voor plantaardige producten maatregelen kunnen
worden genomen die terug te voeren zijn op verlies van het
consumentenvertrouwen. (131)
De buitengewone marktondersteunende maatregelen
voor rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees,
eieren en pluimveevlees moeten rechtstreeks in verband staan met de sanitaire
en veterinaire maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van ziekten
tegen te gaan. Dergelijke maatregelen moeten op verzoek
van de lidstaten worden genomen om ernstige marktverstoring te vermijden. (132)
Er dient te worden voorzien in bijzondere
interventiemaatregelen om efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op
dreigende marktverstoringen. De werkingssfeer van
dergelijke maatregelen moet worden omschreven. (133)
Om efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op
dreigende marktverstoringen als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of ‑dalingen
op interne of externe markten of als gevolg van andere marktbeïnvloedende
factoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen
met betrekking tot de vereiste sectorale maatregelen, waaronder, waar nodig,
maatregelen om de werkingssfeer, de looptijd of andere aspecten van andere in
de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen uit te breiden of te
wijzingen, of om de toepassing van de invoerrechten voor bepaalde hoeveelheden
gedurende bepaalde perioden geheel of gedeeltelijk te schorsen (134)
De Commissie moet ertoe worden gemachtigd in
spoedeisende situaties de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de
oplossing van specifieke problemen. (135)
Ondernemingen, lidstaten en/of derde landen kunnen
worden verplicht tot het melden van gegevens met het oog op de toepassing van
deze verordening, monitoring en analyse en beheer van de markt voor
landbouwproducten, het waarborgen van de markttransparantie, de goede werking
van de GLB‑maatregelen, controle, toezicht, evaluatie en audit betreffende GLB‑maatregelen,
en de tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de
meldingsvereisten in het kader van die overeenkomsten. Teneinde
een geharmoniseerde, gestroomlijnde en vereenvoudigde aanpak te garanderen,
moet de Commissie ertoe worden gemachtigd alle nodige maatregelen aangaande
meldingen vast te stellen. Hierbij dient de Commissie rekening te houden met de
gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen. (136)
Om ervoor te zorgen dat de vereiste informatie
snel, efficiënt, accuraat en kosteneffectief wordt gemeld, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de aard en het
type van de te melden informatie, met betrekking tot de wijze van melding, met
betrekking tot de voorschriften inzake de rechten op toegang tot de beschikbaar
gestelde informatie of informatiesystemen, en met betrekking tot de voorwaarden
voor en de wijze van bekendmaking van de informatie. (137)
De EU‑wetgeving inzake de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
inzake het vrije verkeer van dergelijke gegevens, met name Richtlijn 95/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18
december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en
organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is van toepassing. (138)
Overeenkomstig de voorwaarden en de procedure zoals
bedoeld in punt 14 van het Interinstitutionele Akkoord tussen het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken
en een goed financieel beheer[18]
moeten financiële middelen worden overgeheveld uit de reserve voor crises in de
landbouwsector, en er moet worden verduidelijkt dat deze verordening het
toepasselijke wetsbesluit vormt. (139)
Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in de
Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de
onderhavige vastgestelde regelingen vlot verloopt, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de hiertoe vereiste
maatregelen, met name de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en
de legitieme verwachtingen van de ondernemingen te vrijwaren. (140)
De spoedprocedure dient uitsluitend te worden
toegepast in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing ervan noodzakelijk is
om efficiënt en doeltreffend op te treden tegen dreigende of reeds bestaande
marktverstoringen. De keuze van een spoedprocedure moet
worden gemotiveerd en de gevallen waarin de spoedprocedure dient te worden
gebruikt, moeten worden gespecificeerd. (141)
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze
verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden
worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden
uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[19]. (142)
Voor de vaststelling van handelingen uitvoering van
de onderhavige verordening moet gebruik worden gemaakt van de
onderzoeksprocedure, aangezien die handelingen betrekking hebben op het GLB
zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b) ii), van Verordening (EU) nr.
182/2011. Voor de vaststelling van handelingen ter
uitvoering van de onderhavige verordening die betrekking hebben op
mededingingsaangelegenheden, dient echter gebruik te worden gemaakt van de
raadplegingsprocedure, aangezien die procedure wordt gebruikt voor het
vaststellen van handelingen ter uitvoering van het mededingingsrecht in zijn
algemeenheid. (143)
Wanneer in naar behoren motiveerde gevallen
dwingende redenen van urgentie dat vereisen, dient de Commissie onmiddellijk
toepasselijke uitvoeringshandelingen aan te nemen die enerzijds betrekking
hebben op de vaststelling, wijziging of intrekking van vrijwaringsmaatregelen
van de EU, of op de opschorting van het gebruik van de regeling voor actieve of
passieve veredeling, wanneer dit noodzakelijk is om onmiddellijk op de
marktsituatie te reageren, en die anderzijds gericht zijn op de oplossing van
specifieke problemen in een noodsituatie, wanneer het noodzakelijk is
onmiddellijk op te treden om de betrokken problemen aan te pakken. (144)
Voor sommige maatregelen in het kader van deze
verordening die snel optreden vergen of neerkomen op de strikte toepassing van
algemene bepalingen op specifieke situaties, zonder dat hierbij enige ruimte
voor interpretatie wordt gelaten, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen
uitvoeringshandelingen aan te nemen zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te
passen. (145) Voorts dient de Commissie ertoe te worden gemachtigd bepaalde
administratieve of beheerstaken uit te voeren waarvoor geen gedelegeerde of
uitvoeringshandelingen vereist zijn. (146)
Op grond van Verordening (EU) nr.
[COM(2010) 799] zullen verschillende sectorale maatregelen, onder meer op
het gebied van melkquota, quota en andere maatregelen voor suiker en de
beperkingen op de aanplant van wijnstokken, alsmede bepaalde vormen van
staatssteun, binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van de
onderhavige verordening verstrijken. Na de intrekking van
Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] moeten de betrokken bepalingen van
toepassing blijven totdat de desbetreffende regelingen aflopen. (147)
Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in
Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de
onderhavige verordening vastgestelde bepalingen vlot verloopt, dient de Commissie
ertoe te worden gemachtigd overgangsmaatregelen vast te stellen. (148)
Verordening (EG) nr. 1601/96 van de Raad van 30
juli 1996 tot vaststelling van het bedrag van de steun aan de telers voor de
oogst 1995 en van bijzondere maatregelen voor bepaalde productiegebieden in de
sector hop[20] is
inmiddels achterhaald. Aangezien de bepalingen van
Verordening (EG) nr. 1037/2001 van de Raad van 22 mei 2001 houdende machtiging
tot aanbieding of levering, voor rechtstreekse menselijke consumptie, van
bepaalde ingevoerde wijnen waarop oenologische procedés kunnen zijn toegepast
die niet zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999[21] inmiddels zijn ingehaald door de bepalingen
van de bij Besluit 2006/232/EG van de Raad van 20 december 2005 gesloten
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika
betreffende de handel in wijn[22],
is de hierboven genoemde verordening achterhaald. Ter wille van de
duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de Verordeningen (EG) nr. 1601/96 en
(EG) nr. 1037/2001 worden ingetrokken. (149)
Wat contractuele betrekkingen in de sector melk en
zuivelproducten betreft, zijn de in deze verordening opgenomen maatregelen
gerechtvaardigd in het licht van de huidige economische situatie op de
zuivelmarkt en de structuur van de bevoorradingsketen. Deze
maatregelen moeten derhalve lang genoeg worden toegepast (zowel voor als na de
afschaffing van de melkquota), willen zij een optimaal effect sorteren. Anderzijds
zijn de maatregelen zo verstrekkend dat zij in tijd moeten worden beperkt en
moeten worden geëvalueerd. De Commissie dient hiertoe verslagen over de
ontwikkeling van de melkmarkt vast te stellen die uiterlijk op 30 juni 2014 en
31 december 2018 moeten worden overgelegd en waarin met name aandacht moet
worden besteed aan eventuele initiatieven om de melkproducenten ertoe aan te
zetten gezamenlijke productieafspraken te maken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: INHOUDSOPGAVE TOELICHTING........................................................................................................................... 2 1........... ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL.................................................................. 2 2........... RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING...................................................................................................................................... 5 3........... JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL................................................. 7 4........... GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING........................................................................ 9 VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor
landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")..................................... 10 DEEL I INLEIDENDE BEPALINGEN.................................................................................... 42 DEEL II INTERNE MARKT.................................................................................................... 47 TITEL I MARKTINTERVENTIE............................................................................................. 47 HOOFDSTUK I Openbare interventie en
steun voor particuliere opslag..................................... 47 Sectie 1 Algemene bepalingen inzake
openbare interventie en steun voor particuliere opslag......... 47 Sectie 2 Openbare interventie..................................................................................................... 48 Sectie 3 steun voor particuliere
opslag........................................................................................ 51 Sectie 4 Gemeenschappelijke
bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag 52 HOOFDSTUK II Steunregelingen............................................................................................. 56 Sectie 1 Regeling ter verbetering
van de toegang tot levensmiddelen............................................ 56 Subsectie 1 Schoolfruitregeling................................................................................................... 56 Subsectie 2 Schoolmelkregeling.................................................................................................. 59 Sectie 2 Steun in de sector
olijfolie en tafelolijven........................................................................ 60 Sectie 3 Steun in de sector groenten
en fruit................................................................................ 62 Sectie 4 Steunprogramma’s in de wijnsector............................................................................... 69 Subsectie 1 Algemene bepalingen en
subsidiabele maatregelen.................................................... 69 Subsectie 2 Specifieke steunmaatregelen.................................................................................... 71 Subsectie 3 Procedurele bepalingen............................................................................................ 76 Sectie 5 Steun in de
bijenteeltsector............................................................................................ 77 TITEL II VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE
DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES 79 HOOFDSTUK I Afzetvoorschriften........................................................................................... 79 Sectie 1 Handelsnormen............................................................................................................. 79 Subsectie 1 Inleidende bepalingen.............................................................................................. 79 Subsectie 2 Algemene handelsnorm............................................................................................ 79 Subsectie 3 Sector- of
productspecifieke handelsnormen........................................................... 80 Subsectie 4 Handelsnormen betreffende
invoer en uitvoer.......................................................... 87 Subsectie 5 Gemeenschappelijke
bepalingen............................................................................... 88 Sectie 2 Oorsprongsbenamingen,
geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector 89 Subsectie 1 Inleidende bepalingen.............................................................................................. 89 Subsectie 2 Oorsprongsbenamingen en geografische
aanduidingen.............................................. 89 Subsectie 3 Traditionele aanduidingen......................................................................................... 99 Sectie 3 Etikettering en
aanbiedingsvorm in de wijnsector.......................................................... 102 HOOFDSTUK II SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR
INDIVIDUELE SECTOREN......... 107 Sectie 1 Suiker........................................................................................................................ 107 Sectie 2 Wijn........................................................................................................................... 107 Sectie 3 Melk en zuivelproducten............................................................................................. 109 HOOFDSTUK III Producentenorganisaties en
unies van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van
marktdeelnemers....................................................................................................................... 111 Sectie 1 Definitie en erkenning.................................................................................................. 111 Sectie 2 Uitbreiding van de
voorschriften en verplichte bijdragen............................................... 114 Sectie 3 Aanpassing van het aanbod......................................................................................... 116 Sectie 4 Procedureregels.......................................................................................................... 117 DEEL III HANDEL MET DERDE LANDEN......................................................................... 120 HOOFDSTUK I Invoer- en uitvoercertificaten.......................................................................... 120 Hoofdstuk II Invoerrechten...................................................................................................... 122 Hoofdstuk III Beheer van
tariefcontingenten en speciale behandeling bij invoer in derde landen.. 124 Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen voor
de invoer van bepaalde producten............................ 127 Hoofdstuk V Vrijwaring en actieve
veredeling........................................................................... 128 Hoofdstuk VI Uitvoerrestituties................................................................................................ 131 Hoofdstuk VII Passieve veredeling........................................................................................... 136 DEEL IV MEDEDINGINGSREGELS.................................................................................... 138 HOOFDSTUK I Regels voor ondernemingen.......................................................................... 138 HOOFDSTUK II Regels inzake staatssteun............................................................................. 141 DEEL V ALGEMENE BEPALINGEN................................................................................... 145 HOOFDSTUK I Uitzonderlijke maatregelen............................................................................ 145 Sectie 1 Marktverstoringen...................................................................................................... 145 Sectie 2 Marktondersteunende
maatregelen in verband met dierziekten en verlies van vertrouwen bij de
consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of
planten......................................... 146 Sectie 3 specifieke problemen.................................................................................................. 147 HOOFDSTUK II Melding en verslaglegging............................................................................ 147 HOOFDSTUK III Reserve voor crises in de
landbouwsector................................................... 149 DEEL VI DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN,
UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN........................................................................................................ 150 HOOFDSTUK I Delegatie van bevoegdheden
en uitvoeringsbepalingen................................... 150 HOOFDSTUK II Overgangs- en
slotbepalingen...................................................................... 151 BIJLAGE I LIJST VAN IN
ARTIKEL 1, LID 2, GENOEMDE PRODUCTEN Deel I: Granen 154 Deel II: Rijst............................................................................................................................. 157 Deel III: Suiker......................................................................................................................... 158 Deel IV: Gedroogde voedergewassen....................................................................................... 158 Deel V: Zaaizaad...................................................................................................................... 159 Deel VI: Hop............................................................................................................................ 161 Deel VII: Sector olijfolie en tafelolijven...................................................................................... 161 Deel VIII: Vlas en hennep......................................................................................................... 161 Deel IX: Groenten en fruit......................................................................................................... 162 Deel X: Verwerkte groenten en fruit.......................................................................................... 162 Deel XI: Bananen...................................................................................................................... 166 Deel XII: Wijn.......................................................................................................................... 166 Deel XIII: Levende planten en producten van
de bloementeelt.................................................... 167 Deel XIV: Tabak...................................................................................................................... 167 Deel XV: Rundvlees.................................................................................................................. 167 Deel XVI: Melk en zuivelproducten........................................................................................... 168 Deel XVII: Varkensvlees.......................................................................................................... 168 Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees......................................................................................... 170 Deel XIX: Eieren...................................................................................................................... 170 Deel XX: Pluimveevlees............................................................................................................ 171 Deel XXI: Ethylalcohol uit
landbouwproducten.......................................................................... 171 Deel XXII: Producten van de bijenteelt...................................................................................... 172 Deel XXIII: Zijderupsen............................................................................................................ 172 Deel XXIV: Andere producten.................................................................................................. 173 BIJLAGE II IN ARTIKEL 3,
LID 1, BEDOELDE DEFINITIES Deel I: Definities met
betrekking tot de rijstsector 182 Deel II: Definities met betrekking tot de
hopsector..................................................................... 185 Deel III: Definities met betrekking tot de
wijnsector................................................................... 185 Deel IV: Definities met betrekking tot de
rundvleessector........................................................... 187 Deel V: Definities betreffende de sector
melk en zuivelproducten................................................ 187 Deel VI: Definities met betrekking tot de
eiersector.................................................................... 188 Deel VII: Definities met betrekking tot de
sector pluimveevlees.................................................. 188 Deel VIII: Definities met betrekking tot de
bijenteeltsector......................................................... 189 BIJLAGE III IN ARTIKEL 7 BEDOELDE
STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER 191 BIJLAGE IV BEGROTING VOOR
STEUNPROGRAMMA’S, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 41, LID 1 193 BIJLAGE V INTERNATIONALE ORGANISATIES,
ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 56, LID 3 194 BIJLAGE VI DEFINITIES, AANDUIDINGEN EN
VERKOOPBENAMINGEN VAN PRODUCTEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 60................................................................................................... 195 Deel I. Vlees van runderen die jonger zijn dan
12 maanden........................................................ 195 I............ Definitie...................................................................................................................... 195 II........... Verkoopbenamingen................................................................................................... 195 Deel II. Wijnbouwproducten..................................................................................................... 199 Deel III. Melk en zuivelproducten.............................................................................................. 206 Deel IV. Melk voor menselijke consumptie van
GN-code 0401................................................. 208 Deel V. Producten van de sector pluimveevlees......................................................................... 211 Deel VI. Smeerbare vetproducten............................................................................................. 213 Deel VII. Benamingen en definities van olijfoliën
en oliën uit perskoeken van olijven.................... 216 Aanhangsel bij bijlage VI (waarnaar wordt
verwezen in deel II) Wijnbouwzones....................... 217 BIJLAGE VII OENOLOGISCHE PROCEDÉS ZOALS
BEDOELD IN ARTIKEL 62 Deel
I Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones........................................................................................ 222 Deel II Beperkingen.................................................................................................................. 226 BIJLAGE VIII CONCORDANTIETABELLEN ZOALS
BEDOELD IN ARTIKEL 163....... 228 FINANCIEEL MEMORANDUM........................................................................................... 233 DEEL
I
INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1
Werkingssfeer 1. Bij deze verordening wordt
een gemeenschappelijk ordening van de markten voor landbouwproducten
vastgesteld, d.w.z. alle in bijlage I van het VWEU vermelde producten, met
uitzondering van de visserij‑ en de aquacultuurproducten die zijn vermeld in
bijlage I van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 416] houdende een
gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en
aquacultuurproducten. 2. De in lid 1 bedoelde
landbouwproducten worden ingedeeld in de volgende, in bijlage I vermelde
sectoren: a) granen, deel I
van bijlage I; b) rijst, deel II
van bijlage I; c) suiker, deel III
van bijlage I; d) gedroogde
voedergewassen, deel IV van bijlage I; (e) zaaizaad,
deel V van bijlage I; (f) hop, deel VI
van bijlage I; (g) olijfolie en
tafelolijven, deel VII van bijlage I; (h) vlas en hennep,
deel VIII van bijlage I; (i) groenten en fruit,
deel IX van bijlage I; j) verwerkte groenten
en fruit, deel X van bijlage I; k) bananen,
deel XI van bijlage I; l) wijn, deel XII
van bijlage I; m) levende planten,
deel XIII van bijlage I; n) tabak, deel XIV
van bijlage I; o) rundvlees,
deel XV van bijlage I; p) melk en
zuivelproducten, deel XVI van bijlage I; q) varkensvlees,
deel XVII van bijlage I; r) schapen- en
geitenvlees, deel XVIII van bijlage I; s) eieren,
deel XIX van bijlage I; t) pluimveevlees,
deel XX van bijlage I; u) ethylalcohol, deel XXI
van bijlage I; (v) bijenteeltproducten,
deel XXII van bijlage I; w) zijderupsen,
deel XXIII van bijlage II; x) overige producten,
deel XXIV van bijlage I. Artikel 2
Algemene bepalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Verordening (EU) nr. […] inzake de
financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid en de op grond daarvan vastgestelde bepalingen zijn van
toepassing zijn op de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen. Artikel 3
Definities 1. Met het oog op de toepassing
van deze verordening zijn de definities die in bijlage II voor bepaalde
sectoren zijn vastgesteld, van toepassing. 2. De in Verordening (EU) nr.
[…] inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van voorschriften
voor regelingen inzake rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EU) nr. […] inzake
steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) vastgestelde definities zijn van toepassing op
de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen. 3. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de rijstsector, moet de Commissie ertoe worden
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met
betrekking tot de bijwerking van de in deel I van bijlage II bij de onderhavige
verordening opgenomen definities inzake de rijstsector. 4. Voor de toepassing van deze
verordening wordt onder "minder ontwikkelde gebieden" verstaan de
gebieden die als zodanig zijn gedefinieerd in artikel 82, lid 2, onder a), van
Verordening (EU) nr. [COM(2011) 615] houdende gemeenschappelijke
bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees
Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en Visserij,
die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene
bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees
Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1083/2006][23]. Artikel 4
Aanpassingen aan de voor landbouwproducten gebruikte nomenclatuur van
het gemeenschappelijk douanetarief Wanneer dat nodig is als gevolg van
wijzigingen die aan de gecombineerde nomenclatuur zijn aangebracht, kan de
Commissie middels uitvoeringshandelingen de productomschrijvingen en
verwijzingen naar posten en postonderverdelingen aanpassen die zijn opgenomen
in deze verordening of in andere op grond van artikel 43 van het Verdrag
vastgestelde wetsbesluiten. Deze uitvoeringshandelingen
worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure
aangenomen. Artikel 5
Omrekeningspercentages voor rijst De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen: a) de
omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, de
bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten vaststellen; b) alle nodige
maatregelen betreffende de toepassing van de omrekeningspercentages voor rijst
vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 6
Verkoopseizoenen De volgende verkoopseizoenen worden
vastgesteld: a) 1 januari tot
en met 31 december van een bepaald jaar voor de sector bananen; b) 1 april tot en
met 31 maart van het daaropvolgende jaar voor: i) de sector gedroogde
voedergewassen; ii) de sector
zijderupsen; c) 1 juli tot en
met 30 juni van het daaropvolgende jaar voor: i) de sector granen; ii) de sector
zaaizaad; iii) de sector
olijfolie en tafelolijven; iv) de sector vlas en
hennep; v) de sector melk en
zuivelproducten; d) 1 augustus tot
en met 31 juli van het daaropvolgende jaar voor de wijnsector; e) 1 september tot
en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar voor de rijstsector; f) 1 oktober tot
en met 30 september van het daaropvolgende jaar voor de suikersector. Om rekening te houden met de specifieke
kenmerken van de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en
fruit, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde de verkoopseizoenen voor deze
producten vast te stellen. Artikel 7
Referentieprijzen De volgende referentieprijzen worden
vastgesteld: a) met betrekking
tot de sector granen, 101,31 euro per ton, voor het stadium van de groothandel
voor aan het pakhuis geleverde goederen, niet gelost; b) met betrekking
tot padie, 150 euro per ton, voor de standaardkwaliteit volgens de definitie in
punt A van bijlage III, voor het stadium van de groothandel voor aan het
pakhuis geleverde goederen, niet gelost; c) met betrekking
tot suiker van de standaardkwaliteit volgens de definitie in punt B van bijlage
III, voor onverpakte suiker, af fabriek: i) voor witte suiker: 404,4
euro per ton; ii) voor ruwe suiker: 335,2
euro per ton. d) met betrekking
tot de sector rundvlees, 2 224 euro per ton voor geslachte mannelijke
runderen van klasse R3 zoals omschreven in het in artikel 18, lid 8, bedoelde
EU‑indelingsschema voor geslachte volwassen runderen; e) voor de sector
melk en zuivelproducten: i) 246,39 euro per
100 kg voor boter; ii) 169,80 euro
per 100 kg voor mageremelkpoeder; f) met betrekking
tot de sector varkensvlees: 1 509,39 euro per ton voor geslachte varkens
van de standaardkwaliteit zoals in termen van gewicht en magervleesaandeel als
volgt omschreven in het in artikel 18, lid 8, bedoelde
EU-indelingsschema voor geslachte varkens: i) geslachte dieren
met een gewicht van 60 tot minder dan 120 kg: klasse E; ii) geslachte dieren
met een gewicht van 120 tot 180 kg: klasse R. DEEL II
INTERNE MARKT TITEL I
MARKTINTERVENTIE HOOFDSTUK I
Openbare interventie en steun voor particuliere opslag
Sectie 1
Algemene bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere
opslag Artikel 8
Toepassingsgebied Dit hoofdstuk bevat voorschriften inzake
marktinterventie die betrekking hebben op: a) openbare
interventie, in het kader waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten
producten aankopen en opslaan totdat zij worden weggewerkt, en b) de verlening van steun voor de opslag van producten door
particuliere marktdeelnemers. Artikel 9
De oorsprong van in aanmerking komende producten Voor aankoop in het kader van de openbare
interventie of voor verlening van particuliere‑opslagsteun in aanmerking
komende producten moeten de producten van oorsprong uit de Unie zijn. Indien deze producten bovendien afkomstig zijn van gewassen, moeten
deze gewassen in de Unie zijn geoogst en indien deze producten afkomstig zijn
van melk, moet deze melk in de Unie zijn geproduceerd. Sectie 2
Openbare interventie Artikel 10
Voor openbare interventie in aanmerking komende producten De openbare interventie geldt, onder de in
deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig eisen en voorwaarden die
de Commissie middels gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen op grond van de
artikelen 18 en 19 vaststelt, voor de volgende producten: a) zachte tarwe,
gerst en maïs; b) padie; c) vers of gekoeld
rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en
met 0201 20 50; d) boter
die in een erkend bedrijf in de Unie rechtstreeks en uitsluitend is
geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room en die
een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een
maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft; e) mageremelkpoeder
van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf in de Unie volgens het
verstuivingsprocedé uit koemelk is bereid en een minimumgehalte aan eiwit van
34,0 gewichtspercenten op de vetvrije droge stof heeft. Artikel 11
Openbare-interventieperioden De openbare interventie is open: a) voor zachte
tarwe, gerst en maïs, van 1 november tot en met 31 mei; b) voor padie, van
1 april tot en met 31 juli; c) voor rundvlees,
gedurende het hele verkoopseizoen; d) voor boter en mageremelkpoeder, van 1
maart tot en met 31 augustus. Artikel 12
Opening en sluiting van de openbare interventie 1. Tijdens de in artikel 11
genoemde perioden geldt dat de openbare interventie: a) open is voor zachte
tarwe, boter en mageremelkpoeder; b) door de Commissie
middels uitvoeringshandelingen kan worden geopend voor gerst, maïs en padie
(inclusief specifieke variëteiten of types padie) indien de marktsituatie dat
vereist. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen; c) door
de Commissie middels andere uitvoeringshandelingen kan worden geopend voor
rundvlees, wanneer gedurende een op grond van artikel 19, onder a),
vastgestelde representatieve periode de gemiddelde marktprijs die in een
lidstaat of een regio van een lidstaat is genoteerd op basis van het in artikel
18, lid 8, bedoelde EU‑indelingsschema voor geslachte dieren, onder 1 560 euro
per ton daalt. 2. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de openbare interventie voor de rundvleessector sluiten
wanneer gedurende een op grond van artikel 19, onder a), vastgestelde
representatieve periode niet meer is voldaan aan de in lid 1, onder c), van het
onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden. Artikel 13
Aankoop tegen een vaste prijs of in het kader van een openbare inschrijving 1. Indien de openbare
interventie op grond van artikel 12, lid 1, onder a), wordt geopend, worden de
aankopen voor elke in artikel 11 vermelde periode tegen een vaste prijs
verricht met inachtneming van de volgende maxima: a) voor zachte tarwe: 3
miljoen ton; b) voor boter: 30 000
ton; c) voor
mageremelkpoeder: 109 000 ton. 2. Indien de openbare
interventie op grond van artikel 12, lid 1, wordt geopend, worden de aankopen
verricht via een openbare inschrijving ter bepaling van de maximale
aankoopprijs: a) voor zachte tarwe,
boter en mageremelkpoeder, voor de hoeveelheden boven in lid 1 vastgestelde
maxima, b) voor gerst, maïs,
padie en rundvlees. In bijzondere en naar
behoren gemotiveerde omstandigheden kan de Commissie middels
uitvoeringshandelingen op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen de
openbare inschrijvingen beperken tot een lidstaat of een regio van een
lidstaat, of, met inachtneming van artikel 14, lid 2, de aankoopprijzen voor
openbare interventie per lidstaat of regio van een lidstaat vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 14
Openbare‑interventieprijzen 1. Onder openbare‑interventieprijs
wordt verstaan: a) de prijs waartegen
producten voor openbare interventie worden aangekocht, in het geval van
aankopen tegen een vaste prijs, of b) de maximumprijs
waartegen voor openbare interventie in aanmerking komende producten mogen
worden aangekocht, in het geval van aankopen in het kader van openbare
inschrijvingen. 2. Het niveau van de openbare‑interventieprijs: a) voor zachte tarwe,
gerst, maïs, padie en mageremelkpoeder is gelijk aan de in artikel 7
vastgestelde respectieve referentieprijs in het geval van aankopen tegen een
vaste prijs, en mag niet hoger liggen dan de respectieve referentieprijs in het
geval van aankopen in het kader van openbare inschrijvingen; b) voor boter is gelijk
aan 90 % van de in artikel 7 vastgestelde referentieprijs in het geval van
aankopen tegen een vaste prijs, en mag niet hoger liggen dan 90 % van de
referentieprijs in het geval van aankopen in het kader van openbare
inschrijvingen; c) voor rundvlees mag
niet hoger liggen dan de in artikel 12, lid 1, onder c), bedoelde prijs. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde
openbare‑interventieprijzen gelden onverminderd kwaliteitsgerelateerde
prijsverhogingen of ‑verlagingen voor zachte tarwe, gerst, maïs en padie. Bovendien
moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen aan te nemen op het gebied van verhogingen of
verlagingen van de openbare‑interventieprijs om ervoor te zorgen dat de
productie op bepaalde padievariëteiten wordt gericht. Artikel 15
Algemene beginselen inzake het wegwerken van producten uit de openbare
interventie Producten die in het kader van de openbare
interventie zijn aangekocht, moeten zo worden weggewerkt dat: a) marktverstoring
wordt voorkomen, b) de kopers
gelijke toegang hebben tot de goederen en op voet van gelijkheid worden
behandeld, en c) de verbintenissen die voortvloeien uit op grond van artikel
218 van het Verdrag gesloten akkoorden worden nagekomen. Producten kunnen worden weggewerkt door deze
beschikbaar te stellen voor de in Verordening (EU) nr. […] vastgestelde
regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden
in de Unie, indien die regeling in deze mogelijkheid voorziet. In dat geval stemt de boekwaarde van deze producten overeen met het
betrokken, in artikel 14, lid 2, bedoelde niveau van de openbare‑interventieprijs. Sectie 3
steun voor particuliere opslag Artikel 16
In aanmerking komende producten Steun voor particuliere opslag mag, onder de
in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig eisen en voorwaarden
die de Commissie middels gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen op grond van
de artikelen 17, 18 en 19 vaststelt, worden verleend voor de volgende
producten: a) witte suiker; b) olijfolie; c) vezelvlas; d) vers of gekoeld
vlees van volwassen runderen; e) boter die is
geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room; f) uit koemelk
geproduceerd mageremelkpoeder; g) varkensvlees; h) schapen- en
geitenvlees. Artikel 17 Voorwaarden voor de verlening van steun 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen,
wanneer dat noodzakelijk is om voor markttransparantie te zorgen en om de
voorwaarden vast te stellen op grond waarvan zij kan beslissen particuliere‑opslagsteun
voor de in artikel 16 vermelde producten te verlenen, rekening houdend met de
genoteerde gemiddelde marktprijzen in de Unie en met de referentieprijzen voor
de betrokken producten of rekening houdend met de noodzaak te reageren op een
bijzonder nijpende marktsituatie of bijzonder nijpende economische
ontwikkelingen in de sector in een of meerdere lidstaten. 2. De Commissie kan, rekening houdend
met de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde omstandigheden, middels
uitvoeringshandelingen besluiten particuliere‑opslagsteun te verlenen voor de
in artikel 16 vermelde producten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 3. De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de in artikel 16 bedoelde particuliere‑opslagsteun
vooraf of middels een openbare inschrijving vast. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. 4. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen, op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen, de
verlening van particuliere‑opslagsteun beperken of de particuliere‑opslagsteun
per lidstaat of per regio van een lidstaat vaststellen. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 4
Gemeenschappelijke bepalingen inzake openbare interventie en steun voor
particuliere opslag Artikel 18
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 9
van het onderhavige artikel. 2. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, kan de Commissie naast de
in deze verordening opgenomen voorschriften, middels gedelegeerde handelingen
voorschriften en voorwaarden vaststellen waaraan de producten die voor openbare
interventie worden aangekocht en in het kader van de regeling voor de verlening
van steun voor particuliere opslag worden opgeslagen, moeten voldoen. Deze
voorschriften en voorwaarden moeten de subsidiabiliteit en de kwaliteit van de
aangekochte en opgeslagen producten waarborgen op het gebied van
kwaliteitsgroepen, kwaliteitsklassen, categorieën, hoeveelheden, verpakking,
etikettering, maximale houdbaarheid, bewaring en het stadium van de producten
waarop de openbare‑interventieprijs en de particuliere‑opslagsteun betrekking
hebben. 3. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de sectoren granen en padie, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen de in artikel 14, lid 3, bedoelde
kwaliteitsgerelateerde prijsverhogingen of -verlagingen vaststellen voor zowel
aankoop als verkoop van zachte tarwe, gerst, maïs en padie. 4. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de sector rundvlees, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen betreffende de op de
betaalorganen rustende verplichting om al het rundvlees na de overname en vóór
de opslag te laten uitbenen. 5. Om rekening te houden met de
diverse omstandigheden op het gebied van de opslag van interventievoorraden in
de Unie en om de marktdeelnemers een adequate toegang tot de openbare
interventie te garanderen, gaat de Commissie middels gedelegeerde handelingen
over tot de vaststelling van: a) de voorschriften
waaraan de interventieopslagruimten voor de in het kader van de regeling aan te
kopen producten moeten voldoen, onder meer op het gebied van de
minimumopslagcapaciteit en technische voorschriften die betrekking hebben op de
handhaving van de goede toestand van de overgenomen producten en op het
wegwerken ervan aan het einde van de opslagperiode; b) de voorschriften
inzake de verkoop, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en
overeenkomstig dezelfde procedure als in de Unie wordt toegepast, van kleine
hoeveelheden die in de lidstaten in opslag zijn gebleven; en de voorschriften
inzake de rechtstreekse verkoop van hoeveelheden die niet meer mogen worden
herverpakt of die kwaliteitsverlies hebben geleden; c) de voorschriften
inzake de opslag van producten in en buiten de lidstaat die verantwoordelijk is
voor de producten en voor de behandeling van deze producten op het gebied van
douanerechten en andere bedragen die krachtens het GLB voor deze producten
moeten worden toegekend of over deze producten moeten worden geheven. 6. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de particuliere‑opslagsteun het gewenste effect
op de markt sorteert: a) stelt de Commissie
middels gedelegeerde handelingen maatregelen vast om het te betalen steunbedrag
te verlagen wanneer de opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de gegunde hoeveelheid; b) kan de Commissie
middels gedelegeerde handelingen voorwaarden voor de toekenning van een
voorschot vaststellen. 7. Rekening houdend met de
rechten en plichten van marktdeelnemers die deelnemen aan maatregelen voor
openbare interventie of particuliere opslag, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen die betrekking hebben op: a) het gebruik van
openbare inschrijvingen op zodanige wijze dat de marktdeelnemers gelijke
toegang tot de goederen hebben en op voet van gelijkheid worden behandeld; b) het in aanmerking
komen van marktdeelnemers; c) de verplichting een
zekerheid te stellen die moet garanderen dat de marktdeelnemers hun
verplichtingen nakomen. 8. Rekening houdend met de
noodzaak de aanbiedingsvorm van de verschillende producten te standaardiseren
in het belang van de markttransparantie, de notering van prijzen en de
toepassing van marktinterventieregelingen in de vorm van openbare interventie
en steun voor particuliere opslag kan de Commissie middels gedelegeerde
handelingen EU‑indelingsschema’s vaststellen voor geslachte dieren in de
volgende sectoren: a) rundvlees; b) varkensvlees; c) schapen- en
geitenvlees. 9. Rekening houdend met de
noodzaak de accuraatheid en de betrouwbaarheid van de indeling van geslachte
dieren te verzekeren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen ervoor
zorgen dat de toepassing van de indeling van geslachte dieren in de lidstaten
wordt getoetst door een EU‑comité samengesteld uit deskundigen van de Commissie
en door de lidstaten aangewezen deskundigen. In deze bepalingen kan worden
opgenomen dat de Unie de met de toetsing gepaard gaande kosten voor haar
rekening neemt. Artikel 19
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen
de nodige bepalingen vast met het oog op een uniforme toepassing van dit
hoofdstuk in de Unie. Deze bepalingen kunnen onder meer
betrekking hebben op: a) de voor de
toepassing van dit hoofdstuk vereiste representatieve perioden, markten en
marktprijzen; b) de procedures
en voorwaarden voor de levering van de voor openbare interventie aangekochte
producten, de ten laste van de aanbieder komende vervoerkosten, de overname van
de producten door de betaalorganen en de betaling; c) de verschillende
bewerkingen die met het uitbeningsproces in de sector rundvlees gepaard gaan; d) de machtiging
om producten op te slaan buiten het grondgebied van de lidstaat waar de
producten zijn aangekocht en opgeslagen; e) de voorwaarden
voor het verkopen of het wegwerken van voor openbare interventie aangekochte
producten, met name met betrekking tot verkoopprijzen, de voorwaarden voor de
uitslag en het latere gebruik of de bestemming van de uitgeslagen producten,
met inbegrip van procedures betreffende producten die beschikbaar worden
gesteld voor gebruik in het kader van de regeling voor de verstrekking van
levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie, inclusief overdrachten
tussen lidstaten; f) de sluiting en
de inhoud van contracten tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de
aanvrager; g) de inslag, de
opslag en de uitslag in het kader van de particuliere opslag; h) de duur van de
particuliere opslag en de voorwaarden waaronder die termijnen, nadat ze in de
contracten zijn vastgelegd, kunnen worden verkort of verlengd; i) de voorwaarden
waaronder kan worden besloten dat producten waarvoor contracten voor
particuliere opslag zijn gesloten, opnieuw mogen worden afgezet of op andere
wijze mogen worden weggewerkt; j) de
voorschriften betreffende de procedures voor het aankopen tegen een
vastgestelde prijs of het verlenen van particuliere-opslagsteun tegen een
vastgestelde prijs; k) het gebruik van
openbare inschrijvingen, zowel voor openbare interventie als voor particuliere
opslag, met name wat betreft: i) de indiening van de
offertes of de inschrijvingen en de minimumhoeveelheid voor de indiening van de
offerte of de inschrijving, en ii) de selectie van de
offertes, waarbij in acht moet worden genomen dat de voorkeur moet uitgaan naar
de offerte die het gunstigst is voor de Unie en dat de openbare inschrijving
niet noodzakelijk leidt tot het gunnen van een contract. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 20
Andere uitvoeringsbevoegdheden De Commissie stelt
de nodige uitvoeringshandelingen vast met het oog op: a) de naleving van
de in artikel 13, lid 1, vastgestelde interventiemaxima; en b) het houden van
de in artikel 13, lid 2, bedoelde openbare inschrijving voor zachte tarwe,
boter en mageremelkpoeder voor de hoeveelheden die de in artikel 13, lid 1,
vastgestelde hoeveelheden te boven gaan. HOOFDSTUK II
Steunregelingen Sectie 1
Regeling ter verbetering van de toegang tot levensmiddelen Subsectie 1
Schoolfruitregeling Artikel 21
Steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte
groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen 1. Onder voorwaarden die door de
Commissie middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen
22 en 23 worden vastgesteld, wordt EU-steun verleend voor: a) de verstrekking aan
kinderen in onderwijsinstellingen, daaronder begrepen kleuterscholen, andere
voorschoolse instellingen, basisscholen en middelbare scholen, van producten
van de sector groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de
sector bananen; en b) bepaalde daarmee
gepaard gaande kosten op het gebied van logistiek en distributie, materieel,
publiciteit, monitoring, evaluatie en begeleidende maatregelen. 2. Lidstaten die aan de regeling
wensen deel te nemen, stellen op nationaal of regionaal niveau vooraf een
strategie voor de uitvoering van de regeling vast. Zij nemen tevens de
begeleidende maatregelen aan die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende
werking van de regeling. 3. Bij de vaststelling van hun
strategie stellen de lidstaten een lijst van de producten van de sector
groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de sector bananen
op die in het kader van hun regeling voor steun in aanmerking zullen komen. Er
mogen op de lijst evenwel geen producten voorkomen die zijn uitgesloten
overeenkomstig door de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van
artikel 22, lid 2, onder a), aangenomen maatregelen. De lidstaten baseren hun
productkeuze op objectieve criteria, zoals seizoensgebondenheid,
beschikbaarheid van de producten of milieuoverwegingen. De lidstaten kunnen in
dit verband de voorkeur geven aan producten van oorsprong uit de Unie. 4. De in lid 1 bedoelde EU-steun
mag niet: a) meer bedragen dan
150 miljoen euro per schooljaar; noch b) meer bedragen dan
75 % van de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en daarmee
gepaard gaande kosten, of 90 % van dergelijke kosten in de minder ontwikkelde
gebieden en de ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 349 van het
Verdrag; noch c) worden gebruikt ter
dekking van andere dan de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en
daarmee gepaard gaande kosten. 5. De in lid 1 bedoelde EU-steun
wordt niet gebruikt ter vervanging van de financiering van bestaande nationale
schoolfruitregelingen of andere regelingen voor de verstrekking van, onder
meer, fruit op scholen. Indien een lidstaat echter reeds beschikt over een
regeling die uit hoofde van dit artikel in aanmerking zou komen voor EU-steun,
en van plan is die regeling uit te breiden of doeltreffender te maken, onder
meer wat betreft de doelgroep van de regeling, de duur ervan of de in
aanmerking komende producten, kan EU-steun worden verstrekt, mits de maxima van
lid 4, onder b), in acht worden genomen wat betreft de verhouding van de EU‑steun
tot de totale nationale bijdrage. In dat geval geeft de lidstaat in zijn
uitvoeringsstrategie aan hoe hij zijn regeling wil uitbreiden of doeltreffender
wil maken. 7. De lidstaten kunnen de
EU-steun aanvullen met nationale steun overeenkomstig artikel 152. 8. De schoolfruitregeling van de
Unie laat aparte nationale schoolfruitregelingen die in overeenstemming zijn
met de EU-wetgeving, onverlet. 9. De Unie kan krachtens artikel
6 van Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer en de
monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid tevens financiering
verlenen voor voorlichtings-, monitoring- en evaluatiemaatregelen met
betrekking tot de schoolfruitregeling, onder meer met het oog op de
bewustmaking van het publiek, en voor maatregelen op het gebied van
netwerkvorming in dit verband. Artikel 22
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot
vaststelling van in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel bedoelde
maatregelen. 2. Rekening houdend met de
noodzaak gezonde eetgewoonten bij kinderen te bevorderen, kan de Commissie
middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake: a) de producten die
niet voor financiering op grond van de regeling in aanmerking komen, rekening
houdend met nutritionele aspecten; b) de doelgroep van de
regeling; c) de nationale of
regionale strategieën die de lidstaten moeten opstellen om voor de steun in aanmerking
te komen, inclusief de begeleidende maatregelen; d) de goedkeuring en de
selectie van steunaanvragers. 3. Rekening houdend met de
noodzaak een efficiënt en doelgericht gebruik van de Europese fondsen te
waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften
vaststellen inzake: a) objectieve criteria
voor de verdeling van de steun over de lidstaten, de indicatieve toewijzing van
steun aan de lidstaten en de wijze van hertoewijzing van steun aan de lidstaten
op basis van de ontvangen aanvragen; b) de voor steun in
aanmerking komende kosten, inclusief de mogelijkheid om een forfaitair maximum
voor deze kosten vast te stellen; c) monitoring en
evaluatie. 4. Rekening houdend met de
noodzaak de kennis van de regeling te bevorderen, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen de deelnemende lidstaten ertoe verplichten de rol van
de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken. Artikel 23
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie
vaststellen, met name op het gebied van: a) de definitieve
verdeling van de steun over de deelnemende lidstaten, binnen de grenzen van de
in de begroting beschikbare kredieten; b) de
steunaanvragen en ‑betalingen; c) de methoden
voor de bekendmaking van de regeling en de maatregelen op het gebied van
netwerkvorming in het kader van de regeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Subsectie 2
Schoolmelkregeling Artikel 24
Verstrekking van zuivelproducten aan kinderen 1. Er wordt EU‑steun verleend
voor de verstrekking van bepaalde producten van de sector melk en
zuivelproducten aan kinderen in onderwijsinstellingen. 2. Lidstaten die op nationaal of
regionaal niveau aan de regeling wensen deel te nemen, stellen vooraf een
strategie voor de uitvoering van de regeling vast. 3. De lidstaten kunnen de
EU-steun aanvullen met nationale steun overeenkomstig artikel 152. 4. Maatregelen inzake de
vaststelling van de EU-steun voor alle melksoorten worden door de Raad genomen
overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag. 5. De in lid 1 bedoelde EU-steun
wordt verleend voor ten hoogste 0,25 liter melkequivalent per kind per
schooldag. Artikel 25
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot
vaststelling van in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel bedoelde
maatregelen. 2. Rekening houdend met de
evolutie van de consumptiepatronen voor zuivelproducten, met de innovatie en
ontwikkelingen op de zuivelmarkt en met nutritionele aspecten, bepaalt de
Commissie middels gedelegeerde handelingen welke producten voor de regeling in
aanmerking komen en stelt zij voorschriften vast met betrekking tot de
nationale of regionale strategie die de lidstaten moeten opstellen om voor
steun in aanmerking te komen, en met betrekking tot de doelgroep van de
regeling. 3. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de steun bij de juiste begunstigden en aanvragers
terechtkomt, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen de voorwaarden
voor de verlening van de steun vast. Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen
dat de aanvragers hun verplichtingen nakomen, stelt de Commissie middels
gedelegeerde handelingen maatregelen vast met betrekking tot het stellen van
een zekerheid die borg moet staan voor de uitvoering wanneer een voorschot op
de steun wordt betaald. 4. Rekening houdend met de
noodzaak de kennis over de steunregeling te bevorderen, kan de Commissie
middels gedelegeerde handelingen de onderwijsinstellingen ertoe verplichten de
rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken. Artikel 26
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen vaststellen, met name op het
gebied van: a) procedures die
borg staan voor de inachtneming van de maximumhoeveelheid die voor steun in
aanmerking komt; b) de goedkeuring
van aanvragers, steunaanvragen en steunbetalingen; c) de methoden voor het bekendmaken
van de regeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 2
Steun in de sector olijfolie en tafelolijven Artikel 27
Steun voor organisaties van marktdeelnemers 1. De Unie financiert door de in
artikel 109 gedefinieerde organisaties van marktdeelnemers op te stellen
driejaarlijkse activiteitenprogramma's op een of meer van de volgende gebieden:
a) verbetering van de
milieueffecten van de olijventeelt; b) verbetering van de
kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven; c) het
traceerbaarheidssysteem, en de certificering en bescherming van de kwaliteit
van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder de monitoring van de kwaliteit
van de aan eindverbruikers verkochte olijfoliën, onder het gezag van de
nationale overheid. 2. De EU‑financiering voor de in
lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's bedraagt: a) 11 098 000
euro per jaar voor Griekenland; b) 576 000 euro
per jaar voor Frankrijk; en c) 35 991 000
euro per jaar voor Italië. 3. De maximale EU-financiering
voor de in lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's is gelijk aan het door
de lidstaten ingehouden steunbedragen. De subsidiabele kosten worden
gefinancierd ten bedrage van maximaal: a) 75 % voor de
activiteiten op de in lid 1, onder a), bedoelde gebieden; b) 75 % voor de
investeringen in vaste activa en 50 % voor andere activiteiten op het in
lid 1, onder b), bedoelde gebied; c) 75 % voor de
activiteitenprogramma's die in ten minste drie derde landen of niet‑producerende
lidstaten door erkende organisaties van marktdeelnemers uit ten minste twee
producerende lidstaten worden ontplooid op de in lid 1, onder c), bedoelde
gebieden, en 50 % voor de andere activiteiten op die gebieden. De lidstaat zorgt voor aanvullende financiering
tot 50 % van de niet door de EU‑financiering gedekte kosten. Artikel 28
Gedelegeerde bevoegdheden 1. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat met de in artikel 27 bedoelde steun de beoogde
verbetering van de kwaliteit van de olijfolie- en tafelolijvenproductie wordt
bereikt, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake: a) de voorwaarden voor
de erkenning van organisaties van marktdeelnemers met het oog op de
steunregeling, en de voorwaarden voor de schorsing of intrekking van die
erkenning; b) de voor
EU-financiering in aanmerking komende maatregelen; c) de toewijzing van
EU-financiering ten bate van specifieke maatregelen; d) de niet voor
EU-financiering in aanmerking komende activiteiten en kosten; e) de selectie en
goedkeuring van de activiteitenprogramma’s 2. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen,
wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde
handelingen aan te nemen met betrekking tot de verplichting een zekerheid te
stellen wanneer een voorschot op de steun wordt betaald. Artikel 29
Uitvoeringsbevoegdheden De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake: a) de uitvoering
van de activiteitenprogramma's en de wijziging van dergelijke programma's; b) de betaling van
de steun, met inbegrip van voorschotten op die steun. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 3
Steun in de sector groenten en fruit Artikel 30
Actiefondsen 1. Producentenorganisaties in de
sector groenten en fruit kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt
gefinancierd met: a) financiële bijdragen
van de leden of van de producentenorganisatie zelf; b) financiële EU-steun
die aan producentenorganisaties kan worden verleend overeenkomstig de
voorwaarden in door de Commissie op grond van de artikelen 35 en 36
vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. 2. Actiefondsen mogen slechts
worden gebruikt ter financiering van operationele programma's die door de
lidstaten zijn ingediend en goedgekeurd. Artikel 31
Operationele programma's 1. De operationele programma's
in de sector groenten en fruit bevatten twee of meer van de in
artikel 106, onder c), genoemde doelen, dan wel de volgende doelen: a) productieplanning; b) verbetering van de
productkwaliteit; c) verhoging van de
handelswaarde van de producten; d) bevordering van de
afzet van de verse of verwerkte producten; e) milieumaatregelen en
milieuvriendelijke productiemethoden, waaronder biologische landbouw; f) crisispreventie en
crisisbeheer. De operationele programma's worden ter
goedkeuring aan de lidstaten overgelegd. 2. Maatregelen voor
crisispreventie en crisisbeheer zoals bedoeld in lid 1, onder f), bestaan erin
crises op de groente- en fruitmarkten te vermijden en op te vangen, en omvatten
in dit verband: a) het uit de markt
nemen van producten; b) het groen oogsten of
het niet‑oogsten van groenten en fruit; c) afzetbevordering en
communicatie; d) opleidingsmaatregelen; e) oogstverzekering; f) steun voor de
administratieve kosten van het opzetten van onderlinge fondsen. Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met
inbegrip van de aflossing van kapitaal en rente zoals bedoeld in de derde
alinea, mogen niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het
operationele programma vormen. Producentenorganisaties mogen commerciële leningen
aangaan om crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te financieren. De aflossing van kapitaal en rente in verband met deze leningen mag
dan onderdeel zijn van het operationele programma, en komt zo in aanmerking
voor financiële EU‑steun uit hoofde van artikel 32. Specifieke acties in het
kader van crisispreventie en -beheer worden ofwel met dergelijke leningen ofwel
rechtstreeks gefinancierd, maar niet op beide wijzen tegelijk. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat: a) de operationele
programma's twee of meer milieuacties omvatten; of b) ten minste 10 %
van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties
betreft. De milieuacties dienen te voldoen aan de eisen
inzake agromilieubetalingen die in artikel 29, lid 3, van Verordening (EU) nr.
[…] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) zijn vastgesteld. Wanneer ten minste 80 % van de bij een
producentenorganisatie aangesloten producenten een of meer identieke, in
artikel 29, lid 3, van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) bedoelde agromilieuverbintenissen is aangegaan,
telt elk van die verbintenissen als een milieuactie zoals bedoeld in de eerste
alinea, onder a), van het onderhavige artikel. De steun voor de in de eerste alinea bedoelde
milieuacties dekt de extra kosten en het inkomensverlies die uit de actie
voortvloeien. 4. De lidstaten zien erop toe
dat investeringen die de druk op het milieu verhogen, slechts worden toegestaan
als doeltreffende voorzorgsmaatregelen worden genomen om het milieu tegen deze
druk te beschermen. Artikel 32
Financiële EU-steun 1. De financiële EU-steun is
gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen zoals
bedoeld in artikel 30, lid 1, onder a), en bedraagt niet meer dan 50 % van
de daadwerkelijk gedane uitgaven. 2. De financiële EU-steun mag
evenwel niet meer bedragen dan 4,1 % van de waarde van de afgezette
productie van elke producentenorganisatie. Dit percentage mag echter worden verhoogd tot 4,6
% van de waarde van de afgezette productie als het bedrag dat 4,1 % van de
waarde van de afgezette productie overschrijdt, uitsluitend wordt gebruikt voor
crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen. 3. Op verzoek van een
producentenorganisatie wordt het in lid 1 vastgestelde maximum van
50 % verhoogd tot 60 % wanneer een operationeel programma of een
gedeelte daarvan voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden: a) het wordt ingediend
door meerdere producentenorganisaties van de Unie die in verschillende
lidstaten werkzaam zijn op het gebied van transnationale regelingen; b) het wordt ingediend
door één of meer producentenorganisaties voor regelingen die door samenwerkende
branches in een bedrijfskolom ten uitvoer worden gelegd; c) het heeft
uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder
Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad[24]
vallende biologische producten; d) het is het eerste
programma dat wordt ingediend door een erkende producentenorganisatie die is
gefuseerd met een andere erkende producentenorganisatie; e) het is het eerste programma
dat wordt ingediend door een erkende unie van producentenorganisaties; f) het wordt ingediend
door producentenorganisaties in lidstaten waar minder dan 20 % van de
groente- en fruitproductie door producentenorganisaties wordt afgezet; g) het wordt ingediend
door een producentenorganisatie in één van de ultraperifere gebieden van de
Unie zoals bedoeld in artikel 349 van het Verdrag; h) het heeft
uitsluitend betrekking op specifieke steun voor acties om de consumptie van
groenten en fruit bij kinderen in onderwijsinstellingen te bevorderen. 4. Het in lid 1 genoemde
maximum van 50 % wordt verhoogd tot 100 % wanneer de hoeveelheden uit
de markt genomen groenten en fruit niet meer dan 5 % van het volume van de
op afgezette productie van elke producentenorganisatie bedragen en als volgt
worden weggewerkt: a) gratis verstrekking
aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of
-organisaties ten bate van acties ten behoeve van personen die op grond van de
nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over
onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien; b) gratis verstrekking
aan door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen en openbare
onderwijsinstellingen, kindervakantiekampen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen,
waarbij de lidstaten erop toezien dat de in dit kader verstrekte hoeveelheden
bovenop de hoeveelheden komen die deze instellingen normaal aankopen. Artikel 33
Nationale financiële steun 1. In regio's van lidstaten waar
de producenten in de sector groenten en fruit bijzonder zwak georganiseerd
zijn, kan de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure middels uitvoeringshandelingen toestemming verlenen aan
lidstaten die daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, om aan
producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een
bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen zoals bedoeld in
artikel 30, lid 1, onder a). Die steun komt bovenop die uit het
actiefonds. 2. In regio's van lidstaten waar
minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit wordt
afgezet door producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en
producentengroeperingen zoals bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr.
[…] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en waar de productie van groenten en fruit
ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, kan de in lid 1
bedoelde nationale financiële steun op verzoek van de betrokken lidstaat door
de Unie worden vergoed. De Commissie neemt middels uitvoeringshandelingen een
besluit over die vergoeding. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 34
Nationaal kader en nationale strategie voor operationele programma's 1. De lidstaten stellen een
nationaal kader vast voor de opstelling van de algemene voorwaarden voor de in
artikel 31, lid 3, bedoelde milieuacties. In dit kader moet met name
worden voorgeschreven dat zulke acties moeten voldoen aan de ter zake geldende
eisen van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling
uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) met name
die van artikel 6 over coherentie. De lidstaten leggen hun voorstel voor een
nationaal kader over aan de Commissie, die middels uitvoeringshandelingen
binnen drie maanden kan verzoeken daarin wijzigingen aan te brengen indien zij
van oordeel is dat het voorstel niet bijdraagt tot de doelstellingen van
artikel 191 van het Verdrag en van het Zevende Milieuactieprogramma van de
Unie. Door operationele programma's gesteunde
investeringen in individuele bedrijven moeten eveneens in overeenstemming zijn
met deze doelstellingen. 2. Elke lidstaat stelt een
nationale strategie voor duurzame operationele programma's in de sector
groenten en fruit vast. Deze strategie omvat: a) een analyse van de
situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel
betreft; b) een toelichting bij
de keuze van de prioriteiten; c) de doelstellingen
van de operationele programma's en instrumenten, en prestatie‑indicatoren; d) een evaluatie van de
operationele programma’s; e) rapportageverplichtingen
voor producentenorganisaties. De nationale strategie moet ook het in lid 1
bedoelde nationale kader bevatten. 3. De leden 1 en 2 gelden
niet voor lidstaten die geen erkende producentenorganisaties hebben. Artikel 35
Gedelegeerde bevoegdheden Rekening houdend met de noodzaak een
efficiënte, gerichte en duurzame steun voor de producentenorganisaties in de
sector groenten en fruit te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen voor het vaststellen van
voorschriften inzake: a) actiefondsen en
operationele programma's, met betrekking tot: i) de geraamde
bedragen, de financiering en het gebruik van de actiefondsen; ii) de inhoud, de
looptijd, de goedkeuring en de wijziging van de operationele programma's; iii) de
subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven in het kader van een
operationeel programma en complementaire nationale voorschriften in dit
verband; iv) het verband tussen
operationele programma's en plattelandsontwikkelingsprogramma's; v) operationele
programma's van unies van producentenorganisaties; b) de structuur en
de inhoud van het nationale kader en de nationale strategie; c) financiële
EU-steun, met betrekking tot: i) de grondslag voor
de berekening van de financiële EU-steun, met name de waarde van de afgezette
productie van een producentenorganisatie; ii) de voor de
berekening van de steun geldende referentieperioden; iii) de verlaging van
het recht op financiële steun bij te late indiening van steunaanvragen; iv) het betalen van
voorschotten en het stellen en verbeuren van zekerheden met betrekking tot
voorschotten; d) crisispreventie-
en crisisbeheersmaatregelen, met betrekking tot: i) de selectie van
crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; ii) de definitie van
het uit de markt nemen van producten; iii) de bestemming van
uit de markt genomen producten; iv) de maximumsteun
voor uit de markt genomen producten; v) de voorafgaande
melding van het uit de markt nemen van producten; vi) de berekening van
het volume van de afgezette productie in het geval van het uit de markt nemen
van producten; vii) het aanbrengen van
het logo van de Europese Unie op verpakkingen van voor gratis verstrekking
bestemde producten; viii) de voorwaarden
waaraan ontvangers van uit de markt genomen producten moeten voldoen; ix) de definitie van
groen oogsten en van niet-oogsten; x) de voorwaarden voor
de toepassing van groen oogsten en niet-oogsten; xi) de doelstellingen
van de oogstverzekering; xii) de definitie van
ongunstige weersomstandigheden; xiii) de voorwaarden
inzake de steun voor de administratieve kosten van het opzetten van onderlinge
fondsen; e) nationale
financiële steun, met betrekking tot: i) de mate van
organisatie van de producenten; ii) wijzigingen van
operationele programma's; iii) de verlaging van
het recht op financiële steun bij te late indiening van aanvragen voor
financiële steun; iv) het stellen,
vrijgeven en verbeuren van zekerheden met betrekking tot voorschotten; v) de maximale
vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie. Artikel 36
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake: a) het beheer van
de actiefondsen; b) het formaat van
de operationele programma’s; c) steunaanvragen
en steunbetalingen, inclusief voorschotten op de steun en gedeeltelijke
steunbetalingen; d) leningen ter
financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; e) het inachtnemen
van de handelnormen wanneer producten uit de markt worden genomen; f) de vervoer-,
sorteer- en verpakkingskosten van gratis verstrekte producten; g) afzetbevordering,
communicatie en opleiding in het geval van crisispreventie en crisisbeheer; h) het beheer van
oogstverzekeringsmaatregelen; i) bepalingen inzake
staatssteun voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; j) toestemming
voor de betaling van nationale financiële steun; k) het aanvragen
en betalen van nationale financiële steun; l) de
vergoeding van nationale financiële steun. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 4
Steunprogramma’s in de wijnsector Subsectie 1
Algemene bepalingen en subsidiabele maatregelen Artikel 37
Werkingssfeer In deze sectie worden de voorschriften
vastgesteld voor de toewijzing van financiële EU‑middelen aan de lidstaten en
het gebruik dat de lidstaten van deze middelen maken in het kader van nationale
vijfjarige steunprogramma's (hierna "steunprogramma's" genoemd) ter
financiering van specifieke steunmaatregelen ten behoeve van de wijnsector. Artikel 38
Verenigbaarheid en coherentie 1. De steunprogramma's moeten
verenigbaar zijn met de EU-wetgeving en coherent zijn met de activiteiten,
beleidslijnen en prioriteiten van de Unie. 2. De lidstaten zijn
verantwoordelijk voor de steunprogramma’s en zien erop toe dat deze intern
coherent zijn en op een objectieve manier worden opgesteld en uitgevoerd, met
inachtneming van de economische situatie van de betrokken producenten en de
noodzaak een niet-gegronde ongelijke behandeling van de producenten te
vermijden. 3. Er wordt geen steun verleend
voor: a) onderzoeksprojecten
en maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten, onverminderd artikel
43, lid 3, onder d) en e); b) maatregelen die zijn
opgenomen in programma’s voor plattelandsontwikkeling van de lidstaten uit
hoofde van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling
uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Artikel 39
Indiening van steunprogramma’s 1. De in bijlage
IV vermelde producerende lidstaten dienen bij de Commissie een ontwerp van
een vijfjarig steunprogramma in met daarin ten minste één van de in artikel 40
bedoelde subsidiabele maatregelen. 2. De steunprogramma’s worden drie
maanden nadat zij bij de Commissie zijn ingediend, van toepassing. Indien de Commissie middels een
uitvoeringshandeling echter constateert dat een ingediend steunprogramma niet
aan de in deze sectie vastgestelde voorschriften voldoet, stelt zij de betrokken
lidstaat daarvan in kennis. De betrokken lidstaat dient in
dat geval een herzien steunprogramma in bij de Commissie. Het herziene
steunprogramma wordt twee maanden nadat het is ingediend, van toepassing,
tenzij het nog steeds onverenigbaar is met de voorschriften, in welk geval het
bepaalde in deze alinea geldt. 3. Lid 2 is van overeenkomstige
toepassing op door de lidstaten ingediende wijzigingen in de steunprogramma's. Artikel 40
Subsidiabele maatregelen Steunprogramma’s omvatten ten minste één van de
volgende maatregelen: a) steun uit
hoofde van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig artikel 42; b) afzetbevordering
overeenkomstig artikel 43; c) herstructurering
en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig artikel 44; d) groen oogsten
overeenkomstig artikel 45; e) onderlinge
fondsen overeenkomstig artikel 46; f) oogstverzekeringen
overeenkomstig artikel 47; g) investeringen
overeenkomstig artikel 48; h) distillatie van
bijproducten overeenkomstig artikel 49. Artikel 41
Algemene voorschriften voor steunprogramma’s 1. De beschikbare financiële EU‑middelen
worden toegewezen binnen de in bijlage IV aangegeven begrotingsmaxima. 2. Er wordt slechts EU-steun
verleend voor subsidiabele uitgaven die worden gedaan na de indiening van het
betrokken steunprogramma. 3. De lidstaten dragen niet bij
in de kosten van maatregelen die in het kader van de steunprogramma's door de
Unie worden gefinancierd. Subsectie 2
Specifieke steunmaatregelen Artikel 42
Bedrijfstoeslagregeling en steun voor wijnbouwers De steunprogramma's mogen slechts betrekking
hebben op steun aan wijnbouwers in de vorm van toeslagrechten waarover de
lidstaten uiterlijk op 1 december 2012 op grond van artikel 137 van Verordening
(EU) nr. [COM(2010) 799] en overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde
voorwaarden hebben beslist. Artikel 43
Afzetbevordering in derde landen 1. De in dit artikel bedoelde
steun is bestemd voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen die in
derde landen ten voordele van EU-wijn worden getroffen en de concurrentiepositie
van EU-wijn in deze landen verbeteren. 2. De in lid 1 bedoelde
maatregelen hebben betrekking op wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of
een beschermde geografische aanduiding en op wijn met een aanduiding van het
wijndruivenras. 3. De in lid 1 bedoelde
maatregelen mogen slechts betrekking hebben op: a) maatregelen op het
gebied van public relations, afzetbevordering of reclame die met name aandacht
vragen voor de voordelen van de EU-producten, met name op het gebied van
kwaliteit, voedselveiligheid of milieuvriendelijkheid; b) deelname aan
evenementen, beurzen of tentoonstellingen van internationaal belang; c) voorlichtingscampagnes,
met name betreffende de EU-regelingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische
aanduidingen en de biologische productie; d) studies naar nieuwe
markten die noodzakelijk zijn voor de verruiming van de afzetmogelijkheden; e) studies om de
resultaten van de voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen te evalueren. 4. De EU-bijdrage voor in lid 1
bedoelde afzetbevorderingsactiviteiten bedraagt ten hoogste 50 % van de
subsidiabele uitgaven. Artikel 44
Herstructurering en omschakeling van wijngaarden 1. Maatregelen op het gebied van
herstructurering en omschakeling van wijngaarden hebben tot doel het
concurrentievermogen van de wijnproducenten te verbeteren. 2. Steun voor herstructurering
en omschakeling van wijngaarden wordt slechts verleend indien de lidstaten de
inventaris van hun productiepotentieel overeenkomstig artikel 102, lid 3,
indienen. 3. Steun voor herstructurering
en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend verleend voor één of meer van
de volgende activiteiten: a) omschakeling op
andere rassen, onder meer door overenting; b) aanleg van
wijngaarden op andere plaatsen; c) verbetering van
wijnbouwtechnieken. Voor de gewone vernieuwing van wijngaarden die het
einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt, wordt geen steun
verleend. 4. Steun voor herstructurering
en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend in de volgende vorm verleend: a) een vergoeding van
de producenten voor het verlies aan inkomsten als gevolg van de uitvoering van
de maatregel; b) een bijdrage in de
herstructurerings- en omschakelingskosten. 5. De in lid 4, onder a),
bedoelde vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten mag tot
100 % van het betrokken verlies dekken en dient in één van de volgende vormen
te worden verleend: a) toestemming om,
ongeacht deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie V, subsectie II, van
Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] betreffende de overgangsregeling voor
aanplantrechten, uiterlijk tot het einde van de maximaal drie jaar durende
overgangsregeling voor aanplantrechten oude en nieuwe wijnstokken naast elkaar
te laten bestaan; b) financiële
compensatie. 6. De bijdrage van de Unie in de
daadwerkelijke kosten van de herstructurering en omschakeling van wijngaarden
bedraagt maximaal 50 % van die kosten. In minder ontwikkelde gebieden mag de
bijdrage van de Unie in de herstructurerings- en omschakelingskosten maximaal
75 % bedragen. Artikel 45
Groen oogsten 1. Voor de toepassing van dit
artikel wordt onder "groen oogsten" verstaan de volledige
vernietiging of verwijdering van onrijpe druiventrossen, waardoor de opbrengst
van de betrokken oppervlakte tot nul wordt herleid. 2. Steun voor groen oogsten
dient met het oog op het voorkómen van marktcrises bij te dragen tot het
herstel van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt van de Unie. 3. Steun voor groen oogsten mag
worden verleend als een vergoeding in de vorm van een door de betrokken
lidstaat vast te stellen forfaitaire betaling per hectare. De betaling mag niet meer bedragen dan 50 % van de
totale rechtstreekse kosten waarmee de vernietiging of de verwijdering van de
druiventrossen gepaard gaat, en van het inkomstenverlies ten gevolge van die
vernietiging of verwijdering. 4. De betrokken lidstaten
stellen op basis van objectieve criteria een systeem vast om te voorkomen dat
individuele wijnproducenten dankzij de maatregel inzake groen oogsten een
vergoeding krijgen die het in lid 3, tweede alinea, vastgestelde
maximumpercentage overschrijdt. Artikel 46
Onderlinge fondsen 1. Ten behoeve van producenten
die zich tegen marktschommelingen wensen te verzekeren, wordt steun voor het
opzetten van onderlinge fondsen verleend. 2. Steun voor het opzetten van
onderlinge fondsen mag worden verleend in de vorm van tijdelijke en degressieve
steun ter dekking van de aan deze fondsen verbonden administratieve kosten. Artikel 47
Oogstverzekering 1. Steun voor oogstverzekeringen
moet bijdragen tot het garanderen van de inkomsten van producenten die te
lijden hebben van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, ziekten of
plagen. 2. Steun voor oogstverzekeringen
kan worden verleend in de vorm van een financiële EU‑bijdrage ten belope van
maximaal: a) 80 % van de
verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen
verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die kunnen worden
gelijkgesteld met natuurrampen; b) 50 % van de
verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen: i) de onder a)
bedoelde verliezen en andere door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte
verliezen, ii) verliezen die zijn
veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen. 3. Steun voor oogstverzekeringen
mag worden verleend indien de verzekeringsuitkeringen, inclusief vergoedingen
die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het
verzekerde risico, niet meer dan 100 % van het door de producent geleden
inkomstenverlies dekken. 4. Steun voor oogstverzekeringen
mag de mededinging op de verzekeringsmarkt niet verstoren. Artikel 48
Investeringen 1. Er mag steun worden verleend
voor materiële of immateriële investeringen in verwerkingsinstallaties, de
infrastructuur van wijnhuizen en de afzet van wijn die de totale prestatie van
de onderneming verbeteren en betrekking hebben op één of meer van de volgende
activiteiten: a) de productie of de
afzet van wijnbouwproducten zoals bedoeld in bijlage VI, deel II; b) de ontwikkeling van
nieuwe producten, procedés en technologieën met betrekking tot de producten
zoals bedoeld in bijlage VI, deel II. 2. De in lid 1 bedoelde steun
wordt, wat het maximum betreft, beperkt tot micro-, kleine en middelgrote
ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei
2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[25].
In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea
mag het maximum worden toegepast voor alle ondernemingen in de in artikel 349
van het Verdrag vermelde ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden van
de Egeïsche Zee in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr.
1405/2006[26]. Voor ondernemingen die niet onder artikel 2, lid 1, van titel I van de
bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG vallen en minder dan 750 werknemers of een
omzet van minder dan 200 miljoen euro hebben, wordt de maximale
steunintensiteit gehalveerd. De steun wordt niet verleend aan ondernemingen in
moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en
herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden[27]. 3. De kosten zoals bedoeld in
artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 615] worden
niet als subsidiabele uitgaven beschouwd. 4. Met betrekking tot de
subsidiabele investeringskosten zijn wat de steun betreft de volgende
maximumpercentages van toepassing voor de EU-bijdrage: a) 50 % in minder
ontwikkelde gebieden; b) 40 % in andere dan
minder ontwikkelde gebieden; c) 75 % in de
ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 349 van het Verdrag; d) 65 % op de kleinere
eilanden van de Egeïsche Zee zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van
Verordening (EG) nr. 1405/2006. 5. Artikel 61 van Verordening
(EU) nr. [COM(2011) 615] is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1
van dit artikel bedoelde steun. Artikel 49
Distillatie van bijproducten 1. Er mag steun worden verleend
voor de vrijwillige of verplichte distillatie van bijproducten van de
wijnbereiding die is uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage VII, deel II,
punt D, vastgestelde voorwaarden. Het steunbedrag wordt vastgesteld per % vol en per
hectoliter geproduceerde alcohol. Er wordt geen steun
betaald voor het alcoholvolume in de te distilleren bijproducten dat hoger ligt
dan 10 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn. 2. De maximaal toe te passen
steunbedragen zijn gebaseerd op de kosten voor het inzamelen en verwerken en
worden door de Commissie vastgesteld middels uitvoeringshandelingen op grond
van artikel 51. 3. De alcohol verkregen uit de
in lid 1 bedoelde distillatie waarvoor steun wordt verleend, wordt
uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden teneinde
concurrentieverstoring te voorkomen. Subsectie 3
Procedurele bepalingen Artikel 50
Gedelegeerde bevoegdheden Rekening houdend met de noodzaak ervoor te
zorgen dat de doelstellingen van de steunprogramma's worden bereikt en dat de
Europese financiële middelen gericht worden gebruikt, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
voor het vaststellen van voorschriften inzake: a) de
verantwoordelijkheid voor de uitgaven die worden gedaan tussen de datum van
ontvangst van de steunprogramma's en van wijziging ervan enerzijds en de datum
van toepassing van de steunprogramma's en de wijzigingen daarvan anderzijds; b) de criteria
voor de subsidiabiliteit van de steunmaatregelen, de soort van uitgaven en voor
steun in aanmerking komende acties, de niet voor steun in aanmerking komende
maatregelen en het maximale steunniveau per maatregel; c) de wijziging
van reeds in werking getreden steunprogramma's; d) vereisten en
drempels voor voorschotten, inclusief de verplichting tot het stellen van een
zekerheid wanneer een voorschot wordt betaald; e) algemene
bepalingen en definities voor de toepassing van deze sectie; f) het voorkómen
van misbruik van de steunmaatregelen en het voorkómen van dubbele financiering
van projecten; g) het aan de
markt onttrekken van bijproducten van de wijnbereiding door producenten, de
uitzonderingen op deze verplichting teneinde extra administratieve belasting te
voorkomen, en bepalingen voor de vrijwillige certificering van distilleerders; h) de vereisten
die de lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen in
acht moeten nemen, alsmede de beperkingen om de coherentie met de werkingssfeer
van de steunmaatregelen te verzekeren; j) betalingen aan
begunstigden en betalingen via verzekeringstussenpersonen in het geval van de
verlening van steun voor oogstverzekeringen zoals bedoeld in artikel 47. Artikel 51
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake: a) de indiening
van de steunprogramma's, de overeenkomstige financiële planning en de
herziening van de steunprogramma's; b) de aanvraag- en
selectieprocedures; c) de evaluatie
van acties waarvoor steun is verleend; d) de berekening
en de betaling van steun voor groen oogsten en de distillatie van bijproducten; e) voorschriften
inzake het financieel beheer van de steunmaatregelen door de lidstaten; f) voorschriften inzake de coherentie van de maatregelen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 5
Steun in de bijenteeltsector Artikel 52
Nationale programma's en financiering 1. De lidstaten kunnen een
nationaal programma voor de bijenteeltsector opstellen dat een periode van drie
jaar bestrijkt. 2. De EU-bijdrage voor de bijenteeltprogramma's bedraagt ten
hoogste 50 % van de door de lidstaten ten laste genomen uitgaven. 3. Om voor de in lid 2 bedoelde EU‑bijdrage in aanmerking te
komen, moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de
bijenteeltsector op hun grondgebied, waarin zowel de productiestructuur en de
afzetstructuur worden onderzocht. Artikel 53
Gedelegeerde bevoegdheden Rekening houdend met de noodzaak het gerichte
gebruik van de financiële EU‑middelen voor de bijenteelt te verzekeren, wordt
de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde
handelingen aan te nemen met betrekking tot: a) de maatregelen
die in de bijenteeltprogramma's mogen worden opgenomen, b) de
voorschriften voor het opstellen en het inhoudelijk invullen van de nationale
programma's en de in artikel 52, lid 3, bedoelde studies; en c) de voorwaarden
voor de toewijzing van de financiële EU-bijdrage aan elke deelnemende lidstaat
op basis van, onder meer, het totale aantal bijenkasten in de Unie. Artikel 54
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen: a) voorschriften
vaststellen om te waarborgen dat voor in het kader van de bijenteeltprogramma's
gefinancierde maatregelen tegelijkertijd geen betalingen op grond van een
andere EU-regeling worden gedaan, alsmede met betrekking tot de herverdeling
van onbenutte financiële middelen; b) de door de
lidstaten ingediende bijenteeltprogramma's goedkeuren, ook wat de toewijzing
van de financiële EU-bijdrage betreft. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. TITEL II
VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES HOOFDSTUK I
Afzetvoorschriften Sectie 1
Handelsnormen Subsectie 1
Inleidende bepalingen Artikel 55
Werkingssfeer Onverminderd eventuele andere bepalingen die
op landbouwproducten van toepassing zijn, en de bepalingen die in de
veterinaire sector, de fytosanitaire sector en de levensmiddelensector zijn
vastgesteld om te garanderen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen
voldoen en om de gezondheid van dieren, planten en mensen te beschermen, worden
in deze sectie voorschriften betreffende de algemene handelsnorm en de sector-
of productspecifieke handelsnormen voor landbouwproducten vastgesteld. Subsectie 2
Algemene handelsnorm Artikel 56
Conformiteit met de algemene handelsnorm 1. Voor de toepassing van deze
verordening voldoet een product aan de “algemene handelsnorm” als het van
deugdelijke handelskwaliteit is. 2. Als geen handelsnormen als
bedoeld in subsectie 3 en in de Richtlijnen 2000/36/EG[28],
2001/112/EG[29], 2001/113/EG[30],
2001/114/EG[31], 2001/110/EG[32]
en 2001/111/EG[33] van de Raad zijn
vastgesteld, mogen landbouwproducten die klaar zijn voor verkoop of levering
aan de eindconsument in de detailhandel als bedoeld in artikel 3, punt 7, van
Verordening (EG) nr. 178/2002, slechts worden afgezet als zij conform de
algemene handelsnorm zijn. 3. Een product dat bestemd is om
te worden afgezet, wordt als conform de algemene handelsnorm beschouwd als het
in overeenstemming is met een toepasselijke norm die door een van de in bijlage
V vermelde internationale organisaties is goedgekeurd. Artikel 57
Gedelegeerde bevoegdheden Rekening houdend met de noodzaak te reageren
op wijzigingen in de marktsituatie en rekening houdend met de specifieke
kenmerken van elke sector, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde de voorschriften
betreffende de algemene handelsnorm als bedoeld in artikel 56, lid 1, en betreffende
de conformiteit als bedoeld in artikel 56, lid 3, vast te stellen, te wijzigen
of daarvan af te wijken. Subsectie 3
Sector- of productspecifieke handelsnormen Artikel 58
Algemeen beginsel De producten waarvoor sector- of
productspecifieke handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts in de Unie
worden afgezet als zij aan die normen voldoen. Artikel 59
Vaststelling en inhoud 1. Om rekening te houden met de
verwachtingen van de consument en met de noodzaak de economische productie- en
afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en de kwaliteit van die producten te
verbeteren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen betreffende in artikel 55 bedoelde handelsnormen voor
alle handelsstadia vast te stellen, alsmede afwijkingen en vrijstellingen van
de toepassing van die normen met als doel op de voortdurend veranderende
marktomstandigheden en de evoluerende vraag van de consument in te spelen,
rekening te houden met de ontwikkelingen in de betrokken internationale normen
en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen. 2. De in lid 1 bedoelde
handelsnormen kunnen betrekking hebben op: a) andere definities,
aanduidingen en/of verkoopbenamingen dan die welke in deze verordening zijn
opgenomen, en de lijsten van geslachte dieren en delen daarvan waarop bijlage
VI van toepassing is; b) de
indelingscriteria, zoals indeling in klassen, naar gewicht, naar grootte, naar
leeftijd en in categorieën; c) het plantenras, het
dierenras of het handelstype; d) de aanbiedingsvorm,
de verkoopbenamingen, de met de verplichte handelsnormen verband houdende
etikettering, de verpakking, de regels voor verpakkingscentra, het merken, de
onmiddellijke verpakking, het oogstjaar en het gebruik van specifieke aanduidingen; e) criteria zoals
uiterlijk, consistentie, bevleesdheid en productkenmerken; f) de specifieke
stoffen die bij de productie worden gebruikt of de componenten of bestanddelen,
met inbegrip van hun gewichtsaandeel, zuiverheid en identificatie; g) het houderijsysteem
en de productiemethode, met inbegrip van de oenologische procedés en de
desbetreffende administratieve voorschriften, en het bewerkingscircuit; h) de versnijding van
most en wijn, met inbegrip van definities daarvan, het mengen en de daarvoor
geldende beperkingen; i) de bewaarmethode en
‑temperatuur; j) de plaats van de
landbouwproductie en/of de plaats van oorsprong; k) de frequentie van
inzameling, levering, bewaring en behandeling; l) de identificatie of
registratie van de producent en/of de industriële installaties waar het product
is bereid of verwerkt; m) het watergehalte (in
procenten); n) beperkingen wat
betreft het gebruik van bepaalde stoffen en/of bepaalde procedés; o) specifiek gebruik; p) handelsdocumenten,
begeleidende documenten en bij te houden registers; q) opslag en vervoer; r) de
certificeringsprocedure; s) de voorwaarden
inzake het wegwerken, in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van
producten die niet in overeenstemming zijn met de op grond van lid 1 vastgestelde
handelsnormen en/of de in artikel 60 bedoelde definities, aanduidingen en
verkoopbenamingen, en inzake het wegwerken van bijproducten; t) termijnen. 3. De op grond van lid 1
vastgestelde sector- of productspecifieke handelsnormen worden vastgesteld onverminderd
titel IV van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 733], en rekening houdend
met: a) de specifieke
kenmerken van het betrokken product; b) de noodzaak om de
voorwaarden voor een vlotte afzet van de producten op de markt te creëren; c) het belang dat de
consumenten hebben bij het ontvangen van adequate en transparante
productinformatie, waaronder die over de plaats van de landbouwproductie die
geval per geval op het geschikte geografische niveau moet worden vastgesteld; d) de methoden die
worden toegepast om de fysieke, chemische en organoleptische kenmerken van de
producten te bepalen; e) de
standaardaanbevelingen van de internationale instanties. Artikel 60
Definities, aanduidingen en verkoopbenamingen voor bepaalde sectoren en
producten 1. De in bijlage VI opgenomen
definities, aanduidingen en verkoopbenamingen gelden voor de volgende sectoren
en producten: a) olijfolie en
tafelolijven; b) wijn; c) rundvlees; d) melk en
zuivelproducten voor menselijke consumptie; e) pluimveevlees; f) smeerbare vetproducten
voor menselijke consumptie. 2. Een in bijlage VI opgenomen
definitie, aanduiding of verkoopbenaming mag in de Unie uitsluitend worden
gebruikt voor het afzetten van een product dat voldoet aan de overeenkomstige
in die bijlage vastgestelde voorschriften. 3. Rekening houdend met de
noodzaak op de evoluerende vraag van de consument en op de technische
vooruitgang in te spelen en te voorkomen dat er hindernissen voor
productinnovatie worden opgeworpen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot
wijzigingen van en afwijkingen of vrijstellingen van in bijlage VI opgenomen
definities en verkoopbenamingen. Artikel 61
Tolerantie Om rekening te houden met de specifieke
kenmerken van elke sector wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de
tolerantie bij overschrijding waarvan de hele partij producten als niet conform
de betrokken norm wordt beschouwd. Artikel 62
Oenologische procedés 1. Voor de productie en de
bewaring van de in bijlage VI, deel II, opgenomen wijnbouwproducten in de Unie
mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de oenologische procedés die op
grond van bijlage VII zijn toegestaan of die zijn bedoeld in artikel 59, lid 2,
onder g), en in artikel 65, leden 2 en 3. De eerste alinea is niet van toepassing op: a) druivensap en
geconcentreerd druivensap; b) voor de bereiding
van druivensap bestemde druivenmost en geconcentreerde druivenmost. De toegestane oenologische procedés mogen slechts
worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede
ontwikkeling van het product te waarborgen. De in bijlage VI, deel II, opgenomen
wijnbouwproducten worden in de Unie geproduceerd met inachtneming van de in
bijlage VII vastgestelde voorschriften. De in bijlage VI, deel II, opgenomen producten
mogen in de volgende gevallen niet in de Unie worden afgezet: a) wanneer zij met niet door de Unie toegestane
oenologische procedés zijn geproduceerd, of b) wanneer zij met niet-toegestane nationale
oenologische procedés zijn geproduceerd, of c) wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de
in bijlage VII vastgestelde voorschriften. 2. Als de Commissie oenologische
procedés voor wijn toestaat als bedoeld in artikel 59, lid 2, onder g): a) gaat zij uit van de
door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en
analysemethoden en van de resultaten die zijn geboekt met het experimentele
gebruik van vooralsnog niet-toegestane oenologische procedés; b) houdt zij rekening
met overwegingen op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid; c) houdt zij rekening
met het risico dat de consument door zijn vaste verwachtings- en ideeënpatroon
wordt misleid en gaat zij na of dat risico aan de hand van beschikbare
voorlichting kan worden uitgesloten; d) maakt zij de
instandhouding van de natuurlijke en essentiële kenmerken van de wijn mogelijk
zonder dat daarbij de samenstelling van het betrokken product substantieel
wordt gewijzigd; e) ziet zij erop toe
dat een aanvaardbaar minimumniveau van milieuzorg wordt gehandhaafd; f) neemt zij de
algemene voorschriften inzake oenologische procedés en de in bijlage VII
vastgestelde voorschriften in acht. 3. Waar nodig stelt de Commissie
middels uitvoeringshandelingen in artikel 59, lid 3, onder d), bedoelde
methoden vast voor in bijlage VI, deel II, vermelde producten. Deze methoden
zijn gebaseerd op ter zake relevante methoden die worden aanbevolen en
gepubliceerd door de OIV, tenzij zij ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn
om de nagestreefde legitieme doelstelling te verwezenlijken Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. In afwachting van de vaststelling van die voorschriften
worden de methoden toegepast die door de betrokken lidstaat zijn toegestaan. Artikel 63
Wijndruivenrassen 1. De in de Unie geproduceerde
producten van bijlage VI, deel II, worden verkregen van wijndruivenrassen die
overeenkomstig lid 2 van dit artikel in een indeling mogen worden opgenomen. 2. Met inachtneming van lid 3
stellen de lidstaten in een indeling vast welke wijndruivenrassen op hun
grondgebied met het oog op de wijnbereiding mogen worden aangeplant,
heraangeplant of geënt. Uitsluitend wijndruivenrassen die voldoen aan de
volgende voorwaarden mogen in de indeling van de lidstaten worden opgenomen: a) het betrokken ras
behoort tot de soort Vitis vinifera of is verkregen uit een kruising van
deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis; b) het ras is niet een
van de volgende rassen: Noah, Othello, Isabelle, Jacquez, Clinton of Herbemont. Wanneer een wijndruivenras uit de in de eerste
alinea bedoelde indeling wordt geschrapt, moeten de wijnstokken van dit ras
binnen vijftien jaar na die schrapping worden gerooid. 3. Lidstaten met een
wijnproductie van niet meer dan 50 000 hectoliter per wijnoogstjaar,
berekend op basis van de gemiddelde productie gedurende de laatste vijf
wijnoogstjaren, worden vrijgesteld van de in lid 2, eerste alinea,
bedoelde verplichting tot indeling. Ook in de in de eerste alinea bedoelde lidstaten
mogen met het oog op de wijnbereiding evenwel uitsluitend wijndruivenrassen
worden aangeplant, heraangeplant of geënt die voldoen aan het bepaalde in lid
2, tweede alinea. 4. In afwijking van lid 2,
eerste en derde alinea, en lid 3, tweede alinea, staan de lidstaten in het
kader van wetenschappelijk onderzoek en experimenten het aanplanten,
heraanplanten of enten van de volgende wijndruivenrassen toe: a) wijndruivenrassen
die niet zijn ingedeeld voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten; b) wijndruivenrassen
die niet voldoen aan het bepaalde in lid 2, tweede alinea, voor zover het
gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten. 5. Oppervlakten die met het oog
op de wijnbereiding met wijndruivenrassen zijn beplant in strijd met de leden
2, 3 en 4, worden gerooid. De verplichting tot rooien van dergelijke
oppervlakten vervalt evenwel wanneer de betrokken productie uitsluitend bestemd
is om door de wijnbouwer en zijn gezin te worden geconsumeerd. Artikel 64
Specifiek gebruik van wijn die niet overeenstemt met de in bijlage VI, deel
II, opgenomen categorieën Met uitzondering van wijn in flessen die
aantoonbaar vóór 1 september 1971 is gebotteld, mag wijn die is verkregen van
wijndruivenrassen die zijn opgenomen in overeenkomstig artikel 63, lid 2,
eerste alinea, opgestelde indelingen, maar niet overeenstemt met één van de in
bijlage VI, deel II, opgenomen categorieën, slechts worden gebruikt voor
consumptie door de individuele wijnbouwer en zijn gezin, voor de vervaardiging
van wijnazijn of voor distillatie. Artikel 65
Nationale voorschriften voor bepaalde producten en sectoren 1. Onverminderd artikel 59, lid
1, kunnen de lidstaten nationale voorschriften inzake andere kwaliteitsniveaus
van smeerbare vetproducten vaststellen of handhaven. Deze voorschriften moeten
de mogelijkheid bieden om deze kwaliteitsniveaus te beoordelen aan de hand van
criteria inzake met name de verwerkte grondstoffen, de organoleptische
kenmerken van de producten en de fysische en microbiologische stabiliteit van
de producten. De lidstaten die gebruik maken van de in de eerste
alinea geboden mogelijkheid, zorgen ervoor dat met betrekking tot de in andere
lidstaten vervaardigde producten die aan de in deze nationale voorschriften
vastgestelde criteria voldoen, onder niet-discriminerende voorwaarden gebruik
mag worden gemaakt van vermeldingen die aangeven dat aan deze criteria wordt
voldaan. 2. De lidstaten mogen het
gebruik van bepaalde krachtens de EU‑wetgeving toegestane oenologische procedés
voor op hun grondgebied geproduceerde wijn beperken of verbieden en voorzien in
strengere voorschriften met het oog op de bevordering van het behoud van de
wezenlijke kenmerken van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een
beschermde geografische aanduiding, mousserende wijn en likeurwijn. 3. De lidstaten mogen
toestemming verlenen voor het experimentele gebruik van niet-toegestane
oenologische procedés onder voorwaarden die de Commissie nader omschrijft middels
overeenkomstig lid 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen. 4. Gezien de noodzaak een
correcte en transparante toepassing te garanderen, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met
betrekking tot de voorwaarden voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van het
onderhavige artikel en de voorwaarden voor het in bezit hebben, in het verkeer
brengen en gebruiken van de producten die zijn verkregen via in lid 3 van het
onderhavige artikel bedoelde experimentele procedés. Subsectie 4
Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer Artikel 66
Algemene bepalingen Om rekening te houden met de specifieke
kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen en met de
bijzondere aard van sommige landbouwproducten, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met
betrekking tot het vaststellen van de voorwaarden waaronder van ingevoerde
producten kan worden aangenomen dat zij een equivalent niveau van inachtneming
van de EU‑handelsnormen bieden, alsmede van de voorwaarden voor het toestaan
van afwijkingen van artikel 58, en met betrekking tot het vaststellen van de
voorschriften voor de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde
producten. Artikel 67
Bijzondere bepalingen voor de invoer van wijn 1. Tenzij anders is bepaald in
overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, zijn de
bepalingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en etikettering
van wijn zoals vastgesteld in sectie 2 van dit hoofdstuk en in de in artikel 60
van de onderhavige verordening bedoelde definities, aanduidingen en
verkoopbenamingen van toepassing op in de Unie ingevoerde producten van de GN‑codes
2009 61, 2009 69 en 2204. 2. Tenzij anders is bepaald in
overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, worden de
in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde producten geproduceerd
overeenkomstig oenologische procedés die zijn aanbevolen en gepubliceerd door
de OIV of die door de Unie zijn toegestaan op grond van deze verordening. 3. Voor de invoer van de in lid
1 bedoelde producten worden de volgende documenten overgelegd: a) een bewijs van
naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen, dat in het land van
oorsprong van het product is opgesteld door een bevoegde instantie die is
opgenomen in een door de Commissie te publiceren lijst; b) met betrekking tot
voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde producten, een analyseverslag
dat is opgesteld door een door het land van oorsprong van het product
aangewezen instantie of dienst. Subsectie 5
Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 68
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen
de in het kader van deze sectie vereiste maatregelen vaststellen met het oog
op: a) de toepassing
van de algemene handelsnorm; b) de toepassing
van de in bijlage VI opgenomen definities en verkoopbenamingen; c) het opstellen
van de lijst van de melk‑ en zuivelproducten zoals bedoeld in bijlage VI, deel
III, punt 5, tweede alinea, en de smeerbare vetten zoals bedoeld in bijlage VI,
deel VI, zesde alinea, onder a), op basis van de door de lidstaten aan de
Commissie toe te sturen indicatieve lijsten van producten die volgens de
lidstaten op hun grondgebied overeenstemmen met deze bepalingen; d) de toepassing
van de sector- en productspecifieke handelsnormen, waaronder de
uitvoeringsbepalingen voor het nemen van monsters en de analysemethoden voor
het bepalen van de samenstelling van de producten; e) het bepalen of
de producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane
oenologische procedés; f) het bepalen
van het tolerantieniveau; g) de
tenuitvoerlegging van artikel 66. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 2
Oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in
de wijnsector Subsectie 1
Inleidende bepalingen Artikel 69
Werkingssfeer 1. De in deze sectie
vastgestelde voorschriften inzake oorsprongsbenamingen, geografische
aanduidingen en traditionele aanduidingen zijn van toepassing op de producten
zoals bedoeld in bijlage VI, deel II, punten 1, 3 tot en met 6, 8, 9, 11, 15 en
16. 2. De in lid 1 bedoelde
voorschriften zijn gebaseerd op: a) het beschermen van
de wettige belangen van consumenten en producenten; b) het waarborgen van
de soepele werking van de interne markt voor de betrokken producten; en c) het bevorderen van
de productie van kwaliteitsproducten, terwijl ruimte wordt gelaten voor
nationale maatregelen op het gebied van kwaliteitsbeleid. Subsectie 2
Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen Artikel 70
Definities 1. Voor de toepassing van deze
sectie wordt verstaan onder: a) "oorsprongsbenaming":
de naam van een regio, een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke en naar
behoren gemotiveerde gevallen, een land, die wordt gebruikt voor de
beschrijving van een product zoals bedoeld in artikel 69, lid 1, dat aan de
volgende vereisten voldoet: i) de kwaliteit en de
kenmerken van het product zijn hoofdzakelijk of uitsluitend toe te schrijven
aan de specifieke geografische omgeving met haar eigen door natuur en mens
bepaalde factoren; ii) alle druiven
waarmee het product is bereid, zijn afkomstig uit dit geografische gebied; iii) de productie vindt
plaats in dit geografische gebied; en iv) het product is
verkregen van wijndruivenrassen die behoren tot de soort Vitis vinifera; b) "geografische
aanduiding": een aanduiding die verwijst naar een regio, een bepaalde
plaats of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, een land,
en die wordt gebruikt voor de beschrijving van een product zoals bedoeld in
artikel 69, lid 1, dat aan de volgende vereisten voldoet: i) het product heeft
een specifieke kwaliteit, reputatie of andere kenmerken die aan deze
geografische oorsprong toe te schrijven zijn; ii) ten minste 85 %
van de voor de bereiding van het product gebruikte druiven zijn afkomstig uit
dit geografische gebied; iii) de productie vindt
plaats in dit geografische gebied; en iv) het product is
verkregen van wijndruivenrassen die tot de soort Vitis vinifera behoren
of die het resultaat zijn van een kruising van deze soort met andere soorten
van het geslacht Vitis. 2. Bepaalde traditioneel
gebruikte namen zijn een oorsprongsbenaming wanneer zij: a) een wijn aanduiden; b) naar een
geografische naam verwijzen; c) voldoen aan de in
lid 1, onder a), i) tot en met iv), vastgestelde voorwaarden; en d) worden beschermd
volgens de in deze subsectie vastgestelde procedure voor de bescherming van
oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. 3. Oorsprongsbenamingen en
geografische aanduidingen, waaronder die welke betrekking hebben op
geografische gebieden in derde landen, komen in aanmerking voor bescherming in
de Unie overeenkomstig de in deze subsectie vastgestelde voorschriften. Artikel 71
Beschermingsaanvraag 1. Een aanvraag om een naam te
beschermen als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding dient een
technisch dossier met de volgende gegevens te bevatten: a) de naam die moet
worden beschermd; b) de naam en het adres
van de aanvrager; c) het in lid 2
bedoelde productdossier; en d) het enig document
waarin het in lid 2 bedoelde productdossier wordt samengevat. 2. De betrokken partijen kunnen
aan de hand van het productdossier nagaan onder welke omstandigheden de
producten met de betrokken oorsprongsbenaming of geografische aanduiding worden
geproduceerd. 3. Een beschermingsaanvraag met
betrekking tot een geografisch gebied in een derde land bevat naast de in de
leden 1 en 2 vermelde elementen het bewijs dat de betrokken naam in het land
van oorsprong van het betrokken product beschermd is. Artikel 72
Aanvragers 1. De bescherming van een
oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding wordt aangevraagd door een
belanghebbende producentengroepering of, in uitzonderlijke en naar behoren
gemotiveerde gevallen, door een individuele producent. Andere betrokken
partijen mogen zich bij de aanvraag aansluiten. 2. Producenten mogen slechts
bescherming aanvragen voor door hen geproduceerde wijn. 3. Voor namen die een
grensoverschrijdend geografisch gebied aanduiden of voor traditionele namen die
verbonden zijn met een dergelijk gebied, mag een gemeenschappelijke aanvraag
worden ingediend. Artikel 73
Inleidende nationale procedure 1. Een aanvraag tot bescherming
van een in artikel 71 bedoelde oorsprongsbenaming of geografische
aanduiding voor wijn van oorsprong uit de Unie wordt behandeld in het kader van
een inleidende nationale procedure. 2. Een oorsprongsbenaming of
geografische aanduiding die volgens de lidstaat niet aan de vereisten voldoet
of onverenigbaar is met de EU-wetgeving, wordt door die lidstaat afgewezen. 3. Indien volgens de lidstaat
aan de vereisten is voldaan, publiceert die lidstaat het productdossier volgens
een daartoe adequate nationale procedure op zijn minst op het internet. Artikel 74
Onderzoek door de Commissie 1. De Commissie maakt de termijn
bekend voor de indiening van een aanvraag tot bescherming van een
oorsprongsbenaming of geografische aanduiding. 2. De Commissie onderzoekt of de
in artikel 71 bedoelde beschermingsaanvraag voldoet aan de in deze subsectie
vastgestelde voorwaarden. 3. Indien volgens de Commissie
is voldaan aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden, besluit zij
middels uitvoeringshandelingen het in artikel 71, lid 1, onder d), bedoelde
enig document en de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier die
tijdens de inleidende nationale procedure heeft plaatsgevonden, te publiceren
in het Publicatieblad van de Europese Unie. 4. Wanneer de in deze subsectie
vastgestelde voorwaarden volgens de Commissie niet in acht zijn genomen,
besluit zij middels een uitvoeringshandeling de aanvraag af te wijzen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 75
Bezwaarprocedure Lidstaten, derde landen of natuurlijke of
rechtspersonen met een legitiem belang die woonachtig of gevestigd zijn in een
andere lidstaat dan die waar de bescherming is aangevraagd, of in een derde
land, kunnen gedurende uiterlijk twee maanden na de bekendmaking van het in
artikel 71, lid 1, onder d), bedoelde enig document bezwaar tegen de
voorgestelde bescherming aantekenen door bij de Commissie een met redenen
omklede verklaring in te dienen met betrekking tot de in deze subsectie
bepaalde voorwaarden om voor bescherming in aanmerking te komen. In een derde land woonachtige of gevestigde
natuurlijke of rechtspersonen dienen hun bezwaarschrift binnen de in de eerste
alinea vastgestelde termijn van twee maanden rechtstreeks of via de
autoriteiten van het betrokken derde land bij de Commissie in. Artikel 76
Beschermingsbesluit Op basis van de informatie waarover de Commissie
na afloop van de in artikel 75 bedoelde bezwaarprocedure beschikt, besluit zij
middels uitvoeringshandelingen bescherming te verlenen aan de
oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die aan de in deze subsectie
vastgestelde voorwaarden voldoet en verenigbaar is met de EU-wetgeving, dan wel
de aanvraag af te wijzen indien niet aan deze voorwaarden is voldaan. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 77
Homoniemen 1. Bij de registratie van een
naam waarvoor een aanvraag is ingediend en die volledig of gedeeltelijk
homoniem is met een naam die overeenkomstig deze verordening is geregistreerd,
wordt naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken
en elk risico van verwarring. Een homonieme naam die bij de consument ten
onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van een ander
grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de naam juist wat het
grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van deze producten betreft. Het gebruik van een geregistreerde homonieme naam
is slechts toegestaan indien de praktische omstandigheden garanderen dat de in
tweede instantie geregistreerde homonieme naam zich duidelijk onderscheidt van
de reeds geregistreerde naam, voor zover de betrokken producenten een billijke
behandeling krijgen en de consument niet wordt misleid. 2. Lid 1 is van
overeenkomstige toepassing wanneer een benaming waarvoor een aanvraag is
ingediend, volledig of gedeeltelijk homoniem is met een geografische aanduiding
die als dusdanig is beschermd krachtens de wetgeving van een lidstaat. 3. Namen van wijndruivenrassen
die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een beschermde oorsprongsbenaming of een
beschermde geografische aanduiding, worden niet gebruikt voor de etikettering
van landbouwproducten. De Commissie kan, rekening houdend met de bestaande
etiketteringsvoorschriften, middels overeenkomstig artikel 160 aangenomen
gedelegeerde handelingen een ander besluit vaststellen. 4. De bescherming van
oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor producten die onder
artikel 70 vallen, geldt onverminderd de beschermde geografische
aanduidingen die van toepassing zijn op gedistilleerde dranken in de zin van
artikel 2 van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en
de Raad[34]. Artikel 78
Redenen tot weigering van de bescherming 1. Een naam die een soortnaam is
geworden, wordt niet beschermd als oorsprongsbenaming of geografische
aanduiding. In de zin van deze sectie wordt onder een
"naam die een soortnaam is geworden" verstaan de naam van een wijn
die weliswaar verband houdt met de plaats of regio waar deze wijn
oorspronkelijk werd geproduceerd of afgezet, maar in de Unie de gangbare naam
van die wijn is geworden. Om vast te stellen of een naam een soortnaam is
geworden, wordt rekening gehouden met alle ter zake doende factoren, met name: a) de bestaande
situatie in de Unie, vooral in de consumptiegebieden; b) de ter zake
relevante nationale of EU-wetgeving. 2. Een naam wordt niet als
oorsprongsbenaming of geografische aanduiding beschermd indien de bescherming,
rekening houdend met de reputatie en bekendheid van een merk, de consument kan
misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van de wijn. Artikel 79
Verband met merken 1. Wanneer een
oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding overeenkomstig deze
verordening wordt beschermd, wordt een aanvraag tot registratie van een merk
dat wordt gebruikt zoals bedoeld in artikel 80, lid 2, en dat betrekking heeft
op een product van één van de in bijlage VI, deel II, vermelde categorieën,
afgewezen als die aanvraag is ingediend na de datum waarop de aanvraag tot
bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de
Commissie is ingediend, en wordt de oorsprongsbenaming of de geografische
aanduiding vervolgens beschermd. Merken die in strijd met de eerste alinea zijn
geregistreerd, worden nietig verklaard. 2. Onverminderd artikel 78, lid
2, geldt dat een merk dat wordt gebruikt zoals bedoeld in artikel 80, lid 2, en
dat vóór de datum van indiening van de aanvraag tot bescherming van de
oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie, op het
grondgebied van de Unie is gedeponeerd, is geregistreerd of, mits de betrokken
wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten heeft verworven door gebruik,
verder mag worden gebruikt en geldt tevens dat de duur van de registratie mag
worden verlengd niettegenstaande de bescherming van de oorsprongsbenaming of de
geografische aanduiding, op voorwaarde dat er geen redenen zijn om het merk
nietig of vervallen te verklaren op grond van Richtlijn 2008/95/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van
het merkenrecht der lidstaten[35] of op grond van Verordening
(EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk[36].
In dergelijke gevallen mag de oorsprongsbenaming
of de geografische aanduiding naast het betrokken merk worden gebruikt. Artikel 80
Bescherming 1. Beschermde oorsprongsbenamingen
en beschermde geografische aanduidingen mogen worden gebruikt door alle
marktdeelnemers die een overeenkomstig het betrokken productdossier
geproduceerde wijn afzetten. 2. Beschermde
oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede de wijnen
die deze beschermde namen overeenkomstig het productdossier dragen, worden
beschermd tegen: a) elk direct of
indirect gebruik door de handel van de beschermde naam: i) voor vergelijkbare
producten die niet in overeenstemming zijn met het bij de beschermde naam
horende productdossier; of ii) voor zover dat
gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming
of geografische aanduiding; b) elk misbruik, elke
nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het
product of de dienst is aangegeven of indien de beschermde naam is vertaald,
getranscribeerd of getranslitereerd of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals
"soort", "type", "methode", "op de wijze van",
"imitatie", "smaak", "zoals" en dergelijke; c) elke andere onjuiste
of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard
of de wezenlijke kenmerken van het product op de binnen- of buitenverpakking of
in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken wijnproduct,
alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot
misverstanden over de oorsprong van het product; d) andere praktijken
die de consument kunnen misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong van
het product. 3. Beschermde oorsprongsbenamingen
en beschermde geografische aanduidingen worden in de Unie geen soortnamen in de
zin van artikel 78, lid 1. Artikel 81
Register De Commissie stelt een openbaar toegankelijk
elektronisch register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde
geografische aanduidingen voor wijn op en houdt dat bij. Oorsprongbenamingen en
geografische aanduidingen die betrekking hebben op producten van derde landen
die in de Unie zijn beschermd krachtens een internationale overeenkomst waarbij
de Unie een overeenkomstsluitende partij is, mogen in het register worden
opgenomen. Tenzij deze in de genoemde overeenkomsten
specifiek worden aangeduid als beschermde oorsprongsbenaming in de zin van deze
verordening, worden zulke namen in het register opgenomen als beschermde
geografische aanduiding. Artikel 82
Wijzigingen van het productdossier Een aanvrager die voldoet aan de op grond van
artikel 86, lid 4, onder b), vastgestelde voorwaarden, mag om goedkeuring van
een wijziging van het productdossier inzake een beschermde oorsprongsbenaming
of een beschermde geografische aanduiding verzoeken, met name om rekening te
houden met wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, of om de afbakening
van het geografische gebied te herzien. In de aanvragen
worden de voorgestelde wijzigingen beschreven en gemotiveerd. Artikel 83
Annulering De Commissie kan, op eigen initiatief of naar
aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, een derde land
of een natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang, middels een
uitvoeringshandeling besluiten de bescherming van een oorsprongsbenaming of
geografische aanduiding te annuleren indien de naleving van het betrokken
productdossier niet langer kan worden gegarandeerd. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 84
Bestaande beschermde wijnnamen 1. Wijnnamen die beschermd zijn
op grond van de artikelen 51 en 54 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de
Raad[37] en artikel 28 van Verordening
(EG) nr. 753/2002 van de Commissie[38], worden automatisch
beschermd uit hoofde van deze verordening. De Commissie neemt deze namen op in
het in artikel 81 van deze verordening bedoelde register. 2. De Commissie neemt middels
uitvoeringshandelingen de nodige administratieve maatregelen om ervoor te
zorgen dat wijnnamen waarop artikel 191, lid 3, van Verordening (EU) nr.
[COM(2010) 799] van toepassing is, uit het in artikel 81 bedoelde register
worden geschrapt 3. Artikel 83 is niet van
toepassing op de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestaande
beschermde wijnnamen. Tot en met 31 december 2014 kan de Commissie op
eigen initiatief middels uitvoeringshandelingen besluiten de bescherming van in
lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestaande beschermde wijnnamen te
annuleren, indien deze namen niet voldoen aan de in artikel 70 vastgestelde
voorwaarden. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 85
Leges De lidstaten mogen leges heffen ter dekking van
door hen gemaakte kosten in verband met onder meer het onderzoek van
beschermingsaanvragen, bezwaarschriften, wijzigingsverzoeken en
annulatieaanvragen uit hoofde van deze subsectie. Artikel 86
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 5
van het onderhavige artikel. 2. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de productie in het afgebakende geografische gebied,
kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overgaan tot de vaststelling
van: a) de beginselen voor
de afbakening van het geografische gebied, en b) de definities,
beperkingen en afwijkingen met betrekking tot de productie in het afgebakende
geografische gebied. 3. Rekening houdend met de
noodzaak de kwaliteit en de traceerbaarheid van de producten te waarborgen, kan
de Commissie middels gedelegeerde handelingen vaststellen onder welke
voorwaarden het productdossier aanvullende vereisten mag bevatten. 4. Rekening houdend met de
noodzaak de legitieme rechten en belangen van de producenten of de
marktdeelnemers te vrijwaren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen
voorschriften vaststellen inzake: a) de in het
productdossier op te nemen gegevens; b) het type producent
dat de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding
kan aanvragen; c) de voorwaarden voor
het aanvragen van de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische
aanduiding, de inleidende nationale procedures, het onderzoek door de
Commissie, de bezwaarprocedure en de procedures inzake de wijziging, annulatie
en omzetting van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische
aanduidingen; d) de voorwaarden met
betrekking tot grensoverschrijdende aanvragen; e) de voorwaarden voor
aanvragen die geografische gebieden in derde landen betreffen; f) de datum met ingang
waarvan de bescherming of de wijziging ervan van toepassing is; g) de voorwaarden voor
wijziging van productdossiers. 5. Rekening houdend met de
noodzaak een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie, middels
gedelegeerde handelingen, beperkingen ten aanzien van de beschermde naam
vaststellen. 6. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten
geen nadeel ondervinden van de toepassing van deze subsectie op wijnnamen
waarvoor vóór 1 augustus 2009 bescherming is verleend of waarvoor vóór die
datum een beschermingsaanvraag is ingediend, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen overgangsbepalingen vaststellen inzake: a) wijnnamen die vóór 1
augustus 2009 door de Commissie als oorsprongsbenaming of als geografische
aanduiding zijn erkend, en wijnnamen waarvoor vóór die datum een
beschermingsaanvraag is ingediend; b) de inleidende
nationale procedure; c) wijnen die vóór een
specifieke datum zijn afgezet of geëtiketteerd; en d) wijzigingen van het
productdossier. Artikel 87
Uitvoeringsbevoegdheden 1. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen vaststellen inzake: a) de in het
productdossier te verstrekken informatie over het verband tussen het
geografische gebied en het eindproduct; b) de openbare
bekendmaking van besluiten over de goedkeuring of de afwijzing van
beschermingsaanvragen; c) het opstellen en
bijhouden van het in artikel 81 bedoelde register; d) de omzetting van een
beschermde oorsprongsbenaming in een beschermde geografische aanduiding; e) de indiening van
grensoverschrijdende aanvragen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 2. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen vaststellen volgens welke procedure aanvragen om bescherming
van een geografische oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, en
verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een oorsprongbenaming of een
geografische aanduiding moeten worden onderzocht, volgens welke procedure
bezwaarschriften, annulatieaanvragen en omzettingsaanvragen moeten worden
onderzocht, en volgens welke procedure informatie over bestaande beschermde
wijnnamen moet worden verstrekt, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking
hebben op met name: a) de modeldocumenten
en het transmissieformat; b) de termijnen; c) gedetailleerde
bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de
ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten
worden overgelegd. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 88
Andere uitvoeringsbevoegdheden Wanneer een bezwaar als onontvankelijk worden
beschouwd, neemt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het besluit om dit
bezwaar op grond van onontvankelijkheid af te wijzen. Subsectie 3
Traditionele aanduidingen Artikel 89
Definitie Onder "traditionele aanduiding"
wordt verstaan de aanduiding die in de lidstaten traditioneel voor de in
artikel 69, lid 1, bedoelde producten wordt gebruikt: a) om aan te geven
dat het product een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde
geografische aanduiding heeft overeenkomstig de nationale of de EU-wetgeving; of b) ter aanduiding
van de productie- of rijpingsmethode, de kwaliteit, de kleur, de aard van de
productieplaats, of een historische gebeurtenis in verband met het product met
een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding. Artikel 90
Bescherming 1. Een beschermde traditionele
aanduiding mag uitsluitend worden gebruikt voor een product dat is geproduceerd
overeenkomstig de in artikel 89 vastgestelde definitie. Traditionele aanduidingen worden beschermd tegen
onrechtmatig gebruik. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een
einde te maken aan onrechtmatig gebruik van beschermde traditionele
aanduidingen. 2. Traditionele aanduidingen
worden in de Unie geen soortnamen. Artikel 91
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van het
onderhavige artikel. 2. Rekening houdend met de
noodzaak een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie middels
gedelegeerde handelingen bepalingen ten aanzien van de taal en de schrijfwijze
van de te beschermen aanduiding vaststellen. 3. Rekening houdend met de
noodzaak de legitieme rechten en belangen van de producenten of de
marktdeelnemers te vrijwaren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen
voorschriften vaststellen inzake: a) het type aanvragers
die bescherming van een traditionele aanduiding mogen aanvragen; b) de voorwaarden
waaronder een aanvraag om erkenning van een traditionele aanduiding als
ontvankelijk wordt beschouwd; c) de gronden voor bezwaar
tegen een voorstel tot erkenning van een traditionele aanduiding; d) de reikwijdte van de
bescherming, het verband met merken, beschermde traditionele aanduidingen,
beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen,
homoniemen of bepaalde namen van wijndruivenrassen; e) de redenen voor
annulering van een traditionele aanduiding; f) de datum voor
indiening van een aanvraag of een verzoek; g) de procedures voor
het aanvragen van bescherming van een traditionele aanduiding, inclusief het
onderzoek daarvan door de Commissie, de bezwaarprocedures en de procedures voor
annulering en wijziging. 4. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van het handelsverkeer tussen de Unie en bepaalde derde
landen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen vaststellen onder
welke voorwaarden traditionele aanduidingen mogen worden gebruikt op producten
van derde landen, en welke afwijkingen van artikel 89 van toepassing zijn. Artikel 92
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure 1. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen vaststellen volgens welke procedure aanvragen om
bescherming van een traditionele aanduiding en verzoeken om goedkeuring van een
wijziging van een traditionele aanduiding moeten worden onderzocht, en volgens
welke procedure bezwaarschriften en annulatieaanvragen moeten worden
onderzocht, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op met name: a) de modeldocumenten
en het transmissieformat; b) de termijnen; c) gedetailleerde
bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de
ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten
worden overgelegd; d) gedetailleerde
bepalingen inzake de openbare bekendmaking van beschermde traditionele aanduidingen. 2. De Commissie besluit, middels
uitvoeringshandelingen, tot goedkeuring dan wel afwijzing van aanvragen tot
bescherming van een traditionele aanduiding, verzoeken om goedkeuring van een
wijziging van een traditionele aanduiding of aanvragen tot annulering van de
bescherming van een traditionele aanduiding. 3. De Commissie voorziet,
middels uitvoeringshandelingen, in de bescherming van traditionele aanduidingen
waarvoor de beschermingsaanvraag is goedgekeurd, met name door deze in te delen
overeenkomstig artikel 89 en door een definitie en/of de gebruiksvoorwaarden
ervan bekend te maken. 4. De in de leden 1, 2 en 3 van
het onderhavige artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 93
Andere uitvoeringsbevoegdheden Wanneer een bezwaar als onontvankelijk worden
beschouwd, neemt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het besluit om dit
bezwaar op grond van onontvankelijkheid af te wijzen. Sectie 3
Etikettering en aanbiedingsvorm in de wijnsector Artikel 94
Definitie Voor de toepassing van deze sectie wordt
verstaan onder: a) "etikettering":
de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieksmerken, handelsmerken, afbeeldingen of
tekens die voorkomen op verpakkingsmiddelen, documenten, schriftstukken,
etiketten, banden of labels die bij een product zijn gevoegd of daarop
betrekking hebben; b) "aanbiedingsvorm":
informatie die de consument kan afleiden uit de verpakking van het product,
waaronder de vorm en het type van de fles. Artikel 95
Toepasbaarheid van horizontale voorschriften Tenzij in deze verordening anders is bepaald,
zijn Richtlijn 2008/95/EG, Richtlijn 89/396/EEG van de Raad[39], Richtlijn 2000/13/EG van het Europees
Parlement en de Raad[40] en
Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad[41] van toepassing op de etikettering en de
aanbiedingsvorm. Artikel 96
Verplichte aanduidingen 1. Bij de etikettering en de
aanbiedingsvorm van de in bijlage VI, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15
en 16, vermelde producten die in de Unie worden afgezet of bestemd zijn voor
uitvoer, moeten de volgende aanduidingen worden vermeld: a) één van de in
bijlage VI, deel II, opgenomen categorieën van wijnbouwproducten; b) voor wijn met een
beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding: i) de vermelding
"beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische
aanduiding"; en ii) de naam van de
beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding; c) het effectieve
alcoholvolumegehalte; d) de herkomst; e) de bottelaar of,
indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is
toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende
kwaliteitswijn betreft, de naam van de producent of de verkoper; f) de importeur,
indien het ingevoerde wijn betreft; en g) indien het
mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd,
mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft,
een aanduiding van het suikergehalte. 2. In afwijking van het bepaalde
in lid 1, onder a), mag de vermelding van de categorie van het wijnbouwproduct
worden weggelaten indien op het etiket de beschermde oorsprongsbenaming of de
beschermde geografische aanduiding wordt vermeld. 3. In afwijking van het bepaalde
in lid 1, onder b), mag de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming"
of "beschermde geografische aanduiding" in de volgende gevallen
worden weggelaten: a) indien op het etiket
een traditionele aanduiding als bedoeld in artikel 89, onder a), wordt vermeld; b) in uitzonderlijke en
naar behoren gemotiveerde omstandigheden die de Commissie overeenkomstig
artikel 160 middels gedelegeerde handelingen vaststelt teneinde de naleving van
de bestaande etiketteringspraktijken te waarborgen. Artikel 97
Facultatieve aanduidingen 1. Bij de etikettering en de
aanbiedingsvorm van de in bijlage VI, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15
en 16, vermelde producten mogen de volgende facultatieve aanduidingen worden
vermeld: a) het wijnoogstjaar; b) de naam van één of
meer wijndruivenrassen; c) voor andere dan de
in artikel 96, lid 1, onder g), bedoelde wijnen, het suikergehalte; d) wanneer het wijn met
een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding
betreft, traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 89, onder b); e) het EU-symbool voor
beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen; f) bepaalde
productiemethoden; g) voor wijnen met een
beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, de
naam van een andere geografische eenheid die kleiner of groter is dan het
gebied dat aan de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding ten
grondslag ligt. 2. Onverminderd artikel 77, lid
3, en wat betreft het gebruik van in lid 1, onder a) en b), van het onderhavige
artikel bedoelde aanduidingen voor wijnen zonder beschermde oorsprongsbenaming
of beschermde geografische aanduiding: a) stellen de lidstaten
wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen op waarbij certificerings-,
goedkeurings- en verificatieprocedures worden ingesteld die moeten waarborgen
dat de betrokken informatie waarheidsgetrouw is; b) kunnen de lidstaten,
op basis van niet-discriminerende en objectieve criteria en met inachtneming
van de eerlijke concurrentie, voor wijnen die worden bereid uit op hun
grondgebied voorkomende druivenrassen, lijsten opstellen van wijndruivenrassen
die worden uitgesloten, in het bijzonder: i) wanneer het gevaar
bestaat dat bij de consument verwarring ontstaat omtrent de werkelijke
oorsprong van de wijn, omdat het betrokken wijndruivenras een wezenlijk deel
uitmaakt van een bestaande beschermde oorsprongsbenaming of beschermde
geografische aanduiding; ii) wanneer de
betrokken controles niet kosteneffectief zouden zijn omdat het betrokken
wijndruivenras slechts een zeer klein gedeelte van het wijnbouwareaal van de
lidstaat vertegenwoordigt; c) worden voor mengsels
van wijnen uit verschillende lidstaten geen wijndruivenrassen op het etiket
vermeld, tenzij de betrokken lidstaten anders beslissen en voor uitvoerbare
certificerings-, goedkeurings- en verificatieprocedures zorgen. Artikel 98
Talen 1. De in de artikelen 96 en
97 bedoelde verplichte en facultatieve aanduidingen worden, wanneer deze in
woorden worden weergegeven, in één of meer officiële talen van de Unie op het
etiket vermeld. 2. Onverminderd lid 1 worden
beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of
traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 89, onder b), op het etiket
vermeld in de taal of talen waarvoor de bescherming geldt. Wanneer het beschermde oorsprongsbenamingen,
beschermde geografische aanduidingen of specifieke nationale aanduidingen in
een niet-Latijns alfabet betreft, kan de naam tevens in één of meer officiële
talen van de Unie worden vermeld. Artikel 99
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 6
van het onderhavige artikel. 2. Rekening houdend met de
noodzaak de overeenstemming met de horizontale voorschriften inzake
etikettering en aanbiedingsvorm te waarborgen en de specifieke kenmerken van de
wijnsector in aanmerking te nemen, kan de Commissie, middels gedelegeerde
handelingen, definities, voorschriften en beperkingen vaststellen op het gebied
van: a) de aanbiedingsvorm
en het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan bedoeld in deze sectie; b) verplichte
aanduidingen, met name met betrekking tot: i) de formulering van
de verplichte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan; ii) voor een bedrijf
gebruikte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan; iii) bepalingen om de
producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake
verplichte aanduidingen vast te stellen; iv) bepalingen om
ruimte te laten voor extra afwijkingen naast de in artikel 96, lid 2, bedoelde
afwijking betreffende het weglaten van de vermelding van de categorie van het
wijnproduct; en v) bepalingen inzake
het gebruik van talen; c) facultatieve
aanduidingen, met name met betrekking tot: i) de formulering van
de facultatieve aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan; ii) bepalingen om de
producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake facultatieve
aanduidingen vast te stellen; d) de aanbiedingsvorm,
met name met betrekking tot: i) de voorwaarden
voor het gebruik van bepaalde flesvormen, en een lijst van bepaalde specifieke
flesvormen; ii) de voorwaarden
voor het gebruik van flessen en sluitingen van het type dat wordt gebruikt voor
"mousserende wijnen"; iii) bepalingen om de
producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake de
aanbiedingsvorm vast te stellen; iv) bepalingen inzake
het gebruik van talen. 3. Rekening houdend met de
noodzaak de doeltreffendheid van de in deze sectie bedoelde procedures voor
certificatie, goedkeuring en verificatie te waarborgen, kan de Commissie,
middels gedelegeerde handelingen, de nodige maatregelen in dit verband
vaststellen. 4. Rekening houdend met de
noodzaak de rechtmatige belangen van de marktdeelnemers te waarborgen, kan de
Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake de
tijdelijke etikettering en de aanbiedingsvorm van wijnen met een oorsprongsbenaming
of een geografische aanduiding die voldoet aan de nodige vereisten. 5. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers niet worden benadeeld, kan de
Commissie middels gedelegeerde handelingen overgangsbepalingen vaststellen voor
wijn die vóór 1 augustus 2009 is afgezet en geëtiketteerd. 6. Rekening houdend met de
noodzaak de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde
landen in aanmerking te nemen, kan de Commissie middels gedelegeerde
handelingen afwijkingen van het bepaalde in deze sectie vaststellen wat de
handel tussen de Unie en bepaalde derde landen betreft. Artikel 100
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen inzake procedures en technische
criteria vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. HOOFDSTUK II
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR INDIVIDUELE SECTOREN Sectie 1
Suiker Artikel 101 Overeenkomsten in de suikersector 1. De voorwaarden voor de
aankoop van suikerbieten en suikerriet, inclusief vóór de inzaai gesloten
leveringsovereenkomsten, worden geregeld in schriftelijke sectorale
overeenkomsten die worden gesloten tussen EU-telers van suikerbieten en
suikerriet en suikerproducerende ondernemingen van de Unie. 2. Om rekening te houden met de
specifieke kenmerken van de suikersector, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de
voorwaarden betreffende de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde
overeenkomsten. Sectie 2
Wijn Artikel 102
Wijnbouwkadaster en inventaris 1. De lidstaten houden een
wijnbouwkadaster bij met bijgewerkte gegevens over het productiepotentieel. 2. De in lid 1 van het
onderhavige artikel vastgestelde verplichting geldt niet voor lidstaten waarin
de totale oppervlakte die is beplant met wijnstokken van overeenkomstig
artikel 63, lid 2, in een indeling opgenomen druivenrassen, minder
dan 500 ha bedraagt. 3. De lidstaten die in hun
steunprogramma’s overeenkomstig artikel 44 voorzien in de herstructurering en
omschakeling van wijngaarden, dienen uiterlijk op 1 maart van elk jaar een op
het wijnbouwkadaster gebaseerde, bijgewerkte inventaris van hun
productiepotentieel in bij de Commissie. 4. Rekening houdend met de
noodzaak de monitoring en de verificatie van het productiepotentieel door de
lidstaten te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot het
toepassingsgebied en de inhoud van het wijnbouwkadaster en de vrijstellingen. 5. Na 1 januari 2016 kan de
Commissie middels een uitvoeringshandeling besluiten dat de leden 1, 2 en 3 van
het onderhavige artikel niet langer van toepassing zijn. Deze
uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 103
Begeleidende documenten en
register 1. De wijnbouwproducten mogen
binnen de Unie slechts met een officieel goedgekeurd begeleidend document in
het verkeer worden gebracht. 2. De natuurlijke of
rechtspersonen of groepen van personen die voor de uitoefening van hun beroep
houder van wijnbouwproducten zijn, met name producenten, bottelaars en
verwerkers, alsmede handelaren, zijn verplicht registers van de in- en uitslag
van de betrokken producten bij te houden. 3. Rekening houdend met de
noodzaak het vervoer van wijnbouwproducten en de verificatie daarvan door de
lidstaten te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot: a) de voorschriften
betreffende het begeleidende document en het gebruik ervan; b) de voorwaarden
waaronder een begeleidend document moet worden beschouwd als een document dat
een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding
certificeert; c) de verplichting tot
het bijhouden van een register en het gebruik ervan; d) het specificeren van
wie een register moet bijhouden en in welke gevallen van die verplichting kan
worden afgeweken; e) de transacties die
in het register moeten worden opgenomen. 4. De Commissie kan
uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van: a) voorschriften
betreffende de samenstelling van het register, de daarin op te nemen producten,
de termijnen voor het opnemen van vermeldingen in de registers en het afsluiten
van de registers; b) maatregelen op grond
waarvan de lidstaten het maximaal aanvaardbare percentage voor verliezen moeten
bepalen; c) algemene en
overgangsbepalingen voor het bijhouden van de registers; d) voorschriften over
hoe lang de begeleidende documenten en de registers moeten worden bewaard. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 3
Melk en zuivelproducten Artikel 104
Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten 1. Indien een lidstaat besluit
dat voor elke levering van rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van
rauwe melk, een schriftelijk contract tussen de partijen moet worden gesloten,
dient dat contract te voldoen aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden. In het in de eerste alinea beschreven geval
besluit de betrokken lidstaat tevens dat, indien de rauwe melk door één of meer
inzamelaars wordt geleverd, elk leveringsstadium onder het door de partijen
gesloten contract valt. Hiertoe wordt onder "inzamelaar" verstaan een
onderneming die rauwe melk vervoert van een landbouwer of een andere inzamelaar
naar een verwerker van rauwe melk of een andere inzamelaar, met dien verstande
dat de eigendom van de melk telkens wordt overgedragen. 2. Het contract: a) wordt vóór de
levering gesloten, b) wordt schriftelijk
opgesteld, en c) bevat, met name, de
volgende gegevens: i) de voor de
levering verschuldigde prijs, die: –
statisch moet zijn en in het contract moet zijn
vermeld, en/of –
alleen mag variëren op grond van in het contract
opgenomen factoren, met name de op marktindicatoren gebaseerde ontwikkeling van
de marktsituatie, de geleverde hoeveelheid en de kwaliteit of de samenstelling
van de geleverde rauwe melk, ii) de hoeveelheid die
kan en/of moet worden geleverd en het tijdschema voor de leveringen, en iii) de looptijd van
het contract, waarbij onder vermelding van verstrijkingsbepalingen een
onbepaalde looptijd is toegestaan. 3. In afwijking van lid 1 is het
sluiten van een contract niet vereist wanneer rauwe melk door een landbouwer
aan een verwerker van rauwe melk wordt geleverd en de verwerker een coöperatie
is waarbij de landbouwer is aangesloten, op voorwaarde dat in de statuten van
die coöperatie bepalingen zijn opgenomen van dezelfde strekking als het
bepaalde in lid 2, onder a), b) en c). 4. De partijen onderhandelen in
alle vrijheid over alle elementen in door producenten, inzamelaars of
verwerkers van rauwe melk gesloten contracten voor de levering van rauwe melk,
met inbegrip van de in lid 2, onder c), bedoelde elementen. 5. Om een uniforme toepassing
van dit artikel te garanderen, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen
de hiertoe vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden
overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure
aangenomen. Artikel 105
Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten 1. Producentenorganisaties in de
sector melk en zuivelproducten die krachtens artikel 106 zijn erkend,
mogen namens hun leden uit de landbouwsector, met betrekking tot de volledige
gezamenlijke productie van die leden of een gedeelte daarvan, onderhandelen
over contracten voor de levering van rauwe melk door een producent aan een
verwerker van rauwe melk of aan een inzamelaar in de zin van artikel 104, lid
1, tweede alinea. 2. De producentenorganisaties
mogen de onderhandelingen voeren: a) ongeacht of de
eigendom van de rauwe melk door de landbouwers wordt overgedragen aan de
producentenorganisatie, b) ongeacht of de
onderhandelde prijs geldt voor de gezamenlijke productie van alle, dan wel een
deel van de aangesloten landbouwers, c) op voorwaarde dat
het totale volume rauwe melk waarover een bepaalde producentenorganisatie
onderhandelt, niet meer bedraagt dan: i) 3,5 % van de
totale EU-productie, en ii) 33 % van de
totale nationale productie van een bepaalde lidstaat waarover die producentenorganisatie
onderhandelt, en iii) 33 % van de
som van de nationale productie van alle lidstaten waarover die
producentenorganisatie onderhandelt, d) op voorwaarde dat de
betrokken landbouwers niet zijn aangesloten bij een andere
producentenorganisatie die eveneens namens hen onderhandelingen over contracten
voert, en e) op voorwaarde dat de
producentenorganisatie dit meldt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat
of lidstaten waar zij actief is. 3. Voor de toepassing van dit
artikel wordt met "producentenorganisatie" tevens "een unie van
producentenorganisaties" bedoeld. Rekening houdend met de noodzaak deze
unies adequaat te monitoren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de
voorwaarden voor erkenning van deze unies. 4. In afwijking van lid 2, onder
c) ii) en iii), kan de in de tweede alinea bedoelde
mededingingsautoriteit, zelfs wanneer het maximum van 33 % niet wordt
overschreden, in een individueel geval besluiten dat niet door de
producentenorganisatie mag worden onderhandeld, indien zij dit noodzakelijk
acht om te voorkomen dat de mededinging wordt uitgesloten of dat de KMO's die
rauwe melk op haar grondgebied verwerken, ernstig worden benadeeld. Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt,
met betrekking tot onderhandelingen over de productie van meer dan één
lidstaat, door de Commissie genomen middels een uitvoeringshandeling die
overeenkomstig de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde
raadplegingsprocedure wordt vastgesteld. In andere
gevallen wordt het besluit genomen door de nationale mededingingsautoriteit van
de lidstaat waar de productie waarover wordt onderhandeld, heeft
plaatsgevonden. De in de eerste en de tweede alinea bedoelde
besluiten worden pas van toepassing op de dag waarop zij aan de betrokken
ondernemingen worden gemeld. 5. Voor de toepassing van dit
artikel wordt verstaan onder: a) "nationale
mededingingsautoriteit": een in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003
bedoelde autoriteit; b) "KMO": een
kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG
van de Commissie. HOOFDSTUK III
Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties,
brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers Sectie 1
Definitie en erkenning Artikel 106
Producentenorganisaties De lidstaten erkennen producentenorganisaties
die daarom verzoeken en die: a) bestaan uit
producenten uit een in artikel 1, lid 2, bedoelde sector; b) zijn opgericht
op initiatief van de producenten zelf; c) een specifieke
doelstelling nastreven, die kan bestaan uit ten minste één van de volgende
doelen: i) verzekeren dat de
productie wordt gepland en op de vraag wordt afgestemd, met name wat omvang en
kwaliteit betreft; ii) het aanbod en de
afzet van de producten van haar leden concentreren; iii) de productiekosten
optimaliseren en de producentenprijzen stabiliseren; iv) onderzoek
verrichten op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen; v) het gebruik van
milieuvriendelijke teeltmethoden en productietechnieken bevorderen en daarvoor
technische bijstand verstrekken; vi) bijproducten, en met name afval, beheren ter bescherming van de
water-, bodem- en landschapskwaliteit, en de biodiversiteit in stand houden of
verbeteren; en vii) bijdragen tot het
duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbonnen en tot de matiging van de
klimaatverandering; d) op een bepaalde markt geen
machtspositie innemen, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de
doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag. Artikel 107
Unies van producentenorganisaties De lidstaten erkennen hierom verzoekende unies
van producentenorganisaties die actief zijn in een in artikel 1, lid 2,
bedoelde sector en die zijn opgericht op initiatief van erkende
producentenorganisaties. Met inachtneming van de op grond van artikel
114, lid 1, vastgestelde voorschriften mogen unies van producentenorganisaties
dezelfde activiteiten of taken uitvoeren als producentenorganisaties. Artikel 108
Brancheorganisaties 1. De lidstaten erkennen daarom
verzoekende brancheorganisaties die actief zijn in een in artikel 1, lid 2,
bedoelde sector en die: a) bestaan uit
vertegenwoordigers van beroepsgroepen die betrokken zijn bij het produceren,
verhandelen en/of verwerken van producten van één of meer sectoren; b) zijn opgericht op
initiatief van alle of een deel van de aangesloten organisaties of unies; c) een specifieke
doelstelling nastreven, die kan bestaan uit ten minste één van de volgende
doelen: i) de kennis inzake
en de doorzichtigheid van de productie en de markt verbeteren, onder meer door
statistische gegevens over de prijzen, de volumes en de looptijd van vooraf
gesloten contracten bekend te maken en door analyses van potentiële toekomstige
marktontwikkelingen op regionaal of nationaal niveau ter beschikking te
stellen; ii) bijdragen tot een
betere coördinatie van de wijze waarop producten worden afgezet, in het
bijzonder aan de hand van onderzoek en marktstudies; iii) standaardcontracten
opstellen die verenigbaar zijn met de EU‑voorschriften; iv) het potentieel van
de producten optimaal benutten; v) gegevens
verschaffen en onderzoek verrichten om de productie te rationaliseren, te
verbeteren en te richten op producten die beter op de eisen van de markt en op
de smaak en de verwachtingen van de consument zijn afgestemd, met name wat de
kwaliteit van de producten betreft, inclusief de specifieke kenmerken van
producten met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische
aanduiding, en wat de bescherming van het milieu betreft; vi) methoden zoeken die
minder diergeneesmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen en andere
productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van de producten en het behoud van
bodem en water garanderen; vii) methoden en
instrumenten ontwikkelen om de kwaliteit van het product te verbeteren in alle
stadia van de productie en de afzet; viii) het potentieel van
de biologische landbouw beter benutten en deze landbouw alsmede
oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen beschermen
en bevorderen; ix) onderzoek naar een
geïntegreerde, duurzame productie of naar andere milieuvriendelijke
productiemethoden bevorderen en verrichten; x) een gezonde
consumptie van de producten stimuleren en voorlichting verstrekken over de
schade die wordt veroorzaakt door riskante consumptiepatronen; xi) afzetbevorderingsacties
uitvoeren, vooral in derde landen. 2. Wat brancheorganisaties in de
sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak betreft, kan de in lid 1,
onder c), bedoelde specifieke doelstelling bestaan uit ten minste één van de
volgende doelen: a) het aanbod en de
afzet van de producten van de leden concentreren en coördineren; b) de productie en de
verwerking gezamenlijk aanpassen aan de eisen van de markt, en het product
verbeteren; c) de rationalisatie en de verbetering van de productie en de
verwerking bevorderen. Artikel 109
Organisaties van marktdeelnemers Voor
de toepassing van deze verordening omvatten de organisaties van marktdeelnemers
in de sector olijfolie en tafelolijven erkende producentenorganisaties, erkende
brancheorganisaties, erkende organisaties van andere marktdeelnemers, en unies
daarvan. Sectie 2
Uitbreiding van de voorschriften en verplichte bijdragen Artikel 110
Uitbreiding van de voorschriften 1. Als een erkende producentenorganisatie,
een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie
die in één of meer specifieke economische regio's van een lidstaat werkzaam is,
wordt beschouwd als representatief voor de productie, de verhandeling of de
verwerking van een bepaald product, kan de betrokken lidstaat op verzoek van
die organisatie of unie bepaalde overeenkomsten, besluiten om onderling
afgestemde feitelijke gedragingen van die organisatie of unie voor een beperkte
periode verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers of groeperingen van
marktdeelnemers, die in de betrokken economische regio of regio's werkzaam zijn
en die niet bij deze organisatie of unie zijn aangesloten. 2. Onder "economische
regio" wordt verstaan een geografische zone die bestaat uit aan elkaar
grenzende of naburige productiegebieden met homogene productie- en
afzetomstandigheden. 3. Een organisatie of unie wordt
als representatief beschouwd wanneer deze in de betrokken economische regio's
of de betrokken economische regio's van een lidstaat: a) een aandeel van de
productie, verhandeling of verwerking van het betrokken product of de betrokken
producten voor haar rekening neemt dat overeenstemt met: i) ten minste
60 % voor producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, of ii) ten minste twee
derde in andere gevallen, en b) in het geval van
producentenorganisaties, meer dan 50 % van de betrokken producenten
vertegenwoordigt. Wanneer het verzoek om uitbreiding van de
voorschriften tot andere marktdeelnemers betrekking heeft op meer dan één
economische regio, moet de organisatie of de unie het bewijs leveren van de in
de eerste alinea gedefinieerde minimumrepresentativiteit voor elke bij haar
aangesloten branche in elke betrokken economische regio. 4. Er mag slechts een in lid 1
bedoeld verzoek tot uitbreiding worden ingediend voor voorschriften die gericht
zijn op één van de volgende doelen: a) rapportage over
productie en afzet; b) productievoorschriften
die stringenter zijn dan de in de nationale of de uniale regelgeving
vastgestelde voorschriften; c) de opstelling van
met de EU-regelgeving verenigbare standaardcontracten; d) voorschriften inzake
de afzet; e) voorschriften inzake
milieubescherming; f) maatregelen om het
potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten; g) maatregelen ter
bescherming van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels
en geografische aanduidingen; h) onderzoek met het
oog op de toevoeging van meerwaarde aan de producten, met name via nieuwe
gebruiksmogelijkheden die de volksgezondheid niet in gevaar brengen; i) studies om de
productkwaliteit te verbeteren; j) onderzoek naar met
name teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of
diergeneesmiddelen mogelijk maken en het behoud van bodem en milieu garanderen; k) de definitie van
minimumkenmerken en ‑normen inzake verpakking en aanbiedingsvorm; l) het gebruik van
gecertificeerd zaaizaad en de monitoring van de kwaliteit van de producten. Deze voorschriften mogen andere marktdeelnemers in de betrokken
lidstaat of in de Unie geen schade berokkenen, mogen geen van de in artikel
145, lid 2, bedoelde gevolgen hebben en mogen niet op andere wijze
onverenigbaar zijn met de geldende nationale en EU‑voorschriften. Artikel 111
Financiële bijdragen van niet-leden Indien de voorschriften van een erkende
producentenorganisatie, een erkende unie van producentenorganisaties of een
erkende brancheorganisatie krachtens artikel 99 worden uitgebreid en de
activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn, van algemeen
economisch belang zijn voor personen wier activiteiten met de betrokken
producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend,
bepalen dat ook niet bij de organisatie of de unie aangesloten individuen of
groepen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle financiële bijdrage
die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de organisatie of de unie
moeten betalen, voor zover die financiële bijdragen bestemd zijn voor de kosten
die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien. Sectie 3
Aanpassing van het aanbod Artikel 112
Maatregelen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te
vergemakkelijken Rekening houdend met de noodzaak de
initiatieven van de in de artikelen 106, 107 en 108 bedoelde organisaties en
unies om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te
vergemakkelijken, te stimuleren, uitgezonderd de initiatieven voor het uit de
markt nemen van producten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig
artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot
maatregelen in de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen-
en geitenvlees, eieren en pluimveevlees die tot doel hebben: a) de kwaliteit te
verbeteren; b) een betere
organisatie van de productie, de verwerking en de afzet te bevorderen; c) de notering van
de marktprijstendensen te vergemakkelijken; d) het opstellen
van korte‑ en langetermijnramingen aan de hand van gegevens betreffende de
gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken. Artikel 113
Afzetvoorschriften ter verbetering en stabilisering van de werking van de
gemeenschappelijke markt voor wijn Ter verbetering en stabilisering van de
werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn, met inbegrip van de voor de
vervaardiging van die wijn gebruikte druiven, most en wijn, kunnen de
producerende lidstaten afzetvoorschriften vaststellen om het aanbod te
reguleren, met name aan de hand van besluiten van erkende brancheorganisaties
zoals bedoeld in artikel 108. Die voorschriften moeten in verhouding staan
tot het nagestreefde doel en het mag niet gaan om voorschriften: a) die betrekking
hebben op transacties die volgen op het tijdstip waarop het betrokken product
voor het eerst is afgezet; b) die
prijsstellingen mogelijk maken, zelfs als het richtsnoeren of aanbevelingen
betreft; c) die een
buitensporig groot gedeelte van de normaliter beschikbare jaarlijkse oogst
blokkeren; d) die ruimte bieden voor weigering van de afgifte van
nationale en uniale bewijsstukken die nodig zijn om wijn in het verkeer te
brengen en af te zetten, wanneer die afzet in overeenstemming is met de
betrokken voorschriften. Sectie 4
Procedureregels Artikel 114
Gedelegeerde bevoegdheden Rekening houdend met de noodzaak ervoor te
zorgen dat de doelstellingen en verantwoordelijkheden van
producentenorganisaties, organisaties van marktdeelnemers in de sector
olijfolie en tafelolijven, en brancheorganisaties in het belang van een grotere
doeltreffendheid van de maatregelen van die organisaties duidelijk worden omschreven,
wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde
handelingen met betrekking producentenorganisaties, unies van
producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van
marktdeelnemers aan te nemen betreffende: a) de specifieke
doelstellingen die deze organisaties en unies kunnen, moeten of niet mogen
nastreven, met inbegrip van afwijkingen van de in de artikelen 106 tot en met
109 vastgestelde doelstellingen; b) de statuten, de
erkenning, de structuur, de rechtspersoonlijkheid, het lidmaatschap, de omvang,
de verantwoordingsplicht en de activiteiten van deze organisaties en unies, de
in artikel 106, onder d), bedoelde vereiste voor erkenning van een
producentenorganisatie, nl. dat deze op een bepaalde markt geen dominante
positite mag innemen tenzij dit nodig is voor het bereiken van de
doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag, alsmede de gevolgen van de
erkenning, de intrekking van de erkenning en fusies; c) transnationale
organisaties en unies, onder meer inzake de onder a) en b), van het onderhavige
artikel bedoelde voorschriften; d) de uitbesteding
van activiteiten en de terbeschikkingstelling van technische middelen door
organisaties of unies; e) het
minimumvolume of de minimumwaarde van de afzetbare productie van organisaties
of unies; f) de in artikel
110 bedoelde uitbreiding van bepaalde voorschriften van organisaties of unies
tot niet‑leden en de in artikel 111 bedoelde verplichte betaling van een
lidmaatschapsbijdrage door niet‑leden, inclusief een lijst van in artikel 110,
lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde stringentere productievoorschriften
die kunnen worden uitgebreid, en betreffende aanvullende vereisten op het
gebied van de representativiteit, de betrokken economische regio's, met
inbegrip van het door de Commissie te verrichten onderzoek van de omschrijving
daarvan, de minimumperioden waarin de voorschriften van toepassing moeten zijn
alvorens te worden uitgebreid, de personen of organisaties voor wie/waarvoor de
voorschriften of de bijdragen gelden, en de omstandigheden waarin de Commissie
kan eisen de uitbreiding van de voorschriften of de verplichte bijdragen af te
wijzen of in te trekken. Artikel 115 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig
de onderzoeksprocedure De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen
de vereiste maatregelen betreffende dit hoofdstuk vaststellen, met name inzake
de procedures en technische criteria voor de tenuitvoerlegging van de in de
artikelen 110, 111 en 112 bedoelde maatregelen. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 116 Andere uitvoeringsbevoegdheden De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen individuele besluiten aannemen met betrekking tot: a) de erkenning
van organisaties die in meer dan één lidstaat activiteiten verrichten
overeenkomstig de op grond van artikel 114, onder c), bedoelde voorschriften; b) de
weigering of intrekking van de erkenning van brancheorganisaties, de intrekking
van de uitbreiding van voorschriften of verplichte bijdragen, de goedkeuring
van of besluiten over de wijziging van economische regio's die de lidstaten
overeenkomstig de op grond van artikel 114, onder f), vastgestelde
voorschriften hebben gemeld. DEEL III
HANDEL MET DERDE LANDEN HOOFDSTUK I
Invoer- en uitvoercertificaten Artikel 117
Algemene regels 1. Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze
verordening invoer‑ of uitvoercertificaten moeten worden overgelegd, kunnen
certificaten verplicht worden gesteld wanneer één of meer landbouwproducten in
de EU worden ingevoerd om daar in het vrije verkeer te worden gebracht of
wanneer één of meer landbouwproducten uit de EU worden uitgevoerd, en dient
hierbij rekening te worden gehouden met de behoefte aan certificaten voor het
beheer van de betrokken markten en, met name, voor de monitoring van de handel
in de betrokken producten. 2. De
certificaten worden door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die
daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Unie, tenzij anders
is bepaald in een overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag
vastgestelde rechtshandeling, en onverminderd maatregelen die voor de
toepassing van dit hoofdstuk worden genomen. 3. De certificaten zijn in de hele Unie geldig. Artikel 118
Gedelegeerde bevoegdheden 1. Rekening houdend met de
evolutie van de handel, met marktontwikkelingen, met de behoeften van de
betrokken markten en met de monitoring van de invoer van de betrokken
producten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van: a) de lijst van
landbouwproducten waarvoor een invoer‑ of een uitvoercertificaat moet worden
overgelegd; b) de gevallen en
situaties waarin geen invoer‑ of uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd,
uitgaande van, met name, de douanestatus van de betrokken producten, de in acht
te nemen handelsregelingen, de doelstellingen van de transacties, de
rechtsstatus van de aanvrager, en de betrokken hoeveelheden. 2. Rekening houdend met de
noodzaak de voornaamste elementen van de certificaatregeling te definiëren,
wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde
handelingen aan te nemen met betrekking tot: a) het definiëren van
de rechten en plichten die uit het certificaat voortvloeien, van de
rechtsgevolgen van het certificaat, van de tolerantie met betrekking tot de
naleving van de invoer‑ of uitvoerverplichting, en, in voorkomend geval, van de
verplichte vermelding van de oorsprong en de herkomst; b) het koppelen van de
afgifte van een invoercertificaat of de vrijgave voor het vrije verkeer aan de
overlegging van een door een derde land of een entiteit afgegeven document
waarin onder meer de oorsprong, de authenticiteit en de kwaliteitskenmerken van
de betrokken producten worden gecertificeerd; c) het vaststellen van
de voorschriften voor de overdracht van het certificaat of het vaststellen van
de beperkingen waaraan de overdraagbaarheid gebonden is; d) het vaststellen van
de voorschriften die vereist zijn met het oog op de betrouwbaarheid en de
doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede van de situaties waarin de
lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van fraude of
onregelmatigheden te voorkomen of in behandeling te nemen; e) het vaststellen van
de gevallen en situaties waarin al dan niet een zekerheid moet worden gesteld
die garandeert dat de producten binnen de geldigheidsduur van het certificaat
worden ingevoerd of uitgevoerd. Artikel 119
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen betreffende deze sectie vast,
onder meer voorschriften inzake: a) de indiening
van aanvragen en de afgifte van certificaten, alsmede het gebruik ervan; b) de periode van
geldigheid van het certificaat en het bedrag van de te stellen zekerheid; c) bewijsstukken
die aantonen dat de voorschriften voor het gebruik van de certificaten in acht
zijn genomen; d) het afgeven van
vervangingscertificaten en duplicaatcertificaten; e) de verwerking
van certificaten door de lidstaten en de voor het beheer van de regeling
vereiste informatie-uitwisseling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 120
Andere uitvoeringsbevoegdheden De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen: a) de hoeveelheid waarvoor certificaten worden
afgegeven, beperken; b) de aangevraagde hoeveelheden afwijzen; en c) de indiening van aanvragen opschorten om de markt te kunnen beheren
wanneer grote hoeveelheden worden aangevraagd. Hoofdstuk II
Invoerrechten Artikel 121
Tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen maatregelen met betrekking tot de berekening van de
invoerrechten voor landbouwproducten vast met het oog op de tenuitvoerlegging
van op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten internationale
overeenkomsten, van andere, overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag
vastgestelde wetsbesluiten, en van het gemeenschappelijk douanetarief. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 122
Invoerprijssysteem voor bepaalde producten van de sectoren groenten en
fruit, verwerkte groenten en fruit en wijn 1. Met het oog op de toepassing
van het in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief geldende
douanerecht voor producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte
groenten en fruit en voor druivensap en most, is de invoerprijs van een zending
gelijk aan de douanewaarde van die zending, berekend overeenkomstig Verordening
(EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair
douanewetboek[42] ("het
douanewetboek") en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende
vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr.
2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[43]
("de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek"). 2. Met het oog op de toepassing
van artikel 248 van de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek moeten de
douaneautoriteiten in het kader van de controles om te bepalen of al dan niet
een zekerheid moet worden gesteld, onder meer de douanewaarde toetsen aan de
met toepassing van artikel 30, lid 2, onder c) van het douanewetboek
vastgestelde prijs per eenheid van de betrokken producten. 3. Rekening houdend met de
noodzaak de doeltreffendheid van de regeling te garanderen, wordt de Commissie
ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te
nemen om ervoor te zorgen dat, in het kader van de in lid 2 van dit artikel
bedoelde door de douaneautoriteiten uit te voeren controles, naast of in plaats
van de toetsing van de douanewaarde aan de prijs per eenheid, een toetsing van
de douanewaarde aan een andere waarde plaatsvindt. De
Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de
berekening van de in de eerste alinea bedoelde andere waarde. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid
2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 123
Aanvullende invoerrechten 1. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen bepalen op welke tegen het in het gemeenschappelijk
douanetarief bedoelde invoerrecht geïmporteerde producten van de sectoren
granen, rijst, suiker, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit,
rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees,
eieren, pluimveevlees en bananen, evenals druivensap en druivenmost, een
aanvullend invoerrecht moet worden geheven om mogelijke nadelige gevolgen van
die invoer voor de EU‑markt te voorkomen of te neutraliseren, indien: a) de invoer
plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Unie aan de WTO
heeft gemeld ("de reactieprijs"); of b) het invoervolume in
een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt ("het
reactievolume"). Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang,
d.w.z. de invoer, uitgedrukt als percentage van het betrokken interne verbruik
in de voorgaande drie jaren. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 2. Er worden geen aanvullende
invoerrechten geheven wanneer de invoer de EU-markt niet dreigt te verstoren of
de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel. 3. Voor de toepassing van
lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de
cif-invoerprijzen van de betrokken zending. De cif-invoerprijzen worden geverifieerd aan de
hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de
wereldmarkt of op de EU-invoermarkt voor dat product. 4. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de
toepassing van dit hoofdstuk vereiste maatregelen vaststellen. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 124
Andere uitvoeringsbevoegdheden De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen: a) het niveau van
het invoerrecht vaststellen overeenkomstig de voorschriften die ter zake zijn opgenomen
in internationale overeenkomsten die zijn gesloten op grond van artikel 218 van
het Verdrag of op grond van het gemeenschappelijk douanewetboek, of die zijn
opgenomen in in artikel 121 van de onderhavige verordening bedoelde
overeenkomsten; b) de representatieve prijzen en de reactievolumes vaststellen
met het oog op de toepassing van aanvullende invoerrechten in het kader van de
op grond van artikel 123, lid 1, eerste alinea, vastgestelde voorschriften. Hoofdstuk III
Beheer van tariefcontingenten en speciale behandeling bij invoer in derde
landen Artikel 125
Tariefcontingenten 1. De tariefcontingenten voor de
invoer van voor het vrije verkeer in de Unie (of een deel daarvan) bestemde
landbouwproducten en de gedeeltelijk of geheel door de Unie te beheren
tariefcontingenten voor de invoer van uit de Unie afkomstige landbouwproducten
in derde landen, die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag
gesloten overeenkomsten of uit enige andere, op grond van artikel 43, lid 2,
van het Verdrag vastgestelde rechtshandeling, worden door de Commissie geopend
en/of beheerd middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de
artikelen 126, 127 en 128. 2. De tariefcontingenten worden
beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken
marktdeelnemers voorkomt, door één van de volgende methoden of een combinatie
daarvan of een andere passende methode toe te passen: a) op basis van de
chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel
"wie het eerst komt, het eerst maalt"); b) op basis van de
evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de
aanvragen is verzocht (de "methode van het gelijktijdige onderzoek"); c) op basis van de
traditionele handelsstromen (de "methode van de traditionele/nieuwe
marktdeelnemers"). 3. In het kader van de gekozen
beheersmethode moet: a) met betrekking tot
de invoertariefcontingenten terdege rekening worden gehouden met de
voorzieningsbehoeften van de EU-markt en met de noodzaak die markt in evenwicht
te houden, en b) met betrekking tot de uitvoertariefcontingenten ten volle gebruik
kunnen worden gemaakt van alle mogelijkheden van die contingenten. Artikel 126
Gedelegeerde bevoegdheden 1. Rekening houdend met de
noodzaak een billijke toegang tot de beschikbare hoeveelheden en een gelijke
behandeling van de marktdeelnemers in het kader van het invoertariefcontingent
te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160
gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde: a) de voorwaarden en
eisen te bepalen waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag in het
kader van het invoertariefcontingent te kunnen indienen; in het kader van deze
bepalingen kan worden vereist dat de marktdeelnemer beschikt over een zekere
minimumervaring op het gebied van handel met derde landen en daaraan
gelijkgestelde gebieden of op het gebied van verwerking, die wordt uitgedrukt
in een minimumhoeveelheid waarmee en een minimumperiode waarin hij in een
bepaalde marktsector actief is geweest; deze bepalingen kunnen specifieke
voorschriften omvatten om in te spelen op de behoeften en praktijken van een
bepaalde sector en de gebruikswijzen en behoeften in de verwerkingssector; b) bepalingen vast te
stellen inzake de overdracht van rechten tussen marktdeelnemers en, waar nodig,
beperkingen vast te stellen op de overdracht in het kader van het beheer van de
invoertariefcontingenten; c) de toegang tot een
invoertariefcontingent te koppelen aan het stellen van een zekerheid; d) alle bepalingen vast
te stellen die nodig zijn in het licht van specifieke kenmerken, vereisten of
beperkingen die van toepassing zijn op de tariefcontingenten zoals vastgesteld
in betrokken internationale overeenkomsten of andere betrokken wetsbesluiten
zoals bedoeld in artikel 125, lid 1. 2. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat producten die worden uitgevoerd, uit hoofde van
op grond van artikel 218 van het Verdrag door de Unie gesloten overeenkomsten
in aanmerking kunnen komen voor een speciale behandeling bij invoer in een
derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 van de onderhavige verordening
gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de aan de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten op te leggen verplichting om op verzoek en nadat
zij de nodige controles hebben verricht, een document af te geven waarin wordt
verklaard dat deze voorwaarden zijn vervuld. Artikel 127
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure 1. De Commissie kan
uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van: a) de jaarlijkse
tariefcontingenten, zo nodig over het jaar gespreid, alsmede de toe te passen
beheersmethode; b) voorschriften voor
de toepassing van de in de overeenkomst of rechtshandeling tot vaststelling van
de invoer‑ of uitvoerregeling opgenomen specifieke bepalingen, met name op het
gebied van: i) garanties
betreffende de aard, de herkomst en de oorsprong van het product; ii) de erkenning van
het document aan de hand waarvan de in punt i) bedoelde garanties kunnen worden
gecontroleerd; iii) de overlegging van
een door het land van uitvoer afgegeven document; iv) de bestemming en
het gebruik van de producten; c) de periode van
geldigheid van de certificaten of de vergunningen; d) het bedrag van de
zekerheid; e) het gebruik van de
certificaten en, waar nodig, specifieke voorschriften inzake met name de
voorwaarden voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de verlening
van toestemming voor de invoer in het kader van de tariefcontingenten; f) de nodige
maatregelen in verband met het in artikel 126, lid 2, bedoelde document. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 128
Andere uitvoeringsbevoegdheden 1. De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de bepalingen vast voor het beheer van het proces dat
moet garanderen dat de in het kader van het invoertariefcontingent beschikbare
hoeveelheden niet worden overschreden, met name door op elke aanvraag een
toewijzingscoëfficiënt toe te passen wanneer de beschikbare hoeveelheden worden
bereikt, door in behandeling zijnde aanvragen af te wijzen en door zo nodig de
indiening van aanvragen op te schorten. 2. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen bepalingen voor de herverdeling van ongebruikte
hoeveelheden vaststellen. Hoofdstuk
IV
Bijzondere bepalingen voor de invoer van bepaalde producten Artikel 129
Invoer van hennep 1. De volgende producten mogen
slechts in de Unie worden ingevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan: a) ruwe hennep van
GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel
25, lid 3, en artikel 28, onder h), van Verordening (EU) nr. […] tot
vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in
het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; b) zaaizaad voor de
inzaai van henneprassen van GN-code ex 1207 99 15 moet vergezeld gaan
van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol van het betrokken ras
niet hoger is dan de waarde die is vastgesteld overeenkomstig artikel 25, lid
3, en artikel 28, onder h), van Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van
voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de
steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; c) niet voor inzaai
bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd
door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, teneinde te garanderen dat
het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt. 2. Dit
artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen die de lidstaten
vaststellen in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de
verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw. Artikel 130 Afwijkingen voor ingevoerde producten en
de bijzondere zekerheid in de wijnsector Overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het
Verdrag mogen voor ingevoerde producten op grond van de internationale
verplichtingen van de Unie afwijkingen worden vastgesteld van bijlage VII, deel
II, punt B.5 of punt C. Wanneer wordt afgeweken van bijlage VII, deel
II, punt B.5, stellen de importeurs op het ogenblik van het in het vrije
verkeer brengen bij de aangewezen douaneautoriteiten een zekerheid voor de
betrokken producten. De zekerheid wordt vrijgegeven zodra
de importeur ten genoegen van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de
producten in het vrije verkeer worden gebracht, kan aantonen dat: a) op de producten
geen afwijkingen zijn toegepast, of b) de producten
waarvoor afwijkingen zijn toegepast, niet tot wijn zijn verwerkt, of, wanneer
zij wel tot wijn zijn verwerkt, de daaruit verkregen producten adequaat zijn
geëtiketteerd. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de voor de uniforme toepassing van dit artikel vereiste
voorschriften vaststellen, onder meer inzake de bedragen van de zekerheid en de
adequate etikettering. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Hoofdstuk V
Vrijwaring en actieve veredeling Artikel 131
Vrijwaringsmaatregelen 1. Vrijwaringsmaatregelen tegen
invoer in de Unie worden, met inachtneming van lid 3 van dit artikel, door de
Commissie genomen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van
26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling[44]
en Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009
betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde
landen[45]. 2. Tenzij in andere
rechtshandelingen van het Europees Parlement en de Raad, of in andere
rechtshandelingen van de Raad anders is bepaald, worden vrijwaringsmaatregelen
tegen invoer in de Unie waarin is voorzien in op grond van artikel 218 van het
Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen
overeenkomstig lid 3 van het onderhavige artikel. 3. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel
bedoelde maatregelen vaststellen op verzoek van een lidstaat of op eigen
initiatief. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel
162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Als de Commissie een
dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf
werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een
uitvoeringshandeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in
artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Om naar behoren gemotiveerde
redenen van urgentie neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162,
lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die
onmiddellijk van toepassing zijn. De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten
gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing. 4. De Commissie kan middels
uitvoeringsbepalingen de op grond van lid 3 van het onderhavige artikel
vastgestelde vrijwaringsmaatregelen van de Unie intrekken of wijzigen. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt
de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde
procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing
zijn. Artikel 132
Schorsing van de regelingen voor verwerking en voor actieve veredeling 1. Wanneer de EU-markt wordt
verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor verwerking of voor
actieve veredeling, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen, op verzoek
van een lidstaat of op eigen initiatief, het gebruik van regelingen voor
verwerking of voor actieve veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de
producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven,
groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees, melk en
zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimveevlees
en ethylalcohol uit landbouwproducten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Als de Commissie een
dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf
werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringshandeling.
Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Om
naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt de Commissie
overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure
onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn. De genomen maatregelen worden onverwijld aan de
lidstaten gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing. 2. Voor zover dit voor de goede
werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad,
overeenkomstig de in artikel 43, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure, het
gebruik van regelingen voor actieve veredeling voor de in lid 1 genoemde
producten geheel of gedeeltelijk verbieden. Hoofdstuk
VI
Uitvoerrestituties Artikel 133
Werkingssfeer 1. Voor zover nodig om te kunnen
uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt en binnen
de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die op grond van artikel 218
van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of
prijzen en de prijzen in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij
uitvoer voor: a) de producten van de
volgende sectoren die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd: i) granen; ii) rijst; iii) suiker, voor wat
betreft de producten die zijn vermeld in bijlage I, deel III, onder b),
c), d) en g); iv) rundvlees; v) melk en
zuivelproducten; vi) varkensvlees; vii) eieren; viii) pluimveevlees; b) de onder a),
i) ii) iii), v) en vii), van dit lid genoemde producten die
bestemd zijn om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad
van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor
bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen[46] in de vorm van verwerkte goederen te worden
uitgevoerd of om te worden uitgevoerd in de vorm van de in bijlage I, deel X,
onder b), genoemde suikerhoudende producten. 2. De uitvoerrestituties voor de
producten die in de vorm van verwerkte goederen worden uitgevoerd, mogen niet
hoger zijn dan die voor dezelfde producten die in ongewijzigde staat worden
uitgevoerd. 3. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de voor
de toepassing van dit hoofdstuk vereiste maatregelen vast. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 134
Toewijzing van de hoeveelheden die met een uitvoerrestitutie kunnen worden
uitgevoerd De hoeveelheden die met een uitvoerrestitutie
kunnen worden uitgevoerd, worden toegewezen volgens de methode: a) die het best is
aangepast aan de aard van het product en aan de situatie op de betrokken markt,
zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt,
rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de
Unie en met de gevolgen van de uitvoer op het marktevenwicht, zonder dat dit
leidt tot discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers, en met name tussen
grote en kleine marktdeelnemers; b) die, gezien de
beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers. Artikel 135
Vaststelling van de uitvoerrestitutie 1. De uitvoerrestitutie voor een
bepaald product is voor de hele Unie gelijk. Zij kan naargelang van de
bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens
de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of
de verplichtingen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag
gesloten overeenkomsten. 2. Maatregelen inzake de vaststelling van de restituties
worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag. Artikel 136
Toekenning van uitvoerrestituties 1. Voor de in artikel 133,
lid 1, onder a), vermelde producten die in ongewijzigde staat worden
uitgevoerd, worden de uitvoerrestituties uitsluitend toegekend op aanvraag en
na overlegging van het uitvoercertificaat. 2. Het bedrag van de restitutie
bij uitvoer van de in artikel 133, lid 1, onder a), vermelde producten is het
bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag of het
bedrag dat resulteert uit de inschrijvingsprocedure, en in het geval van een
gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op diezelfde dag geldt: a) voor de op het
certificaat aangegeven bestemming; of b) voor de werkelijke
bestemming indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven
bestemming, in welk geval het toe te passen bedrag niet hoger mag zijn dan het
bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen
passende maatregelen nemen om misbruik van de in dit lid geboden flexibiliteit
te voorkomen. Deze maatregelen kunnen onder meer
betrekking hebben op de procedure voor indiening van de aanvragen. 3. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de exporteurs van zowel in bijlage I bij het
Verdrag vermelde producten als daarmee vervaardigde producten gelijke toegang
hebben tot de uitvoerrestituties, wordt de Commissie ertoe gemachtigd
overeenkomstig artikel 160 van de onderhavige verordening gedelegeerde handelingen
aan te nemen voor de toepassing van de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel
op de in artikel 133, lid 1, onder b), van deze verordening vermelde producten. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de
voor de toepassing van dit lid vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 4. De restitutie wordt
uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat: a) de producten het
douanegebied van de Unie hebben verlaten overeenkomstig de in artikel 161 van
het douanewetboek bedoelde uitvoerprocedure; b) in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd
lid 2, onder b), de producten zijn ingevoerd op de op het certificaat
vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor de restitutie was
vastgesteld. Artikel 137
Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees 1. Met betrekking tot producten
van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren
slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de EU-wetgeving inzake
het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren
tijdens het vervoer. 2. Rekening houdend met de
noodzaak de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften door de exporteurs te
bevorderen en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan of de
uitbetaling van aan de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften gekoppelde
uitvoerrestituties correct heeft plaatsgevonden, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met
betrekking tot de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften buiten het douanegrondgebied
van de Unie, ook wat het inzetten van onafhankelijke derde partijen betreft. 3. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de
toepassing van dit artikel vereiste maatregelen vaststellen. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 138
Uitvoerbeperkingen De naleving van de volumeverbintenissen die
voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten
overeenkomsten, wordt gegarandeerd op basis van de uitvoercertificaten die
worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende
referentieperioden. De
Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen die nodig zijn met het oog op de
naleving van de volumeverbintenissen, onder meer in de vorm van het stopzetten
of beperken van de afgifte van uitvoercertificaten wanneer deze verbintenissen
worden of kunnen worden overschreden. Wat betreft de
inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO‑Overeenkomst
inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan
de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten. Artikel 139
Gedelegeerde bevoegdheden 1. De Commissie wordt ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen
teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 6
van het onderhavige artikel. 2. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen in het
kader van openbare inschrijvingen nakomen, stelt de Commissie middels
gedelegeerde handelingen de primaire eis vast voor het vrijgeven van de
zekerheid die moet worden gesteld met het oog van het verkrijgen van een
certificaat voor uitvoerrestituties die in het kader van een openbare
inschrijving zijn vastgesteld. 3. Rekening houdend met de
noodzaak de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten
tot een minimum te beperken, kan de Commissie gedelegeerde handelingen aannemen
met betrekking tot het vaststellen van de drempel waaronder geen uitvoercertificaat
hoeft te worden afgegeven of overgelegd, met betrekking tot het bepalen van de
bestemmingen of de transacties waarvoor een vrijstelling van de verplichting
tot het overleggen van een uitvoercertificaat gerechtvaardigd is, en met
betrekking tot de toelating om, wanneer dat gerechtvaardigd is, achteraf
uitvoercertificaten af te geven. 4. Rekening houdend met de
noodzaak praktische situaties in aanmerking te nemen die een volledige of
gedeeltelijke toepassing van uitvoerrestituties rechtvaardigen en met de
noodzaak de marktdeelnemers te helpen de periode tussen de aanvraag van de
uitvoerrestitutie en de uiteindelijke uitbetaling ervan te overbruggen, kan de
Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen aannemen met betrekking
tot: a) een andere datum
voor de restitutie; b) de gevolgen voor de
uitbetaling van de uitvoerrestitutie wanneer de in een certificaat vermelde
productcode of bestemming niet overeenstemt met het daadwerkelijke product of
de daadwerkelijke bestemming; c) voorschotten op de
uitvoerrestitutie, met inbegrip van de voorwaarden voor het stellen en
vrijgeven van de zekerheid; d) controles en
bewijsstukken bij twijfels over de werkelijke bestemming van de producten, en
de mogelijkheid van wederinvoer op het douanegebied van de Unie; e) met uitvoer uit de
Unie gelijkgestelde bestemmingen, en de opname van op het douanegrondgebied van
de Unie gelegen bestemmingen die in aanmerking komen voor uitvoerrestituties. 5. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden
betaald, uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd en niet op dat
grondgebied terugkeren, en met de noodzaak ervoor te zorgen dat de
marktdeelnemers niet meer dan de strikt noodzakelijke administratieve taken moeten
verrichten bij het opstellen en het indienen van bewijsstukken waaruit blijkt
dat de producten waarvoor gedifferentieerde uitvoerrestituties worden betaald,
een bestemmingsland hebben bereikt, kan de Commissie middels gedelegeerde
handelingen maatregelen aannemen met betrekking tot: a) de termijn
waarbinnen de producten het douanegebied van de Unie moeten hebben verlaten,
inclusief de periode waarin zij dat grondgebied tijdelijk weer mogen
binnenkomen; b) de verwerking die de
producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, tijdens die periode mogen
ondergaan; c) het bewijs, in het
geval van gedifferentieerde restituties, dat de producten een bestemming hebben
bereikt; d) de
restitutiedrempels en de voorwaarden waaronder de exporteurs van de betrokken
bewijslast kunnen worden vrijgesteld; e) in het geval van
gedifferentieerde restituties, de voorwaarden waaronder onafhankelijke derde
partijen het bewijs waaruit blijkt dat een bestemming is bereikt, mogen
goedkeuren. 6. Rekening houdend met de
noodzaak de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren in aanmerking te
nemen, kan de Commissie gedelegeerde handelingen aannemen tot vaststelling van
de specifieke vereisten en voorwaarden voor de marktdeelnemer en de producten
die voor een uitvoerrestitutie in aanmerking komen, tot vaststelling van de
omschrijving en de kenmerken van de producten en tot vaststelling van de
coëfficiënten voor de berekening van de uitvoerrestituties. Artikel 140
Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van deze sectie vereiste
maatregelen vast, met name met betrekking tot: a) de herverdeling
van de hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd, maar niet zijn toegewezen of
gebruikt; b) de in artikel
133, lid 1, onder b), vermelde producten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 141
Andere uitvoeringsbevoegdheden De
Commissie kan middels uitvoeringshandelingen coëfficiënten vaststellen voor de
aanpassing van de uitvoerrestituties overeenkomstig de op grond van artikel
139, lid 6, aangenomen bepalingen. Hoofdstuk VII
Passieve veredeling Artikel 142
Schorsing van de regeling voor passieve veredeling 1. Wanneer de markt van de Unie
wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor passieve
veredeling, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen, op verzoek van een
lidstaat of op eigen initiatief, het gebruik van de regelingen voor passieve
veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de producten van de sectoren
granen, rijst, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees,
varkensvlees, schapen- en geitenvlees en pluimveevlees. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een
lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van
het verzoek een besluit middels een uitvoeringshandeling. Deze
uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure aangenomen. Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie
neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde
procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing
zijn. De genomen maatregelen worden onverwijld aan de
lidstaten gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing. 2. Voor zover dit voor de goede
werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens
de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van regelingen
voor passieve veredeling voor de in lid 1 genoemde producten geheel of
gedeeltelijk verbieden. DEEL IV
MEDEDINGINGSREGELS HOOFDSTUK I
Regels voor ondernemingen Artikel 143
Toepassing van de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag Tenzij in deze verordening anders is bepaald,
gelden de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag, evenals de daarvoor
vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 101, lid 1, en artikel
102 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die
betrekking hebben op de productie van of de handel in landbouwproducten, onder
voorbehoud van de artikelen 144, 145 en 146 van deze verordening. Artikel 144
Uitzonderingen met betrekking tot de doelstellingen van het GLB en met
betrekking tot landbouwers en verenigingen van landbouwers 1. Artikel 101, lid 1, van het
Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 143, lid 1, van deze
verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die vereist zijn
voor de verwezenlijking van de in artikel 39 van het Verdrag omschreven
doelstellingen. Met
name is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op de
overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwers, verenigingen van
landbouwers of unies van deze verenigingen, krachtens artikel 106 van deze
verordening erkende producentenorganisaties of krachtens artikel 107 van deze
verordening erkende unies van producentenorganisaties, voor zover deze, zonder
de verplichting in te houden identieke prijzen toe te passen, betrekking hebben
op de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van
gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van
landbouwproducten, tenzij de mededinging op deze wijze wordt uitgesloten of de
doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar worden gebracht. 2. Onder voorbehoud van het
toezicht van het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de
lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of
ondernemersverenigingen, alsmede elke andere door haar als ter zake relevant
beschouwde natuurlijke of rechtspersoon te hebben gehoord, in een bij
uitvoeringshandeling vastgesteld en te publiceren besluit te bepalen welke
overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden
voldoen. De Commissie gaat tot deze vaststelling over op
eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of
van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging. 3. In het in lid 2, eerste
alinea, bedoelde besluit worden de betrokken partijen en de essentiële
gedeelten van de besluit bekendgemaakt. Bij de bekendmaking wordt rekening
gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen
niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven. Artikel 145
Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende
brancheorganisaties 1. Artikel 101, lid 1, van het
Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling
afgestemde feitelijke gedragingen van krachtens artikel 108 van deze
verordening erkende brancheorganisaties die dienen voor de uitvoering van de in
artikel 108, lid 1, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten en,
wat de sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak betreft, voor de
uitvoering van de in artikel 108, lid 2, van deze verordening bedoelde
activiteiten. 2. Lid 1 is slechts van
toepassing indien: a) de overeenkomsten,
besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen aan de Commissie zijn
gemeld; b) de Commissie niet binnen twee maanden na
ontvangst van alle vereiste gegevens middels uitvoeringshandelingen heeft
vastgesteld dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde
feitelijke gedragingen onverenigbaar zijn met de EU‑regelgeving. 3. De
overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen
pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer
worden gelegd. 4. Overeenkomsten,
besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval
als onverenigbaar met de EU‑regelgeving aangemerkt indien zij: a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie,
ongeacht in welke vorm; b) de goede werking van
de marktordening in gevaar kunnen brengen; c) concurrentieverstoringen
kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor de
verwezenlijking van de met de activiteit van de brancheorganisatie nagestreefde
doelstellingen van het GLB; d) de vaststelling van
prijzen of quota omvatten; e) discriminatie kunnen
veroorzaken of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken
producten kunnen uitschakelen. 5. Als de Commissie na het
verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn van twee maanden
constateert dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 is
voldaan, stelt zij middels uitvoeringshandelingen een besluit vast waarin zij
verklaart dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de
betrokken overeenkomst, het betrokken besluit of de betrokken onderling
afgestemde gedraging. Dit besluit van de Commissie wordt op zijn vroegst
van toepassing op de dag van melding ervan aan de betrokken brancheorganisatie,
tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt
van de in lid 1 bedoelde vrijstelling. 6. In het geval van
meerjarenovereenkomsten geldt de melding voor het eerste jaar ook voor de
volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel op
eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat te allen tijde verklaren
dat er sprake is van onverenigbaarheid. HOOFDSTUK II
Regels inzake staatssteun Artikel 146
Toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag 1. Behoudens lid 2 zijn de
artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op de productie
en de verhandeling van landbouwproducten. 2. De artikelen 107, 108 en 109
van het Verdrag zijn niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op
grond van en in overeenstemming met: a) de in deze
verordening bedoelde maatregelen die geheel of gedeeltelijk door de Unie worden
gefinancierd, of b) de artikelen 147 tot en met 153 van de onderhavige verordening. Artikel 147
Nationale betalingen in verband met steunprogramma's voor wijn In afwijking van artikel 41, lid 3, mogen de
lidstaten voor de in de artikelen 43, 47 en 48 bedoelde maatregelen nationale
betalingen toekennen overeenkomstig de EU‑voorschriften inzake staatssteun. Het maximale steunpercentage dat is
vastgesteld in de toepasselijke EU-voorschriften inzake staatssteun, is van
toepassing op het totale van overheidswege gefinancierde bedrag, inclusief
nationale en uniale middelen. Artikel 148
Nationale betalingen voor rendieren in Finland en Zweden Als de Commissie daarvoor middels
uitvoeringshandelingen machtiging verleent, mogen Finland en Zweden nationale
betalingen voor de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten (GN
ex 0208 en ex 0210) toekennen voor zover die betalingen niet gepaard
gaan met een verhoging van de traditionele productieniveaus. Artikel 149
Nationale betalingen voor de suikersector in Finland Finland mag per verkoopseizoen nationale
betalingen aan suikerbietentelers toekennen ten bedrage van maximaal 350 euro
per hectare. Artikel 150
Nationale betalingen voor de bijenteelt De lidstaten kunnen nationale betalingen
toekennen ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen
hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden, of nationale
betalingen toekennen in het kader van programma's voor economische
ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om nationale betalingen ten behoeve van
de productie of de handel. Artikel 151
Nationale betalingen voor distillatie van wijn in crisisgevallen 1. De lidstaten mogen in
gerechtvaardigde crisisgevallen nationale betalingen aan wijnproducenten
toekennen voor de vrijwillige of verplichte distillatie van wijn. 2. De in lid 1 bedoelde
betalingen moeten evenredig zijn en een oplossing bieden voor de crisis. 3. Het totaalbedrag dat een
lidstaat in een bepaald jaar voor die betalingen uittrekt, mag niet hoger zijn
dan 15 % van de totale beschikbare middelen die in bijlage IV per
lidstaat voor dat jaar zijn vastgesteld. 4. Lidstaten die gebruik wensen
te maken van de in lid 1 bedoelde nationale betalingen, leggen de
Commissie een met redenen omklede melding voor. De Commissie besluit middels
uitvoeringshandelingen of de maatregel wordt goedgekeurd en de betalingen mag
worden toegekend. 5. Teneinde concurrentieverstoring
te voorkomen, wordt de uit de in lid 1 bedoelde distillatie verkregen
alcohol uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden. 6. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit artikel vereiste maatregelen
vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel
162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 152
Staatssteun voor de verstrekking van producten aan kinderen De lidstaten kunnen de in de artikelen 21 en
24 bedoelde EU-steun aanvullen met nationale betalingen hetzij om de betrokken
producten aan kinderen in onderwijsinstellingen te verstrekken, hetzij om de
daarmee gepaard gaande, in artikel 21, lid 1, bedoelde kosten te dekken. De lidstaten kunnen deze betalingen
financieren met de opbrengsten van een door de betrokken sector te betalen
heffing of met een andere door de particuliere sector te leveren bijdrage. De lidstaten kunnen de in artikel 21 bedoelde
EU‑steun aanvullen met nationale betalingen ter financiering van de
begeleidende maatregelen die nodig zijn om de EU‑regeling voor de verstrekking
van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en
banaanproducten doeltreffend te maken in de zin van artikel 21, lid 2. Artikel 153
Nationale betalingen voor noten 1. De lidstaten kunnen nationale
betalingen ten belope van maximaal 120,75 euro per hectare per jaar toekennen
aan landbouwers die de volgende producten produceren: a) amandelen van de
GN-codes 0802 11 en 0802 12; b) hazelnoten van de
GN-codes 0802 21 en 0802 22; c) walnoten van de
GN-codes 0802 31 en 0802 32; d) pimpernoten
(pistaches) van GN-code 0802 50; e) sint-jansbrood van
GN-code 1212 99 30. 2. Het maximumareaal waarvoor
nationale betalingen mogen worden toegekend, is vastgesteld in de onderstaande
tabel. Lidstaat || Maximumareaal (ha) België || 100 Bulgarije || 11 984 Duitsland || 1 500 Griekenland || 41 100 Spanje || 568 200 Frankrijk || 17 300 Italië || 130 100 Cyprus || 5100 Luxemburg || 100 Hongarije || 2 900 Nederland || 100 Polen || 4 200 Portugal || 41 300 Roemenië || 1 645 Slovenië || 300 Slowakije || 3 100 Verenigd Koninkrijk || 100 3. De lidstaten
kunnen het toekennen van de nationale betalingen koppelen aan de voorwaarde dat
de landbouwers lid zijn van een krachtens artikel 106 erkende producentenorganisatie. DEEL V
ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK I
Uitzonderlijke maatregelen Sectie 1
Marktverstoringen Artikel 154
Maatregelen ter bestrijding van marktverstoringen 1. Rekening houdend met de
noodzaak efficiënt en doeltreffend te reageren op dreigende marktverstoringen
als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of ‑dalingen op interne of externe
markten of als gevolg van andere marktbeïnvloedende factoren, wordt de
Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen
aan te nemen teneinde met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien
uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, de voor
de betrokken sector vereiste maatregelen vast te stellen. Wanneer dwingende redenen van urgentie dat in het
geval van in de eerste alinea bedoelde dreigende marktverstoringen vereisen, is
de in artikel 161 van de onderhavige verordening bedoelde procedure van
toepassing op de op grond van deze alinea aangenomen gedelegeerde handelingen. Dergelijke maatregelen
kunnen, voor zover en zolang dat nodig is, de werkingssfeer, de looptijd of
andere aspecten van in deze verordening bedoelde maatregelen uitbreiden of
wijzigen, of de invoerrechten geheel of gedeeltelijk opschorten, inclusief voor
bepaalde hoeveelheden of perioden wanneer dat nodig is. 2. De in lid 1 bedoelde
maatregelen zijn niet van toepassing op de in bijlage I, deel XXIV, punt 2,
vermelde producten. 3. De
Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van lid 1
van het onderhavige artikel vereiste maatregelen vaststellen. Deze
voorschriften kunnen met name betrekking hebben op procedures en technische
criteria. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Sectie 2
Marktondersteunende maatregelen in verband met dierziekten en verlies van
vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van
mensen, dieren of planten Artikel 155
Maatregelen in verband met dierziekten en verlies van vertrouwen bij de
consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren
of planten 1. De Commissie kan middels
uitvoeringshandelingen uitzonderlijke steunmaatregelen aannemen: a) ter ondersteuning
van de getroffen markt, om rekening te houden met de beperkingen van het intra‑uniale
handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen die kunnen voortvloeien
uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te
gaan, en b) om rekening te
houden met ernstige marktverstoringen die rechtstreeks verband houden met
verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de
gezondheid van mensen, dieren of planten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 2. De in lid 1 bedoelde
maatregelen gelden voor de volgende sectoren: a) rundvlees; b) melk en
zuivelproducten; c) varkensvlees; d) schapen- en
geitenvlees; e) eieren; f) pluimveevlees. De in lid 1, onder b) bedoelde maatregelen in
verband met verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor
de gezondheid van mensen of planten zijn tevens van toepassing op alle andere
dan de in bijlage I, deel XXIV, sectie 2, opgenomen landbouwproducten. 3. De in lid 1 bedoelde
maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat. 4. De in lid 1, onder a),
bedoelde maatregelen mogen pas worden genomen wanneer de betrokken lidstaat de
nodige sanitaire en veterinaire maatregelen heeft genomen om de dierziekte snel
uit te roeien en voor zover de intensiteit en de duur van de maatregelen niet
verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de
betrokken markt. 5. De Unie cofinanciert de
bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten voor
de in lid 1 bedoelde maatregelen. Voor de sectoren rundvlees, melk en
zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees neemt de Unie, in het
geval van bestrijding van mond- en klauwzeer, 60 % van deze uitgaven voor
haar rekening. 6. De lidstaten zien erop toe
dat, wanneer producenten bijdragen in de uitgaven van de lidstaten, zulks niet
leidt tot vervalsing van de concurrentie tussen producenten in verschillende
lidstaten. Sectie 3
specifieke problemen Artikel 156
Maatregelen om specifieke problemen op te lossen 1. De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen de voor de oplossing van specifieke problemen vereiste,
gerechtvaardigde noodmaatregelen vast. Die maatregelen mogen van deze
verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk
is. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. 2. Teneinde specifieke problemen
op te lossen, neemt de Commissie om naar behoren gemotiveerde redenen van
urgentie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure
onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn. HOOFDSTUK II
Melding en verslaglegging Artikel 157
Meldingsvereisten 1. Met het oog op de toepassing
van deze verordening kan de Commissie overeenkomstig de in lid 2 bedoelde
procedure de nodige maatregelen vaststellen met betrekking tot meldingen die de
ondernemingen, lidstaten en/of derde landen moeten doen op het gebied van het
monitoren, analyseren en beheren van de markt voor landbouwproducten, het
waarborgen van de markttransparantie en van de goede werking van de GLB‑maatregelen,
het controleren, monitoren, evalueren en auditen van de GLB‑maatregelen, en het
tenuitvoerleggen van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de
meldingsvereisten in het kader van die overeenkomsten. Hierbij houdt de
Commissie rekening met de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële
gegevensbronnen. De verkregen gegevens kunnen
worden doorgestuurd naar of ter beschikking gesteld van internationale
organisaties en bevoegde autoriteiten in derde landen en openbaar worden
gemaakt, op voorwaarde dat de persoonsgegevens worden beschermd en rekening
wordt gehouden met het rechtmatige belang dat ondernemingen hebben bij het bewaren
van hun zakengeheimen, onder meer op het gebied van prijzen. 2. Rekening houdend met de
noodzaak ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde meldingen snel,
doeltreffend, nauwkeurig en kostenefficiënt worden gedaan, wordt de Commissie
ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te
nemen tot vaststelling van: a) de aard en de soort
van de informatie die moet worden verstrekt; b) de wijze van
melding; c) de voorschriften
inzake de rechten op toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of
informatiesystemen; d) de voorwaarden voor
en de wijze van bekendmaking van de informatie. 3. De Commissie neemt
uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van: a) voorschriften over
de verstrekking van de voor de toepassing van dit artikel vereiste informatie; b) regelingen voor het
beheer van de te verstrekken informatie, alsmede voorschriften betreffende de
inhoud en het format van de te verstrekken gegevens en betreffende de termijnen
en de frequentie van de informatieverstrekking; c) regelingen voor het
doorsturen of het ter beschikking stellen van informatie en documenten aan
lidstaten, internationale organisaties, bevoegde autoriteiten in derde landen
of het publiek, op voorwaarde dat de persoonsgegevens worden beschermd en
rekening wordt gehouden met het rechtmatige belang dat ondernemingen hebben bij
het bewaren van hun zakengeheimen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 158
Verslagleggingsplicht van de Commissie De Commissie brengt verslag uit aan het
Europees Parlement en aan de Raad: a) na 31 december
2013 om de drie jaar: over de uitvoering van de in de artikelen 52, 53 en 54
bedoelde maatregelen in de bijenteeltsector; b) uiterlijk op 30
juni 2014 en op 31 december 2018: over de ontwikkeling van de marktsituatie in
de sector melk en zuivelproducten, met name betreffende de werking van de
artikelen 104 tot en met 107 en artikel 145 op het gebied van met name
eventuele initiatieven om de landbouwers aan te zetten tot het maken van
gezamenlijke productieafspraken, vergezeld van passende voorstellen. HOOFDSTUK III
Reserve voor crises in de landbouwsector Artikel 159
Gebruik van de reserve Financiële middelen die overeenkomstig de voorwaarden en de
procedure zoals bedoeld in punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen
het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in
begrotingszaken en een goed financieel beheer[47],
worden overgeheveld uit de reserve voor crises in de landbouwsector, worden ten
bate van de maatregelen waarop deze verordening van toepassing is en die ten
uitvoer worden gelegd onder omstandigheden die buiten het kader van de normale
marktontwikkelingen vallen, beschikbaar gesteld voor het jaar of de jaren
waarvoor aanvullende steun vereist is. De financiële
middelen worden met name aldus overgeheveld voor uitgaven in het kader van: a) deel II, titel
I, hoofdstuk I; b) deel III,
hoofdstuk VI, en c) het onderhavige
deel, hoofdstuk I. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen en in
afwijking van de tweede alinea van het onderhavige artikel besluiten dat voor
bepaalde onder b) van die alinea bedoelde uitgaven geen financiële middelen
mogen worden overgeheveld indien die uitgaven worden gedaan in het kader van
het gebruikelijke marktbeheer. Deze uitvoeringshandelingen
worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure
aangenomen. DEEL VI
DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN,
UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN HOOFDSTUK I
Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen Artikel 160
Uitoefening van de delegatie van bevoegdheden 1. De bevoegdheid tot
vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder
de in dit artikel gestelde voorwaarden. 2. De bevoegdheid tot
vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt
met ingang van de inwerkingtredingsdatum van deze verordening verleend voor
onbepaalde tijd. 3. De in deze verordening
bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement
of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan
de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit
treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt
vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde
gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en
de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens deze
verordening vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het
Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum
van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of
indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het
verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld voornemens te zijn om geen
bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze
termijn met twee maanden worden verlengd. Artikel 161
Spoedprocedure 1. Gedelegeerde handelingen die
overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onmiddellijk in werking
en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt aangetekend overeenkomstig
lid 2. In de kennisgeving van een krachtens dit artikel vastgestelde
gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om
welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure. 2. Het
Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 160,
lid 5, bedoelde procedure bezwaar aantekenen tegen een overeenkomstig dit
artikel vastgestelde gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de
handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit tot bezwaarmaking door
het Europees Parlement of de Raad. Artikel 162
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Het
betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van
toepassing. 3. Wanneer
naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 juncto artikel 5 van
Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. HOOFDSTUK II
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 163
Intrekkingen 1. Verordening (EU)
nr. [COM(2010) 799] wordt ingetrokken. De volgende bepalingen van Verordening (EU)
nr. [COM(2010) 799] blijven evenwel van toepassing: a) wat de suikersector
betreft: titel I van deel II, artikel 248, de artikelen 260, 261 en 262, en
deel II van bijlage III, tot het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2014/2015
op 30 september 2015; b) de in
hoofdstuk III van titel I van deel II vastgestelde bepalingen
betreffende de regeling ter beperking van de melkproductie, tot en met 31
maart 2015; c) wat de wijnsector
betreft: i) de artikelen 82
tot en met 87 met betrekking tot de in artikel 82, lid 2, bedoelde oppervlakten
die nog niet zijn gerooid en met betrekking tot de in artikel 83, lid 1,
bedoelde oppervlakten die nog niet zijn geregulariseerd, totdat deze
oppervlakten zijn gerooid of geregulariseerd, ii) de in subsectie II
van sectie V van hoofdstuk III van titel I van deel II bedoelde
overgangsregeling inzake aanplantrechten, tot 31 december 2015, of, voor zover
nodig en ter uitvoering van door de lidstaten op grond van artikel 89, lid 5,
genomen besluiten, tot en met 31 december 2018; d) artikel 291, lid 2,
tot en met 31 maart 2014; e) artikel 293, eerste
en tweede alinea, tot het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2013/2014; f) artikel 294 tot en
met 31 december 2017; g) artikel 326. 2. Verwijzingen naar Verordening
(EU) nr. [COM(2010) 799] gelden als verwijzingen naar de onderhavige
verordening en naar Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer
en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, volgens de
concordantietabellen in bijlage VIII bij de onderhavige verordening. 3. De Verordeningen (EEG) nr.
234/79, (EG) nr. 1601/96 en (EG) nr. 1037/2001 van de Raad worden ingetrokken. Artikel 164
Overgangsbepalingen Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in
Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de
onderhavige vastgestelde regelingen vlot verloopt, wordt de Commissie ertoe
gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met
betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en de
legitieme verwachtingen van de ondernemingen te vrijwaren. Artikel 165
Inwerkingtreding en toepassing 1. Deze verordening treedt in
werking op de [zevende] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2014. De op de suikersector betrekking hebbende
bepalingen van de artikelen 7, 16 en 101 en van bijlage III worden evenwel pas
van toepassing na het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2014/2015 op 1
oktober 2015. 2. Wat de sector melk en
zuivelproducten betreft zijn de artikelen 104 en 105 van toepassing tot en met
30 juni 2020. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
Voorzitter De Voorzitter BIJLAGE
I
LIJST VAN IN
ARTIKEL 1, LID 2, GENOEMDE PRODUCTEN
Deel I: Granen De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector granen. GN‑code || Omschrijving a) 0709 90 60 || Suikermaïs, vers of gekoeld 0712 90 19 || Suikermaïs, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden 1001 90 91 || Zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed 1001 90 99 || Spelt, zachte tarwe en mengkoren, niet bestemd voor zaaidoeleinden 1002 00 00 || Rogge 1003 00 || Gerst 1004 00 00 || Haver 1005 10 90 || Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden 1005 90 00 || Maïs, andere dan zaaigoed 1007 00 90 || Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden 1008 || Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; korrels van andere graansoorten b) 1001 10 00 || Harde tarwe (durum) c) 1101 00 || Meel van tarwe of van mengkoren 1102 10 00 || Roggemeel 1103 11 || Gries en griesmeel van tarwe 1107 || Mout, ook indien gebrand d) 0714 || Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm || ex 1102 || Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren: || 1102 20 || – Maïsmeel || 1102 90 || – Andere: || 1102 90 10 || – – Meel van gerst || 1102 90 30 || – – Havermeel || 1102 90 90 || – – Andere || ex 1103 || Gries, griesmeel en pellets van granen, met uitzondering van gries en griesmeel van tarwe (onderverdeling 1103 11), gries en griesmeel van rijst (onderverdeling 1103 19 50) en pellets van rijst (onderverdeling 1103 20 50) || ex 1104 || Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006 en vlokken van rijst van onderverdeling 1104 19 91; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen || 1106 20 || Meel, gries en poeder, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 || ex 1108 || Zetmeel; inuline: || – Zetmeel: || 1108 11 00 || – – Tarwezetmeel || 1108 12 00 || – – Maïszetmeel || 1108 13 00 || – – Aardappelzetmeel || 1108 14 00 || – – Maniokzetmeel (cassave) || ex 1108 19 || – – Ander zetmeel || 1108 19 90 || – – – Andere || 1109 00 00 || Tarwegluten, ook indien gedroogd GN‑code || Omschrijving || 1702 || Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel: || ex 1702 30 || – Glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend: || || || || – – Andere: || ex 1702 30 50 || – – – In wit kristallijn poeder, ook indien geagglomereerd, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose || ex 1702 30 90 || – – – Andere, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose || ex 1702 40 || – Glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker: || 1702 40 90 || – – Andere || ex 1702 90 || – Andere, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten: || 1702 90 50 || – – Maltodextrine en maltodextrinestroop || – – Karamel: || – – – Andere: || 1702 90 75 || – – – – In poeder, ook indien geagglomereerd || 1702 90 79 || – – – – Andere || 2106 || Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: || ex 2106 90 || – Andere || – – Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen: || – – – Andere || 2106 90 55 || – – – – Van glucose en van maltodextrine || ex 2302 || Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen, ook indien in pellets || ex 2303 || Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets: || 2303 10 || – Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen || 2303 30 00 || – Bostel (bouwerijafval) en afvallen van branderijen || ex 2306 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305: || – Andere || 2306 90 05 || – – Van maïskiemen || ex 2308 00 || Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen: || 2308 00 40 || – Eikels en wilde kastanjes; draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven || 2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: || ex 2309 10 || – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein: || 2309 10 11 2309 10 13 230910 31 2309 10 33 2309 10 51 2309 10 53 || – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten GN‑code || Omschrijving || ex 2309 90 || – Andere: || 2309 90 20 || – – Producten bedoeld bij aanvullende aantekening 5 bij hoofdstuk 23 van de gecombineerde nomenclatuur || – – Andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen: || 2309 90 31 2309 90 33 2309 90 41 2309 90 43 2309 90 51 2309 90 53 || – – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten: (1) Voor de toepassing van deze onderverdeling wordt onder zuivelproducten de producten verstaan die vallen onder de posten 0401 tot en met 0406 en onder de onderverdelingen 1702 11 00, 1702 19 00 en 2106 90 51. Deel II: Rijst De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector rijst. GN‑code || Omschrijving a) 1006 10 21 tot en met 1006 10 98 || Rijst (padie), andere dan voor zaaidoeleinden 1006 20 || Gedopte rijst 1006 30 || Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd b) 1006 40 00 || Breukrijst c) 1102 90 50 || Rijstmeel 1103 19 50 || Gries en griesmeel, van rijst 1103 20 50 || Pellets van rijst 1104 19 91 || Vlokken van rijst ex 1104 19 99 || Geplette rijstkorrels 1108 19 10 || Rijstzetmeel Deel III: Suiker De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector suiker. GN‑code || Omschrijving a) 1212 91 || Suikerbieten 1212 99 20 || Suikerriet b) 1701 || Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm c) 1702 20 || Ahornsuiker en ahornsuikerstroop 1702 60 95 en 1702 90 95 || Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose || 1702 90 71 || Karamel bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose 2106 90 59 || Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine d) 1702 30 10 1702 40 10 1702 60 10 1702 90 30 || Isoglucose e) 1702 60 80 1702 90 80 || Inulinestroop f) 1703 || Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker g) 2106 90 30 || Isoglucosestroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen h) 2303 20 || Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie Deel IV: Gedroogde
voedergewassen De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector gedroogde voedergewassen. GN‑code || Omschrijving a) ex 1214 10 00 || – Meel en pellets van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling – Meel en pellets van luzerne, anders gedroogd en vermalen ex 1214 90 90 || – Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van hooi en voederkool, alsmede van producten welke hooi bevatten – Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen b) ex 2309 90 99 || – Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap; – Kunstmatig gedroogde producten, uitsluitend verkregen uit vast afval en sap die afkomstig zijn van de bereiding van de bovengenoemde concentraten Deel V: Zaaizaad De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector zaaizaad. GN‑code || Omschrijving 0712 90 11 || Hybriden van suikermaïs, – Als zaaigoed 0713 10 10 || Erwten (Pisum sativum): – Als zaaigoed ex 0713 20 00 || Kekers (garbanzos): – Als zaaigoed ex 0713 31 00 || Bonen van de soort Vigna mungo (L.) Hepper of Vigna radiata (L.) Wilczek: – Als zaaigoed ex 0713 32 00 || Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): – Als zaaigoed 0713 33 10 || Bonen van de soort Phaseolus vulgaris: – Als zaaigoed ex 0713 39 00 || Andere bonen: – Als zaaigoed ex 0713 40 00 || Linzen: – Als zaaigoed ex 0713 50 00 || Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor): – Als zaaigoed ex 0713 90 00 || Andere gedroogde zaden van peulgroenten: – Als zaaigoed 1001 90 10 || Spelt: – Als zaaigoed ex 1005 10 || Hybriden van maïs, zaaigoed 1006 10 10 || Rijst (padie): – Als zaaigoed 1007 00 10 || Hybriden van graansorgho: – Als zaaigoed 1201 00 10 || Sojabonen, ook indien gebroken: – Als zaaigoed 1202 10 10 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop: – Als zaaigoed 1204 00 10 || Lijnzaad, ook indien gebroken: – Als zaaigoed 1205 10 10 en ex 1205 90 00 || Kool- en raapzaad, ook indien gebroken: – Als zaaigoed 1206 00 10 || Zonnebloempitten, ook indien gebroken: – Als zaaigoed ex 1207 || Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken: – Als zaaigoed 1209 || Zaaigoed, sporen daaronder begrepen: – Als zaaigoed Deel VI: Hop De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector hop. GN‑code || Omschrijving 1210 || Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline 1302 13 00 || Plantensappen en plantenextracten van hop Deel VII: Sector
olijfolie en tafelolijven De in de onderstaande tabel opgenomen producten
vallen onder de sector olijfolie en tafelolijven. GN‑code || Omschrijving a) 1509 || Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd 1510 00 || Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen b) 0709 90 31 || Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie 0709 90 39 || Andere olijven, vers of gekoeld 0710 80 10 || Olijven, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren 0711 20 || Olijven, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie ex 0712 90 90 || Olijven, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid 2001 90 65 || Olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur ex 2004 90 30 || Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren 2005 70 00 || Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren c) 1522 00 31 1522 00 39 || Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft 2306 90 11 2306 90 19 || Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen Deel VIII: Vlas
en hennep De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector vlas en hennep. GN‑code || Omschrijving 5301 || Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas 5302 || Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep Deel IX: Groenten
en fruit De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector groenten en fruit. GN‑code || Omschrijving 0702 00 00 || Tomaten, vers of gekoeld 0703 || Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld 0704 || Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht "Brassica", vers of gekoeld 0705 || Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld 0706 || Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld 0707 00 || Komkommers en augurken, vers of gekoeld 0708 || Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld ex 0709 || Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 60 91, 0709 60 95, 0709 60 99, 0709 90 31, 0709 90 39 en 0709 90 60 ex 0802 || Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van onderverdeling 0802 90 20 0803 00 11 || Plantains, vers ex 0803 00 90 || Plantains, gedroogd 0804 20 10 || Verse vijgen 0804 30 00 || Ananassen 0804 40 00 || Advocaten (avocado's) 0804 50 00 || Guaves, manga's en manggistans 0805 || Citrusvruchten, vers of gedroogd 0806 10 10 || Druiven voor tafelgebruik 0807 || Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers 0808 || Appelen, peren, kweeperen, vers 0809 || Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers 0810 || Ander fruit, vers 0813 50 31 0813 50 39 || Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 0910 20 || Saffraan ex 0910 99 || Tijm, vers of gekoeld ex 1211 90 85 || Basilicum, melissa, munt, oregano/wilde marjolein (origanum vulgare), rozemarijn en salie, vers of gekoeld 1212 99 30 || Sint–jansbrood Deel X: Verwerkte
groenten en fruit De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector verwerkte groenten en fruit. GN-code || Omschrijving a) ex 0710 || Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van onderverdeling 0710 40 00, olijven van onderverdeling 0710 80 10 en vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0710 80 59 || ex 0711 || Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van olijven van onderverdeling 0711 20, vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0711 90 10 en suikermaïs van onderverdeling 0711 90 30 || ex 0712 || Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde aardappelen, niet geschikt voor menselijke consumptie, van onderverdeling ex 0712 90 05, suikermaïs van de onderverdelingen 0712 90 11 en 0712 90 19 en olijven van onderverdeling ex 0712 90 90 || 0804 20 90 || Gedroogde vijgen || 0806 20 || Rozijnen en krenten || ex 0811 || Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van bevroren bananen van onderverdeling ex 0811 90 95 GN-code || Omschrijving || ex 0812 || Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van voorlopig verduurzaamde bananen van onderverdeling ex 0812 90 98 || ex 0813 || Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten en gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk, met uitzondering van mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 van de onderverdelingen 0813 50 31 en 0813 50 39 || 0814 00 00 || Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd || 0904 20 10 || Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen b) ex 0811 || Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen || ex 1302 20 || Pectinestoffen en pectinaten || ex 2001 || Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, met uitzondering van: - scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2001 90 20 - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2001 90 30 - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2001 90 40 - palmharten van onderverdeling 2001 90 60 - olijven van onderverdeling 2001 90 65 - wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2001 90 97 || 2002 || Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur || 2003 || Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur || ex 2004 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2004 90 10, olijven van onderverdeling ex 2004 90 30 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2004 10 91 || ex 2005 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van olijven van onderverdeling 2005 70 00, suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2005 80 00, scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2005 99 10 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2005 20 10 || ex 2006 00 || Vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd), met uitzondering van met suiker gekonfijte bananen van de onderverdelingen ex 2006 00 38 en ex 2006 00 99 || ex 2007 || Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van: - gehomogeniseerde bereidingen van bananen van onderverdeling ex 2007 10 - jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen van de onderverdelingen ex 2007 99 39, ex 2007 99 50 en ex 2007 99 97 || ex 2008 || Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: - pindakaas van onderverdeling 2008 11 10 - palmharten van onderverdeling 2008 91 00 - maïs van onderverdeling 2008 99 85 - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2008 99 91 - wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2008 99 99 - op andere wijze bereide of verduurzaamde mengsels van bananen van de onderverdelingen ex 2008 92 59, ex 2008 92 78, ex 2008 92 93 en ex 2008 92 98 - op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen van de onderverdelingen ex 2008 99 49, ex 2008 99 67 en ex 2008 99 99 || ex 2009 || Ongegiste vruchtensappen (uitgezonderd druivensap en druivenmost van de onderverdelingen 2009 61 en 2009 69 en bananensap van onderverdeling 2009 80) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen Deel XI: Bananen De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector bananen. GN-code || Omschrijving 0803 00 19 || Bananen, met uitzondering van „plantains”, vers ex 0803 00 90 || Bananen, met uitzondering van „plantains”, gedroogd ex 0812 90 98 || Voorlopig verduurzaamde bananen ex 0813 50 99 || Mengsels met gedroogde bananen 1106 30 10 || Meel, gries en poeder van bananen ex 2006 00 99 || Met suiker gekonfijte bananen ex 2007 10 99 || Gehomogeniseerde bereidingen van bananen ex 2007 99 39 ex 2007 99 50 ex 2007 99 97 || Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen ex 2008 92 59 ex 2008 92 78 ex 2008 92 93 ex 2008 92 98 || Mengsels met op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol ex 2008 99 49 ex 2008 99 67 ex 2008 99 99 || Op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen ex 2009 80 35 ex 2009 80 38 ex 2009 80 79 ex 2009 80 86 ex 2009 80 89 ex 2009 80 99 || Bananensap Deel XII: Wijn De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector wijn. GN‑code || Omschrijving a) 2009 61 2009 69 || Druivensap (incl. druivenmost) 2204 30 92 2204 30 94 2204 30 96 2204 30 98 || Andere druivenmost, andere dan gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit b) ex 2204 || Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009, met uitzondering van andere druivenmost van de onderverdelingen 2204 30 92, 2204 30 94, 2204 30 96 en 2204 30 98 c) 0806 10 90 || Druiven, andere dan voor tafelgebruik 2209 00 11 2209 00 19 || Wijnazijn d) 2206 00 10 || Piquette 2307 00 11 2307 00 19 || Wijnmoer 2308 00 11 2308 00 19 || Draf (droesem) van druiven Deel XIII: Levende
planten en producten van de bloementeelt De in hoofdstuk 6 van de gecombineerde
nomenclatuur opgenomen producten vallen onder de sector levende planten. Deel XIV: Tabak Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en
afvallen van tabak van GN-code 2401 vallen onder de sector tabak. Deel XV: Rundvlees De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector rundvlees. GN‑code || Omschrijving a) 0102 90 05 tot en met 0102 90 79 || Levende runderen (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras 0201 || Vlees van runderen, vers of gekoeld 0202 || Vlees van runderen, bevroren 0206 10 95 || Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 0206 29 91 || Longhaasjes en omlopen, bevroren 0210 20 || Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 0210 99 51 || Longhaasjes en omlopen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 0210 99 90 || Eetbaar meel en eetbaar poeder van vlees of van slachtafvallen 1602 50 10 || Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen 1602 90 61 || Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen b) 0102 10 || Levende runderen, fokdieren van zuiver ras 0206 10 98 || Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten 0206 21 00 0206 22 00 0206 29 99 || Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten 0210 9959 || Eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen ex 1502 00 90 || Rundervet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 1602 50 31 en 1602 50 95 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen 1602 90 69 || Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken, en mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen Deel XVI: Melk
en zuivelproducten De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector melk en zuivelproducten. GN‑code || Omschrijving a) 0401 || Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen b) 0402 || Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen c) 0403 10 11 tot en met 0403 10 39 0403 9011 tot en met 0403 90 69 || Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd noch met toegevoegde vruchten of cacao d) 0404 || Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen e) ex 0405 || Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's, met een vetgehalte van meer dan 75 gewichtspercenten doch minder dan 80 gewichtspercenten f) 0406 || Kaas en wrongel g) 1702 19 00 || Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, bevattende minder dan 99 gewichtspercenten lactose (melksuiker), uitgedrukt in kristalwatervrije lactose, berekend op de droge stof h) 2106 90 51 || Suikerstroop van lactose, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen i) ex 2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: – Bereidingen en voedermiddelen, bevattende producten waarop de onderhavige verordening rechtstreeks of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van toepassing is, met uitzondering van bereidingen en voedermiddelen waarop deel I van deze bijlage van toepassing is Deel XVII: Varkensvlees De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector varkensvlees. GN‑code || Omschrijving a) ex 0103 || Levende varkens (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras b) ex 0203 || Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren ex 0206 || Eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), andere dan voor de vervaardiging van farmaceutische producten, vers, gekoeld of bevroren ex 0209 00 || Spek (ander dan doorregen spek), alsmede niet-gesmolten of anderszins geëxtraheerd varkensvet, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt ex 0210 || Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 1501 00 11 1501 00 19 || Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) c) 1601 00 || Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie 1602 10 00 || Gehomogeniseerde bereidingen van vlees, van slachtafvallen of van bloed 1602 20 90 || Bereidingen en conserven van levers van dieren van alle soorten, andere dan levers van ganzen of van eenden 1602 41 10 1602 42 10 1602 49 11 tot en met 1602 49 50 || Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend 1602 90 10 || Bereidingen van bloed van dieren van alle soorten 1602 90 51 || Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend 1902 20 30 || Gevulde deegwaren, ook indien gekookt of op andere wijze bereid, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten of oorsprong Deel XVIII: Schapen-
en geitenvlees De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector schapen‑ en geitenvlees. GN‑code || Omschrijving a) 0104 10 30 || Lammeren (tot de leeftijd van één jaar) || 0104 10 80 || Levende schapen, andere dan fokdieren van zuiver ras en dan lammeren || 0104 20 90 || Levende geiten, andere dan fokdieren van zuiver ras || 0204 || Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren || 0210 99 21 || Vlees van schapen en van geiten, met been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt || 0210 99 29 || Vlees van schapen en van geiten, zonder been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt b) 0104 10 10 || Levende schapen, fokdieren van zuiver ras || 0104 20 10 || Levende geiten, fokdieren van zuiver ras || 0206 80 99 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten || 0206 90 99 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten || 0210 99 60 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt || ex 1502 00 90 || Schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 c) 1602 90 72 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen, van schapen of van geiten, niet gekookt en niet gebakken; || 1602 90 74 || Mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen d) 1602 90 76 1602 90 78 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van vleesafvallen, van schapen of van geiten, andere dan niet gekookt en niet gebakken en dan mengsels Deel XIX: Eieren De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector eieren. GN‑code || Omschrijving a) 0407 00 11 0407 00 19 0407 00 30 || Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt b) 0408 11 80 0408 19 81 0408 19 89 0408 91 80 0408 99 80 || Andere eieren uit de schaal en ander eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie Deel XX: Pluimveevlees De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector pluimveevlees. GN‑code || Omschrijving a) 0105 || Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) b) ex 0207 || Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers bedoeld onder c) c) 0207 13 91 || Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren 0207 14 91 || 0207 26 91 || 0207 27 91 || 0207 34 || 0207 35 91 || 0207 36 81 || 0207 36 85 || 0207 36 89 || 0210 99 71 || Levers van pluimvee, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt 0210 99 79 || d) 0209 00 90 || Vet van gevogelte (niet gesmolten of anderszins geëxtraheerd), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt e) 1501 00 90 || Vet van gevogelte f) 1602 20 10 || Andere bereidingen en conserven van levers van ganzen of van eenden || 1602 31 || Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105. 1602 32 || 1602 39 || Deel XXI: Ethylalcohol
uit landbouwproducten 1. De in de onderstaande tabel
opgenomen producten vallen onder de sector ethylalcohol. GN‑code || Omschrijving ex 2207 10 00 || Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten ex 2207 20 00 || Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het alcoholvolumegehalte, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten ex 2208 90 91 en ex 2208 90 99 || Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten 2. De sector ethylalcohol omvat
tevens producten op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten van GN-code
2208 die worden aangeboden in recipiënten met een inhoud van meer dan twee
liter en die alle kenmerken vertonen van de ethylalcohol zoals omschreven in
punt 1. Deel XXII: Producten
van de bijenteelt De in de onderstaande tabel opgenomen
producten vallen onder de sector bijenteelt. GN‑code || Omschrijving 0409 00 00 || Natuurhonig ex 0410 00 00 || Eetbare koninginnengelei en propolis ex 0511 99 85 || Niet-eetbare koninginnengelei en propolis ex 1212 99 70 || Pollen ex 1521 90 || Bijenwas Deel XXIII: Zijderupsen Zijderupsen van GN-code ex 0106 90 00 en
eieren van zijderupsen van GN-code ex 0511 99 85 vallen onder de
sector zijderupsen. Deel XXIV: Andere
producten Met overige producten wordt bedoeld alle in
artikel 1, lid 1, vermelde producten behalve de producten die worden vermeld in
de delen I tot en met XXIII, met inbegrip van de in de hieronder opgenomen
secties 1 en 2 vermelde producten. Sectie 1 GN‑code || Omschrijving ex 0101 || Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: 0101 10 || – Fokdieren van zuiver ras: 0101 10 10 || – – Paarden (a) 0101 10 90 || – – Andere 0101 90 || – Andere: – – Paarden: 0101 90 19 || – – – Andere dan slachtpaarden 0101 90 30 || – – Ezels 0101 90 90 || – – Muildieren en muilezels ex 0102 || Levende runderen: ex 0102 90 || – Andere dan fokdieren van zuiver ras: 0102 90 90 || – – Andere dan huisdieren ex 0103 || Levende varkens: 0103 10 00 || – Fokdieren van zuiver ras (b) – Andere: ex 0103 91 || – – Met een gewicht van minder dan 50 kg: 0103 91 90 || – – – Andere dan huisdieren ex 0103 92 || – – Met een gewicht van 50 kg of meer GN‑code || Omschrijving 0103 92 90 || – – Andere dan huisdieren 0106 || Andere levende dieren ex 0203 || Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren: – Vers of gekoeld: ex 0203 11 || – – Hele en halve dieren: 0203 11 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0203 12 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: 0203 12 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0203 19 || – – Andere: 0203 19 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) – Bevroren: ex 0203 21 || – – Hele en halve dieren: 0203 21 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0203 22 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: 0203 22 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0203 29 || – – Andere: 0203 29 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0205 00 || Vlees van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren ex 0206 || Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren: ex 0206 10 || – Van runderen, vers of gekoeld 0206 10 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) – Van runderen, bevroren: ex 0206 22 00 || – – Levers: – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) ex 0206 29 || – – Andere: 0206 29 10 || – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) ex 0206 30 00 || – Van varkens, vers of gekoeld: – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) – – Andere: – – – Andere dan van varkens (huisdieren) – Van varkens, bevroren: ex 0206 41 00 || – – Levers: – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) – – – Andere: – – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0206 49 00 || – – Andere: || – – – Van varkens (huisdieren): – – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) || – – – Andere || ex 0206 80 || – Andere, vers of gekoeld: 0206 80 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) – – Andere: 0206 80 91 || – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels ex 0206 90 || – Andere, bevroren: 0206 90 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) – – Andere: 0206 90 91 || – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels 0208 || Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren GN‑code || Omschrijving ex 0210 || Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie: – Vlees van varkens: ex 0210 11 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: 0210 11 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0210 12 || – – Buiken (buikspek) en delen daarvan: 0210 12 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 0210 19 || – – Andere: 0210 19 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) – Andere, meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie, daaronder begrepen: 0210 91 00 || – – Van primaten 0210 92 00 || – – Van walvissen, van dolfijnen of van bruinvissen (zoogdieren van de orde Cetacea); van lamantijnen of van doejongs (zoogdieren van de orde Sirenia) 0210 93 00 || – – Van reptielen (slangen en zeeschildpadden daaronder begrepen) ex 0210 99 || – – Andere: – – – Vlees: 0210 99 31 || – – – – Van rendieren 0210 99 39 || – – – – Andere – – – Slachtafvallen: – – – – Andere dan van varkens (huisdieren), runderen, schapen en geiten 0210 99 80 || – – – – – andere dan levers van pluimvee ex 0407 00 || Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: 0407 00 90 || – Andere dan van pluimvee ex 0408 || Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: – Eigeel: ex 0408 11 || – – Gedroogd: 0408 11 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) ex 0408 19 || – – Andere: 0408 19 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) – Andere: ex 0408 91 || – – Gedroogd: 0408 91 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) ex 0408 99 || – – Andere: 0408 99 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) 0410 00 00 || Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen 0504 00 00 || Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt ex 0511 || Producten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of hoofdstuk 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: 0511 10 00 || – Rundersperma – Andere: || ex 0511 99 || – – Andere: 0511 99 85 || – – – Andere ex 0709 || Andere groenten, vers of gekoeld: ex 0709 60 || – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: – – Andere: 0709 60 91 || – – – – Capsicumsoorten bestemd voor de vervaardiging van capsaïcine of van tincturen (c) 0709 60 95 || – – – Bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma's (c) 0709 60 99 || – – – Andere GN‑code || Omschrijving ex 0710 || Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: ex 0710 80 || – Andere groenten: – – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: 0710 80 59 || – – – Andere dan niet-scherpsmakende pepers ex 0711 || Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: ex 0711 90 || – Andere groenten; mengsels van groenten: – – Groenten: 0711 90 10 || – – – – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, andere dan niet-scherpsmakende pepers ex 0713 || Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld: ex 0713 10 || – Erwten (Pisum sativum): 0713 10 90 || – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 20 00 || – Kekers: – – Andere dan voor zaaidoeleinden – Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.): ex 0713 31 00 || – – Bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek: – – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 32 00 || – – Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): – – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 33 || – – Bonen van de soort Phaseolus vulgaris: 0713 33 90 || – – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 39 00 || – – Andere: – – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 40 00 || – Linzen: – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 50 00 || – Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor): – – Andere dan voor zaaidoeleinden ex 0713 90 00 || – Andere: – – Andere dan voor zaaidoeleinden 0801 || Kokosnoten, paranoten en cashewnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal ex 0802 || Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld: ex 0802 90 || – Andere: ex 0802 90 20 || – – Arecanoten (of betelnoten) en colanoten ex 0804 || Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans, vers of gedroogd: 0804 10 00 || – Dadels 0902 || Thee, ook indien gearomatiseerd ex 0904 || Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, met uitzondering van niet-scherpsmakende pepers van onderverdeling 0904 20 10 0905 00 00 || Vanille 0906 || Kaneel en kaneelknoppen 0907 00 00 || Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen 0908 || Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom 0909 || Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad, karwijzaad en jeneverbessen ex 0910 || Gember, kurkuma, laurierbladen, kerrie en andere specerijen, met uitzondering van tijm en saffraan ex 1106 || Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: 1106 10 00 || – Van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 ex 1106 30 || – Van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: 1106 30 90 || – – Andere dan van bananen GN‑code || Omschrijving ex 1108 || Zetmeel; inuline: 1108 20 00 || – Inuline 1201 00 90 || Sojabonen, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden 1202 10 90 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan voor zaaidoeleinden 1202 20 00 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, gedopt, ook indien gebroken 1203 00 00 || Kopra 1204 00 90 || Lijnzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1205 10 90 en ex 1205 90 00 || Kool- en raapzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1206 00 91 || Zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden 1206 00 99 || 1207 20 90 || Katoenzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1207 40 90 || Sesamzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1207 50 90 || Mosterdzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1207 91 90 || Papaverzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden 1207 99 91 || Hennepzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden ex 1207 99 97 || Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden 1208 || Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel ex 1211 || Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de producten van GN-code ex1211 90 85 in deel IX van de bijlage. ex 1212 || Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit Cichorium intybus sativum daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: ex 1212 99 || – – Andere dan suikerriet: 1212 99 41 en 1212 99 49 || – – – Sint-jansbroodpitten ex 1212 99 70 || – – – Andere, met uitzondering van cichoreiwortels 1213 00 00 || Stro en kaf van graangewassen, onbewerkt, ook indien gehakt, gemalen, geperst of in pellets ex 1214 || Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets: ex 1214 10 00 || – Luzernemeel en luzerne in pellets met uitzondering van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling of luzerne, anders gedroogd en vermalen ex 1214 90 || – Andere: 1214 90 10 || – – Mangelwortels (voederbieten), voederrapen en andere voederwortels ex 1214 90 90 || – – Andere, met uitzondering van: – Luzerne, hanenkammetjes, klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig door warmte gedroogd, andere dan hooi en voederkool en producten bevattende hooi – Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen ex 1502 00 || Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503: ex 1502 00 10 || – Bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van beendervet en kadavervet (c) 1503 00 || Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid ex 1504 || Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, met uitzondering van oliën uit vislevers en fracties daarvan van de postonderverdelingen 1504 10 en 1504 20 1507 || Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd 1508 || Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd 1511 || Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd 1512 || Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd GN‑code || Omschrijving 1513 || Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd 1514 || Koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd ex 1515 || Andere plantaardige vetten en vette oliën (uitgezonderd jojobaolie van onderverdeling ex 1515 90 11), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd ex 1516 || Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid (uitgezonderd gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opal wax” van onderverdeling 1516 20 10) ex 1517 || Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, uitgezonderd de onderverdelingen 1517 10 10, 1517 90 10 en 1517 90 93 1518 00 31 1518 00 39 || Mengsels van plantaardige oliën, vloeibaar, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (c) 1522 00 91 || Droesem of bezinksel van olie; soapstocks, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft 1522 00 99 || Andere afvallen afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft ex 1602 || Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed: – Van varkens: ex 1602 41 || – – Hammen en delen daarvan: 1602 41 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 1602 42 || – – Schouders en delen daarvan 1602 42 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 1602 49 || – – Andere, mengsels daaronder begrepen: 1602 49 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren) ex 1602 90 || – Andere, bereidingen van bloed van dieren van alle soorten daaronder begrepen: – – Andere dan bereidingen van bloed van dieren van alle soorten: 1602 90 31 || – – – Van wild of van konijn || – – – Andere: – – – – andere dan vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend: – – – – – Andere dan vlees of slachtafvallen van runderen bevattend: 1602 90 99 || – – – – – – Andere dan van schapen of van geiten ex 1603 00 || Extracten en sappen van vlees 1801 00 00 || Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand 1802 00 00 || Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao ex 2001 || Groenten, vruchten, noten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur: ex 2001 90 || – Andere: 2001 90 20 || – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum ex 2005 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: ex 2005 99 || – Andere groenten en mengsels van groenten: 2005 99 10 || – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum ex 2206 || Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen: 2206 00 31 tot en met 2206 00 89 || – Andere dan piquette ex 2301 || Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen: 2301 10 00 || – Meel, poeder en pellets van vlees of van slachtafvallen; kanen GN‑code || Omschrijving ex 2302 || Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets: 2302 50 00 || – Van peulvruchten 2304 00 00 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets 2305 00 00 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in pellets ex 2306 || Perskoeken en andere vaste afvallen, ook indien fijngemaakt of in pellets, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, andere dan bedoeld bij post 2304 of 2305, met uitzondering van GN-code 2306 90 05 (Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van maïskiemen) en 2306 90 11 en 2306 90 19 (perskoeken en andere vaste afvallen verkregen bij de winning van olijfolie) ex 2307 00 || Wijnmoer; ruwe wijnsteen: 2307 00 90 || – Ruwe wijnsteen ex 2308 00 || Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen: 2308 00 90 || – Andere dan draf (droesem) van druiven en eikels en wilde kastanjes en draf (droesem) van andere vruchten ex 2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: ex 2309 10 || – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein: 2309 10 90 || – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten ex 2309 90 || – Andere: 2309 90 10 || – – Andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen: – –Visperswater en perswater van zeezoogdieren ("solubles") ex 2309 90 91 tot en met 2309 90 99 || – – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten, met uitzondering van – Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap; – Gedehydrateerde producten uitsluitend verkregen uit vaste afvallen en sappen voortvloeiend uit de bereiding van concentraten zoals bedoeld bij het eerste streepje (a) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU-bepalingen (zie Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 3)). (b) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU- bepalingen (zie Richtlijn 88/661/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36); Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 96/510/EG van de Commissie (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53)). (c) Voor indeling onder deze code gelden de voorwaarden die zijn vastgelegd in de betreffende EU-bepalingen (zie de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1)). (d) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling II, onder F, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur. Sectie 2 GN‑code || Omschrijving 0101 90 11 || Slachtpaarden(a) ex 0205 00 || Vlees van paarden, vers, gekoeld of bevroren 0210 99 10 || Vlees van paarden, gezouten, gepekeld of gedroogd 0511 99 10 || Pezen en zenen; snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden of vellen 0701 || Aardappelen, vers of gekoeld 0901 || Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding 1105 || Meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen ex 1212 99 70 || Cichoreiwortels 2209 00 91 en 2209 00 99 || Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur, andere dan wijnazijn 4501 || Natuurkurk, ruw of eenvoudig bewerkt; kurkafval; gebroken, gegranuleerd of gemalen (a) Voor indeling onder deze code gelden de voorwaarden die
zijn vastgelegd in de betreffende EU-bepalingen (zie de artikelen 291 tot en
met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van
11.10.1993, blz. 1)). BIJLAGE
II
IN ARTIKEL 3,
LID 1, BEDOELDE DEFINITIES
Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector I. Onder padie,
gedopte rijst, halfwitte rijst, volwitte rijst, rondkorrelige rijst,
halflangkorrelige rijst, langkorrelige rijst A of B en breukrijst wordt het
volgende verstaan: 1. a) "Padie": rijst
waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd. b) "Gedopte
rijst": padie waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt
met name de rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine
rijst", "cargorijst", "loonzainrijst" en "riso
sbramato". c) "Halfwitte
rijst": padie waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of
een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de
binnenlagen. d) "Volwitte
rijst": padie waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het
zilvervlies, de volledige kiem in het geval van langkorrelige rijst en
halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in het geval van
rondkorrelige rijst, zijn verwijderd, ook als overlangse witte strepen
overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels. 2. a) "Rondkorrelige
rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van 5,2 mm of minder en
waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2. b) "Halflangkorrelige
rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 mm
doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte niet groter
is dan 3. c) "Langkorrelige
rijst": i) langkorrelige
rijst A: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en
waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 en kleiner dan 3; ii) langkorrelige
rijst B: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en
waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3. d) "Meting van de
korrels": de korrels worden gemeten bij volwitte rijst volgens de
onderstaande methode: i) uit de partij
wordt een representatief monster getrokken; ii) het monster wordt
gesorteerd zodat uitsluitend met volledige korrels, waaronder onrijpe korrels,
wordt gewerkt; iii) er worden twee
metingen met telkens 100 korrels verricht en daarvan wordt het gemiddelde
berekend; iv) de resultaten
worden uitgedrukt in millimeter en afgerond tot op één decimaal. 3. "Breukrijst": brokstukken van
korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan driekwart van de
gemiddelde lengte van de volledige korrel. II. Voor
rijstkorrels en breukrijst die niet van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden
de volgende definities. A. "Hele
korrels": korrels waarvan, ongeacht de aan ieder bewerkingsstadium eigen
kenmerken, ten hoogste een gedeelte van de punt ontbreekt. B. "Ontpunte
korrels": korrels waarvan de punt geheel ontbreekt. C. "Gebroken
korrels" of "deeltjes": korrels waarvan meer dan de punt ontbreekt;
deze categorie omvat: –
grote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de
lengte gelijk is aan of meer is dan de helft van die van de hele korrel, maar
die geen hele korrel vormen), –
middelgrote gebroken korrels (korreldeeltjes
waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan een vierde van die van de hele
korrel, maar die niet de minimumafmeting van grote gebroken korrels hebben), –
fijne gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de
lengte minder dan een vierde van die van de hele korrel bedraagt, maar die niet
door een zeef met mazen van 1,4 mm gaan), –
deeltjes (fijne deeltjes of korreldeeltjes die door
een zeef met mazen van 1,4 mm kunnen); gespleten
korrels (ontstaan door het overlangs splijten van de korrel) worden beschouwd
als deeltjes. D. "Groene korrels":
niet geheel rijpe korrels. E. "Korrels die
natuurlijke misvormingen vertonen": als natuurlijke misvormingen worden
beschouwd de al dan niet erfelijke misvormingen ten opzichte van de normale
morfologische kenmerken van de variëteit. F. "Krijtachtige
korrels": korrels die over ten minste drie vierde van het oppervlak een
ondoorschijnend en meelachtig uiterlijk vertonen. G. "Roodgestreepte
korrels": korrels die in de lengte rode strepen van diverse intensiteit en
schakering vertonen, welke door resten van het zilvervlies worden veroorzaakt. H. "Gespikkelde
korrels": korrels die kleine, duidelijk afgetekende donkere min of meer
regelmatige ronde vlekjes vertonen; als gespikkelde korrels worden eveneens
beschouwd, korrels die lichte, oppervlakkige zwarte strepen vertonen; de
strepen en vlekken mogen geen geel of donker aureool hebben. I. "Gevlekte
korrels": korrels die over een klein gedeelte van hun oppervlak duidelijk
hun normale kleur hebben verloren; de vlekken kunnen van diverse kleur zijn
(zwartachtig, roodachtig, bruin, enz.); diepe zwarte strepen worden eveneens
als vlekken beschouwd. Wanneer de vlekken een zodanige kleurintensiteit (zwart,
roze, bruin-roodachtig) hebben dat zij onmiddellijk opvallen en wanneer zij de
helft of meer dan de helft van de korrel bedekken, moeten de betrokken korrels
als gele korrels worden beschouwd. J. "Gele
korrels": korrels waarvan het oppervlak door een andere oorzaak dan het
drogen geheel of gedeeltelijk zijn normale kleur heeft verloren en een van
citroengeel tot oranjegeel variërende kleur heeft gekregen. K. "Barnsteenkleurige
korrels": korrels waarvan de kleur door een andere oorzaak dan het drogen
een uniforme, lichte en algemene verandering heeft ondergaan; door die
verandering is de kleur van de korrels helder ambergeel geworden. Deel II: Definities
met betrekking tot de hopsector 1. "Hop": de gedroogde
katjes, ook hopbellen genaamd, van de (vrouwelijke) hopplant (Humulus
lupulus); deze katjes, groen-geel en eivormig, hebben een steel en worden
over het algemeen ten hoogste 2 à 5 cm groot. 2. "Hopmeel": het door
het malen van hop verkregen product dat alle natuurlijke bestanddelen daarvan
bevat. 3. "Met lupuline verrijkt
hopmeel": het door het malen van hop na mechanische verwijdering van een
deel van de bladeren, stengels, schutbladeren en hopspillen verkregen product. 4. "Hopextract": de
door de inwerking van oplosmiddelen uit hop of hopmeel verkregen concentraten. 5. "Mengproducten
van hop": het mengsel van twee of meer van de in punt 1 tot en met 4
bedoelde producten. Deel III: Definities
met betrekking tot de wijnsector Wijnstokgerelateerd 1. "Rooien": volledige
verwijdering van de wijnstokken die zich op een met wijnstokken beplante
oppervlakte bevinden. 2. "Aanplant": de
definitieve aanplant van wijnstokken of delen daarvan, al dan niet geënt, met
het oog op de productie van druiven of het kweken van entstokken. 3. "Overenting": het
enten van een wijnstok die voordien reeds werd geënt. Productgerelateerd 4. "Verse druiven":
vruchten van de wijnstok, gebruikt bij de wijnbereiding, rijp of zelfs licht
ingedroogd, die met bij de wijnbereiding gebruikelijke middelen kunnen worden
gekneusd of geperst en spontane alcoholische gisting kunnen doen ontstaan. 5. "Druivenmost waarvan de
gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit": een product dat a) een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol en ten hoogste
15 % vol; b) wordt verkregen door
de toevoeging, aan niet-gegiste druivenmost die een natuurlijk alcoholgehalte
van ten minste 8,5 % vol heeft en die uitsluitend afkomstig is van
wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 63, lid 2, in een
indeling kunnen worden opgenomen, van i) hetzij neutrale
alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de
distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van
ten minste 96 % vol; ii) hetzij een
niet-gerectificeerd product verkregen door de distillatie van wijn en met een
effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 80 % vol. 6. "Druivensap": het
niet-gegiste doch voor gisting vatbare vloeibare product dat a) door middel van
passende behandelingen wordt verkregen om als zodanig te worden geconsumeerd; b) wordt verkregen uit
verse druiven of uit druivenmost of door reconstitutie. In het laatste geval
wordt het product gereconstitueerd uit geconcentreerde druivenmost of
geconcentreerd druivensap. Druivensap mag een effectief alcoholvolumegehalte
hebben van ten hoogste 1 % vol. 7. "Geconcentreerd
druivensap": niet-gekarameliseerd druivensap dat wordt verkregen door
gedeeltelijke dehydratatie van druivensap door middel van elk ander toegestaan
procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een
temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen
methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten. Geconcentreerd druivensap mag een effectief
alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol. 8. "Wijnmoer": a) het bezinksel dat
zich in recipiënten met wijn vormt na de gisting, bij de opslag of na
toegestane behandeling; b) het residu dat wordt
verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder a) bedoelde product; c) het bezinksel dat
zich in recipiënten met druivenmost vormt bij de opslag of na toegestane
behandeling; of d) het residu dat wordt
verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder c) bedoelde product. 9. "Druivendraf": de
na het persen van verse druiven overblijvende substantie, al dan niet gegist. 10. "Piquette": een
product dat wordt verkregen door: a) vergisting van
onbehandelde druivendraf, gemacereerd in water; of b) uitloging, met
water, van gegiste druivendraf. 11. "Distillatiewijn":
een product dat a) een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 18 % vol en ten hoogste 24 % vol; b) uitsluitend wordt
verkregen door aan wijn die geen suikerresidu bevat, een niet-gerectificeerd
product toe te voegen dat wordt verkregen door distillatie van wijn en dat een
effectief alcoholgehalte heeft van maximaal 86 % vol; of c) een gehalte aan
vluchtige zuren heeft van ten hoogste 1,5 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur. 12. "Cuvée": a) de druivenmost; b) de wijn; of c) het resultaat van de
vermenging van druivenmost of van wijnen met verschillende eigenschappen, met
het oog op het verkrijgen van bepaalde soort mousserende wijnen. Alcoholgehalte 13. "Effectief
alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een
temperatuur van 20° C, in 100 volume-eenheden van het betrokken product
bij die temperatuur. 14. "Potentieel
alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een
temperatuur van 20° C dat kan ontstaan door totale vergisting van de
suikers in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur. 15. "Totaal
alcoholvolumegehalte": de som van het effectieve en het potentiële
alcoholvolumegehalte. 16. "Natuurlijk
alcoholvolumegehalte": het totale alcoholvolumegehalte van het betrokken
product, vóór verrijking. 17. "Effectief
alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol in 100 kg van
het product. 18. "Potentieel
alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol dat kan ontstaan
door totale vergisting van de suikers in 100 kg van het product. 19. "Totaal
alcoholmassagehalte": de som van het effectieve en het potentiële
alcoholmassagehalte. Deel IV: Definities
met betrekking tot de rundvleessector 1. "Runderen": levende
runderen (huisdieren) van de GN-codes ex 0102 10 en 0102 90 05
tot en met 0102 90 79. 2. "Volwassen
runderen": runderen die ten minste 8 maanden oud zijn. Deel V: Definities
betreffende de sector melk en zuivelproducten Voor de toepassing van het tariefcontingent
voor boter uit Nieuw-Zeeland wordt onder "rechtstreeks bereid uit melk of
room" tevens verstaan boter die zonder gebruikmaking van opgeslagen
materialen uit melk of room is bereid volgens één enkel volledig apart en
ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of
fractionering van dat melkvet kan doorlopen. Deel VI: Definities
met betrekking tot de eiersector 1. "Eieren in de schaal":
eieren van pluimvee, in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt, andere dan de
in punt 2 bedoelde broedeieren. 2. "Broedeieren":
broedeieren van pluimvee. 3. "Heel ei": eieren
uit de schaal, van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen,
geschikt voor menselijke consumptie. 4. "Eigeel": eigeel
van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen,
geschikt voor menselijke consumptie. Deel VII: Definities
met betrekking tot de sector pluimveevlees 1. "Levend pluimvee":
hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders met een gewicht per
stuk van meer dan 185 gram. 2. "Kuikens": levend
pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) met een
gewicht per stuk van niet meer dan 185 gram. 3. "Geslacht
pluimvee": dood pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en
parelhoenders), hele dieren, ook zonder slachtafvallen. 4. "Afgeleide
producten": a) in bijlage I,
deel XX, onder a), genoemde producten; b) in bijlage I,
deel XX, onder b), genoemde producten, "delen van pluimvee"
genoemd, met uitzondering van geslacht pluimvee en van eetbare slachtafvallen; c) in bijlage I,
deel XX, onder b), genoemde eetbare slachtafvallen; d) in bijlage I,
deel XX, onder c), genoemde producten; e) in bijlage I,
deel XX, onder d) en e), genoemde producten; f) in bijlage I, deel
XX, onder f), genoemde producten, andere dan producten van de GN-codes
1602 20 11 en 1602 20 19. Deel VIII: Definities
met betrekking tot de bijenteeltsector 1. "Honing" of
"honig": de natuurlijke zoete stof die door de bijensoort Apis
mellifera wordt bereid uit bloemennectar of uit afscheidingsproducten van
levende plantendelen of uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten
op de levende plantendelen, welke grondstoffen door de bijen worden vergaard,
verwerkt door vermenging met eigen specifieke stoffen, gedeponeerd,
gedehydreerd, en in de honingraten opgeslagen en achtergelaten om te rijpen. Als voornaamste honingsoorten worden
onderscheiden: a) naargelang van de
oorsprong: i) bloemenhoning of
nectarhoning: honing die uit plantennectar is verkregen; ii) honingdauwhoning: honing
die voornamelijk is verkregen uit uitscheidingsproducten van plantensapzuigende
insecten (Hemiptera) op de levende plantendelen of uit afscheidingsproducten
van levende plantendelen; b) naargelang van de
wijze van productie en/of de aanbiedingsvorm: iii) raathoning: honing
die door bijen is opgeslagen in de gesloten cellen van kort tevoren door
henzelf gemaakte raten of fijne platen was, uitsluitend bestaande uit bijenwas,
zonder broed, en die in hele raten of delen daarvan wordt verkocht; iv) brokhoning of
raatbrokken in honing: honing die één of meer brokken raathoning bevat; v) lekhoning: honing,
verkregen door het laten uitlekken van geopende raten zonder broed; vi) slingerhoning: honing,
verkregen door het slingeren van geopende raten zonder broed; vii) pershoning: honing,
verkregen door het samenpersen van raten zonder broed zonder verwarming of bij
matige verwarming van maximaal 45° C; viii) gefilterde honing: honing,
verkregen door zodanige verwijdering van vreemde anorganische of organische
stoffen, dat een aanzienlijk deel van de pollen is verwijderd. Onder "bakkershoning" wordt verstaan: a) honing die geschikt
is voor industrieel gebruik of als ingrediënt in andere, vervolgens verwerkte
levensmiddelen, en die b) mogelijk: –
een vreemde smaak of geur heeft, of –
begonnen is te gisten of gegist heeft, of –
oververhit is. 2. Onder "producten van de
bijenteelt" wordt verstaan honing, bijenwas, koninginnengelei, propolis of
pollen. BIJLAGE
III
IN ARTIKEL 7 BEDOELDE
STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER A. Standaardkwaliteit
van padie Padie van standaardkwaliteit: a) is rijst van gezonde
handelskwaliteit, geurloos; b) heeft een
vochtgehalte van ten hoogste 13 %; c) heeft bij verwerking
tot volwitte rijst een rendement van 63 gewichtspercenten hele korrels (met
maximaal 3 % ontpunte korrels), waarvan het maximumgewichtspercentage aan
niet onberispelijke korrels volwitte rijst als volgt is: krijtachtige korrels van padie van de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 || 1,5 % krijtachtige korrels van padie van andere GN-codes dan de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 || 2,0 % roodgestreepte korrels || 1,0 % gespikkelde korrels || 0,50 % gevlekte korrels || 0,25 % gele korrels || 0,02 % barnsteenkleurige korrels || 0,05 % B. Standaardkwaliteit
van suiker I. Standaardkwaliteit
van suikerbieten Suikerbieten van de standaardkwaliteit hebben de
volgende eigenschappen: a) gezonde
handelskwaliteit; b) suikergehalte van
16 % bij de inontvangstneming. II. Standaardkwaliteit
van witte suiker 1. Witte suiker van de standaardkwaliteit
heeft de volgende eigenschappen: a) gezonde
handelskwaliteit; droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij lopend; b) minimale
polarisatie: 99,7; c) maximaal
vochtgehalte: 0,06 %; d) maximaal gehalte aan
invertsuiker: 0,04 %; e) het overeenkomstig
punt 2 vastgestelde aantal punten bedraagt in totaal niet meer dan 22 en
bedraagt niet meer dan: 15 voor het asgehalte, 9 voor kleurtype, bepaald volgens de
methode van het Institut für landwirtschaftliche Technologie und
Zuckerindustrie Braunschweig (hierna "methode Braunschweig" genoemd), 6 voor kleuring van de oplossing,
bepaald volgens de methode van de International Commission for Uniform Methods
of Sugar Analysis, (hierna "methode ICUMSA" genoemd). 2. Een punt wordt toegekend: a) per 0,0018 %
asgehalte, bepaald volgens de methode ICUMSA bij 28 °Brix, b) per 0,5
kleurtype-eenheid, bepaald volgens de methode Braunschweig, c) per 7,5 eenheden
voor de kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode ICUMSA. 3. De methoden voor de bepaling van de in
punt 1 bedoelde elementen zijn dezelfde als de methoden die daarvoor worden
gebruikt in het kader van de interventiemaatregelen. III. Standaardkwaliteit
van ruwe suiker 1. Ruwe suiker van de standaardkwaliteit is
suiker met een rendement aan witte suiker van 92 %. 2. Het rendement van ruwe bietsuiker wordt
berekend door op het getal van de polarisatiegraad van deze suiker in mindering
te brengen: a) het viervoud van
het procentuele asgehalte; b) het dubbele van het
procentuele gehalte aan invertsuiker; c) het getal 1. 3. Het rendement van ruwe rietsuiker
wordt berekend door op het dubbele van zijn polarisatiegraad het getal 100 in
mindering te brengen. BIJLAGE IV
BEGROTING VOOR
STEUNPROGRAMMA’S, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 41, LID 1 uitgedrukt in 1000 euro per jaar BG || 26 762 CZ || 5 155 DE || 38 895 EL || 23 963 ES || 353 081 FR || 280 545 IT || 336 997 CY || 4 646 LT || 45 LU || 588 HU || 29 103 MT || 402 AT || 13 688 PT || 65 208 RO || 42 100 SI || 5 045 SK || 5 085 UK || 120 BIJLAGE V
INTERNATIONALE
ORGANISATIES, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 56, LID 3 - Codex Alimentarius - Economische Commissie voor Europa van de
Verenigde Naties BIJLAGE VI
DEFINITIES, AANDUIDINGEN
EN VERKOOPBENAMINGEN VAN PRODUCTEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 60 Met het oog op de
toepassing van deze bijlage wordt onder "verkoopbenaming" verstaan de
naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5,
lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG. Deel I. Vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden I. Definitie Met het oog op de toepassing van dit deel van
deze bijlage wordt onder "vlees" verstaan geslachte dieren, vlees met
of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor
menselijke consumptie, van runderen die jonger zijn dan 12 maanden, aangeboden
in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een
onmiddellijke verpakking of een verpakking. Op het moment van het slachten delen de
marktdeelnemers, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, alle runderen die
jonger zijn dan 12 maanden, in één van de volgende twee categorieën in: (A) categorie V:
runderen die jonger zijn dan 8 maanden Identificatieletter: V; (B) categorie Z: runderen
die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden Identificatieletter: Z. II. Verkoopbenamingen 1. Vlees van runderen die jonger
zijn dan 12 maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts worden afgezet
onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en): (A) voor vlees van
runderen die jonger zijn dan 8 maanden (identificatieletter: V): Land van afzet || Verplichte verkoopbenaming België || veau, viande de veau/kalfsvlees/Kalbfleisch Bulgarije || месо от малки телета Tsjechië || Telecí Denemarken || Lyst kalvekød Duitsland || Kalbfleisch Estland || Vasikaliha Griekenland || μοσχάρι γάλακτος Spanje || Ternera blanca, carne de ternera blanca Frankrijk || veau, viande de veau Ierland || Veal Italië || vitello, carne di vitello Cyprus || μοσχάρι γάλακτος Letland || Teļa gaļa Litouwen || Veršiena Luxemburg || veau, viande de veau/Kalbfleisch Hongarije || Borjúhús Malta || Vitella Nederland || Kalfsvlees Oostenrijk || Kalbfleisch Polen || Cielęcina Portugal || Vitela Roemenië || carne de vițel Slovenië || Teletina Slowakije || Teľacie mäso Finland || vaalea vasikanliha/ljust kalvkött Zweden || ljust kalvkött Verenigd Koninkrijk || Veal (B) voor vlees van
runderen die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden
(identificatieletter: Z): Land van afzet || Verplichte verkoopbenaming België || jeune bovin, viande de jeune bovin/jongrundvlees/Jungrindfleisch Bulgarije || Телешко месо Tsjechië || hovězí maso z mladého skotu Denemarken || Kalvekød Duitsland || Jungrindfleisch Estland || noorloomaliha Griekenland || νεαρό μοσχάρι Spanje || Ternera, carne de ternera Frankrijk || jeune bovin, viande de jeune bovin Ierland || rosé veal Italië || vitellone, carne di vitellone Cyprus || νεαρό μοσχάρι Letland || jaunlopa gaļa Litouwen || Jautiena Luxemburg || jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch Hongarije || Növendék marha húsa Malta || Vitellun Nederland || rosé kalfsvlees Oostenrijk || Jungrindfleisch Polen || młoda wołowina Portugal || Vitelão Roemenië || carne de tineret bovin Slovenië || meso težjih telet Slowakije || mäso z mladého dobytka Finland || vasikanliha/kalvkött Zweden || Kalvkött Verenigd Koninkrijk || Beef 2. De in punt 1 bedoelde
verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of
de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval. 3. De verkoopbenamingen voor
categorie V die in deel A) van de tabel in punt 1 zijn opgenomen, en eventuele
nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen
uitsluitend worden gebruikt indien aan alle voorschriften van deze bijlage
wordt voldaan. Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een
etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan 12 maanden, geen gebruik
worden gemaakt van de termen "veau", "teleci",
"Kalb", "μοσχάρι", "ternera", "kalv",
"veal", "vitello", "vitella", "kalf",
"vitela" en "teletina". 4. De in punt 1 bedoelde
voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29
juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is
geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006. Deel II. Wijnbouwproducten (1) Wijn Onder "wijn" wordt verstaan
het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke
alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van
druivenmost. Wijn heeft: a) na de eventuele
behandelingen als bedoeld in bijlage VII, deel I, punt B, een effectief
alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5% vol, mits deze wijn uitsluitend
afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B zoals
bedoeld in het aanhangsel bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de
overige wijnbouwzones; b) wanneer hij een
beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft,
in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve
alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen zoals bedoeld in bijlage
VII, deel I, punt B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 %
vol; c) een totaal
alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan: –
kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op
bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie overeenkomstig
artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt, de bovengrens
van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd, –
kan voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming
die zonder verrijking is verkregen, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte
tot meer dan 15 % vol worden verhoogd; d) behoudens eventuele
afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels
gedelegeerde handelingen kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren,
uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6
milli-equivalent per liter. "Retsina" is wijn die
uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland
uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik
van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om "retsina"-wijn
overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen. In afwijking van het bepaalde onder b)
worden "Tokaji eszencia" en "Tokajská esencia" als wijn
beschouwd. In afwijking van artikel 60, lid 2,
mogen de lidstaten toestaan dat het woord "wijn" wordt gebruikt
indien: a) het vergezeld gaat
van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen
door vergisting van andere vruchten dan druiven, af te zetten; of b) het onderdeel is van
een samengestelde benaming. Iedere verwarring met producten die
onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen. (2) Jonge, nog gistende wijn Onder jonge, nog gistende wijn wordt
verstaan het product waarvan de alcoholische gisting nog niet is voltooid en
die nog niet is ontdaan van de wijnmoer. (3) Likeurwijn Onder likeurwijn wordt verstaan het product: a) dat een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste
22 % vol; b) dat een totaal
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van
bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische
aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel
59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen opstelt; c) dat verkregen is
uit: –
gedeeltelijk gegiste druivenmost, –
wijn, –
een mengsel van bovengenoemde producten, of –
druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn
als het gaat om bepaalde, door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1,
middels gedelegeerde handelingen vast te stellen likeurwijnen met een
beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding; d) dat een
oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol,
met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde
oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op
een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels
gedelegeerde handelingen opstelt; e) waaraan zijn
toegevoegd: i) een van de
volgende producten of een mengsel daarvan: –
neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met
inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met
een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol, –
distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met
een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 %
vol; ii) alsmede, in
voorkomend geval, een of meer van de volgende producten: –
geconcentreerde druivenmost, –
een mengsel van een van de onder e), punt i),
genoemde producten met druivenmost zoals bedoeld onder c), eerste en vierde
streepje; f) waaraan, in
afwijking van het bepaalde onder e), voor zover het gaat om likeurwijnen met
een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die
voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1,
middels gedelegeerde handelingen opstelt, zijn toegevoegd: i) een van de onder
e), punt i), genoemde producten of een mengsel daarvan; of ii) een of meer van de
volgende producten: –
alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met
een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 %
vol, –
eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een
effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol, –
eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een
effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 %
vol; en iii) in voorkomend
geval, een of meer van de volgende producten: –
gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde
druiven, –
geconcentreerde druivenmost verkregen door
rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan
de definitie van geconcentreerde druivenmost, –
geconcentreerde druivenmost, –
een mengsel van een van de onder f) ii), genoemde
producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje. (4) Mousserende wijn Onder mousserende wijn wordt verstaan het product
dat: a) is verkregen door
eerste of tweede alcoholische vergisting: –
van verse druiven, –
van druivenmost, of –
van wijn; b) wordt gekenmerkt
door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat
uitsluitend door vergisting is ontstaan; c) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing
teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; en d) wordt bereid uit
cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol. (5) Mousserende kwaliteitswijn Onder mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan
het product dat: a) is verkregen door
eerste of tweede alcoholische vergisting: –
van verse druiven, –
van druivenmost, of –
van wijn; b) wordt gekenmerkt
door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat
uitsluitend door vergisting is ontstaan; c) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing
teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar; en d) wordt bereid uit
cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol. (6) Aromatische mousserende kwaliteitswijn Onder aromatische mousserende kwaliteitswijn
wordt verstaan mousserende kwaliteitswijn die: a) is verkregen door
voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk
gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die zijn opgenomen op een
lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde
handelingen opstelt. De aromatische mousserende
kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen
voor de cuvée, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1,
middels gedelegeerde handelingen vastgesteld; b) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing
teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; c) een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol; en d) een totaal
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol. (7) Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is
toegevoegd Onder mousserende wijn waaraan koolzuurgas is
toegevoegd, wordt verstaan het product dat: a) is verkregen uit
wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische
aanduiding; b) bij het openen van
de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is
toegevoegd; en c) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing
teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar. (8) Parelwijn Onder parelwijn wordt verstaan het product dat: a) is verkregen uit
wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol; b) een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol; c) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20° C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing
teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar; en d) wordt opgeslagen in
recipiënten van 60 l of minder. (9) Parelwijn waaraan koolzuurgas is
toegevoegd Onder parelwijn waaraan koolzuurgas is
toegevoegd, wordt verstaan het product dat: a) is verkregen uit
wijn; b) een effectief
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal
alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol; c) bij bewaring in
gesloten recipiënten bij 20°C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd
koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten
hoogste 2,5 bar; en d) wordt opgeslagen in
recipiënten van 60 l of minder. (10) Druivenmost Onder druivenmost wordt verstaan de
vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse
druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte
hebben van ten hoogste 1 % vol. (11) Gedeeltelijk gegiste druivenmost Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost
wordt verstaan het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost
en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch
minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte. (12) Gedeeltelijk gegiste druivenmost van
ingedroogde druiven Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost
van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat wordt verkregen door de
gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het
totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt
en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag
bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid
1, middels gedelegeerde handelingen vast te stellen wijnen die aan deze eisen
voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van
ingedroogde druiven beschouwd. (13) Geconcentreerde druivenmost Onder geconcentreerde druivenmost wordt
verstaan de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door
gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan
procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een
temperatuur van 20° C met een refractometer volgens een overeenkomstig
artikel 62, lid 3, derde alinea en artikel 68, onder d), voor te schrijven
methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten. Geconcentreerde druivenmost mag een
effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol. (14) Gerectificeerde geconcentreerde
druivenmost Onder gerectificeerde geconcentreerde
druivenmost wordt verstaan de niet‑gekarameliseerde vloeistof die: a) wordt verkregen
door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander
toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze
dat bij een temperatuur van 20° C met een refractometer volgens een
overeenkomstig artikel 62, lid 3, derde alinea en artikel 68, onder d), voor te
schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten; b) een toegestane
behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker
heeft ondergaan; c) de volgende
kenmerken vertoont: –
pH niet hoger dan 5 bij 25 °Brix, –
optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1
cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25 °Brix, –
sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader
te bepalen analysemethode, –
Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25
°Brix, –
getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15
milli-equivalent per kilogram suiker totaal; –
gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per
kilogram suiker totaal, –
gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8
milli-equivalent per kilogram suiker totaal, –
conductiviteit bij 25 °Brix en 20° C niet
hoger dan 120 micro‑Siemens/cm, –
gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25
mg per kilogram suiker totaal, –
aanwezigheid van meso-inositol. Gerectificeerde geconcentreerde
druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste
1 % vol. (15) Wijn van ingedroogde druiven Onder wijn van ingedroogde druiven wordt verstaan
het product dat: a) zonder verrijking
is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog
op gedeeltelijke dehydratatie; b) een totaal
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief
alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol; en c) een natuurlijk
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter). (16) Wijn van overrijpe druiven Onder wijn van overrijpe druiven wordt verstaan
het product dat: a) wordt bereid zonder
verrijking; b) een natuurlijk
alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol; en c) een totaal
alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een effectief
alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol. De lidstaten kunnen voor dit product een
rijpingsperiode voorschrijven. (17) Wijnazijn Onder wijnazijn wordt verstaan azijn die: a) uitsluitend wordt
verkregen door azijnzure vergisting van wijn; en b) een totaal
zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur. Deel III. Melk en zuivelproducten 1. De benaming “melk” mag uitsluitend worden
gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en
bij één of meer melkbeurten is verkregen, zonder dat daaraan stoffen worden
toegevoegd of onttrokken. De benaming "melk" mag evenwel tevens
worden gebruikt: a) voor melk die een
behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of
voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV van deze bijlage is
gestandaardiseerd; b) samen met één of
meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het
voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven
waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de
melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen
en/of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen aan de melk. 2. Met het oog op de toepassing van dit deel
wordt onder "zuivelproducten" verstaan producten die uitsluitend zijn
verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan
noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt
voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van
de melk. De onderstaande benamingen mogen uitsluitend voor
zuivelproducten worden gebruikt: a) de volgende
benamingen, die in alle handelsstadia worden gebruikt i) wei, ii) room, iii) boter, iv) karnemelk of
botermelk, v) butteroil, vi) caseïne, vii) watervrij melkvet, viii) kaas, ix) yoghurt, x) kefir, xi) koemis, xii) viili/fil, xiii) smetana, xiv) fil; b) benamingen in de zin
van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG die daadwerkelijk voor zuivelproducten
worden gebruikt. 3. De benaming „melk” en de voor de
omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden
gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde
producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk
inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een
zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid,
hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product. 4. De oorsprong van de melk en van de door
de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet
afkomstig zijn van runderen. 5. De in de punten 1, 2 en 3 van dit deel
bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde
producten worden gebruikt. Deze bepaling is evenwel niet van
toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van
traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen
bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven. 6. Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3
van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten,
reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van
Richtlijn 2006/114/EG van de Raad[48]
worden gebruikt, noch enige aanbiedingsvorm, waarmee wordt aangegeven,
geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is. Voor producten die melk- of
zuivelproducten bevatten, mogen de benaming „melk” en de in punt 2, tweede
alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om
een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te
geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG. Deel IV. Melk voor menselijke consumptie van GN-code 0401 I. Definities Met het oog op de toepassing van dit deel wordt
verstaan onder: a) “melk”: het door
het melken van één of meer koeien verkregen product; b) “consumptiemelk”: de
in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te
worden geleverd; c) “vetgehalte”: de
massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk; d) “eiwitgehalte”: de
massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk
berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als
massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38. II. Levering of verkoop
aan de eindverbruiker (1) Alleen melk die voldoet aan de eisen voor
consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of
verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines
of andere soortgelijke instellingen. (2) De verkoopbenamingen voor deze producten
zijn die welke zijn vastgesteld in punt III van dit deel. Deze
verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten
worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in
samengestelde benamingen. (3) De lidstaten stellen maatregelen vast om
de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in
alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot
verwarring kan leiden. III. Consumptiemelk 1. De volgende producten worden als
consumptiemelk beschouwd: a) rauwe melk: melk
die niet is verwarmd tot boven 40° C en die evenmin een behandeling met een
gelijkwaardig effect heeft ondergaan; b) volle melk: warmtebehandelde
melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet: i) gestandaardiseerde
volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De
lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van
4,00 % (m/m) of meer vaststellen; ii) niet-gestandaardiseerde
volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd,
noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk
waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel
niet lager zijn dan 3,50 % (m/m); c) halfvolle melk: warmtebehandelde
melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste
1,80 % (m/m) is gebracht; d) magere melk: warmtebehandelde
melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht. Warmtebehandelde melk die niet voldoet
aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien
van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het
vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de
verpakking is aangebracht, en wel als volgt: "… % vet". Die melk mag
niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk. 2. Onverminderd het bepaalde in punt 1,
onder b) ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan: a) om de voor
consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het
natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of
door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk; b) verrijking van de
melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees
Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van
vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen[49]; c) vermindering van
het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose. De onder b) en c) bedoelde wijzigingen
in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk
zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product
worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot
voedingswaarde‑etikettering zoals bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad[50]. In geval van verrijking met eiwitten dient
het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen. De lidstaten kunnen de onder b) en
c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of
verbieden. 3. Consumptiemelk moet aan de volgende
eisen voldoen: a) een vriespunt
hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de
consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert; b) een massagewicht van
ten minste 1028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 %
(m/m) bij een temperatuur van 20° C, of het equivalent daarvan per liter
voor melk met een ander vetgehalte; c) ten minste
2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 %
(m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte. Deel V. Producten
van de sector pluimveevlees I. Dit deel van deze
bijlage is van toepassing op het, in het kader van de uitoefening van een
beroep of bedrijf, in de Unie afzetten van bepaalde soorten en
aanbiedingsvormen van pluimveevlees, alsmede van bereidingen en producten op
basis van pluimveevlees of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten: –
hanen en kippen (Gallus domesticus), –
eenden, –
ganzen, –
kalkoenen, –
parelhoenders. Deze bepalingen zijn ook van toepassing
op gepekeld pluimveevlees van GN‑code 0210 99 39. II Definities (1) “Pluimveevlees”: het voor menselijke
consumptie geschikt vlees van pluimvee dat geen enkele andere behandeling dan
een koudebehandeling heeft ondergaan. (2) "Vers pluimveevlees": pluimveevlees
dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring
bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan – 2° C en niet hoger
dan + 4° C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende
temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor
het uitsnijden en behandelen van vers pluimveevlees in detailhandelszaken of in
aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden
en behandeld om ter plaatse rechtstreeks aan de consument te worden geleverd. (3) "Bevroren pluimveevlees": pluimveevlees
dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet
worden bevroren en moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste –
12° C. (4) "Diepgevroren pluimveevlees": pluimveevlees
dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 18° C,
met inachtneming van de in Richtlijn 89/108/EEG van de Raad[51] vastgestelde toleranties. (5) “Bereiding op basis van pluimveevlees”: pluimveevlees,
met inbegrip van pluimveevlees dat in kleine stukken is gehakt, waaraan
levensmiddelen, kruiden of additieven zijn toegevoegd of dat een verwerking
heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het
vlees te veranderen. (6) “Bereiding op basis van vers
pluimveevlees”: een bereiding op basis van pluimveevlees waarvoor “vers
pluimveevlees” verordening is gebruikt. De lidstaten kunnen evenwel enigszins
afwijkende temperatuurvoorschriften betreffende de vereiste minimumduur
vaststellen voor zover dat nodig is voor het behandelen en het uitsnijden in de
fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers pluimveevlees. (7) "Pluimveevleesproduct": een
vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr.
853/2004, waarvoor pluimveevlees is gebruikt. Deel VI. Smeerbare
vetproducten De in artikel 60 bedoelde producten mogen slechts
zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en
andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of
afgestaan, indien zij aan de in de bijlage vastgestelde eisen voldoen. De verkoopbenamingen voor deze producten worden in
dit deel gespecificeerd. De onderstaande verkoopbenamingen zijn uitsluitend
bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes
die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten
hebben: a) melkvetten van de
GN-codes 0405 en ex 2106; b) vetten van GN-code
ex 1517; c) uit plantaardige
en/of dierlijke producten samengestelde vetten van de GN-codes ex 1517 en ex
2106. Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste
twee derde van de droge stof. Deze verkoopbenamingen gelden evenwel alleen voor
producten die bij een temperatuur van 20° C hun vaste vorm behouden en als
smeersel kunnen worden gebruikt. Deze definities zijn niet van toepassing op: a) de benaming van
producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk
is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende
eigenschap van het product te omschrijven; b) geconcentreerde
producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste
90 %. Vetgroep || Verkoopbenamingen || Productcategorieën Definities || Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. || 1. Boter 2. 3/4 boter (*) 3. Halfvolle boter (**) 4. Melkvetproduct X % || Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product met de volgende melkvetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. || 1. Margarine 2. 3/4 margarine (***) 3. Halfvolle margarine (****) 4. Product met vet X % || Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en ten hoogste 90 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. Vetgroep || Verkoopbenamingen || Productcategorieën Definities || Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten De producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 % en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte. || 1. Melange 2. 3/4 melange (*****) 3. Halfvolle melange (******) 4. Melangeproduct X % || Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. (*) stemt in het Deens overeen met "smør 60". (**) stemt in het Deens overeen met "smør 40". (***) stemt in het Deens overeen met "margarine 60". (****) stemt in het Deens overeen met "margarine 40". (*****) stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 60". (******) stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 40". Noot: Het melkvetbestanddeel van de in dit deel genoemde producten mag alleen
via fysische processen worden gewijzigd. Deel VII. Benamingen
en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen
en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht
bij de afzet van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar
met de bindende internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen. In het stadium van de detailhandel mogen alleen de
oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van dit deel
worden afgezet. (1) OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING Olie die uit de vrucht van de olijfboom
uitsluitend is verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere
natuurkundige procedés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt
aangetast, en die geen andere behandeling heeft ondergaan dan wassen, decanteren,
centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van olie die is verkregen door
middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische
werking, of door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere
soort. Olijfolie van de eerste persing wordt
uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven: a) Extra olijfolie van
de eerste persing Olijfolie van de eerste persing, met
een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste
0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die
welke voor deze categorie zijn vastgesteld. b) Olijfolie van de
eerste persing Olijfolie van de eerste persing, met
een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram
per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor
deze categorie zijn vastgesteld. c) Olijfolie van de
eerste persing, voor verlichting Olijfolie van de eerste persing, met
een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per
100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze
categorie vastgestelde kenmerken. (2) GERAFFINEERDE OLIJFOLIE Olijfolie verkregen door raffinering van
olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt
in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere
kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken. (3) OLIJFOLIE — BESTAANDE UIT GERAFFINEERDE
OLIJFOLIE EN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING Olijfolie verkregen door het mengen van
geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die
voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur,
van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken
overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken. (4) RUWE OLIE VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN Olie verkregen uit perskoeken van
olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op
bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie van de eerste persing voor
verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en
van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken
overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken. (5) GERAFFINEERDE OLIE UIT PERSKOEKEN VAN
OLIJVEN Olie verkregen door de raffinering van
ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren,
uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de
andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde
kenmerken. (6) OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN Olie verkregen door het mengen van
geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste
persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren,
uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de
andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde
kenmerken. Aanhangsel bij
bijlage VI (waarnaar wordt verwezen in deel II)
Wijnbouwzones De wijnbouwzones zijn de volgende: (1) Wijnbouwzone A omvat: a) in Duitsland: de
andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van punt 2, onder a); b) in Luxemburg: het
Luxemburgse wijnbouwgebied; c) in België,
Denemarken, Ierland, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het
wijnbouwareaal van deze landen; d) in Tsjechië: het
wijnbouwgebied Čechy. (2) Wijnbouwzone B omvat: a) in Duitsland: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden; b) in Frankrijk: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde
departementen, alsmede in de volgende departementen: –
Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin, –
Lorraine: Meurthe-et-Moselle,
Meuse, Moselle, Vosges, –
Champagne: Aisne, Aube, Marne,
Haute-Marne, Seine-et-Marne, –
Jura: Ain, Doubs, Jura,
Haute-Saône, –
Savoie: Savoie, Haute-Savoie,
Isère (de gemeente Chapareillan), –
Val de Loire: Cher,
Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret,
Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede, in het departement Nièvre, de
met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissement Cosne-sur-Loire; c) in Oostenrijk: het
Oostenrijkse wijnbouwareaal; d) in Tsjechië: het
wijnbouwgebied Morava en de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in
punt 1, onder d), zijn vermeld; e) in Slowakije de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Malokarpatská
vinohradnícka oblast’, Južnoslovenská vinohradnícka oblast’, Nitrianska
vinohradnícka oblast’, Stredoslovenská vinohradnícka oblast’, Východoslovenská
vinohradnícka oblast’ en de niet in punt 3, onder f), vermelde
wijnbouwgebieden; f) in Slovenië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's: –
de regio Podravje: Štajerska
Slovenija, Prekmurje, –
de regio Posavje: Bizeljsko
Sremič, Dolenjska en Bela krajina, en de niet in punt 4, onder d), vermelde met
wijnstokken beplante oppervlakten; g) in Roemenië: het
gebied Podișul Transilvaniei. (3) Wijnbouwzone C I omvat: a) in Frankrijk: de met
wijnstokken beplante oppervlakten: –
in de volgende departementen: Allier,
Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron,
Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d’Or, Dordogne,
Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente
Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre
(met uitzondering van het arrondissement Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme,
Pyrénées-Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn,
Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne, –
in de arrondissementen Valence en Die van het
departement Drôme (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne
en Montélimar), –
in het arrondissement Tournon, in de kantons
Antraigues, Burzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas,
Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône
van het departement Ardèche; b) in Italië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d’Aosta en de provincies
Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno; c) in Spanje: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies A Coruña, Asturias,
Cantabria, Guipúzcoa en Vizcaya; d) in Portugal: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de regio Norte dat
overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van “Vinho Verde”, alsmede de
“concelhos” Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van
de “freguesias” Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de “Região viticola
da Extremadura”; e) in Hongarije: alle
met wijnstokken beplante oppervlakten; f) in Slowakije: de
met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Tokajská vinohradnícka
oblast’; g) in Roemenië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 2, onder g) of
punt 4, onder f), zijn vermeld. (4) Wijnbouwzone C II omvat: a) a) in Frankrijk: de met
wijnstokken beplante oppervlakten: –
in de volgende departementen: Aude,
Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de
kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse, –
in het gedeelte van het departement Var dat ten
zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le
Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet,
Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime, –
in het arrondissement Nyons en het kanton
Loriol-sur-Drôme in het departement Drôme, –
in de niet in punt 3, onder a), vermelde
administratieve eenheden van het departement Ardèche; b) in Italië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Abruzzi, Campania,
Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia (met
uitzondering van de provincie Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Toscana,
Umbria, Veneto (met uitzondering van de provincie Belluno), met inbegrip van de
eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Elba en de overige
eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en
de eilanden Capri en Ischia; c) in Spanje: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende provincies: –
Lugo, Orense, Pontevedra, –
Ávila (met uitzondering van de gemeenten die
overeenstemmen met de “comarca” Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca,
Segovia, Soria, Valladolid, Zamora, –
La Rioja, –
Álava, –
Navarra, –
Huesca, –
Barcelona, Girona, Lleida, –
het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden
van de rivier de Ebro, –
de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in
de oorsprongsbenaming Penedés, –
het gedeelte van de provincie Tarragona dat
overeenstemt met de “comarca” Conca de Barberá; d) in Slovenië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Brda of Goriška Brda,
Vipavska dolina of Vipava, Kras en Slovenska Istra; e) in Bulgarije: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dunavska Ravnina
(Дунавска равнина), Chernomorski Rayon (Черноморски район), Rozova Dolina
(Розова долина); f) in Roemenië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dealurile Buzăului, Dealu Mare,
Severinului en Plaiurile Drâncei, Colinele Dobrogei, Terasele Dunării, het
zuidelijke wijngebied met zandgronden en andere gunstige gebieden. (5) Wijnbouwzone C III a) omvat: a) in Griekenland: de
met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende nomoi: Florina, Imathia,
Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia,
Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland
Thira (Santorini); b) in Cyprus: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die hoger zijn gelegen dan 600 m; c) in Bulgarije: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 4, onder e), zijn vermeld. (6) Wijnbouwzone C III b) omvat: a) in Frankrijk: de met
wijnstokken beplante oppervlakten: –
in de departementen van Corsica, –
in het gedeelte van het departement Var dat gelegen
is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de (erin begrepen) gemeenten
Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La
Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime, –
de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het
departement Pyrénées-Orientales; b) in Italië: de met
wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Calabrië, Basilicata,
Apulië, Sardinië en Sicilië, met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s
behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische
eilanden; c) in Griekenland: de
met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 5, onder a),
zijn opgenomen; d) in Spanje: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder c), of punt 4,
onder c), zijn vermeld; e) in Portugal: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 3, onder d), zijn
vermeld; f) in Cyprus: de met
wijnstokken beplante oppervlakten die niet hoger zijn gelegen dan 600 m; g) in Malta: de met
wijnstokken beplante oppervlakten. (7) De grenzen van de in dit
aanhangsel vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in
de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal
betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende
nationale bepalingen. BIJLAGE VII
OENOLOGISCHE PROCEDÉS ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 62
Deel I
Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones A. Maxima voor
verrijking 1. Wanneer de weersomstandigheden
zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen
de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke
alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste
druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die is verkregen uit
wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 63 in een indeling mogen
worden opgenomen. 2. Het natuurlijke alcoholvolumegehalte
wordt volgens de in punt B genoemde oenologische procedés verhoogd en de verhoging
mag de volgende maxima niet overschrijden: a) 3 % vol in
wijnbouwzone A; b) 2 % vol in
wijnbouwzone B; c) 1,5 % vol in
de wijnbouwzone C. 3. In de jaren waarin de weersomstandigheden
uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de lidstaten verzoeken om de in
punt 2 genoemde maxima met 0,5 % te mogen verhogen. Als reactie op een
dergelijk verzoek stelt de Commissie, met inachtneming van de in artikel 68
opgenomen bevoegdheden, zo spoedig mogelijk een uitvoeringshandeling vast. De
Commissie tracht uiterlijk vier weken nadat het verzoek is ingediend, hierover
een besluit te nemen. B. Verrijkingsprocedés 1. Het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag
slechts als volgt overeenkomstig punt A worden verhoogd: a) voor druiven,
gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging
van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde
druivenmost; b) voor druivenmost: door
toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde
geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip
van omgekeerde osmose; c) voor wijn, door
gedeeltelijke concentratie door afkoeling. 2. Gebruikmaking van een van de in punt 1
bedoelde behandelingen sluit gebruikmaking van de overige uit wanneer wijn of
druivenmost verrijkt wordt met geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde
geconcentreerde druivenmost, en steun wordt verleend uit hoofde van artikel 103
sexvicies van Verordening (EG) nr 1234/2007. 3. Toevoeging van sacharose als bedoeld in
punt 1, onder a) en b), mag alleen in de vorm van droge suiker, en alleen
in de volgende gebieden: a) wijnbouwzone A; b) wijnbouwzone B; c) wijnbouwzone C, met uitzondering van de wijngaarden in
Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Cyprus en in de Franse departementen die
vallen onder de Cours d'appel (Hoven van beroep) te: –
Aix-en-Provence, –
Nîmes, –
Montpellier, –
Toulouse, –
Agen, –
Pau, –
Bordeaux, –
Bastia. Voor verrijking door droge suiker mag
evenwel bij wijze van uitzondering door de nationale autoriteiten vergunning
worden verleend in de hierboven genoemde Franse departementen. Frankrijk stelt
de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van dergelijke
vergunningen. 4. Toevoeging van geconcentreerde
druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot
een toename van het oorspronkelijke volume gekneusde verse druiven, druivenmost,
gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan
11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 %
in de wijnbouwzone C. 5. Concentratie van druivenmost of wijn die
één van de in punt 1 bedoelde behandelingen heeft ondergaan: a) mag niet tot gevolg
hebben dat het oorspronkelijke volume van deze producten met meer dan 20 %
afneemt; b) mag, in afwijking
van punt A.2, onder c), het natuurlijke alcoholvolumegehalte van deze producten
niet met meer dan 2 % vol verhogen. 6. De in de punten 1 en 5 bedoelde
behandelingen mogen niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte
van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog
gistende wijn of wijn wordt verhoogd: a) tot meer dan 11,5 %
vol in wijnbouwzone A; b) tot meer dan 12 %
vol in wijnbouwzone B; c) tot meer dan 12,5 %
vol in wijnbouwzone C I; d) tot meer dan 13 %
vol in wijnbouwzone C II; en e) tot meer dan 13,5 %
vol in wijnbouwzone C III. 7. In afwijking van het bepaalde in punt 6
kunnen de lidstaten: a) voor rode wijn de
bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde
producten verhogen tot 12 % vol in wijnbouwzone A en 12,5 % vol in wijnbouwzone
B; b) voor de productie
van wijn met een oorsprongsbenaming het totale alcoholvolumegehalte van de in
punt 6 genoemde producten verhogen tot een door de lidstaten vast te stellen
waarde. C. Aanzuring en
ontzuring 1. Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk
gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen: a) in de wijnbouwzones
A, B en C I worden ontzuurd; b) in de wijnbouwzones
C I, C II and C III a), onverminderd het bepaalde in punt
7, worden aangezuurd en ontzuurd; of c) in wijnbouwzone C
III b) worden aangezuurd. 2. De in punt 1 genoemde producten, behalve wijn,
mogen slechts worden aangezuurd tot een maximum van 1,50 gram per liter,
uitgedrukt in wijnsteenzuur, d.i. 20 milli‑equivalent per liter. 3. Wijn mag slechts worden aangezuurd tot
een maximum van 2,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3
milli‑equivalent per liter. 4. Wijn mag slechts worden ontzuurd tot een
maximum van 1 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 13,3
milli-equivalent per liter. 5. Voor concentratie bestemde druivenmost
mag gedeeltelijk worden ontzuurd. 6. Onverminderd punt 1 mogen de lidstaten in
jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan,
toestemming verlenen voor het aanzuren van de in punt 1 genoemde producten in
de wijnbouwzones A en B onder de in de punten 2 en 3 genoemde voorwaarden. 7. Aanzuring en verrijking van eenzelfde
product sluiten elkaar uit, behoudens afwijkingen die de Commissie
overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt,
en aanzuring en ontzuring van eenzelfde product sluiten elkaar eveneens uit. D. Behandelingen 1. Elk van de in de punten B en C genoemde
behandelingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, wordt
slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse
druiven zijn geoogst, onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel
59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt, wordt uitgevoerd bij de
verwerking van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of
jonge, nog gistende wijn, tot wijn of tot een andere voor rechtstreekse
menselijke consumptie bestemde drank uit de sector wijn, met uitzondering van
mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd. 2. Concentratie van wijn moet plaatsvinden
in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst. 3. Aanzuring en ontzuring van wijn mogen
alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de
voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst. 4. Elk van de in de punten 1, 2 en 3
bedoelde behandelingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde
geldt voor de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde
geconcentreerde druivenmost of sucrose, die natuurlijke of rechtspersonen, of
groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en handelaars
die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde
handelingen nader aanduidt, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd
en op dezelfde plaats in voorraad hebben als verse druiven, druivenmost,
gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn. De melding van deze
hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een
voorraadregister. 5. Elk van de in de punten B en C genoemde
behandelingen moet worden geregistreerd in het in artikel 103 bedoelde
begeleidende document waarmee de aldus behandelde producten in het verkeer
worden gebracht. 6. Deze behandelingen mogen, behoudens
afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, niet plaatsvinden: a) na 1 januari in de
wijnbouwzones C; b) na 16 maart in de
wijnbouwzones A en B, en mogen slechts worden toegepast op producten
die afkomstig zijn van de laatste aan deze data voorafgaande druivenoogst. 7. In afwijking van het bepaalde in punt 6
zijn concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn, het
hele jaar door toegestaan. Deel II
Beperkingen A. Algemeen 1. Bij alle toegestane oenologische procedés
is de toevoeging van water uitgesloten, behalve in gevallen waarin dat om
specifieke technische redenen noodzakelijk is. 2. Bij alle toegestane oenologische procedés
is de toevoeging van alcohol uitgesloten, behalve bij procedés voor het
verkrijgen van verse druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van
alcohol is gestuit, likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en parelwijn. 3. Distillatiewijn mag alleen voor
distillatie worden gebruikt. B. Verse
druiven, druivenmost en druivensap 1. Verse druivenmost waarvan de gisting door
toevoeging van alcohol is gestuit, mag slechts worden gebruikt voor de
bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29
vallende producten. Dit geldt onverminderd stringentere bepalingen die de
lidstaten kunnen toepassen voor de bereiding van niet onder de GN-codes
2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten op hun
grondgebied. 2. Druivensap en geconcentreerd druivensap
mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het is verboden
deze producten op het grondgebied van de Unie tot alcoholische vergisting te
brengen. 3. De punten 1 en 2 zijn niet van
toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd
Koninkrijk, in Ierland en in Polen, van onder
GN code 2206 00 vallende producten waarvoor de lidstaten het
gebruik van een samengestelde benaming waarin de verkoopbenaming
"wijn" voorkomt, mogen toestaan. 4. Gedeeltelijk gegiste druivenmost van
ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de
vervaardiging van likeurwijnen in de wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1
januari 1985 traditioneel bestond, en voor de vervaardiging van wijn van
overrijpe druiven. 5. Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk
gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde
geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging
van alcohol is gestuit, druivensap en geconcentreerd druivensap of mengsels van
deze producten, van oorsprong uit derde landen, mogen op het grondgebied van de
Unie niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan in deze bijlage
vermelde producten. C. Vermenging
van wijn Het versnijden van wijn van oorsprong uit een
derde land met wijn uit de Unie en het versnijden van wijnen van oorsprong uit
derde landen in de Unie is verboden. D. Bijproducten 1. Intense persing van druiven is verboden. De
lidstaten stellen, rekening houdend met plaatselijke en technische
omstandigheden, de minimumhoeveelheid alcohol in de draf en de wijnmoer na
persing van de druiven vast. De hoeveelheid alcohol in die
bijproducten wordt door de lidstaten vastgesteld op ten minste 5 % van het
alcoholvolume in de geproduceerde wijn. 2. Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie
en piquette mogen wijnen of andere voor rechtstreekse menselijke consumptie
bestemde dranken niet uit wijnmoer of druivendraf worden bereid. Het begieten
van druivenmoer, druivendraf of geperste aszú-pulp met wijn is toegestaan onder
door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde
handelingen vast te stellen voorwaarden, wanneer die praktijk traditioneel
wordt gebruikt voor de bereiding van "Tokaji fordítás" en
"Tokaji máslás" in Hongarije en "Tokajský forditáš" en
"Tokajský mášláš" in Slowakije. 3. Het persen van wijnmoer en het opnieuw
vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie of de
vervaardiging van piquette zijn verboden. Filtrering en centrifugering van
wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer de verkregen producten van
gezonde handelskwaliteit zijn. 4. Piquette, voor zover de vervaardiging
ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag uitsluitend voor
distillatie of voor consumptie door wijnproducenten en hun gezin worden
gebruikt. 5. Onverminderd de mogelijkheid voor de
lidstaten om te besluiten bijproducten verplicht te laten wegwerken door middel
van distillatie, moeten alle natuurlijke of rechtspersonen of groepen personen
die bijproducten in voorraad hebben, deze wegwerken onder de voorwaarden die de
Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen
vaststelt. BIJLAGE
VIII
CONCORDANTIETABELLEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 163 Verordening (EU) nr. [COM(2010)799] || Deze verordening 1 || 1 2(1) || 3(1) 2(2)(a) en (b) || - 2(2)(c) || 14(1) 3 || 6 4 || 3(3) 5 || 5 6(1) || - 6(2) || 9, 10(d), (e) 7 || 9 8 || 7 9 || - 10 || 10 11 || 11 12 || 12 13 || 13 14 || 14(2), (3) 15 || 15 16 || - 17 || - 18 || - 19 || - 20 || [16(1)(c), (d)] 21 || - 22 || 16 23 || - 24 || [17] 25 || [17] 26 || [17] 27 || [17] 28 || [18(5)] 29 || [18(7)(a), 19(k)(ii)] 30 || [18(5)] 31 || 18 32 || 19 33 || 20 34 || [18(8), (9)] 35 || [18(8), (9)] 36 || 19 37 || 155(1)(a), (2), (3), (4) 38 || 155(1)(b), (2), (3) 39 || 155(5) 40 || 154 41 || 154 42 || - 43(1), (3)-(7) || - 43(2) || 101(1) 44 || - 45 || - 46(a), (c) || - 46(b) || 101(2) 47 || 112 48 || 115 49 || - 50 || - 51 || - 52 || - 53 || - 54 || - 55 || - 56 || - 57 || - 58 || - 59 || - 60 || - 61 || - 62 || - 63 || - 64 || - 65 || - 66 || - 67 || - 68 || - 69 || - 70 || - 71 || - 72 || - 73 || - 74 || - 75 || - 76 || - 77 || - 78 || - 79 || - 80 || - 81 || - 82 || - 83 || - 84 || - 85 || - 86 || - 87 || - 88 || - 89 || - 90 || - 91 || - 92 || - 93 || - 94 || - 95 || - 96 || - 97 || - 98(1) || 113 98(2), (3) || 157 99 || - 100 || - 101 || - 102 || - 103 || - 104 || - 105 || - 106 || - 107 || - 108 || 24 en 152 109 || 25 110 || 26 111 || - 112 || - 113 || - 114 || 27 115 || 28 116 || 29 117 || - 118 || - 119 || - 120 || 30 121 || 31 122 || 32 123 || 33 124 || 34, [31(b)] 125 || 35(a), [136(2)] 126 || 35 127 || 36 128 || 21 en 152 129 || 22 130 || 23 131 || 37 132 || 38 133 || 39, [50(a)], [51(a)] 134 || [50(a)] 135 || 40 136 (1)-(3) || 41 136(4) || 147 137 || 42 138 || 43 139 || 44 140 || 45 141 || 46 142 || 47 143 || 48 144 || 49 145 || - 146 || 50 147 || 51 148(1) || 52(1) 148(2) || 150 149 || [53(a)] 150 || 52(3) 151(1) || 52(2) 151(2) || - 152 || [53(b)] 153 || 53(a), (c) 154 || 54 155 || - 156 || - 157 || - 158 || 55 159 || 56 160 || 57 161 || 58 162 || 59 163 || 60 164 || 61 165 || 62 166 || 63 167 || 64 168 || 65 169 || 66 170 || 67 171 || - 172 || 68 173 || 69 174 || 70 175 || 71, [86(4)] 176 || 71(3), [86(4)] 177 || 72, [86(4)] 178 || 73, [86(4)] 179 || 74, [86(4)] 180 || 75 181 || 76 182 || 77 183 || 78 184 || 79 185 || 80 186 || 81 187 || - 188 || - 189 || 82 190 || 83 191 || 84 192 || 85 193 || 86 194 || 87 195 || 88 196 || 89 197 || 90 198 || 91 199 || 92 200 || 93 201 || 94 202 || 95 203 || 96 204 || 97 205 || 98 206 || - 207 || 99 208 || 100 209 || 106 210 || 108 211(1) || - 211(2) || [164] 212 || 109 213 || [114] 214 || [114] 215 || 107, [114] 216 || [114] 217 || - 218 || 110, [116] 219 || [157] 220 || [116] 221 || 111 222 || 110 223 || [114, 116] 224 || 110 225 || [114, 116, 157] 226 || 111 227(1) en (3) || [114, 116] 227(2) || [164] 228 || 111, [116] 229 || 105 230 || 114, 115 231 || - 232 || - 233 || 117(1), [118(1)(a)] 234 || 117(2) 235 || 117(3) 236 || [118(2)(e)] 237(1) || 122 237(2) || 130 238 || 118 239 || 119 240 || - 241 || [121] 242 || [121] 243 || [121] 244 || [121] 245 || [121] 246 || 122 247 || 123 248 || - 249 || 121 250 || 121 251 || 125 252 || [126(1)] 253 || 126(1) 254 || 127 255 || 128 256 || [121] 257 || [121] 258 || [121] 259 || [121] 260 || - 261 || - 262 || - 263 || 129 264 || - 265 || 131 266 || 132 267 || 117 268 || 118 269 || 119 270 || 120 271 || 133 272 || 134 273 || 135 274 || 136 275 || 137 276 || 138 277 || 139 278 || 140 279 || 125 280 || [126(2)] 281 || - 282 || 142 283 || 143 284 || 144 285 || 145 286 || 145 287 || 145 288 || 110 289 || 114, 115 290 || 146 291(1) || 146 291(2) || - 292 || 148 293, eerste en tweede alinea || - 293, derde alinea || 149 293, vierde alinea || [157] 294 || - 295 || - 296 || - 297 || 151 298 || 154 299 || 154 300 || 154 301 || 154(3) en 157 302 || 158 303 || - 304 || 102 305 || [157] 306 || 103 307 || - 308 || [157] 309 || - 310 || [157] 311 || 104 312 || [157] 313 || 2 314 || - 315 || 156 316 || 157 317 || - 318 || - 319 || - 320 || 160 321 || 160 322 || 161 323 || 162 324 || - 325 || 163 326 || - 327 || 164 328 || 164 329 || 165 Bijlage I || Bijlage I (I-XX, XXIV/1) Bijlage II || Bijlage I (XXI-XXIII) Bijlage III || II Bijlage IV || III Bijlage V || [18(8)] Bijlage VI || - Bijlage VII || - Bijlage VIII || - Bijlage IX || - Bijlage X || Bijlage IV Bijlage XI || Bijlage V Bijlage XII || Bijlage VI Bijlage XIII || Bijlage VII Bijlage XIV || [114(1)(f)] Bijlage XV || [121] Bijlage XVI || [121] Bijlage XVII || - Bijlage XVIII || - Bijlage XIX || - Bijlage XX || Bijlage VIII Verordening (EU) nr. [COM(2010)799] || Verordening (EU) nr. […]inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid 96(3) || 89(4) 145 || 91-101 171 || 89(3) 185(4) || 90(1) 187 || 90(2) en (4) 188 || 90(3) en (4) 206 || 89(1) 236 || 67 307 || 65(2)(c) en 104(b) 317 || 62 318 || 64, 66 319 || 63 FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
- Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van
voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de
steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; - Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van
een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten
(Integrale-GMO-verordening); - Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO); - Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de
financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
- Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 73/2009, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen
aan landbouwers voor 2013 betreft; - Voorstel
voor een verordening van de Raad tot vaststelling van steun en restituties in
het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten; - Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de bedrijfstoeslagregeling en
de steun voor wijnbouwers betreft.
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[52]
Beleidsterrein
Titel 05 van Rubriek 2
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief (Wetgevingskader
voor het GLB na 2013)
X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[53]
x Het voorstel/initiatief betreft de verlenging
van een bestaande actie x Het voorstel/initiatief betreft een actie die
wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Om
het efficiënte gebruik van hulpbronnen te bevorderen en zodoende,
overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en
inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, zijn voor
het GLB de volgende doelstellingen vastgelegd: -
Rendabele voedselproductie -
Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie; - Evenwichtige
territoriale ontwikkeling.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteit(en)
Specifieke doelstellingen voor Beleidsterrein 05: Specifieke doelstelling nr. 1: Het
leveren van collectieve goederen in de milieusector Specifieke doelstelling nr. 2: Het
compenseren van problemen bij de productie in gebieden met natuurlijke beperkingen Specifieke doelstelling nr. 3: Het
nemen van maatregelen voor matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering Specifieke doelstelling nr. 4: Het
beheren van de EU-begroting (GLB) met inachtneming van hoge normen inzake
financieel beheer Specifieke doelstelling voor ABB 05 02 – Interventiemaatregelen
op de landbouwmarkten: Specifieke doelstelling nr. 5: Het
concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in
de productiewaarde van de voedselketen verhogen Specifieke doelstelling voor ABB 05 03 – Rechtstreekse steun: Specifieke doelstelling nr. 6: Bijdragen
tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken Specifieke doelstellingen voor ABB 05 04 – Plattelandsontwikkeling: Specifieke doelstelling nr. 7 Groene
groei stimuleren door innovatie Specifieke doelstelling nr. 8: De
werkgelegenheid op het platteland stimuleren en het sociale weefsel van de
plattelandsgebieden in stand houden Specifieke doelstelling nr. 9 De
plattelandseconomie verbeteren en diversificatie stimuleren Specifieke doelstelling nr. 10 Gunstige
voorwaarden scheppen voor de structurele diversiteit van de landbouwsystemen
1.4.3.
Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
In
dit stadium kunnen nog geen kwantitatieve streefdoelen voor de
impactindicatoren worden vastgelegd. Hoewel het beleid wel sturend kan werken,
zouden de gemeten economische, ecologische en sociale resultaten uiteindelijk
ook afhangen van de impact van diverse externe factoren en het recente verleden
heeft geleerd dat deze factoren significant en onvoorspelbaar zijn. Ondertussen
wordt de analyse voortgezet om klaar te zijn voor de periode na 2013. Met
betrekking tot de rechtstreekse betalingen krijgen de lidstaten de mogelijkheid
om tot op zekere hoogte zelf te beslissen over de tenuitvoerlegging van
bepaalde elementen van de regelingen voor de rechtstreekse betalingen. Met
betrekking tot de plattelandsontwikkeling zullen de te verwachten resultaten en
effecten afhangen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's die de lidstaten
bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun
programma's streefdoelen op te nemen.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
De
voorstellen voorzien in de opstelling van een gemeenschappelijk toezicht- en
evaluatiekader om de prestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te
meten. Dat kader omvat alle instrumenten op het gebied van monitoring en
evaluatie van GLB-maatregelen, met name rechtstreekse betalingen,
marktmaatregelen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de toepassing van de
randvoorwaarden. De
impact van deze GLB-maatregelen wordt beoordeeld in het licht van de volgende
doelstellingen: a) rendabele
voedselproductie, met de klemtoon op landbouwinkomen, productiviteit van de
landbouw en prijsstabiliteit; b) duurzaam
beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de klemtoon op
uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water; c) evenwichtige
territoriale ontwikkeling, met de klemtoon op werkgelegenheid op het
platteland, groei en armoede in plattelandsgebieden. De
Commissie bepaalt, middels uitvoeringshandelingen, de voor deze doelstellingen
en gebieden specifieke indicatoren. Voor
plattelandsontwikkeling wordt bovendien een omvattender gemeenschappelijk
monitoring- en evaluatiesysteem voorgesteld. Dat systeem heeft ten doel a) de
voortgang en de verwezenlijkingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te
tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van het
plattelandsontwikkelingsbeleid te evalueren, b) bij te dragen tot
gerichtere steun voor plattelandsontwikkeling, en c) een gemeenschappelijk
leerproces op het gebied van monitoring en evaluatie te stimuleren. De
Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, een lijst vast van aan de
beleidsprioriteiten gekoppelde gemeenschappelijke indicatoren.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Deze
voorstellen zijn erop gericht te zorgen voor het wetgevingskader voor het
gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013, met het oog op het
bereiken van de meerjarige strategische doelstellingen van het GLB die
rechtstreeks zijn gebaseerd op de Europa 2020-strategie voor het Europese
platteland, en op de naleving van de ter zake relevante voorschriften van het
Verdrag.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
Het
toekomstige GLB zal niet alleen een beleid zijn dat is afgestemd op een klein,
maar essentieel deel van de EU-economie, maar ook een beleid van strategisch
belang voor de voedselzekerheid, het milieu en het territoriale evenwicht. Zo
wordt het GLB een werkelijk gemeenschappelijk beleid dat optimaal gebruik maakt
van de beperkte begrotingsmiddelen om in de hele EU een duurzame landbouw in
stand te houden, belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de
klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te
versterken. Het
GLB is een werkelijk Europees beleid, zoals ook reeds in de mededeling van de
Commissie "Een begroting voor Europa 2020"[54] is gezegd. In plaats van in alle 27 een
eigen landbouwbeleid te voeren en een eigen landbouwbegroting op te stellen,
brengen de lidstaten hun middelen samen in een enkel Europees beleid met een
enkele Europese begroting. Dit houdt uiteraard in dat het GLB een aanzienlijk
deel uitmaakt van de begroting van de EU. Toch is deze aanpak efficiënter en
economischer dan een ongecoördineerde nationale aanpak.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Op
basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met
belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften
is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie
hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de
wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
De
wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten
worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale
kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het
gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (ELFPO, EFRO, ESF,
Cohesiefonds en EFMV) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in
aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten,
het doelmatig besteden van de EU-middelen en het in praktijk brengen van
vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van
het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het
vooruitzicht gestelde partnerschapsovereenkomsten, die ook betrekking zullen
hebben op deze fondsen. Met
het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld,
worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet
in prioriteiten voor zowel het ELFPO als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en
het EFMV, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het
bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen. Het
gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie
met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie. Voor
het GLB resulteert een en ander bovendien in aanzienlijke synergieën en
vereenvoudigingen dankzij de harmonisering en het op elkaar afstemmen van de
beheers‑ en controlevoorschriften voor de eerste (ELGF) en de tweede (ELFPO)
pijler van het GLB. De sterke band tussen het ELGF en het ELFPO moet worden
behouden en de in de lidstaten bestaande structuren moeten worden verstevigd.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
x Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur (voor de ontwerpverordeningen betreffende de regelingen inzake
rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkeling en overgangsverordeningen) –
x Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014
tot en met 31.12.2020 –
x Financiële gevolgen voor de periode die wordt
bestreken door het volgende meerjarig financieel kader. Voor plattelandsontwikkeling,
gevolgen voor de betalingen tot en met 2023 x Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur (voor de ontwerpverordening inzake de integrale GMO en de
horizontale verordening) –
Uitvoering vanaf 2014.
1.7.
Beheersvorm(en)[55]
x Direct gecentraliseerd beheer door de
Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[56]
–
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement X Gedeeld beheer met lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Opmerkingen Geen
ingrijpende wijziging ten opzichte van de huidige situatie, d.w.z. de uitgaven
die verband houden met de wetgevingsvoorstellen inzake de hervorming van het
GLB worden grotendeels beheerd in de vorm van gedeeld beheer met de lidstaten.
Een zeer gering deel zal evenwel nog steeds onder direct gecentraliseerd beheer
door de Commissie vallen.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
In
het kader van de monitoring en evaluatie van het GLB zal de Commissie om de 4
jaar verslag uitbrengen bij het Europees Parlement en de Raad; het eerste
verslag moet uiterlijk eind 2017 worden ingediend. Ter
aanvulling worden specifieke voorschriften voor alle sectoren van het GLB
vastgesteld, onder meer inzake uitgebreide rapportage‑ en meldingsvoorschriften
die worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen. Voor
de plattelandsontwikkeling wordt eveneens voorzien in monitoringregels op
programmaniveau, die worden afgestemd op de andere fondsen en vergezeld gaan
van evaluaties voor, tijdens en na de uitvoering van het programma.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
Het
GLB telt meer dan zeven miljoen begunstigden, die steun ontvangen in het kader
van een van de vele verschillende steunregelingen, voor elk waarvan
gedetailleerde en soms ingewikkelde subsidiabiliteitscriteria gelden. Het
foutenpercentage in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is
voortdurend gedaald. Het huidige foutenpercentage van 2% bevestigt de positieve
perceptie van de ontwikkelingen in de voorbije jaren. Er wordt naar gestreefd
in dezelfde richting verder te gaan en het foutenpercentage tot onder de 2% terug
te dringen.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
Het
wetgevingspakket, en met name het voorstel inzake de financiering, het beheer
en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, heeft ten doel de
huidige bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde regeling te handhaven
en te versterken. Het voorstel voorziet in een bindende administratieve
structuur op het niveau van de lidstaten, georganiseerd rond geaccrediteerde
betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles bij
de uiteindelijke begunstigden overeenkomstig de in punt 2.3 opgenomen
principes. Het hoofd van elk betaalorgaan moet jaarlijks een borgingsverklaring
indienen die betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de
waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen, de goede werking van de
internecontrolesystemen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende
transacties. Een onafhankelijk auditorgaan moet advies uitbrengen over deze
drie elementen. De
Commissie zal de landbouwuitgaven blijven controleren middels een op
risicoanalyse gebaseerde aanpak om te garanderen dat de controles worden
gericht op de gebieden met het grootste risico. Wanneer uit deze controles
blijkt dat bij de uitgaven de regels van de Unie zijn overtreden, zal zij de
betrokken bedragen aan EU-financiering onttrekken in het kader van de
conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen. Bijlage
8 van de effectbeoordeling bij deze wetgevingsvoorstellen bevat een
gedetailleerde analyse van de aan deze controles verbonden kosten.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Het
wetgevingspakket, en met name het voorstel voor een verordening inzake de
financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, voorziet in de handhaving en versterking van de huidige
gedetailleerde regelingen inzake controle en sancties door de betaalorganen,
met gemeenschappelijke basiselementen en op de specifieke kenmerken van elke
steunregeling toegesneden speciale voorschriften. De regelingen voorzien
meestal in uitputtende administratieve controles van alle steunaanvragen,
kruiscontroles met andere databanken voor zover dit passend wordt geacht, en
aan de betaling voorafgaande controles ter plaatse van een minimum aantal
transacties naargelang van het aan de betrokken regeling verbonden risico. Als
bij deze controles ter plaatse een groot aantal onregelmatigheden wordt
geconstateerd, moeten aanvullende controles worden verricht. Veruit het
belangrijkste systeem in dit verband is het geïntegreerd beheers- en
controlesysteem (GBCS), dat in het begrotingsjaar 2010 is toegepast voor
ongeveer 80% van alle uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO. De
Commissie zal worden gemachtigd om, voor lidstaten met goed werkende
controlesystemen en lage foutenpercentages, toe te staan dat het aantal
controles ter plaatse wordt verlaagd. In
het pakket is voorts bepaald dat de lidstaten onregelmatigheden en fraude
moeten voorkomen, opsporen en corrigeren, doeltreffende, ontradende en
proportionele straffen moeten opleggen zoals vastgesteld in de uniale of
nationale wetgeving, en onregelmatige betalingen met interest moeten
terugvorderen. Het bevat ook een automatisch vereffeningsmechanisme voor
onregelmatige betalingen, waarin is bepaald dat, wanneer de terugvordering niet
heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het terugbetalingsverzoek
of binnen acht jaar ingeval van een rechtsprocedure, de niet-geïnde bedragen
ten laste vallen van de betrokken lidstaat. Dit mechanisme zal voor de
lidstaten een sterke stimulans zijn om onregelmatige betalingen zo snel
mogelijk terug te vorderen.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
De in dit financieel memorandum aangegeven
bedragen zijn uitgedrukt in huidige prijzen en betreffen vastleggingen. Naast de in de onderstaande tabellen opgenomen
wijzigingen die voortvloeien uit de wetgevingsvoorstellen, bevatten die
voorstellen ook andere wijzigingen die geen financiële gevolgen hebben. In dit stadium kan niet worden uitgesloten dat, in
om het even welk jaar in de periode 2014‑2020, financiële discipline moet
worden toegepast. Dat hangt evenwel niet af van de hervormingsvoorstellen als
zodanig, maar van andere factoren zoals de uitvoering van rechtstreekse steun
of toekomstige ontwikkelingen op de landbouwmarkten. Voor de rechtstreekse steunbedragen liggen de in
het voorstel betreffende de overgang vervatte verlengde nettomaxima voor 2014
(kalenderjaar 2013) hoger dan de in de onderstaande tabellen aangegeven
bedragen voor rechtstreekse steun. Deze verlenging heeft ten doel de
continuïteit van de bestaande wetgeving te garanderen in een scenario waarbij
alle andere elementen ongewijzigd blijven, onverminderd de eventuele noodzaak
om het mechanisme van de financiële discipline toe te passen. De hervormingsvoorstellen bevatten bepalingen op
grond waarvan de lidstaten enige flexibiliteit wordt geboden bij de toewijzing
van de rechtstreekse steun, respectievelijk plattelandsontwikkeling. Indien
lidstaten besluiten gebruik te maken van die flexibiliteit, dan heeft dat
financiële gevolgen binnen de bestaande financiële bedragen, die in dit stadium
niet kunnen worden gekwantificeerd. Dit financieel memorandum houdt geen rekening met
het eventuele gebruik van de crisisreserve. Er zij op gewezen dat voor de
bedragen van de marktgerelateerde uitgaven is uitgegaan van een situatie zonder
openbare‑interventieaankopen en andere crisismaatregelen in om het even welke
sector.
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Tabel 1: Bedragen voor het GLB, inclusief aanvullende bedragen waarin
is voorzien in de MFK-voorstellen en in de voorstellen voor de hervorming van
het GLB In miljoenen EUR
(huidige prijzen) Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aangepast (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020 || || || || || || || || || || Binnen het MFK || || || || || || || || || || Rubriek 2 || || || || || || || || || || Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (2) (3) (4) || 44 939 || 45 304 || 44 830 || 45 054 || 45 299 || 45 519 || 45 508 || 45 497 || 45 485 || 317 193 Geraamde bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 4 704 P1 Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (met bestemmingsontvangsten) || 45 611 || 45 976 || 45 502 || 45 726 || 45 971 || 46 191 || 46 180 || 46 169 || 46 157 || 321 897 P2 Plattelandsontwikkeling (4) || 14 817 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 101 157 Totaal || 60 428 || 60 428 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054 Rubriek 1 || || || || || || || || || || CB Landbouwonderzoek en -innovatie || n.v.t. || n.v.t. || 682 || 696 || 710 || 724 || 738 || 753 || 768 || 5 072 Meest hulpbehoevenden || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818 Totaal || n.v.t. || n.v.t. || 1 061 || 1 082 || 1 104 || 1 126 || 1 149 || 1 172 || 1 195 || 7 889 Rubriek 3 || || || || || || || || || || Voedselveiligheid || n.v.t. || n.v.t. || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 2 450 || || || || || || || || || || Buiten het MFK || || || || || || || || || || Reserve voor crisissen in de landbouwsector || n.v.t. || n.v.t. || 531 || 541 || 552 || 563 || 574 || 586 || 598 || 3 945 Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) || || || || || || || || || || Waarvan maximaal beschikbaar voor landbouw (5) || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818 || || || || || || || || || || TOTAAL || || || || || || || || || || TOTAAL voorstellen Commissie (MFK + buiten het MFK) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 62 274 || 62 537 || 62 823 || 63 084 || 63 114 || 63 146 || 63 177 || 440 156 TOTAAL voorstellen MFK (d.i. uitgezonderd reserve en EFG) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 61 364 || 61 609 || 61 877 || 62 119 || 62 130 || 62 141 || 62 153 || 433 393 Opmerkingen: (1) Met inachtneming van reeds
overeengekomen wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK
en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervallen eind 2013. (2) De bedragen hebben betrekking op het
voorgestelde jaarlijkse maximum voor de eerste pijler. Opgemerkt zij evenwel
dat wordt voorgesteld negatieve uitgaven van de boekhoudkundige goedkeuring van
de rekeningen (momenteel onder begrotingspost 05 07 07 06) over te hevelen naar
de bestemmingsontvangsten (onder post 67 03). Voor details, zie de tabel
geraamde ontvangsten op de onderstaande bladzijde. (3) De cijfers voor 2013 zijn inclusief de
bedragen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en die voor
marktmaatregelen in de visserijsector. (4) De bedragen in de bovenstaande tabel
zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een
begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief van 29 juni 2011).
Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de
voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat
voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar
plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar)
van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler.
In de hiernavolgende tabellen zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat
ook zo is voor het MFK. (5) Overeenkomstig de mededeling van de
Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief)
komt een totaalbedrag tot 2,5 miljard EUR in prijzen van 2011 beschikbaar voor
het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering om aanvullende steun te
verlenen aan landbouwers die te lijden hebben van de effecten van de
globalisering. In de bovenstaande tabel is de uitsplitsing per jaar in huidige
prijzen slechts indicatief. In het voorstel voor een Interinstitutioneel
Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende
samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (COM(2011)403
definitief van 29 juni 2011) is voor het EFG een algemeen maximumbedrag van 429
miljoen EUR per jaar (in prijzen van 2011) vastgesteld.
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
Tabel 2: Geraamde ontvangsten en uitgaven voor Beleidsterrein 05 van
Rubriek 2 In miljoenen EUR
(huidige prijzen) Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aangepast || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 2014-2020 ONTVANGSTEN || || || || || || || || || || 123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 123 || 123 || || || || || || 246 || || || || || || || || || || 67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 187 waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483 Totaal || 795 || 795 || 864 || 864 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 433 UITGAVEN || || || || || || || || || || 05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || 2 622 || 2 641 || 2 670 || 2 699 || 2 722 || 2 710 || 2 699 || 18 764 05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 43 081 || 43 297 || 43 488 || 43 454 || 43 454 || 43 454 || 303 105 05 03 Rechtstreekse steun (na plafonnering) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 42 917 || 43 125 || 43 303 || 43 269 || 43 269 || 43 269 || 302 027 || || || || || || || || || || 05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 101 185 05 04 - Plattelandsontwikkeling (na plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 619 || 14 627 || 14 640 || 14 641 || 14 641 || 14 641 || 102 263 || || || || || || || || || || 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Totaal || 60 229 || 60 229 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054 NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || 59 212 || 59 436 || 59 682 || 59 901 || 59 890 || 59 879 || 59 867 || 417 867 Opmerkingen: (1) Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van
de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen wetgevingsaanpassingen
(bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde
diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaan de
ramingen ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van
steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties. (2) Het
bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012. Tabel 3: Berekening van de financiële
gevolgen, per begrotingshoofdstuk, van de voorstellen voor de hervorming van
het GLB wat betreft ontvangsten en GLB‑uitgaven In miljoenen EUR (huidige prijzen) Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aangepast || || Totaal 2014‑2020 || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || ONTVANGSTEN || || || || || || || || || || 123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || || || || || || || || || 67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483 waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483 Totaal || 795 || 795 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483 UITGAVEN || || || || || || || || || || 05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || -689 || -670 || -641 || -612 || -589 || -601 || -612 || -4 413 05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || -460 || -492 || -534 || -577 || -617 || -617 || -617 || -3 913 05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen naar plattelandsontwikkeling || || || 0 || -164 || -172 || -185 || -186 || -186 || -186 || -1 078 05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 28 05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen van de rechtstreekse steun || || || 0 || 164 || 172 || 185 || 186 || 186 || 186 || 1 078 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483 Totaal || 60 229 || 60 229 || -1 076 || -1 089 || -1 102 || -1 115 || -1 133 || -1 144 || -1 156 || -7 815 NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || -1 145 || -1 158 || -1 171 || -1 184 || -1 202 || -1 213 || -1 225 || -8 298 Opmerkingen: (1) Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van
de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen
juridische aanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor
aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte
ontwikkelingen. Voor alle jaren gaat de raming ervan uit dat er geen behoefte
is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met
verstoringen van de markt of crisissituaties. (2) Het
bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012. Tabel 4: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor
de hervorming van het GLB wat betreft de marktgerelateerde GLB‑uitgaven In miljoenen EUR (huidige prijzen) BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 || || || || 2013 (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020 Uitzonderingsmaatregelen gestroomlijnde en verruimde werkingssfeer rechtsgrondslag || || art. 154, 155, 156 || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm Afschaffing interventie voor durumtarwe en sorgho || || ex art. 10 || pm || - || - || - || - || - || - || - || - Voedselprogramma's voor de meest hulpbehoevenden || (2) || ex art. 27 van Ver. 1234/2007 || 500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -3 500,0 Particuliere opslag (vlasvezels) || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm Steun voor katoen - Herstructurering || (3) || ex art. 5 van Ver. 637/2008 || 10,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -28,0 Aanloopsteun voor producentengroeperingen G&F || || ex. art. 117 || 30,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || -15,0 || -15,0 || -30,0 || -30,0 || -90,0 Schoolfruitregeling || || art. 21 || 90,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 420,0 Afschaffing PO hop || || ex. art. 111 || 2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -15,9 Facultatieve particuliere opslag mageremelkpoeder || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm Afschaffing steun voor gebruik ondermelk/MMP voor voederdoeleinden/verwerking tot caseïne en gebruik caseïne || || ex. art. 101, 102 || pm || - || - || - || - || - || - || - || - Facultatieve particuliere opslag boter || (4) || art. 16 || 14,0 || [-1,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-85,0] Afschaffing heffing verkoopbevordering melk || || ex. art. 309 || pm || - || - || - || - || - || - || - || - TOTAAL 05 02 || || || || || || || || || || || Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen (5) || || || || -446,3 || -446,3 || -446,3 || -461,3 || -461,3 || -476,3 || -476,3 || -3 213,9 Opmerkingen: (1) De behoeften voor 2013 zijn geraamd op basis van de
ontwerpbegroting van de Commissie 2012, behalve voor a) de sector groenten en
fruit waarvoor de behoeften zijn gebaseerd op het financieel memorandum voor de
respectieve hervormingen en b) reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen. (2) Het
bedrag voor 2013 komt overeen met voorstel COM(2010)486 van de Commissie. Vanaf
2014 wordt de maatregel gefinancierd onder Rubriek 1. (3) De beschikbare middelen voor het programma voor herstructurering
van de katoensector in Griekenland (4 miljoen EUR/jaar) worden vanaf 2014
overgedragen naar plattelandsontwikkeling. De beschikbare middelen voor Spanje
(6,1 miljoen EUR/jaar) gaan vanaf 2018 naar de bedrijfstoeslagregeling (reeds
besloten). (4) Geraamde
gevolgen in geval van niet‑toepassing van de maatregel. (5) Verwacht wordt dat, bovenop de uitgaven in het kader van
de hoofdstukken 05 02 en 05 03, de rechtstreekse uitgaven in het
kader van de hoofdstukken 05 01, 05 07 en 05 08 zullen worden
gefinancierd uit de bestemmingsontvangsten van het ELGF.
Tabel 5: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor
de hervorming van het GLB wat betreft rechtstreekse steun In miljoenen EUR (huidige prijzen) BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 || || || 2013 (1) || 2013 Aangepast (2) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020 || || || || || || || || || || || || Rechtstreekse steun || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 341,0 || 381,1 || 589,6 || 768,0 || 733,2 || 733,2 || 733,2 || 4 279,3 - Reeds goedgekeurde wijzigingen: || || || || || || || || || || || || Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 875,0 || 1 133,9 || 1 392,8 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 10 008,1 Herstructurering katoen || || || || || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 6,1 || 6,1 || 6,1 || 18,4 Gezondheidscontrole || || || || || -64,3 || -64,3 || -64,3 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -552,8 Vorige hervormingen || || || || || -9,9 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -204,2 || || || || || || || || || || || || - Wijzigingen in verband met nieuwe voorstellen GLB-hervorming || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3 waarvan: plafonnering || || || || || 0,0 || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7 || || || || || || || || || || || || TOTAAL 05 03 || || || || || || || || || || || || Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3 TOTAAL UITGAVEN || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 42 876,4 || 42 916,5 || 43 125,0 || 43 303,4 || 43 268,7 || 43 268,7 || 43 268,7 || 302 027,3 Opmerkingen: (1) Het
bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012. (2) Met
inachtneming van reeds goedgekeurde wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige
modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen"
vervalt eind 2013. Tabel 6: Componenten van rechtstreekse
steun In miljoenen EUR (huidige prijzen) BEGROTINGSJAAR || || || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020 Bijlage II || || || || || 42 407,2 || 42 623,4 || 42 814,2 || 42 780,3 || 42 780,3 || 42 780,3 || 256 185,7 Betaling voor landbouwpraktijken die gunstig zijn voor klimaat en milieu (30%) || || || || || 12 866,5 || 12 855,3 || 12 844,3 || 12 834,1 || 12 834,1 || 12 834,1 || 77 068,4 Maximum dat kan worden toegewezen aan betalingen aan jonge landbouwers (2%) || || || || || 857,8 || 857,0 || 856,3 || 855,6 || 855,6 || 855,6 || 5 137,9 Basistoeslagregeling, toeslag voor gebieden met natuurlijke handicaps, facultatieve gekoppelde steun || || || || || 28 682,9 || 28 911,1 || 29 113,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 173 979,4 Maximum dat van bovenstaande lijnen kan worden weggenomen voor de financiering van de regeling kleine landbouwers (10%) || || || || || 4 288,8 || 4 285,1 || 4 281,4 || 4 278,0 || 4 278,0 || 4 278,0 || 25 689,3 In bijlage II opgenomen wijnoverdrachten[57] || || || || || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 959,1 Plafonnering || || || || || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7 Katoen || || || || || 256,0 || 256,3 || 256,5 || 256,6 || 256,6 || 256,6 || 1 538,6 POSEI/Kleine eilanden in de Egeïsche Zee || || || || || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 2 504,4 Tabel 7: Berekening van de financiële
gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de
overgangsmaatregelen voor het verlenen van rechtstreekse steun in 2014 In miljoenen EUR (huidige prijzen) BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 || || || 2013 (1) || 2013 aangepast || 2014 (2) Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 541,9 Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 616,1 Gezondheidscontrole || || || || || -64,3 Vorige hervormingen || || || || || -9,9 TOTAAL 05 03 || || || || || TOTAAL UITGAVEN || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 41 072,4 Opmerkingen: (1) Het
bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012. (2) De
verlengde nettomaxima zijn inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar
BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten. Tabel 8: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor
de hervorming van het GLB wat betreft plattelandsontwikkeling In miljoenen EUR (huidige prijzen) BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Toewijzing voor plattelandsontwikkeling || Wijzigingen t.o.v. 2013 || || || || 2013 || 2013 Aangepast (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020 Programma’s voor plattelandsontwikkeling || || || 14 788,9 || 14 423,4 || || || || || || || || Steun voor katoen - Herstructurering || (2) || || || || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 28,0 Resultaat plafonnering rechtstreekse steun || || || || || || 164,1 || 172,1 || 184,7 || 185,6 || 185,6 || 185,6 || 1 077,7 Voor PO beschikbare middelen exclusief technische ondersteuning || (3) || || || || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -59,4 Technische ondersteuning || (3) || || 27,6 || 27,6 || 8,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 29,4 Prijs voor plaatselijke innovatieve samenwerkingsprojecten || (4) || || n.v.t. || n.v.t. || 0,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 30,0 TOTAAL 05 04 || || || || || || || || || || || || Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || 4,0 || 168,1 || 176,1 || 188,7 || 189,6 || 189,6 || 189,6 || 1 105,7 TOTAAL UITGAVEN (vóór plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 101 185,5 TOTAAL UITGAVEN (na plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 619,2 || 14 627,2 || 14 639,8 || 14 640,7 || 14 640,7 || 14 640,7 || 102 263,2 Opmerkingen: (1) Aanpassingen
overeenkomstig bestaande wetgeving slechts van toepassing tot het einde van het
begrotingsjaar 2013. (2) De bedragen in tabel 1 (deel 3.1) zijn in overeenstemming
met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020"
(COM(2011)500 definitief). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK
rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014,
van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma
voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen
EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de
tweede pijler. In de bovenstaande tabel 8 zijn de bedragen overgedragen,
ongeacht of dat ook zo is voor het MFK. (3) Het bedrag voor 2013 voor technische steun werd
vastgesteld op basis van de oorspronkelijke middelen voor
plattelandsontwikkeling (overdrachten van eerste pijler niet inbegrepen). Technische steun voor 2014-2020 wordt vastgesteld op 0,25% van de
totale middelen voor plattelandsontwikkeling. (4) Gedekt
door het voor technische steun beschikbare bedrag. Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) Opmerking: Verwacht
wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve
kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan
worden gelegd met het niveau van de huidige personele middelen en
administratieve uitgaven. || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: AGRI || Personele middelen || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986 Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928 TOTAAL DG AGRI || Kredieten || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914 in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) || || || Jaar N[58] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || || || || || || || || Betalingen || || || || || || || ||
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
x Voor het voorstel/initiatief zijn
beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUT Soort output || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 5: Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen || || || || || || || || || || || || || || || || Groenten en fruit: Afzet via producentenorganisaties (PO's)[59] || Aandeel waarde van de via PO's afgezette productie in de waarde van de totale productie || || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 5 810,0 - Wijn: Nationale middelen – Herstructurering 59 || Aantal hectaren || || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || || 3 326,0 - Wijn: Nationale middelen – Investeringen 59 || || || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || || 1 252,6 - Wijn: Nationale middelen – Distillatie bijproducten 59 || Hectoliters || || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || || 686,4 - Wijn: Nationale middelen – Drinkalcohol 59 || Aantal hectaren || || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || || 14,2 - Wijn: Nationale middelen – Gebruik van geconcentreerde most 59 || Hecto-liters || || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || || 261,8 - Wijn: Nationale middelen – Afzetbevordering 59 || || || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 1 875,3 - Andere || || || || 720,2 || || 739,6 || || 768,7 || || 797,7 || || 820,3 || || 808,8 || || 797,1 || || 5 452,3 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || || 2 621.8 || || 2 641,2 || || 2 670,3 || || 2 699,3 || || 2 721,9 || || 2 710,4 || || 2 698,7 || || 18 763,5 SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 6: Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken || || || || || || || || || || || || || || || || Rechtstreekse inkomenssteun[60] || Aantal hectaren betaald (in miljoenen) || || 161,014 || 42 876,4 || 161,014 || 43 080,6 || 161,014 || 43 297,1 || 161,014 || 43 488,1 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 303 105,0 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 6 || || 42 876,4 || || 43 080,6 || || 43 297,1 || || 43 488,1 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 303 105,0 TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || || Opmerking: Voor de specifieke doelstellingen 1
tot en met 4 en 7 tot en met 10 moeten de outputs nog worden bepaald (zie deel 1.4.2
hierboven).
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
x Voor het voorstel/initiatief zijn
administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Personele middelen[61] || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986 Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || TOTAAL || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914
3.2.3.2.
Geraamde
personeelsbehoeften
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
x Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Opmerking: Verwacht wordt dat de
wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten;
het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden
gelegd met het huidige niveau van de personele middelen en administratieve
uitgaven. De cijfers voor de periode 2014-2020 zijn gebaseerd op de situatie
voor 2011. Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 XX 01 01 02 (delegaties) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[62] || XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties) || || || || || || || XX 01 04 jj || - zetel || || || || || || || - delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, INT, END – onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, INT, END - eigen onderzoek) || || || || || || || Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || || TOTAAL[63] || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Extern personeel ||
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarig
financieel kader
–
x Het voorstel/initiatief is verenigbaar met de VOORSTELLEN
VOOR HET meerjarig financieel kader VOOR 2014-2020 –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
x Het voorstel/initiatief betreffende
plattelandsontwikkeling (ELFPO) voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd: Kredieten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS TOTAAL medegefinancierde kredieten[64] || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële
gevolgen voor de ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
x voor de eigen middelen –
x voor de diverse ontvangsten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[65] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Zie
de tabellen 2 en 3 in deel 3.2.1. [1] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
"Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief
van 29.6.2011. [2] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
"Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst
inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten",
COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010. [3] Zie met name de resolutie van het Europees Parlement van
23 juni 2011, 2011/2015(INI) en de conclusies van de voorzitterschap van 18.3.2011. [4] Het huidige wetgevingskader bestaat uit Verordening (EG)
nr. 73/2009 van de Raad (rechtstreekse betalingen), Verordening (EG) nr. 1234/2007
van de Raad (marktinstrumenten), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad
(plattelandsontwikkeling) en Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad
(financiering). [5] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds
voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor
Maritieme zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader
vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor
Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, COM(2011) 615 van 6.10.2011. [6] Een overzicht van de 517 bijdragen is opgenomen in bijlage
9 van de effectbeoordeling. [7] PB C […] van […], blz.. […]. [8] PB C […] van […], blz.. […]. [9] Advies van […], PB C […] van […], blz. […]. [10] PB C […] van […], blz.. […]. [11] COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010. [12] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. [13] … [14] PB L 34 van 9.2.1979, blz. 2. [15] COM(2009) 0234 definitief. [16] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. [17] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. [18] PB L [...] van [...], blz. [...]. [19] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [20] PB L 206 van 16.8.1996, blz. 46. [21] PB L 87 van 24.3.2007, blz. 1. [22] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 12. [23] PB L […] van […], blz. […]. [24] PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1. [25] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36. [26] PB L 265 van 25.9.2006, blz. 1. [27] PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2. [28] PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19. [29] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58. [30] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67. [31] PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19. [32] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47. [33] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53. [34] PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16. [35] PB L 299 van 8.11.2008, blz. 25. [36] PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1. [37] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. [38] PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1. [39] PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21. [40] PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. [41] PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17. [42] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 10. [43] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. [44] PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1. [45] PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1. [46] PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10. [47] PB L […] van […], blz. […]. [48] PB L 376
van 27.12.2006, blz. 21. [49] PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26. [50] PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40. [51] PB L 40 van 11.2.1999, blz. 34. [52] ABM: Activity-Based Management
(activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting
(activiteitsgestuurde begroting). [53] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [54] COM(2011)500
def. van 29 juni 2011. [55] Nadere gegevens over de beheersvormen
en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [56] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [57] Rechtstreekse steun voor de periode 2014-2020 is inclusief
een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor
2013 te nemen besluiten. [58] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [59] Op basis van uitvoering in het verleden en van ramingen in
de ontwerpbegroting 2012. Voor de PO's in de sector groenten en fruit zijn de
bedragen in overeenstemming met de hervorming van die sector en, zoals reeds is
aangegeven in de activiteitenoverzichten van de ontwerpbegroting 2012, zullen
de outputs pas eind 2011 bekend zijn. [60] Op basis van potentieel subsidiabele arealen voor 2009. [61] Op basis van gemiddelde kosten van 127 000 EUR voor
posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke
functionarissen). [62] AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT=
Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige
in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert
National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige). [63] Exclusief het subplafond in begrotingsonderdeel 05.010404. [64] Dit wordt toegelicht in de door de lidstaten in te dienen
plattelandsontwikkelingsprogramma's. [65] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.