EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0626

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")

/* COM/2011/0626 definitief - 2011/0281 (COD) */

52011PC0626

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") /* COM/2011/0626 definitief - 2011/0281 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar voorstel inzake het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020[1] zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uiteen. Op basis daarvan komt zij met een reeks verordeningen tot vaststelling van het wetgevingskader voor het GLB voor de periode 2014‑2020, en met een beoordeling van de effecten van alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van het beleid.

De huidige hervormingsvoorstellen zijn gebaseerd op de mededeling over het GLB tot 2020[2]. Daarin geeft Commissie aan welke globale beleidsopties een antwoord moeten bieden op de uitdagingen waarmee de landbouw en de plattelandsgebieden zullen worden geconfronteerd, en moeten leiden tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB, namelijk 1) een rendabele voedselproductie, 2) een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, en 3) een evenwichtige territoriale ontwikkeling. Zowel tijdens de interinstitutionele besprekingen[3] als gedurende het overleg met de belanghebbende partijen in het kader van de effectbeoordeling bleek een breed draagvlak te bestaan voor de leidraden in de mededeling die richting moeten geven aan de hervorming.

Gedurende het proces bleken alle partijen het erover eens te zijn dat het efficiënte gebruik van de hulpbronnen moet worden bevorderd om, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, en bleken zij tevens de mening te delen dat hiervoor moet worden uitgegaan van de bestaande structurering van het GLB rond twee pijlers die aan de hand van op elkaar aansluitende instrumenten dezelfde doelstellingen nastreven. De eerste pijler omvat enerzijds de rechtstreekse betalingen en de marktmaatregelen die de landbouwers in de EU moeten verzekeren van een jaarlijks basisbedrag ter ondersteuning van hun inkomen, en anderzijds de steun bij specifieke marktverstoringen. De tweede pijler heeft betrekking op maatregelen voor plattelandsontwikkeling in het kader waarvan de lidstaten met inachtneming van een gemeenschappelijk kader meerjarenprogramma's opstellen en cofinancieren[4].

De opeenvolgende hervormingen van het GLB hebben ertoe geleid dat de producenten van inkomenssteun worden voorzien en de landbouw tegelijkertijd marktgerichter is geworden, dat de milieuvereisten beter in het beleid zijn geïntegreerd en dat meer steun wordt verleend voor plattelandsontwikkeling als geïntegreerd beleidsinstrument voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden in de hele EU. Naar aanleiding van hetzelfde hervormingsproces gaan echter steeds meer stemmen op voor een betere verdeling van de steun over en binnen de lidstaten en voor doelgerichtere maatregelen om milieuproblemen aan te pakken en om beter op te treden tegen de toegenomen marktvolatiliteit.

De hervormingen uit het verleden hadden vooral tot doel te reageren op endogene problemen gaande van enorme overschotten tot voedselveiligheidscrises, en hebben hun nut voor de EU, zowel op intern als op internationaal niveau, zeker bewezen. Dit neemt echter niet weg dat het merendeel van de uitdagingen die zich nu voordoen, wordt veroorzaakt door factoren die buiten de landbouw liggen en dus een breder opgezette beleidsaanpak vergen.

Het inkomen van landbouwers zal naar verwachting onder druk blijven staan in verband met het toenemende aantal risico's, de afnemende productiviteit en de krappere marges als gevolg van de duurder wordende productiemiddelen. Daarom is het noodzakelijk de inkomenssteun te handhaven en de instrumenten te verbeteren om de risico's beter te kunnen beheren en het hoofd te kunnen bieden aan crisissituaties. Het is voor de levensmiddelensector en de mondiale voedselzekerheid van vitaal belang dat de landbouwsector stevig op zijn poten staat.

Tegelijkertijd wordt van de landbouwsector en van de plattelandsgebieden verwacht dat zij zich harder inspannen om de in de Europa 2020‑agenda ingebedde ambitieuze klimaat‑ en energiedoelstellingen en biodiversiteitstrategie waar te maken. De landbouwers – samen met de bosbouwers de voornaamste grondbeheerders – zullen steun nodig hebben bij het invoeren en in stand houden van landbouwsystemen en ‑praktijken die met name bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van milieu en klimaat. Marktprijzen alleen volstaan namelijk niet om hen ertoe aan te zetten dergelijke collectieve goederen te leveren. Om de inclusieve groei en cohesie te bevorderen, is het tevens van essentieel belang de diverse mogelijkheden die inherent zijn aan de plattelandsgebieden, optimaal te benutten.

Het toekomstige GLB wordt dus geen beleid dat uitsluitend is afgestemd op een klein, weliswaar wezenlijk, segment van de economie van de Unie, maar wél een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid en het ecologische en territoriale evenwicht. Precies hierin ligt de toegevoegde waarde van een echt gemeenschappelijk EU‑beleid. Met een dergelijk beleid worden de beperkte begrotingsmiddelen immers zo efficiënt mogelijk gebruikt wanneer het erop aankomt in de hele EU een duurzame landbouw te handhaven, grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken, de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bij de beleidstenuitvoerlegging in te bouwen om tegemoet te komen aan lokale behoeften.

Overeenkomstig het raamwerk in het voorstel voor een meerjarig financieel kader moet het GLB zijn tweepijlerstructuur behouden, met dien verstande dat de nominale begroting voor elke pijler op het niveau van 2013 blijft en duidelijk de nadruk wordt gelegd op de verwezenlijking van de essentiële EU‑prioriteiten. De toewijzing van 30 % van de rechtstreekse betalingen voor verplichte maatregelen ten bate van klimaat en milieu, moet de duurzame productie stimuleren. De betalingsniveaus moeten geleidelijk naar elkaar toegroeien en de betalingen aan grote begunstigden moeten progressief worden afgetopt. Plattelandsontwikkeling moet samen met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd, worden opgenomen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat sterker op resultaten is gericht en slechts in werking treedt wanneer vooraf aan duidelijkere en verbeterde voorwaarden is voldaan. Tot slot moet de GLB‑financiering voor marktmaatregelen worden versterkt met twee instrumenten die buiten het meerjarig financieel kader vallen: 1) een noodreserve voor crisissituaties, en 2) een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering met een ruimere werkingssfeer.

De voornaamste componenten van het wetgevingskader van het GLB voor de periode 2014‑2020 zijn vastgesteld in de volgende verordeningen:

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (verordening rechtstreekse betalingen);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale‑GMO‑verordening");

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (verordening plattelandsontwikkeling);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (horizontale verordening);

– Voorstel voor een verordening van de Raad houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

De verordening plattelandsontwikkeling is gebaseerd op het op 6 oktober 2011 door de Commissie ingediende voorstel tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor alle fondsen die onder een gemeenschappelijk strategisch kader vallen[5]. Bovendien zal een verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie worden voorgesteld; de financiering voor deze regeling wordt van nu af aan onder een andere post van het meerjarig financieel kader ondergebracht.

Voorts wordt momenteel in het licht van de bezwaren van het Hof van Justitie van de Europese Unie gewerkt aan nieuwe voorschriften voor het bekendmaken van informatie over begunstigden. Met name wordt nagegaan hoe het recht van de begunstigden op bescherming van hun persoonsgegevens het best kan worden verzoend met het beginsel van de transparantie.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Op basis van een evaluatie van het huidige beleidskader en een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften, wordt in de effectbeoordeling de impact van drie alternatieve scenario's beoordeeld en vergeleken. Dit is het resultaat van een lang proces dat in april 2010 van start is gegaan onder leiding van een uit vertegenwoordigers van verschillende diensten samengestelde groep die uitvoerige kwantitatieve en kwalitatieve analyses heeft onderzocht en onder meer een basissituatie heeft samengesteld in de vorm van middellangetermijnprojecties voor de landbouwmarkten en de landbouwinkomens tot 2020, en een modellering heeft opgesteld van de impact van de verschillende beleidsscenario's op de economische variabelen van de sector.

De drie scenario's die in de effectbeoordeling zijn uitgewerkt, worden hieronder toegelicht. 1) Een aanpassingsscenario: het huidige beleidskader wordt voortgezet, met weliswaar een aantal correcties van de voornaamste tekortkomingen, zoals de verdeling van de rechtstreekse betalingen. 2) Een integratiescenario: het beleid wordt ingrijpend gewijzigd door de rechtstreekse betalingen doelgerichter en "groener" te maken, door het plattelandsontwikkelingsbeleid strategischer toe te passen en beter te coördineren met andere beleidsgebieden van de EU en door de rechtsgrondslag te verruimen met het oog op meer samenwerking tussen de producenten. 3) Een heroriënteringsscenario: het beleid wordt uitsluitend op het milieu gericht en de rechtstreekse betalingen worden geleidelijk uitgefaseerd aangezien ervan wordt uitgegaan dat de productiecapaciteit ook zonder steun op peil blijft en dat de sociaaleconomische behoeften van de plattelandsgebieden in het kader van andere beleidsgebieden kunnen worden ingevuld.

De drie scenario's zijn opgesteld tegen de achtergrond van de economische crisis en de druk op de overheidsfinanciën (waarop de EU heeft gereageerd met de Europa 2020‑strategie en het voorstel voor het meerjarig financieel kader) en kennen elk een ander gewicht toe aan de drie beleidsdoelstellingen van het toekomstige GLB, dat tot doel heeft een concurrerende en duurzame landbouw in vitale plattelandsgebieden tot stand te brengen. Met het oog op een betere afstemming op de Europa 2020‑strategie, met name wat het efficiënte gebruik van hulpbronnen betreft, wordt het van steeds essentiëler belang de productiviteit van de landbouw te verbeteren via onderzoek, kennisoverdracht en het stimuleren van samenwerking en innovatie (onder meer in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie voor de productiviteit en duurzaamheid van de landbouw). Hoewel het GLB het handelsverstorende beleidskader inmiddels achter zich heeft gelaten, wordt verwacht dat de landbouwsector in de EU verder onder druk zal komen staan van de liberalisering, met name in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha en de vrijhandelsovereenkomst met de Mercosur.

Bij het opstellen van de drie beleidsscenario's is rekening gehouden met de voorkeuren die naar voren zijn gekomen tijdens het overleg in het kader van de effectbeoordeling. De belanghebbende partijen konden van 23.11.2010 tot 25.1.2011 hun bijdragen indienen en op 12.1.2011 is een bijeenkomst van een adviescomité gehouden. De voornaamste punten worden hieronder samengevat[6].

– De belanghebbende partijen zijn het er grotendeels over eens dat een sterk, op twee pijlers gebaseerd GLB nodig is om de uitdagingen (voedselzekerheid, duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en territoriale ontwikkeling) aan te gaan.

– De meeste respondenten vinden dat het GLB een rol moet spelen bij het stabiliseren van markten en prijzen.

– De belanghebbende partijen hebben uiteenlopende meningen over de gerichtheid van de steun (met name de herverdeling van de rechtstreekse betalingen en de plafonnering van de betalingen).

– Men is het erover eens dat beide pijlers in belangrijke mate kunnen bijdragen tot het intensiveren van klimaatgerelateerde maatregelen en van de milieuprestatie ten bate van de samenleving in de EU. Het brede publiek pleit ervoor dat de betalingen in het kader van de eerste pijler doelgerichter worden gebruikt; veel landbouwers vinden dat dat nu al gebeurt.

– De respondenten willen dat alle delen van de EU, ook de probleemgebieden, delen in de toekomstige groei en ontwikkeling.

– Een groot aantal respondenten legt de nadruk op de integratie van het GLB en andere beleidsgebieden, zoals milieu, gezondheid, handel en ontwikkeling.

– Het GLB kan in overeenstemming met de Europa 2020‑strategie worden gebracht aan de hand van innovatie, ontwikkeling van concurrerende ondernemingen en de levering van collectieve goederen aan de EU‑burger.

De vergelijking van de drie alternatieve beleidsscenario's in het kader van de effectbeoordeling heeft de volgende resultaten opgeleverd.

Het heroriënteringsscenario zou leiden tot een versnelde structurele aanpassing in de landbouwsector dankzij een verschuiving van de productie naar de meest kostenefficiënte gebieden en rendabele sectoren. Met dit scenario zouden aanzienlijk meer financiële middelen naar milieu gaan, maar zou de sector aan de andere kant worden blootgesteld aan grotere risico's omdat er maar beperkte ruimte bestaat voor interventie op de markt. Bovendien zou zowel de samenleving als het milieu zware klappen krijgen, aangezien de minst concurrerende gebieden hun inkomens en natuurlijke omgeving danig achteruit zouden zien gaan omdat het hefboomeffect van de combinatie rechtstreekse betalingen ‑ randvoorwaarden verloren zou gaan.

Aan de andere kant van het spectrum zou het aanpassingsscenario de beste kansen op continuïteit van het beleid bieden, plus de mogelijkheid om weliswaar beperkte, maar tastbare verbeteringen in te voeren op het gebied van concurrentievermogen en milieuprestatie. Er bestaan echter ernstige twijfels over de vraag of dit scenario een adequaat antwoord kan bieden op de belangrijke klimaat‑ en milieuproblemen van de toekomst die mee zullen bepalen of de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn kan worden gewaarborgd.

Met het integratiescenario – en de daarmee gepaard gaande doelgerichtere en "groenere" rechtstreekse betalingen – worden nieuwe paden ingeslagen. Volgens de analyse is "vergroening" tegen een redelijke kostprijs voor de landbouwers een haalbare kaart. Nadeel is evenwel dat dit onvermijdelijk een grotere administratieve belasting met zich zal brengen. Ook is het mogelijk de plattelandsontwikkeling een nieuw elan te geven op voorwaarde dat de lidstaten en de regio's de nieuwe mogelijkheden efficiënt benutten en het gemeenschappelijk strategisch kader (met daarin ook de andere EU‑fondsen) de synergie met de eerste pijler niet tenietdoet en de kenmerkende sterke punten van de plattelandsontwikkeling niet verzwakt. Als men erin slaagt het juiste evenwicht te bereiken, zou langetermijnduurzaamheid van de landbouw en de plattelandsgebieden het meest gebaat zijn bij dit scenario.

Op basis van het voorgaande wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat het integratiescenario er op de meest evenwichtige manier in slaagt het GLB geleidelijk af te stemmen op de strategische doelstellingen van de EU. Hetzelfde evenwicht is trouwens terug te vinden bij de tenuitvoerlegging van de verschillende componenten in de wetgevingsvoorstellen. Eveneens van essentieel belang is dat een evaluatiekader wordt ontwikkeld om de prestatie van het GLB te meten aan de hand van een gemeenschappelijke reeks aan beleidsdoelstellingen gekoppelde indicatoren.

Vereenvoudiging was een belangrijke bekommernis in het hele proces en moet op diverse manieren haar beslag krijgen, bijvoorbeeld bij het stroomlijnen van de randvoorwaarden en van de marktinstrumenten en bij het ontwerpen van de regeling voor kleine landbouwers. Bovendien moet het "vergroenen" van de rechtstreekse betalingen zo worden vormgegeven dat de administratieve belasting, onder meer op het gebied van controlekosten, tot een minimum wordt beperkt.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Voorgesteld wordt de bestaande tweepijlerstructuur van het GLB te handhaven, met verplichte algemeen toepasselijke jaarlijkse maatregelen onder de eerste pijler, aangevuld met optionele, beter op de specifieke nationale en de regionale kenmerken toegesneden maatregelen in het kader van de meerjarige programmeringsaanpak onder de tweede pijler. Met de nieuwe vormgeving van de rechtstreekse betalingen wordt beoogd de synergieën met de tweede pijler beter te benutten en de tweede pijler onder te brengen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat een betere coördinatie mogelijk maakt met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd.

Op deze basis wordt de bestaande structuur van de vier basisrechtsinstrumenten behouden, weliswaar met dien verstande dat de werkingssfeer van de financieringsverordening wordt uitgebreid om de gemeenschappelijke bepalingen te bundelen in wat nu de horizontale verordening wordt genoemd.

De voorstellen zijn in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het GLB is een echt gemeenschappelijk beleid. De bevoegdheid ervoor wordt gedeeld tussen de EU en de lidstaten. Het beleid wordt op EU‑niveau aangestuurd met als doel een duurzame en diverse landbouw in de hele EU te handhaven en in het kader daarvan belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen. Gezien het belang van de toekomstige uitdagingen (voedselzekerheid, milieu en territoriaal evenwicht) blijft het GLB een beleid dat van strategisch belang is, wil men ervoor zorgen dat de beleidsuitdagingen op de meest doeltreffende manier worden benaderd en de begrotingsmiddelen op de meest efficiënte manier worden gebruikt. Bovendien wordt voorgesteld de bestaande onderverdeling van de instrumenten in twee pijlers te behouden. Dit biedt de lidstaten meer ruimte voor het vinden van op hun specifieke lokale omstandigheden toegesneden oplossingen en voor het cofinancieren van de tweede pijler. Het nieuwe Europees Partnerschap voor innovatie en de toolkit voor risicobeheer worden eveneens onder de tweede pijler ondergebracht. Tegelijkertijd wordt het beleid beter afgestemd op de Europa 2020‑strategie (inclusief een gemeenschappelijk kader waaronder ook de andere EU‑fondsen zullen vallen) en wordt een aantal verbeteringen en vereenvoudigingen ingevoerd. Tot slot blijkt uit de in het kader van de effectbeoordeling verrichte analyse duidelijk dat niet‑optreden kosten met zich zou brengen in de vorm van negatieve economische, ecologische en sociale gevolgen.

De integrale‑GMO‑verordening bevat voorschriften voor de gemeenschappelijke organisatie van de landbouwmarkten. De steunregeling voor de meest hulpbehoevenden zal in een afzonderlijk instrument worden opgenomen.

Naar aanleiding van de melkcrisis in 2008–2009 is gebleken dat nog steeds behoefte bestaat aan een doeltreffend veiligheidsnetmechanisme en dat de beschikbare instrumenten moeten worden gestroomlijnd. Uit de besprekingen van de groep deskundigen op hoog niveau inzake melk is tevens naar voren gekomen dat de werking van de voedselketen aan verbetering toe is. Deze verordening heeft tot doel de bepalingen te stroomlijnen, uit te breiden en te vereenvoudigen op basis van de ervaring die tot dusverre is opgedaan met de openbare interventie, de particuliere opslag, uitzonderings‑/noodmaatregelen en steun voor specifieke sectoren. Bovendien is de verordening gericht op betere samenwerking tussen de producenten‑ en de brancheorganisaties.

Bepaalde vormen van sectorale steun worden afgeschaft (bijv. voor magere melk, hop en zijderupsen). Aangezien de afschaffing van de melkquota en het verbod op de aanplant van wijnstokken nog in het kader van de bestaande wetgeving hun beslag zullen krijgen, hoefden de desbetreffende wetsbepalingen niet te worden gewijzigd. Volgens de planning verstrijken de suikerquota op 30 september 2015. Voorts is in de verordening één bepaling over dierziekten/verlies aan vertrouwen bij de consument opgenomen, en tevens een clausule inzake marktverstoringen die alle onder de huidige integrale GMO vallende sectoren dekt.

Voorts zullen de lidstaten voortaan niet meer slechts in enkele, maar in alle sectoren die onder de bestaande integrale GMO vallen, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties kunnen erkennen. De steun voor de oprichting van producentengroeperingen in de sector groenten en fruit wordt overgeheveld naar de component plattelandsontwikkeling.

De verordening spoort met het voorstel dat al is gedaan voor de melksector. In dat voorstel wordt bepaald aan welke basisvoorwaarden moet worden voldaan indien lidstaten schriftelijke contracten verplicht stellen om de onderhandelingspositie van de melkproducenten in de voedselketen te versterken. De verordening spoort eveneens met het voorstel dat met betrekking tot de handelsnormen is gedaan in het kader van het kwaliteitspakket.

Vanuit het oogpunt van de vereenvoudiging zullen zowel de lidstaten als de marktdeelnemers hun administratieve belasting zien afnemen als gevolg van de afschaffing van bepaalde sectorale steunmaatregelen, de ontkoppeling van de steunregeling in de sector zijderupsen, de stopzetting van de suikerquotaregeling en de afschaffing van de voorschriften op het gebied van de registratie van leveringscontracten en de gelijkwaardigheidsverklaring in de hopsector. Het zal niet langer nodig zijn een zekere capaciteit aan te houden om de sectorale steunregelingen ten uitvoer te leggen, noch om financiële middelen vrij te maken om deze regelingen te controleren.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Krachtens het voorstel inzake het meerjarig financieel kader zou landbouw – per slot van rekening een gemeenschappelijk beleid van strategisch belang – zoals voorheen een aanzienlijk deel van de EU‑begroting toegewezen krijgen. Dit komt erop neer dat voor de verwezenlijking van de kerndoelstellingen van het landbouwbeleid in de periode 2014‑2020 317,2 miljard euro wordt uitgetrokken voor de eerste pijler en 101,2 miljard euro voor de tweede pijler (cijfers uitgedrukt in lopende prijzen).

Bovenop de hierboven genoemde financiële middelen voor de eerste en de tweede pijler wordt nog een extra bedrag van 17,1 miljard euro geoormerkt voor onderzoek en innovatie (5,1 miljard euro), voedselveiligheid (2,5 miljard euro), voedselverstrekking voor de meest hulpbehoevenden in het kader van andere posten van het meerjarig financieel kader (2,8 miljard euro), een nieuwe reserve voor crises in de landbouwsector (3,9 miljard euro) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (maximaal 2,8 miljard euro). Dit alles samen brengt de totale begroting voor het GLB in de periode 2014‑2020 op 435,6 miljard euro.

Wat de verdeling van de steun over de lidstaten betreft, wordt voorgesteld dat indien lidstaten op het gebied van rechtstreekse betalingen minder dan 90 % van het EU‑gemiddelde ontvangen, het verschil tusen het niveau van hun rechtstreekse betalingen en dat niveau van 90 % met een derde wordt verkleind. De nationale maxima in de verordening over de rechtstreekse betalingen worden op die grondslag berekend.

De steun voor plattelandsontwikkeling wordt met inachtneming van de huidige verdeling verdeeld aan de hand van objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen. Minder ontwikkelde regio's moeten, zoals nu ook het geval is, kunnen profiteren van hogere cofinancieringsniveaus die tevens zullen worden toegepast op maatregelen inzake, onder meer, kennisoverdracht, producentengroeperingen, samenwerking en Leader.

Er is een mogelijkheid tot flexibiliteit ingevoerd wat de overdracht tussen de pijlers betreft (tot 5 % van de rechtstreekse betalingen). Dit houdt in dat lidstaten die hun plattelandsontwikkelingsbeleid willen versterken, overdrachten van de eerste naar de tweede pijler kunnen doen en dat lidstaten met een percentage rechtstreekse betalingen onder 90 % van het EU‑gemiddelde overdrachten kunnen doen van de tweede naar de eerste pijler.

In het financieel memorandum dat bij de voorstellen is gevoegd, wordt nader ingegaan op de financiële gevolgen van de voorstellen inzake de hervorming van het GLB.

2011/0281 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[7],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[9],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[10],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten"[11] worden de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 uiteengezet en wordt aangegeven welke richting het GLB in die periode zal uitgaan. Gezien de besprekingen over deze mededeling moet de hervorming van het GLB met ingang van 1 januari 2014 in werking treden. De hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke instrumenten van het GLB, inclusief Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] van […] houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening)[12]. Gezien de reikwijdte van de hervorming dient Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] te worden ingetrokken en te worden vervangen door een nieuwe integrale‑GMO‑verordening. Bovendien moet in het kader van de hervorming worden gestreefd naar een optimale harmonisatie, stroomlijning en vereenvoudiging van de bepalingen, met name de bepalingen die op meer dan één landbouwsector van toepassing zijn, onder meer door ervoor te zorgen dat de Commissie middels gedelegeerde handelingen niet‑essentiële onderdelen van maatregelen kan vaststellen.

(2) Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(3) Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "het Verdrag" genoemd) dient de Raad maatregelen voor de bepaling van de prijzen, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen vast te stellen. Wanneer artikel 43, lid 3, van het Verdrag van toepassing is, dient in de onderhavige verordening ter wille van de duidelijkheid expliciet te worden vermeld dat de maatregelen op die basis door de Raad zullen worden vastgesteld.

(4) De onderhavige verordening dient alle basisonderdelen van de integrale GMO te bevatten. De bepaling van prijzen, heffingen, steun en kwantitatieve beperkingen is in bepaalde gevallen onlosmakelijk met deze basisonderdelen verbonden.

(5) Om tegemoet te komen aan de in artikel 40, lid 1, van het Verdrag vastgestelde eis een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten tot stand te brengen, dient deze verordening van toepassing te zijn op alle in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten.

(6) Er moet worden verduidelijkt dat Verordening (EU) nr. […] [horizontale GLB‑verordening][13] en de op grond daarvan vastgestelde bepalingen van toepassing zijn op de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen. [De horizontale GLB‑verordening] omvat met name bepalingen die de naleving van de uit de GLB‑bepalingen voortvloeiende verplichtingen moeten garanderen, onder meer op het gebied van controles en de toepassing van administratieve maatregelen en administratieve sancties bij niet‑naleving, en omvat tevens voorschriften inzake het stellen en vrijgeven van zekerheden en het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen.

(7) In deze verordening wordt net als in andere op grond van artikel 43 van het Verdrag vastgestelde wetsbesluiten verwezen naar de productomschrijvingen en de posten en postonderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur. Wijzigingen van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief kunnen tot gevolg hebben dat de betrokken wetsbesluiten op technisch gebied aan deze wijzigingen moeten worden aangepast. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen teneinde dergelijke aanpassingen aan te brengen. In het belang van de duidelijkheid en de eenvoud moet Verordening (EEG) nr. 234/79 van 5 februari 1979 inzake de procedure voor aanpassingen van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief voor landbouwproducten[14], die voorziet in deze bevoegdheid, worden ingetrokken en dient die bevoegdheid te worden geïntegreerd in de onderhavige verordening.

(8) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de rijstsector, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de bijwerking van de in deel I van bijlage II bij de onderhavige verordening opgenomen definities inzake de rijstsector.

(9) De Commissie moet uitvoeringsmaatregelen op het gebied van verhogingen of verlagingen van de openbare‑interventieprijs kunnen vaststellen om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde padievariëteiten wordt gericht.

(10) Voor granen, rijst, suiker, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, groenten en fruit, bananen, melk en zuivelproducten, en zijderupsen moeten verkoopseizoenen worden vastgesteld die zo goed mogelijk moeten worden afgestemd op de biologische productiecyclus van elk van deze producten.

(11) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en fruit, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van de verkoopseizoenen voor deze producten.

(12) Om de markten te stabiliseren en de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te garanderen is voor de verschillende sectoren een gedifferentieerd systeem van prijsondersteuning ontwikkeld, en zijn regelingen inzake rechtstreekse steunverlening ingevoerd, rekening houdend met enerzijds de uiteenlopende behoeften van elk van deze sectoren en anderzijds de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende sectoren. Deze maatregelen nemen de vorm aan van openbare interventie of, in voorkomend geval, de betaling van steun voor particuliere opslag. De prijsondersteunende maatregelen dienen te worden behouden, weliswaar in gestroomlijnde en vereenvoudigde vorm.

(13) Met het oog op duidelijkheid en transparantie moeten de bepalingen een gemeenschappelijke structuur krijgen, terwijl het in elke sector gevoerde beleid in stand moet worden gehouden. Hiertoe dient een onderscheid te worden gemaakt tussen referentieprijzen en interventieprijzen en moeten de laatstbedoelde prijzen worden gedefinieerd, waarbij met name moet worden verduidelijkt dat slechts de voor openbare interventie geldende interventieprijzen overeenstemmen met de toegepaste regelingsprijs waarnaar wordt verwezen in bijlage 3, punt 8, eerste zin, van de WTO‑overeenkomst inzake de landbouw (i.e. prijsverschilondersteuning). In dit verband dient te worden verduidelijkt dat op de markt kan worden geïntervenieerd via openbare interventie en via andere vormen van interventie waarbij geen gebruik wordt gemaakt van vooraf vastgestelde prijsindicaties.

(14) Afhankelijk van de praktijk en de ervaring die in het kader van vorige GMO's zijn opgedaan, moet de interventieregeling gedurende bepaalde perioden van het jaar beschikbaar zijn en gedurende die periode hetzij permanent hetzij afhankelijk van de marktprijzen worden opengesteld.

(15) Het prijsniveau waartegen bepaalde hoeveelheden van bepaalde producten tegen een vaste prijs voor openbare interventie, i.e. bij wijze van prijsverschilondersteuning, en in andere gevallen worden aangekocht, dient conform de met vorige GMO's opgedane praktijk en ervaring te worden bepaald in het kader van de betrokken openbare inschrijving.

(16) Deze verordening moet de mogelijkheid bieden de voor openbare interventie aangekochte producten weg te werken. Dergelijke maatregelen moeten op zodanige wijze worden genomen dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben.

(17) Om de markttransparantie te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden op grond waarvan zij kan beslissen particuliere‑opslagsteun te verlenen teneinde, rekening houdend met de marktsituatie, de markt in evenwicht te brengen en de marktprijzen te stabiliseren.

(18) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen om vast te stellen welke andere dan de in de onderhavige verordening vastgestelde eisen en voorwaarden van toepassing zijn op de producten die voor openbare interventie moeten worden aangekocht en in het kader van de regeling voor particuliere‑opslagsteun moeten worden opgeslagen, om vast te stellen welke prijsverhogingen of ‑verlagingen met het oog op kwaliteitsdoeleinden gelden voor de aankoop en de verkoop, en om vast te stellen welke bepalingen gelden met betrekking tot de op de betaalorganen rustende verplichting om al het rundvlees na de overname en vóór de opslag te laten uitbenen.

(19) Om rekening te houden met de diverse omstandigheden op het gebied van de opslag van interventievoorraden in de Unie en om de marktdeelnemers een adequate toegang tot de openbare interventie te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vereisten waaraan de interventieopslagruimten voor de in het kader van de regeling aan te kopen producten moeten voldoen, met betrekking tot de verkoop van kleine hoeveelheden die in de lidstaten in opslag zijn gebleven, met betrekking tot voorschriften voor de rechtstreekse verkoop van hoeveelheden die niet meer mogen worden herverpakt of die kwaliteitsverlies hebben geleden, en met betrekking tot bepaalde voorschriften inzake de opslag van producten in en buiten de lidstaat die verantwoordelijk is voor de producten en voor de behandeling van deze producten op het gebied van douanerechten en andere bedragen die krachtens het GLB voor deze producten moeten worden verleend of over deze producten moeten worden geheven.

(20) Om te garanderen dat de particuliere opslag het gewenste effect op de markt heeft, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot maatregelen voor het verlagen van het te betalen steunbedrag wanneer de opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de gegunde hoeveelheid, en met betrekking tot voorwaarden voor de toekenning van een voorschot.

(21) Ter vrijwaring van de rechten en plichten van marktdeelnemers die deelnemen aan maatregelen voor openbare interventie of particuliere opslag, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het gebruik van openbare inschrijvingen, met betrekking tot de toegangsvoorwaarden voor de marktdeelnemers en met betrekking tot de verplichting tot het stellen van een zekerheid.

(22) Om de aanbiedingsvorm van de verschillende producten te standaardiseren in het belang van de markttransparantie, de notering van prijzen en de toepassing van marktinterventieregelingen in de vorm van openbare interventie en particuliere opslag, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de EU‑schema's voor de indeling van geslachte runderen, van varkens en van schapen en geiten.

(23) Om een accurate en betrouwbare indeling van geslachte dieren te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de toetsing door een EU‑comité van de wijze waarop de indeling van geslachte dieren in de lidstaten wordt toegepast.

(24) De bestaande, in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie moet in een afzonderlijke verordening worden ondergebracht waarin de doelstellingen van deze regeling op het gebied van sociale cohesie worden weergegeven. Dit neemt niet weg dat deze verordening moet voorzien in de mogelijkheid om producten uit openbare‑interventievoorraden weg te werken door deze beschikbaar te maken voor gebruik in het kader van deze regeling.

(25) De consumptie van groenten en fruit en van zuivelproducten door kinderen moet worden aangemoedigd, onder meer door het aandeel van deze producten in de voeding van kinderen duurzaam te vergroten in het stadium waarin hun eetgewoonten worden gevormd. Daarom moet de EU‑steun ter financiering of cofinanciering van de levering van dergelijke producten aan kinderen in onderwijsinstellingen worden bevorderd.

(26) Met het oog op een gezond beheer van de begroting voor de regelingen moeten voor elke regeling adequate bepalingen worden vastgesteld. De EU-steun mag niet worden gebruikt ter vervanging van financiering voor eventueel bestaande nationale schoolfruitregelingen. In het licht van de budgettaire beperkingen moet de lidstaten echter worden toegestaan hun financiële bijdrage aan de regelingen te vervangen door bijdragen van de particuliere sector. De lidstaten moeten in het belang van de doeltreffendheid van hun schoolfruitregeling zorgen voor begeleidende maatregelen waarvoor zij nationale steun mogen toekennen.

(27) Teneinde gezonde eetgewoonten bij kinderen te bevorderen, het doeltreffende en gerichte gebruik van de Europese fondsen te waarborgen en de kennis over de regeling te stimuleren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de producten die in het kader van de regeling niet voor steun in aanmerking komen, met betrekking tot de doelgroep van de regeling, met betrekking tot de nationale of regionale strategieën – inclusief begeleidende maatregelen – die de lidstaten moeten opstellen om voor de steun in aanmerking te komen, met betrekking tot de goedkeuring en de selectie van steunaanvragers, met betrekking tot objectieve criteria voor de verdeling van de steun over de lidstaten, de indicatieve toewijzing van steun aan de lidstaten en de wijze van hertoewijzing van steun aan de lidstaten op basis van de ontvangen aanvragen, met betrekking tot de subsidiabele kosten, inclusief de mogelijkheid een maximum voor dergelijke kosten vast te stellen, en met betrekking tot de aan de deelnemende lidstaten gestelde eis de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken.

(28) Om rekening te houden met de evolutie van de consumptiepatronen voor zuivelproducten en met de innovatie en ontwikkelingen op de zuivelmarkt, om ervoor te zorgen dat de steun wordt verleend aan de juiste begunstigden en aanvragers en om de kennis van de steunregeling te vergroten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen inzake de schoolmelkregeling aan te nemen met betrekking tot de producten die in het kader van de regeling voor steun in aanmerking komen, met betrekking tot de nationale of regionale strategieën die de lidstaten moeten opstellen om voor de steun in aanmerking te komen, met betrekking tot de doelgroep van de regeling, met betrekking tot de voorwaarden voor verlening van de steun en het stellen van een zekerheid om de uitvoering te garanderen wanneer een voorschot op de steun wordt betaald, met betrekking tot monitoring en evaluatie, en met betrekking tot de aan de onderwijsinstellingen gestelde eis de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken

(29) Slechts één lidstaat maakt gebruik van de steunregeling voor organisaties van hopproducenten. Om flexibiliteit te creëren en de aanpak in deze sector af te stemmen op die in andere sectoren, moet deze steunregeling worden stopgezet, met dien verstande dat deze producentenorganisaties in aanmerking kunnen komen voor steun in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

(30) Er is EU‑financiering nodig om erkende producentenorganisaties aan te moedigen tot het opstellen van activiteitenprogramma's die tot doel hebben de productiekwaliteit van olijfolie en tafelolijven te verbeteren. In dat verband dient in deze verordening te worden bepaald dat de EU-steun moet worden toegewezen naargelang van de prioriteit die wordt gegeven aan de in het kader van de betrokken activiteitenprogramma's verrichte activiteiten. Er dient echter te worden bepaald dat alleen de nuttigste activiteiten voor steun in aanmerking komen en de mogelijkheid van cofinanciering moet worden ingevoerd om de kwaliteit van dergelijke programma's te verbeteren.

(31) Om te garanderen dat de organisaties van marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven die steun ontvangen, de productiekwaliteit van hun producten daadwerkelijk verbeteren en hun verplichtingen nakomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning van organisaties van marktdeelnemers die voor toepassing van de steunregeling in aanmerking willen komen, en de schorsing of de intrekking van die erkenning, met betrekking tot de voor EU-financiering in aanmerking komende maatregelen, met betrekking tot de toewijzing van EU-financiering ten bate van specifieke maatregelen, met betrekking tot de niet voor EU-financiering in aanmerking komende activiteiten en kosten, en met betrekking tot de selectie en goedkeuring van activiteitenprogramma's en de verplichting tot het stellen van een zekerheid.

(32) In deze verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds groenten en fruit, waaronder zowel voor afzet als voor verwerking bestemde groenten en fruit vallen, en anderzijds verwerkte groenten en fruit. De voorschriften inzake producentenorganisaties, operationele programma's en financiële steun van de EU zijn slechts van toepassing op groenten en fruit en op uitsluitend voor verwerking bestemde groenten en fruit.

(33) De productie van groenten en fruit is onvoorspelbaar en de producten zijn bederfelijk. Zelfs beperkte overschotten kunnen de markt danig uit evenwicht brengen. Daarom moeten crisisbeheersmaatregelen worden vastgesteld die net als vroeger in de operationele programma's moeten worden geïntegreerd.

(34) Bij de productie en de afzet van groenten en fruit moet, zowel op het gebied van teeltmethoden als bij het beheren van afvalmateriaal en het wegwerken van uit de markt genomen producten, ten volle rekening worden gehouden met de milieueisen, vooral wat betreft de bescherming van de waterkwaliteit, de instandhouding van de biodiversiteit en de landschapsverzorging.

(35) In het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid moeten alle sectoren in alle lidstaten in aanmerking komen voor steun voor de oprichting van producentengroeperingen en bijgevolg moet de specifieke steun in de sector groenten en fruit worden stopgezet.

(36) Om de producentenorganisaties in de sector groenten en fruit meer verantwoordelijkheid te geven, met name ten aanzien van hun financiële beslissingen, en om ervoor te zorgen dat de hun van overheidswege toegewezen financiële middelen toekomstgericht worden besteed, moeten voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik van deze financiële middelen. Gezamenlijke financiering van door producentenorganisaties ingestelde actiefondsen is een adequate oplossing. In bepaalde gevallen dient aanvullende financiering te worden toegestaan. Actiefondsen mogen slechts worden gebruikt om operationele programma's in de sector groenten en fruit te financieren. Met het oog op de beheersing van de EU-uitgaven moet de steun aan producentenorganisaties die een actiefonds instellen, worden begrensd.

(37) In regio's waar de productie in de sector groenten en fruit zwak is georganiseerd, dient de toekenning van extra nationale financiële bijdragen te worden toegestaan. In lidstaten die op structureel gebied sterk benadeeld zijn, moeten die bijdragen door de Unie kunnen worden vergoed.

(38) Om een doeltreffende, gerichte en duurzame steunverlening aan producentenorganisaties in de sector groenten en fruit te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot actiefondsen en operationele programma's, met betrekking tot structuur en inhoud van een nationaal kader en een nationale strategie, met betrekking tot financiële EU-steun, met betrekking tot crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, en met betrekking tot nationale financiële steun.

(39) Het is belangrijk te zorgen voor steunmaatregelen in de wijnsector die erop gericht zijn de concurrentiestructuren te versterken. Hoewel deze maatregelen door de Unie moeten worden vastgesteld en gefinancierd, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om een passend geheel aan maatregelen te kiezen die tegemoet komen aan de behoeften van hun regionale groeperingen, met inachtneming van hun specifieke kenmerken, en om deze maatregelen in de nationale steunprogramma’s te integreren. De lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de uitvoering van dergelijke programma’s.

(40) De afzetbevordering van EU-wijnen in derde landen is een essentiële maatregel die in aanmerking moet komen voor nationale steunprogramma’s. Herstructurerings- en omschakelingsactiviteiten moeten verder worden gefinancierd op grond van de positieve structurele effecten ervan op de wijnsector. Er moet ook steun beschikbaar zijn voor investeringen in de wijnsector die erop gericht zijn de economische prestatie van de ondernemingen als zodanig te verbeteren. Steun voor de distillatie van bijproducten moet ter beschikking staan van lidstaten die dit instrument willen gebruiken om de kwaliteit van de wijn te waarborgen en tegelijkertijd het milieu in stand willen houden.

(41) Preventiegerichte instrumenten zoals oogstverzekering, onderlinge fondsen en groen oogsten, moeten ter bevordering van een verantwoordelijke aanpak van crisissituaties in aanmerking komen voor steun in het kader van de steunprogramma’s voor wijn.

(42) De bepalingen inzake de door de lidstaten besloten steunverlening aan wijnbouwers via de toekenning van toeslagrechten, zijn inmiddels definitief geworden. Daarom mag slechts steun worden verleend waarover de lidstaten uiterlijk op 1 december 2013 op grond van artikel 137 van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] en overeenkomstig de daar vastgestelde voorwaarden hebben beslist.

(43) Om ervoor te zorgen dat met de steunprogramma's voor wijn de beoogde doelstellingen worden bereikt en de Europese fondsen gericht worden gebruikt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot voorschriften inzake de verantwoordelijkheid voor de uitgaven die worden gedaan tussen de datum van ontvangst van de steunprogramma's en van wijziging ervan enerzijds en de datum van toepassing van de steunprogramma's en de wijzigingen daarvan anderzijds, de criteria voor de subsidiabiliteit van de steunmaatregelen, de soort voor steun in aanmerking komende uitgaven en acties, de niet voor steun in aanmerking komende maatregelen en het maximale steunniveau per maatregel, met betrekking tot wijzigingen van reeds in werking getreden steunprogramma's, met betrekking tot voorschriften en drempels voor voorschotten, inclusief de verplichting tot het stellen van een zekerheid wanneer een voorschot wordt betaald, met betrekking tot algemene bepalingen en definities voor de toepassing van de steunprogramma's, met betrekking tot het voorkómen van misbruik van de steunmaatregelen en het voorkómen van dubbele financiering van projecten, met betrekking tot de voorwaarden waaronder producenten bijproducten van de wijnbereiding aan de markt onttrekken, de uitzonderingen op deze verplichting teneinde extra administratieve belasting te voorkomen en de bepalingen voor de vrijwillige certificering van distilleerders, met betrekking tot de voorschriften die de lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen in acht moeten nemen, alsmede de beperkingen om de coherentie met de werkingssfeer van de steunmaatregelen te verzekeren, en met betrekking tot de betalingen aan de begunstigden, met inbegrip van betalingen via verzekeringstussenpersonen.

(44) In de bijenteelt lopen de productieomstandigheden en de opbrengsten sterk uiteen en zijn diverse en verspreid wonende marktdeelnemers actief, zowel bij de productie als bij de afzet. Bovendien is het nodig dat de Unie, gezien de verspreiding van de varroamijtziekte in tal van lidstaten in de afgelopen jaren en gezien de problemen die deze ziekte met zich brengt voor de honingproductie, haar acties voortzet, aangezien de varroamijtziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en met goedgekeurde producten moet worden behandeld. Om rekening te houden met die omstandigheden en om de productie en de afzet van bijenteeltproducten in de Unie te bevorderen, moeten om de drie jaar nationale programma's voor de sector worden opgesteld teneinde de algemene voorwaarden voor de productie en de afzet van bijenteeltproducten te verbeteren. Deze nationale programma’s dienen gedeeltelijk door de Unie te worden gefinancierd.

(45) Om ervoor te zorgen dat de financiële EU‑middelen gericht worden gebruikt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de maatregelen die in de bijenteeltprogramma's mogen worden opgenomen, met betrekking tot de inhoud en de manier van opstellen van de nationale programma's en de gerelateerde studies, en met betrekking tot de voorwaarden voor toewijzing van de financiële EU‑bijdrage aan de deelnemende lidstaten.

(46) De EU‑steun voor de zijderupsenteelt moet in het kader van het stelsel van de rechtstreekse betalingen worden ontkoppeld overeenkomstig de aanpak voor steunverlening in andere sectoren.

(47) De steun voor magere melk die en mageremelkpoeder dat in de Unie voor voederdoeleinden en voor verwerking tot caseïne en caseïnaten wordt geproduceerd, heeft de markt niet voldoende ondersteund en moet daarom worden stopgezet, net als de voorschriften inzake het gebruik van caseïne en caseïnaten bij de kaasbereiding.

(48) De toepassing van normen voor de afzet van landbouwproducten kan de economische productie- en afzetvoorwaarden voor die producten en de kwaliteit ervan helpen verbeteren. De toepassing van dergelijke normen is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten.

(49) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten[15] en de daaropvolgende debatten wordt het als dienstig beschouwd handelsnormen per sector of product te handhaven teneinde rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot de verbetering van de economische voorwaarden voor de productie en de afzet van landbouwproducten en tot een betere kwaliteit van deze producten.

(50) Om te garanderen dat alle producten van deugdelijke handelskwaliteit zijn, zou het, onverminderd Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden en de beginselen en voorschriften daarvan[16], dienstig zijn een algemene basishandelsnorm, als overwogen in de genoemde mededeling van de Commissie, in te stellen voor producten waarvoor geen sector- of productspecifieke handelsnorm bestaat. Als die producten in voorkomend geval aan een toepasselijke internationale norm voldoen, moeten die producten als conform de algemene handelsnorm worden beschouwd.

(51) Voor sommige sectoren en/of producten zijn definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen een belangrijk element voor de vaststelling van de mededingingsvoorwaarden. Het is dan ook dienstig voor die sectoren en/of producten definities, aanduidingen en verkoopbenamingen vast te stellen die in de Unie uitsluitend mogen worden gebruikt voor de afzet van producten die aan de overeenkomstige voorschriften voldoen.

(52) Voor de handelsnormen moeten horizontale bepalingen worden vastgesteld.

(53) De handelsnormen moeten de markt in staat stellen zich te bevoorraden met producten van een gestandaardiseerde en bevredigende kwaliteit en moeten met name betrekking hebben op de definities, de indeling in klassen, de aanbiedingsvorm en de etikettering, de verpakking, de productiemethode, de bewaring, het vervoer, de producentengegevens, het gehalte aan bepaalde stoffen, de betrokken administratieve documenten, de opslag, de certificering en de termijnen.

(54) Met name moet het, rekening houdend met het belang dat de consument heeft bij adequate en transparante productinformatie, mogelijk zijn om geval per geval op het juiste geografische niveau de plaats van de landbouwproductie te bepalen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van bepaalde sectoren, met name wat verwerkte landbouwproducten betreft.

(55) Voor alle producten die in de Unie worden afgezet moeten handelsnormen gelden.

(56) Er dienen bijzondere voorschriften te worden vastgesteld voor producten die uit derde landen worden ingevoerd, indien het op grond van in derde landen geldende nationale bepalingen gerechtvaardigd is af te wijken van de handelsnormen en op voorwaarde dat gelijkwaardigheid met de EU-wetgeving wordt gegarandeerd.

(57) Voor smeerbare vetproducten is het dienstig de lidstaten de mogelijkheid te bieden bepaalde nationale voorschriften met betrekking tot kwaliteitsniveaus te behouden of vast te stellen.

(58) Om te reageren op wijzigingen in de marktsituatie en rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen en wijzigen van voorschriften betreffende de algemene handelsnorm en het afwijken van die voorschriften en met betrekking tot voorschriften op het gebied van de naleving van de handelsnorm.

(59) Om rekening te houden met de verwachtingen van de consument, om bij te dragen tot de verbetering van de economische productie- en afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en tot de kwaliteit van die producten, om de aanpassing aan de constant veranderende marktomstandigheden en aan de evoluerende vraag van de consument te bevorderen, om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van ter zake relevante internationale normen en technische vooruitgang en om te voorkomen dat de productinnovatie wordt afgeremd, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van sector- of productspecifieke handelsnormen voor elke afzetfase, alsmede van afwijkingen en vrijstellingen van de toepassing van dergelijke normen, en met betrekking tot de eventueel vereiste wijziging, afwijking of vrijstelling van definities en verkoopbenamingen.

(60) Om ervoor te zorgen dat de nationale voorschriften voor bepaalde producten en/of sectoren in het licht van de handelsnormen correct en transparant worden toegepast, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot voorwaarden voor de toepassing van dergelijke handelsnormen, alsmede met betrekking tot voorwaarden voor het in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van producten die via experimentele procedés zijn verkregen.

(61) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen, met de bijzondere aard van sommige landbouwproducten en met de specifieke aard van elke sector, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van een tolerantie voor elke handelnorm bij overschrijding waarvan de hele partij producten als niet‑conform de norm wordt beschouwd, met betrekking tot de voorwaarden waaronder ervan wordt uitgegaan dat ingevoerde producten een equivalent niveau van inachtneming van de voorschriften van de Unie betreffende de handelsnormen bieden en waaronder maatregelen kunnen worden genomen om af te wijken van de vereisten dat de producten slechts conform deze normen in de Unie mogen worden afgezet, en met betrekking tot de voorschriften inzake de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde producten.

(62) Het concept van kwaliteitswijn in de Unie is onder meer gebaseerd op de specifieke kenmerken die zijn toe te schrijven aan de geografische oorsprong van de wijn. De consument kan deze wijn herkennen aan de hand van beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. Om de kwaliteitsaanspraken voor de betrokken producten te onderbouwen met een transparant en beter uitgewerkt kader, dient een regeling te worden vastgesteld op grond waarvan aanvragen voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding op dezelfde wijze worden onderzocht als in het kader van het horizontale kwaliteitsbeleid van de Unie voor andere levensmiddelen dan wijn en gedistilleerde dranken dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[17].

(63) Om de specifieke kwaliteitskenmerken van wijn met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te handhaven, moet het de lidstaten worden toegestaan op dit gebied stringentere regels toe te passen.

(64) Om in de Unie beschermd te kunnen worden, moeten oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor wijn op EU-niveau worden erkend en geregistreerd overeenkomstig door de Commissie vastgestelde procedurele voorschriften.

(65) Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van derde landen die in het land van oorsprong beschermd zijn, dienen ook in de EU voor bescherming in aanmerking te komen.

(66) De registratieprocedure moet iedere natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang in een lidstaat of een derde land de gelegenheid bieden zijn rechten te doen gelden door bezwaar aan te tekenen.

(67) Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij ten onrechte wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook gelden voor niet onder deze verordening vallende producten en diensten, met inbegrip van die welke niet in bijlage I bij het Verdrag zijn opgenomen.

(68) Om rekening te houden met de bestaande etiketteringspraktijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het toestaan van het gebruik van een wijndruivenrasbenaming die geheel of gedeeltelijk bestaat uit een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding.

(69) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de productie in het afgebakende geografische gebied, om de kwaliteit en de traceerbaarheid van het product te waarborgen en om de legitieme rechten of belangen van de producenten of de marktdeelnemers te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de beginselen voor de afbakening van het geografische gebied, met betrekking tot de definities, beperkingen en afwijkingen voor de productie in het afgebakende geografische gebied, met betrekking tot de voorwaarden voor opname van aanvullende eisen in het productdossier, met betrekking tot de in het productdossier op te nemen gegevens, met betrekking tot het type producent dat de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding kan aanvragen, met betrekking tot de procedures voor het aanvragen van de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, onder meer op het gebied van inleidende nationale procedures, onderzoek door de Commissie, bezwaarprocedures en procedures inzake de wijziging, annulering en omzetting van beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, met betrekking tot de procedures voor grensoverschrijdende aanvragen, met betrekking tot aanvragen die geografische gebieden in derde landen betreffen, met betrekking tot de datum waarop de bescherming ingaat, met betrekking tot de procedures voor wijziging van productdossiers, en met betrekking tot de datum waarop een wijziging in werking treedt.

(70) Om een adequate bescherming te garanderen en om te voorkomen dat de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten nadeel ondervinden van de toepassing van deze verordening op wijnnamen waarvoor vóór 1 augustus 2009 bescherming is verleend, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van voor de beschermde benaming geldende beperkingen, met betrekking tot overgangsbepalingen op het gebied van wijnnamen die de lidstaten vóór 1 augustus 2009 als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding hebben erkend, met betrekking tot de inleidende nationale procedure, met betrekking tot wijnen die vóór een specifieke datum zijn afgezet of geëtiketteerd, en met betrekking tot wijzigingen van het productdossier.

(71) Bepaalde aanduidingen die in de Unie traditioneel worden gebruikt, verstrekken de consument informatie over de bijzondere kenmerken en de kwaliteit van wijn, die een aanvulling vormt op de informatie die in de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen besloten ligt. Teneinde de werking van de interne markt en de eerlijke concurrentie te garanderen en te voorkomen dat consumenten worden misleid, dienen deze traditionele aanduidingen in aanmerking te komen voor bescherming in de Unie.

(72) Om een adequate bescherming te garanderen, de legitieme rechten van producenten of marktdeelnemers te waarborgen en om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de EU en bepaalde derde landen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot bepalingen inzake de taal en de spelling van een te beschermen traditionele aanduiding, met betrekking tot de definitie van het type aanvragers die bescherming van een traditionele aanduiding kunnen aanvragen, met betrekking tot de voorwaarden waaronder een aanvraag om erkenning van een traditionele aanduiding als ontvankelijk wordt beschouwd, met betrekking tot de gronden voor bezwaar tegen een voorstel tot erkenning van een traditionele aanduiding, met betrekking tot de reikwijdte van de bescherming, waaronder het verband met merken, beschermde traditionele aanduidingen, beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen, homoniemen of bepaalde wijndruivenrassen, met betrekking tot de redenen voor annulering van een traditionele aanduiding, met betrekking tot de datum voor indiening van een aanvraag of een verzoek, met betrekking tot de procedures voor het aanvragen van de bescherming van een traditionele aanduiding, onder meer op het gebied van onderzoek door de Commissie, bezwaarprocedures, procedures inzake annulering en wijziging, met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik van een traditionele aanduiding op producten van derde landen, en met betrekking tot afwijkingen in dit verband.

(73) De omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de onder deze verordening vallende producten van de wijnsector kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de afzetbaarheid van deze producten op de markt. Verschillen tussen de nationale wettelijke bepalingen over de etikettering van producten van de wijnsector kunnen de goede werking van de interne markt belemmeren. Bijgevolg moeten regels worden vastgesteld waarin de rechtmatige belangen van consumenten en producenten in aanmerking worden genomen. Daarom dienen EU-voorschriften inzake etikettering te worden vastgesteld.

(74) Om de naleving van bestaande etiketteringspraktijken, met horizontale voorschriften inzake etikettering en aanbiedingsvorm, te garanderen, om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de wijnsector, om de doeltreffende werking van de certificerings‑, goedkeuring‑ en verificatieprocedures, alsmede de legitieme belangen van de marktdeelnemers te waarborgen en om te voorkomen dat de marktdeelnemers worden benadeeld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot uitzonderlijke omstandigheden die het weglaten van de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische aanduiding" rechtvaardigen, met betrekking tot andere aanbiedingsvormen en het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan bedoeld in deze verordening, met betrekking tot bepaalde verplichte aanduidingen, facultatieve aanduidingen en aanbiedingsvormen, met betrekking tot de vereiste maatregelen op het gebied van de etikettering en de aanbiedingsvorm van wijn met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die aan de nodige vereisten voldoet, met betrekking tot wijn die vóór 1 augustus 2009 is afgezet en geëtiketteerd, en met betrekking tot afwijkingen op het gebied van etikettering en aanbiedingsvorm.

(75) De bepalingen inzake wijn moeten worden toegepast in het licht van de overeenkomsten die op grond van artikel 218 van het Verdrag zijn gesloten.

(76) Er moeten voorschriften voor de indeling van wijndruivenrassen worden vastgesteld op grond waarvan lidstaten die meer dan 50 000 hectoliter per jaar produceren, verantwoordelijk blijven voor de indeling van de wijndruivenrassen waarvan op hun grondgebied wijn mag worden gemaakt. Sommige wijndruivenrassen moeten worden uitgesloten.

(77) Er dienen bepaalde oenologische procedés en beperkingen voor de productie van wijn te worden vastgesteld, met name op het gebied van de versnijding en het gebruik van bepaalde soorten druivenmost, druivensap en verse druiven van oorsprong uit derde landen. Om te voldoen aan de internationale normen moet de Commissie zich voor verdere oenologische procedés in de regel baseren op de oenologische procedés die worden aanbevolen door de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV).

(78) In de wijnsector moeten de lidstaten ertoe worden gemachtigd de toepassing van bepaalde oenologische procedés te beperken of uit te sluiten, stringentere beperkingen voor op hun grondgebied geproduceerde wijnen te behouden en het experimentele gebruik van niet-toegestane oenologische procedés onder vast te stellen voorwaarden toe te staan.

(79) Om ervoor te zorgen dat de betrokken producten voldoende traceerbaar zijn, met name met het oog op de bescherming van de consument, moet worden bepaald dat alle onder deze verordening vallende producten van de wijnsector die zich binnen de Unie in het verkeer bevinden, vergezeld moeten gaan van een begeleidend document.

(80) Voor een beter beheer van het wijnbouwpotentieel dienen de lidstaten bij de Commissie een op het wijnbouwkadaster gebaseerde inventaris van hun productiepotentieel in te dienen. Om de lidstaten aan te moedigen de inventaris in te dienen, moet worden bepaald dat de herstructurerings- en omschakelingssteun slechts wordt verleend aan lidstaten die de inventaris hebben ingediend.

(81) Om de monitoring en de verificatie van het productiepotentieel door de lidstaten te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het toepassingsgebied en de inhoud van het wijnbouwkadaster en de vrijstellingen.

(82) Om het vervoer van wijnbouwproducten en de verificatie daarvan door de lidstaten te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot voorschriften betreffende het begeleidende document, het gebruik ervan en de vrijstelling van het gebruik ervan, met betrekking tot het vaststellen van de voorwaarden waaronder een begeleidend document moet worden beschouwd als een document dat een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding certificeert, met betrekking tot de verplichting tot het bijhouden van een register, met betrekking tot het specificeren van wie een register moet bijhouden en in welke gevallen van die verplichting kan worden afgeweken, met betrekking tot de transacties die in het register moeten worden opgenomen, en met betrekking tot voorschriften voor het gebruik van de begeleidende documenten en de registers.

(83) Na het verstrijken van de quotaregeling zullen nog steeds specifieke instrumenten nodig zijn om op het gebied van rechten en plichten voor een redelijk evenwicht tussen de suikerondernemingen en de suikerbietentelers te zorgen. Hiertoe dienen de standaardbepalingen inzake onderlinge overeenkomsten tussen deze ondernemingen en telers te worden vastgesteld.

(84)             Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de suikersector en met de belangen van alle partijen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot dergelijke overeenkomsten, met name op het gebied van de aankoop, de levering, de overname en de betaling van de bieten.

(85) De producentenorganisaties en de unies daarvan kunnen een nuttige bijdrage leveren tot de concentratie van het aanbod en de bevordering van beste praktijken. Brancheorganisaties kunnen een belangrijke rol spelen door de dialoog tussen de in de bevoorradingsketen actieve partijen mogelijk te maken en zowel beste praktijken als markttransparantie te stimuleren. De bestaande voorschriften inzake de omschrijving en de erkenning van producentenorganisaties en unies daarvan die in bepaalde sectoren actief zijn, moeten derhalve worden geharmoniseerd, gestroomlijnd en uitgebreid teneinde deze organisaties en unies daarvan op verzoek te erkennen op grond van in alle sectoren vastgestelde statutaire bepalingen van de EU.

(86) De in sommige sectoren geldende voorschriften op grond waarvan de lidstaten onder bepaalde voorwaarden een aantal van de voor hun productenorganisaties en unies daarvan en hun brancheorganisaties geldende voorschriften mogen uitbreiden tot niet bij die productenorganisaties, unies daarvan en brancheorganisaties aangesloten marktdeelnemers teneinde de impact van die productenorganisaties, unies daarvan en brancheorganisaties te versterken, zijn doeltreffend gebleken en moeten worden geharmoniseerd, gestroomlijnd en uitgebreid tot alle sectoren.

(87) Wat levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees betreft, moet de mogelijkheid worden geboden om, met het oog op een vlottere aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt, bepaalde maatregelen te nemen die ertoe kunnen bijdragen dat de markten worden gestabiliseerd en een redelijke levensstandaard van de betrokken landbouwgemeenschap wordt verzekerd.

(88) Ter aanmoediging van de initiatieven van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, uitgezonderd de initiatieven tot het uit de markt nemen van producten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot maatregelen om, in de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees, de kwaliteit te verhogen, de organisatie van productie, verwerking en afzet te verbeteren, de notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken, en het opstellen van korte‑ en langetermijnramingen aan de hand van gegevens betreffende de gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken.

(89) Om de werking van de markt voor wijn te verbeteren, moeten de lidstaten in staat zijn besluiten van brancheorganisaties uit te voeren. Die besluiten mogen evenwel geen betrekking hebben op praktijken die de concurrentie kunnen verstoren.

(90) Bij gebrek aan EU-wetgeving over geformaliseerde, schriftelijke contracten, kunnen de lidstaten in het kader van hun regelingen op het gebied van contractrecht het gebruik van dergelijke contracten verplichten, op voorwaarde dat de EU-wetgeving hierbij in acht wordt genomen en met name de goede werking van de interne markt en van de gemeenschappelijke marktordening wordt gewaarborgd. Gezien de uiteenlopende situaties in de EU op dit gebied, moet de beslissing hierover, in het belang van de subsidiariteit, worden overgelaten aan de lidstaten. Wat de sector melk en zuivelproducten betreft, moet op EU-niveau wel een aantal basisvoorwaarden voor het gebruik van deze contracten worden vastgesteld, teneinde te garanderen dat dergelijke contracten aan bepaalde minimumnormen voldoen en zowel de interne markt als de gemeenschappelijke marktordening goed blijft werken. Aangezien sommige zuivelcoöperaties wellicht voorschriften met een soortgelijke werking in hun statuten hebben opgenomen, dienen zij in het belang van de vereenvoudiging te worden vrijgesteld van de contractplicht. Met het oog op een doeltreffende werking dient een dergelijke regeling tevens van toepassing te zijn in gevallen waarin tussenpersonen de melk bij de landbouwers inzamelen om deze aan de verwerkers te leveren.

(91) Om een rationele ontwikkeling van de productie en een billijke levensstandaard van de melkproducenten te waarborgen, moet de onderhandelingspositie van de landbouwers ten opzichte van de verwerkers worden versterkt met het oog op een billijker spreiding van de toegevoegde waarde over de hele bevoorradingsketen. Om deze doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verwezenlijken, dient op grond van artikel 42 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag een bepaling te worden vastgesteld om producentenorganisaties van melkproducenten en unies daarvan in staat te stellen om met betrekking tot de hele of gedeeltelijke productie van de leden onderhandelingen met een melkbedrijf te voeren over contractuele voorwaarden, inclusief prijzen. Met het oog op doeltreffende mededinging op de zuivelmarkt moet deze mogelijkheid worden verbonden aan adequate kwantitatieve beperkingen.

(92) De registratie van alle contracten voor de levering van in de Unie geproduceerde hop is omslachtig en moet worden stopgezet.

(93) Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en verantwoordelijkheden van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers in het belang van de doeltreffendheid van de door hen genomen maatregelen duidelijk worden omschreven, om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector en om de concurrentie en de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de specifieke doelstellingen die deze organisaties en unies daarvan kunnen, moeten of niet mogen nastreven, met inbegrip van afwijkingen van de in deze verordening vastgestelde doelstellingen, met betrekking tot de statuten, erkenning, structuur, rechtspersoonlijkheid, lidmaatschap, omvang, verantwoordingsplicht en activiteiten van deze organisaties en unies daarvan, alsmede de gevolgen van de erkenning, de intrekking van de erkenning en fusies, met betrekking tot transnationale organisaties en unies daarvan, met betrekking tot de uitbesteding van activiteiten en de terbeschikkingstelling van technische middelen door organisaties of unies daarvan, met betrekking tot het minimumvolume of de minimumwaarde van de afzetbare productie van organisaties of unies daarvan, met betrekking tot de uitbreiding van bepaalde voorschriften van de organisaties tot niet‑leden en de verplichte betaling van een lidmaatschapsbijdrage door niet‑leden, inclusief een lijst van stringentere productievoorschriften die kunnen worden uitgebreid, met betrekking tot aanvullende vereisten op het gebied van de representativiteit, de betrokken economische gebieden, met inbegrip van het door de Commissie te verrichten onderzoek van de omschrijving daarvan, de minimumperioden waarin de voorschriften van toepassing moeten zijn alvorens te worden uitgebreid, de personen of organisaties voor wie/waarvoor de voorschriften of de bijdragen gelden, en de omstandigheden waarin de Commissie kan eisen de uitbreiding van de voorschriften of de verplichte bijdragen af te wijzen of in te trekken.

(94) Als gevolg van de eenmaking van de markt van de Unie is aan de buitengrenzen van de EU een regeling van het handelsverkeer nodig. Die regeling moet invoerrechten en uitvoerrestituties omvatten en moet in beginsel de EU-markt stabiliseren. De regeling van het handelsverkeer moet gebaseerd zijn op de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde en in het kader van bilaterale overeenkomsten.

(95) De monitoring van de handelsstromen is bij uitstek een beheerskwestie die op flexibele wijze moet worden aangepakt. Bij het nemen van het besluit om certificaatverplichtingen op te leggen, moet worden nagegaan of certificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor de monitoring van de invoer en de uitvoer van de betrokken producten.

(96) Om rekening te houden met de ontwikkelingen in de handel en op de markt, met de behoeften van de betrokken markten en, in voorkomend geval, met de verplichting de invoer of de uitvoer te monitoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de lijst van de producten van de sectoren waarvoor een invoer‑ of een uitvoercertificaat moet worden overgelegd, alsmede de gevallen en omstandigheden waarin geen invoer‑ of uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd.

(97) Met het oog op de omschrijving van de voornaamste elementen van de certificaatregeling moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het definiëren van rechten en plichten die uit het certificaat voortvloeien, van de rechtsgevolgen van het certificaat, inclusief de eventuele tolerantie die voor de naleving van de invoer‑ of uitvoerverplichting geldt, en, in voorkomend geval, van de oorsprong en de herkomst, met betrekking tot het koppelen van de afgifte van een certificaat of de vrijgave voor het vrije verkeer aan de overlegging van een door een derde land of een entiteit afgegeven document waarin onder meer de oorsprong, de authenticiteit en de kwaliteitskenmerken van de betrokken producten worden gecertificeerd, met betrekking tot de voorschriften voor de overdracht van het certificaat of de beperkingen waaraan de overdraagbaarheid eventueel gebonden is, de voorschriften die vereist zijn met het oog op de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede de situaties waarin de lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van fraude of onregelmatigheden te voorkomen of in behandeling te nemen, en met betrekking tot de gevallen en situaties waarin wel of niet een zekerheid moet worden gesteld die garandeert dat de producten binnen de geldigheidsduur van het certificaat worden ingevoerd of uitgevoerd.

(98) De essentiële elementen van de douanerechten voor landbouwproducten die op grond van WTO‑overeenkomsten en bilaterale overeenkomsten gelden, zijn in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. De Commissie moet ertoe worden gemachtigd maatregelen vast te stellen voor de gedetailleerde berekening van de invoerrechten die uit deze essentiële elementen voortvloeien.

(99) Om de nadelen voor de EU-markt die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.

(100) Om de doeltreffende werking van het invoerprijssysteem te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de invoering van een controle om de douanewaarde te toetsen aan een andere waarde dan de eenheidsprijs.

(101) Onder bepaalde voorwaarden dienen tariefcontingenten voor invoer te worden geopend en beheerd die voortvloeien uit volgens het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere wetsbesluiten.

(102) Om in het kader van de invoertariefcontingenten te zorgen voor een billijke toegang tot de beschikbare hoeveelheden, voor de toepassing van de overeenkomsten, verbintenissen en rechten van de Unie en voor een gelijke behandeling van de marktdeelnemers, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden en eisen waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag in het kader van het invoertariefcontingent te kunnen indienen, met betrekking tot bepalingen inzake de overdracht van rechten tussen marktdeelnemers en, waar nodig, beperkingen op de overdracht in het kader van het beheer van de invoertariefcontingenten, met betrekking tot het koppelen van de toegang tot een invoertariefcontingent aan het stellen van een zekerheid, met betrekking tot het vaststellen van alle bepalingen die nodig zijn in het licht van specifieke kenmerken, vereisten of beperkingen die van toepassing zijn op de tariefcontingenten zoals vastgesteld in betrokken internationale overeenkomsten of andere betrokken wetsbesluiten.

(103) In sommige gevallen kunnen landbouwproducten die voldoen aan bepaalde specificaties en/of prijsvoorwaarden, in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land. Met het oog op een correcte toepassing van een dergelijke regeling moeten de autoriteiten van het invoerende derde land en die van de Unie op administratief vlak met elkaar samenwerken. Daartoe moeten de producten vergezeld gaan van een in de Unie afgegeven certificaat.

(104) Om ervoor te zorgen dat producten die worden uitgevoerd, uit hoofde van volgens artikel 218 van het Verdrag door de Unie gesloten overeenkomsten in aanmerking kunnen komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op te leggen verplichting om op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af te geven waarin wordt verklaard dat de voorwaarden zijn vervuld.

(105) Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Unie. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de interne markt en het stelsel van rechten echter tekortschieten. Om de EU-markt in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet de Unie in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de internationale verbintenissen van de Unie.

(106) Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om de toepassing van de regeling actief of passief veredelingsverkeer te verbieden. Het is derhalve aangewezen het gebruik van de regeling actief of passief veredelingsverkeer in dergelijke situaties te schorsen.

(107) De deelname van de Unie aan de internationale handel in bepaalde onder deze verordening vallende producten moet worden veiliggesteld door middel van bepalingen inzake de toekenning van restituties bij uitvoer naar derde landen, die gebaseerd zijn op het verschil tussen de prijzen in de Unie en op de wereldmarkt en die binnen de grenzen blijven van de verbintenissen die in het kader van de WTO zijn aangegaan. De gesubsidieerde uitvoer moet, wat waarde en hoeveelheid betreft, worden beperkt.

(108) De inachtneming van de grenzen aan de waarde van de restituties bij uitvoer moet bij de vaststelling van die restituties worden veiliggesteld via monitoring van de betalingen overeenkomstig de voorschriften betreffende het Europees Landbouwgarantiefonds. De monitoring kan door verplichte vaststelling vooraf van de uitvoerrestituties worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties de mogelijkheid moet worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor één enkel uitvoerrestitutiebedrag geldt, de vermelde bestemming door een andere te vervangen. Bij wijziging van de bestemming dient de voor de werkelijke bestemming geldende uitvoerrestitutie te worden betaald, met als maximum het bedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming.

(109) De inachtneming van de kwantitatieve beperkingen moet worden gegarandeerd door middel van een betrouwbaar en doeltreffend monitoringsysteem. Daartoe moet de toekenning van uitvoerrestituties afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een uitvoercertificaat. Uitvoerrestituties dienen te worden toegekend voor maximaal de hoeveelheden waarvoor dit binnen de gestelde grenzen mogelijk is naargelang van de specifieke situatie voor elk betrokken product. Op deze regel kunnen alleen uitzonderingen worden gemaakt voor niet in bijlage I bij het Verdrag opgenomen verwerkte producten, waarvoor geen volumebeperkingen gelden. Wanneer bij de uitvoer met uitvoerrestituties de vastgestelde hoeveelheid waarschijnlijk niet zal worden overschreden, moet kunnen worden afgeweken van een strikte toepassing van de beheersregels.

(110) Wat de uitvoer van levende runderen betreft, moet worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend en betaald als de in de EU-wetgeving vastgestelde bepalingen inzake dierenwelzijn, en met name die betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, in acht worden genomen.

(111) Om te garanderen dat exporteurs van onder deze verordening vallende landbouwproducten gelijke toegang hebben tot uitvoerrestituties, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de toepassing van bepaalde voor landbouwproducten geldende voorschriften op producten die worden uitgevoerd in de vorm van verwerkte producten.

(112) Om de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften door de exporteurs te bevorderen en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan of de uitbetaling van aan de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften gekoppelde uitvoerrestituties correct heeft plaatsgevonden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften buiten het douanegrondgebied van de Unie, ook wat het inzetten van onafhankelijke derde partijen betreft.

(113) Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen in het kader van openbare inschrijvingen nakomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van de primaire eis voor het vrijgeven van de zekerheid die moet worden gesteld met het oog van het verkrijgen van een certificaat voor uitvoerrestituties die in het kader van een openbare inschrijving zijn vastgesteld.

(114) Om de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten tot een minimum te beperken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van de drempel waaronder geen uitvoercertificaat hoeft te worden afgegeven of overgelegd, met betrekking tot het bepalen van de bestemmingen of de transacties waarvoor een vrijstelling van de verplichting een uitvoercertificaat over te leggen, gerechtvaardigd is, en met betrekking tot de toelating om, wanneer dat gerechtvaardigd is, achteraf uitvoercertificaten af te geven.

(115) Teneinde rekening te houden met praktische situaties die een volledige of gedeeltelijke toepassing van uitvoerrestituties rechtvaardigen, en teneinde de marktdeelnemers te helpen de periode tussen de aanvraag van de uitvoerrestitutie en de uiteindelijke uitbetaling ervan te overbruggen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot maatregelen inzake een andere datum voor de restitutie, inzake de gevolgen voor de uitbetaling van de uitvoerrestitutie wanneer de in een certificaat vermelde productcode of bestemming niet overeenstemt met het daadwerkelijke product of de daadwerkelijke bestemming, inzake voorschotten op de uitvoerrestitutie, met inbegrip van de voorwaarden voor het stellen en vrijgeven van de zekerheid, inzake controles en bewijsstukken bij twijfels over de werkelijke bestemming van de producten, inclusief de mogelijkheid van wederinvoer op het douanegebied van de Unie, inzake met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen, en inzake de opname van op het douanegrondgebied van de Unie gelegen bestemmingen die in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(116) Om ervoor te zorgen dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd en niet op dat grondgebied terugkeren, en om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers in het geval van gedifferentieerde restituties niet meer dan de strikt noodzakelijke administratieve taken moeten verrichten bij het opstellen en het indienen van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, een bestemmingsland hebben bereikt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot maatregelen inzake de termijn waarbinnen de producten het douanegebied van de Unie moeten hebben verlaten, inclusief de periode waarin zij dat grondgebied tijdelijk weer mogen binnenkomen, inzake de verwerking die de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, tijdens die periode mogen ondergaan, inzake het bewijs, in het geval van gedifferentieerde restituties, dat de producten een bestemming hebben bereikt, inzake de restitutiedrempels en de voorwaarden waaronder de exporteurs van de betrokken bewijslast kunnen worden vrijgesteld, en inzake de voorwaarden, in het geval van gedifferentieerde restituties, waaronder onafhankelijke derde partijen het bewijs waaruit blijkt dat een bestemming is bereikt, mogen goedkeuren.

(117) Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot specifieke vereisten en voorwaarden voor de marktdeelnemers en de producten die voor uitvoerrestituties in aanmerking komen, met name op het gebied van de omschrijving en de kenmerken van de producten, en met betrekking tot de vaststelling van de coëfficiënten voor de berekening van de uitvoerrestituties.

(118) Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de markt voor vezelhennep verstoort, dient deze verordening te voorzien in controles op de invoer van hennep en hennepzaad, die moeten garanderen dat de betrokken producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan tetrahydrocannabinol. Bovendien moet de invoer van ander dan voor inzaai bestemd hennepzaad onderworpen blijven aan een controleregeling die de erkenning van de betrokken importeurs omvat.

(119) De minimumprijzen voor de uitvoer van bloembollen hebben geen nut meer en moeten worden afgeschaft.

(120) Overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag zijn de bepalingen van het Verdrag over mededinging slechts van toepassing op de productie van en de handel in landbouwproducten voor zover dat bij de EU-wetgeving is vastgesteld in het kader van artikel 43, leden 2 en 3, van het Verdrag en overeenkomstig de daarin vastgelegde procedure.

(121) De mededingingsregels betreffende de in artikel 101 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen en betreffende misbruik van machtsposities zijn van toepassing op de productie van en de handel in landbouwproducten voor zover de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB.

(122) Er moet worden voorzien in ruimte voor een speciale aanpak van landbouwers‑ of producentenorganisaties en unies daarvan die tot doel hebben gezamenlijk landbouwproducten te produceren of af te zetten dan wel gezamenlijke voorzieningen te gebruiken, tenzij dat gezamenlijk optreden mededinging uitsluit of de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar brengt.

(123) Er moet worden voorzien in ruimte voor een speciale aanpak van bepaalde door brancheorganisaties ontplooide activiteiten op voorwaarde dat deze activiteiten niet leiden tot compartimentering van de markten, de goede werking van de GMO niet belemmeren, de concurrentie niet verstoren of uitschakelen, geen vaststelling van prijzen omvatten en geen discriminatie creëren.

(124) De goede werking van de eengemaakte markt zou door de verlening van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de regel van toepassing zijn op landbouwproducten. In sommige situaties moeten evenwel uitzonderingen kunnen worden toegestaan. Als dergelijke uitzonderingen gelden, moet de Commissie in staat zijn een lijst van bestaande, nieuwe of voorgestelde nationale steunmaatregelen op te stellen, ten aanzien van de lidstaten passende opmerkingen te maken en geschikte maatregelen voor te stellen.

(125) Finland en Zweden moeten de mogelijkheid krijgen om wegens de specifieke economische situatie van de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten, op dat gebied nationale betalingen te blijven toekennen.

(126) Om in gerechtvaardigde gevallen een crisis te kunnen aanpakken, ook nadat de tijdelijke steunmaatregel voor crisisdistillatie op grond van de steunprogramma's in 2012 is beëindigd, moeten de lidstaten nationale betalingen voor crisisdistillatie kunnen toekennen binnen een totale begrotingsgrens van 15 % van de respectieve waarde van de desbetreffende jaarbegroting die de lidstaat voor zijn nationale steunprogramma heeft uitgetrokken. Deze nationale betalingen moeten aan de Commissie worden gemeld en uit hoofde van deze verordening worden goedgekeurd voordat zij worden verleend.

(127) De bepalingen inzake de rooipremie en bepaalde maatregelen in het kader van de steunprogramma’s voor wijn mogen op zich geen beletsel vormen voor de verlening van nationale steun voor dezelfde doeleinden.

(128) In Finland is de suikerbietenteelt onderhevig aan bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden die, naast de algemene gevolgen van de hervorming van de suikersector, een negatieve invloed zullen hebben op de teelt. Deze lidstaat moet daarom de toestemming krijgen om permanent nationale betalingen aan zijn suikerbietentelers toe te kennen.

(129) Teneinde de gevolgen van de ontkoppeling in het kader van de vroegere EU‑steunregeling voor noten te milderen, moeten de lidstaten toestemming krijgen om nationale betalingen voor noten te blijven toekennen zoals bedoeld in artikel 120 van Verordening (EG) nr. 73/2009. Aangezien die verordening dient te worden ingetrokken, moeten deze nationale betalingen omwille van de duidelijkheid worden opgenomen in de onderhavige verordening.

(130) Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen in één of meer lidstaten moeilijkheden op de markt veroorzaken. De ervaring wijst uit dat ernstige marktverstoringen zoals een aanzienlijke daling van de consumptie of van de prijzen verband kunnen houden met een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren of planten. Gezien de opgedane ervaring moeten ook voor plantaardige producten maatregelen kunnen worden genomen die terug te voeren zijn op verlies van het consumentenvertrouwen.

(131) De buitengewone marktondersteunende maatregelen voor rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees moeten rechtstreeks in verband staan met de sanitaire en veterinaire maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan. Dergelijke maatregelen moeten op verzoek van de lidstaten worden genomen om ernstige marktverstoring te vermijden.

(132) Er dient te worden voorzien in bijzondere interventiemaatregelen om efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op dreigende marktverstoringen. De werkingssfeer van dergelijke maatregelen moet worden omschreven.

(133) Om efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op dreigende marktverstoringen als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of ‑dalingen op interne of externe markten of als gevolg van andere marktbeïnvloedende factoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vereiste sectorale maatregelen, waaronder, waar nodig, maatregelen om de werkingssfeer, de looptijd of andere aspecten van andere in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen uit te breiden of te wijzingen, of om de toepassing van de invoerrechten voor bepaalde hoeveelheden gedurende bepaalde perioden geheel of gedeeltelijk te schorsen

(134) De Commissie moet ertoe worden gemachtigd in spoedeisende situaties de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de oplossing van specifieke problemen.

(135) Ondernemingen, lidstaten en/of derde landen kunnen worden verplicht tot het melden van gegevens met het oog op de toepassing van deze verordening, monitoring en analyse en beheer van de markt voor landbouwproducten, het waarborgen van de markttransparantie, de goede werking van de GLB‑maatregelen, controle, toezicht, evaluatie en audit betreffende GLB‑maatregelen, en de tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de meldingsvereisten in het kader van die overeenkomsten. Teneinde een geharmoniseerde, gestroomlijnde en vereenvoudigde aanpak te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd alle nodige maatregelen aangaande meldingen vast te stellen. Hierbij dient de Commissie rekening te houden met de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen.

(136) Om ervoor te zorgen dat de vereiste informatie snel, efficiënt, accuraat en kosteneffectief wordt gemeld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de aard en het type van de te melden informatie, met betrekking tot de wijze van melding, met betrekking tot de voorschriften inzake de rechten op toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of informatiesystemen, en met betrekking tot de voorwaarden voor en de wijze van bekendmaking van de informatie.

(137) De EU‑wetgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en inzake het vrije verkeer van dergelijke gegevens, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is van toepassing.

(138) Overeenkomstig de voorwaarden en de procedure zoals bedoeld in punt 14 van het Interinstitutionele Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[18] moeten financiële middelen worden overgeheveld uit de reserve voor crises in de landbouwsector, en er moet worden verduidelijkt dat deze verordening het toepasselijke wetsbesluit vormt.

(139) Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in de Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de onderhavige vastgestelde regelingen vlot verloopt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag bepaalde handelingen aan te nemen met betrekking tot de hiertoe vereiste maatregelen, met name de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en de legitieme verwachtingen van de ondernemingen te vrijwaren.

(140) De spoedprocedure dient uitsluitend te worden toegepast in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing ervan noodzakelijk is om efficiënt en doeltreffend op te treden tegen dreigende of reeds bestaande marktverstoringen. De keuze van een spoedprocedure moet worden gemotiveerd en de gevallen waarin de spoedprocedure dient te worden gebruikt, moeten worden gespecificeerd.

(141) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[19].

(142) Voor de vaststelling van handelingen uitvoering van de onderhavige verordening moet gebruik worden gemaakt van de onderzoeksprocedure, aangezien die handelingen betrekking hebben op het GLB zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b) ii), van Verordening (EU) nr. 182/2011. Voor de vaststelling van handelingen ter uitvoering van de onderhavige verordening die betrekking hebben op mededingingsaangelegenheden, dient echter gebruik te worden gemaakt van de raadplegingsprocedure, aangezien die procedure wordt gebruikt voor het vaststellen van handelingen ter uitvoering van het mededingingsrecht in zijn algemeenheid.

(143) Wanneer in naar behoren motiveerde gevallen dwingende redenen van urgentie dat vereisen, dient de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen aan te nemen die enerzijds betrekking hebben op de vaststelling, wijziging of intrekking van vrijwaringsmaatregelen van de EU, of op de opschorting van het gebruik van de regeling voor actieve of passieve veredeling, wanneer dit noodzakelijk is om onmiddellijk op de marktsituatie te reageren, en die anderzijds gericht zijn op de oplossing van specifieke problemen in een noodsituatie, wanneer het noodzakelijk is onmiddellijk op te treden om de betrokken problemen aan te pakken.

(144) Voor sommige maatregelen in het kader van deze verordening die snel optreden vergen of neerkomen op de strikte toepassing van algemene bepalingen op specifieke situaties, zonder dat hierbij enige ruimte voor interpretatie wordt gelaten, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen uitvoeringshandelingen aan te nemen zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen.

(145) Voorts dient de Commissie ertoe te worden gemachtigd bepaalde administratieve of beheerstaken uit te voeren waarvoor geen gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vereist zijn.

(146) Op grond van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] zullen verschillende sectorale maatregelen, onder meer op het gebied van melkquota, quota en andere maatregelen voor suiker en de beperkingen op de aanplant van wijnstokken, alsmede bepaalde vormen van staatssteun, binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening verstrijken. Na de intrekking van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] moeten de betrokken bepalingen van toepassing blijven totdat de desbetreffende regelingen aflopen.

(147) Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen vlot verloopt, dient de Commissie ertoe te worden gemachtigd overgangsmaatregelen vast te stellen.

(148) Verordening (EG) nr. 1601/96 van de Raad van 30 juli 1996 tot vaststelling van het bedrag van de steun aan de telers voor de oogst 1995 en van bijzondere maatregelen voor bepaalde productiegebieden in de sector hop[20] is inmiddels achterhaald. Aangezien de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1037/2001 van de Raad van 22 mei 2001 houdende machtiging tot aanbieding of levering, voor rechtstreekse menselijke consumptie, van bepaalde ingevoerde wijnen waarop oenologische procedés kunnen zijn toegepast die niet zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999[21] inmiddels zijn ingehaald door de bepalingen van de bij Besluit 2006/232/EG van de Raad van 20 december 2005 gesloten Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de handel in wijn[22], is de hierboven genoemde verordening achterhaald. Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de Verordeningen (EG) nr. 1601/96 en (EG) nr. 1037/2001 worden ingetrokken.

(149) Wat contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten betreft, zijn de in deze verordening opgenomen maatregelen gerechtvaardigd in het licht van de huidige economische situatie op de zuivelmarkt en de structuur van de bevoorradingsketen. Deze maatregelen moeten derhalve lang genoeg worden toegepast (zowel voor als na de afschaffing van de melkquota), willen zij een optimaal effect sorteren. Anderzijds zijn de maatregelen zo verstrekkend dat zij in tijd moeten worden beperkt en moeten worden geëvalueerd. De Commissie dient hiertoe verslagen over de ontwikkeling van de melkmarkt vast te stellen die uiterlijk op 30 juni 2014 en 31 december 2018 moeten worden overgelegd en waarin met name aandacht moet worden besteed aan eventuele initiatieven om de melkproducenten ertoe aan te zetten gezamenlijke productieafspraken te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING........................................................................................................................... 2

1........... ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL.................................................................. 2

2........... RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING...................................................................................................................................... 5

3........... JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL................................................. 7

4........... GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING........................................................................ 9

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")..................................... 10

DEEL I  INLEIDENDE BEPALINGEN.................................................................................... 42

DEEL II  INTERNE MARKT.................................................................................................... 47

TITEL I  MARKTINTERVENTIE............................................................................................. 47

HOOFDSTUK I  Openbare interventie en steun voor particuliere opslag..................................... 47

Sectie 1  Algemene bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag......... 47

Sectie 2  Openbare interventie..................................................................................................... 48

Sectie 3  steun voor particuliere opslag........................................................................................ 51

Sectie 4  Gemeenschappelijke bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag  52

HOOFDSTUK II  Steunregelingen............................................................................................. 56

Sectie 1  Regeling ter verbetering van de toegang tot levensmiddelen............................................ 56

Subsectie 1  Schoolfruitregeling................................................................................................... 56

Subsectie 2  Schoolmelkregeling.................................................................................................. 59

Sectie 2  Steun in de sector olijfolie en tafelolijven........................................................................ 60

Sectie 3  Steun in de sector groenten en fruit................................................................................ 62

Sectie 4  Steunprogramma’s in de wijnsector............................................................................... 69

Subsectie 1  Algemene bepalingen en subsidiabele maatregelen.................................................... 69

Subsectie 2  Specifieke steunmaatregelen.................................................................................... 71

Subsectie 3  Procedurele bepalingen............................................................................................ 76

Sectie 5  Steun in de bijenteeltsector............................................................................................ 77

TITEL II  VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES   79

HOOFDSTUK I  Afzetvoorschriften........................................................................................... 79

Sectie 1  Handelsnormen............................................................................................................. 79

Subsectie 1  Inleidende bepalingen.............................................................................................. 79

Subsectie 2  Algemene handelsnorm............................................................................................ 79

Subsectie 3   Sector- of productspecifieke handelsnormen........................................................... 80

Subsectie 4   Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer.......................................................... 87

Subsectie 5  Gemeenschappelijke bepalingen............................................................................... 88

Sectie 2  Oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector          89

Subsectie 1  Inleidende bepalingen.............................................................................................. 89

Subsectie 2  Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.............................................. 89

Subsectie 3  Traditionele aanduidingen......................................................................................... 99

Sectie 3  Etikettering en aanbiedingsvorm in de wijnsector.......................................................... 102

HOOFDSTUK II  SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR INDIVIDUELE SECTOREN......... 107

Sectie 1  Suiker........................................................................................................................ 107

Sectie 2  Wijn........................................................................................................................... 107

Sectie 3  Melk en zuivelproducten............................................................................................. 109

HOOFDSTUK III  Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers....................................................................................................................... 111

Sectie 1  Definitie en erkenning.................................................................................................. 111

Sectie 2  Uitbreiding van de voorschriften en verplichte bijdragen............................................... 114

Sectie 3  Aanpassing van het aanbod......................................................................................... 116

Sectie 4  Procedureregels.......................................................................................................... 117

DEEL III  HANDEL MET DERDE LANDEN......................................................................... 120

HOOFDSTUK I Invoer- en uitvoercertificaten.......................................................................... 120

Hoofdstuk II  Invoerrechten...................................................................................................... 122

Hoofdstuk III  Beheer van tariefcontingenten en speciale behandeling bij invoer in derde landen.. 124

Hoofdstuk IV  Bijzondere bepalingen voor de invoer van bepaalde producten............................ 127

Hoofdstuk V  Vrijwaring en actieve veredeling........................................................................... 128

Hoofdstuk VI  Uitvoerrestituties................................................................................................ 131

Hoofdstuk VII  Passieve veredeling........................................................................................... 136

DEEL IV  MEDEDINGINGSREGELS.................................................................................... 138

HOOFDSTUK I  Regels voor ondernemingen.......................................................................... 138

HOOFDSTUK II  Regels inzake staatssteun............................................................................. 141

DEEL V  ALGEMENE BEPALINGEN................................................................................... 145

HOOFDSTUK I  Uitzonderlijke maatregelen............................................................................ 145

Sectie 1  Marktverstoringen...................................................................................................... 145

Sectie 2  Marktondersteunende maatregelen in verband met dierziekten en verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of planten......................................... 146

Sectie 3  specifieke problemen.................................................................................................. 147

HOOFDSTUK II  Melding en verslaglegging............................................................................ 147

HOOFDSTUK III  Reserve voor crises in de landbouwsector................................................... 149

DEEL VI  DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN........................................................................................................ 150

HOOFDSTUK I  Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen................................... 150

HOOFDSTUK II  Overgangs- en slotbepalingen...................................................................... 151

BIJLAGE I  LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 2, GENOEMDE PRODUCTEN  Deel I: Granen 154

Deel II: Rijst............................................................................................................................. 157

Deel III: Suiker......................................................................................................................... 158

Deel IV: Gedroogde voedergewassen....................................................................................... 158

Deel V: Zaaizaad...................................................................................................................... 159

Deel VI: Hop............................................................................................................................ 161

Deel VII: Sector olijfolie en tafelolijven...................................................................................... 161

Deel VIII: Vlas en hennep......................................................................................................... 161

Deel IX: Groenten en fruit......................................................................................................... 162

Deel X: Verwerkte groenten en fruit.......................................................................................... 162

Deel XI: Bananen...................................................................................................................... 166

Deel XII: Wijn.......................................................................................................................... 166

Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt.................................................... 167

Deel XIV: Tabak...................................................................................................................... 167

Deel XV: Rundvlees.................................................................................................................. 167

Deel XVI: Melk en zuivelproducten........................................................................................... 168

Deel XVII: Varkensvlees.......................................................................................................... 168

Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees......................................................................................... 170

Deel XIX: Eieren...................................................................................................................... 170

Deel XX: Pluimveevlees............................................................................................................ 171

Deel XXI: Ethylalcohol uit landbouwproducten.......................................................................... 171

Deel XXII: Producten van de bijenteelt...................................................................................... 172

Deel XXIII: Zijderupsen............................................................................................................ 172

Deel XXIV: Andere producten.................................................................................................. 173

BIJLAGE II  IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE DEFINITIES  Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector    182

Deel II: Definities met betrekking tot de hopsector..................................................................... 185

Deel III: Definities met betrekking tot de wijnsector................................................................... 185

Deel IV: Definities met betrekking tot de rundvleessector........................................................... 187

Deel V: Definities betreffende de sector melk en zuivelproducten................................................ 187

Deel VI: Definities met betrekking tot de eiersector.................................................................... 188

Deel VII: Definities met betrekking tot de sector pluimveevlees.................................................. 188

Deel VIII: Definities met betrekking tot de bijenteeltsector......................................................... 189

BIJLAGE III  IN ARTIKEL 7 BEDOELDE STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER    191

BIJLAGE IV  BEGROTING VOOR STEUNPROGRAMMA’S, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 41, LID 1         193

BIJLAGE V  INTERNATIONALE ORGANISATIES, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 56, LID 3            194

BIJLAGE VI  DEFINITIES, AANDUIDINGEN EN VERKOOPBENAMINGEN VAN PRODUCTEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 60................................................................................................... 195

Deel I. Vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden........................................................ 195

I............ Definitie...................................................................................................................... 195

II........... Verkoopbenamingen................................................................................................... 195

Deel II. Wijnbouwproducten..................................................................................................... 199

Deel III. Melk en zuivelproducten.............................................................................................. 206

Deel IV. Melk voor menselijke consumptie van GN-code 0401................................................. 208

Deel V. Producten van de sector pluimveevlees......................................................................... 211

Deel VI. Smeerbare vetproducten............................................................................................. 213

Deel VII. Benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven.................... 216

Aanhangsel bij bijlage VI (waarnaar wordt verwezen in deel II)  Wijnbouwzones....................... 217

BIJLAGE VII  OENOLOGISCHE PROCEDÉS ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 62  Deel I Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones........................................................................................ 222

Deel II Beperkingen.................................................................................................................. 226

BIJLAGE VIII  CONCORDANTIETABELLEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 163....... 228

FINANCIEEL MEMORANDUM........................................................................................... 233

DEEL I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Werkingssfeer

1.           Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk ordening van de markten voor landbouwproducten vastgesteld, d.w.z. alle in bijlage I van het VWEU vermelde producten, met uitzondering van de visserij‑ en de aquacultuurproducten die zijn vermeld in bijlage I van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 416] houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten.

2.           De in lid 1 bedoelde landbouwproducten worden ingedeeld in de volgende, in bijlage I vermelde sectoren:

a)      granen, deel I van bijlage I;

b)      rijst, deel II van bijlage I;

c)      suiker, deel III van bijlage I;

d)      gedroogde voedergewassen, deel IV van bijlage I;

(e)     zaaizaad, deel V van bijlage I;

(f)      hop, deel VI van bijlage I;

(g)     olijfolie en tafelolijven, deel VII van bijlage I;

(h)     vlas en hennep, deel VIII van bijlage I;

(i)      groenten en fruit, deel IX van bijlage I;

j)       verwerkte groenten en fruit, deel X van bijlage I;

k)      bananen, deel XI van bijlage I;

l)       wijn, deel XII van bijlage I;

m)     levende planten, deel XIII van bijlage I;

n)      tabak, deel XIV van bijlage I;

o)      rundvlees, deel XV van bijlage I;

p)      melk en zuivelproducten, deel XVI van bijlage I;

q)      varkensvlees, deel XVII van bijlage I;

r)       schapen- en geitenvlees, deel XVIII van bijlage I;

s)       eieren, deel XIX van bijlage I;

t)       pluimveevlees, deel XX van bijlage I;

u)      ethylalcohol, deel XXI van bijlage I;

(v)     bijenteeltproducten, deel XXII van bijlage I;

w)     zijderupsen, deel XXIII van bijlage II;

x)      overige producten, deel XXIV van bijlage I.

Artikel 2 Algemene bepalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)

Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de op grond daarvan vastgestelde bepalingen zijn van toepassing zijn op de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen.

Artikel 3 Definities

1.           Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de definities die in bijlage II voor bepaalde sectoren zijn vastgesteld, van toepassing.

2.           De in Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) vastgestelde definities zijn van toepassing op de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen.

3.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de rijstsector, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de bijwerking van de in deel I van bijlage II bij de onderhavige verordening opgenomen definities inzake de rijstsector.

4.           Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "minder ontwikkelde gebieden" verstaan de gebieden die als zodanig zijn gedefinieerd in artikel 82, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 615] houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006][23].

Artikel 4 Aanpassingen aan de voor landbouwproducten gebruikte nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief

Wanneer dat nodig is als gevolg van wijzigingen die aan de gecombineerde nomenclatuur zijn aangebracht, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen de productomschrijvingen en verwijzingen naar posten en postonderverdelingen aanpassen die zijn opgenomen in deze verordening of in andere op grond van artikel 43 van het Verdrag vastgestelde wetsbesluiten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 5 Omrekeningspercentages voor rijst

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a)           de omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten vaststellen;

b)           alle nodige maatregelen betreffende de toepassing van de omrekeningspercentages voor rijst vaststellen.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 6 Verkoopseizoenen

De volgende verkoopseizoenen worden vastgesteld:

a)           1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar voor de sector bananen;

b)           1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar voor:

i)       de sector gedroogde voedergewassen;

ii)       de sector zijderupsen;

c)           1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar voor:

i)       de sector granen;

ii)       de sector zaaizaad;

iii)      de sector olijfolie en tafelolijven;

iv)      de sector vlas en hennep;

v)      de sector melk en zuivelproducten;

d)           1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar voor de wijnsector;

e)           1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar voor de rijstsector;

f)            1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar voor de suikersector.

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en fruit, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde de verkoopseizoenen voor deze producten vast te stellen.

Artikel 7 Referentieprijzen

De volgende referentieprijzen worden vastgesteld:

a)           met betrekking tot de sector granen, 101,31 euro per ton, voor het stadium van de groothandel voor aan het pakhuis geleverde goederen, niet gelost;

b)           met betrekking tot padie, 150 euro per ton, voor de standaardkwaliteit volgens de definitie in punt A van bijlage III, voor het stadium van de groothandel voor aan het pakhuis geleverde goederen, niet gelost;

c)           met betrekking tot suiker van de standaardkwaliteit volgens de definitie in punt B van bijlage III, voor onverpakte suiker, af fabriek:

i)       voor witte suiker: 404,4 euro per ton;

ii)       voor ruwe suiker: 335,2 euro per ton.

d)           met betrekking tot de sector rundvlees, 2 224 euro per ton voor geslachte mannelijke runderen van klasse R3 zoals omschreven in het in artikel 18, lid 8, bedoelde EU‑indelingsschema voor geslachte volwassen runderen;

e)           voor de sector melk en zuivelproducten:

i)       246,39 euro per 100 kg voor boter;

ii)       169,80 euro per 100 kg voor mageremelkpoeder;

f)            met betrekking tot de sector varkensvlees: 1 509,39 euro per ton voor geslachte varkens van de standaardkwaliteit zoals in termen van gewicht en magervleesaandeel als volgt omschreven in het in artikel 18, lid 8, bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte varkens:

i)       geslachte dieren met een gewicht van 60 tot minder dan 120 kg: klasse E;

ii)       geslachte dieren met een gewicht van 120 tot 180 kg: klasse R.

DEEL II INTERNE MARKT

TITEL I MARKTINTERVENTIE

HOOFDSTUK I Openbare interventie en steun voor particuliere opslag

Sectie 1 Algemene bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag

Artikel 8 Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk bevat voorschriften inzake marktinterventie die betrekking hebben op:

a)           openbare interventie, in het kader waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten producten aankopen en opslaan totdat zij worden weggewerkt, en

b)           de verlening van steun voor de opslag van producten door particuliere marktdeelnemers.

Artikel 9 De oorsprong van in aanmerking komende producten

Voor aankoop in het kader van de openbare interventie of voor verlening van particuliere‑opslagsteun in aanmerking komende producten moeten de producten van oorsprong uit de Unie zijn. Indien deze producten bovendien afkomstig zijn van gewassen, moeten deze gewassen in de Unie zijn geoogst en indien deze producten afkomstig zijn van melk, moet deze melk in de Unie zijn geproduceerd.

Sectie 2 Openbare interventie

Artikel 10 Voor openbare interventie in aanmerking komende producten

De openbare interventie geldt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig eisen en voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 18 en 19 vaststelt, voor de volgende producten:

a)           zachte tarwe, gerst en maïs;

b)           padie;

c)           vers of gekoeld rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en met 0201 20 50;

d)           boter die in een erkend bedrijf in de Unie rechtstreeks en uitsluitend is geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room en die een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft;

e)           mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf in de Unie volgens het verstuivingsprocedé uit koemelk is bereid en een minimumgehalte aan eiwit van 34,0 gewichtspercenten op de vetvrije droge stof heeft.

Artikel 11 Openbare-interventieperioden

De openbare interventie is open:

a)           voor zachte tarwe, gerst en maïs, van 1 november tot en met 31 mei;

b)           voor padie, van 1 april tot en met 31 juli;

c)           voor rundvlees, gedurende het hele verkoopseizoen;

d)           voor boter en mageremelkpoeder, van 1 maart tot en met 31 augustus.

Artikel 12 Opening en sluiting van de openbare interventie

1.           Tijdens de in artikel 11 genoemde perioden geldt dat de openbare interventie:

a)      open is voor zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder;

b)      door de Commissie middels uitvoeringshandelingen kan worden geopend voor gerst, maïs en padie (inclusief specifieke variëteiten of types padie) indien de marktsituatie dat vereist. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen;

c)      door de Commissie middels andere uitvoeringshandelingen kan worden geopend voor rundvlees, wanneer gedurende een op grond van artikel 19, onder a), vastgestelde representatieve periode de gemiddelde marktprijs die in een lidstaat of een regio van een lidstaat is genoteerd op basis van het in artikel 18, lid 8, bedoelde EU‑indelingsschema voor geslachte dieren, onder 1 560 euro per ton daalt.

2.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de openbare interventie voor de rundvleessector sluiten wanneer gedurende een op grond van artikel 19, onder a), vastgestelde representatieve periode niet meer is voldaan aan de in lid 1, onder c), van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

Artikel 13 Aankoop tegen een vaste prijs of in het kader van een openbare inschrijving

1.           Indien de openbare interventie op grond van artikel 12, lid 1, onder a), wordt geopend, worden de aankopen voor elke in artikel 11 vermelde periode tegen een vaste prijs verricht met inachtneming van de volgende maxima:

a)      voor zachte tarwe: 3 miljoen ton;

b)      voor boter: 30 000 ton;

c)      voor mageremelkpoeder: 109 000 ton.

2.           Indien de openbare interventie op grond van artikel 12, lid 1, wordt geopend, worden de aankopen verricht via een openbare­ inschrijving ter bepaling van de maximale aankoopprijs:

a)      voor zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder, voor de hoeveelheden boven in lid 1 vastgestelde maxima,

b)      voor gerst, maïs, padie en rundvlees.

In bijzondere en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen de openbare inschrijvingen beperken tot een lidstaat of een regio van een lidstaat, of, met inachtneming van artikel 14, lid 2, de aankoopprijzen voor openbare interventie per lidstaat of regio van een lidstaat vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 14 Openbare‑interventieprijzen

1.           Onder openbare‑interventieprijs wordt verstaan:

a)      de prijs waartegen producten voor openbare interventie worden aangekocht, in het geval van aankopen tegen een vaste prijs, of

b)      de maximumprijs waartegen voor openbare interventie in aanmerking komende producten mogen worden aangekocht, in het geval van aankopen in het kader van openbare inschrijvingen.

2.           Het niveau van de openbare‑interventieprijs:

a)      voor zachte tarwe, gerst, maïs, padie en mageremelkpoeder is gelijk aan de in artikel 7 vastgestelde respectieve referentieprijs in het geval van aankopen tegen een vaste prijs, en mag niet hoger liggen dan de respectieve referentieprijs in het geval van aankopen in het kader van openbare inschrijvingen;

b)      voor boter is gelijk aan 90 % van de in artikel 7 vastgestelde referentieprijs in het geval van aankopen tegen een vaste prijs, en mag niet hoger liggen dan 90 % van de referentieprijs in het geval van aankopen in het kader van openbare inschrijvingen;

c)      voor rundvlees mag niet hoger liggen dan de in artikel 12, lid 1, onder c), bedoelde prijs.

3.           De in de leden 1 en 2 bedoelde openbare‑interventieprijzen gelden onverminderd kwaliteitsgerelateerde prijsverhogingen of ‑verlagingen voor zachte tarwe, gerst, maïs en padie. Bovendien moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen op het gebied van verhogingen of verlagingen van de openbare‑interventieprijs om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde padievariëteiten wordt gericht.

Artikel 15 Algemene beginselen inzake het wegwerken van producten uit de openbare interventie

Producten die in het kader van de openbare interventie zijn aangekocht, moeten zo worden weggewerkt dat:

a)           marktverstoring wordt voorkomen,

b)           de kopers gelijke toegang hebben tot de goederen en op voet van gelijkheid worden behandeld, en

c)           de verbintenissen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten akkoorden worden nagekomen.

Producten kunnen worden weggewerkt door deze beschikbaar te stellen voor de in Verordening (EU) nr. […] vastgestelde regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie, indien die regeling in deze mogelijkheid voorziet. In dat geval stemt de boekwaarde van deze producten overeen met het betrokken, in artikel 14, lid 2, bedoelde niveau van de openbare‑interventieprijs.

Sectie 3 steun voor particuliere opslag

Artikel 16 In aanmerking komende producten

Steun voor particuliere opslag mag, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig eisen en voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 17, 18 en 19 vaststelt, worden verleend voor de volgende producten:

a)           witte suiker;

b)           olijfolie;

c)           vezelvlas;

d)           vers of gekoeld vlees van volwassen runderen;

e)           boter die is geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room;

f)            uit koemelk geproduceerd mageremelkpoeder;

g)           varkensvlees;

h)           schapen- en geitenvlees.

Artikel 17

Voorwaarden voor de verlening van steun

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen, wanneer dat noodzakelijk is om voor markttransparantie te zorgen en om de voorwaarden vast te stellen op grond waarvan zij kan beslissen particuliere‑opslagsteun voor de in artikel 16 vermelde producten te verlenen, rekening houdend met de genoteerde gemiddelde marktprijzen in de Unie en met de referentieprijzen voor de betrokken producten of rekening houdend met de noodzaak te reageren op een bijzonder nijpende marktsituatie of bijzonder nijpende economische ontwikkelingen in de sector in een of meerdere lidstaten.

2.           De Commissie kan, rekening houdend met de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde omstandigheden, middels uitvoeringshandelingen besluiten particuliere‑opslagsteun te verlenen voor de in artikel 16 vermelde producten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

3.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de in artikel 16 bedoelde particuliere‑opslagsteun vooraf of middels een openbare inschrijving vast. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

4.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen, op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen, de verlening van particuliere‑opslagsteun beperken of de particuliere‑opslagsteun per lidstaat of per regio van een lidstaat vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 4 Gemeenschappelijke bepalingen inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag

Artikel 18 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 9 van het onderhavige artikel.

2.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, kan de Commissie naast de in deze verordening opgenomen voorschriften, middels gedelegeerde handelingen voorschriften en voorwaarden vaststellen waaraan de producten die voor openbare interventie worden aangekocht en in het kader van de regeling voor de verlening van steun voor particuliere opslag worden opgeslagen, moeten voldoen. Deze voorschriften en voorwaarden moeten de subsidiabiliteit en de kwaliteit van de aangekochte en opgeslagen producten waarborgen op het gebied van kwaliteitsgroepen, kwaliteitsklassen, categorieën, hoeveelheden, verpakking, etikettering, maximale houdbaarheid, bewaring en het stadium van de producten waarop de openbare‑interventieprijs en de particuliere‑opslagsteun betrekking hebben.

3.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sectoren granen en padie, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de in artikel 14, lid 3, bedoelde kwaliteitsgerelateerde prijsverhogingen of -verlagingen vaststellen voor zowel aankoop als verkoop van zachte tarwe, gerst, maïs en padie.

4.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector rundvlees, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen betreffende de op de betaalorganen rustende verplichting om al het rundvlees na de overname en vóór de opslag te laten uitbenen.

5.           Om rekening te houden met de diverse omstandigheden op het gebied van de opslag van interventievoorraden in de Unie en om de marktdeelnemers een adequate toegang tot de openbare interventie te garanderen, gaat de Commissie middels gedelegeerde handelingen over tot de vaststelling van:

a)      de voorschriften waaraan de interventieopslagruimten voor de in het kader van de regeling aan te kopen producten moeten voldoen, onder meer op het gebied van de minimumopslagcapaciteit en technische voorschriften die betrekking hebben op de handhaving van de goede toestand van de overgenomen producten en op het wegwerken ervan aan het einde van de opslagperiode;

b)      de voorschriften inzake de verkoop, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en overeenkomstig dezelfde procedure als in de Unie wordt toegepast, van kleine hoeveelheden die in de lidstaten in opslag zijn gebleven; en de voorschriften inzake de rechtstreekse verkoop van hoeveelheden die niet meer mogen worden herverpakt of die kwaliteitsverlies hebben geleden;

c)      de voorschriften inzake de opslag van producten in en buiten de lidstaat die verantwoordelijk is voor de producten en voor de behandeling van deze producten op het gebied van douanerechten en andere bedragen die krachtens het GLB voor deze producten moeten worden toegekend of over deze producten moeten worden geheven.

6.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de particuliere‑opslagsteun het gewenste effect op de markt sorteert:

a)      stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen vast om het te betalen steunbedrag te verlagen wanneer de opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de gegunde hoeveelheid;

b)      kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorwaarden voor de toekenning van een voorschot vaststellen.

7.           Rekening houdend met de rechten en plichten van marktdeelnemers die deelnemen aan maatregelen voor openbare interventie of particuliere opslag, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen die betrekking hebben op:

a)      het gebruik van openbare inschrijvingen op zodanige wijze dat de marktdeelnemers gelijke toegang tot de goederen hebben en op voet van gelijkheid worden behandeld;

b)      het in aanmerking komen van marktdeelnemers;

c)      de verplichting een zekerheid te stellen die moet garanderen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen.

8.           Rekening houdend met de noodzaak de aanbiedingsvorm van de verschillende producten te standaardiseren in het belang van de markttransparantie, de notering van prijzen en de toepassing van marktinterventieregelingen in de vorm van openbare interventie en steun voor particuliere opslag kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen EU‑indelingsschema’s vaststellen voor geslachte dieren in de volgende sectoren:

a)      rundvlees;

b)      varkensvlees;

c)      schapen- en geitenvlees.

9.           Rekening houdend met de noodzaak de accuraatheid en de betrouwbaarheid van de indeling van geslachte dieren te verzekeren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de toepassing van de indeling van geslachte dieren in de lidstaten wordt getoetst door een EU‑comité samengesteld uit deskundigen van de Commissie en door de lidstaten aangewezen deskundigen. In deze bepalingen kan worden opgenomen dat de Unie de met de toetsing gepaard gaande kosten voor haar rekening neemt.

Artikel 19 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige bepalingen vast met het oog op een uniforme toepassing van dit hoofdstuk in de Unie. Deze bepalingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

a)           de voor de toepassing van dit hoofdstuk vereiste representatieve perioden, markten en marktprijzen;

b)           de procedures en voorwaarden voor de levering van de voor openbare interventie aangekochte producten, de ten laste van de aanbieder komende vervoerkosten, de overname van de producten door de betaalorganen en de betaling;

c)           de verschillende bewerkingen die met het uitbeningsproces in de sector rundvlees gepaard gaan;

d)           de machtiging om producten op te slaan buiten het grondgebied van de lidstaat waar de producten zijn aangekocht en opgeslagen;

e)           de voorwaarden voor het verkopen of het wegwerken van voor openbare interventie aangekochte producten, met name met betrekking tot verkoopprijzen, de voorwaarden voor de uitslag en het latere gebruik of de bestemming van de uitgeslagen producten, met inbegrip van procedures betreffende producten die beschikbaar worden gesteld voor gebruik in het kader van de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie, inclusief overdrachten tussen lidstaten;

f)            de sluiting en de inhoud van contracten tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de aanvrager;

g)           de inslag, de opslag en de uitslag in het kader van de particuliere opslag;

h)           de duur van de particuliere opslag en de voorwaarden waaronder die termijnen, nadat ze in de contracten zijn vastgelegd, kunnen worden verkort of verlengd;

i)            de voorwaarden waaronder kan worden besloten dat producten waarvoor contracten voor particuliere opslag zijn gesloten, opnieuw mogen worden afgezet of op andere wijze mogen worden weggewerkt;

j)            de voorschriften betreffende de procedures voor het aankopen tegen een vastgestelde prijs of het verlenen van particuliere-opslagsteun tegen een vastgestelde prijs;

k)           het gebruik van openbare inschrijvingen, zowel voor openbare interventie als voor particuliere opslag, met name wat betreft:

i)       de indiening van de offertes of de inschrijvingen en de minimumhoeveelheid voor de indiening van de offerte of de inschrijving, en

ii)       de selectie van de offertes, waarbij in acht moet worden genomen dat de voorkeur moet uitgaan naar de offerte die het gunstigst is voor de Unie en dat de openbare inschrijving niet noodzakelijk leidt tot het gunnen van een contract.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 20 Andere uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt de nodige uitvoeringshandelingen vast met het oog op:

a)           de naleving van de in artikel 13, lid 1, vastgestelde interventiemaxima; en

b)           het houden van de in artikel 13, lid 2, bedoelde openbare inschrijving voor zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder voor de hoeveelheden die de in artikel 13, lid 1, vastgestelde hoeveelheden te boven gaan.

HOOFDSTUK II Steunregelingen

Sectie 1 Regeling ter verbetering van de toegang tot levensmiddelen

Subsectie 1 Schoolfruitregeling

Artikel 21 Steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen

1.           Onder voorwaarden die door de Commissie middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 22 en 23 worden vastgesteld, wordt EU-steun verleend voor:

a)      de verstrekking aan kinderen in onderwijsinstellingen, daaronder begrepen kleuterscholen, andere voorschoolse instellingen, basisscholen en middelbare scholen, van producten van de sector groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de sector bananen; en

b)      bepaalde daarmee gepaard gaande kosten op het gebied van logistiek en distributie, materieel, publiciteit, monitoring, evaluatie en begeleidende maatregelen.

2.           Lidstaten die aan de regeling wensen deel te nemen, stellen op nationaal of regionaal niveau vooraf een strategie voor de uitvoering van de regeling vast. Zij nemen tevens de begeleidende maatregelen aan die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende werking van de regeling.

3.           Bij de vaststelling van hun strategie stellen de lidstaten een lijst van de producten van de sector groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de sector bananen op die in het kader van hun regeling voor steun in aanmerking zullen komen. Er mogen op de lijst evenwel geen producten voorkomen die zijn uitgesloten overeenkomstig door de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 22, lid 2, onder a), aangenomen maatregelen. De lidstaten baseren hun productkeuze op objectieve criteria, zoals seizoensgebondenheid, beschikbaarheid van de producten of milieuoverwegingen. De lidstaten kunnen in dit verband de voorkeur geven aan producten van oorsprong uit de Unie.

4.           De in lid 1 bedoelde EU-steun mag niet:

a)      meer bedragen dan 150 miljoen euro per schooljaar; noch

b)      meer bedragen dan 75 % van de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en daarmee gepaard gaande kosten, of 90 % van dergelijke kosten in de minder ontwikkelde gebieden en de ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 349 van het Verdrag; noch

c)      worden gebruikt ter dekking van andere dan de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en daarmee gepaard gaande kosten.

5.           De in lid 1 bedoelde EU-steun wordt niet gebruikt ter vervanging van de financiering van bestaande nationale schoolfruitregelingen of andere regelingen voor de verstrekking van, onder meer, fruit op scholen. Indien een lidstaat echter reeds beschikt over een regeling die uit hoofde van dit artikel in aanmerking zou komen voor EU-steun, en van plan is die regeling uit te breiden of doeltreffender te maken, onder meer wat betreft de doelgroep van de regeling, de duur ervan of de in aanmerking komende producten, kan EU-steun worden verstrekt, mits de maxima van lid 4, onder b), in acht worden genomen wat betreft de verhouding van de EU‑steun tot de totale nationale bijdrage. In dat geval geeft de lidstaat in zijn uitvoeringsstrategie aan hoe hij zijn regeling wil uitbreiden of doeltreffender wil maken.

7.           De lidstaten kunnen de EU-steun aanvullen met nationale steun overeenkomstig artikel 152.

8.           De schoolfruitregeling van de Unie laat aparte nationale schoolfruitregelingen die in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving, onverlet.

9.           De Unie kan krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid tevens financiering verlenen voor voorlichtings-, monitoring- en evaluatiemaatregelen met betrekking tot de schoolfruitregeling, onder meer met het oog op de bewustmaking van het publiek, en voor maatregelen op het gebied van netwerkvorming in dit verband.

Artikel 22 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel bedoelde maatregelen.

2.           Rekening houdend met de noodzaak gezonde eetgewoonten bij kinderen te bevorderen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake:

a)      de producten die niet voor financiering op grond van de regeling in aanmerking komen, rekening houdend met nutritionele aspecten;

b)      de doelgroep van de regeling;

c)      de nationale of regionale strategieën die de lidstaten moeten opstellen om voor de steun in aanmerking te komen, inclusief de begeleidende maatregelen;

d)      de goedkeuring en de selectie van steunaanvragers.

3.           Rekening houdend met de noodzaak een efficiënt en doelgericht gebruik van de Europese fondsen te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake:

a)      objectieve criteria voor de verdeling van de steun over de lidstaten, de indicatieve toewijzing van steun aan de lidstaten en de wijze van hertoewijzing van steun aan de lidstaten op basis van de ontvangen aanvragen;

b)      de voor steun in aanmerking komende kosten, inclusief de mogelijkheid om een forfaitair maximum voor deze kosten vast te stellen;

c)      monitoring en evaluatie.

4.           Rekening houdend met de noodzaak de kennis van de regeling te bevorderen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de deelnemende lidstaten ertoe verplichten de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken.

Artikel 23 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen, met name op het gebied van:

a)           de definitieve verdeling van de steun over de deelnemende lidstaten, binnen de grenzen van de in de begroting beschikbare kredieten;

b)           de steunaanvragen en ‑betalingen;

c)           de methoden voor de bekendmaking van de regeling en de maatregelen op het gebied van netwerkvorming in het kader van de regeling.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Subsectie 2 Schoolmelkregeling

Artikel 24 Verstrekking van zuivelproducten aan kinderen

1.           Er wordt EU‑steun verleend voor de verstrekking van bepaalde producten van de sector melk en zuivelproducten aan kinderen in onderwijsinstellingen.

2.           Lidstaten die op nationaal of regionaal niveau aan de regeling wensen deel te nemen, stellen vooraf een strategie voor de uitvoering van de regeling vast.

3.           De lidstaten kunnen de EU-steun aanvullen met nationale steun overeenkomstig artikel 152.

4.           Maatregelen inzake de vaststelling van de EU-steun voor alle melksoorten worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

5.           De in lid 1 bedoelde EU-steun wordt verleend voor ten hoogste 0,25 liter melkequivalent per kind per schooldag.

Artikel 25 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel bedoelde maatregelen.

2.           Rekening houdend met de evolutie van de consumptiepatronen voor zuivelproducten, met de innovatie en ontwikkelingen op de zuivelmarkt en met nutritionele aspecten, bepaalt de Commissie middels gedelegeerde handelingen welke producten voor de regeling in aanmerking komen en stelt zij voorschriften vast met betrekking tot de nationale of regionale strategie die de lidstaten moeten opstellen om voor steun in aanmerking te komen, en met betrekking tot de doelgroep van de regeling.

3.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de steun bij de juiste begunstigden en aanvragers terechtkomt, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen de voorwaarden voor de verlening van de steun vast.

Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de aanvragers hun verplichtingen nakomen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen vast met betrekking tot het stellen van een zekerheid die borg moet staan voor de uitvoering wanneer een voorschot op de steun wordt betaald.

4.           Rekening houdend met de noodzaak de kennis over de steunregeling te bevorderen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de onderwijsinstellingen ertoe verplichten de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken.

Artikel 26 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen vaststellen, met name op het gebied van:

a)           procedures die borg staan voor de inachtneming van de maximumhoeveelheid die voor steun in aanmerking komt;

b)           de goedkeuring van aanvragers, steunaanvragen en steunbetalingen;

c)           de methoden voor het bekendmaken van de regeling.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 2 Steun in de sector olijfolie en tafelolijven

Artikel 27 Steun voor organisaties van marktdeelnemers

1.           De Unie financiert door de in artikel 109 gedefinieerde organisaties van marktdeelnemers op te stellen driejaarlijkse activiteitenprogramma's op een of meer van de volgende gebieden:

a)      verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt;

b)      verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven;

c)      het traceerbaarheidssysteem, en de certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder de monitoring van de kwaliteit van de aan eindverbruikers verkochte olijfoliën, onder het gezag van de nationale overheid.

2.           De EU‑financiering voor de in lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's bedraagt:

a)      11 098 000 euro per jaar voor Griekenland;

b)      576 000 euro per jaar voor Frankrijk; en

c)      35 991 000 euro per jaar voor Italië.

3.           De maximale EU-financiering voor de in lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's is gelijk aan het door de lidstaten ingehouden steunbedragen. De subsidiabele kosten worden gefinancierd ten bedrage van maximaal:

a)      75 % voor de activiteiten op de in lid 1, onder a), bedoelde gebieden;

b)      75 % voor de investeringen in vaste activa en 50 % voor andere activiteiten op het in lid 1, onder b), bedoelde gebied;

c)      75 % voor de activiteitenprogramma's die in ten minste drie derde landen of niet‑producerende lidstaten door erkende organisaties van marktdeelnemers uit ten minste twee producerende lidstaten worden ontplooid op de in lid 1, onder c), bedoelde gebieden, en 50 % voor de andere activiteiten op die gebieden.

De lidstaat zorgt voor aanvullende financiering tot 50 % van de niet door de EU‑financiering gedekte kosten.

Artikel 28 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat met de in artikel 27 bedoelde steun de beoogde verbetering van de kwaliteit van de olijfolie- en tafelolijvenproductie wordt bereikt, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake:

a)      de voorwaarden voor de erkenning van organisaties van marktdeelnemers met het oog op de steunregeling, en de voorwaarden voor de schorsing of intrekking van die erkenning;

b)      de voor EU-financiering in aanmerking komende maatregelen;

c)      de toewijzing van EU-financiering ten bate van specifieke maatregelen;

d)      de niet voor EU-financiering in aanmerking komende activiteiten en kosten;

e)      de selectie en goedkeuring van de activiteitenprogramma’s

2.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de verplichting een zekerheid te stellen wanneer een voorschot op de steun wordt betaald.

Artikel 29 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake:

a)           de uitvoering van de activiteitenprogramma's en de wijziging van dergelijke programma's;

b)           de betaling van de steun, met inbegrip van voorschotten op die steun.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 3 Steun in de sector groenten en fruit

Artikel 30 Actiefondsen

1.           Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt gefinancierd met:

a)      financiële bijdragen van de leden of van de producentenorganisatie zelf;

b)      financiële EU-steun die aan producentenorganisaties kan worden verleend overeenkomstig de voorwaarden in door de Commissie op grond van de artikelen 35 en 36 vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

2.           Actiefondsen mogen slechts worden gebruikt ter financiering van operationele programma's die door de lidstaten zijn ingediend en goedgekeurd.

Artikel 31 Operationele programma's

1.           De operationele programma's in de sector groenten en fruit bevatten twee of meer van de in artikel 106, onder c), genoemde doelen, dan wel de volgende doelen:

a)      productieplanning;

b)      verbetering van de productkwaliteit;

c)      verhoging van de handelswaarde van de producten;

d)      bevordering van de afzet van de verse of verwerkte producten;

e)      milieumaatregelen en milieuvriendelijke productiemethoden, waaronder biologische landbouw;

f)       crisispreventie en crisisbeheer.

De operationele programma's worden ter goedkeuring aan de lidstaten overgelegd.

2.           Maatregelen voor crisispreventie en crisisbeheer zoals bedoeld in lid 1, onder f), bestaan erin crises op de groente- en fruitmarkten te vermijden en op te vangen, en omvatten in dit verband:

a)      het uit de markt nemen van producten;

b)      het groen oogsten of het niet‑oogsten van groenten en fruit;

c)      afzetbevordering en communicatie;

d)      opleidingsmaatregelen;

e)      oogstverzekering;

f)       steun voor de administratieve kosten van het opzetten van onderlinge fondsen.

Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met inbegrip van de aflossing van kapitaal en rente zoals bedoeld in de derde alinea, mogen niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationele programma vormen.

Producentenorganisaties mogen commerciële leningen aangaan om crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te financieren. De aflossing van kapitaal en rente in verband met deze leningen mag dan onderdeel zijn van het operationele programma, en komt zo in aanmerking voor financiële EU‑steun uit hoofde van artikel 32. Specifieke acties in het kader van crisispreventie en -beheer worden ofwel met dergelijke leningen ofwel rechtstreeks gefinancierd, maar niet op beide wijzen tegelijk.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)      de operationele programma's twee of meer milieuacties omvatten; of

b)      ten minste 10 % van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft.

De milieuacties dienen te voldoen aan de eisen inzake agromilieubetalingen die in artikel 29, lid 3, van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) zijn vastgesteld.

Wanneer ten minste 80 % van de bij een producentenorganisatie aangesloten producenten een of meer identieke, in artikel 29, lid 3, van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) bedoelde agromilieuverbintenissen is aangegaan, telt elk van die verbintenissen als een milieuactie zoals bedoeld in de eerste alinea, onder a), van het onderhavige artikel.

De steun voor de in de eerste alinea bedoelde milieuacties dekt de extra kosten en het inkomensverlies die uit de actie voortvloeien.

4.           De lidstaten zien erop toe dat investeringen die de druk op het milieu verhogen, slechts worden toegestaan als doeltreffende voorzorgsmaatregelen worden genomen om het milieu tegen deze druk te beschermen.

Artikel 32 Financiële EU-steun

1.           De financiële EU-steun is gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, onder a), en bedraagt niet meer dan 50 % van de daadwerkelijk gedane uitgaven.

2.           De financiële EU-steun mag evenwel niet meer bedragen dan 4,1 % van de waarde van de afgezette productie van elke producentenorganisatie.

Dit percentage mag echter worden verhoogd tot 4,6 % van de waarde van de afgezette productie als het bedrag dat 4,1 % van de waarde van de afgezette productie overschrijdt, uitsluitend wordt gebruikt voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen.

3.           Op verzoek van een producentenorganisatie wordt het in lid 1 vastgestelde maximum van 50 % verhoogd tot 60 % wanneer een operationeel programma of een gedeelte daarvan voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:

a)      het wordt ingediend door meerdere producentenorganisaties van de Unie die in verschillende lidstaten werkzaam zijn op het gebied van transnationale regelingen;

b)      het wordt ingediend door één of meer producentenorganisaties voor regelingen die door samenwerkende branches in een bedrijfskolom ten uitvoer worden gelegd;

c)      het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad[24] vallende biologische producten;

d)      het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende producentenorganisatie die is gefuseerd met een andere erkende producentenorganisatie;

e)      het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende unie van producentenorganisaties;

f)       het wordt ingediend door producentenorganisaties in lidstaten waar minder dan 20 % van de groente- en fruitproductie door producentenorganisaties wordt afgezet;

g)      het wordt ingediend door een producentenorganisatie in één van de ultraperifere gebieden van de Unie zoals bedoeld in artikel 349 van het Verdrag;

h)      het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor acties om de consumptie van groenten en fruit bij kinderen in onderwijsinstellingen te bevorderen.

4.           Het in lid 1 genoemde maximum van 50 % wordt verhoogd tot 100 % wanneer de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit niet meer dan 5 % van het volume van de op afgezette productie van elke producentenorganisatie bedragen en als volgt worden weggewerkt:

a)      gratis verstrekking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties ten bate van acties ten behoeve van personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;

b)      gratis verstrekking aan door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, kindervakantiekampen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten erop toezien dat de in dit kader verstrekte hoeveelheden bovenop de hoeveelheden komen die deze instellingen normaal aankopen.

Artikel 33 Nationale financiële steun

1.           In regio's van lidstaten waar de producenten in de sector groenten en fruit bijzonder zwak georganiseerd zijn, kan de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure middels uitvoeringshandelingen toestemming verlenen aan lidstaten die daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, om aan producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, onder a). Die steun komt bovenop die uit het actiefonds.

2.           In regio's van lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit wordt afgezet door producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen zoals bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, kan de in lid 1 bedoelde nationale financiële steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Unie worden vergoed. De Commissie neemt middels uitvoeringshandelingen een besluit over die vergoeding. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 34 Nationaal kader en nationale strategie voor operationele programma's

1.           De lidstaten stellen een nationaal kader vast voor de opstelling van de algemene voorwaarden voor de in artikel 31, lid 3, bedoelde milieuacties. In dit kader moet met name worden voorgeschreven dat zulke acties moeten voldoen aan de ter zake geldende eisen van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) met name die van artikel 6 over coherentie.

De lidstaten leggen hun voorstel voor een nationaal kader over aan de Commissie, die middels uitvoeringshandelingen binnen drie maanden kan verzoeken daarin wijzigingen aan te brengen indien zij van oordeel is dat het voorstel niet bijdraagt tot de doelstellingen van artikel 191 van het Verdrag en van het Zevende Milieuactieprogramma van de Unie. Door operationele programma's gesteunde investeringen in individuele bedrijven moeten eveneens in overeenstemming zijn met deze doelstellingen.

2.           Elke lidstaat stelt een nationale strategie voor duurzame operationele programma's in de sector groenten en fruit vast. Deze strategie omvat:

a)      een analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft;

b)      een toelichting bij de keuze van de prioriteiten;

c)      de doelstellingen van de operationele programma's en instrumenten, en prestatie‑indicatoren;

d)      een evaluatie van de operationele programma’s;

e)      rapportageverplichtingen voor producentenorganisaties.

De nationale strategie moet ook het in lid 1 bedoelde nationale kader bevatten.

3.           De leden 1 en 2 gelden niet voor lidstaten die geen erkende producentenorganisaties hebben.

Artikel 35 Gedelegeerde bevoegdheden

Rekening houdend met de noodzaak een efficiënte, gerichte en duurzame steun voor de producentenorganisaties in de sector groenten en fruit te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen voor het vaststellen van voorschriften inzake:

a)           actiefondsen en operationele programma's, met betrekking tot:

i)       de geraamde bedragen, de financiering en het gebruik van de actiefondsen;

ii)       de inhoud, de looptijd, de goedkeuring en de wijziging van de operationele programma's;

iii)      de subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven in het kader van een operationeel programma en complementaire nationale voorschriften in dit verband;

iv)      het verband tussen operationele programma's en plattelandsontwikkelingsprogramma's;

v)      operationele programma's van unies van producentenorganisaties;

b)           de structuur en de inhoud van het nationale kader en de nationale strategie;

c)           financiële EU-steun, met betrekking tot:

i)       de grondslag voor de berekening van de financiële EU-steun, met name de waarde van de afgezette productie van een producentenorganisatie;

ii)       de voor de berekening van de steun geldende referentieperioden;

iii)      de verlaging van het recht op financiële steun bij te late indiening van steunaanvragen;

iv)      het betalen van voorschotten en het stellen en verbeuren van zekerheden met betrekking tot voorschotten;

d)           crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met betrekking tot:

i)       de selectie van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

ii)       de definitie van het uit de markt nemen van producten;

iii)      de bestemming van uit de markt genomen producten;

iv)      de maximumsteun voor uit de markt genomen producten;

v)      de voorafgaande melding van het uit de markt nemen van producten;

vi)      de berekening van het volume van de afgezette productie in het geval van het uit de markt nemen van producten;

vii)     het aanbrengen van het logo van de Europese Unie op verpakkingen van voor gratis verstrekking bestemde producten;

viii)    de voorwaarden waaraan ontvangers van uit de markt genomen producten moeten voldoen;

ix)      de definitie van groen oogsten en van niet-oogsten;

x)      de voorwaarden voor de toepassing van groen oogsten en niet-oogsten;

xi)      de doelstellingen van de oogstverzekering;

xii)     de definitie van ongunstige weersomstandigheden;

xiii)    de voorwaarden inzake de steun voor de administratieve kosten van het opzetten van onderlinge fondsen;

e)           nationale financiële steun, met betrekking tot:

i)       de mate van organisatie van de producenten;

ii)       wijzigingen van operationele programma's;

iii)      de verlaging van het recht op financiële steun bij te late indiening van aanvragen voor financiële steun;

iv)      het stellen, vrijgeven en verbeuren van zekerheden met betrekking tot voorschotten;

v)      de maximale vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie.

Artikel 36 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake:

a)           het beheer van de actiefondsen;

b)           het formaat van de operationele programma’s;

c)           steunaanvragen en steunbetalingen, inclusief voorschotten op de steun en gedeeltelijke steunbetalingen;

d)           leningen ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

e)           het inachtnemen van de handelnormen wanneer producten uit de markt worden genomen;

f)            de vervoer-, sorteer- en verpakkingskosten van gratis verstrekte producten;

g)           afzetbevordering, communicatie en opleiding in het geval van crisispreventie en crisisbeheer;

h)           het beheer van oogstverzekeringsmaatregelen;

i)            bepalingen inzake staatssteun voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

j)            toestemming voor de betaling van nationale financiële steun;

k)           het aanvragen en betalen van nationale financiële steun;

l)            de vergoeding van nationale financiële steun.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 4 Steunprogramma’s in de wijnsector

Subsectie 1 Algemene bepalingen en subsidiabele maatregelen

Artikel 37 Werkingssfeer

In deze sectie worden de voorschriften vastgesteld voor de toewijzing van financiële EU‑middelen aan de lidstaten en het gebruik dat de lidstaten van deze middelen maken in het kader van nationale vijfjarige steunprogramma's (hierna "steunprogramma's" genoemd) ter financiering van specifieke steunmaatregelen ten behoeve van de wijnsector.

Artikel 38 Verenigbaarheid en coherentie

1.           De steunprogramma's moeten verenigbaar zijn met de EU-wetgeving en coherent zijn met de activiteiten, beleidslijnen en prioriteiten van de Unie.

2.           De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de steunprogramma’s en zien erop toe dat deze intern coherent zijn en op een objectieve manier worden opgesteld en uitgevoerd, met inachtneming van de economische situatie van de betrokken producenten en de noodzaak een niet-gegronde ongelijke behandeling van de producenten te vermijden.

3.           Er wordt geen steun verleend voor:

a)      onderzoeksprojecten en maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten, onverminderd artikel 43, lid 3, onder d) en e);

b)      maatregelen die zijn opgenomen in programma’s voor plattelandsontwikkeling van de lidstaten uit hoofde van Verordening (EU) nr. […] inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Artikel 39 Indiening van steunprogramma’s

1.           De in bijlage IV vermelde producerende lidstaten dienen bij de Commissie een ontwerp van een vijfjarig steunprogramma in met daarin ten minste één van de in artikel 40 bedoelde subsidiabele maatregelen.

2.           De steunprogramma’s worden drie maanden nadat zij bij de Commissie zijn ingediend, van toepassing.

Indien de Commissie middels een uitvoeringshandeling echter constateert dat een ingediend steunprogramma niet aan de in deze sectie vastgestelde voorschriften voldoet, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis. De betrokken lidstaat dient in dat geval een herzien steunprogramma in bij de Commissie. Het herziene steunprogramma wordt twee maanden nadat het is ingediend, van toepassing, tenzij het nog steeds onverenigbaar is met de voorschriften, in welk geval het bepaalde in deze alinea geldt.

3.           Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op door de lidstaten ingediende wijzigingen in de steunprogramma's.

Artikel 40 Subsidiabele maatregelen

Steunprogramma’s omvatten ten minste één van de volgende maatregelen:

a)           steun uit hoofde van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig artikel 42;

b)           afzetbevordering overeenkomstig artikel 43;

c)           herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig artikel 44;

d)           groen oogsten overeenkomstig artikel 45;

e)           onderlinge fondsen overeenkomstig artikel 46;

f)            oogstverzekeringen overeenkomstig artikel 47;

g)           investeringen overeenkomstig artikel 48;

h)           distillatie van bijproducten overeenkomstig artikel 49.

Artikel 41 Algemene voorschriften voor steunprogramma’s

1.           De beschikbare financiële EU‑middelen worden toegewezen binnen de in bijlage IV aangegeven begrotingsmaxima.

2.           Er wordt slechts EU-steun verleend voor subsidiabele uitgaven die worden gedaan na de indiening van het betrokken steunprogramma.

3.           De lidstaten dragen niet bij in de kosten van maatregelen die in het kader van de steunprogramma's door de Unie worden gefinancierd.

Subsectie 2 Specifieke steunmaatregelen

Artikel 42 Bedrijfstoeslagregeling en steun voor wijnbouwers

De steunprogramma's mogen slechts betrekking hebben op steun aan wijnbouwers in de vorm van toeslagrechten waarover de lidstaten uiterlijk op 1 december 2012 op grond van artikel 137 van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] en overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden hebben beslist.

Artikel 43 Afzetbevordering in derde landen

1.           De in dit artikel bedoelde steun is bestemd voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen die in derde landen ten voordele van EU-wijn worden getroffen en de concurrentiepositie van EU-wijn in deze landen verbeteren.

2.           De in lid 1 bedoelde maatregelen hebben betrekking op wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding en op wijn met een aanduiding van het wijndruivenras.

3.           De in lid 1 bedoelde maatregelen mogen slechts betrekking hebben op:

a)      maatregelen op het gebied van public relations, afzetbevordering of reclame die met name aandacht vragen voor de voordelen van de EU-producten, met name op het gebied van kwaliteit, voedselveiligheid of milieuvriendelijkheid;

b)      deelname aan evenementen, beurzen of tentoonstellingen van internationaal belang;

c)      voorlichtingscampagnes, met name betreffende de EU-regelingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en de biologische productie;

d)      studies naar nieuwe markten die noodzakelijk zijn voor de verruiming van de afzetmogelijkheden;

e)      studies om de resultaten van de voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen te evalueren.

4.           De EU-bijdrage voor in lid 1 bedoelde afzetbevorderingsactiviteiten bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele uitgaven.

Artikel 44 Herstructurering en omschakeling van wijngaarden

1.           Maatregelen op het gebied van herstructurering en omschakeling van wijngaarden hebben tot doel het concurrentievermogen van de wijnproducenten te verbeteren.

2.           Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt slechts verleend indien de lidstaten de inventaris van hun productiepotentieel overeenkomstig artikel 102, lid 3, indienen.

3.           Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend verleend voor één of meer van de volgende activiteiten:

a)      omschakeling op andere rassen, onder meer door overenting;

b)      aanleg van wijngaarden op andere plaatsen;

c)      verbetering van wijnbouwtechnieken.

Voor de gewone vernieuwing van wijngaarden die het einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt, wordt geen steun verleend.

4.           Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend in de volgende vorm verleend:

a)      een vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten als gevolg van de uitvoering van de maatregel;

b)      een bijdrage in de herstructurerings- en omschakelingskosten.

5.           De in lid 4, onder a), bedoelde vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten mag tot 100 % van het betrokken verlies dekken en dient in één van de volgende vormen te worden verleend:

a)      toestemming om, ongeacht deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie V, subsectie II, van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] betreffende de overgangsregeling voor aanplantrechten, uiterlijk tot het einde van de maximaal drie jaar durende overgangsregeling voor aanplantrechten oude en nieuwe wijnstokken naast elkaar te laten bestaan;

b)      financiële compensatie.

6.           De bijdrage van de Unie in de daadwerkelijke kosten van de herstructurering en omschakeling van wijngaarden bedraagt maximaal 50 % van die kosten. In minder ontwikkelde gebieden mag de bijdrage van de Unie in de herstructurerings- en omschakelingskosten maximaal 75 % bedragen.

Artikel 45 Groen oogsten

1.           Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "groen oogsten" verstaan de volledige vernietiging of verwijdering van onrijpe druiventrossen, waardoor de opbrengst van de betrokken oppervlakte tot nul wordt herleid.

2.           Steun voor groen oogsten dient met het oog op het voorkómen van marktcrises bij te dragen tot het herstel van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt van de Unie.

3.           Steun voor groen oogsten mag worden verleend als een vergoeding in de vorm van een door de betrokken lidstaat vast te stellen forfaitaire betaling per hectare.

De betaling mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale rechtstreekse kosten waarmee de vernietiging of de verwijdering van de druiventrossen gepaard gaat, en van het inkomstenverlies ten gevolge van die vernietiging of verwijdering.

4.           De betrokken lidstaten stellen op basis van objectieve criteria een systeem vast om te voorkomen dat individuele wijnproducenten dankzij de maatregel inzake groen oogsten een vergoeding krijgen die het in lid 3, tweede alinea, vastgestelde maximumpercentage overschrijdt.

Artikel 46 Onderlinge fondsen

1.           Ten behoeve van producenten die zich tegen marktschommelingen wensen te verzekeren, wordt steun voor het opzetten van onderlinge fondsen verleend.

2.           Steun voor het opzetten van onderlinge fondsen mag worden verleend in de vorm van tijdelijke en degressieve steun ter dekking van de aan deze fondsen verbonden administratieve kosten.

Artikel 47 Oogstverzekering

1.           Steun voor oogstverzekeringen moet bijdragen tot het garanderen van de inkomsten van producenten die te lijden hebben van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, ziekten of plagen.

2.           Steun voor oogstverzekeringen kan worden verleend in de vorm van een financiële EU‑bijdrage ten belope van maximaal:

a)      80 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die kunnen worden gelijkgesteld met natuurrampen;

b)      50 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen:

i)        de onder a) bedoelde verliezen en andere door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen,

ii)       verliezen die zijn veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen.

3.           Steun voor oogstverzekeringen mag worden verleend indien de verzekeringsuitkeringen, inclusief vergoedingen die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het verzekerde risico, niet meer dan 100 % van het door de producent geleden inkomstenverlies dekken.

4.           Steun voor oogstverzekeringen mag de mededinging op de verzekeringsmarkt niet verstoren.

Artikel 48 Investeringen

1.           Er mag steun worden verleend voor materiële of immateriële investeringen in verwerkingsinstallaties, de infrastructuur van wijnhuizen en de afzet van wijn die de totale prestatie van de onderneming verbeteren en betrekking hebben op één of meer van de volgende activiteiten:

a)      de productie of de afzet van wijnbouwproducten zoals bedoeld in bijlage VI, deel II;

b)      de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés en technologieën met betrekking tot de producten zoals bedoeld in bijlage VI, deel II.

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt, wat het maximum betreft, beperkt tot micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[25].

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea mag het maximum worden toegepast voor alle ondernemingen in de in artikel 349 van het Verdrag vermelde ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006[26]. Voor ondernemingen die niet onder artikel 2, lid 1, van titel I van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG vallen en minder dan 750 werknemers of een omzet van minder dan 200 miljoen euro hebben, wordt de maximale steunintensiteit gehalveerd.

De steun wordt niet verleend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden[27].

3.           De kosten zoals bedoeld in artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 615] worden niet als subsidiabele uitgaven beschouwd.

4.           Met betrekking tot de subsidiabele investeringskosten zijn wat de steun betreft de volgende maximumpercentages van toepassing voor de EU-bijdrage:

a)      50 % in minder ontwikkelde gebieden;

b)      40 % in andere dan minder ontwikkelde gebieden;

c)      75 % in de ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 349 van het Verdrag;

d)      65 % op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006.

5.           Artikel 61 van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 615] is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun.

Artikel 49 Distillatie van bijproducten

1.           Er mag steun worden verleend voor de vrijwillige of verplichte distillatie van bijproducten van de wijnbereiding die is uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage VII, deel II, punt D, vastgestelde voorwaarden.

Het steunbedrag wordt vastgesteld per % vol en per hectoliter geproduceerde alcohol. Er wordt geen steun betaald voor het alcoholvolume in de te distilleren bijproducten dat hoger ligt dan 10 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.

2.           De maximaal toe te passen steunbedragen zijn gebaseerd op de kosten voor het inzamelen en verwerken en worden door de Commissie vastgesteld middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 51.

3.           De alcohol verkregen uit de in lid 1 bedoelde distillatie waarvoor steun wordt verleend, wordt uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden teneinde concurrentieverstoring te voorkomen.

Subsectie 3 Procedurele bepalingen

Artikel 50 Gedelegeerde bevoegdheden

Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de steunprogramma's worden bereikt en dat de Europese financiële middelen gericht worden gebruikt, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen voor het vaststellen van voorschriften inzake:

a)           de verantwoordelijkheid voor de uitgaven die worden gedaan tussen de datum van ontvangst van de steunprogramma's en van wijziging ervan enerzijds en de datum van toepassing van de steunprogramma's en de wijzigingen daarvan anderzijds;

b)           de criteria voor de subsidiabiliteit van de steunmaatregelen, de soort van uitgaven en voor steun in aanmerking komende acties, de niet voor steun in aanmerking komende maatregelen en het maximale steunniveau per maatregel;

c)           de wijziging van reeds in werking getreden steunprogramma's;

d)           vereisten en drempels voor voorschotten, inclusief de verplichting tot het stellen van een zekerheid wanneer een voorschot wordt betaald;

e)           algemene bepalingen en definities voor de toepassing van deze sectie;

f)            het voorkómen van misbruik van de steunmaatregelen en het voorkómen van dubbele financiering van projecten;

g)           het aan de markt onttrekken van bijproducten van de wijnbereiding door producenten, de uitzonderingen op deze verplichting teneinde extra administratieve belasting te voorkomen, en bepalingen voor de vrijwillige certificering van distilleerders;

h)           de vereisten die de lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen in acht moeten nemen, alsmede de beperkingen om de coherentie met de werkingssfeer van de steunmaatregelen te verzekeren;

j)            betalingen aan begunstigden en betalingen via verzekeringstussenpersonen in het geval van de verlening van steun voor oogstverzekeringen zoals bedoeld in artikel 47.

Artikel 51 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen inzake:

a)           de indiening van de steunprogramma's, de overeenkomstige financiële planning en de herziening van de steunprogramma's;

b)           de aanvraag- en selectieprocedures;

c)           de evaluatie van acties waarvoor steun is verleend;

d)           de berekening en de betaling van steun voor groen oogsten en de distillatie van bijproducten;

e)           voorschriften inzake het financieel beheer van de steunmaatregelen door de lidstaten;

f)            voorschriften inzake de coherentie van de maatregelen.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 5 Steun in de bijenteeltsector

Artikel 52 Nationale programma's en financiering

1.           De lidstaten kunnen een nationaal programma voor de bijenteeltsector opstellen dat een periode van drie jaar bestrijkt.

2.           De EU-bijdrage voor de bijenteeltprogramma's bedraagt ten hoogste 50 % van de door de lidstaten ten laste genomen uitgaven.

3.           Om voor de in lid 2 bedoelde EU‑bijdrage in aanmerking te komen, moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de bijenteeltsector op hun grondgebied, waarin zowel de productiestructuur en de afzetstructuur worden onderzocht.

Artikel 53 Gedelegeerde bevoegdheden

Rekening houdend met de noodzaak het gerichte gebruik van de financiële EU‑middelen voor de bijenteelt te verzekeren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

a)           de maatregelen die in de bijenteeltprogramma's mogen worden opgenomen,

b)           de voorschriften voor het opstellen en het inhoudelijk invullen van de nationale programma's en de in artikel 52, lid 3, bedoelde studies; en

c)           de voorwaarden voor de toewijzing van de financiële EU-bijdrage aan elke deelnemende lidstaat op basis van, onder meer, het totale aantal bijenkasten in de Unie.

Artikel 54 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a)           voorschriften vaststellen om te waarborgen dat voor in het kader van de bijenteeltprogramma's gefinancierde maatregelen tegelijkertijd geen betalingen op grond van een andere EU-regeling worden gedaan, alsmede met betrekking tot de herverdeling van onbenutte financiële middelen;

b)           de door de lidstaten ingediende bijenteeltprogramma's goedkeuren, ook wat de toewijzing van de financiële EU-bijdrage betreft.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

TITEL II VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES

HOOFDSTUK I Afzetvoorschriften

Sectie 1 Handelsnormen

Subsectie 1 Inleidende bepalingen

Artikel 55 Werkingssfeer

Onverminderd eventuele andere bepalingen die op landbouwproducten van toepassing zijn, en de bepalingen die in de veterinaire sector, de fytosanitaire sector en de levensmiddelensector zijn vastgesteld om te garanderen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen voldoen en om de gezondheid van dieren, planten en mensen te beschermen, worden in deze sectie voorschriften betreffende de algemene handelsnorm en de sector- of productspecifieke handelsnormen voor landbouwproducten vastgesteld.

Subsectie 2 Algemene handelsnorm

Artikel 56 Conformiteit met de algemene handelsnorm

1.           Voor de toepassing van deze verordening voldoet een product aan de “algemene handelsnorm” als het van deugdelijke handelskwaliteit is.

2.           Als geen handelsnormen als bedoeld in subsectie 3 en in de Richtlijnen 2000/36/EG[28], 2001/112/EG[29], 2001/113/EG[30], 2001/114/EG[31], 2001/110/EG[32] en 2001/111/EG[33] van de Raad zijn vastgesteld, mogen landbouwproducten die klaar zijn voor verkoop of levering aan de eindconsument in de detailhandel als bedoeld in artikel 3, punt 7, van Verordening (EG) nr. 178/2002, slechts worden afgezet als zij conform de algemene handelsnorm zijn.

3.           Een product dat bestemd is om te worden afgezet, wordt als conform de algemene handelsnorm beschouwd als het in overeenstemming is met een toepasselijke norm die door een van de in bijlage V vermelde internationale organisaties is goedgekeurd.

Artikel 57 Gedelegeerde bevoegdheden

Rekening houdend met de noodzaak te reageren op wijzigingen in de marktsituatie en rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde de voorschriften betreffende de algemene handelsnorm als bedoeld in artikel 56, lid 1, en betreffende de conformiteit als bedoeld in artikel 56, lid 3, vast te stellen, te wijzigen of daarvan af te wijken.

Subsectie 3  Sector- of productspecifieke handelsnormen

Artikel 58 Algemeen beginsel

De producten waarvoor sector- of productspecifieke handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts in de Unie worden afgezet als zij aan die normen voldoen.

Artikel 59 Vaststelling en inhoud

1.           Om rekening te houden met de verwachtingen van de consument en met de noodzaak de economische productie- en afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en de kwaliteit van die producten te verbeteren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen betreffende in artikel 55 bedoelde handelsnormen voor alle handelsstadia vast te stellen, alsmede afwijkingen en vrijstellingen van de toepassing van die normen met als doel op de voortdurend veranderende marktomstandigheden en de evoluerende vraag van de consument in te spelen, rekening te houden met de ontwikkelingen in de betrokken internationale normen en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen.

2.           De in lid 1 bedoelde handelsnormen kunnen betrekking hebben op:

a)      andere definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen dan die welke in deze verordening zijn opgenomen, en de lijsten van geslachte dieren en delen daarvan waarop bijlage VI van toepassing is;

b)      de indelingscriteria, zoals indeling in klassen, naar gewicht, naar grootte, naar leeftijd en in categorieën;

c)      het plantenras, het dierenras of het handelstype;

d)      de aanbiedingsvorm, de verkoopbenamingen, de met de verplichte handelsnormen verband houdende etikettering, de verpakking, de regels voor verpakkingscentra, het merken, de onmiddellijke verpakking, het oogstjaar en het gebruik van specifieke aanduidingen;

e)      criteria zoals uiterlijk, consistentie, bevleesdheid en productkenmerken;

f)       de specifieke stoffen die bij de productie worden gebruikt of de componenten of bestanddelen, met inbegrip van hun gewichtsaandeel, zuiverheid en identificatie;

g)      het houderijsysteem en de productiemethode, met inbegrip van de oenologische procedés en de desbetreffende administratieve voorschriften, en het bewerkingscircuit;

h)      de versnijding van most en wijn, met inbegrip van definities daarvan, het mengen en de daarvoor geldende beperkingen;

i)       de bewaarmethode en ‑temperatuur;

j)       de plaats van de landbouwproductie en/of de plaats van oorsprong;

k)      de frequentie van inzameling, levering, bewaring en behandeling;

l)       de identificatie of registratie van de producent en/of de industriële installaties waar het product is bereid of verwerkt;

m)     het watergehalte (in procenten);

n)      beperkingen wat betreft het gebruik van bepaalde stoffen en/of bepaalde procedés;

o)      specifiek gebruik;

p)      handelsdocumenten, begeleidende documenten en bij te houden registers;

q)      opslag en vervoer;

r)       de certificeringsprocedure;

s)       de voorwaarden inzake het wegwerken, in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van producten die niet in overeenstemming zijn met de op grond van lid 1 vastgestelde handelsnormen en/of de in artikel 60 bedoelde definities, aanduidingen en verkoopbenamingen, en inzake het wegwerken van bijproducten;

t)       termijnen.

3.           De op grond van lid 1 vastgestelde sector- of productspecifieke handelsnormen worden vastgesteld onverminderd titel IV van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 733], en rekening houdend met:

a)      de specifieke kenmerken van het betrokken product;

b)      de noodzaak om de voorwaarden voor een vlotte afzet van de producten op de markt te creëren;

c)      het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van adequate en transparante productinformatie, waaronder die over de plaats van de landbouwproductie die geval per geval op het geschikte geografische niveau moet worden vastgesteld;

d)      de methoden die worden toegepast om de fysieke, chemische en organoleptische kenmerken van de producten te bepalen;

e)      de standaardaanbevelingen van de internationale instanties.

Artikel 60 Definities, aanduidingen en verkoopbenamingen voor bepaalde sectoren en producten

1.           De in bijlage VI opgenomen definities, aanduidingen en verkoopbenamingen gelden voor de volgende sectoren en producten:

a)      olijfolie en tafelolijven;

b)      wijn;

c)      rundvlees;

d)      melk en zuivelproducten voor menselijke consumptie;

e)      pluimveevlees;

f)       smeerbare vetproducten voor menselijke consumptie.

2.           Een in bijlage VI opgenomen definitie, aanduiding of verkoopbenaming mag in de Unie uitsluitend worden gebruikt voor het afzetten van een product dat voldoet aan de overeenkomstige in die bijlage vastgestelde voorschriften.

3.           Rekening houdend met de noodzaak op de evoluerende vraag van de consument en op de technische vooruitgang in te spelen en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot wijzigingen van en afwijkingen of vrijstellingen van in bijlage VI opgenomen definities en verkoopbenamingen.

Artikel 61 Tolerantie

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de tolerantie bij overschrijding waarvan de hele partij producten als niet conform de betrokken norm wordt beschouwd.

Artikel 62 Oenologische procedés

1.           Voor de productie en de bewaring van de in bijlage VI, deel II, opgenomen wijnbouwproducten in de Unie mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de oenologische procedés die op grond van bijlage VII zijn toegestaan of die zijn bedoeld in artikel 59, lid 2, onder g), en in artikel 65, leden 2 en 3.

De eerste alinea is niet van toepassing op:

a)      druivensap en geconcentreerd druivensap;

b)      voor de bereiding van druivensap bestemde druivenmost en geconcentreerde druivenmost.

De toegestane oenologische procedés mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen.

De in bijlage VI, deel II, opgenomen wijnbouwproducten worden in de Unie geproduceerd met inachtneming van de in bijlage VII vastgestelde voorschriften.

De in bijlage VI, deel II, opgenomen producten mogen in de volgende gevallen niet in de Unie worden afgezet:

a) wanneer zij met niet door de Unie toegestane oenologische procedés zijn geproduceerd, of

b) wanneer zij met niet-toegestane nationale oenologische procedés zijn geproduceerd, of

c) wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de in bijlage VII vastgestelde voorschriften.

2.           Als de Commissie oenologische procedés voor wijn toestaat als bedoeld in artikel 59, lid 2, onder g):

a)      gaat zij uit van de door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en analysemethoden en van de resultaten die zijn geboekt met het experimentele gebruik van vooralsnog niet-toegestane oenologische procedés;

b)      houdt zij rekening met overwegingen op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid;

c)      houdt zij rekening met het risico dat de consument door zijn vaste verwachtings- en ideeënpatroon wordt misleid en gaat zij na of dat risico aan de hand van beschikbare voorlichting kan worden uitgesloten;

d)      maakt zij de instandhouding van de natuurlijke en essentiële kenmerken van de wijn mogelijk zonder dat daarbij de samenstelling van het betrokken product substantieel wordt gewijzigd;

e)      ziet zij erop toe dat een aanvaardbaar minimumniveau van milieuzorg wordt gehandhaafd;

f)       neemt zij de algemene voorschriften inzake oenologische procedés en de in bijlage VII vastgestelde voorschriften in acht.

3.           Waar nodig stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen in artikel 59, lid 3, onder d), bedoelde methoden vast voor in bijlage VI, deel II, vermelde producten. Deze methoden zijn gebaseerd op ter zake relevante methoden die worden aanbevolen en gepubliceerd door de OIV, tenzij zij ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn om de nagestreefde legitieme doelstelling te verwezenlijken Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

In afwachting van de vaststelling van die voorschriften worden de methoden toegepast die door de betrokken lidstaat zijn toegestaan.

Artikel 63 Wijndruivenrassen

1.           De in de Unie geproduceerde producten van bijlage VI, deel II, worden verkregen van wijndruivenrassen die overeenkomstig lid 2 van dit artikel in een indeling mogen worden opgenomen.

2.           Met inachtneming van lid 3 stellen de lidstaten in een indeling vast welke wijndruivenrassen op hun grondgebied met het oog op de wijnbereiding mogen worden aangeplant, heraangeplant of geënt.

Uitsluitend wijndruivenrassen die voldoen aan de volgende voorwaarden mogen in de indeling van de lidstaten worden opgenomen:

a)      het betrokken ras behoort tot de soort Vitis vinifera of is verkregen uit een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis;

b)      het ras is niet een van de volgende rassen: Noah, Othello, Isabelle, Jacquez, Clinton of Herbemont.

Wanneer een wijndruivenras uit de in de eerste alinea bedoelde indeling wordt geschrapt, moeten de wijnstokken van dit ras binnen vijftien jaar na die schrapping worden gerooid.

3.           Lidstaten met een wijnproductie van niet meer dan 50 000 hectoliter per wijnoogstjaar, berekend op basis van de gemiddelde productie gedurende de laatste vijf wijnoogstjaren, worden vrijgesteld van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde verplichting tot indeling.

Ook in de in de eerste alinea bedoelde lidstaten mogen met het oog op de wijnbereiding evenwel uitsluitend wijndruivenrassen worden aangeplant, heraangeplant of geënt die voldoen aan het bepaalde in lid 2, tweede alinea.

4.           In afwijking van lid 2, eerste en derde alinea, en lid 3, tweede alinea, staan de lidstaten in het kader van wetenschappelijk onderzoek en experimenten het aanplanten, heraanplanten of enten van de volgende wijndruivenrassen toe:

a)      wijndruivenrassen die niet zijn ingedeeld voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten;

b)      wijndruivenrassen die niet voldoen aan het bepaalde in lid 2, tweede alinea, voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten.

5.           Oppervlakten die met het oog op de wijnbereiding met wijndruivenrassen zijn beplant in strijd met de leden 2, 3 en 4, worden gerooid.

De verplichting tot rooien van dergelijke oppervlakten vervalt evenwel wanneer de betrokken productie uitsluitend bestemd is om door de wijnbouwer en zijn gezin te worden geconsumeerd.

Artikel 64 Specifiek gebruik van wijn die niet overeenstemt met de in bijlage VI, deel II, opgenomen categorieën

Met uitzondering van wijn in flessen die aantoonbaar vóór 1 september 1971 is gebotteld, mag wijn die is verkregen van wijndruivenrassen die zijn opgenomen in overeenkomstig artikel 63, lid 2, eerste alinea, opgestelde indelingen, maar niet overeenstemt met één van de in bijlage VI, deel II, opgenomen categorieën, slechts worden gebruikt voor consumptie door de individuele wijnbouwer en zijn gezin, voor de vervaardiging van wijnazijn of voor distillatie.

Artikel 65 Nationale voorschriften voor bepaalde producten en sectoren

1.           Onverminderd artikel 59, lid 1, kunnen de lidstaten nationale voorschriften inzake andere kwaliteitsniveaus van smeerbare vetproducten vaststellen of handhaven. Deze voorschriften moeten de mogelijkheid bieden om deze kwaliteitsniveaus te beoordelen aan de hand van criteria inzake met name de verwerkte grondstoffen, de organoleptische kenmerken van de producten en de fysische en microbiologische stabiliteit van de producten.

De lidstaten die gebruik maken van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid, zorgen ervoor dat met betrekking tot de in andere lidstaten vervaardigde producten die aan de in deze nationale voorschriften vastgestelde criteria voldoen, onder niet-discriminerende voorwaarden gebruik mag worden gemaakt van vermeldingen die aangeven dat aan deze criteria wordt voldaan.

2.           De lidstaten mogen het gebruik van bepaalde krachtens de EU‑wetgeving toegestane oenologische procedés voor op hun grondgebied geproduceerde wijn beperken of verbieden en voorzien in strengere voorschriften met het oog op de bevordering van het behoud van de wezenlijke kenmerken van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, mousserende wijn en likeurwijn.

3.           De lidstaten mogen toestemming verlenen voor het experimentele gebruik van niet-toegestane oenologische procedés onder voorwaarden die de Commissie nader omschrijft middels overeenkomstig lid 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

4.           Gezien de noodzaak een correcte en transparante toepassing te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel en de voorwaarden voor het in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van de producten die zijn verkregen via in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde experimentele procedés.

Subsectie 4  Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer

Artikel 66 Algemene bepalingen

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen en met de bijzondere aard van sommige landbouwproducten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot het vaststellen van de voorwaarden waaronder van ingevoerde producten kan worden aangenomen dat zij een equivalent niveau van inachtneming van de EU‑handelsnormen bieden, alsmede van de voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen van artikel 58, en met betrekking tot het vaststellen van de voorschriften voor de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde producten.

Artikel 67 Bijzondere bepalingen voor de invoer van wijn

1.           Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, zijn de bepalingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en etikettering van wijn zoals vastgesteld in sectie 2 van dit hoofdstuk en in de in artikel 60 van de onderhavige verordening bedoelde definities, aanduidingen en verkoopbenamingen van toepassing op in de Unie ingevoerde producten van de GN‑codes 2009 61, 2009 69 en 2204.

2.           Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, worden de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde producten geproduceerd overeenkomstig oenologische procedés die zijn aanbevolen en gepubliceerd door de OIV of die door de Unie zijn toegestaan op grond van deze verordening.

3.           Voor de invoer van de in lid 1 bedoelde producten worden de volgende documenten overgelegd:

a)      een bewijs van naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen, dat in het land van oorsprong van het product is opgesteld door een bevoegde instantie die is opgenomen in een door de Commissie te publiceren lijst;

b)      met betrekking tot voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde producten, een analyseverslag dat is opgesteld door een door het land van oorsprong van het product aangewezen instantie of dienst.

Subsectie 5 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 68 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de in het kader van deze sectie vereiste maatregelen vaststellen met het oog op:

a)           de toepassing van de algemene handelsnorm;

b)           de toepassing van de in bijlage VI opgenomen definities en verkoopbenamingen;

c)           het opstellen van de lijst van de melk‑ en zuivelproducten zoals bedoeld in bijlage VI, deel III, punt 5, tweede alinea, en de smeerbare vetten zoals bedoeld in bijlage VI, deel VI, zesde alinea, onder a), op basis van de door de lidstaten aan de Commissie toe te sturen indicatieve lijsten van producten die volgens de lidstaten op hun grondgebied overeenstemmen met deze bepalingen;

d)           de toepassing van de sector- en productspecifieke handelsnormen, waaronder de uitvoeringsbepalingen voor het nemen van monsters en de analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van de producten;

e)           het bepalen of de producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés;

f)            het bepalen van het tolerantieniveau;

g)           de tenuitvoerlegging van artikel 66.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 2 Oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector

Subsectie 1 Inleidende bepalingen

Artikel 69 Werkingssfeer

1.           De in deze sectie vastgestelde voorschriften inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen zijn van toepassing op de producten zoals bedoeld in bijlage VI, deel II, punten 1, 3 tot en met 6, 8, 9, 11, 15 en 16.

2.           De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn gebaseerd op:

a)      het beschermen van de wettige belangen van consumenten en producenten;

b)      het waarborgen van de soepele werking van de interne markt voor de betrokken producten; en

c)      het bevorderen van de productie van kwaliteitsproducten, terwijl ruimte wordt gelaten voor nationale maatregelen op het gebied van kwaliteitsbeleid.

Subsectie 2 Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

Artikel 70 Definities

1.           Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

a)      "oorsprongsbenaming": de naam van een regio, een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, een land, die wordt gebruikt voor de beschrijving van een product zoals bedoeld in artikel 69, lid 1, dat aan de volgende vereisten voldoet:

i)        de kwaliteit en de kenmerken van het product zijn hoofdzakelijk of uitsluitend toe te schrijven aan de specifieke geografische omgeving met haar eigen door natuur en mens bepaalde factoren;

ii)       alle druiven waarmee het product is bereid, zijn afkomstig uit dit geografische gebied;

iii)      de productie vindt plaats in dit geografische gebied; en

iv)      het product is verkregen van wijndruivenrassen die behoren tot de soort Vitis vinifera;

b)      "geografische aanduiding": een aanduiding die verwijst naar een regio, een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, een land, en die wordt gebruikt voor de beschrijving van een product zoals bedoeld in artikel 69, lid 1, dat aan de volgende vereisten voldoet:

i)        het product heeft een specifieke kwaliteit, reputatie of andere kenmerken die aan deze geografische oorsprong toe te schrijven zijn;

ii)       ten minste 85 % van de voor de bereiding van het product gebruikte druiven zijn afkomstig uit dit geografische gebied;

iii)      de productie vindt plaats in dit geografische gebied; en

iv)      het product is verkregen van wijndruivenrassen die tot de soort Vitis vinifera behoren of die het resultaat zijn van een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis.

2.           Bepaalde traditioneel gebruikte namen zijn een oorsprongsbenaming wanneer zij:

a)      een wijn aanduiden;

b)      naar een geografische naam verwijzen;

c)      voldoen aan de in lid 1, onder a), i) tot en met iv), vastgestelde voorwaarden; en

d)      worden beschermd volgens de in deze subsectie vastgestelde procedure voor de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.

3.           Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, waaronder die welke betrekking hebben op geografische gebieden in derde landen, komen in aanmerking voor bescherming in de Unie overeenkomstig de in deze subsectie vastgestelde voorschriften.

Artikel 71 Beschermingsaanvraag

1.           Een aanvraag om een naam te beschermen als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding dient een technisch dossier met de volgende gegevens te bevatten:

a)      de naam die moet worden beschermd;

b)      de naam en het adres van de aanvrager;

c)      het in lid 2 bedoelde productdossier; en

d)      het enig document waarin het in lid 2 bedoelde productdossier wordt samengevat.

2.           De betrokken partijen kunnen aan de hand van het productdossier nagaan onder welke omstandigheden de producten met de betrokken oorsprongsbenaming of geografische aanduiding worden geproduceerd.

3.           Een beschermingsaanvraag met betrekking tot een geografisch gebied in een derde land bevat naast de in de leden 1 en 2 vermelde elementen het bewijs dat de betrokken naam in het land van oorsprong van het betrokken product beschermd is.

Artikel 72 Aanvragers

1.           De bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding wordt aangevraagd door een belanghebbende producentengroepering of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, door een individuele producent. Andere betrokken partijen mogen zich bij de aanvraag aansluiten.

2.           Producenten mogen slechts bescherming aanvragen voor door hen geproduceerde wijn.

3.           Voor namen die een grensoverschrijdend geografisch gebied aanduiden of voor traditionele namen die verbonden zijn met een dergelijk gebied, mag een gemeenschappelijke aanvraag worden ingediend.

Artikel 73 Inleidende nationale procedure

1.           Een aanvraag tot bescherming van een in artikel 71 bedoelde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding voor wijn van oorsprong uit de Unie wordt behandeld in het kader van een inleidende nationale procedure.

2.           Een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die volgens de lidstaat niet aan de vereisten voldoet of onverenigbaar is met de EU-wetgeving, wordt door die lidstaat afgewezen.

3.           Indien volgens de lidstaat aan de vereisten is voldaan, publiceert die lidstaat het productdossier volgens een daartoe adequate nationale procedure op zijn minst op het internet.

Artikel 74 Onderzoek door de Commissie

1.           De Commissie maakt de termijn bekend voor de indiening van een aanvraag tot bescherming van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

2.           De Commissie onderzoekt of de in artikel 71 bedoelde beschermingsaanvraag voldoet aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden.

3.           Indien volgens de Commissie is voldaan aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden, besluit zij middels uitvoeringshandelingen het in artikel 71, lid 1, onder d), bedoelde enig document en de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier die tijdens de inleidende nationale procedure heeft plaatsgevonden, te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.           Wanneer de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden volgens de Commissie niet in acht zijn genomen, besluit zij middels een uitvoeringshandeling de aanvraag af te wijzen.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 75 Bezwaarprocedure

Lidstaten, derde landen of natuurlijke of rechtspersonen met een legitiem belang die woonachtig of gevestigd zijn in een andere lidstaat dan die waar de bescherming is aangevraagd, of in een derde land, kunnen gedurende uiterlijk twee maanden na de bekendmaking van het in artikel 71, lid 1, onder d), bedoelde enig document bezwaar tegen de voorgestelde bescherming aantekenen door bij de Commissie een met redenen omklede verklaring in te dienen met betrekking tot de in deze subsectie bepaalde voorwaarden om voor bescherming in aanmerking te komen.

In een derde land woonachtige of gevestigde natuurlijke of rechtspersonen dienen hun bezwaarschrift binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn van twee maanden rechtstreeks of via de autoriteiten van het betrokken derde land bij de Commissie in.

Artikel 76 Beschermingsbesluit

Op basis van de informatie waarover de Commissie na afloop van de in artikel 75 bedoelde bezwaarprocedure beschikt, besluit zij middels uitvoeringshandelingen bescherming te verlenen aan de oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden voldoet en verenigbaar is met de EU-wetgeving, dan wel de aanvraag af te wijzen indien niet aan deze voorwaarden is voldaan.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 77 Homoniemen

1.           Bij de registratie van een naam waarvoor een aanvraag is ingediend en die volledig of gedeeltelijk homoniem is met een naam die overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken en elk risico van verwarring.

Een homonieme naam die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van een ander grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de naam juist wat het grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van deze producten betreft.

Het gebruik van een geregistreerde homonieme naam is slechts toegestaan indien de praktische omstandigheden garanderen dat de in tweede instantie geregistreerde homonieme naam zich duidelijk onderscheidt van de reeds geregistreerde naam, voor zover de betrokken producenten een billijke behandeling krijgen en de consument niet wordt misleid.

2.           Lid 1 is van overeenkomstige toepassing wanneer een benaming waarvoor een aanvraag is ingediend, volledig of gedeeltelijk homoniem is met een geografische aanduiding die als dusdanig is beschermd krachtens de wetgeving van een lidstaat.

3.           Namen van wijndruivenrassen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, worden niet gebruikt voor de etikettering van landbouwproducten. De Commissie kan, rekening houdend met de bestaande etiketteringsvoorschriften, middels overeenkomstig artikel 160 aangenomen gedelegeerde handelingen een ander besluit vaststellen.

4.           De bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor producten die onder artikel 70 vallen, geldt onverminderd de beschermde geografische aanduidingen die van toepassing zijn op gedistilleerde dranken in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad[34].

Artikel 78 Redenen tot weigering van de bescherming

1.           Een naam die een soortnaam is geworden, wordt niet beschermd als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

In de zin van deze sectie wordt onder een "naam die een soortnaam is geworden" verstaan de naam van een wijn die weliswaar verband houdt met de plaats of regio waar deze wijn oorspronkelijk werd geproduceerd of afgezet, maar in de Unie de gangbare naam van die wijn is geworden.

Om vast te stellen of een naam een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle ter zake doende factoren, met name:

a)      de bestaande situatie in de Unie, vooral in de consumptiegebieden;

b)      de ter zake relevante nationale of EU-wetgeving.

2.           Een naam wordt niet als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding beschermd indien de bescherming, rekening houdend met de reputatie en bekendheid van een merk, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van de wijn.

Artikel 79 Verband met merken

1.           Wanneer een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding overeenkomstig deze verordening wordt beschermd, wordt een aanvraag tot registratie van een merk dat wordt gebruikt zoals bedoeld in artikel 80, lid 2, en dat betrekking heeft op een product van één van de in bijlage VI, deel II, vermelde categorieën, afgewezen als die aanvraag is ingediend na de datum waarop de aanvraag tot bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie is ingediend, en wordt de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding vervolgens beschermd.

Merken die in strijd met de eerste alinea zijn geregistreerd, worden nietig verklaard.

2.           Onverminderd artikel 78, lid 2, geldt dat een merk dat wordt gebruikt zoals bedoeld in artikel 80, lid 2, en dat vóór de datum van indiening van de aanvraag tot bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie, op het grondgebied van de Unie is gedeponeerd, is geregistreerd of, mits de betrokken wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten heeft verworven door gebruik, verder mag worden gebruikt en geldt tevens dat de duur van de registratie mag worden verlengd niettegenstaande de bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding, op voorwaarde dat er geen redenen zijn om het merk nietig of vervallen te verklaren op grond van Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten[35] of op grond van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk[36].

In dergelijke gevallen mag de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding naast het betrokken merk worden gebruikt.

Artikel 80 Bescherming

1.           Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen mogen worden gebruikt door alle marktdeelnemers die een overeenkomstig het betrokken productdossier geproduceerde wijn afzetten.

2.           Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede de wijnen die deze beschermde namen overeenkomstig het productdossier dragen, worden beschermd tegen:

a)      elk direct of indirect gebruik door de handel van de beschermde naam:

i)        voor vergelijkbare producten die niet in overeenstemming zijn met het bij de beschermde naam horende productdossier; of

ii)       voor zover dat gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

b)      elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product of de dienst is aangegeven of indien de beschermde naam is vertaald, getranscribeerd of getranslitereerd of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals "soort", "type", "methode", "op de wijze van", "imitatie", "smaak", "zoals" en dergelijke;

c)      elke andere onjuiste of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke kenmerken van het product op de binnen- of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken wijnproduct, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

d)      andere praktijken die de consument kunnen misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product.

3.           Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen worden in de Unie geen soortnamen in de zin van artikel 78, lid 1.

Artikel 81 Register

De Commissie stelt een openbaar toegankelijk elektronisch register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijn op en houdt dat bij. Oorsprongbenamingen en geografische aanduidingen die betrekking hebben op producten van derde landen die in de Unie zijn beschermd krachtens een internationale overeenkomst waarbij de Unie een overeenkomstsluitende partij is, mogen in het register worden opgenomen. Tenzij deze in de genoemde overeenkomsten specifiek worden aangeduid als beschermde oorsprongsbenaming in de zin van deze verordening, worden zulke namen in het register opgenomen als beschermde geografische aanduiding.

Artikel 82 Wijzigingen van het productdossier

Een aanvrager die voldoet aan de op grond van artikel 86, lid 4, onder b), vastgestelde voorwaarden, mag om goedkeuring van een wijziging van het productdossier inzake een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding verzoeken, met name om rekening te houden met wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, of om de afbakening van het geografische gebied te herzien. In de aanvragen worden de voorgestelde wijzigingen beschreven en gemotiveerd.

Artikel 83 Annulering

De Commissie kan, op eigen initiatief of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, een derde land of een natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang, middels een uitvoeringshandeling besluiten de bescherming van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding te annuleren indien de naleving van het betrokken productdossier niet langer kan worden gegarandeerd.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 84 Bestaande beschermde wijnnamen

1.           Wijnnamen die beschermd zijn op grond van de artikelen 51 en 54 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad[37] en artikel 28 van Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie[38], worden automatisch beschermd uit hoofde van deze verordening. De Commissie neemt deze namen op in het in artikel 81 van deze verordening bedoelde register.

2.           De Commissie neemt middels uitvoeringshandelingen de nodige administratieve maatregelen om ervoor te zorgen dat wijnnamen waarop artikel 191, lid 3, van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] van toepassing is, uit het in artikel 81 bedoelde register worden geschrapt

3.           Artikel 83 is niet van toepassing op de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestaande beschermde wijnnamen.

Tot en met 31 december 2014 kan de Commissie op eigen initiatief middels uitvoeringshandelingen besluiten de bescherming van in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestaande beschermde wijnnamen te annuleren, indien deze namen niet voldoen aan de in artikel 70 vastgestelde voorwaarden.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 85 Leges

De lidstaten mogen leges heffen ter dekking van door hen gemaakte kosten in verband met onder meer het onderzoek van beschermingsaanvragen, bezwaarschriften, wijzigingsverzoeken en annulatieaanvragen uit hoofde van deze subsectie.

Artikel 86 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 5 van het onderhavige artikel.

2.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de productie in het afgebakende geografische gebied, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overgaan tot de vaststelling van:

a)      de beginselen voor de afbakening van het geografische gebied, en

b)      de definities, beperkingen en afwijkingen met betrekking tot de productie in het afgebakende geografische gebied.

3.           Rekening houdend met de noodzaak de kwaliteit en de traceerbaarheid van de producten te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen vaststellen onder welke voorwaarden het productdossier aanvullende vereisten mag bevatten.

4.           Rekening houdend met de noodzaak de legitieme rechten en belangen van de producenten of de marktdeelnemers te vrijwaren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake:

a)      de in het productdossier op te nemen gegevens;

b)      het type producent dat de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding kan aanvragen;

c)      de voorwaarden voor het aanvragen van de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, de inleidende nationale procedures, het onderzoek door de Commissie, de bezwaarprocedure en de procedures inzake de wijziging, annulatie en omzetting van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen;

d)      de voorwaarden met betrekking tot grensoverschrijdende aanvragen;

e)      de voorwaarden voor aanvragen die geografische gebieden in derde landen betreffen;

f)       de datum met ingang waarvan de bescherming of de wijziging ervan van toepassing is;

g)      de voorwaarden voor wijziging van productdossiers.

5.           Rekening houdend met de noodzaak een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, beperkingen ten aanzien van de beschermde naam vaststellen.

6.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten geen nadeel ondervinden van de toepassing van deze subsectie op wijnnamen waarvoor vóór 1 augustus 2009 bescherming is verleend of waarvoor vóór die datum een beschermingsaanvraag is ingediend, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overgangsbepalingen vaststellen inzake:

a)      wijnnamen die vóór 1 augustus 2009 door de Commissie als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding zijn erkend, en wijnnamen waarvoor vóór die datum een beschermingsaanvraag is ingediend;

b)      de inleidende nationale procedure;

c)      wijnen die vóór een specifieke datum zijn afgezet of geëtiketteerd; en

d)      wijzigingen van het productdossier.

Artikel 87 Uitvoeringsbevoegdheden

1.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen vaststellen inzake:

a)      de in het productdossier te verstrekken informatie over het verband tussen het geografische gebied en het eindproduct;

b)      de openbare bekendmaking van besluiten over de goedkeuring of de afwijzing van beschermingsaanvragen;

c)      het opstellen en bijhouden van het in artikel 81 bedoelde register;

d)      de omzetting van een beschermde oorsprongsbenaming in een beschermde geografische aanduiding;

e)      de indiening van grensoverschrijdende aanvragen.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

2.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen vaststellen volgens welke procedure aanvragen om bescherming van een geografische oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, en verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een oorsprongbenaming of een geografische aanduiding moeten worden onderzocht, volgens welke procedure bezwaarschriften, annulatieaanvragen en omzettingsaanvragen moeten worden onderzocht, en volgens welke procedure informatie over bestaande beschermde wijnnamen moet worden verstrekt, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op met name:

a)      de modeldocumenten en het transmissieformat;

b)      de termijnen;

c)      gedetailleerde bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten worden overgelegd.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 88 Andere uitvoeringsbevoegdheden

Wanneer een bezwaar als onontvankelijk worden beschouwd, neemt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het besluit om dit bezwaar op grond van onontvankelijkheid af te wijzen.

Subsectie 3 Traditionele aanduidingen

Artikel 89 Definitie

Onder "traditionele aanduiding" wordt verstaan de aanduiding die in de lidstaten traditioneel voor de in artikel 69, lid 1, bedoelde producten wordt gebruikt:

a)           om aan te geven dat het product een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft overeenkomstig de nationale of de EU-wetgeving; of

b)           ter aanduiding van de productie- of rijpingsmethode, de kwaliteit, de kleur, de aard van de productieplaats, of een historische gebeurtenis in verband met het product met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding.

Artikel 90 Bescherming

1.           Een beschermde traditionele aanduiding mag uitsluitend worden gebruikt voor een product dat is geproduceerd overeenkomstig de in artikel 89 vastgestelde definitie.

Traditionele aanduidingen worden beschermd tegen onrechtmatig gebruik.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een einde te maken aan onrechtmatig gebruik van beschermde traditionele aanduidingen.

2.           Traditionele aanduidingen worden in de Unie geen soortnamen.

Artikel 91 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel.

2.           Rekening houdend met de noodzaak een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen bepalingen ten aanzien van de taal en de schrijfwijze van de te beschermen aanduiding vaststellen.

3.           Rekening houdend met de noodzaak de legitieme rechten en belangen van de producenten of de marktdeelnemers te vrijwaren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake:

a)      het type aanvragers die bescherming van een traditionele aanduiding mogen aanvragen;

b)      de voorwaarden waaronder een aanvraag om erkenning van een traditionele aanduiding als ontvankelijk wordt beschouwd;

c)      de gronden voor bezwaar tegen een voorstel tot erkenning van een traditionele aanduiding;

d)      de reikwijdte van de bescherming, het verband met merken, beschermde traditionele aanduidingen, beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen, homoniemen of bepaalde namen van wijndruivenrassen;

e)      de redenen voor annulering van een traditionele aanduiding;

f)       de datum voor indiening van een aanvraag of een verzoek;

g)      de procedures voor het aanvragen van bescherming van een traditionele aanduiding, inclusief het onderzoek daarvan door de Commissie, de bezwaarprocedures en de procedures voor annulering en wijziging.

4.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het handelsverkeer tussen de Unie en bepaalde derde landen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen vaststellen onder welke voorwaarden traditionele aanduidingen mogen worden gebruikt op producten van derde landen, en welke afwijkingen van artikel 89 van toepassing zijn.

Artikel 92 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

1.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen vaststellen volgens welke procedure aanvragen om bescherming van een traditionele aanduiding en verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een traditionele aanduiding moeten worden onderzocht, en volgens welke procedure bezwaarschriften en annulatieaanvragen moeten worden onderzocht, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op met name:

a)      de modeldocumenten en het transmissieformat;

b)      de termijnen;

c)      gedetailleerde bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten worden overgelegd;

d)      gedetailleerde bepalingen inzake de openbare bekendmaking van beschermde traditionele aanduidingen.

2.           De Commissie besluit, middels uitvoeringshandelingen, tot goedkeuring dan wel afwijzing van aanvragen tot bescherming van een traditionele aanduiding, verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een traditionele aanduiding of aanvragen tot annulering van de bescherming van een traditionele aanduiding.

3.           De Commissie voorziet, middels uitvoeringshandelingen, in de bescherming van traditionele aanduidingen waarvoor de beschermingsaanvraag is goedgekeurd, met name door deze in te delen overeenkomstig artikel 89 en door een definitie en/of de gebruiksvoorwaarden ervan bekend te maken.

4.           De in de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 93 Andere uitvoeringsbevoegdheden

Wanneer een bezwaar als onontvankelijk worden beschouwd, neemt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het besluit om dit bezwaar op grond van onontvankelijkheid af te wijzen.

Sectie 3 Etikettering en aanbiedingsvorm in de wijnsector

Artikel 94 Definitie

Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

a)           "etikettering": de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieksmerken, handelsmerken, afbeeldingen of tekens die voorkomen op verpakkingsmiddelen, documenten, schriftstukken, etiketten, banden of labels die bij een product zijn gevoegd of daarop betrekking hebben;

b)           "aanbiedingsvorm": informatie die de consument kan afleiden uit de verpakking van het product, waaronder de vorm en het type van de fles.

Artikel 95 Toepasbaarheid van horizontale voorschriften

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn Richtlijn 2008/95/EG, Richtlijn 89/396/EEG van de Raad[39], Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad[40] en Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad[41] van toepassing op de etikettering en de aanbiedingsvorm.

Artikel 96 Verplichte aanduidingen

1.           Bij de etikettering en de aanbiedingsvorm van de in bijlage VI, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15 en 16, vermelde producten die in de Unie worden afgezet of bestemd zijn voor uitvoer, moeten de volgende aanduidingen worden vermeld:

a)      één van de in bijlage VI, deel II, opgenomen categorieën van wijnbouwproducten;

b)      voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding:

i)        de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische aanduiding"; en

ii)       de naam van de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding;

c)      het effectieve alcoholvolumegehalte;

d)      de herkomst;

e)      de bottelaar of, indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, de naam van de producent of de verkoper;

f)       de importeur, indien het ingevoerde wijn betreft; en

g)      indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, een aanduiding van het suikergehalte.

2.           In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a), mag de vermelding van de categorie van het wijnbouwproduct worden weggelaten indien op het etiket de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding wordt vermeld.

3.           In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder b), mag de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische aanduiding" in de volgende gevallen worden weggelaten:

a)      indien op het etiket een traditionele aanduiding als bedoeld in artikel 89, onder a), wordt vermeld;

b)      in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden die de Commissie overeenkomstig artikel 160 middels gedelegeerde handelingen vaststelt teneinde de naleving van de bestaande etiketteringspraktijken te waarborgen.

Artikel 97 Facultatieve aanduidingen

1.           Bij de etikettering en de aanbiedingsvorm van de in bijlage VI, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15 en 16, vermelde producten mogen de volgende facultatieve aanduidingen worden vermeld:

a)      het wijnoogstjaar;

b)      de naam van één of meer wijndruivenrassen;

c)      voor andere dan de in artikel 96, lid 1, onder g), bedoelde wijnen, het suikergehalte;

d)      wanneer het wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft, traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 89, onder b);

e)      het EU-symbool voor beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen;

f)       bepaalde productiemethoden;

g)      voor wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, de naam van een andere geografische eenheid die kleiner of groter is dan het gebied dat aan de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding ten grondslag ligt.

2.           Onverminderd artikel 77, lid 3, en wat betreft het gebruik van in lid 1, onder a) en b), van het onderhavige artikel bedoelde aanduidingen voor wijnen zonder beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding:

a)      stellen de lidstaten wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen op waarbij certificerings-, goedkeurings- en verificatieprocedures worden ingesteld die moeten waarborgen dat de betrokken informatie waarheidsgetrouw is;

b)      kunnen de lidstaten, op basis van niet-discriminerende en objectieve criteria en met inachtneming van de eerlijke concurrentie, voor wijnen die worden bereid uit op hun grondgebied voorkomende druivenrassen, lijsten opstellen van wijndruivenrassen die worden uitgesloten, in het bijzonder:

i)        wanneer het gevaar bestaat dat bij de consument verwarring ontstaat omtrent de werkelijke oorsprong van de wijn, omdat het betrokken wijndruivenras een wezenlijk deel uitmaakt van een bestaande beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding;

ii)       wanneer de betrokken controles niet kosteneffectief zouden zijn omdat het betrokken wijndruivenras slechts een zeer klein gedeelte van het wijnbouwareaal van de lidstaat vertegenwoordigt;

c)      worden voor mengsels van wijnen uit verschillende lidstaten geen wijndruivenrassen op het etiket vermeld, tenzij de betrokken lidstaten anders beslissen en voor uitvoerbare certificerings-, goedkeurings- en verificatieprocedures zorgen.

Artikel 98 Talen

1.           De in de artikelen 96 en 97 bedoelde verplichte en facultatieve aanduidingen worden, wanneer deze in woorden worden weergegeven, in één of meer officiële talen van de Unie op het etiket vermeld.

2.           Onverminderd lid 1 worden beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 89, onder b), op het etiket vermeld in de taal of talen waarvoor de bescherming geldt.

Wanneer het beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of specifieke nationale aanduidingen in een niet-Latijns alfabet betreft, kan de naam tevens in één of meer officiële talen van de Unie worden vermeld.

Artikel 99 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 6 van het onderhavige artikel.

2.           Rekening houdend met de noodzaak de overeenstemming met de horizontale voorschriften inzake etikettering en aanbiedingsvorm te waarborgen en de specifieke kenmerken van de wijnsector in aanmerking te nemen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, definities, voorschriften en beperkingen vaststellen op het gebied van:

a)      de aanbiedingsvorm en het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan bedoeld in deze sectie;

b)      verplichte aanduidingen, met name met betrekking tot:

i)        de formulering van de verplichte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

ii)       voor een bedrijf gebruikte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

iii)      bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake verplichte aanduidingen vast te stellen;

iv)      bepalingen om ruimte te laten voor extra afwijkingen naast de in artikel 96, lid 2, bedoelde afwijking betreffende het weglaten van de vermelding van de categorie van het wijnproduct; en

v)       bepalingen inzake het gebruik van talen;

c)      facultatieve aanduidingen, met name met betrekking tot:

i)        de formulering van de facultatieve aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

ii)       bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake facultatieve aanduidingen vast te stellen;

d)      de aanbiedingsvorm, met name met betrekking tot:

i)        de voorwaarden voor het gebruik van bepaalde flesvormen, en een lijst van bepaalde specifieke flesvormen;

ii)       de voorwaarden voor het gebruik van flessen en sluitingen van het type dat wordt gebruikt voor "mousserende wijnen";

iii)      bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake de aanbiedingsvorm vast te stellen;

iv)      bepalingen inzake het gebruik van talen.

3.           Rekening houdend met de noodzaak de doeltreffendheid van de in deze sectie bedoelde procedures voor certificatie, goedkeuring en verificatie te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de nodige maatregelen in dit verband vaststellen.

4.           Rekening houdend met de noodzaak de rechtmatige belangen van de marktdeelnemers te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake de tijdelijke etikettering en de aanbiedingsvorm van wijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die voldoet aan de nodige vereisten.

5.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers niet worden benadeeld, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overgangsbepalingen vaststellen voor wijn die vóór 1 augustus 2009 is afgezet en geëtiketteerd.

6.           Rekening houdend met de noodzaak de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen in aanmerking te nemen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen afwijkingen van het bepaalde in deze sectie vaststellen wat de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen betreft.

Artikel 100 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen inzake procedures en technische criteria vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

HOOFDSTUK II SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR INDIVIDUELE SECTOREN

Sectie 1 Suiker

Artikel 101

Overeenkomsten in de suikersector

1.           De voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten en suikerriet, inclusief vóór de inzaai gesloten leveringsovereenkomsten, worden geregeld in schriftelijke sectorale overeenkomsten die worden gesloten tussen EU-telers van suikerbieten en suikerriet en suikerproducerende ondernemingen van de Unie.

2.           Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de suikersector, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden betreffende de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde overeenkomsten.

Sectie 2 Wijn

Artikel 102 Wijnbouwkadaster en inventaris

1.           De lidstaten houden een wijnbouwkadaster bij met bijgewerkte gegevens over het productiepotentieel.

2.           De in lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde verplichting geldt niet voor lidstaten waarin de totale oppervlakte die is beplant met wijnstokken van overeenkomstig artikel 63, lid 2, in een indeling opgenomen druivenrassen, minder dan 500 ha bedraagt.

3.           De lidstaten die in hun steunprogramma’s overeenkomstig artikel 44 voorzien in de herstructurering en omschakeling van wijngaarden, dienen uiterlijk op 1 maart van elk jaar een op het wijnbouwkadaster gebaseerde, bijgewerkte inventaris van hun productiepotentieel in bij de Commissie.

4.           Rekening houdend met de noodzaak de monitoring en de verificatie van het productiepotentieel door de lidstaten te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot het toepassingsgebied en de inhoud van het wijnbouwkadaster en de vrijstellingen.

5.           Na 1 januari 2016 kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling besluiten dat de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel niet langer van toepassing zijn. Deze uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 103 Begeleidende documenten en register

1.           De wijnbouwproducten mogen binnen de Unie slechts met een officieel goedgekeurd begeleidend document in het verkeer worden gebracht.

2.           De natuurlijke of rechtspersonen of groepen van personen die voor de uitoefening van hun beroep houder van wijnbouwproducten zijn, met name producenten, bottelaars en verwerkers, alsmede handelaren, zijn verplicht registers van de in- en uitslag van de betrokken producten bij te houden.

3.           Rekening houdend met de noodzaak het vervoer van wijnbouwproducten en de verificatie daarvan door de lidstaten te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

a)      de voorschriften betreffende het begeleidende document en het gebruik ervan;

b)      de voorwaarden waaronder een begeleidend document moet worden beschouwd als een document dat een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding certificeert;

c)      de verplichting tot het bijhouden van een register en het gebruik ervan;

d)      het specificeren van wie een register moet bijhouden en in welke gevallen van die verplichting kan worden afgeweken;

e)      de transacties die in het register moeten worden opgenomen.

4.           De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van:

a)      voorschriften betreffende de samenstelling van het register, de daarin op te nemen producten, de termijnen voor het opnemen van vermeldingen in de registers en het afsluiten van de registers;

b)      maatregelen op grond waarvan de lidstaten het maximaal aanvaardbare percentage voor verliezen moeten bepalen;

c)      algemene en overgangsbepalingen voor het bijhouden van de registers;

d)      voorschriften over hoe lang de begeleidende documenten en de registers moeten worden bewaard.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 3 Melk en zuivelproducten

Artikel 104 Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten

1.           Indien een lidstaat besluit dat voor elke levering van rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van rauwe melk, een schriftelijk contract tussen de partijen moet worden gesloten, dient dat contract te voldoen aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden.

In het in de eerste alinea beschreven geval besluit de betrokken lidstaat tevens dat, indien de rauwe melk door één of meer inzamelaars wordt geleverd, elk leveringsstadium onder het door de partijen gesloten contract valt. Hiertoe wordt onder "inzamelaar" verstaan een onderneming die rauwe melk vervoert van een landbouwer of een andere inzamelaar naar een verwerker van rauwe melk of een andere inzamelaar, met dien verstande dat de eigendom van de melk telkens wordt overgedragen.

2.           Het contract:

a)      wordt vóór de levering gesloten,

b)      wordt schriftelijk opgesteld, en

c)      bevat, met name, de volgende gegevens:

i)        de voor de levering verschuldigde prijs, die:

– statisch moet zijn en in het contract moet zijn vermeld, en/of

– alleen mag variëren op grond van in het contract opgenomen factoren, met name de op marktindicatoren gebaseerde ontwikkeling van de marktsituatie, de geleverde hoeveelheid en de kwaliteit of de samenstelling van de geleverde rauwe melk,

ii)       de hoeveelheid die kan en/of moet worden geleverd en het tijdschema voor de leveringen, en

iii)      de looptijd van het contract, waarbij onder vermelding van verstrijkingsbepalingen een onbepaalde looptijd is toegestaan.

3.           In afwijking van lid 1 is het sluiten van een contract niet vereist wanneer rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van rauwe melk wordt geleverd en de verwerker een coöperatie is waarbij de landbouwer is aangesloten, op voorwaarde dat in de statuten van die coöperatie bepalingen zijn opgenomen van dezelfde strekking als het bepaalde in lid 2, onder a), b) en c).

4.           De partijen onderhandelen in alle vrijheid over alle elementen in door producenten, inzamelaars of verwerkers van rauwe melk gesloten contracten voor de levering van rauwe melk, met inbegrip van de in lid 2, onder c), bedoelde elementen.

5.           Om een uniforme toepassing van dit artikel te garanderen, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen de hiertoe vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 105 Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten

1.           Producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten die krachtens artikel 106 zijn erkend, mogen namens hun leden uit de landbouwsector, met betrekking tot de volledige gezamenlijke productie van die leden of een gedeelte daarvan, onderhandelen over contracten voor de levering van rauwe melk door een producent aan een verwerker van rauwe melk of aan een inzamelaar in de zin van artikel 104, lid 1, tweede alinea.

2.           De producentenorganisaties mogen de onderhandelingen voeren:

a)      ongeacht of de eigendom van de rauwe melk door de landbouwers wordt overgedragen aan de producentenorganisatie,

b)      ongeacht of de onderhandelde prijs geldt voor de gezamenlijke productie van alle, dan wel een deel van de aangesloten landbouwers,

c)      op voorwaarde dat het totale volume rauwe melk waarover een bepaalde producentenorganisatie onderhandelt, niet meer bedraagt dan:

i)        3,5 % van de totale EU-productie, en

ii)       33 % van de totale nationale productie van een bepaalde lidstaat waarover die producentenorganisatie onderhandelt, en

iii)      33 % van de som van de nationale productie van alle lidstaten waarover die producentenorganisatie onderhandelt,

d)      op voorwaarde dat de betrokken landbouwers niet zijn aangesloten bij een andere producentenorganisatie die eveneens namens hen onderhandelingen over contracten voert, en

e)      op voorwaarde dat de producentenorganisatie dit meldt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten waar zij actief is.

3.           Voor de toepassing van dit artikel wordt met "producentenorganisatie" tevens "een unie van producentenorganisaties" bedoeld. Rekening houdend met de noodzaak deze unies adequaat te monitoren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning van deze unies.

4.           In afwijking van lid 2, onder c) ii) en iii), kan de in de tweede alinea bedoelde mededingingsautoriteit, zelfs wanneer het maximum van 33 % niet wordt overschreden, in een individueel geval besluiten dat niet door de producentenorganisatie mag worden onderhandeld, indien zij dit noodzakelijk acht om te voorkomen dat de mededinging wordt uitgesloten of dat de KMO's die rauwe melk op haar grondgebied verwerken, ernstig worden benadeeld.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt, met betrekking tot onderhandelingen over de productie van meer dan één lidstaat, door de Commissie genomen middels een uitvoeringshandeling die overeenkomstig de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde raadplegingsprocedure wordt vastgesteld. In andere gevallen wordt het besluit genomen door de nationale mededingingsautoriteit van de lidstaat waar de productie waarover wordt onderhandeld, heeft plaatsgevonden.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten worden pas van toepassing op de dag waarop zij aan de betrokken ondernemingen worden gemeld.

5.           Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)      "nationale mededingingsautoriteit": een in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde autoriteit;

b)      "KMO": een kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie.

HOOFDSTUK III Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers

Sectie 1 Definitie en erkenning

Artikel 106 Producentenorganisaties

De lidstaten erkennen producentenorganisaties die daarom verzoeken en die:

a)           bestaan uit producenten uit een in artikel 1, lid 2, bedoelde sector;

b)           zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf;

c)           een specifieke doelstelling nastreven, die kan bestaan uit ten minste één van de volgende doelen:

i)       verzekeren dat de productie wordt gepland en op de vraag wordt afgestemd, met name wat omvang en kwaliteit betreft;

ii)       het aanbod en de afzet van de producten van haar leden concentreren;

iii)      de productiekosten optimaliseren en de producentenprijzen stabiliseren;

iv)      onderzoek verrichten op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen;

v)      het gebruik van milieuvriendelijke teeltmethoden en productietechnieken bevorderen en daarvoor technische bijstand verstrekken;

vi)      bijproducten, en met name afval, beheren ter bescherming van de water-, bodem- en landschapskwaliteit, en de biodiversiteit in stand houden of verbeteren; en

vii)     bijdragen tot het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbonnen en tot de matiging van de klimaatverandering;

d)           op een bepaalde markt geen machtspositie innemen, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag.

Artikel 107 Unies van producentenorganisaties

De lidstaten erkennen hierom verzoekende unies van producentenorganisaties die actief zijn in een in artikel 1, lid 2, bedoelde sector en die zijn opgericht op initiatief van erkende producentenorganisaties.

Met inachtneming van de op grond van artikel 114, lid 1, vastgestelde voorschriften mogen unies van producentenorganisaties dezelfde activiteiten of taken uitvoeren als producentenorganisaties.

Artikel 108 Brancheorganisaties

1.           De lidstaten erkennen daarom verzoekende brancheorganisaties die actief zijn in een in artikel 1, lid 2, bedoelde sector en die:

a)      bestaan uit vertegenwoordigers van beroepsgroepen die betrokken zijn bij het produceren, verhandelen en/of verwerken van producten van één of meer sectoren;

b)      zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten organisaties of unies;

c)      een specifieke doelstelling nastreven, die kan bestaan uit ten minste één van de volgende doelen:

i)        de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt verbeteren, onder meer door statistische gegevens over de prijzen, de volumes en de looptijd van vooraf gesloten contracten bekend te maken en door analyses van potentiële toekomstige marktontwikkelingen op regionaal of nationaal niveau ter beschikking te stellen;

ii)       bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop producten worden afgezet, in het bijzonder aan de hand van onderzoek en marktstudies;

iii)      standaardcontracten opstellen die verenigbaar zijn met de EU‑voorschriften;

iv)      het potentieel van de producten optimaal benutten;

v)       gegevens verschaffen en onderzoek verrichten om de productie te rationaliseren, te verbeteren en te richten op producten die beter op de eisen van de markt en op de smaak en de verwachtingen van de consument zijn afgestemd, met name wat de kwaliteit van de producten betreft, inclusief de specifieke kenmerken van producten met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, en wat de bescherming van het milieu betreft;

vi)      methoden zoeken die minder diergeneesmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen en andere productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van de producten en het behoud van bodem en water garanderen;

vii)     methoden en instrumenten ontwikkelen om de kwaliteit van het product te verbeteren in alle stadia van de productie en de afzet;

viii)    het potentieel van de biologische landbouw beter benutten en deze landbouw alsmede oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen beschermen en bevorderen;

ix)      onderzoek naar een geïntegreerde, duurzame productie of naar andere milieuvriendelijke productiemethoden bevorderen en verrichten;

x)       een gezonde consumptie van de producten stimuleren en voorlichting verstrekken over de schade die wordt veroorzaakt door riskante consumptiepatronen;

xi)      afzetbevorderingsacties uitvoeren, vooral in derde landen.

2.           Wat brancheorganisaties in de sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak betreft, kan de in lid 1, onder c), bedoelde specifieke doelstelling bestaan uit ten minste één van de volgende doelen:

a)      het aanbod en de afzet van de producten van de leden concentreren en coördineren;

b)      de productie en de verwerking gezamenlijk aanpassen aan de eisen van de markt, en het product verbeteren;

c)      de rationalisatie en de verbetering van de productie en de verwerking bevorderen.

Artikel 109 Organisaties van marktdeelnemers

Voor de toepassing van deze verordening omvatten de organisaties van marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven erkende producentenorganisaties, erkende brancheorganisaties, erkende organisaties van andere marktdeelnemers, en unies daarvan.

Sectie 2 Uitbreiding van de voorschriften en verplichte bijdragen

Artikel 110 Uitbreiding van de voorschriften

1.           Als een erkende producentenorganisatie, een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie die in één of meer specifieke economische regio's van een lidstaat werkzaam is, wordt beschouwd als representatief voor de productie, de verhandeling of de verwerking van een bepaald product, kan de betrokken lidstaat op verzoek van die organisatie of unie bepaalde overeenkomsten, besluiten om onderling afgestemde feitelijke gedragingen van die organisatie of unie voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers of groeperingen van marktdeelnemers, die in de betrokken economische regio of regio's werkzaam zijn en die niet bij deze organisatie of unie zijn aangesloten.

2.           Onder "economische regio" wordt verstaan een geografische zone die bestaat uit aan elkaar grenzende of naburige productiegebieden met homogene productie- en afzetomstandigheden.

3.           Een organisatie of unie wordt als representatief beschouwd wanneer deze in de betrokken economische regio's of de betrokken economische regio's van een lidstaat:

a)      een aandeel van de productie, verhandeling of verwerking van het betrokken product of de betrokken producten voor haar rekening neemt dat overeenstemt met:

i)        ten minste 60 % voor producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, of

ii)       ten minste twee derde in andere gevallen, en

b)      in het geval van producentenorganisaties, meer dan 50 % van de betrokken producenten vertegenwoordigt.

Wanneer het verzoek om uitbreiding van de voorschriften tot andere marktdeelnemers betrekking heeft op meer dan één economische regio, moet de organisatie of de unie het bewijs leveren van de in de eerste alinea gedefinieerde minimumrepresentativiteit voor elke bij haar aangesloten branche in elke betrokken economische regio.

4.           Er mag slechts een in lid 1 bedoeld verzoek tot uitbreiding worden ingediend voor voorschriften die gericht zijn op één van de volgende doelen:

a)      rapportage over productie en afzet;

b)      productievoorschriften die stringenter zijn dan de in de nationale of de uniale regelgeving vastgestelde voorschriften;

c)      de opstelling van met de EU-regelgeving verenigbare standaardcontracten;

d)      voorschriften inzake de afzet;

e)      voorschriften inzake milieubescherming;

f)       maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten;

g)      maatregelen ter bescherming van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen;

h)      onderzoek met het oog op de toevoeging van meerwaarde aan de producten, met name via nieuwe gebruiksmogelijkheden die de volksgezondheid niet in gevaar brengen;

i)       studies om de productkwaliteit te verbeteren;

j)       onderzoek naar met name teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of diergeneesmiddelen mogelijk maken en het behoud van bodem en milieu garanderen;

k)      de definitie van minimumkenmerken en ‑normen inzake verpakking en aanbiedingsvorm;

l)       het gebruik van gecertificeerd zaaizaad en de monitoring van de kwaliteit van de producten.

Deze voorschriften mogen andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of in de Unie geen schade berokkenen, mogen geen van de in artikel 145, lid 2, bedoelde gevolgen hebben en mogen niet op andere wijze onverenigbaar zijn met de geldende nationale en EU‑voorschriften.

Artikel 111 Financiële bijdragen van niet-leden

Indien de voorschriften van een erkende producentenorganisatie, een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie krachtens artikel 99 worden uitgebreid en de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn, van algemeen economisch belang zijn voor personen wier activiteiten met de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook niet bij de organisatie of de unie aangesloten individuen of groepen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle financiële bijdrage die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de organisatie of de unie moeten betalen, voor zover die financiële bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.

Sectie 3 Aanpassing van het aanbod

Artikel 112 Maatregelen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken

Rekening houdend met de noodzaak de initiatieven van de in de artikelen 106, 107 en 108 bedoelde organisaties en unies om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, te stimuleren, uitgezonderd de initiatieven voor het uit de markt nemen van producten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot maatregelen in de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimveevlees die tot doel hebben:

a)           de kwaliteit te verbeteren;

b)           een betere organisatie van de productie, de verwerking en de afzet te bevorderen;

c)           de notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken;

d)           het opstellen van korte‑ en langetermijnramingen aan de hand van gegevens betreffende de gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken.

Artikel 113 Afzetvoorschriften ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn

Ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn, met inbegrip van de voor de vervaardiging van die wijn gebruikte druiven, most en wijn, kunnen de producerende lidstaten afzetvoorschriften vaststellen om het aanbod te reguleren, met name aan de hand van besluiten van erkende brancheorganisaties zoals bedoeld in artikel 108.

Die voorschriften moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel en het mag niet gaan om voorschriften:

a)           die betrekking hebben op transacties die volgen op het tijdstip waarop het betrokken product voor het eerst is afgezet;

b)           die prijsstellingen mogelijk maken, zelfs als het richtsnoeren of aanbevelingen betreft;

c)           die een buitensporig groot gedeelte van de normaliter beschikbare jaarlijkse oogst blokkeren;

d)           die ruimte bieden voor weigering van de afgifte van nationale en uniale bewijsstukken die nodig zijn om wijn in het verkeer te brengen en af te zetten, wanneer die afzet in overeenstemming is met de betrokken voorschriften.

Sectie 4 Procedureregels

Artikel 114 Gedelegeerde bevoegdheden

Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de doelstellingen en verantwoordelijkheden van producentenorganisaties, organisaties van marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven, en brancheorganisaties in het belang van een grotere doeltreffendheid van de maatregelen van die organisaties duidelijk worden omschreven, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen met betrekking producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers aan te nemen betreffende:

a)           de specifieke doelstellingen die deze organisaties en unies kunnen, moeten of niet mogen nastreven, met inbegrip van afwijkingen van de in de artikelen 106 tot en met 109 vastgestelde doelstellingen;

b)           de statuten, de erkenning, de structuur, de rechtspersoonlijkheid, het lidmaatschap, de omvang, de verantwoordingsplicht en de activiteiten van deze organisaties en unies, de in artikel 106, onder d), bedoelde vereiste voor erkenning van een producentenorganisatie, nl. dat deze op een bepaalde markt geen dominante positite mag innemen tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag, alsmede de gevolgen van de erkenning, de intrekking van de erkenning en fusies;

c)           transnationale organisaties en unies, onder meer inzake de onder a) en b), van het onderhavige artikel bedoelde voorschriften;

d)           de uitbesteding van activiteiten en de terbeschikkingstelling van technische middelen door organisaties of unies;

e)           het minimumvolume of de minimumwaarde van de afzetbare productie van organisaties of unies;

f)            de in artikel 110 bedoelde uitbreiding van bepaalde voorschriften van organisaties of unies tot niet‑leden en de in artikel 111 bedoelde verplichte betaling van een lidmaatschapsbijdrage door niet‑leden, inclusief een lijst van in artikel 110, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde stringentere productievoorschriften die kunnen worden uitgebreid, en betreffende aanvullende vereisten op het gebied van de representativiteit, de betrokken economische regio's, met inbegrip van het door de Commissie te verrichten onderzoek van de omschrijving daarvan, de minimumperioden waarin de voorschriften van toepassing moeten zijn alvorens te worden uitgebreid, de personen of organisaties voor wie/waarvoor de voorschriften of de bijdragen gelden, en de omstandigheden waarin de Commissie kan eisen de uitbreiding van de voorschriften of de verplichte bijdragen af te wijzen of in te trekken.

Artikel 115

Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen betreffende dit hoofdstuk vaststellen, met name inzake de procedures en technische criteria voor de tenuitvoerlegging van de in de artikelen 110, 111 en 112 bedoelde maatregelen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 116

Andere uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen individuele besluiten aannemen met betrekking tot:

a)           de erkenning van organisaties die in meer dan één lidstaat activiteiten verrichten overeenkomstig de op grond van artikel 114, onder c), bedoelde voorschriften;

b)           de weigering of intrekking van de erkenning van brancheorganisaties, de intrekking van de uitbreiding van voorschriften of verplichte bijdragen, de goedkeuring van of besluiten over de wijziging van economische regio's die de lidstaten overeenkomstig de op grond van artikel 114, onder f), vastgestelde voorschriften hebben gemeld.

DEEL III HANDEL MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK I Invoer- en uitvoercertificaten

Artikel 117 Algemene regels

1.           Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening invoer‑ of uitvoercertificaten moeten worden overgelegd, kunnen certificaten verplicht worden gesteld wanneer één of meer landbouwproducten in de EU worden ingevoerd om daar in het vrije verkeer te worden gebracht of wanneer één of meer landbouwproducten uit de EU worden uitgevoerd, en dient hierbij rekening te worden gehouden met de behoefte aan certificaten voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor de monitoring van de handel in de betrokken producten.

2.           De certificaten worden door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Unie, tenzij anders is bepaald in een overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgestelde rechtshandeling, en onverminderd maatregelen die voor de toepassing van dit hoofdstuk worden genomen.

3.           De certificaten zijn in de hele Unie geldig.

Artikel 118 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           Rekening houdend met de evolutie van de handel, met marktontwikkelingen, met de behoeften van de betrokken markten en met de monitoring van de invoer van de betrokken producten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van:

a)      de lijst van landbouwproducten waarvoor een invoer‑ of een uitvoercertificaat moet worden overgelegd;

b)      de gevallen en situaties waarin geen invoer‑ of uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd, uitgaande van, met name, de douanestatus van de betrokken producten, de in acht te nemen handelsregelingen, de doelstellingen van de transacties, de rechtsstatus van de aanvrager, en de betrokken hoeveelheden.

2.           Rekening houdend met de noodzaak de voornaamste elementen van de certificaatregeling te definiëren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

a)      het definiëren van de rechten en plichten die uit het certificaat voortvloeien, van de rechtsgevolgen van het certificaat, van de tolerantie met betrekking tot de naleving van de invoer‑ of uitvoerverplichting, en, in voorkomend geval, van de verplichte vermelding van de oorsprong en de herkomst;

b)      het koppelen van de afgifte van een invoercertificaat of de vrijgave voor het vrije verkeer aan de overlegging van een door een derde land of een entiteit afgegeven document waarin onder meer de oorsprong, de authenticiteit en de kwaliteitskenmerken van de betrokken producten worden gecertificeerd;

c)      het vaststellen van de voorschriften voor de overdracht van het certificaat of het vaststellen van de beperkingen waaraan de overdraagbaarheid gebonden is;

d)      het vaststellen van de voorschriften die vereist zijn met het oog op de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede van de situaties waarin de lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van fraude of onregelmatigheden te voorkomen of in behandeling te nemen;

e)      het vaststellen van de gevallen en situaties waarin al dan niet een zekerheid moet worden gesteld die garandeert dat de producten binnen de geldigheidsduur van het certificaat worden ingevoerd of uitgevoerd.

Artikel 119 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de vereiste maatregelen betreffende deze sectie vast, onder meer voorschriften inzake:

a)           de indiening van aanvragen en de afgifte van certificaten, alsmede het gebruik ervan;

b)           de periode van geldigheid van het certificaat en het bedrag van de te stellen zekerheid;

c)           bewijsstukken die aantonen dat de voorschriften voor het gebruik van de certificaten in acht zijn genomen;

d)           het afgeven van vervangingscertificaten en duplicaatcertificaten;

e)           de verwerking van certificaten door de lidstaten en de voor het beheer van de regeling vereiste informatie-uitwisseling.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 120 Andere uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) de hoeveelheid waarvoor certificaten worden afgegeven, beperken;

b) de aangevraagde hoeveelheden afwijzen; en

c) de indiening van aanvragen opschorten om de markt te kunnen beheren wanneer grote hoeveelheden worden aangevraagd.

Hoofdstuk II Invoerrechten

Artikel 121 Tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen maatregelen met betrekking tot de berekening van de invoerrechten voor landbouwproducten vast met het oog op de tenuitvoerlegging van op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, van andere, overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgestelde wetsbesluiten, en van het gemeenschappelijk douanetarief. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 122 Invoerprijssysteem voor bepaalde producten van de sectoren groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit en wijn

1.           Met het oog op de toepassing van het in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief geldende douanerecht voor producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en voor druivensap en most, is de invoerprijs van een zending gelijk aan de douanewaarde van die zending, berekend overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[42] ("het douanewetboek") en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[43] ("de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek").

2.           Met het oog op de toepassing van artikel 248 van de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek moeten de douaneautoriteiten in het kader van de controles om te bepalen of al dan niet een zekerheid moet worden gesteld, onder meer de douanewaarde toetsen aan de met toepassing van artikel 30, lid 2, onder c) van het douanewetboek vastgestelde prijs per eenheid van de betrokken producten.

3.           Rekening houdend met de noodzaak de doeltreffendheid van de regeling te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen om ervoor te zorgen dat, in het kader van de in lid 2 van dit artikel bedoelde door de douaneautoriteiten uit te voeren controles, naast of in plaats van de toetsing van de douanewaarde aan de prijs per eenheid, een toetsing van de douanewaarde aan een andere waarde plaatsvindt.

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de berekening van de in de eerste alinea bedoelde andere waarde. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 123 Aanvullende invoerrechten

1.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen bepalen op welke tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief bedoelde invoerrecht geïmporteerde producten van de sectoren granen, rijst, suiker, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimveevlees en bananen, evenals druivensap en druivenmost, een aanvullend invoerrecht moet worden geheven om mogelijke nadelige gevolgen van die invoer voor de EU‑markt te voorkomen of te neutraliseren, indien:

a)      de invoer plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Unie aan de WTO heeft gemeld ("de reactieprijs"); of

b)      het invoervolume in een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt ("het reactievolume").

Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang, d.w.z. de invoer, uitgedrukt als percentage van het betrokken interne verbruik in de voorgaande drie jaren.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

2.           Er worden geen aanvullende invoerrechten geheven wanneer de invoer de EU-markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

3.           Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

De cif-invoerprijzen worden geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de EU-invoermarkt voor dat product.

4.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit hoofdstuk vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 124 Andere uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a)           het niveau van het invoerrecht vaststellen overeenkomstig de voorschriften die ter zake zijn opgenomen in internationale overeenkomsten die zijn gesloten op grond van artikel 218 van het Verdrag of op grond van het gemeenschappelijk douanewetboek, of die zijn opgenomen in in artikel 121 van de onderhavige verordening bedoelde overeenkomsten;

b)           de representatieve prijzen en de reactievolumes vaststellen met het oog op de toepassing van aanvullende invoerrechten in het kader van de op grond van artikel 123, lid 1, eerste alinea, vastgestelde voorschriften.

Hoofdstuk III Beheer van tariefcontingenten en speciale behandeling bij invoer in derde landen

Artikel 125 Tariefcontingenten

1.           De tariefcontingenten voor de invoer van voor het vrije verkeer in de Unie (of een deel daarvan) bestemde landbouwproducten en de gedeeltelijk of geheel door de Unie te beheren tariefcontingenten voor de invoer van uit de Unie afkomstige landbouwproducten in derde landen, die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit enige andere, op grond van artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgestelde rechtshandeling, worden door de Commissie geopend en/of beheerd middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 126, 127 en 128.

2.           De tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt, door één van de volgende methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

a)      op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt");

b)      op basis van de evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de "methode van het gelijktijdige onderzoek");

c)      op basis van de traditionele handelsstromen (de "methode van de traditionele/nieuwe marktdeelnemers").

3.           In het kader van de gekozen beheersmethode moet:

a)      met betrekking tot de invoertariefcontingenten terdege rekening worden gehouden met de voorzieningsbehoeften van de EU-markt en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, en

b)      met betrekking tot de uitvoertariefcontingenten ten volle gebruik kunnen worden gemaakt van alle mogelijkheden van die contingenten.

Artikel 126 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           Rekening houdend met de noodzaak een billijke toegang tot de beschikbare hoeveelheden en een gelijke behandeling van de marktdeelnemers in het kader van het invoertariefcontingent te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde:

a)      de voorwaarden en eisen te bepalen waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag in het kader van het invoertariefcontingent te kunnen indienen; in het kader van deze bepalingen kan worden vereist dat de marktdeelnemer beschikt over een zekere minimumervaring op het gebied van handel met derde landen en daaraan gelijkgestelde gebieden of op het gebied van verwerking, die wordt uitgedrukt in een minimumhoeveelheid waarmee en een minimumperiode waarin hij in een bepaalde marktsector actief is geweest; deze bepalingen kunnen specifieke voorschriften omvatten om in te spelen op de behoeften en praktijken van een bepaalde sector en de gebruikswijzen en behoeften in de verwerkingssector;

b)      bepalingen vast te stellen inzake de overdracht van rechten tussen marktdeelnemers en, waar nodig, beperkingen vast te stellen op de overdracht in het kader van het beheer van de invoertariefcontingenten;

c)      de toegang tot een invoertariefcontingent te koppelen aan het stellen van een zekerheid;

d)      alle bepalingen vast te stellen die nodig zijn in het licht van specifieke kenmerken, vereisten of beperkingen die van toepassing zijn op de tariefcontingenten zoals vastgesteld in betrokken internationale overeenkomsten of andere betrokken wetsbesluiten zoals bedoeld in artikel 125, lid 1.

2.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat producten die worden uitgevoerd, uit hoofde van op grond van artikel 218 van het Verdrag door de Unie gesloten overeenkomsten in aanmerking kunnen komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 van de onderhavige verordening gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op te leggen verplichting om op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af te geven waarin wordt verklaard dat deze voorwaarden zijn vervuld.

Artikel 127 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

1.           De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van:

a)      de jaarlijkse tariefcontingenten, zo nodig over het jaar gespreid, alsmede de toe te passen beheersmethode;

b)      voorschriften voor de toepassing van de in de overeenkomst of rechtshandeling tot vaststelling van de invoer‑ of uitvoerregeling opgenomen specifieke bepalingen, met name op het gebied van:

i)        garanties betreffende de aard, de herkomst en de oorsprong van het product;

ii)       de erkenning van het document aan de hand waarvan de in punt i) bedoelde garanties kunnen worden gecontroleerd;

iii)      de overlegging van een door het land van uitvoer afgegeven document;

iv)      de bestemming en het gebruik van de producten;

c)      de periode van geldigheid van de certificaten of de vergunningen;

d)      het bedrag van de zekerheid;

e)      het gebruik van de certificaten en, waar nodig, specifieke voorschriften inzake met name de voorwaarden voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de verlening van toestemming voor de invoer in het kader van de tariefcontingenten;

f)       de nodige maatregelen in verband met het in artikel 126, lid 2, bedoelde document.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 128 Andere uitvoeringsbevoegdheden

1.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de bepalingen vast voor het beheer van het proces dat moet garanderen dat de in het kader van het invoertariefcontingent beschikbare hoeveelheden niet worden overschreden, met name door op elke aanvraag een toewijzingscoëfficiënt toe te passen wanneer de beschikbare hoeveelheden worden bereikt, door in behandeling zijnde aanvragen af te wijzen en door zo nodig de indiening van aanvragen op te schorten.

2.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen bepalingen voor de herverdeling van ongebruikte hoeveelheden vaststellen.

Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen voor de invoer van bepaalde producten

Artikel 129 Invoer van hennep

1.           De volgende producten mogen slechts in de Unie worden ingevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)      ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 25, lid 3, en artikel 28, onder h), van Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

b)      zaaizaad voor de inzaai van henneprassen van GN-code ex 1207 99 15 moet vergezeld gaan van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol van het betrokken ras niet hoger is dan de waarde die is vastgesteld overeenkomstig artikel 25, lid 3, en artikel 28, onder h), van Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

c)      niet voor inzaai bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, teneinde te garanderen dat het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt.

2.           Dit artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen die de lidstaten vaststellen in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 130

Afwijkingen voor ingevoerde producten en de bijzondere zekerheid in de wijnsector

Overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag mogen voor ingevoerde producten op grond van de internationale verplichtingen van de Unie afwijkingen worden vastgesteld van bijlage VII, deel II, punt B.5 of punt C.

Wanneer wordt afgeweken van bijlage VII, deel II, punt B.5, stellen de importeurs op het ogenblik van het in het vrije verkeer brengen bij de aangewezen douaneautoriteiten een zekerheid voor de betrokken producten. De zekerheid wordt vrijgegeven zodra de importeur ten genoegen van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de producten in het vrije verkeer worden gebracht, kan aantonen dat:

a)           op de producten geen afwijkingen zijn toegepast, of

b)           de producten waarvoor afwijkingen zijn toegepast, niet tot wijn zijn verwerkt, of, wanneer zij wel tot wijn zijn verwerkt, de daaruit verkregen producten adequaat zijn geëtiketteerd.

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de uniforme toepassing van dit artikel vereiste voorschriften vaststellen, onder meer inzake de bedragen van de zekerheid en de adequate etikettering. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.  

Hoofdstuk V Vrijwaring en actieve veredeling

Artikel 131 Vrijwaringsmaatregelen

1.           Vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Unie worden, met inachtneming van lid 3 van dit artikel, door de Commissie genomen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling[44] en Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen[45].

2.           Tenzij in andere rechtshandelingen van het Europees Parlement en de Raad, of in andere rechtshandelingen van de Raad anders is bepaald, worden vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Unie waarin is voorzien in op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen overeenkomstig lid 3 van het onderhavige artikel.

3.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde maatregelen vaststellen op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

              Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringshandeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

              Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

4.           De Commissie kan middels uitvoeringsbepalingen de op grond van lid 3 van het onderhavige artikel vastgestelde vrijwaringsmaatregelen van de Unie intrekken of wijzigen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

              Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn.

Artikel 132 Schorsing van de regelingen voor verwerking en voor actieve veredeling

1.           Wanneer de EU-markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor verwerking of voor actieve veredeling, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, het gebruik van regelingen voor verwerking of voor actieve veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimveevlees en ethylalcohol uit landbouwproducten. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

              Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringshandeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

              Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

2.           Voor zover dit voor de goede werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig de in artikel 43, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure, het gebruik van regelingen voor actieve veredeling voor de in lid 1 genoemde producten geheel of gedeeltelijk verbieden.

Hoofdstuk VI Uitvoerrestituties

Artikel 133 Werkingssfeer

1.           Voor zover nodig om te kunnen uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die op grond van artikel 218 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer voor:

a)      de producten van de volgende sectoren die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd:

i)        granen;

ii)       rijst;

iii)      suiker, voor wat betreft de producten die zijn vermeld in bijlage I, deel III, onder b), c), d) en g);

iv)      rundvlees;

v)       melk en zuivelproducten;

vi)      varkensvlees;

vii)     eieren;

viii)    pluimveevlees;

b)      de onder a), i) ii) iii), v) en vii), van dit lid genoemde producten die bestemd zijn om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen[46] in de vorm van verwerkte goederen te worden uitgevoerd of om te worden uitgevoerd in de vorm van de in bijlage I, deel X, onder b), genoemde suikerhoudende producten.

2.           De uitvoerrestituties voor de producten die in de vorm van verwerkte goederen worden uitgevoerd, mogen niet hoger zijn dan die voor dezelfde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd.

3.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit hoofdstuk vereiste maatregelen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 134 Toewijzing van de hoeveelheden die met een uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd

De hoeveelheden die met een uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd, worden toegewezen volgens de methode:

a)           die het best is aangepast aan de aard van het product en aan de situatie op de betrokken markt, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Unie en met de gevolgen van de uitvoer op het marktevenwicht, zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers, en met name tussen grote en kleine marktdeelnemers;

b)           die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers.

Artikel 135 Vaststelling van de uitvoerrestitutie

1.           De uitvoerrestitutie voor een bepaald product is voor de hele Unie gelijk. Zij kan naargelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

2.           Maatregelen inzake de vaststelling van de restituties worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 136 Toekenning van uitvoerrestituties

1.           Voor de in artikel 133, lid 1, onder a), vermelde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, worden de uitvoerrestituties uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.

2.           Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in artikel 133, lid 1, onder a), vermelde producten is het bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag of het bedrag dat resulteert uit de inschrijvingsprocedure, en in het geval van een gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op diezelfde dag geldt:

a)      voor de op het certificaat aangegeven bestemming; of

b)      voor de werkelijke bestemming indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming, in welk geval het toe te passen bedrag niet hoger mag zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming.

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen passende maatregelen nemen om misbruik van de in dit lid geboden flexibiliteit te voorkomen. Deze maatregelen kunnen onder meer betrekking hebben op de procedure voor indiening van de aanvragen.

3.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de exporteurs van zowel in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten als daarmee vervaardigde producten gelijke toegang hebben tot de uitvoerrestituties, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 van de onderhavige verordening gedelegeerde handelingen aan te nemen voor de toepassing van de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel op de in artikel 133, lid 1, onder b), van deze verordening vermelde producten.

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit lid vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

4.           De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat:

a)      de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten overeenkomstig de in artikel 161 van het douanewetboek bedoelde uitvoerprocedure;

b)      in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 2, onder b), de producten zijn ingevoerd op de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor de restitutie was vastgesteld.

Artikel 137 Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees

1.           Met betrekking tot producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

2.           Rekening houdend met de noodzaak de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften door de exporteurs te bevorderen en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan of de uitbetaling van aan de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften gekoppelde uitvoerrestituties correct heeft plaatsgevonden, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften buiten het douanegrondgebied van de Unie, ook wat het inzetten van onafhankelijke derde partijen betreft.

3.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit artikel vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 138 Uitvoerbeperkingen

De naleving van de volumeverbintenissen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gegarandeerd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende referentieperioden.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen die nodig zijn met het oog op de naleving van de volumeverbintenissen, onder meer in de vorm van het stopzetten of beperken van de afgifte van uitvoercertificaten wanneer deze verbintenissen worden of kunnen worden overschreden. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO‑Overeenkomst inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.

Artikel 139 Gedelegeerde bevoegdheden

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde te voorzien in maatregelen zoals bedoeld in de leden 2 tot en met 6 van het onderhavige artikel.

2.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen in het kader van openbare inschrijvingen nakomen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen de primaire eis vast voor het vrijgeven van de zekerheid die moet worden gesteld met het oog van het verkrijgen van een certificaat voor uitvoerrestituties die in het kader van een openbare inschrijving zijn vastgesteld.

3.           Rekening houdend met de noodzaak de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten tot een minimum te beperken, kan de Commissie gedelegeerde handelingen aannemen met betrekking tot het vaststellen van de drempel waaronder geen uitvoercertificaat hoeft te worden afgegeven of overgelegd, met betrekking tot het bepalen van de bestemmingen of de transacties waarvoor een vrijstelling van de verplichting tot het overleggen van een uitvoercertificaat gerechtvaardigd is, en met betrekking tot de toelating om, wanneer dat gerechtvaardigd is, achteraf uitvoercertificaten af te geven.

4.           Rekening houdend met de noodzaak praktische situaties in aanmerking te nemen die een volledige of gedeeltelijke toepassing van uitvoerrestituties rechtvaardigen en met de noodzaak de marktdeelnemers te helpen de periode tussen de aanvraag van de uitvoerrestitutie en de uiteindelijke uitbetaling ervan te overbruggen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen aannemen met betrekking tot:

a)      een andere datum voor de restitutie;

b)      de gevolgen voor de uitbetaling van de uitvoerrestitutie wanneer de in een certificaat vermelde productcode of bestemming niet overeenstemt met het daadwerkelijke product of de daadwerkelijke bestemming;

c)      voorschotten op de uitvoerrestitutie, met inbegrip van de voorwaarden voor het stellen en vrijgeven van de zekerheid;

d)      controles en bewijsstukken bij twijfels over de werkelijke bestemming van de producten, en de mogelijkheid van wederinvoer op het douanegebied van de Unie;

e)      met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen, en de opname van op het douanegrondgebied van de Unie gelegen bestemmingen die in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

5.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd en niet op dat grondgebied terugkeren, en met de noodzaak ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers niet meer dan de strikt noodzakelijke administratieve taken moeten verrichten bij het opstellen en het indienen van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producten waarvoor gedifferentieerde uitvoerrestituties worden betaald, een bestemmingsland hebben bereikt, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen aannemen met betrekking tot:

a)      de termijn waarbinnen de producten het douanegebied van de Unie moeten hebben verlaten, inclusief de periode waarin zij dat grondgebied tijdelijk weer mogen binnenkomen;

b)      de verwerking die de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, tijdens die periode mogen ondergaan;

c)      het bewijs, in het geval van gedifferentieerde restituties, dat de producten een bestemming hebben bereikt;

d)      de restitutiedrempels en de voorwaarden waaronder de exporteurs van de betrokken bewijslast kunnen worden vrijgesteld;

e)      in het geval van gedifferentieerde restituties, de voorwaarden waaronder onafhankelijke derde partijen het bewijs waaruit blijkt dat een bestemming is bereikt, mogen goedkeuren.

6.           Rekening houdend met de noodzaak de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren in aanmerking te nemen, kan de Commissie gedelegeerde handelingen aannemen tot vaststelling van de specifieke vereisten en voorwaarden voor de marktdeelnemer en de producten die voor een uitvoerrestitutie in aanmerking komen, tot vaststelling van de omschrijving en de kenmerken van de producten en tot vaststelling van de coëfficiënten voor de berekening van de uitvoerrestituties.

Artikel 140 Uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig de onderzoeksprocedure

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van deze sectie vereiste maatregelen vast, met name met betrekking tot:

a)           de herverdeling van de hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd, maar niet zijn toegewezen of gebruikt;

b)           de in artikel 133, lid 1, onder b), vermelde producten.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 141 Andere uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen coëfficiënten vaststellen voor de aanpassing van de uitvoerrestituties overeenkomstig de op grond van artikel 139, lid 6, aangenomen bepalingen.

Hoofdstuk VII Passieve veredeling

Artikel 142 Schorsing van de regeling voor passieve veredeling

1.           Wanneer de markt van de Unie wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor passieve veredeling, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, het gebruik van de regelingen voor passieve veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de producten van de sectoren granen, rijst, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees en pluimveevlees. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringshandeling. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten gemeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

2.           Voor zover dit voor de goede werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van regelingen voor passieve veredeling voor de in lid 1 genoemde producten geheel of gedeeltelijk verbieden.

DEEL IV MEDEDINGINGSREGELS

HOOFDSTUK I Regels voor ondernemingen

Artikel 143 Toepassing van de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag, evenals de daarvoor vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 101, lid 1, en artikel 102 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de productie van of de handel in landbouwproducten, onder voorbehoud van de artikelen 144, 145 en 146 van deze verordening.

Artikel 144 Uitzonderingen met betrekking tot de doelstellingen van het GLB en met betrekking tot landbouwers en verenigingen van landbouwers

1.           Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 143, lid 1, van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

Met name is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwers, verenigingen van landbouwers of unies van deze verenigingen, krachtens artikel 106 van deze verordening erkende producentenorganisaties of krachtens artikel 107 van deze verordening erkende unies van producentenorganisaties, voor zover deze, zonder de verplichting in te houden identieke prijzen toe te passen, betrekking hebben op de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de mededinging op deze wijze wordt uitgesloten of de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

2.           Onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of ondernemersverenigingen, alsmede elke andere door haar als ter zake relevant beschouwde natuurlijke of rechtspersoon te hebben gehoord, in een bij uitvoeringshandeling vastgesteld en te publiceren besluit te bepalen welke overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

De Commissie gaat tot deze vaststelling over op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging.

3.           In het in lid 2, eerste alinea, bedoelde besluit worden de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de besluit bekendgemaakt. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

Artikel 145 Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende brancheorganisaties

1.           Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van krachtens artikel 108 van deze verordening erkende brancheorganisaties die dienen voor de uitvoering van de in artikel 108, lid 1, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten en, wat de sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak betreft, voor de uitvoering van de in artikel 108, lid 2, van deze verordening bedoelde activiteiten.

2.           Lid 1 is slechts van toepassing indien:

a)      de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen aan de Commissie zijn gemeld;

b)      de Commissie niet binnen twee maanden na ontvangst van alle vereiste gegevens middels uitvoeringshandelingen heeft vastgesteld dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen onverenigbaar zijn met de EU‑regelgeving.

3.           De overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer worden gelegd.

4.           Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval als onverenigbaar met de EU‑regelgeving aangemerkt indien zij:

a)      kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

b)      de goede werking van de marktordening in gevaar kunnen brengen;

c)      concurrentieverstoringen kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de met de activiteit van de brancheorganisatie nagestreefde doelstellingen van het GLB;

d)      de vaststelling van prijzen of quota omvatten;

e)      discriminatie kunnen veroorzaken of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen uitschakelen.

5.           Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn van twee maanden constateert dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 is voldaan, stelt zij middels uitvoeringshandelingen een besluit vast waarin zij verklaart dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst, het betrokken besluit of de betrokken onderling afgestemde gedraging.

Dit besluit van de Commissie wordt op zijn vroegst van toepassing op de dag van melding ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde vrijstelling.

6.           In het geval van meerjarenovereenkomsten geldt de melding voor het eerste jaar ook voor de volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat te allen tijde verklaren dat er sprake is van onverenigbaarheid.

HOOFDSTUK II Regels inzake staatssteun

Artikel 146 Toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag

1.           Behoudens lid 2 zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op de productie en de verhandeling van landbouwproducten.

2.           De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met:

a)      de in deze verordening bedoelde maatregelen die geheel of gedeeltelijk door de Unie worden gefinancierd, of

b)      de artikelen 147 tot en met 153 van de onderhavige verordening.

Artikel 147 Nationale betalingen in verband met steunprogramma's voor wijn

In afwijking van artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten voor de in de artikelen 43, 47 en 48 bedoelde maatregelen nationale betalingen toekennen overeenkomstig de EU‑voorschriften inzake staatssteun.

Het maximale steunpercentage dat is vastgesteld in de toepasselijke EU-voorschriften inzake staatssteun, is van toepassing op het totale van overheidswege gefinancierde bedrag, inclusief nationale en uniale middelen.

Artikel 148 Nationale betalingen voor rendieren in Finland en Zweden

Als de Commissie daarvoor middels uitvoeringshandelingen machtiging verleent, mogen Finland en Zweden nationale betalingen voor de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten (GN ex 0208 en ex 0210) toekennen voor zover die betalingen niet gepaard gaan met een verhoging van de traditionele productieniveaus.

Artikel 149 Nationale betalingen voor de suikersector in Finland

Finland mag per verkoopseizoen nationale betalingen aan suikerbietentelers toekennen ten bedrage van maximaal 350 euro per hectare.

Artikel 150 Nationale betalingen voor de bijenteelt

De lidstaten kunnen nationale betalingen toekennen ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden, of nationale betalingen toekennen in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om nationale betalingen ten behoeve van de productie of de handel.

Artikel 151 Nationale betalingen voor distillatie van wijn in crisisgevallen

1.           De lidstaten mogen in gerechtvaardigde crisisgevallen nationale betalingen aan wijnproducenten toekennen voor de vrijwillige of verplichte distillatie van wijn.

2.           De in lid 1 bedoelde betalingen moeten evenredig zijn en een oplossing bieden voor de crisis.

3.           Het totaalbedrag dat een lidstaat in een bepaald jaar voor die betalingen uittrekt, mag niet hoger zijn dan 15 % van de totale beschikbare middelen die in bijlage IV per lidstaat voor dat jaar zijn vastgesteld.

4.           Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in lid 1 bedoelde nationale betalingen, leggen de Commissie een met redenen omklede melding voor. De Commissie besluit middels uitvoeringshandelingen of de maatregel wordt goedgekeurd en de betalingen mag worden toegekend.

5.           Teneinde concurrentieverstoring te voorkomen, wordt de uit de in lid 1 bedoelde distillatie verkregen alcohol uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden.

6.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van dit artikel vereiste maatregelen vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 152 Staatssteun voor de verstrekking van producten aan kinderen

De lidstaten kunnen de in de artikelen 21 en 24 bedoelde EU-steun aanvullen met nationale betalingen hetzij om de betrokken producten aan kinderen in onderwijsinstellingen te verstrekken, hetzij om de daarmee gepaard gaande, in artikel 21, lid 1, bedoelde kosten te dekken.

De lidstaten kunnen deze betalingen financieren met de opbrengsten van een door de betrokken sector te betalen heffing of met een andere door de particuliere sector te leveren bijdrage.

De lidstaten kunnen de in artikel 21 bedoelde EU‑steun aanvullen met nationale betalingen ter financiering van de begeleidende maatregelen die nodig zijn om de EU‑regeling voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten doeltreffend te maken in de zin van artikel 21, lid 2.

Artikel 153 Nationale betalingen voor noten

1.           De lidstaten kunnen nationale betalingen ten belope van maximaal 120,75 euro per hectare per jaar toekennen aan landbouwers die de volgende producten produceren:

a)      amandelen van de GN-codes 0802 11 en 0802 12;

b)      hazelnoten van de GN-codes 0802 21 en 0802 22;

c)      walnoten van de GN-codes 0802 31 en 0802 32;

d)      pimpernoten (pistaches) van GN-code 0802 50;

e)      sint-jansbrood van GN-code 1212 99 30.

2.           Het maximumareaal waarvoor nationale betalingen mogen worden toegekend, is vastgesteld in de onderstaande tabel.

Lidstaat || Maximumareaal (ha)

België || 100

Bulgarije || 11 984

Duitsland || 1 500

Griekenland || 41 100

Spanje || 568 200

Frankrijk || 17 300

Italië || 130 100

Cyprus || 5100

Luxemburg || 100

Hongarije || 2 900

Nederland || 100

Polen || 4 200

Portugal || 41 300

Roemenië || 1 645

Slovenië || 300

Slowakije || 3 100

Verenigd Koninkrijk || 100

3.           De lidstaten kunnen het toekennen van de nationale betalingen koppelen aan de voorwaarde dat de landbouwers lid zijn van een krachtens artikel 106 erkende producentenorganisatie.

DEEL V ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I Uitzonderlijke maatregelen

Sectie 1 Marktverstoringen

Artikel 154 Maatregelen ter bestrijding van marktverstoringen

1.           Rekening houdend met de noodzaak efficiënt en doeltreffend te reageren op dreigende marktverstoringen als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of ‑dalingen op interne of externe markten of als gevolg van andere marktbeïnvloedende factoren, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen teneinde met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, de voor de betrokken sector vereiste maatregelen vast te stellen.

Wanneer dwingende redenen van urgentie dat in het geval van in de eerste alinea bedoelde dreigende marktverstoringen vereisen, is de in artikel 161 van de onderhavige verordening bedoelde procedure van toepassing op de op grond van deze alinea aangenomen gedelegeerde handelingen.

              Dergelijke maatregelen kunnen, voor zover en zolang dat nodig is, de werkingssfeer, de looptijd of andere aspecten van in deze verordening bedoelde maatregelen uitbreiden of wijzigen, of de invoerrechten geheel of gedeeltelijk opschorten, inclusief voor bepaalde hoeveelheden of perioden wanneer dat nodig is.

2.           De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn niet van toepassing op de in bijlage I, deel XXIV, punt 2, vermelde producten.

3.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen de voor de toepassing van lid 1 van het onderhavige artikel vereiste maatregelen vaststellen. Deze voorschriften kunnen met name betrekking hebben op procedures en technische criteria. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Sectie 2 Marktondersteunende maatregelen in verband met dierziekten en verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of planten

Artikel 155 Maatregelen in verband met dierziekten en verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of planten

1.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen uitzonderlijke steunmaatregelen aannemen:

a)      ter ondersteuning van de getroffen markt, om rekening te houden met de beperkingen van het intra‑uniale handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan, en

b)      om rekening te houden met ernstige marktverstoringen die rechtstreeks verband houden met verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of planten.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

2.           De in lid 1 bedoelde maatregelen gelden voor de volgende sectoren:

a)      rundvlees;

b)      melk en zuivelproducten;

c)      varkensvlees;

d)      schapen- en geitenvlees;

e)      eieren;

f)       pluimveevlees.

De in lid 1, onder b) bedoelde maatregelen in verband met verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico's voor de gezondheid van mensen of planten zijn tevens van toepassing op alle andere dan de in bijlage I, deel XXIV, sectie 2, opgenomen landbouwproducten.

3.           De in lid 1 bedoelde maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat.

4.           De in lid 1, onder a), bedoelde maatregelen mogen pas worden genomen wanneer de betrokken lidstaat de nodige sanitaire en veterinaire maatregelen heeft genomen om de dierziekte snel uit te roeien en voor zover de intensiteit en de duur van de maatregelen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de betrokken markt.

5.           De Unie cofinanciert de bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten voor de in lid 1 bedoelde maatregelen.

Voor de sectoren rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees neemt de Unie, in het geval van bestrijding van mond- en klauwzeer, 60 % van deze uitgaven voor haar rekening.

6.           De lidstaten zien erop toe dat, wanneer producenten bijdragen in de uitgaven van de lidstaten, zulks niet leidt tot vervalsing van de concurrentie tussen producenten in verschillende lidstaten.

Sectie 3 specifieke problemen

Artikel 156 Maatregelen om specifieke problemen op te lossen

1.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de voor de oplossing van specifieke problemen vereiste, gerechtvaardigde noodmaatregelen vast. Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

2.           Teneinde specifieke problemen op te lossen, neemt de Commissie om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie overeenkomstig de in artikel 162, lid 3, bedoelde procedure onverwijld uitvoeringshandelingen aan die onmiddellijk van toepassing zijn.

HOOFDSTUK II Melding en verslaglegging

Artikel 157 Meldingsvereisten

1.           Met het oog op de toepassing van deze verordening kan de Commissie overeenkomstig de in lid 2 bedoelde procedure de nodige maatregelen vaststellen met betrekking tot meldingen die de ondernemingen, lidstaten en/of derde landen moeten doen op het gebied van het monitoren, analyseren en beheren van de markt voor landbouwproducten, het waarborgen van de markttransparantie en van de goede werking van de GLB‑maatregelen, het controleren, monitoren, evalueren en auditen van de GLB‑maatregelen, en het tenuitvoerleggen van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de meldingsvereisten in het kader van die overeenkomsten. Hierbij houdt de Commissie rekening met de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen.

              De verkregen gegevens kunnen worden doorgestuurd naar of ter beschikking gesteld van internationale organisaties en bevoegde autoriteiten in derde landen en openbaar worden gemaakt, op voorwaarde dat de persoonsgegevens worden beschermd en rekening wordt gehouden met het rechtmatige belang dat ondernemingen hebben bij het bewaren van hun zakengeheimen, onder meer op het gebied van prijzen.

2.           Rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde meldingen snel, doeltreffend, nauwkeurig en kostenefficiënt worden gedaan, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van:

a)      de aard en de soort van de informatie die moet worden verstrekt;

b)      de wijze van melding;

c)      de voorschriften inzake de rechten op toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of informatiesystemen;

d)      de voorwaarden voor en de wijze van bekendmaking van de informatie.

3.           De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van:

a)      voorschriften over de verstrekking van de voor de toepassing van dit artikel vereiste informatie;

b)      regelingen voor het beheer van de te verstrekken informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud en het format van de te verstrekken gegevens en betreffende de termijnen en de frequentie van de informatieverstrekking;

c)      regelingen voor het doorsturen of het ter beschikking stellen van informatie en documenten aan lidstaten, internationale organisaties, bevoegde autoriteiten in derde landen of het publiek, op voorwaarde dat de persoonsgegevens worden beschermd en rekening wordt gehouden met het rechtmatige belang dat ondernemingen hebben bij het bewaren van hun zakengeheimen.

Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

Artikel 158 Verslagleggingsplicht van de Commissie

De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad:

a)           na 31 december 2013 om de drie jaar: over de uitvoering van de in de artikelen 52, 53 en 54 bedoelde maatregelen in de bijenteeltsector;

b)           uiterlijk op 30 juni 2014 en op 31 december 2018: over de ontwikkeling van de marktsituatie in de sector melk en zuivelproducten, met name betreffende de werking van de artikelen 104 tot en met 107 en artikel 145 op het gebied van met name eventuele initiatieven om de landbouwers aan te zetten tot het maken van gezamenlijke productieafspraken, vergezeld van passende voorstellen.

HOOFDSTUK III Reserve voor crises in de landbouwsector

Artikel 159 Gebruik van de reserve

Financiële middelen die overeenkomstig de voorwaarden en de procedure zoals bedoeld in punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[47], worden overgeheveld uit de reserve voor crises in de landbouwsector, worden ten bate van de maatregelen waarop deze verordening van toepassing is en die ten uitvoer worden gelegd onder omstandigheden die buiten het kader van de normale marktontwikkelingen vallen, beschikbaar gesteld voor het jaar of de jaren waarvoor aanvullende steun vereist is.

De financiële middelen worden met name aldus overgeheveld voor uitgaven in het kader van:

a)           deel II, titel I, hoofdstuk I;

b)           deel III, hoofdstuk VI, en

c)           het onderhavige deel, hoofdstuk I.

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen en in afwijking van de tweede alinea van het onderhavige artikel besluiten dat voor bepaalde onder b) van die alinea bedoelde uitgaven geen financiële middelen mogen worden overgeheveld indien die uitgaven worden gedaan in het kader van het gebruikelijke marktbeheer. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 162, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

DEEL VI DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen

Artikel 160 Uitoefening van de delegatie van bevoegdheden

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.           De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt met ingang van de inwerkingtredingsdatum van deze verordening verleend voor onbepaalde tijd.

3.           De in deze verordening bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 161 Spoedprocedure

1.           Gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onmiddellijk in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt aangetekend overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.           Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 160, lid 5, bedoelde procedure bezwaar aantekenen tegen een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit tot bezwaarmaking door het Europees Parlement of de Raad.

Artikel 162 Comitéprocedure

1.           De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 juncto artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK II Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 163 Intrekkingen

1.           Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] wordt ingetrokken.

De volgende bepalingen van Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] blijven evenwel van toepassing:

a)      wat de suikersector betreft: titel I van deel II, artikel 248, de artikelen 260, 261 en 262, en deel II van bijlage III, tot het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2014/2015 op 30 september 2015;

b)      de in hoofdstuk III van titel I van deel II vastgestelde bepalingen betreffende de regeling ter beperking van de melkproductie, tot en met 31 maart 2015;

c)      wat de wijnsector betreft:

i)        de artikelen 82 tot en met 87 met betrekking tot de in artikel 82, lid 2, bedoelde oppervlakten die nog niet zijn gerooid en met betrekking tot de in artikel 83, lid 1, bedoelde oppervlakten die nog niet zijn geregulariseerd, totdat deze oppervlakten zijn gerooid of geregulariseerd,

ii)       de in subsectie II van sectie V van hoofdstuk III van titel I van deel II bedoelde overgangsregeling inzake aanplantrechten, tot 31 december 2015, of, voor zover nodig en ter uitvoering van door de lidstaten op grond van artikel 89, lid 5, genomen besluiten, tot en met 31 december 2018;

d)      artikel 291, lid 2, tot en met 31 maart 2014;

e)      artikel 293, eerste en tweede alinea, tot het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2013/2014;

f)       artikel 294 tot en met 31 december 2017;

g)      artikel 326.

2.           Verwijzingen naar Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en naar Verordening (EU) nr. […] inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, volgens de concordantietabellen in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

3.           De Verordeningen (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1601/96 en (EG) nr. 1037/2001 van de Raad worden ingetrokken.

Artikel 164 Overgangsbepalingen

Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in Verordening (EU) nr. [COM(2010) 799] vastgestelde regelingen naar de in de onderhavige vastgestelde regelingen vlot verloopt, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 160 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en de legitieme verwachtingen van de ondernemingen te vrijwaren.

Artikel 165 Inwerkingtreding en toepassing

1.           Deze verordening treedt in werking op de [zevende] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

De op de suikersector betrekking hebbende bepalingen van de artikelen 7, 16 en 101 en van bijlage III worden evenwel pas van toepassing na het einde van het verkoopseizoen voor suiker 2014/2015 op 1 oktober 2015.

2.           Wat de sector melk en zuivelproducten betreft zijn de artikelen 104 en 105 van toepassing tot en met 30 juni 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De Voorzitter                                                 De Voorzitter

BIJLAGE I LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 2, GENOEMDE PRODUCTEN Deel I: Granen

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector granen.

GN‑code || Omschrijving

a)       0709 90 60 || Suikermaïs, vers of gekoeld

      0712 90 19 || Suikermaïs, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

      1001 90 91 || Zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed

      1001 90 99 || Spelt, zachte tarwe en mengkoren, niet bestemd voor zaaidoeleinden

      1002 00 00 || Rogge

      1003 00 || Gerst

      1004 00 00 || Haver

      1005 10 90 || Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

      1005 90 00 || Maïs, andere dan zaaigoed

      1007 00 90 || Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

      1008 || Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; korrels van andere graansoorten

b)       1001 10 00 || Harde tarwe (durum)

c)       1101 00 || Meel van tarwe of van mengkoren

      1102 10 00 || Roggemeel

      1103 11 || Gries en griesmeel van tarwe

      1107 || Mout, ook indien gebrand

d)       0714 || Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

|| ex   1102 || Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren:

||       1102 20 || – Maïsmeel

||       1102 90 || – Andere:

||       1102 90 10 || – – Meel van gerst

||       1102 90 30 || – – Havermeel

||       1102 90 90 || – – Andere

|| ex   1103 || Gries, griesmeel en pellets van granen, met uitzondering van gries en griesmeel van tarwe (onderverdeling 1103 11), gries en griesmeel van rijst (onderverdeling 1103 19 50) en pellets van rijst (onderverdeling 1103 20 50)

|| ex   1104 || Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006 en vlokken van rijst van onderverdeling 1104 19 91; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen

||       1106 20 || Meel, gries en poeder, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714

|| ex   1108 || Zetmeel; inuline:

|| – Zetmeel:

||       1108 11 00 || – – Tarwezetmeel

||       1108 12 00 || – – Maïszetmeel

||       1108 13 00 || – – Aardappelzetmeel

||       1108 14 00 || – – Maniokzetmeel (cassave)

|| ex   1108 19 || – – Ander zetmeel

||       1108 19 90 || – – – Andere

||       1109 00 00 || Tarwegluten, ook indien gedroogd

GN‑code || Omschrijving

||       1702 || Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel:

|| ex   1702 30 || – Glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend:

||

||

|| || – – Andere:

|| ex 1702 30 50 || – – – In wit kristallijn poeder, ook indien geagglomereerd, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose

|| ex   1702 30 90 || – – – Andere, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose

|| ex   1702 40 || – Glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:

||       1702 40 90 || – – Andere

|| ex   1702 90 || – Andere, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

||       1702 90 50 || – – Maltodextrine en maltodextrinestroop

|| – – Karamel:

|| – – – Andere:

||       1702 90 75 || – – – – In poeder, ook indien geagglomereerd

||       1702 90 79 || – – – – Andere

||       2106 || Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

|| ex   2106 90 || – Andere

|| – – Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen:

|| – – – Andere

||       2106 90 55 || – – – – Van glucose en van maltodextrine

|| ex   2302 || Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen, ook indien in pellets

|| ex   2303 || Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets:

||       2303 10 || – Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen

||       2303 30 00 || – Bostel (bouwerijafval) en afvallen van branderijen

|| ex   2306 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305:

|| – Andere

||       2306 90 05 || – – Van maïskiemen

|| ex   2308 00 || Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen:

||       2308 00 40 || – Eikels en wilde kastanjes; draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven

||       2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

|| ex   2309 10 || – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein:

||       2309 10 11       2309 10 13       230910 31       2309 10 33       2309 10 51       2309 10 53 || – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten

GN‑code || Omschrijving

|| ex   2309 90 || – Andere:

||       2309 90 20 || – – Producten bedoeld bij aanvullende aantekening 5 bij hoofdstuk 23 van de gecombineerde nomenclatuur

|| – – Andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen:

||       2309 90 31       2309 90 33       2309 90 41       2309 90 43       2309 90 51       2309 90 53 || – – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten:

(1)  Voor de toepassing van deze onderverdeling wordt onder zuivelproducten de producten verstaan die vallen onder de posten 0401 tot en met 0406 en onder de onderverdelingen 1702 11 00, 1702 19 00 en 2106 90 51.

Deel II: Rijst

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector rijst.

GN‑code || Omschrijving

a)         1006 10 21 tot en met         1006 10 98 || Rijst (padie), andere dan voor zaaidoeleinden

        1006 20 || Gedopte rijst

        1006 30 || Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd

b)         1006 40 00 || Breukrijst

c)         1102 90 50 || Rijstmeel

        1103 19 50 || Gries en griesmeel, van rijst

        1103 20 50 || Pellets van rijst

        1104 19 91 || Vlokken van rijst

ex    1104 19 99 || Geplette rijstkorrels

        1108 19 10 || Rijstzetmeel

Deel III: Suiker

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector suiker.

GN‑code || Omschrijving

a)        1212 91 || Suikerbieten

       1212 99 20 || Suikerriet

b)        1701 || Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm

c)        1702 20 || Ahornsuiker en ahornsuikerstroop

       1702 60 95 en       1702 90 95 || Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose

       ||

       1702 90 71 || Karamel bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose

       2106 90 59 || Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine

d)        1702 30 10        1702 40 10        1702 60 10        1702 90 30 || Isoglucose

e)        1702 60 80        1702 90 80 || Inulinestroop

f)        1703 || Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker

g)        2106 90 30 || Isoglucosestroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

h)        2303 20 || Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie

Deel IV: Gedroogde voedergewassen

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector gedroogde voedergewassen.

GN‑code || Omschrijving

a) ex    1214 10 00 || – Meel en pellets van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling

– Meel en pellets van luzerne, anders gedroogd en vermalen

ex    1214 90 90 || – Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van hooi en voederkool, alsmede van producten welke hooi bevatten

– Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen

b) ex    2309 90 99 || – Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap;

– Kunstmatig gedroogde producten, uitsluitend verkregen uit vast afval en sap die afkomstig zijn van de bereiding van de bovengenoemde concentraten

Deel V: Zaaizaad

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector zaaizaad.

GN‑code || Omschrijving

       0712 90 11 || Hybriden van suikermaïs,

– Als zaaigoed

       0713 10 10 || Erwten (Pisum sativum):

– Als zaaigoed

ex   0713 20 00 || Kekers (garbanzos):

– Als zaaigoed

ex   0713 31 00 || Bonen van de soort Vigna mungo (L.) Hepper of Vigna radiata (L.) Wilczek:

– Als zaaigoed

ex   0713 32 00 || Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen):

– Als zaaigoed

       0713 33 10 || Bonen van de soort Phaseolus vulgaris:

– Als zaaigoed

ex   0713 39 00 || Andere bonen:

– Als zaaigoed

ex   0713 40 00 || Linzen:

– Als zaaigoed

ex   0713 50 00 || Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor):

– Als zaaigoed

ex   0713 90 00 || Andere gedroogde zaden van peulgroenten:

– Als zaaigoed

       1001 90 10 || Spelt:

– Als zaaigoed

ex   1005 10 || Hybriden van maïs, zaaigoed

       1006 10 10 || Rijst (padie):

– Als zaaigoed

       1007 00 10 || Hybriden van graansorgho:

– Als zaaigoed

       1201 00 10 || Sojabonen, ook indien gebroken:

– Als zaaigoed

       1202 10 10 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop:

– Als zaaigoed

       1204 00 10 || Lijnzaad, ook indien gebroken:

– Als zaaigoed

       1205 10 10 en ex   1205 90 00 || Kool- en raapzaad, ook indien gebroken:

– Als zaaigoed

       1206 00 10 || Zonnebloempitten, ook indien gebroken:

– Als zaaigoed

ex   1207 || Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken:

– Als zaaigoed

       1209 || Zaaigoed, sporen daaronder begrepen:

– Als zaaigoed

Deel VI: Hop

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector hop.

GN‑code || Omschrijving

     1210 || Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline

1302 13 00 || Plantensappen en plantenextracten van hop

Deel VII: Sector olijfolie en tafelolijven

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector olijfolie en tafelolijven.

GN‑code || Omschrijving

a)        1509 || Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

       1510 00 || Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen

b)        0709 90 31 || Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie

       0709 90 39 || Andere olijven, vers of gekoeld

       0710 80 10 || Olijven, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

       0711 20 || Olijven, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex   0712 90 90 || Olijven, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

       2001 90 65 || Olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

ex   2004 90 30 || Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren

       2005 70 00 || Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

c)        1522 00 31        1522 00 39 || Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

       2306 90 11        2306 90 19 || Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen

Deel VIII: Vlas en hennep

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector vlas en hennep.

GN‑code || Omschrijving

                   5301 || Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas

                   5302 || Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep

Deel IX: Groenten en fruit

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector groenten en fruit.

GN‑code || Omschrijving

      0702 00 00 || Tomaten, vers of gekoeld

      0703 || Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

      0704 || Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht "Brassica", vers of gekoeld

      0705 || Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld

      0706 || Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld

      0707 00 || Komkommers en augurken, vers of gekoeld

      0708 || Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

ex  0709 || Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 60 91, 0709 60 95, 0709 60 99, 0709 90 31, 0709 90 39 en 0709 90 60

ex  0802 || Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van onderverdeling 0802 90 20

      0803 00 11 || Plantains, vers

ex  0803 00 90 || Plantains, gedroogd

      0804 20 10 || Verse vijgen

      0804 30 00 || Ananassen

      0804 40 00 || Advocaten (avocado's)

      0804 50 00 || Guaves, manga's en manggistans

      0805 || Citrusvruchten, vers of gedroogd

      0806 10 10 || Druiven voor tafelgebruik

      0807 || Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers

      0808 || Appelen, peren, kweeperen, vers

      0809 || Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers

      0810 || Ander fruit, vers

      0813 50 31       0813 50 39 || Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802

      0910 20 || Saffraan

ex  0910 99 || Tijm, vers of gekoeld

ex  1211 90 85 || Basilicum, melissa, munt, oregano/wilde marjolein (origanum vulgare), rozemarijn en salie, vers of gekoeld

      1212 99 30 || Sint–jansbrood

Deel X: Verwerkte groenten en fruit

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector verwerkte groenten en fruit.

GN-code || Omschrijving

a) ex  0710 || Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van onderverdeling 0710 40 00, olijven van onderverdeling 0710 80 10 en vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0710 80 59

|| ex  0711 || Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van olijven van onderverdeling 0711 20, vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0711 90 10 en suikermaïs van onderverdeling 0711 90 30

|| ex  0712 || Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde aardappelen, niet geschikt voor menselijke consumptie, van onderverdeling ex 0712 90 05, suikermaïs van de onderverdelingen 0712 90 11 en 0712 90 19 en olijven van onderverdeling ex 0712 90 90

||       0804 20 90 || Gedroogde vijgen

||       0806 20 || Rozijnen en krenten

|| ex  0811 || Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van bevroren bananen van onderverdeling ex 0811 90 95

GN-code || Omschrijving

|| ex  0812 || Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van voorlopig verduurzaamde bananen van onderverdeling ex 0812 90 98

|| ex  0813 || Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten en gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk, met uitzondering van mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 van de onderverdelingen 0813 50 31 en 0813 50 39

||       0814 00 00 || Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd

||       0904 20 10 || Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen

b) ex  0811 || Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

|| ex  1302 20 || Pectinestoffen en pectinaten

|| ex  2001 || Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, met uitzondering van: -     scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2001 90 20 -     suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2001 90 30 -     broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2001 90 40 -     palmharten van onderverdeling 2001 90 60 -     olijven van onderverdeling 2001 90 65 -     wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2001 90 97

||       2002 || Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

||       2003 || Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

|| ex  2004 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2004 90 10, olijven van onderverdeling ex 2004 90 30 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2004 10 91

|| ex  2005 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van olijven van onderverdeling 2005 70 00, suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2005 80 00, scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2005 99 10 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2005 20 10

|| ex  2006 00 || Vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd), met uitzondering van met suiker gekonfijte bananen van de onderverdelingen ex 2006 00 38 en ex 2006 00 99

|| ex  2007 || Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van: -     gehomogeniseerde bereidingen van bananen van onderverdeling ex 2007 10 -     jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen van de onderverdelingen ex 2007 99 39, ex 2007 99 50 en ex 2007 99 97

|| ex  2008 || Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: -     pindakaas van onderverdeling 2008 11 10 -     palmharten van onderverdeling 2008 91 00 -     maïs van onderverdeling 2008 99 85 -     broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2008 99 91 -     wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2008 99 99 -     op andere wijze bereide of verduurzaamde mengsels van bananen van de onderverdelingen ex 2008 92 59, ex 2008 92 78, ex 2008 92 93 en ex 2008 92 98 -     op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen van de onderverdelingen ex 2008 99 49, ex 2008 99 67 en ex 2008 99 99

|| ex  2009 || Ongegiste vruchtensappen (uitgezonderd druivensap en druivenmost van de onderverdelingen 2009 61 en 2009 69 en bananensap van onderverdeling 2009 80) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Deel XI: Bananen

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector bananen.

GN-code || Omschrijving

       0803 00 19 || Bananen, met uitzondering van „plantains”, vers

ex   0803 00 90 || Bananen, met uitzondering van „plantains”, gedroogd

ex   0812 90 98 || Voorlopig verduurzaamde bananen

ex   0813 50 99 || Mengsels met gedroogde bananen

       1106 30 10 || Meel, gries en poeder van bananen

ex   2006 00 99 || Met suiker gekonfijte bananen

ex   2007 10 99 || Gehomogeniseerde bereidingen van bananen

ex   2007 99 39 ex   2007 99 50 ex   2007 99 97 || Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen

ex   2008 92 59 ex   2008 92 78 ex   2008 92 93 ex   2008 92 98 || Mengsels met op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol

ex   2008 99 49 ex   2008 99 67 ex   2008 99 99 || Op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen

ex   2009 80 35 ex   2009 80 38 ex   2009 80 79 ex   2009 80 86 ex   2009 80 89 ex   2009 80 99 || Bananensap

Deel XII: Wijn

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector wijn.

GN‑code || Omschrijving

a)       2009 61       2009 69 || Druivensap (incl. druivenmost)

      2204 30 92       2204 30 94       2204 30 96       2204 30 98 || Andere druivenmost, andere dan gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit

b) ex  2204 || Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009, met uitzondering van andere druivenmost van de onderverdelingen 2204 30 92, 2204 30 94, 2204 30 96 en 2204 30 98

c)       0806 10 90 || Druiven, andere dan voor tafelgebruik

      2209 00 11       2209 00 19 || Wijnazijn

d)       2206 00 10 || Piquette

      2307 00 11       2307 00 19 || Wijnmoer

      2308 00 11       2308 00 19 || Draf (droesem) van druiven

Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt

De in hoofdstuk 6 van de gecombineerde nomenclatuur opgenomen producten vallen onder de sector levende planten.

Deel XIV: Tabak

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabak van GN-code 2401 vallen onder de sector tabak.

Deel XV: Rundvlees

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector rundvlees.

GN‑code || Omschrijving

a)       0102 90 05 tot en met       0102 90 79 || Levende runderen (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras

      0201 || Vlees van runderen, vers of gekoeld

      0202 || Vlees van runderen, bevroren

      0206 10 95 || Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

      0206 29 91 || Longhaasjes en omlopen, bevroren

      0210 20 || Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

      0210 99 51 || Longhaasjes en omlopen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

      0210 99 90 || Eetbaar meel en eetbaar poeder van vlees of van slachtafvallen

      1602 50 10 || Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

      1602 90 61 || Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

b)       0102 10 || Levende runderen, fokdieren van zuiver ras

0206 10 98 || Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

      0206 21 00       0206 22 00       0206 29 99 || Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

      0210 9959 || Eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen

ex  1502 00 90 || Rundervet, ander dan dat bedoeld bij post 1503

1602 50 31 en 1602 50 95 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen

      1602 90 69 || Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken, en mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

Deel XVI: Melk en zuivelproducten

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector melk en zuivelproducten.

GN‑code || Omschrijving

a)       0401 || Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

b)       0402 || Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

c)       0403 10 11 tot en met       0403 10 39       0403 9011 tot en met       0403 90 69 || Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd noch met toegevoegde vruchten of cacao

d)       0404 || Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

e) ex   0405 || Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's, met een vetgehalte van meer dan 75 gewichtspercenten doch minder dan 80 gewichtspercenten

f)       0406 || Kaas en wrongel

g)       1702 19 00 || Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, bevattende minder dan 99 gewichtspercenten lactose (melksuiker), uitgedrukt in kristalwatervrije lactose, berekend op de droge stof

h)       2106 90 51 || Suikerstroop van lactose, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

i) ex   2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

–  Bereidingen en voedermiddelen, bevattende producten waarop de onderhavige verordening rechtstreeks of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van toepassing is, met uitzondering van bereidingen en voedermiddelen waarop deel I van deze bijlage van toepassing is

Deel XVII: Varkensvlees

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector varkensvlees.

GN‑code || Omschrijving

a) ex  0103 || Levende varkens (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras

b) ex  0203 || Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

ex  0206 || Eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), andere dan voor de vervaardiging van farmaceutische producten, vers, gekoeld of bevroren

ex  0209 00 || Spek (ander dan doorregen spek), alsmede niet-gesmolten of anderszins geëxtraheerd varkensvet, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

ex  0210 || Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

      1501 00 11       1501 00 19 || Varkensvet (reuzel daaronder begrepen)

c)       1601 00 || Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

      1602 10 00 || Gehomogeniseerde bereidingen van vlees, van slachtafvallen of van bloed

      1602 20 90 || Bereidingen en conserven van levers van dieren van alle soorten, andere dan levers van ganzen of van eenden

      1602 41 10       1602 42 10       1602 49 11 tot en met       1602 49 50 || Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend

      1602 90 10 || Bereidingen van bloed van dieren van alle soorten

      1602 90 51 || Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend

      1902 20 30 || Gevulde deegwaren, ook indien gekookt of op andere wijze bereid, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten of oorsprong

Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector schapen‑ en geitenvlees.

GN‑code || Omschrijving

a)        0104 10 30 || Lammeren (tot de leeftijd van één jaar)

||        0104 10 80 || Levende schapen, andere dan fokdieren van zuiver ras en dan lammeren

||        0104 20 90 || Levende geiten, andere dan fokdieren van zuiver ras

||        0204 || Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

||        0210 99 21 || Vlees van schapen en van geiten, met been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

||        0210 99 29 || Vlees van schapen en van geiten, zonder been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

b)        0104 10 10 || Levende schapen, fokdieren van zuiver ras

||        0104 20 10 || Levende geiten, fokdieren van zuiver ras

||        0206 80 99 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

||        0206 90 99 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

||        0210 99 60 || Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

|| ex    1502 00 90 || Schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503

c)        1602 90 72 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen, van schapen of van geiten, niet gekookt en niet gebakken;

||        1602 90 74 || Mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen

d)        1602 90 76        1602 90 78 || Andere bereidingen en conserven, van vlees of van vleesafvallen, van schapen of van geiten, andere dan niet gekookt en niet gebakken en dan mengsels

Deel XIX: Eieren

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector eieren.

GN‑code || Omschrijving

a)        0407 00 11        0407 00 19        0407 00 30 || Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt

b)        0408 11 80        0408 19 81        0408 19 89        0408 91 80        0408 99 80 || Andere eieren uit de schaal en ander eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie

Deel XX: Pluimveevlees

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector pluimveevlees.

GN‑code || Omschrijving

a)       0105 || Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders)

b) ex  0207 || Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers bedoeld onder c)

c)       0207 13 91 || Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren

      0207 14 91 ||

      0207 26 91 ||

      0207 27 91 ||

      0207 34 ||

      0207 35 91 ||

      0207 36 81 ||

      0207 36 85 ||

      0207 36 89 ||

      0210 99 71 || Levers van pluimvee, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

      0210 99 79 ||

d)       0209 00 90 || Vet van gevogelte (niet gesmolten of anderszins geëxtraheerd), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

e)       1501 00 90 || Vet van gevogelte

f)       1602 20 10 || Andere bereidingen en conserven van levers van ganzen of van eenden

  ||

      1602 31 || Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105.

      1602 32 ||

      1602 39 ||

Deel XXI: Ethylalcohol uit landbouwproducten

1.           De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector ethylalcohol.

GN‑code || Omschrijving

ex  2207 10 00 || Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

ex  2207 20 00 || Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het alcoholvolumegehalte, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

ex  2208 90 91 en ex  2208 90 99 || Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

2.           De sector ethylalcohol omvat tevens producten op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten van GN-code 2208 die worden aangeboden in recipiënten met een inhoud van meer dan twee liter en die alle kenmerken vertonen van de ethylalcohol zoals omschreven in punt 1.

Deel XXII: Producten van de bijenteelt

De in de onderstaande tabel opgenomen producten vallen onder de sector bijenteelt.

GN‑code || Omschrijving

     0409 00 00 || Natuurhonig

ex 0410 00 00 || Eetbare koninginnengelei en propolis

ex 0511 99 85 || Niet-eetbare koninginnengelei en propolis

ex 1212 99 70 || Pollen

ex 1521 90 || Bijenwas

Deel XXIII: Zijderupsen

Zijderupsen van GN-code ex 0106 90 00 en eieren van zijderupsen van GN-code ex 0511 99 85 vallen onder de sector zijderupsen.

Deel XXIV: Andere producten

Met overige producten wordt bedoeld alle in artikel 1, lid 1, vermelde producten behalve de producten die worden vermeld in de delen I tot en met XXIII, met inbegrip van de in de hieronder opgenomen secties 1 en 2 vermelde producten.

Sectie 1

GN‑code || Omschrijving

ex  0101 || Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels:

      0101 10 || – Fokdieren van zuiver ras:

      0101 10 10 || – – Paarden (a)

      0101 10 90 || – – Andere

      0101 90 || – Andere:

– – Paarden:

      0101 90 19 || – – – Andere dan slachtpaarden

      0101 90 30 || – – Ezels

      0101 90 90 || – – Muildieren en muilezels

ex  0102 || Levende runderen:

ex  0102 90 || – Andere dan fokdieren van zuiver ras:

      0102 90 90 || – – Andere dan huisdieren

ex  0103 || Levende varkens:

      0103 10 00 || – Fokdieren van zuiver ras (b)

– Andere:

ex  0103 91 || – – Met een gewicht van minder dan 50 kg:

      0103 91 90 || – – – Andere dan huisdieren

ex  0103 92 || – – Met een gewicht van 50 kg of meer

GN‑code || Omschrijving

      0103 92 90 || – – Andere dan huisdieren

      0106 || Andere levende dieren

ex  0203 || Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren:

– Vers of gekoeld:

ex  0203 11 || – – Hele en halve dieren:

      0203 11 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex  0203 12 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been:

      0203 12 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex  0203 19 || – – Andere:

      0203 19 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

– Bevroren:

ex  0203 21 || – – Hele en halve dieren:

      0203 21 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex  0203 22 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been:

      0203 22 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex  0203 29 || – – Andere:

      0203 29 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex  0205 00 || Vlees van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren

ex  0206 || Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren:

ex  0206 10 || – Van runderen, vers of gekoeld

      0206 10 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

– Van runderen, bevroren:

ex  0206 22 00 || – – Levers:

– – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

ex  0206 29 || – – Andere:

      0206 29 10 || – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

ex  0206 30 00 || – Van varkens, vers of gekoeld:

– – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

– – Andere:

– – – Andere dan van varkens (huisdieren)

– Van varkens, bevroren:

ex  0206 41 00 || – – Levers:

– – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

– – – Andere:

– – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex 0206 49 00 || – – Andere:

|| – – – Van varkens (huisdieren): – – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

|| – – – Andere

  ||  

ex   0206 80 || – Andere, vers of gekoeld:

       0206 80 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

– – Andere:

       0206 80 91 || – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels

ex   0206 90 || – Andere, bevroren:

       0206 90 10 || – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c)

– – Andere:

       0206 90 91 || – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels

       0208 || Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren

GN‑code || Omschrijving

ex   0210 || Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie:

– Vlees van varkens:

ex   0210 11 || – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been:

       0210 11 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex   0210 12 || – – Buiken (buikspek) en delen daarvan:

       0210 12 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex   0210 19 || – – Andere:

       0210 19 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

– Andere, meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie, daaronder begrepen:

       0210 91 00 || – – Van primaten

       0210 92 00 || – – Van walvissen, van dolfijnen of van bruinvissen (zoogdieren van de orde Cetacea); van lamantijnen of van doejongs (zoogdieren van de orde Sirenia)

       0210 93 00 || – – Van reptielen (slangen en zeeschildpadden daaronder begrepen)

ex   0210 99 || – – Andere:

– – – Vlees:

       0210 99 31 || – – – – Van rendieren

       0210 99 39 || – – – – Andere

– – – Slachtafvallen:

– – – – Andere dan van varkens (huisdieren), runderen, schapen en geiten

       0210 99 80 || – – – – – andere dan levers van pluimvee

ex   0407 00 || Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt:

       0407 00 90 || – Andere dan van pluimvee

ex   0408 || Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

– Eigeel:

ex   0408 11 || – – Gedroogd:

       0408 11 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d)

ex   0408 19 || – – Andere:

       0408 19 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d)

– Andere:

ex   0408 91 || – – Gedroogd:

       0408 91 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d)

ex   0408 99 || – – Andere:

       0408 99 20 || – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d)

       0410 00 00 || Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

       0504 00 00 || Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

ex   0511 || Producten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of hoofdstuk 3, niet geschikt voor menselijke consumptie:

       0511 10 00 || – Rundersperma

– Andere:

||

ex   0511 99 || – – Andere:

       0511 99 85 || – – – Andere

ex   0709 || Andere groenten, vers of gekoeld:

ex   0709 60 || – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta:

– – Andere:

       0709 60 91 || – – – – Capsicumsoorten bestemd voor de vervaardiging van capsaïcine of van tincturen (c)

       0709 60 95 || – – – Bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma's (c)

       0709 60 99 || – – – Andere

GN‑code || Omschrijving

ex   0710 || Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren:

ex   0710 80 || – Andere groenten:

– – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta:

       0710 80 59 || – – – Andere dan niet-scherpsmakende pepers

ex   0711 || Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water  waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie:

ex   0711 90 || – Andere groenten; mengsels van groenten:

– – Groenten:

       0711 90 10 || – – – – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, andere dan niet-scherpsmakende pepers

ex   0713 || Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld:

ex   0713 10 || – Erwten (Pisum sativum):

       0713 10 90 || – – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 20 00 || – Kekers:

– – Andere dan voor zaaidoeleinden

– Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.):

ex   0713 31 00 || – – Bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek:

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 32 00 || – – Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen):

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 33 || – – Bonen van de soort Phaseolus vulgaris:

       0713 33 90 || – – – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 39 00 || – – Andere:

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 40 00 || – Linzen:

– – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 50 00 || – Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor):

– – Andere dan voor zaaidoeleinden

ex   0713 90 00 || – Andere:

– – Andere dan voor zaaidoeleinden

       0801 || Kokosnoten, paranoten en cashewnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal

ex   0802 || Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld:

ex   0802 90 || – Andere:

ex   0802 90 20 || – – Arecanoten (of betelnoten) en colanoten

ex   0804 || Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans, vers of gedroogd:

       0804 10 00 || – Dadels

       0902 || Thee, ook indien gearomatiseerd

ex   0904 || Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, met uitzondering van niet-scherpsmakende pepers van onderverdeling 0904 20 10

       0905 00 00 || Vanille

       0906 || Kaneel en kaneelknoppen

       0907 00 00 || Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen

       0908 || Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom

       0909 || Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad, karwijzaad en jeneverbessen

ex   0910 || Gember, kurkuma, laurierbladen, kerrie en andere specerijen, met uitzondering van tijm en saffraan

ex   1106 || Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8:

       1106 10 00 || – Van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713

ex   1106 30 || – Van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8:

       1106 30 90 || – – Andere dan van bananen

GN‑code || Omschrijving

ex   1108 || Zetmeel; inuline:

       1108 20 00 || – Inuline

       1201 00 90 || Sojabonen, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

       1202 10 90 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan voor zaaidoeleinden

       1202 20 00 || Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, gedopt, ook indien gebroken

       1203 00 00 || Kopra

       1204 00 90 || Lijnzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1205 10 90 en ex   1205 90 00 || Kool- en raapzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1206 00 91 || Zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

       1206 00 99 ||

       1207 20 90 || Katoenzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1207 40 90 || Sesamzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1207 50 90 || Mosterdzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1207 91 90 || Papaverzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

       1207 99 91 || Hennepzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden

ex   1207 99 97 || Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

       1208 || Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel

ex   1211 || Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de producten van GN-code ex1211 90 85 in deel IX van de bijlage.

ex   1212 || Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit Cichorium intybus sativum daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

ex   1212 99 || – – Andere dan suikerriet:

       1212 99 41 en        1212 99 49 || – – – Sint-jansbroodpitten

ex   1212 99 70 || – – – Andere, met uitzondering van cichoreiwortels

       1213 00 00 || Stro en kaf van graangewassen, onbewerkt, ook indien gehakt, gemalen, geperst of in pellets

ex   1214 || Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets:

ex   1214 10 00 || – Luzernemeel en luzerne in pellets met uitzondering van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling of luzerne, anders gedroogd en vermalen

ex   1214 90 || – Andere:

       1214 90 10 || – – Mangelwortels (voederbieten), voederrapen en andere voederwortels

ex   1214 90 90 || – – Andere, met uitzondering van:

– Luzerne, hanenkammetjes, klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig door warmte gedroogd, andere dan hooi en voederkool en producten bevattende hooi

– Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen

ex   1502 00 || Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503:

ex   1502 00 10 || – Bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van beendervet en kadavervet (c)

       1503 00 || Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid

ex   1504 || Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, met uitzondering van oliën uit vislevers en fracties daarvan van de postonderverdelingen 1504 10 en 1504 20

       1507 || Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

       1508 || Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

       1511 || Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

       1512 || Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

GN‑code || Omschrijving

       1513 || Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

       1514 || Koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex   1515 || Andere plantaardige vetten en vette oliën (uitgezonderd jojobaolie van onderverdeling ex 1515 90 11), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex   1516 || Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid (uitgezonderd gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opal wax” van onderverdeling 1516 20 10)

ex   1517 || Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, uitgezonderd de onderverdelingen 1517 10 10, 1517 90 10 en 1517 90 93

       1518 00 31        1518 00 39 || Mengsels van plantaardige oliën, vloeibaar, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (c)

       1522 00 91 || Droesem of bezinksel van olie; soapstocks, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

       1522 00 99 || Andere afvallen afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

ex   1602 || Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed:

– Van varkens:

ex   1602 41 || – – Hammen en delen daarvan:

       1602 41 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex   1602 42 || – – Schouders en delen daarvan

       1602 42 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex   1602 49 || – – Andere, mengsels daaronder begrepen:

       1602 49 90 || – – – Andere dan van varkens (huisdieren)

ex   1602 90 || – Andere, bereidingen van bloed van dieren van alle soorten daaronder begrepen:

– – Andere dan bereidingen van bloed van dieren van alle soorten:

       1602 90 31 || – – – Van wild of van konijn

|| – – – Andere:

– – – – andere dan vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend:

– – – – – Andere dan vlees of slachtafvallen van runderen bevattend:

       1602 90 99 || – – – – – – Andere dan van schapen of van geiten

ex   1603 00 || Extracten en sappen van vlees

       1801 00 00 || Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

       1802 00 00 || Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

ex   2001 || Groenten, vruchten, noten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur:

ex   2001 90 || – Andere:

       2001 90 20 || – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum

ex   2005 || Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

ex   2005 99 || – Andere groenten en mengsels van groenten:

       2005 99 10 || – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum

ex   2206 || Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen:

       2206 00 31 tot en met        2206 00 89 || – Andere dan piquette

ex   2301 || Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen:

       2301 10 00 || – Meel, poeder en pellets van vlees of van slachtafvallen; kanen

GN‑code || Omschrijving

ex   2302 || Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets:

       2302 50 00 || – Van peulvruchten

       2304 00 00 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

       2305 00 00 || Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

ex   2306 || Perskoeken en andere vaste afvallen, ook indien fijngemaakt of in pellets, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, andere dan bedoeld bij post 2304 of 2305, met uitzondering van GN-code 2306 90 05 (Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van maïskiemen) en 2306 90 11 en 2306 90 19 (perskoeken en andere vaste afvallen verkregen bij de winning van olijfolie)

ex   2307 00 || Wijnmoer; ruwe wijnsteen:

       2307 00 90 || – Ruwe wijnsteen

ex   2308 00 || Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen:

       2308 00 90 || – Andere dan draf (droesem) van druiven en eikels en wilde kastanjes en draf (droesem) van andere vruchten

ex   2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

ex   2309 10 || – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein:

       2309 10 90 || – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten

ex   2309 90 || – Andere:

2309 90 10 || – – Andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen: – –Visperswater en perswater van zeezoogdieren ("solubles")

ex   2309 90 91 tot en met        2309 90 99 || – – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten, met uitzondering van

– Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap;

– Gedehydrateerde producten uitsluitend verkregen uit vaste afvallen en sappen voortvloeiend uit de bereiding van concentraten zoals bedoeld bij het eerste streepje

(a)   Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU-bepalingen (zie Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 3)). (b)  Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU- bepalingen (zie Richtlijn 88/661/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36); Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 96/510/EG van de Commissie (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53)). (c)   Voor indeling onder deze code gelden de voorwaarden die zijn vastgelegd in de betreffende EU-bepalingen (zie de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1)). (d)  Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling II, onder F, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur.

Sectie 2

GN‑code || Omschrijving

0101 90 11 || Slachtpaarden(a)

ex 0205 00 || Vlees van paarden, vers, gekoeld of bevroren

0210 99 10 || Vlees van paarden, gezouten, gepekeld of gedroogd

0511 99 10 || Pezen en zenen; snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden of vellen

0701 || Aardappelen, vers of gekoeld

0901 || Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding

1105 || Meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen

ex 1212 99 70 || Cichoreiwortels

2209 00 91 en 2209 00 99 || Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur, andere dan wijnazijn

4501 || Natuurkurk, ruw of eenvoudig bewerkt; kurkafval; gebroken, gegranuleerd of gemalen

(a)   Voor indeling onder deze code gelden de voorwaarden die zijn vastgelegd in de betreffende EU-bepalingen (zie de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1)).

BIJLAGE II IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE DEFINITIES Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector

I.          Onder padie, gedopte rijst, halfwitte rijst, volwitte rijst, rondkorrelige rijst, halflangkorrelige rijst, langkorrelige rijst A of B en breukrijst wordt het volgende verstaan:

1.         a)         "Padie": rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd.

b)      "Gedopte rijst": padie waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name de rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine rijst", "cargorijst", "loonzainrijst" en "riso sbramato".

c)       "Halfwitte rijst": padie waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen.

d)      "Volwitte rijst": padie waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de volledige kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in het geval van rondkorrelige rijst, zijn verwijderd, ook als overlangse witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels.

2.      a)          "Rondkorrelige rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van 5,2 mm of minder en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2.

b)      "Halflangkorrelige rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 mm doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte niet groter is dan 3.

c)       "Langkorrelige rijst":

i)        langkorrelige rijst A: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 en kleiner dan 3;

ii)       langkorrelige rijst B: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3.

d)      "Meting van de korrels": de korrels worden gemeten bij volwitte rijst volgens de onderstaande methode:

i)        uit de partij wordt een representatief monster getrokken;

ii)       het monster wordt gesorteerd zodat uitsluitend met volledige korrels, waaronder onrijpe korrels, wordt gewerkt;

iii)      er worden twee metingen met telkens 100 korrels verricht en daarvan wordt het gemiddelde berekend;

iv)      de resultaten worden uitgedrukt in millimeter en afgerond tot op één decimaal.

3.      "Breukrijst": brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan driekwart van de gemiddelde lengte van de volledige korrel.

II.           Voor rijstkorrels en breukrijst die niet van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden de volgende definities.

A.      "Hele korrels": korrels waarvan, ongeacht de aan ieder bewerkingsstadium eigen kenmerken, ten hoogste een gedeelte van de punt ontbreekt.

B.      "Ontpunte korrels": korrels waarvan de punt geheel ontbreekt.

C.      "Gebroken korrels" of "deeltjes": korrels waarvan meer dan de punt ontbreekt; deze categorie omvat:

– grote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan de helft van die van de hele korrel, maar die geen hele korrel vormen),

– middelgrote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan een vierde van die van de hele korrel, maar die niet de minimumafmeting van grote gebroken korrels hebben),

– fijne gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte minder dan een vierde van die van de hele korrel bedraagt, maar die niet door een zeef met mazen van 1,4 mm gaan),

– deeltjes (fijne deeltjes of korreldeeltjes die door een zeef met mazen van 1,4 mm kunnen); gespleten korrels (ontstaan door het overlangs splijten van de korrel) worden beschouwd als deeltjes.

D.      "Groene korrels": niet geheel rijpe korrels.

E.      "Korrels die natuurlijke misvormingen vertonen": als natuurlijke misvormingen worden beschouwd de al dan niet erfelijke misvormingen ten opzichte van de normale morfologische kenmerken van de variëteit.

F.      "Krijtachtige korrels": korrels die over ten minste drie vierde van het oppervlak een ondoorschijnend en meelachtig uiterlijk vertonen.

G.      "Roodgestreepte korrels": korrels die in de lengte rode strepen van diverse intensiteit en schakering vertonen, welke door resten van het zilvervlies worden veroorzaakt.

H.      "Gespikkelde korrels": korrels die kleine, duidelijk afgetekende donkere min of meer regelmatige ronde vlekjes vertonen; als gespikkelde korrels worden eveneens beschouwd, korrels die lichte, oppervlakkige zwarte strepen vertonen; de strepen en vlekken mogen geen geel of donker aureool hebben.

I.       "Gevlekte korrels": korrels die over een klein gedeelte van hun oppervlak duidelijk hun normale kleur hebben verloren; de vlekken kunnen van diverse kleur zijn (zwartachtig, roodachtig, bruin, enz.); diepe zwarte strepen worden eveneens als vlekken beschouwd. Wanneer de vlekken een zodanige kleurintensiteit (zwart, roze, bruin-roodachtig) hebben dat zij onmiddellijk opvallen en wanneer zij de helft of meer dan de helft van de korrel bedekken, moeten de betrokken korrels als gele korrels worden beschouwd.

J.       "Gele korrels": korrels waarvan het oppervlak door een andere oorzaak dan het drogen geheel of gedeeltelijk zijn normale kleur heeft verloren en een van citroengeel tot oranjegeel variërende kleur heeft gekregen.

K.     "Barnsteenkleurige korrels": korrels waarvan de kleur door een andere oorzaak dan het drogen een uniforme, lichte en algemene verandering heeft ondergaan; door die verandering is de kleur van de korrels helder ambergeel geworden.

Deel II: Definities met betrekking tot de hopsector

1.           "Hop": de gedroogde katjes, ook hopbellen genaamd, van de (vrouwelijke) hopplant (Humulus lupulus); deze katjes, groen-geel en eivormig, hebben een steel en worden over het algemeen ten hoogste 2 à 5 cm groot.

2.           "Hopmeel": het door het malen van hop verkregen product dat alle natuurlijke bestanddelen daarvan bevat.

3.           "Met lupuline verrijkt hopmeel": het door het malen van hop na mechanische verwijdering van een deel van de bladeren, stengels, schutbladeren en hopspillen verkregen product.

4.           "Hopextract": de door de inwerking van oplosmiddelen uit hop of hopmeel verkregen concentraten.

5.           "Mengproducten van hop": het mengsel van twee of meer van de in punt 1 tot en met 4 bedoelde producten.

Deel III: Definities met betrekking tot de wijnsector

Wijnstokgerelateerd

1.           "Rooien": volledige verwijdering van de wijnstokken die zich op een met wijnstokken beplante oppervlakte bevinden.

2.           "Aanplant": de definitieve aanplant van wijnstokken of delen daarvan, al dan niet geënt, met het oog op de productie van druiven of het kweken van entstokken.

3.           "Overenting": het enten van een wijnstok die voordien reeds werd geënt.

Productgerelateerd

4.           "Verse druiven": vruchten van de wijnstok, gebruikt bij de wijnbereiding, rijp of zelfs licht ingedroogd, die met bij de wijnbereiding gebruikelijke middelen kunnen worden gekneusd of geperst en spontane alcoholische gisting kunnen doen ontstaan.

5.           "Druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit": een product dat

a)      een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol en ten hoogste 15 % vol;

b)      wordt verkregen door de toevoeging, aan niet-gegiste druivenmost die een natuurlijk alcoholgehalte van ten minste 8,5 % vol heeft en die uitsluitend afkomstig is van wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 63, lid 2, in een indeling kunnen worden opgenomen, van

i)        hetzij neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol;

ii)       hetzij een niet-gerectificeerd product verkregen door de distillatie van wijn en met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 80 % vol.

6.           "Druivensap": het niet-gegiste doch voor gisting vatbare vloeibare product dat

a)      door middel van passende behandelingen wordt verkregen om als zodanig te worden geconsumeerd;

b)      wordt verkregen uit verse druiven of uit druivenmost of door reconstitutie. In het laatste geval wordt het product gereconstitueerd uit geconcentreerde druivenmost of geconcentreerd druivensap.

Druivensap mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

7.           "Geconcentreerd druivensap": niet-gekarameliseerd druivensap dat wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivensap door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

Geconcentreerd druivensap mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

8.           "Wijnmoer":

a)      het bezinksel dat zich in recipiënten met wijn vormt na de gisting, bij de opslag of na toegestane behandeling;

b)      het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder a) bedoelde product;

c)      het bezinksel dat zich in recipiënten met druivenmost vormt bij de opslag of na toegestane behandeling; of

d)      het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder c) bedoelde product.

9.           "Druivendraf": de na het persen van verse druiven overblijvende substantie, al dan niet gegist.

10.         "Piquette": een product dat wordt verkregen door:

a)      vergisting van onbehandelde druivendraf, gemacereerd in water; of

b)      uitloging, met water, van gegiste druivendraf.

11.         "Distillatiewijn": een product dat

a)      een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 18 % vol en ten hoogste 24 % vol;

b)      uitsluitend wordt verkregen door aan wijn die geen suikerresidu bevat, een niet-gerectificeerd product toe te voegen dat wordt verkregen door distillatie van wijn en dat een effectief alcoholgehalte heeft van maximaal 86 % vol; of

c)      een gehalte aan vluchtige zuren heeft van ten hoogste 1,5 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.

12.         "Cuvée":

a)      de druivenmost;

b)      de wijn; of

c)      het resultaat van de vermenging van druivenmost of van wijnen met verschillende eigenschappen, met het oog op het verkrijgen van bepaalde soort mousserende wijnen.

Alcoholgehalte

13.         "Effectief alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20° C, in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur.

14.         "Potentieel alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20° C dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur.

15.         "Totaal alcoholvolumegehalte": de som van het effectieve en het potentiële alcoholvolumegehalte.

16.         "Natuurlijk alcoholvolumegehalte": het totale alcoholvolumegehalte van het betrokken product, vóór verrijking.

17.         "Effectief alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol in 100 kg van het product.

18.         "Potentieel alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 kg van het product.

19.         "Totaal alcoholmassagehalte": de som van het effectieve en het potentiële alcoholmassagehalte.

Deel IV: Definities met betrekking tot de rundvleessector

1.           "Runderen": levende runderen (huisdieren) van de GN-codes ex 0102 10 en 0102 90 05 tot en met 0102 90 79.

2.           "Volwassen runderen": runderen die ten minste 8 maanden oud zijn.

Deel V: Definities betreffende de sector melk en zuivelproducten

Voor de toepassing van het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland wordt onder "rechtstreeks bereid uit melk of room" tevens verstaan boter die zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen uit melk of room is bereid volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of fractionering van dat melkvet kan doorlopen.

Deel VI: Definities met betrekking tot de eiersector

1.           "Eieren in de schaal": eieren van pluimvee, in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt, andere dan de in punt 2 bedoelde broedeieren.

2.           "Broedeieren": broedeieren van pluimvee.

3.           "Heel ei": eieren uit de schaal, van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie.

4.           "Eigeel": eigeel van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie.

Deel VII: Definities met betrekking tot de sector pluimveevlees

1.           "Levend pluimvee": hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders met een gewicht per stuk van meer dan 185 gram.

2.           "Kuikens": levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) met een gewicht per stuk van niet meer dan 185 gram.

3.           "Geslacht pluimvee": dood pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders), hele dieren, ook zonder slachtafvallen.

4.           "Afgeleide producten":

a)      in bijlage I, deel XX, onder a), genoemde producten;

b)      in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde producten, "delen van pluimvee" genoemd, met uitzondering van geslacht pluimvee en van eetbare slachtafvallen;

c)      in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde eetbare slachtafvallen;

d)      in bijlage I, deel XX, onder c), genoemde producten;

e)      in bijlage I, deel XX, onder d) en e), genoemde producten;

f)       in bijlage I, deel XX, onder f), genoemde producten, andere dan producten van de GN-codes 1602 20 11 en 1602 20 19.

Deel VIII: Definities met betrekking tot de bijenteeltsector

1.           "Honing" of "honig": de natuurlijke zoete stof die door de bijensoort Apis mellifera wordt bereid uit bloemennectar of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten op de levende plantendelen, welke grondstoffen door de bijen worden vergaard, verwerkt door vermenging met eigen specifieke stoffen, gedeponeerd, gedehydreerd, en in de honingraten opgeslagen en achtergelaten om te rijpen.

Als voornaamste honingsoorten worden onderscheiden:

a)      naargelang van de oorsprong:

i)        bloemenhoning of nectarhoning: honing die uit plantennectar is verkregen;

ii)       honingdauwhoning: honing die voornamelijk is verkregen uit uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten (Hemiptera) op de levende plantendelen of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen;

b)      naargelang van de wijze van productie en/of de aanbiedingsvorm:

iii)      raathoning: honing die door bijen is opgeslagen in de gesloten cellen van kort tevoren door henzelf gemaakte raten of fijne platen was, uitsluitend bestaande uit bijenwas, zonder broed, en die in hele raten of delen daarvan wordt verkocht;

iv)      brokhoning of raatbrokken in honing: honing die één of meer brokken raathoning bevat;

v)       lekhoning: honing, verkregen door het laten uitlekken van geopende raten zonder broed;

vi)      slingerhoning: honing, verkregen door het slingeren van geopende raten zonder broed;

vii)     pershoning: honing, verkregen door het samenpersen van raten zonder broed zonder verwarming of bij matige verwarming van maximaal 45° C;

viii)    gefilterde honing: honing, verkregen door zodanige verwijdering van vreemde anorganische of organische stoffen, dat een aanzienlijk deel van de pollen is verwijderd.

Onder "bakkershoning" wordt verstaan:

a)      honing die geschikt is voor industrieel gebruik of als ingrediënt in andere, vervolgens verwerkte levensmiddelen, en die

b)      mogelijk:

– een vreemde smaak of geur heeft, of

– begonnen is te gisten of gegist heeft, of

– oververhit is.

2.           Onder "producten van de bijenteelt" wordt verstaan honing, bijenwas, koninginnengelei, propolis of pollen.

BIJLAGE III IN ARTIKEL 7 BEDOELDE STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER

A.           Standaardkwaliteit van padie

Padie van standaardkwaliteit:

a)      is rijst van gezonde handelskwaliteit, geurloos;

b)      heeft een vochtgehalte van ten hoogste 13 %;

c)      heeft bij verwerking tot volwitte rijst een rendement van 63 gewichtspercenten hele korrels (met maximaal 3 % ontpunte korrels), waarvan het maximumgewichtspercentage aan niet onberispelijke korrels volwitte rijst als volgt is:

krijtachtige korrels van padie van de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 || 1,5 %

krijtachtige korrels van padie van andere GN-codes dan de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 || 2,0 %

roodgestreepte korrels || 1,0 %

gespikkelde korrels || 0,50 %

gevlekte korrels || 0,25 %

gele korrels || 0,02 %

barnsteenkleurige korrels || 0,05 %

B.           Standaardkwaliteit van suiker

I.       Standaardkwaliteit van suikerbieten

Suikerbieten van de standaardkwaliteit hebben de volgende eigenschappen:

a)       gezonde handelskwaliteit;

b)      suikergehalte van 16 % bij de inontvangstneming.

II.      Standaardkwaliteit van witte suiker

1.       Witte suiker van de standaardkwaliteit heeft de volgende eigenschappen:

a)       gezonde handelskwaliteit; droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij lopend;

b)      minimale polarisatie: 99,7;

c)       maximaal vochtgehalte: 0,06 %;

d)      maximaal gehalte aan invertsuiker: 0,04 %;

e)       het overeenkomstig punt 2 vastgestelde aantal punten bedraagt in totaal niet meer dan 22 en bedraagt niet meer dan:

          15 voor het asgehalte,

          9 voor kleurtype, bepaald volgens de methode van het Institut für landwirtschaftliche Technologie und Zuckerindustrie Braunschweig (hierna "methode Braunschweig" genoemd),

          6 voor kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode van de International Commission for Uniform Methods of Sugar Analysis, (hierna "methode ICUMSA" genoemd).

2.       Een punt wordt toegekend:

a)       per 0,0018 % asgehalte, bepaald volgens de methode ICUMSA bij 28 °Brix,

b)      per 0,5 kleurtype-eenheid, bepaald volgens de methode Braunschweig,

c)       per 7,5 eenheden voor de kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode ICUMSA.

3.       De methoden voor de bepaling van de in punt 1 bedoelde elementen zijn dezelfde als de methoden die daarvoor worden gebruikt in het kader van de interventiemaatregelen.

III.     Standaardkwaliteit van ruwe suiker

1.       Ruwe suiker van de standaardkwaliteit is suiker met een rendement aan witte suiker van 92 %.

2.       Het rendement van ruwe bietsuiker wordt berekend door op het getal van de polarisatiegraad van deze suiker in mindering te brengen:

a)       het viervoud van het procentuele asgehalte;

b)      het dubbele van het procentuele gehalte aan invertsuiker;

c)       het getal 1.

3.       Het rendement van ruwe rietsuiker wordt berekend door op het dubbele van zijn polarisatiegraad het getal 100 in mindering te brengen.

BIJLAGE IV BEGROTING VOOR STEUNPROGRAMMA’S, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 41, LID 1

uitgedrukt in 1000 euro per jaar

BG || 26 762

CZ || 5 155

DE || 38 895

EL || 23 963

ES || 353 081

FR || 280 545

IT || 336 997

CY || 4 646

LT || 45

LU || 588

HU || 29 103

MT || 402

AT || 13 688

PT || 65 208

RO || 42 100

SI || 5 045

SK || 5 085

UK || 120

BIJLAGE V INTERNATIONALE ORGANISATIES, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 56, LID 3

- Codex Alimentarius

- Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties

BIJLAGE VI DEFINITIES, AANDUIDINGEN EN VERKOOPBENAMINGEN VAN PRODUCTEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 60

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder "verkoopbenaming" verstaan de naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG.

Deel I. Vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden

I.            Definitie

Met het oog op de toepassing van dit deel van deze bijlage wordt onder "vlees" verstaan geslachte dieren, vlees met of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor menselijke consumptie, van runderen die jonger zijn dan 12 maanden, aangeboden in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een onmiddellijke verpakking of een verpakking.

Op het moment van het slachten delen de marktdeelnemers, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, alle runderen die jonger zijn dan 12 maanden, in één van de volgende twee categorieën in:

(A)         categorie V: runderen die jonger zijn dan 8 maanden

Identificatieletter: V;

(B)         categorie Z: runderen die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden

Identificatieletter: Z.

II.          Verkoopbenamingen

1.           Vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts worden afgezet onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en):

(A)    voor vlees van runderen die jonger zijn dan 8 maanden (identificatieletter: V):

Land van afzet || Verplichte verkoopbenaming

België || veau, viande de veau/kalfsvlees/Kalbfleisch

Bulgarije || месо от малки телета

Tsjechië || Telecí

Denemarken || Lyst kalvekød

Duitsland || Kalbfleisch

Estland || Vasikaliha

Griekenland || μοσχάρι γάλακτος

Spanje || Ternera blanca, carne de ternera blanca

Frankrijk || veau, viande de veau

Ierland || Veal

Italië || vitello, carne di vitello

Cyprus || μοσχάρι γάλακτος

Letland || Teļa gaļa

Litouwen || Veršiena

Luxemburg || veau, viande de veau/Kalbfleisch

Hongarije || Borjúhús

Malta || Vitella

Nederland || Kalfsvlees

Oostenrijk || Kalbfleisch

Polen || Cielęcina

Portugal || Vitela

Roemenië || carne de vițel

Slovenië || Teletina

Slowakije || Teľacie mäso

Finland || vaalea vasikanliha/ljust kalvkött

Zweden || ljust kalvkött

Verenigd Koninkrijk || Veal

(B)    voor vlees van runderen die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden (identificatieletter: Z):

Land van afzet || Verplichte verkoopbenaming

België || jeune bovin, viande de jeune bovin/jongrundvlees/Jungrindfleisch

Bulgarije || Телешко месо

Tsjechië || hovězí maso z mladého skotu

Denemarken || Kalvekød

Duitsland || Jungrindfleisch

Estland || noorloomaliha

Griekenland || νεαρό μοσχάρι

Spanje || Ternera, carne de ternera

Frankrijk || jeune bovin, viande de jeune bovin

Ierland || rosé veal

Italië || vitellone, carne di vitellone

Cyprus || νεαρό μοσχάρι

Letland || jaunlopa gaļa

Litouwen || Jautiena

Luxemburg || jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch

Hongarije || Növendék marha húsa

Malta || Vitellun

Nederland || rosé kalfsvlees

Oostenrijk || Jungrindfleisch

Polen || młoda wołowina

Portugal || Vitelão

Roemenië || carne de tineret bovin

Slovenië || meso težjih telet

Slowakije || mäso z mladého dobytka

Finland || vasikanliha/kalvkött

Zweden || Kalvkött

Verenigd Koninkrijk || Beef

2.           De in punt 1 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.

3.           De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A) van de tabel in punt 1 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan alle voorschriften van deze bijlage wordt voldaan.

Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan 12 maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen "veau", "teleci", "Kalb", "μοσχάρι", "ternera", "kalv", "veal", "vitello", "vitella", "kalf", "vitela" en "teletina".

4.           De in punt 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006.

Deel II. Wijnbouwproducten

(1)     Wijn

         Onder "wijn" wordt verstaan het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost.

Wijn heeft:

a)       na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage VII, deel I, punt B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5% vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B zoals bedoeld in het aanhangsel bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones;

b)      wanneer hij een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft, in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen zoals bedoeld in bijlage VII, deel I, punt B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 % vol;

c)       een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan:

– kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd,

– kan voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming die zonder verrijking is verkregen, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot meer dan 15 % vol worden verhoogd;

d)      behoudens eventuele afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalent per liter.

         "Retsina" is wijn die uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om "retsina"-wijn overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen.

         In afwijking van het bepaalde onder b) worden "Tokaji eszencia" en "Tokajská esencia" als wijn beschouwd.

         In afwijking van artikel 60, lid 2, mogen de lidstaten toestaan dat het woord "wijn" wordt gebruikt indien:

a)       het vergezeld gaat van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, af te zetten; of

b)      het onderdeel is van een samengestelde benaming.

         Iedere verwarring met producten die onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen.

(2)     Jonge, nog gistende wijn

         Onder jonge, nog gistende wijn wordt verstaan het product waarvan de alcoholische gisting nog niet is voltooid en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.

(3)     Likeurwijn

Onder likeurwijn wordt verstaan het product:

a)       dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste 22 % vol;

b)      dat een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen opstelt;

c)       dat verkregen is uit:

– gedeeltelijk gegiste druivenmost,

– wijn,

– een mengsel van bovengenoemde producten, of

– druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als het gaat om bepaalde, door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vast te stellen likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;

d)      dat een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen opstelt;

e)       waaraan zijn toegevoegd:

i)        een van de volgende producten of een mengsel daarvan:

– neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol,

– distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;

ii)       alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

– geconcentreerde druivenmost,

– een mengsel van een van de onder e), punt i), genoemde producten met druivenmost zoals bedoeld onder c), eerste en vierde streepje;

f)       waaraan, in afwijking van het bepaalde onder e), voor zover het gaat om likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen opstelt, zijn toegevoegd:

i)        een van de onder e), punt i), genoemde producten of een mengsel daarvan; of

ii)       een of meer van de volgende producten:

– alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,

– eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,

– eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol; en

iii)      in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

– gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,

– geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,

– geconcentreerde druivenmost,

– een mengsel van een van de onder f) ii), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje.

(4)     Mousserende wijn

Onder mousserende wijn wordt verstaan het product dat:

a)       is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

– van verse druiven,

– van druivenmost, of

– van wijn;

b)      wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c)       bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; en

d)      wordt bereid uit cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol.

(5)     Mousserende kwaliteitswijn

Onder mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan het product dat:

a)       is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

– van verse druiven,

– van druivenmost, of

– van wijn;

b)      wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c)       bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar; en

d)      wordt bereid uit cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.

(6)     Aromatische mousserende kwaliteitswijn

Onder aromatische mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan mousserende kwaliteitswijn die:

a)       is verkregen door voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die zijn opgenomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen opstelt.

          De aromatische mousserende kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen voor de cuvée, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vastgesteld;

b)      bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar;

c)       een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol; en

d)      een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol.

(7)     Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a)       is verkregen uit wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;

b)      bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd; en

c)       bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar.

(8)     Parelwijn

Onder parelwijn wordt verstaan het product dat:

a)       is verkregen uit wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

b)      een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol;

c)       bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar; en

d)      wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

(9)     Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a)       is verkregen uit wijn;

b)      een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

c)       bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar; en

d)      wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

(10)   Druivenmost

         Onder druivenmost wordt verstaan de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(11)   Gedeeltelijk gegiste druivenmost

         Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt verstaan het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte.

(12)   Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven

         Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat wordt verkregen door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vast te stellen wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven beschouwd.

(13)   Geconcentreerde druivenmost

         Onder geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20° C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 62, lid 3, derde alinea en artikel 68, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

         Geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(14)   Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost

         Onder gerectificeerde geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet‑gekarameliseerde vloeistof die:

a)       wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20° C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 62, lid 3, derde alinea en artikel 68, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten;

b)      een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;

c)       de volgende kenmerken vertoont:

– pH niet hoger dan 5 bij 25 °Brix,

– optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25 °Brix,

– sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode,

– Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25 °Brix,

– getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suiker totaal;

– gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal,

– gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suiker totaal,

– conductiviteit bij 25 °Brix en 20° C niet hoger dan 120 micro‑Siemens/cm,

– gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal,

– aanwezigheid van meso-inositol.

          Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(15)   Wijn van ingedroogde druiven

Onder wijn van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat:

a)       zonder verrijking is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog op gedeeltelijke dehydratatie;

b)      een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol; en

c)       een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter).

(16)   Wijn van overrijpe druiven

Onder wijn van overrijpe druiven wordt verstaan het product dat:

a)       wordt bereid zonder verrijking;

b)      een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol; en

c)       een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol.

De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.

(17)   Wijnazijn

Onder wijnazijn wordt verstaan azijn die:

a)       uitsluitend wordt verkregen door azijnzure vergisting van wijn; en

b)      een totaal zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.

Deel III. Melk en zuivelproducten

1.      De benaming “melk” mag uitsluitend worden gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en bij één of meer melkbeurten is verkregen, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.

De benaming "melk" mag evenwel tevens worden gebruikt:

a)       voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV van deze bijlage is gestandaardiseerd;

b)      samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen aan de melk.

2.      Met het oog op de toepassing van dit deel wordt onder "zuivelproducten" verstaan producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.

De onderstaande benamingen mogen uitsluitend voor zuivelproducten worden gebruikt:

a)       de volgende benamingen, die in alle handelsstadia worden gebruikt

i)        wei,

ii)       room,

iii)      boter,

iv)      karnemelk of botermelk,

v)       butteroil,

vi)      caseïne,

vii)     watervrij melkvet,

viii)    kaas,

ix)      yoghurt,

x)       kefir,

xi)      koemis,

xii)     viili/fil,

xiii)    smetana,

xiv)    fil;

b)      benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG die daadwerkelijk voor zuivelproducten worden gebruikt.

3.      De benaming „melk” en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.

4.      De oorsprong van de melk en van de door de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet afkomstig zijn van runderen.

5.      De in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde producten worden gebruikt.

         Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.

6.      Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/114/EG van de Raad[48] worden gebruikt, noch enige aanbiedingsvorm, waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.

         Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming „melk” en de in punt 2, tweede alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG.

Deel IV. Melk voor menselijke consumptie van GN-code 0401

I.       Definities

Met het oog op de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

a)       “melk”: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b)      “consumptiemelk”: de in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;

c)       “vetgehalte”: de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;

d)      “eiwitgehalte”: de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.

II.      Levering of verkoop aan de eindverbruiker

(1)     Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.

(2)     De verkoopbenamingen voor deze producten zijn die welke zijn vastgesteld in punt III van dit deel. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.

(3)     De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.

III.     Consumptiemelk

1.       De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:

a)       rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40° C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

b)      volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:

i)        gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen;

ii)       niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);

c)       halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;

d)      magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.

          Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: "… % vet". Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.

2.       Onverminderd het bepaalde in punt 1, onder b) ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:

a)       om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;

b)      verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen[49];

c)       vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.

          De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde‑etikettering zoals bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad[50]. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.

          De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.

3.       Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:

a)       een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;

b)      een massagewicht van ten minste 1028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20° C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;

c)       ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.

Deel V. Producten van de sector pluimveevlees

I.       Dit deel van deze bijlage is van toepassing op het, in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, in de Unie afzetten van bepaalde soorten en aanbiedingsvormen van pluimveevlees, alsmede van bereidingen en producten op basis van pluimveevlees of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten:

– hanen en kippen (Gallus domesticus),

– eenden,

– ganzen,

– kalkoenen,

– parelhoenders.

         Deze bepalingen zijn ook van toepassing op gepekeld pluimveevlees van GN‑code 0210 99 39.

II       Definities

(1)     “Pluimveevlees”: het voor menselijke consumptie geschikt vlees van pluimvee dat geen enkele andere behandeling dan een koudebehandeling heeft ondergaan.

(2)     "Vers pluimveevlees": pluimveevlees dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan – 2° C en niet hoger dan + 4° C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor het uitsnijden en behandelen van vers pluimveevlees in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om ter plaatse rechtstreeks aan de consument te worden geleverd.

(3)     "Bevroren pluimveevlees": pluimveevlees dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet worden bevroren en moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 12° C.

(4)     "Diepgevroren pluimveevlees": pluimveevlees dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 18° C, met inachtneming van de in Richtlijn 89/108/EEG van de Raad[51] vastgestelde toleranties.

(5)     “Bereiding op basis van pluimveevlees”: pluimveevlees, met inbegrip van pluimveevlees dat in kleine stukken is gehakt, waaraan levensmiddelen, kruiden of additieven zijn toegevoegd of dat een verwerking heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het vlees te veranderen.

(6)     “Bereiding op basis van vers pluimveevlees”: een bereiding op basis van pluimveevlees waarvoor “vers pluimveevlees” verordening is gebruikt.

          De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften betreffende de vereiste minimumduur vaststellen voor zover dat nodig is voor het behandelen en het uitsnijden in de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers pluimveevlees.

(7)     "Pluimveevleesproduct": een vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr. 853/2004, waarvoor pluimveevlees is gebruikt.

Deel VI. Smeerbare vetproducten

De in artikel 60 bedoelde producten mogen slechts zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in de bijlage vastgestelde eisen voldoen.

De verkoopbenamingen voor deze producten worden in dit deel gespecificeerd.

De onderstaande verkoopbenamingen zijn uitsluitend bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben:

a)      melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;

b)      vetten van GN-code ex 1517;

c)      uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.

Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derde van de droge stof.

Deze verkoopbenamingen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20° C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.

Deze definities zijn niet van toepassing op:

a)      de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven;

b)      geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

Vetgroep || Verkoopbenamingen || Productcategorieën

Definities || Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten

A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. || 1. Boter 2. 3/4 boter (*) 3. Halfvolle boter (**) 4. Melkvetproduct X % || Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product met de volgende melkvetgehalten: -        minder dan 39 %; -        meer dan 41 % en minder dan 60 %, -        meer dan 62 % en minder dan 80 %.

B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. || 1. Margarine 2. 3/4 margarine (***) 3. Halfvolle margarine (****) 4. Product met vet X % || Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en ten hoogste 90 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: -       minder dan 39 %; -       meer dan 41 % en minder dan 60 %, -       meer dan 62 % en minder dan 80 %.

Vetgroep || Verkoopbenamingen || Productcategorieën

Definities || Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten

C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten De producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 % en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte. || 1. Melange 2. 3/4 melange (*****) 3. Halfvolle melange (******) 4. Melangeproduct X % || Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: -       minder dan 39 %; -       meer dan 41 % en minder dan 60 %, -       meer dan 62 % en minder dan 80 %.

(*)             stemt in het Deens overeen met "smør 60". (**)           stemt in het Deens overeen met "smør 40". (***)         stemt in het Deens overeen met "margarine 60". (****)       stemt in het Deens overeen met "margarine 40". (*****)     stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 60". (******)   stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 40".

Noot:  Het melkvetbestanddeel van de in dit deel genoemde producten mag alleen via fysische processen worden gewijzigd.

Deel VII. Benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven

Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de afzet van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar met de bindende internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.

In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van dit deel worden afgezet.

(1)     OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

         Olie die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend is verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procedés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling heeft ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van olie die is verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort.

         Olijfolie van de eerste persing wordt uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:

a)       Extra olijfolie van de eerste persing

          Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

b)      Olijfolie van de eerste persing

          Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

c)       Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting

          Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(2)     GERAFFINEERDE OLIJFOLIE

         Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(3)     OLIJFOLIE — BESTAANDE UIT GERAFFINEERDE OLIJFOLIE EN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

         Olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(4)     RUWE OLIE VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

         Olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie van de eerste persing voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(5)     GERAFFINEERDE OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

         Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(6)     OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

         Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

Aanhangsel bij bijlage VI (waarnaar wordt verwezen in deel II) Wijnbouwzones

De wijnbouwzones zijn de volgende:

(1)          Wijnbouwzone A omvat:

a)      in Duitsland: de andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van punt 2, onder a);

b)      in Luxemburg: het Luxemburgse wijnbouwgebied;

c)      in België, Denemarken, Ierland, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het wijnbouwareaal van deze landen;

d)      in Tsjechië: het wijnbouwgebied Čechy.

(2)          Wijnbouwzone B omvat:

a)      in Duitsland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden;

b)      in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde departementen, alsmede in de volgende departementen:

– Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin,

– Lorraine: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle, Vosges,

– Champagne: Aisne, Aube, Marne, Haute-Marne, Seine-et-Marne,

– Jura: Ain, Doubs, Jura, Haute-Saône,

– Savoie: Savoie, Haute-Savoie, Isère (de gemeente Chapareillan),

– Val de Loire: Cher, Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret, Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede, in het departement Nièvre, de met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissement Cosne-sur-Loire;

c)      in Oostenrijk: het Oostenrijkse wijnbouwareaal;

d)      in Tsjechië: het wijnbouwgebied Morava en de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 1, onder d), zijn vermeld;

e)      in Slowakije de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Malokarpatská vinohradnícka oblast’, Južnoslovenská vinohradnícka oblast’, Nitrianska vinohradnícka oblast’, Stredoslovenská vinohradnícka oblast’, Východoslovenská vinohradnícka oblast’ en de niet in punt 3, onder f), vermelde wijnbouwgebieden;

f)       in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's:

– de regio Podravje: Štajerska Slovenija, Prekmurje,

– de regio Posavje: Bizeljsko Sremič, Dolenjska en Bela krajina, en de niet in punt 4, onder d), vermelde met wijnstokken beplante oppervlakten;

g)      in Roemenië: het gebied Podișul Transilvaniei.

(3)          Wijnbouwzone C I omvat:

a)      in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

– in de volgende departementen: Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d’Or, Dordogne, Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre (met uitzondering van het arrondissement Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme, Pyrénées-Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn, Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne,

– in de arrondissementen Valence en Die van het departement Drôme (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne en Montélimar),

– in het arrondissement Tournon, in de kantons Antraigues, Burzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas, Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône van het departement Ardèche;

b)      in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d’Aosta en de provincies Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno;

c)      in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies A Coruña, Asturias, Cantabria, Guipúzcoa en Vizcaya;

d)      in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de regio Norte dat overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van “Vinho Verde”, alsmede de “concelhos” Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van de “freguesias” Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de “Região viticola da Extremadura”;

e)      in Hongarije: alle met wijnstokken beplante oppervlakten;

f)       in Slowakije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Tokajská vinohradnícka oblast’;

g)      in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 2, onder g) of punt 4, onder f), zijn vermeld.

(4)          Wijnbouwzone C II omvat: a)

a)      in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

– in de volgende departementen: Aude, Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse,

– in het gedeelte van het departement Var dat ten zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,

– in het arrondissement Nyons en het kanton Loriol-sur-Drôme in het departement Drôme,

– in de niet in punt 3, onder a), vermelde administratieve eenheden van het departement Ardèche;

b)      in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Abruzzi, Campania, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincie Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Toscana, Umbria, Veneto (met uitzondering van de provincie Belluno), met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Elba en de overige eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en de eilanden Capri en Ischia;

c)      in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende provincies:

– Lugo, Orense, Pontevedra,

– Ávila (met uitzondering van de gemeenten die overeenstemmen met de “comarca” Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca, Segovia, Soria, Valladolid, Zamora,

– La Rioja,

– Álava,

– Navarra,

– Huesca,

– Barcelona, Girona, Lleida,

– het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden van de rivier de Ebro,

– de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in de oorsprongsbenaming Penedés,

– het gedeelte van de provincie Tarragona dat overeenstemt met de “comarca” Conca de Barberá;

d)      in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Brda of Goriška Brda, Vipavska dolina of Vipava, Kras en Slovenska Istra;

e)      in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dunavska Ravnina (Дунавска равнина), Chernomorski Rayon (Черноморски район), Rozova Dolina (Розова долина);

f)       in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s:

         Dealurile Buzăului, Dealu Mare, Severinului en Plaiurile Drâncei, Colinele Dobrogei, Terasele Dunării, het zuidelijke wijngebied met zandgronden en andere gunstige gebieden.

(5)          Wijnbouwzone C III a) omvat:

a)      in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende nomoi: Florina, Imathia, Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia, Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland Thira (Santorini);

b)      in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die hoger zijn gelegen dan 600 m;

c)      in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 4, onder e), zijn vermeld.

(6)          Wijnbouwzone C III b) omvat:

a)      in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

– in de departementen van Corsica,

– in het gedeelte van het departement Var dat gelegen is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de (erin begrepen) gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,

– de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het departement Pyrénées-Orientales;

b)      in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Calabrië, Basilicata, Apulië, Sardinië en Sicilië, met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische eilanden;

c)      in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 5, onder a), zijn opgenomen;

d)      in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder c), of punt 4, onder c), zijn vermeld;

e)      in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 3, onder d), zijn vermeld;

f)       in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet hoger zijn gelegen dan 600 m;

g)      in Malta: de met wijnstokken beplante oppervlakten.

(7)          De grenzen van de in dit aanhangsel vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende nationale bepalingen.

BIJLAGE VII OENOLOGISCHE PROCEDÉS ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 62 Deel I Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones

A.           Maxima voor verrijking

1.      Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die is verkregen uit wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 63 in een indeling mogen worden opgenomen.

2.      Het natuurlijke alcoholvolumegehalte wordt volgens de in punt B genoemde oenologische procedés verhoogd en de verhoging mag de volgende maxima niet overschrijden:

a)       3 % vol in wijnbouwzone A;

b)      2 % vol in wijnbouwzone B;

c)       1,5 % vol in de wijnbouwzone C.

3.      In de jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de lidstaten verzoeken om de in punt 2 genoemde maxima met 0,5 % te mogen verhogen. Als reactie op een dergelijk verzoek stelt de Commissie, met inachtneming van de in artikel 68 opgenomen bevoegdheden, zo spoedig mogelijk een uitvoeringshandeling vast. De Commissie tracht uiterlijk vier weken nadat het verzoek is ingediend, hierover een besluit te nemen.

B.           Verrijkingsprocedés

1.      Het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag slechts als volgt overeenkomstig punt A worden verhoogd:

a)       voor druiven, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;

b)      voor druivenmost: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip van omgekeerde osmose;

c)       voor wijn, door gedeeltelijke concentratie door afkoeling.

2.      Gebruikmaking van een van de in punt 1 bedoelde behandelingen sluit gebruikmaking van de overige uit wanneer wijn of druivenmost verrijkt wordt met geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, en steun wordt verleend uit hoofde van artikel 103 sexvicies van Verordening (EG) nr 1234/2007.

3.      Toevoeging van sacharose als bedoeld in punt 1, onder a) en b), mag alleen in de vorm van droge suiker, en alleen in de volgende gebieden:

a)       wijnbouwzone A;

b)      wijnbouwzone B;

c)       wijnbouwzone C,

         met uitzondering van de wijngaarden in Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Cyprus en in de Franse departementen die vallen onder de Cours d'appel (Hoven van beroep) te:

– Aix-en-Provence,

– Nîmes,

– Montpellier,

– Toulouse,

– Agen,

– Pau,

– Bordeaux,

– Bastia.

         Voor verrijking door droge suiker mag evenwel bij wijze van uitzondering door de nationale autoriteiten vergunning worden verleend in de hierboven genoemde Franse departementen. Frankrijk stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van dergelijke vergunningen.

4.      Toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot een toename van het oorspronkelijke volume gekneusde verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan 11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 % in de wijnbouwzone C.

5.      Concentratie van druivenmost of wijn die één van de in punt 1 bedoelde behandelingen heeft ondergaan:

a)       mag niet tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke volume van deze producten met meer dan 20 % afneemt;

b)      mag, in afwijking van punt A.2, onder c), het natuurlijke alcoholvolumegehalte van deze producten niet met meer dan 2 % vol verhogen.

6.      De in de punten 1 en 5 bedoelde behandelingen mogen niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn of wijn wordt verhoogd:

a)       tot meer dan 11,5 % vol in wijnbouwzone A;

b)      tot meer dan 12 % vol in wijnbouwzone B;

c)       tot meer dan 12,5 % vol in wijnbouwzone C I;

d)      tot meer dan 13 % vol in wijnbouwzone C II; en

e)       tot meer dan 13,5 % vol in wijnbouwzone C III.

7.      In afwijking van het bepaalde in punt 6 kunnen de lidstaten:

a)       voor rode wijn de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot 12 % vol in wijnbouwzone A en 12,5 % vol in wijnbouwzone B;

b)      voor de productie van wijn met een oorsprongsbenaming het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot een door de lidstaten vast te stellen waarde.

C.           Aanzuring en ontzuring

1.      Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen:

a)       in de wijnbouwzones A, B en C I worden ontzuurd;

b)      in de wijnbouwzones C I, C II and C III a), onverminderd het bepaalde in punt 7, worden aangezuurd en ontzuurd; of

c)       in wijnbouwzone C III b) worden aangezuurd.

2.      De in punt 1 genoemde producten, behalve wijn, mogen slechts worden aangezuurd tot een maximum van 1,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, d.i. 20 milli‑equivalent per liter.

3.      Wijn mag slechts worden aangezuurd tot een maximum van 2,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3 milli‑equivalent per liter.

4.      Wijn mag slechts worden ontzuurd tot een maximum van 1 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 13,3 milli-equivalent per liter.

5.      Voor concentratie bestemde druivenmost mag gedeeltelijk worden ontzuurd.

6.      Onverminderd punt 1 mogen de lidstaten in jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan, toestemming verlenen voor het aanzuren van de in punt 1 genoemde producten in de wijnbouwzones A en B onder de in de punten 2 en 3 genoemde voorwaarden.

7.      Aanzuring en verrijking van eenzelfde product sluiten elkaar uit, behoudens afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt, en aanzuring en ontzuring van eenzelfde product sluiten elkaar eveneens uit.

D.          Behandelingen

1.      Elk van de in de punten B en C genoemde behandelingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, wordt slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst, onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt, wordt uitgevoerd bij de verwerking van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn, tot wijn of tot een andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde drank uit de sector wijn, met uitzondering van mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.

2.      Concentratie van wijn moet plaatsvinden in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst.

3.      Aanzuring en ontzuring van wijn mogen alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst.

4.      Elk van de in de punten 1, 2 en 3 bedoelde behandelingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of sucrose, die natuurlijke of rechtspersonen, of groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en handelaars die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen nader aanduidt, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd en op dezelfde plaats in voorraad hebben als verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn. De melding van deze hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een voorraadregister.

5.      Elk van de in de punten B en C genoemde behandelingen moet worden geregistreerd in het in artikel 103 bedoelde begeleidende document waarmee de aldus behandelde producten in het verkeer worden gebracht.

6.      Deze behandelingen mogen, behoudens afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, niet plaatsvinden:

a)       na 1 januari in de wijnbouwzones C;

b)      na 16 maart in de wijnbouwzones A en B, en

mogen slechts worden toegepast op producten die afkomstig zijn van de laatste aan deze data voorafgaande druivenoogst.

7.      In afwijking van het bepaalde in punt 6 zijn concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn, het hele jaar door toegestaan.

Deel II Beperkingen

A.           Algemeen

1.      Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van water uitgesloten, behalve in gevallen waarin dat om specifieke technische redenen noodzakelijk is.

2.      Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van alcohol uitgesloten, behalve bij procedés voor het verkrijgen van verse druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en parelwijn.

3.      Distillatiewijn mag alleen voor distillatie worden gebruikt.

B.           Verse druiven, druivenmost en druivensap

1.      Verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, mag slechts worden gebruikt voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten. Dit geldt onverminderd stringentere bepalingen die de lidstaten kunnen toepassen voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten op hun grondgebied.

2.      Druivensap en geconcentreerd druivensap mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het is verboden deze producten op het grondgebied van de Unie tot alcoholische vergisting te brengen.

3.      De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd Koninkrijk, in Ierland en in Polen, van onder GN code 2206 00 vallende producten waarvoor de lidstaten het gebruik van een samengestelde benaming waarin de verkoopbenaming "wijn" voorkomt, mogen toestaan.

4.      Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de vervaardiging van likeurwijnen in de wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1 januari 1985 traditioneel bestond, en voor de vervaardiging van wijn van overrijpe druiven.

5.      Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, druivensap en geconcentreerd druivensap of mengsels van deze producten, van oorsprong uit derde landen, mogen op het grondgebied van de Unie niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan in deze bijlage vermelde producten.

C.           Vermenging van wijn

Het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met wijn uit de Unie en het versnijden van wijnen van oorsprong uit derde landen in de Unie is verboden.

D.          Bijproducten

1.      Intense persing van druiven is verboden. De lidstaten stellen, rekening houdend met plaatselijke en technische omstandigheden, de minimumhoeveelheid alcohol in de draf en de wijnmoer na persing van de druiven vast.

         De hoeveelheid alcohol in die bijproducten wordt door de lidstaten vastgesteld op ten minste 5 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.

2.      Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie en piquette mogen wijnen of andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde dranken niet uit wijnmoer of druivendraf worden bereid. Het begieten van druivenmoer, druivendraf of geperste aszú-pulp met wijn is toegestaan onder door de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vast te stellen voorwaarden, wanneer die praktijk traditioneel wordt gebruikt voor de bereiding van "Tokaji fordítás" en "Tokaji máslás" in Hongarije en "Tokajský forditáš" en "Tokajský mášláš" in Slowakije.

3.      Het persen van wijnmoer en het opnieuw vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie of de vervaardiging van piquette zijn verboden. Filtrering en centrifugering van wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer de verkregen producten van gezonde handelskwaliteit zijn.

4.      Piquette, voor zover de vervaardiging ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag uitsluitend voor distillatie of voor consumptie door wijnproducenten en hun gezin worden gebruikt.

5.      Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten bijproducten verplicht te laten wegwerken door middel van distillatie, moeten alle natuurlijke of rechtspersonen of groepen personen die bijproducten in voorraad hebben, deze wegwerken onder de voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, middels gedelegeerde handelingen vaststelt.

BIJLAGE VIII CONCORDANTIETABELLEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 163

Verordening (EU) nr. [COM(2010)799] || Deze verordening

1 || 1

2(1) || 3(1)

2(2)(a) en (b) || -

2(2)(c) || 14(1)

3 || 6

4 || 3(3)

5 || 5

6(1) || -

6(2) || 9, 10(d), (e)

7 || 9

8 || 7

9 || -

10 || 10

11 || 11

12 || 12

13 || 13

14 || 14(2), (3)

15 || 15

16 || -

17 || -

18 || -

19 || -

20 || [16(1)(c), (d)]

21 || -

22 || 16

23 || -

24 || [17]

25 || [17]

26 || [17]

27 || [17]

28 || [18(5)]

29 || [18(7)(a), 19(k)(ii)]

30 || [18(5)]

31 || 18

32 || 19

33 || 20

34 || [18(8), (9)]

35 || [18(8), (9)]

36 || 19

37 || 155(1)(a), (2), (3), (4)

38 || 155(1)(b), (2), (3)

39 || 155(5)

40 || 154

41 || 154

42 || -

43(1), (3)-(7) || -

43(2) || 101(1)

44 || -

45 || -

46(a), (c) || -

46(b) || 101(2)

47 || 112

48 || 115

49 || -

50 || -

51 || -

52 || -

53 || -

54 || -

55 || -

56 || -

57 || -

58 || -

59 || -

60 || -

61 || -

62 || -

63 || -

64 || -

65 || -

66 || -

67 || -

68 || -

69 || -

70 || -

71 || -

72 || -

73 || -

74 || -

75 || -

76 || -

77 || -

78 || -

79 || -

80 || -

81 || -

82 || -

83 || -

84 || -

85 || -

86 || -

87 || -

88 || -

89 || -

90 || -

91 || -

92 || -

93 || -

94 || -

95 || -

96 || -

97 || -

98(1) || 113

98(2), (3) || 157

99 || -

100 || -

101 || -

102 || -

103 || -

104 || -

105 || -

106 || -

107 || -

108 || 24 en 152

109 || 25

110 || 26

111 || -

112 || -

113 || -

114 || 27

115 || 28

116 || 29

117 || -

118 || -

119 || -

120 || 30

121 || 31

122 || 32

123 || 33

124 || 34, [31(b)]

125 || 35(a), [136(2)]

126 || 35

127 || 36

128 || 21 en 152

129 || 22

130 || 23

131 || 37

132 || 38

133 || 39, [50(a)], [51(a)]

134 || [50(a)]

135 || 40

136 (1)-(3) || 41

136(4) || 147

137 || 42

138 || 43

139 || 44

140 || 45

141 || 46

142 || 47

143 || 48

144 || 49

145 || -

146 || 50

147 || 51

148(1) || 52(1)

148(2) || 150

149 || [53(a)]

150 || 52(3)

151(1) || 52(2)

151(2) || -

152 || [53(b)]

153 || 53(a), (c)

154 || 54

155 || -

156 || -

157 || -

158 || 55

159 || 56

160 || 57

161 || 58

162 || 59

163 || 60

164 || 61

165 || 62

166 || 63

167 || 64

168 || 65

169 || 66

170 || 67

171 || -

172 || 68

173 || 69

174 || 70

175 || 71, [86(4)]

176 || 71(3), [86(4)]

177 || 72, [86(4)]

178 || 73, [86(4)]

179 || 74, [86(4)]

180 || 75

181 || 76

182 || 77

183 || 78

184 || 79

185 || 80

186 || 81

187 || -

188 || -

189 || 82

190 || 83

191 || 84

192 || 85

193 || 86

194 || 87

195 || 88

196 || 89

197 || 90

198 || 91

199 || 92

200 || 93

201 || 94

202 || 95

203 || 96

204 || 97

205 || 98

206 || -

207 || 99

208 || 100

209 || 106

210 || 108

211(1) || -

211(2) || [164]

212 || 109

213 || [114]

214 || [114]

215 || 107, [114]

216 || [114]

217 || -

218 || 110, [116]

219 || [157]

220 || [116]

221 || 111

222 || 110

223 || [114, 116]

224 || 110

225 || [114, 116, 157]

226 || 111

227(1) en (3) || [114, 116]

227(2) || [164]

228 || 111, [116]

229 || 105

230 || 114, 115

231 || -

232 || -

233 || 117(1), [118(1)(a)]

234 || 117(2)

235 || 117(3)

236 || [118(2)(e)]

237(1) || 122

237(2) || 130

238 || 118

239 || 119

240 || -

241 || [121]

242 || [121]

243 || [121]

244 || [121]

245 || [121]

246 || 122

247 || 123

248 || -

249 || 121

250 || 121

251 || 125

252 || [126(1)]

253 || 126(1)

254 || 127

255 || 128

256 || [121]

257 || [121]

258 || [121]

259 || [121]

260 || -

261 || -

262 || -

263 || 129

264 || -

265 || 131

266 || 132

267 || 117

268 || 118

269 || 119

270 || 120

271 || 133

272 || 134

273 || 135

274 || 136

275 || 137

276 || 138

277 || 139

278 || 140

279 || 125

280 || [126(2)]

281 || -

282 || 142

283 || 143

284 || 144

285 || 145

286 || 145

287 || 145

288 || 110

289 || 114, 115

290 || 146

291(1) || 146

291(2) || -

292 || 148

293, eerste en tweede alinea || -

293, derde alinea || 149

293, vierde alinea || [157]

294 || -

295 || -

296 || -

297 || 151

298 || 154

299 || 154

300 || 154

301 || 154(3) en 157

302 || 158

303 || -

304 || 102

305 || [157]

306 || 103

307 || -

308 || [157]

309 || -

310 || [157]

311 || 104

312 || [157]

313 || 2

314 || -

315 || 156

316 || 157

317 || -

318 || -

319 || -

320 || 160

321 || 160

322 || 161

323 || 162

324 || -

325 || 163

326 || -

327 || 164

328 || 164

329 || 165

Bijlage I || Bijlage I (I-XX, XXIV/1)

Bijlage II || Bijlage I (XXI-XXIII)

Bijlage III || II

Bijlage IV || III

Bijlage V || [18(8)]

Bijlage VI || -

Bijlage VII || -

Bijlage VIII || -

Bijlage IX || -

Bijlage X || Bijlage IV

Bijlage XI || Bijlage V

Bijlage XII || Bijlage VI

Bijlage XIII || Bijlage VII

Bijlage XIV || [114(1)(f)]

Bijlage XV || [121]

Bijlage XVI || [121]

Bijlage XVII || -

Bijlage XVIII || -

Bijlage XIX || -

Bijlage XX || Bijlage VIII

Verordening (EU) nr. [COM(2010)799] || Verordening (EU) nr. […]inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

96(3) || 89(4)

145 || 91-101

171 || 89(3)

185(4) || 90(1)

187 || 90(2) en (4)

188 || 90(3) en (4)

206 || 89(1)

236 || 67

307 || 65(2)(c) en 104(b)

317 || 62

318 || 64, 66

319 || 63

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

-        Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[52]

Beleidsterrein Titel 05 van Rubriek 2

1.3. Aard van het voorstel/initiatief (Wetgevingskader voor het GLB na 2013)

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[53]

x Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

x Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Om het efficiënte gebruik van hulpbronnen te bevorderen en zodoende, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, zijn voor het GLB de volgende doelstellingen vastgelegd:

- Rendabele voedselproductie

- Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;

- Evenwichtige territoriale ontwikkeling.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen voor Beleidsterrein 05:

Specifieke doelstelling nr. 1:

Het leveren van collectieve goederen in de milieusector

Specifieke doelstelling nr. 2:

Het compenseren van problemen bij de productie in gebieden met natuurlijke beperkingen

Specifieke doelstelling nr. 3:

Het nemen van maatregelen voor matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering

Specifieke doelstelling nr. 4:

Het beheren van de EU-begroting (GLB) met inachtneming van hoge normen inzake financieel beheer

Specifieke doelstelling voor ABB 05 02 – Interventiemaatregelen op de landbouwmarkten:

Specifieke doelstelling nr. 5:

Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen

Specifieke doelstelling voor ABB 05 03 – Rechtstreekse steun:

Specifieke doelstelling nr. 6:

Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken

Specifieke doelstellingen voor ABB 05 04 – Plattelandsontwikkeling:

Specifieke doelstelling nr. 7

Groene groei stimuleren door innovatie

Specifieke doelstelling nr. 8:

De werkgelegenheid op het platteland stimuleren en het sociale weefsel van de plattelandsgebieden in stand houden

Specifieke doelstelling nr. 9

De plattelandseconomie verbeteren en diversificatie stimuleren

Specifieke doelstelling nr. 10

Gunstige voorwaarden scheppen voor de structurele diversiteit van de landbouwsystemen

1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

In dit stadium kunnen nog geen kwantitatieve streefdoelen voor de impactindicatoren worden vastgelegd. Hoewel het beleid wel sturend kan werken, zouden de gemeten economische, ecologische en sociale resultaten uiteindelijk ook afhangen van de impact van diverse externe factoren en het recente verleden heeft geleerd dat deze factoren significant en onvoorspelbaar zijn. Ondertussen wordt de analyse voortgezet om klaar te zijn voor de periode na 2013.

Met betrekking tot de rechtstreekse betalingen krijgen de lidstaten de mogelijkheid om tot op zekere hoogte zelf te beslissen over de tenuitvoerlegging van bepaalde elementen van de regelingen voor de rechtstreekse betalingen.

Met betrekking tot de plattelandsontwikkeling zullen de te verwachten resultaten en effecten afhangen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's die de lidstaten bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun programma's streefdoelen op te nemen.

1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

De voorstellen voorzien in de opstelling van een gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader om de prestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te meten. Dat kader omvat alle instrumenten op het gebied van monitoring en evaluatie van GLB-maatregelen, met name rechtstreekse betalingen, marktmaatregelen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de toepassing van de randvoorwaarden.

De impact van deze GLB-maatregelen wordt beoordeeld in het licht van de volgende doelstellingen:

a)       rendabele voedselproductie, met de klemtoon op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;

b)       duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de klemtoon op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water;

c)       evenwichtige territoriale ontwikkeling, met de klemtoon op werkgelegenheid op het platteland, groei en armoede in plattelandsgebieden.

De Commissie bepaalt, middels uitvoeringshandelingen, de voor deze doelstellingen en gebieden specifieke indicatoren.

Voor plattelandsontwikkeling wordt bovendien een omvattender gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem voorgesteld. Dat systeem heeft ten doel a) de voortgang en de verwezenlijkingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van het plattelandsontwikkelingsbeleid te evalueren, b)            bij te dragen tot gerichtere steun voor plattelandsontwikkeling, en c) een gemeenschappelijk leerproces op het gebied van monitoring en evaluatie te stimuleren. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, een lijst vast van aan de beleidsprioriteiten gekoppelde gemeenschappelijke indicatoren.

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Deze voorstellen zijn erop gericht te zorgen voor het wetgevingskader voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013, met het oog op het bereiken van de meerjarige strategische doelstellingen van het GLB die rechtstreeks zijn gebaseerd op de Europa 2020-strategie voor het Europese platteland, en op de naleving van de ter zake relevante voorschriften van het Verdrag.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het toekomstige GLB zal niet alleen een beleid zijn dat is afgestemd op een klein, maar essentieel deel van de EU-economie, maar ook een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid, het milieu en het territoriale evenwicht. Zo wordt het GLB een werkelijk gemeenschappelijk beleid dat optimaal gebruik maakt van de beperkte begrotingsmiddelen om in de hele EU een duurzame landbouw in stand te houden, belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te versterken.

Het GLB is een werkelijk Europees beleid, zoals ook reeds in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020"[54] is gezegd. In plaats van in alle 27 een eigen landbouwbeleid te voeren en een eigen landbouwbegroting op te stellen, brengen de lidstaten hun middelen samen in een enkel Europees beleid met een enkele Europese begroting. Dit houdt uiteraard in dat het GLB een aanzienlijk deel uitmaakt van de begroting van de EU. Toch is deze aanpak efficiënter en economischer dan een ongecoördineerde nationale aanpak.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Op basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.

1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (ELFPO, EFRO, ESF, Cohesiefonds en EFMV) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, het doelmatig besteden van de EU-middelen en het in praktijk brengen van vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het vooruitzicht gestelde partnerschapsovereenkomsten, die ook betrekking zullen hebben op deze fondsen.

Met het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld, worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet in prioriteiten voor zowel het ELFPO als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMV, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen.

Het gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie.

Voor het GLB resulteert een en ander bovendien in aanzienlijke synergieën en vereenvoudigingen dankzij de harmonisering en het op elkaar afstemmen van de beheers‑ en controlevoorschriften voor de eerste (ELGF) en de tweede (ELFPO) pijler van het GLB. De sterke band tussen het ELGF en het ELFPO moet worden behouden en de in de lidstaten bestaande structuren moeten worden verstevigd.

1.6. Duur en financiële gevolgen

x Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordeningen betreffende de regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkeling en overgangsverordeningen)

– x   Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– x   Financiële gevolgen voor de periode die wordt bestreken door het volgende meerjarig financieel kader. Voor plattelandsontwikkeling, gevolgen voor de betalingen tot en met 2023

x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordening inzake de integrale GMO en de horizontale verordening)

– Uitvoering vanaf 2014.

1.7. Beheersvorm(en)[55]

x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[56]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

X Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen

Geen ingrijpende wijziging ten opzichte van de huidige situatie, d.w.z. de uitgaven die verband houden met de wetgevingsvoorstellen inzake de hervorming van het GLB worden grotendeels beheerd in de vorm van gedeeld beheer met de lidstaten. Een zeer gering deel zal evenwel nog steeds onder direct gecentraliseerd beheer door de Commissie vallen.

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

In het kader van de monitoring en evaluatie van het GLB zal de Commissie om de 4 jaar verslag uitbrengen bij het Europees Parlement en de Raad; het eerste verslag moet uiterlijk eind 2017 worden ingediend.

Ter aanvulling worden specifieke voorschriften voor alle sectoren van het GLB vastgesteld, onder meer inzake uitgebreide rapportage‑ en meldingsvoorschriften die worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen.

Voor de plattelandsontwikkeling wordt eveneens voorzien in monitoringregels op programmaniveau, die worden afgestemd op de andere fondsen en vergezeld gaan van evaluaties voor, tijdens en na de uitvoering van het programma.

2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

Het GLB telt meer dan zeven miljoen begunstigden, die steun ontvangen in het kader van een van de vele verschillende steunregelingen, voor elk waarvan gedetailleerde en soms ingewikkelde subsidiabiliteitscriteria gelden.

Het foutenpercentage in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is voortdurend gedaald. Het huidige foutenpercentage van 2% bevestigt de positieve perceptie van de ontwikkelingen in de voorbije jaren. Er wordt naar gestreefd in dezelfde richting verder te gaan en het foutenpercentage tot onder de 2% terug te dringen.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, heeft ten doel de huidige bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde regeling te handhaven en te versterken. Het voorstel voorziet in een bindende administratieve structuur op het niveau van de lidstaten, georganiseerd rond geaccrediteerde betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles bij de uiteindelijke begunstigden overeenkomstig de in punt 2.3 opgenomen principes. Het hoofd van elk betaalorgaan moet jaarlijks een borgingsverklaring indienen die betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen, de goede werking van de internecontrolesystemen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties. Een onafhankelijk auditorgaan moet advies uitbrengen over deze drie elementen.

De Commissie zal de landbouwuitgaven blijven controleren middels een op risicoanalyse gebaseerde aanpak om te garanderen dat de controles worden gericht op de gebieden met het grootste risico. Wanneer uit deze controles blijkt dat bij de uitgaven de regels van de Unie zijn overtreden, zal zij de betrokken bedragen aan EU-financiering onttrekken in het kader van de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen.

Bijlage 8 van de effectbeoordeling bij deze wetgevingsvoorstellen bevat een gedetailleerde analyse van de aan deze controles verbonden kosten.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel voor een verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voorziet in de handhaving en versterking van de huidige gedetailleerde regelingen inzake controle en sancties door de betaalorganen, met gemeenschappelijke basiselementen en op de specifieke kenmerken van elke steunregeling toegesneden speciale voorschriften. De regelingen voorzien meestal in uitputtende administratieve controles van alle steunaanvragen, kruiscontroles met andere databanken voor zover dit passend wordt geacht, en aan de betaling voorafgaande controles ter plaatse van een minimum aantal transacties naargelang van het aan de betrokken regeling verbonden risico. Als bij deze controles ter plaatse een groot aantal onregelmatigheden wordt geconstateerd, moeten aanvullende controles worden verricht. Veruit het belangrijkste systeem in dit verband is het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), dat in het begrotingsjaar 2010 is toegepast voor ongeveer 80% van alle uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO. De Commissie zal worden gemachtigd om, voor lidstaten met goed werkende controlesystemen en lage foutenpercentages, toe te staan dat het aantal controles ter plaatse wordt verlaagd.

In het pakket is voorts bepaald dat de lidstaten onregelmatigheden en fraude moeten voorkomen, opsporen en corrigeren, doeltreffende, ontradende en proportionele straffen moeten opleggen zoals vastgesteld in de uniale of nationale wetgeving, en onregelmatige betalingen met interest moeten terugvorderen. Het bevat ook een automatisch vereffeningsmechanisme voor onregelmatige betalingen, waarin is bepaald dat, wanneer de terugvordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het terugbetalingsverzoek of binnen acht jaar ingeval van een rechtsprocedure, de niet-geïnde bedragen ten laste vallen van de betrokken lidstaat. Dit mechanisme zal voor de lidstaten een sterke stimulans zijn om onregelmatige betalingen zo snel mogelijk terug te vorderen.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

De in dit financieel memorandum aangegeven bedragen zijn uitgedrukt in huidige prijzen en betreffen vastleggingen.

Naast de in de onderstaande tabellen opgenomen wijzigingen die voortvloeien uit de wetgevingsvoorstellen, bevatten die voorstellen ook andere wijzigingen die geen financiële gevolgen hebben.

In dit stadium kan niet worden uitgesloten dat, in om het even welk jaar in de periode 2014‑2020, financiële discipline moet worden toegepast. Dat hangt evenwel niet af van de hervormingsvoorstellen als zodanig, maar van andere factoren zoals de uitvoering van rechtstreekse steun of toekomstige ontwikkelingen op de landbouwmarkten.

Voor de rechtstreekse steunbedragen liggen de in het voorstel betreffende de overgang vervatte verlengde nettomaxima voor 2014 (kalenderjaar 2013) hoger dan de in de onderstaande tabellen aangegeven bedragen voor rechtstreekse steun. Deze verlenging heeft ten doel de continuïteit van de bestaande wetgeving te garanderen in een scenario waarbij alle andere elementen ongewijzigd blijven, onverminderd de eventuele noodzaak om het mechanisme van de financiële discipline toe te passen.

De hervormingsvoorstellen bevatten bepalingen op grond waarvan de lidstaten enige flexibiliteit wordt geboden bij de toewijzing van de rechtstreekse steun, respectievelijk plattelandsontwikkeling. Indien lidstaten besluiten gebruik te maken van die flexibiliteit, dan heeft dat financiële gevolgen binnen de bestaande financiële bedragen, die in dit stadium niet kunnen worden gekwantificeerd.

Dit financieel memorandum houdt geen rekening met het eventuele gebruik van de crisisreserve. Er zij op gewezen dat voor de bedragen van de marktgerelateerde uitgaven is uitgegaan van een situatie zonder openbare‑interventieaankopen en andere crisismaatregelen in om het even welke sector.

3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Tabel 1: Bedragen voor het GLB, inclusief aanvullende bedragen waarin is voorzien in de MFK-voorstellen en in de voorstellen voor de hervorming van het GLB

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || ||

Binnen het MFK || || || || || || || || || ||

Rubriek 2 || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (2) (3) (4) || 44 939 || 45 304 || 44 830 || 45 054 || 45 299 || 45 519 || 45 508 || 45 497 || 45 485 || 317 193

Geraamde bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 4 704

P1 Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (met bestemmingsontvangsten) || 45 611 || 45 976 || 45 502 || 45 726 || 45 971 || 46 191 || 46 180 || 46 169 || 46 157 || 321 897

P2 Plattelandsontwikkeling (4) || 14 817 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 101 157

Totaal || 60 428 || 60 428 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

Rubriek 1 || || || || || || || || || ||

CB Landbouwonderzoek en -innovatie || n.v.t. || n.v.t. || 682 || 696 || 710 || 724 || 738 || 753 || 768 || 5 072

Meest hulpbehoevenden || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

Totaal || n.v.t. || n.v.t. || 1 061 || 1 082 || 1 104 || 1 126 || 1 149 || 1 172 || 1 195 || 7 889

Rubriek 3 || || || || || || || || || ||

Voedselveiligheid || n.v.t. || n.v.t. || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 2 450

|| || || || || || || || || ||

Buiten het MFK || || || || || || || || || ||

Reserve voor crisissen in de landbouwsector || n.v.t. || n.v.t. || 531 || 541 || 552 || 563 || 574 || 586 || 598 || 3 945

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) || || || || || || || || || ||

Waarvan maximaal beschikbaar voor landbouw (5) || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

|| || || || || || || || || ||

TOTAAL || || || || || || || || || ||

TOTAAL voorstellen Commissie (MFK + buiten het MFK) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 62 274 || 62 537 || 62 823 || 63 084 || 63 114 || 63 146 || 63 177 || 440 156

TOTAAL voorstellen MFK (d.i. uitgezonderd reserve en EFG) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 61 364 || 61 609 || 61 877 || 62 119 || 62 130 || 62 141 || 62 153 || 433 393

Opmerkingen:

(1)           Met inachtneming van reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervallen eind 2013.

(2)           De bedragen hebben betrekking op het voorgestelde jaarlijkse maximum voor de eerste pijler. Opgemerkt zij evenwel dat wordt voorgesteld negatieve uitgaven van de boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen (momenteel onder begrotingspost 05 07 07 06) over te hevelen naar de bestemmingsontvangsten (onder post 67 03). Voor details, zie de tabel geraamde ontvangsten op de onderstaande bladzijde.

(3)           De cijfers voor 2013 zijn inclusief de bedragen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en die voor marktmaatregelen in de visserijsector.

(4)           De bedragen in de bovenstaande tabel zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief van 29 juni 2011). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de hiernavolgende tabellen zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(5)           Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief) komt een totaalbedrag tot 2,5 miljard EUR in prijzen van 2011 beschikbaar voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering om aanvullende steun te verlenen aan landbouwers die te lijden hebben van de effecten van de globalisering. In de bovenstaande tabel is de uitsplitsing per jaar in huidige prijzen slechts indicatief. In het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (COM(2011)403 definitief van 29 juni 2011) is voor het EFG een algemeen maximumbedrag van 429 miljoen EUR per jaar (in prijzen van 2011) vastgesteld.       

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

Tabel 2: Geraamde ontvangsten en uitgaven voor Beleidsterrein 05 van Rubriek 2

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 2014-2020

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 123 || 123 || || || || || || 246

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 187

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 864 || 864 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 433

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || 2 622 || 2 641 || 2 670 || 2 699 || 2 722 || 2 710 || 2 699 || 18 764

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 43 081 || 43 297 || 43 488 || 43 454 || 43 454 || 43 454 || 303 105

05 03 Rechtstreekse steun (na plafonnering) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 42 917 || 43 125 || 43 303 || 43 269 || 43 269 || 43 269 || 302 027

|| || || || || || || || || ||

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 101 185

05 04 - Plattelandsontwikkeling (na plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 619 || 14 627 || 14 640 || 14 641 || 14 641 || 14 641 || 102 263

|| || || || || || || || || ||

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Totaal || 60 229 || 60 229 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || 59 212 || 59 436 || 59 682 || 59 901 || 59 890 || 59 879 || 59 867 || 417 867

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen wetgevingsaanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaan de ramingen ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 3: Berekening van de financiële gevolgen, per begrotingshoofdstuk, van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft ontvangsten en GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || || Totaal 2014‑2020

|| || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 ||

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || -689 || -670 || -641 || -612 || -589 || -601 || -612 || -4 413

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || -460 || -492 || -534 || -577 || -617 || -617 || -617 || -3 913

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen naar plattelandsontwikkeling || || || 0 || -164 || -172 || -185 || -186 || -186 || -186 || -1 078

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 28

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen van de rechtstreekse steun || || || 0 || 164 || 172 || 185 || 186 || 186 || 186 || 1 078

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 60 229 || 60 229 || -1 076 || -1 089 || -1 102 || -1 115 || -1 133 || -1 144 || -1 156 || -7 815

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || -1 145 || -1 158 || -1 171 || -1 184 || -1 202 || -1 213 || -1 225 || -8 298

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen juridische aanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaat de raming ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 4: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de marktgerelateerde GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Uitzonderingsmaatregelen gestroomlijnde en verruimde werkingssfeer rechtsgrondslag || || art. 154, 155, 156 || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing interventie voor durumtarwe en sorgho || || ex art. 10 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Voedselprogramma's voor de meest hulpbehoevenden || (2) || ex art. 27 van Ver. 1234/2007 || 500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -3 500,0

Particuliere opslag (vlasvezels) || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Steun voor katoen - Herstructurering || (3) || ex art. 5 van Ver. 637/2008 || 10,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -28,0

Aanloopsteun voor producentengroeperingen G&F || || ex. art. 117 || 30,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || -15,0 || -15,0 || -30,0 || -30,0 || -90,0

Schoolfruitregeling || || art. 21 || 90,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 420,0

Afschaffing PO hop || || ex. art. 111 || 2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -15,9

Facultatieve particuliere opslag mageremelkpoeder || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing steun voor gebruik ondermelk/MMP voor voederdoeleinden/verwerking tot caseïne en gebruik caseïne || || ex. art. 101, 102 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Facultatieve particuliere opslag boter || (4) || art. 16 || 14,0 || [-1,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-85,0]

Afschaffing heffing verkoopbevordering melk || || ex. art. 309 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

TOTAAL 05 02 || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen (5) || || || || -446,3 || -446,3 || -446,3 || -461,3 || -461,3 || -476,3 || -476,3 || -3 213,9

Opmerkingen:

(1)           De behoeften voor 2013 zijn geraamd op basis van de ontwerpbegroting van de Commissie 2012, behalve voor a) de sector groenten en fruit waarvoor de behoeften zijn gebaseerd op het financieel memorandum voor de respectieve hervormingen en b) reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen.

(2)           Het bedrag voor 2013 komt overeen met voorstel COM(2010)486 van de Commissie. Vanaf 2014 wordt de maatregel gefinancierd onder Rubriek 1.

(3)           De beschikbare middelen voor het programma voor herstructurering van de katoensector in Griekenland (4 miljoen EUR/jaar) worden vanaf 2014 overgedragen naar plattelandsontwikkeling. De beschikbare middelen voor Spanje (6,1 miljoen EUR/jaar) gaan vanaf 2018 naar de bedrijfstoeslagregeling (reeds besloten).

(4)           Geraamde gevolgen in geval van niet‑toepassing van de maatregel.

(5)           Verwacht wordt dat, bovenop de uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 02 en 05 03, de rechtstreekse uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 01, 05 07 en 05 08 zullen worden gefinancierd uit de bestemmingsontvangsten van het ELGF. 

Tabel 5: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || 2013 (1) || 2013 Aangepast (2) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 341,0 || 381,1 || 589,6 || 768,0 || 733,2 || 733,2 || 733,2 || 4 279,3

- Reeds goedgekeurde wijzigingen: || || || || || || || || || || || ||

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 875,0 || 1 133,9 || 1 392,8 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 10 008,1

Herstructurering katoen || || || || || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 6,1 || 6,1 || 6,1 || 18,4

Gezondheids­controle || || || || || -64,3 || -64,3 || -64,3 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -552,8

Vorige hervormingen || || || || || -9,9 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -204,2

|| || || || || || || || || || || ||

- Wijzigingen in verband met nieuwe voorstellen GLB-hervorming || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

waarvan: plafonnering || || || || || 0,0 || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

|| || || || || || || || || || || ||

TOTAAL 05 03 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

TOTAAL UITGAVEN || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 42 876,4 || 42 916,5 || 43 125,0 || 43 303,4 || 43 268,7 || 43 268,7 || 43 268,7 || 302 027,3

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           Met inachtneming van reeds goedgekeurde wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervalt eind 2013.

Tabel 6: Componenten van rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Bijlage II || || || || || 42 407,2 || 42 623,4 || 42 814,2 || 42 780,3 || 42 780,3 || 42 780,3 || 256 185,7

Betaling voor landbouwpraktijken die gunstig zijn voor klimaat en milieu (30%) || || || || || 12 866,5 || 12 855,3 || 12 844,3 || 12 834,1 || 12 834,1 || 12 834,1 || 77 068,4

Maximum dat kan worden toegewezen aan betalingen aan jonge landbouwers (2%) || || || || || 857,8 || 857,0 || 856,3 || 855,6 || 855,6 || 855,6 || 5 137,9

Basistoeslagregeling, toeslag voor gebieden met natuurlijke handicaps, facultatieve gekoppelde steun || || || || || 28 682,9 || 28 911,1 || 29 113,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 173 979,4

Maximum dat van bovenstaande lijnen kan worden weggenomen voor de financiering van de regeling kleine landbouwers (10%) || || || || || 4 288,8 || 4 285,1 || 4 281,4 || 4 278,0 || 4 278,0 || 4 278,0 || 25 689,3

In bijlage II opgenomen wijnoverdrachten[57] || || || || || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 959,1

Plafonnering || || || || || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

Katoen || || || || || 256,0 || 256,3 || 256,5 || 256,6 || 256,6 || 256,6 || 1 538,6

POSEI/Kleine eilanden in de Egeïsche Zee || || || || || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 2 504,4

Tabel 7: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de overgangsmaatregelen voor het verlenen van rechtstreekse steun in 2014

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013

|| || || 2013 (1) || 2013 aangepast || 2014 (2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 541,9

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 616,1

Gezondheidscontrole || || || || || -64,3

Vorige hervormingen || || || || || -9,9

TOTAAL 05 03 || || || || ||

TOTAAL UITGAVEN || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 41 072,4

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           De verlengde nettomaxima zijn inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

Tabel 8: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft plattelandsontwikkeling

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Toewijzing voor plattelandsontwikke­ling || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 || 2013 Aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Programma’s voor plattelandsontwikkeling || || || 14 788,9 || 14 423,4 || || || || || || || ||

Steun voor katoen - Herstructurering || (2) || || || || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 28,0

Resultaat plafonnering rechtstreekse steun || || || || || || 164,1 || 172,1 || 184,7 || 185,6 || 185,6 || 185,6 || 1 077,7

Voor PO beschikbare middelen exclusief technische ondersteuning || (3) || || || || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -59,4

Technische ondersteuning || (3) || || 27,6 || 27,6 || 8,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 29,4

Prijs voor plaatselijke innovatieve samenwerkingsprojecten || (4) || || n.v.t. || n.v.t. || 0,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 30,0

TOTAAL 05 04 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || 4,0 || 168,1 || 176,1 || 188,7 || 189,6 || 189,6 || 189,6 || 1 105,7

TOTAAL UITGAVEN (vóór plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 101 185,5

TOTAAL UITGAVEN (na plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 619,2 || 14 627,2 || 14 639,8 || 14 640,7 || 14 640,7 || 14 640,7 || 102 263,2

Opmerkingen:

(1)           Aanpassingen overeenkomstig bestaande wetgeving slechts van toepassing tot het einde van het begrotingsjaar 2013.

(2)           De bedragen in tabel 1 (deel 3.1) zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de bovenstaande tabel 8 zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(3)           Het bedrag voor 2013 voor technische steun werd vastgesteld op basis van de oorspronkelijke middelen voor plattelandsontwikkeling (overdrachten van eerste pijler niet inbegrepen).

Technische steun voor 2014-2020 wordt vastgesteld op 0,25% van de totale middelen voor plattelandsontwikkeling.

(4)           Gedekt door het voor technische steun beschikbare bedrag.

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Opmerking:    Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het niveau van de huidige personele middelen en administratieve uitgaven.

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

DG: AGRI ||

Ÿ Personele middelen || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

TOTAAL DG AGRI || Kredieten || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N[58] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || || || || || || || ||

Betalingen || || || || || || || ||

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output || Gem. kosten van de output || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kosten || Aan­­­tal out­puts || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 5: Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen || || || || || || || || || || || || || || || ||

Groenten en fruit: Afzet via producenten­organisaties (PO's)[59] || Aandeel waarde van de via PO's afgezette productie in de waarde van de totale productie || || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 5 810,0

- Wijn: Nationale middelen – Herstructurering 59 || Aantal hectaren || || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || || 3 326,0

- Wijn: Nationale middelen – Investeringen 59 || || || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || || 1 252,6

- Wijn: Nationale middelen – Distillatie bijproducten 59 || Hecto­liters || || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || || 686,4

- Wijn: Nationale middelen – Drinkalcohol 59 || Aantal hectaren || || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || || 14,2

- Wijn: Nationale middelen – Gebruik van geconcentreerde most 59 || Hecto-liters || || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || || 261,8

- Wijn: Nationale middelen – Afzetbevorde­ring 59 || || || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 1 875,3

- Andere || || || || 720,2 || || 739,6 || || 768,7 || || 797,7 || || 820,3 || || 808,8 || || 797,1 || || 5 452,3

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || || 2 621.8 || || 2 641,2 || || 2 670,3 || || 2 699,3 || || 2 721,9 || || 2 710,4 || || 2 698,7 || || 18 763,5

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 6: Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken || || || || || || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse inkomenssteun[60] || Aantal hectaren betaald (in miljoenen) || || 161,014 || 42 876,4 || 161,014 || 43 080,6 || 161,014 || 43 297,1 || 161,014 || 43 488,1 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 303 105,0

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 6 || || 42 876,4 || || 43 080,6 || || 43 297,1 || || 43 488,1 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 303 105,0

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||

Opmerking: Voor de specifieke doelstellingen 1 tot en met 4 en 7 tot en met 10 moeten de outputs nog worden bepaald (zie deel 1.4.2 hierboven).

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen[61] || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Opmerking: Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het huidige niveau van de personele middelen en administratieve uitgaven. De cijfers voor de periode 2014-2020 zijn gebaseerd op de situatie voor 2011.

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034

XX 01 01 02 (delegaties) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[62] ||

XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78

XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties) || || || || || || ||

XX 01 04 jj || - zetel || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || ||

XX 01 05 02 (AC, INT, END – onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 02 (AC, INT, END - eigen onderzoek) || || || || || || ||

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || ||

TOTAAL[63] || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– x   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met de VOORSTELLEN VOOR HET meerjarig financieel kader VOOR 2014-2020

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– x   Het voorstel/initiatief betreffende plattelandsontwikkeling (ELFPO) voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal

Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS

TOTAAL medegefinancierde kredieten[64] || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– x   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– x   voor de eigen middelen

– x   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[65]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

|| || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Zie de tabellen 2 en 3 in deel 3.2.1.

[1]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[2]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten", COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010.

[3]               Zie met name de resolutie van het Europees Parlement van 23 juni 2011, 2011/2015(INI) en de conclusies van de voorzitterschap van 18.3.2011.

[4]               Het huidige wetgevingskader bestaat uit Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (rechtstreekse betalingen), Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (marktinstrumenten), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (plattelandsontwikkeling) en Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (financiering).

[5]               Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, COM(2011) 615 van 6.10.2011.

[6]               Een overzicht van de 517 bijdragen is opgenomen in bijlage 9 van de effectbeoordeling.

[7]               PB C […] van […], blz.. […].

[8]               PB C […] van […], blz.. […].

[9]               Advies van […], PB C […] van […], blz. […].

[10]             PB C […] van […], blz.. […].

[11]             COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010.

[12]             PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[13]             …

[14]             PB L 34 van 9.2.1979, blz. 2.

[15]             COM(2009) 0234 definitief.

[16]             PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[17]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

[18]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[19]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[20]             PB L 206 van 16.8.1996, blz. 46.

[21]             PB L 87 van 24.3.2007, blz. 1.

[22]             PB L 145 van 31.5.2001, blz. 12.

[23]             PB L […] van […], blz. […].

[24]             PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

[25]             PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

[26]             PB L 265 van 25.9.2006, blz. 1.

[27]             PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

[28]             PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.

[29]             PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58.

[30]             PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.

[31]             PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19.

[32]             PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

[33]             PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53.

[34]             PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

[35]             PB L 299 van 8.11.2008, blz. 25.

[36]             PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

[37]             PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

[38]             PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1.

[39]             PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21.

[40]             PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

[41]             PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17.

[42]             PB L 302 van 19.10.1992, blz. 10.

[43]             PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

[44]             PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1.

[45]             PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1.

[46]             PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10.

[47]             PB L […] van […], blz. […].

[48]             PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

[49]             PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

[50]             PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

[51]             PB L 40 van 11.2.1999, blz. 34.

[52]             ABM: Activity-Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[53]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[54]             COM(2011)500 def. van 29 juni 2011.

[55]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[56]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[57]             Rechtstreekse steun voor de periode 2014-2020 is inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

[58]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[59]             Op basis van uitvoering in het verleden en van ramingen in de ontwerpbegroting 2012. Voor de PO's in de sector groenten en fruit zijn de bedragen in overeenstemming met de hervorming van die sector en, zoals reeds is aangegeven in de activiteitenoverzichten van de ontwerpbegroting 2012, zullen de outputs pas eind 2011 bekend zijn.

[60]             Op basis van potentieel subsidiabele arealen voor 2009.

[61]             Op basis van gemiddelde kosten van 127 000 EUR voor posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen).

[62]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

[63]             Exclusief het subplafond in begrotingsonderdeel 05.010404.

[64]             Dit wordt toegelicht in de door de lidstaten in te dienen plattelandsontwikkelingsprogramma's.

[65]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

Top