Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2017:271:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 271, 20 oktober 2017


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 271

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
20 oktober 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1914 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot verlening van een vergunning voor salinomycine-natrium (Sacox 120 microGranulate en Sacox 200 microGranulate) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1852/2003 en (EG) nr. 1463/2004 (vergunninghouder Huvepharma NV) ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1915 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten

7

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1916 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 341/2007 geopende tariefcontingenten voor knoflook

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1917 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tot en met 9 oktober 2017 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten

27

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1918 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

30

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1919 van de Commissie van 19 oktober 2017 betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 13e deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

33

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2017/1920 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad wat betreft het in het verkeer brengen van zaden van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit de Unie

34

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/1921 van de Raad van 16 oktober 2017 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU voor de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de opstelling van een lijst van scheidsrechters

38

 

*

Besluit (EU) 2017/1922 van de Raad van 16 oktober 2017 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU voor de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van bijlage IX bij Protocol I

41

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2017 van het OZA-EU Comité douanesamenwerking van 2 oktober 2017 betreffende de afwijking van de oorsprongsregels in Protocol 1 bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van de staten in oostelijk en zuidelijk Afrika met betrekking tot tonijnconserven en tonijnfilets (loins) [2017/1923]

44

 

*

Besluit nr. 2/2017 van het OZA-EU Comité douanesamenwerking van 2 oktober 2017 betreffende een afwijking van de oorsprongsregels in Protocol 1 bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van Mauritius met betrekking tot gezouten snoekmakreel [2017/1924]

47

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1914 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot verlening van een vergunning voor salinomycine-natrium (Sacox 120 microGranulate en Sacox 200 microGranulate) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1852/2003 en (EG) nr. 1463/2004 (vergunninghouder Huvepharma NV)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor salinomycine-natrium 120 g/kg (Sacox 120 microGranulate) was overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning voor tien jaar verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen bij Verordening (EG) nr. 1852/2003 van de Commissie (3) en voor mestkippen bij Verordening (EG) nr. 1463/2004 van de Commissie (4). Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van salinomycine-natrium 120 g/kg (Sacox 120 microGranulate) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen. Overeenkomstig artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor een vergunning voor de nieuwe formulering van salinomycine-natrium 200 g/kg (Sacox 200 microGranulate), waarbij is verzocht dat toevoegingsmiddel in de categorie „coccidiostatica en histomonostatica” in te delen. Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van die verordening is een aanvraag ingediend voor de vermindering van de wachttijd vóór het slachten van één naar nul dagen en voor een wijziging van de maximumresidugehalten (MRL's) voor dat toevoegingsmiddel van 5 μg/kg voor al het natte weefsel naar 0,150 mg/kg voor lever, 0,040 mg/kg voor nieren, 0,015 mg/kg voor spierweefsel en 0,150 mg/kg voor huid/vet. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij die aanvragen gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 6 december 2016 (5) geconcludeerd dat salinomycine-natrium 120 g/kg (Sacox 120 microGranulate) en salinomycine-natrium 200 g/kg (Sacox 200 microGranulate) onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen hebben voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat het gebruik van salinomycine-natrium 120 g/kg (Sacox 120 microGranulate) en van salinomycine-natrium 200 g/kg (Sacox 200 microGranulate) doeltreffend is bij de bestrijding van coccidiose bij mestkippen en dat, op basis van de ingediende studies, de conclusie kan worden uitgebreid tot opfokleghennen. De Autoriteit heeft ook geconcludeerd dat uit de blootstellingsramingen bij het hoogste gebruiksniveau blijkt dat een wachttijd van nul dagen aanvaardbaar is. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het niet nodig is MRL's vast te stellen. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Met het oog op de controle moeten echter, zoals aangevraagd, MRL's worden vastgesteld voor lever, nieren, spierweefsel en huid/vet. Er is ook geoordeeld dat de resistentie van Eimeria spp. tegen salinomycine-natrium op het terrein moet worden gemonitord, bij voorkeur tijdens het laatste deel van de geldigheidsduur van de vergunning.

(6)

Uit de beoordeling van salinomycine-natrium (Sacox 120 microGranulate en Sacox 200 microGranulate) blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

Verordening (EG) nr. 1852/2003 en Verordening (EG) nr. 1463/2004 moeten worden ingetrokken.

(8)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vergunningverlening

Voor de in de bijlage beschreven preparaten, die behoren tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als coccidiostaticum voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1852/2003

Verordening (EG) nr. 1852/2003 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1463/2004

Verordening (EG) nr. 1463/2004 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage omschreven preparaat en diervoeding die dat preparaat bevat die vóór 9 mei 2018 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 9 november 2017 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1852/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor het gebruik van een coccidiostaticum in diervoeding (PB L 271 van 22.10.2003, blz. 13).

(4)  Verordening (EG) nr. 1463/2004 van de Commissie van 17 augustus 2004 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor het toevoegingsmiddel Sacox 120 microGranulate van de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in diervoeders (PB L 270 van 18.8.2004, blz. 5).

(5)  EFSA Journal 2017; 15(1):4670.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Maximumresidugehalte (MRL's) in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Coccidiostatica en histomonostatica

51766

Huvepharma NV.

Salinomycine-natrium 120 g/kg

(Sacox 120 microGranulate)

Salinomycine-natrium 200 g/kg

(Sacox 200 microGranulate)

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

(Sacox120 microGranulate):

 

salinomycine-natrium: 114-132 g/kg;

 

siliciumdioxide: 10-100 g/kg;

 

calciumcarbonaat: 500-700 g/kg.

Vaste vorm

(Sacox 200 microGranulate):

 

salinomycine-natrium: 190-220 g/kg;

 

siliciumdioxide: 50-150 g/kg;

 

calciumcarbonaat: 50-150 g/kg.

Vaste vorm

Karakterisering van de werkzame stof

salinomycine-natrium,

C42H69Na O11,

CAS-nummer: 55721-31-8,

Natriumzout van een door fermentatie van Streptomycesazureus (DSM 32267) geproduceerd polyethermonocarbonzuur

Productiegebonden onzuiverheden:

≤ 10 mg elaiofyline/kg salinomycine-natrium.

≤ 2 g 17-epi-20-desoxy-salinomycine/kg salinomycine-natrium.

≤ 10 g 20-desoxy-salinomycine/kg salinomycine-natrium.

≤ 10 g 18,19-dihydro-salinomycine/kg salinomycine-natrium.

≤ 10 g gemethyleerd salinomycine/kg salinomycine-natrium.

Analysemethode  (1)

Voor de kwantificering van salinomycine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

hogedrukvloeistofchromatografie met nakolomsderivatisering in combinatie met spectrometrische detectie (HPLC-PCD-UV-Vis).

Voor de kwantificering van salinomycine in voormengsels en diervoeders:

hogedrukvloeistofchromatografie met nakolomsderivatisering in combinatie met spectrometrische detectie (HPLC-PCD-UV-Vis) — EN ISO 14183.

Mestkippen

50

70

1.

De toevoegingsmiddelen moeten in de vorm van een voormengsel in mengvoeder worden verwerkt.

2.

In de gebruiksaanwijzing wordt het volgende vermeld:

„Gevaarlijk voor paardachtigen en kalkoenen.

Dit voeder bevat een ionofoor:

mogelijke contra-indicatie: gelijktijdige toediening met bepaalde geneeskrachtige stoffen (bv. tiamuline)”.

3.

Salinomycine-natrium mag niet worden gemengd met andere coccidiostatica.

4.

Door de vergunninghouder moet een programma voor monitoring na het in de handel brengen in verband met de resistentie tegen bacteriën en Eimeria spp. worden gepland en uitgevoerd.

5.

Nul dagen wachttijd.

6.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen om mogelijke risico's bij gebruik te voorkomen. Indien die risico's met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder beschermingsmiddelen voor de ademhaling, de ogen en de huid.

9 november 2027

150 μg salinomycine-natrium/kg lever;

40 μg salinomycine-natrium/kg nieren;

15 μg salinomycine-natrium/kg spierweefsel en 150 μg salinomycine-natrium/kg huid/vet.

Opfokleghennen

twaalf weken

50

50


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1915 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (1), en met name artikel 4, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 338/97 heeft ten doel in het wild levende dier- en plantensoorten te beschermen en hun instandhouding te garanderen door het handelsverkeer in de dier- en plantensoorten in de bijlagen bij de verordening te controleren. De soorten die in de bijlagen zijn opgenomen, omvatten de soorten die zijn opgenomen in de bijlagen bij de in 1973 ondertekende Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (2) („de overeenkomst”), alsmede soorten waarvan de staat van instandhouding controle op of monitoring van het handelsverkeer van, naar en binnen de Unie vereist.

(2)

Artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 338/97 bepaalt dat de Commissie beperkingen kan opleggen ten aanzien van het binnenbrengen van specimens van bepaalde soorten in de Unie, overeenkomstig de in de punten a) tot en met d) van dat lid vastgestelde voorwaarden.

(3)

Op basis van recente informatie is de uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 338/97 opgerichte Wetenschappelijke Studiegroep tot het besluit gekomen dat de staat van instandhouding van bepaalde soorten die zijn opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 ernstig in gevaar zal worden gebracht als het binnenbrengen van die soorten in de Unie vanuit bepaalde landen van herkomst niet wordt verboden. Daarom moet een verbod worden ingesteld op het binnenbrengen in de Unie van specimens van de volgende soorten:

 

Macaca fascicularis uit Laos;

 

Kinyongia fischeri en Kinyongia tavetana uit Tanzania;

 

Trioceros quadricornis uit Kameroen;

 

Hippocampus algiricus uit Guinee en Senegal;

 

Ornithoptera priamus uit de Salomonseilanden (wilde en van ranching afkomstige specimens)

 

Pandinus imperator (van ranching afkomstige specimens) uit Ghana;

 

Phelsuma borai, Phelsuma gouldi, Phelsuma hoeschi en Phelsuma ravenala uit Madagaskar.

(4)

Voorts is de Wetenschappelijke Studiegroep op basis van de recentste beschikbare informatie tot het besluit gekomen dat een verbod op het binnenbrengen in de Unie van bepaalde in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97 opgenomen soorten niet langer noodzakelijk is voor specimens van de volgende soorten:

Falco cherrug uit Bahrein.

(5)

Voorts is de Wetenschappelijke Studiegroep op basis van de recentste beschikbare informatie tot het besluit gekomen dat een verbod op het binnenbrengen in de Unie van bepaalde in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 opgenomen soorten niet langer noodzakelijk is voor specimens van de volgende soorten:

 

Saiga borealis, Cypripedium macranthos, Orchis coriophora, Orchis pallens en Orchis ustulata uit Rusland;

 

Hexaprotodon liberiensis, Cercopithecus pogonias, Cercopithecus preussi, Lophocebus albigena, Euoticus pallidus en Arctocebus calabarensis uit Nigeria;

 

Profelis aurata, Cercopithecus mona, Cercopithecus petaurista, Perodicticus potto en Chamaeleo gracilis (wilde en van ranching afkomstige specimens (met een kop-romplengte van meer dan 8 cm)) uit Togo;

 

Hydrictis maculicollis uit Tanzania;

 

Zaglossus bartoni uit Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea;

 

Zaglossus bruijni uit Indonesië;

 

Alouatta guariba uit Argentinië, Bolivië en Brazilië;

 

Ateles belzebuth uit Brazilië, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela;

 

Ateles fusciceps uit Colombia, Ecuador en Panama;

 

Ateles geoffroyi uit Belize, Colombia, Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico en Panama;

 

Ateles hybridus, Lagothrix lugens en Podocnemis lewyana uit Colombia en Venezuela;

 

Lagothrix lagotricha uit Brazilië, Colombia, Ecuador en Peru;

 

Lagothrix poeppigii uit Brazilië, Ecuador en Peru;

 

Cercopithecus erythrogaster uit Benin en Nigeria;

 

Cercopithecus erythrotis uit Kameroen, Equatoriaal-Guinea en Nigeria;

 

Cercopithecus hamlyni uit de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Oeganda;

 

Colobus vellerosus uit Nigeria en Togo;

 

Macaca cyclopis uit Japan en Taiwan (POC);

 

Piliocolobus badius uit Ivoorkust, Gambia, Ghana, Guinee-Bissau, Liberia, Senegal en Sierra Leone;

 

Galago matschiei en Balearica regulorum uit Rwanda;

 

Pithecia pithecia en Paleosuchus trigonatus uit Guyana;

 

Gyps bengalensis uit Bangladesh, Bhutan, Brunei Darussalam, Cambodja, China, Iran, Laos, Maleisië, Myanmar, Nepal, Pakistan, Rusland, Thailand en Vietnam;

 

Gyps indicus uit Pakistan;

 

Gyps tenuirostris uit Bangladesh, Cambodja, Laos, Maleisië, Myanmar, Nepal, Thailand en Vietnam;

 

Leucopternis lacernulatus en Aratinga auricapillus uit Brazilië;

 

Bugeranus carunculatus uit Zuid-Afrika;

 

Charmosyna diadema, Hippopus hippopus, Tridacna maxima en Tridacna squamosa uit Nieuw-Caledonië;

 

Agapornis nigrigenis uit Botswana, Namibië, Zambia en Zimbabwe;

 

Hapalopsittaca amazonina uit Colombia, Ecuador en Venezuela;

 

Hapalopsittaca pyrrhops uit Ecuador en Peru;

 

Leptosittaca branickii uit Colombia, Ecuador and Peru;

 

Poicephalus gulielmi uit Ivoorkust;

 

Poicephalus robustus uit Nigeria en Oeganda;

 

Psittrichas fulgidus uit Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea;

 

Uromastyx dispar en Ophrys pallida uit Algerije;

 

Calumma ambreense, Calumma capuroni, Calumma cucullatum, Calumma furcifer, Calumma guibei, Calumma hilleniusi, Calumma linota, Calumma peyrierasi, Calumma tarzan, Calumma tsaratananense, Calumma vatosoa, Furcifer angeli, Furcifer balteatus, Furcifer belalandaensis, Furcifer monoceras, Furcifer nicosiai, Furcifer tuzetae, Phelsuma abbotti, Phelsuma antanosy, Phelsuma barbouri, Phelsuma berghofi, Phelsuma flavigularis, Phelsuma guttata, Phelsuma hielscheri, Phelsuma klemmeri, Phelsuma malamakibo, Phelsuma masohoala, Phelsuma modesta, Phelsuma mutabilis, Phelsuma pronki, Phelsuma pusilla, Phelsuma seippi, Phelsuma serraticauda, Uroplatus ebenaui, Uroplatus fimbriatus, Uroplatus guentheri, Uroplatus henkeli, Uroplatus lineatus, Uroplatus malama, Uroplatus phantasticus, Uroplatus pietschmanni, Uroplatus sameiti, Uroplatus sikorae, Mantella bernhardi, Mantella expectata en Mantella milotympanum uit Madagaskar;

 

Trioceros eisentrauti uit Kameroen;

 

Phelsuma comorensis, Phelsuma laticauda en Phelsuma v-nigra uit de Comoren;

 

Phelsuma dubia uit de Comoren en Madagaskar;

 

Boa constrictor uit Honduras;

 

Python natalensis (van ranching afkomstige specimens) en Stigmochelys pardalis uit Mozambique;

 

Python reticulatus uit Maleisië (schiereiland);

 

Python sebae uit Mauritanië;

 

Batagur borneoensis uit Brunei Darussalam, Indonesië, Maleisië en Thailand;

 

Gopherus agassizii uit de Verenigde Staten;

 

Gopherus berlandieri uit Mexico en de Verenigde Staten;

 

Tridacna derasa uit Nieuw-Caledonië en de Filipijnen;

 

Galanthus nivalis uit Bosnië en Herzegovina, Zwitserland en Oekraïne;

 

Anacamptis pyramidalis, Barlia robertiana, Dactylorhiza romana, Ophrys holoserica, Ophrys tenthredinifera, Ophrys umbilicata, Orchis italica, Orchis morio, Orchis punctulata, Orchis purpurea, Orchis tridentata, Serapias cordigera, Serapias parviflora, Serapias vomeracea, Cyclamen intaminatum, Cyclamen mirabile, Cyclamen pseudibericum en Cyclamen trochopteranthum uit Turkije;

 

Cypripedium japonicum uit Japan en Noord-Korea;

 

Cypripedium margaritaceum uit China;

 

Euphorbia guillauminiana, Pachypodium inopinatum, Pachypodium rosulatum en Pachypodium sofiense uit Madagaskar;

 

Orchis mascula (wilde en van ranching afkomstige specimens) uit Albanië;

 

Orchis simia uit Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Turkije.

(6)

De soorten Chitra chitra, Manis temminckii, Manis tricuspis, Macaca sylvanus, Psittacus erithacus en Psittacus erithacus timneh zijn onlangs opgenomen in bijlage I bij de overeenkomst en in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97. Een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van de volgende soorten die voorheen waren opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 is derhalve niet langer vereist:

 

Chitra chitra uit Maleisië;

 

Manis temminckii uit de Democratische Republiek Congo;

 

Manis tricuspis uit Guinee;

 

Macaca sylvanus uit Algerije en Marokko;

 

Psittacus erithacus uit Benin, Equatoriaal-Guinea, Liberia en Nigeria;

 

Psittacus erithacus timneh uit Guinee en Guinea-Bissau.

(7)

De soorten Trachemys scripta elegans, Callosciurus erythraeus, Sciurus carolinensis, Sciurus niger, Oxyura jamaicensis en Lithobates catesbeianus zijn verwijderd uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97. Een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van de volgende soorten die voorheen waren opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 is derhalve niet langer vereist:

Trachemys scripta elegans, Callosciurus erythraeus, Sciurus carolinensis, Sciurus niger, Oxyura jamaicensis en Lithobates catesbeianus uit alle landen van oorsprong.

(8)

Alle landen van herkomst van de soorten waarop de nieuwe beperkingen van het binnenbrengen in de Unie betrekking hebben, werden bilateraal of via de multilaterale processen uit hoofde van de overeenkomst geraadpleegd.

(9)

Tijdens de 17e Conferentie van de partijen bij de overeenkomst zijn nieuwe nomenclatuurwerken (splitsing/samenvoeging/naamsverandering van taxa) vastgesteld voor dieren en die moeten derhalve in de wetgeving van de Unie worden verwerkt. Deze wijzigingen betreffen de soorten Poicephalus robustus/fuscicollis, Calumma linota/linotum, Cordylus/Smaug mossambicus, Cuora bourreti/galbinifrons/picturata, Geochelone/Centrochelys sulcata, Kinixys belliana/nogueyi/zombensis, Pandinus imperator/roesli, Tridacna maxima/noae, Trioceros quadricornis/eisentrauti alsmede de klassenaam Actinopteri.

(10)

De lijst van de soorten waarop het verbod op het binnenbrengen in de Unie van toepassing is, moet daarom worden gewijzigd en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/736 van de Commissie (3) moet ter wille van de duidelijkheid worden vervangen.

(11)

De Wetenschappelijke Studiegroep is geraadpleegd over deze verordening.

(12)

Aanvragen voor invoervergunningen voor specimens van soorten waarvoor de invoer is beperkt op grond van artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 338/97, worden door de lidstaten behandeld in overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie (4).

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 338/97 ingestelde Comité voor de handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het binnenbrengen in de Unie van specimens van de in de bijlage bij deze verordening genoemde in het wild levende dier- en plantensoorten uit de in die bijlage vermelde landen van oorsprong is verboden.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/736 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken uitvoeringsverordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

(2)  https://cites.org/sites/default/files/eng/disc/CITES-Convention-EN.pdf

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/736 van de Commissie van 7 mei 2015 tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten (PB L 117 van 8.5.2015, blz. 25).

(4)  Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 166 van 19.6.2006, blz. 1).


BIJLAGE

I.   Specimens van in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde soorten waarvan het binnenbrengen in de Unie wordt verboden

Soort

Oorsprong

Specimen(s)

Landen van herkomst

Rechtsgrond artikel 4, lid 6, punt:

FAUNA

CHORDATA

 

 

 

 

MAMMALIA

ARTIODACTYLA

Bovidae

Capra falconeri

Wild

Jachttrofeeën

Oezbekistan

a)

CARNIVORA

Canidae

Canis lupus

Wild

Jachttrofeeën

Mongolië, Tadzjikistan, Turkije, Wit-Rusland

a)

Ursidae

Ursus arctos

Wild

Jachttrofeeën

Canada (Brits-Columbia), Kazachstan

a)

Ursus thibetanus

Wild

Jachttrofeeën

Rusland

a)

PROBOSCIDEA

Elephantidae

Loxodonta africana

Wild

Jachttrofeeën

Kameroen

a)

II.   Specimens van in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde soorten waarvan het binnenbrengen in de Unie wordt verboden

Soort

Oorsprong

Specimen(s)

Landen van herkomst

Rechtsgrond artikel 4, lid 6, punt:

FAUNA

CHORDATA

 

 

 

 

MAMMALIA

ARTIODACTYLA

Bovidae

Ovis vignei bochariensis

Wild

Alle

Oezbekistan

b)

Hertachtigen

Cervus elaphus bactrianus

Wild

Alle

Oezbekistan

b)

Hippopotamidae

Hippopotamus amphibius

Wild

Alle

Mozambique

b)

Moschidae

Moschus moschiferus

Wild

Alle

Rusland

b)

CARNIVORA

Eupleridae

Cryptoprocta ferox

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Felidae

Panthera leo

Wild

Alle

Ethiopië

b)

Profelis aurata

Wild

Alle

Tanzania

b)

Odobenidae

Odobenus rosmarus

Wild

Alle

Groenland

b)

PRIMATES

Cercopithecidae

Cercopithecus dryas

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo

b)

Macaca fascicularis

Wild

Alle

Laos

b)

Piliocolobus badius (synoniem Colobus badius)

Wild

Alle

Guinee

b)

Pitheciidae

Chiropotes chiropotes

Wild

Alle

Guyana

b)

AVES

CICONIIFORMES

Balaenicipitidae

Balaeniceps rex

Wild

Alle

Tanzania

b)

FALCONIFORMES

Accipitridae

Accipiter erythropus

Wild

Alle

Guinee

b)

Accipiter melanoleucus

Wild

Alle

Guinee

b)

Accipiter ovampensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Aquila rapax

Wild

Alle

Guinee

b)

Aviceda cuculoides

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps africanus

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps bengalensis

Wild

Alle

Afghanistan, India

b)

Gyps indicus

Wild

Alle

Afghanistan, India

b)

Gyps rueppellii

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps tenuirostris

Wild

Alle

India

b)

Hieraaetus ayresii

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Togo

b)

Hieraaetus spilogaster

Wild

Alle

Guinea, Togo

b)

Lophaetus occipitalis

Wild

Alle

Guinee

b)

Macheiramphus alcinus

Wild

Alle

Guinee

b)

Polemaetus bellicosus

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Tanzania, Togo

b)

Spizaetus africanus

Wild

Alle

Guinee

b)

Stephanoaetus coronatus

Wild

Alle

Guinee, Ivoorkust, Tanzania, Togo

b)

Terathopius ecaudatus

Wild

Alle

Tanzania

b)

Torgos tracheliotus

Wild

Alle

Kameroen, Soedan, Tanzania

b)

Trigonoceps occipitalis

Wild

Alle

Guinee, Ivoorkust

b)

Urotriorchis macrourus

Wild

Alle

Guinee

b)

Falconidae

Falco chicquera

Wild

Alle

Guinea, Togo

b)

Sagittariidae

Sagittarius serpentarius

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Tanzania, Togo

b)

GRUIFORMES

Gruidae

Balearica pavonina

Wild

Alle

Guinee, Mali, Soedan, Zuid-Soedan

b)

Balearica regulorum

Wild

Alle

Botswana, Burundi, Democratische Republiek Congo, Kenia, Tanzania, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika

b)

Bugeranus carunculatus

Wild

Alle

Tanzania

b)

PSITTACIFORMES

Psittacidae

Agapornis fischeri

Wild

Alle

Tanzania

b)

Agapornis pullarius

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Guinee, Ivoorkust, Mali, Togo

b)

Coracopsis vasa

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Deroptyus accipitrinus

Wild

Alle

Suriname

b)

Poicephalus fuscicollis

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Guinee, Ivoorkust, Mali, Togo

b)

Poicephalus gulielmi

Wild

Alle

Congo, Kameroen, Guinee

b)

Pyrrhura caeruleiceps

Wild

Alle

Colombia

b)

Pyrrhura pfrimeri

Wild

Alle

Brazilië

b)

Pyrrhura subandina

Wild

Alle

Colombia

b)

STRIGIFORMES

Strigidae

Asio capensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Bubo lacteus

Wild

Alle

Guinee

b)

Bubo poensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Glaucidium capense

Wild

Alle

Rwanda

b)

Glaucidium perlatum

Wild

Alle

Guinee, Kameroen

b)

Ptilopsis leucotis

Wild

Alle

Guinee

b)

Scotopelia bouvieri

Wild

Alle

Kameroen

b)

Scotopelia peli

Wild

Alle

Guinee

b)

REPTILIA

SAURIA

Agamidae

Uromastyx dispar

Wild

Alle

Mali, Soedan

b)

Uromastyx geyri

Wild

Alle

Mali, Niger

b)

Chamaeleonidae

Brookesia decaryi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Chamaeleo africanus

Wild

Alle

Niger

b)

Chamaeleo gracilis

Wild

Alle

Benin, Ghana

b)

Ranches

Alle

Benin

b)

Chamaeleo senegalensis

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

Ranches

Kop-romplengte meer dan 6 cm

Benin, Togo

b)

Furcifer labordi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Kinyongia fischeri

Wild

Alle

Tanzania

b)

Kinyongia tavetana

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros camerunensis

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros deremensis

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros feae

Wild

Alle

Equatoriaal-Guinea

b)

Trioceros fuelleborni

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros montium

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros perreti

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros quadricornis

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros serratus

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros werneri

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros wiedersheimi

Wild

Alle

Kameroen

b)

Cordylidae

Cordylus rhodesianus

Wild

Alle

Mozambique

b)

Cordylus tropidosternum

Wild

Alle

Mozambique

b)

Cordylus vittifer

Wild

Alle

Mozambique

b)

Smaug mossambicus

Wild

Alle

Mozambique

b)

Gekkonidae

Phelsuma borai

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma breviceps

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma gouldi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma hoeschi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma ravenalla

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma standingi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Scincidae

Corucia zebrata

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Varanidae

Varanus albigularis

Wild

Alle

Tanzania

b)

Varanus beccarii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus dumerilii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus exanthematicus

Wild

Alle

Benin, Togo

b)

Ranches

Totale lengte meer dan 35 cm

Benin, Togo

b)

Varanus jobiensis (synoniem V. karlschmidti)

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus niloticus

Wild

Alle

Benin, Togo

b)

Ranches

Totale lengte meer dan 35 cm

Benin

b)

Ranches

Alle

Togo

b)

Varanus ornatus

Wild

Alle

Togo

b)

Ranches

Alle

Togo

b)

Varanus salvadorii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus spinulosus

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

SERPENTES

Boidae

Calabaria reinhardtii

Wild

Alle

Togo

b)

Ranches

Alle

Benin, Togo

b)

Candoia carinata

Wild

Alle

Indonesië

b)

Colubridae

 

 

 

 

Elapidae

Naja atra

Wild

Alle

Laos

b)

Naja kaouthia

Wild

Alle

Laos

b)

Naja siamensis

Wild

Alle

Laos

b)

Pythonidae

Liasis fuscus

Wild

Alle

Indonesië

b)

Morelia boeleni

Wild

Alle

Indonesië

b)

Python bivittatus

Wild

Alle

China

b)

Python molurus

Wild

Alle

China

b)

Python regius

Wild

Alle

Benin, Guinee

b)

TESTUDINES

Emydidae

Chrysemys picta

Alle

Levend

Alle

d)

Geoemydidae

Cuora amboinensis

Wild

Alle

Indonesië, Maleisië

b)

Cuora bourreti

Wild

Alle

Laos

b)

Cuora galbinifrons

Wild

Alle

China, Laos

b)

Heosemys annandalii

Wild

Alle

Laos

b)

Heosemys grandis

Wild

Alle

Laos

b)

Heosemys spinosa

Wild

Alle

Indonesië

b)

Leucocephalon yuwonoi

Wild

Alle

Indonesië

b)

Malayemys subtrijuga

Wild

Alle

Indonesië

b)

Notochelys platynota

Wild

Alle

Indonesië

b)

Siebenrockiella crassicollis

Wild

Alle

Indonesië

b)

Podocnemididae

Erymnochelys madagascariensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Peltocephalus dumerilianus

Wild

Alle

Guyana

b)

Podocnemis unifilis

Wild

Alle

Suriname

b)

Testudinidae

Centrochelys sulcata

Ranches

Alle

Benin, Togo

b)

Indotestudo forstenii

Wild

Alle

Alle

b)

Indotestudo travancorica

Wild

Alle

Alle

b)

Kinixys erosa

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Togo

b)

Kinixys homeana

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

Ranches

Alle

Benin

b)

Ranches

In rechte lijn gemeten pantserlengte (SCL) meer dan 8 cm

Togo

b)

Kinixys nogueyi

Wild

Alle

Benin, Ghana

b)

Ranches

In rechte lijn gemeten pantserlengte (SCL) meer dan 5 cm

Benin

b)

Kinixys spekii

Wild

Alle

Mozambique

b)

Kinixys zombensis

Wild

Alle

Mozambique

b)

Manouria emys

Wild

Alle

Indonesië

b)

Manouria impressa

Wild

Alle

Vietnam

b)

Stigmochelys pardalis

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Oeganda

b)

Testudo horsfieldii

Wild

Alle

Kazachstan

b)

Trionychidae

Amyda cartilaginea

Wild

Alle

Indonesië

b)

Pelochelys cantorii

Wild

Alle

Indonesië

b)

AMPHIBIA

ANURA

Conrauidae

Conraua goliath

Wild

Alle

Kameroen

b)

Dendrobatidae

Hyloxalus azureiventris

Wild

Alle

Peru

b)

Ranitomeya variabilis

Wild

Alle

Peru

b)

Ranitomeya ventrimaculata

Wild

Alle

Peru

b)

Mantellidae

Mantella aurantiaca

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella cowani

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella crocea

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella pulchra

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella viridis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Microhylidae

Scaphiophryne gottlebei

Wild

Alle

Madagaskar

b)

ACTINOPTERI

PERCIFORMES

Labridae

Cheilinus undulatus

Wild

Alle

Indonesië

b)

SYNGNATHIFORMES

Syngnathidae

Hippocampus algiricus

Wild

Alle

Guinee, Senegal

b)

Hippocampus barbouri

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus comes

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus erectus

Wild

Alle

Brazilië

b)

Hippocampus histrix

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus kelloggi

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus kuda

Wild

Alle

China, Indonesië, Vietnam

b)

Hippocampus spinosissimus

Wild

Alle

Indonesië

b)

ARTHROPODA

 

 

 

 

ARACHNIDA

SCORPIONES

Scorpionidae

Pandinus imperator

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

Ranches

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

Pandinus roeseli

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

Ranches

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

INSECTA

LEPIDOPTERA

Papilionidae

Ornithoptera croesus

Wild

Alle

Indonesië

b)

Ornithoptera priamus

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Ornithoptera priamus

Ranches

Alle

Salomonseilanden

b)

Ornithoptera victoriae

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Ranches

Alle

Salomonseilanden

b)

MOLLUSCA

 

 

 

 

BIVALVIA

VENEROIDA

Tridacnidae

Hippopus hippopus

Wild

Alle

Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna crocea

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna derasa

Wild

Alle

Fiji, Palau, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna gigas

Wild

Alle

Marshalleilanden, Salomonseilanden, Tonga, Vietnam

b)

Tridacna maxima

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Marshalleilanden, Micronesia, Mozambique, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna noae

Wild

Alle

Fiji, Micronesië, Salomonseilanden, Vanuatu

 

Tridacna rosewateri

Wild

Alle

Mozambique

b)

Tridacna squamosa

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Mozambique, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna tevoroa

Wild

Alle

Tonga

b)

GASTROPODA

MESOGASTROPODA

Strombidae

Strombus gigas

Wild

Alle

Grenada, Haïti

b)

CNIDARIA

 

 

 

 

ANTHOZOA

HELIOPORACEA

Helioporidae

Heliopora coerulea

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

SCLERACTINIA

Scleractinia spp.

Wild

Alle

Ghana

b)

Agariciidae

Agaricia agaricites

Wild

Alle

Haïti

b)

Caryophylliidae

Catalaphyllia jardinei

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Euphyllia divisa

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia fimbriata

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia paraancora

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia paradivisa

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia yaeyamaensis

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Plerogyra discus

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Plerogyra simplex (Plerogyra taisnei)

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Faviidae

Favites halicora

Wild

Alle

Tonga

b)

Platygyra sinensis

Wild

Alle

Tonga

b)

Mussidae

Acanthastrea hemprichii

Wild

Alle

Tonga

b)

Blastomussa merleti

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Cynarina lacrymalis

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Scolymia spp.

Wild

Alle

Tonga

b)

Pocilloporidae

Seriatopora stellata

Wild

Alle

Indonesië

b)

Trachyphylliidae

Trachyphyllia geoffroyi

Wild

Alle

Fiji

b)

FLORA

Cycadaceae

Cycadaceae spp.

Wild

Alle

Mozambique

b)

Euphorbiaceae

Euphorbia ankarensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia banae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia berorohae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia bongolavensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia bulbispina

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia duranii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia fianarantsoae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia iharanae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia kondoi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia labatii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia lophogona

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia millotii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia neohumbertii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia pachypodioides

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia razafindratsirae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia suzannae-marnierae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia waringiae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Orchidaceae

Cypripedium japonicum

Wild

Alle

China, Zuid-Korea

b)

Cypripedium macranthos

Wild

Alle

Zuid-Korea

b)

Cypripedium micranthum

Wild

Alle

China

b)

Dendrobium bellatulum

Wild

Alle

Vietnam

b)

Dendrobium nobile

Wild

Alle

Laos

b)

Dendrobium wardianum

Wild

Alle

Vietnam

b)

Myrmecophila tibicinis

Wild

Alle

Belize

b)

Phalaenopsis parishii

Wild

Alle

Vietnam

b)

Stangeriaceae

Stangeriaceae spp.

Wild

Alle

Mozambique

b)

Zamiaceae

Zamiaceae spp.

Wild

Alle

Mozambique

b)


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1916 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 341/2007 geopende tariefcontingenten voor knoflook

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van knoflook.

(2)

De hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tijdens de eerste zeven kalenderdagen van oktober 2017 voor de deelperiode van 1 december 2017 tot en met 28 februari 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre A-invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, die moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast op de hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 341/2007 voor de deelperiode van 1 december 2017 tot en met 28 februari 2018 zijn ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 december 2017 tot en met 28 februari 2018 ingediende aanvragen

(%)

Argentinië

Traditionele importeurs

09.4104

Nieuwe importeurs

09.4099

China

Traditionele importeurs

09.4105

Nieuwe importeurs

09.4100

0,481701

Andere derde landen

Traditionele importeurs

09.4106

Nieuwe importeurs

09.4102


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1917 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tot en met 9 oktober 2017 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector suiker.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tot en met 9 oktober 2017 om 13.00 uur voor de deelperiode van 1 tot en met 31 oktober 2017 zijn ingediend, zijn voor het volgnummer 09.4321 groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). De indiening van nieuwe aanvragen voor dat volgnummer moet worden geschorst tot het einde van de contingentperiode.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tot en met 9 oktober 2017 om 13.00 uur op grond van Verordening (EG) nr. 891/2009 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De indiening van nieuwe invoercertificaataanvragen is voor de in de bijlage vermelde volgnummers geschorst tot het einde van de contingentperiode 2017/2018.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Suiker CXL-concessies

Contingentperiode 2017/2018

Tot en met 9 oktober 2017 om 13.00 uur ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt (%)

Nieuwe aanvragen

09.4317

Australië

 

09.4318

Brazilië

 

09.4319

Cuba

 

09.4320

Alle derde landen

 

09.4321

India

2,631578

Geschorst

09.4329

Brazilië

 

09.4330

Brazilië

Beschikbaar in 2022/2023 en 2023/2024


Balkansuiker

Contingentperiode 2017/2018

Tot en met 9 oktober 2017 om 13.00 uur ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt (%)

Nieuwe aanvragen

09.4324

Albanië

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

 

09.4326

Servië

 

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

 


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1918 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand, en andere derde landen.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3).

(3)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden verleend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, in combinatie met artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

(4)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 oktober 2017 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid te worden toegevoegd.

(5)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, wordt de in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

1.   Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben, die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, wordt de in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen om rechten zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007, en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

DEEL A

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend

(%)

Aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend

(in kg)

1

09.4211

0,388838

2

09.4212

13 622 005

4A

09.4214

0,709344

09.4251

20,408202

09.4252

1,407574

6A

09.4216

0,270271

09.4260

0,297978

7

09.4217

47 043 200

8

09.4218

9 276 800

DEEL B

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend

(%)

Aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend

(in kg)

5A

09.4215

0,455581

09.4254

0,479158

09.4255

1,779372

09.4256

6 250 002


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1919 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 13e deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend.

(2)

In het licht van de inschrijvingen die voor de 13e deelinschrijving zijn ontvangen, moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

(3)

Het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 13e deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 17 oktober 2017 moesten zijn ingediend, bedraagt de minimumverkoopprijs 144,05 EUR per 100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).


RICHTLIJNEN

20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/34


UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2017/1920 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2017

tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad wat betreft het in het verkeer brengen van zaden van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 14, tweede alinea, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, in samenhang met bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.3, bij die richtlijn, voorziet in bijzondere eisen voor het in het verkeer brengen van planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.1, 18.1.1 of 18.2, bij die richtlijn, en van instandhoudingsmateriaal dat is opgeslagen in genenbanken of in collecties van genetisch materiaal.

(2)

Sommige lidstaten hebben verzocht om specifiekere eisen voor het in het verkeer brengen van zaden van Solanum tuberosum L., ook „aardappelzaad” genoemd, van oorsprong uit de Unie (hierna „de nader omschreven zaden”). Die eisen moeten de fytosanitaire bescherming van het grondgebied van de Unie tegen schadelijke organismen die mogelijk op de nader omschreven zaden verblijven, waarborgen.

(3)

Zaden die planten zijn van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, die zijn opgeslagen in genenbanken of in collecties van genetisch materiaal, moeten niet als de nader omschreven zaden worden beschouwd, aangezien die zaden zijn bestemd voor onderzoeks- of instandhoudingsdoeleinden.

(4)

Aangezien Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival, Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. en potato spindle tuber viroid (aardappelspoelknolviroïde) het voornaamste fytosanitaire risico voor de nader omschreven zaden vormen, en rekening houdend met de in 2015 door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit uitgevoerde analyse van het fytosanitaire risico (2), is het passend om te bepalen dat ofwel de nader omschreven zaden van oorsprong moeten zijn uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van die organismen, ofwel de nader omschreven zaden en de terreinen waar zij worden geproduceerd aan specifieke voorschriften moeten voldoen.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Richtlijn 2000/29/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 maart 2018 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 april 2018.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PRA EU internal movement of True Potato Seeds of official varieties, NVWA, juni 2015.


BIJLAGE

Bijlage IV, deel A, rubriek II, bij Richtlijn 2000/29/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 18.3 wordt vervangen door:

„18.3.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 18.1, 18.1.1 of 18.2, van instandhoudingsmateriaal dat is opgeslagen in genenbanken of in collecties van genetisch materiaal, en van zaden van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 18.3.1.

a)

De planten moeten onder quarantaineomstandigheden zijn gehouden en moeten bij quarantainetoetsingen vrij zijn bevonden van schadelijke organismen

b)

De onder a) bedoelde quarantainetoetsing:

aa)

moet worden uitgevoerd onder toezicht van de officiële gewasbeschermingsdienst van de betrokken lidstaat en door wetenschappelijk opgeleid personeel van die dienst of een officieel erkend orgaan;

bb)

moet worden verricht op een plaats waar de nodige voorzieningen aanwezig zijn om de verspreiding van schadelijke organismen te voorkomen en het materiaal inclusief de indicatorplanten zo te behandelen dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen gevaar bestaat;

cc)

omvat voor ieder individueel stuk van het materiaal:

een visueel onderzoek op door schadelijke organismen veroorzaakte symptomen en dit op gezette tijden gedurende, afhankelijk van de aard van het materiaal en het ontwikkelingsstadium ervan tijdens het toetsingsprogramma, tenminste één volledige vegetatiecyclus;

een onderzoek volgens aan het in artikel 18 bedoelde comité medegedeelde methoden, welk onderzoek betrekking moet hebben:

voor al het aardappelmateriaal, ten minste op:

Andean potato latent virus

Arracacha virus B. oca strain

Potato black ringspot virus

Potato spindle tuber viroid

aardappelvirus T

Andean potato mottle virus

de veel voorkomende aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo, Yn en Yc) en Potato leaf roll virus

Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.;

voor zaden van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in punt 18.3.1, ten minste op de hierboven vermelde virussen en viroïden;

dd)

omvat adequate tests met betrekking tot de bij het visueel onderzoek waargenomen symptomen om uit te maken welke schadelijke organismen deze symptomen hebben veroorzaakt;

c)

al het materiaal dat bij de onder b) bedoelde tests niet vrij is gebleken van de onder b) genoemde schadelijke organismen, moet onmiddellijk worden vernietigd of adequaat worden behandeld met het oog op de uitroeiing van het (de) schadelijke organisme(n);

d)

elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige dienst van de lidstaat daarvan in kennis stellen.”.

2)

Na punt 18.3 wordt het volgende punt 18.3.1 ingevoegd:

„18.3.1.

Zaden van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in punt 18.4

Officiële verklaring dat:

de zaden afkomstig zijn van planten die voldoen aan de voorschriften van de punten 18.1, 18.1.1, 18.2 en 18.3, naargelang de toepasselijkheid

en

a)

de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival, Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. en Potato spindle tuber viroid

of

b)

de zaden voldoen aan alle volgende voorschriften:

i)

zij zijn geproduceerd op een terrein waar sinds het begin van de laatste vegetatiecyclus geen symptomen van door de onder a) bedoelde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen;

ii)

zij zijn geproduceerd op een terrein waar alle volgende maatregelen zijn getroffen:

1.

het terrein is afgezonderd van andere nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid;

2.

contact met werkers en voorwerpen, zoals gereedschap, machines, voertuigen, containers en verpakkingsmateriaal, van andere terreinen waar nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid worden geproduceerd, wordt vermeden, of passende hygiënische maatregelen worden getroffen ten aanzien van werkers en voorwerpen van andere terreinen waar nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid worden geproduceerd, om infecties te voorkomen;

3.

er wordt alleen water gebruikt dat vrij is van alle in dit punt bedoelde schadelijke organismen.”


BESLUITEN

20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/38


BESLUIT (EU) 2017/1921 VAN DE RAAD

van 16 oktober 2017

inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU voor de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de opstelling van een lijst van scheidsrechters

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) („de overeenkomst”), werd op 15 oktober 2008 ondertekend en wordt sinds 29 december 2008 voorlopig toegepast.

(2)

Overeenkomstig artikel 221 van de overeenkomst, moet een lijst van 15 personen die beschikken over gespecialiseerde kennis of ervaring op het gebied van het recht en de internationale handel en die bereid zijn als scheidsrechter te fungeren, worden vastgesteld. Het is noodzakelijk de bepalingen inzake geschilbeslechting van de overeenkomst uit te voeren.

(3)

Op zijn vierde bijeenkomst van 17 november 2017 zal de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU („de Gezamenlijke Raad”) een besluit vaststellen met betrekking tot de opstelling van die lijst.

(4)

De Unie wordt in de Gezamenlijke Raad vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De lidstaten steunen het standpunt van de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VEU.

(5)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in de Gezamenlijke Raad moet worden ingenomen.

(6)

Het standpunt van de Unie in de Gezamenlijke Raad moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie tijdens de vierde bijeenkomst van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU op 17 november 2017 in te nemen standpunt met betrekking tot de opstelling van een lijst van scheidsrechters wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU dat aan dit besluit is gehecht.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie en de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 16 oktober 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)   PB L 289 van 30.10.2008, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/ VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EU

opgericht bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds,

van …

met betrekking tot de opstelling van een lijst van scheidsrechters

DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EU,

Gezien de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en met name artikel 221, lid 1,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van vijftien scheidsrechters als bedoeld in artikel 221, lid 1, in de bijlage bij dit besluit is vastgesteld door de partijen.

Artikel 2

Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum — EU kan overgaan tot wijziging van de lijst van scheidsrechters in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op ….

Gedaan te …,

Voor de Cariforum-staten

Voor de EU


BIJLAGE

Lijst van scheidsrechters als bedoeld in artikel 221, lid 1 van de overeenkomst

Door de Cariforum-staten voorgedragen scheidsrechters:

 

Mw. Tracy BENN-ROBERTS (Antigua en Barbuda)

 

Mw. Nicole FOSTER (Barbados)

 

Mw. Bertha COOPER – ROSSEAU (Bahama's)

 

Mw. Michelle A. BROWN (Jamaica)

 

Mw. Fabiola MEDINA GARNES (Dominicaanse Republiek)

Door de EU voorgedragen scheidsrechters:

 

Dhr. Jacques BOURGEOIS (België)

 

Dhr. Claus – Dieter EHLERMANN (Duitsland)

 

Dhr. Pieter Jan KUIJPER (Nederland)

 

Dhr. Giorgio SACERDOTI (Italië)

 

Dhr. Ramon TORRENT (Spanje)

Gezamenlijk door de beide partijen voorgedragen scheidsrechters:

 

Dhr. Frederick ABBOTT (Verenigde Staten van Amerika)

 

Dhr. James BACCHUS (Verenigde Staten van Amerika)

 

Dhr. Armand DE MESTRAL (Canada)

 

Mw. Claudia OROZCO (Colombia)

 

Dhr. Helge SELAND (Noorwegen)


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/41


BESLUIT (EU) 2017/1922 VAN DE RAAD

van 16 oktober 2017

inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU voor de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van bijlage IX bij Protocol I

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) („de overeenkomst”), werd op 15 oktober 2008 ondertekend en wordt sinds 29 december 2008 voorlopig toegepast.

(2)

Krachtens artikel 229, leden 1 en 2, van de overeenkomst kan de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU („de Gezamenlijke Raad”) besluiten vaststellen die bindend zijn voor de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die voor de uitvoering ervan alle noodzakelijke maatregelen treffen overeenkomstig de interne regelgeving van elk van de partijen en van elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat.

(3)

Op 17 november 2017 stelt de Gezamenlijke Raad op zijn vierde bijeenkomst een besluit vast met betrekking tot de wijziging van bijlage IX bij Protocol I van de overeenkomst („bijlage IX”), waarin de lijst van de landen en gebieden overzee (LGO's) is opgenomen.

(4)

In het licht van de gewijzigde status van drie gebieden beoogt die wijziging de lijst van LGO's in bijlage IX bij te werken en deze lijst te harmoniseren met die in bijlage II bij het Verdrag.

(5)

De Unie wordt in de Gezamenlijke Raad vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De lidstaten steunen het standpunt van de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VEU.

(6)

Het is passend het namens de Unie in de Gezamenlijke Raad in te nemen standpunt vast te stellen.

(7)

Het standpunt van de Unie in de Gezamenlijke Raad dient derhalve gebaseerd te zijn op de aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie tijdens de vierde bijeenkomst van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU op 17 november 2017 in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage IX bij Protocol I bij de overeenkomst wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU dat aan dit besluit is gehecht.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie en tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 16 oktober 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)   PB L 289 van 30.10.2008, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/ VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EU

opgericht bij de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds,

van …

met betrekking tot de wijziging van bijlage IX bij Protocol I: Landen en gebieden overzee

DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EU

Gezien de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds („de overeenkomst”), en met name artikel 41 van Protocol I,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol I bij de overeenkomst — betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking — omschrijft landen en gebieden overzee (LGO's) als de in bijlage IX opgenomen landen en gebieden overzee;

(2)

Naar aanleiding van de wijziging van de status van Mayotte (1) en Saint-Barthélemy (2), en de inwerkingtreding van Besluit 2013/755/EU van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (3), moet de lijst van landen en gebieden overzee in bijlage IX bij Protocol I bij de overeenkomst worden bijgewerkt,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage IX bij Protocol I wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op ….

Gedaan te …,

Voor de Cariforum-staten

Voor de EU


(1)  Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB EU L 204 van 31.7.2012, blz. 131).

(2)  Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB EU L 325 van 9.12.2010, blz. 4).

(3)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (PB EU L 76 van 15.3.2014, blz. 56).


BIJLAGE IX bij Protocol I

Landen en gebieden overzee

Voor de toepassing van dit protocol worden onder „landen en gebieden overzee” de hieronder genoemde landen en gebieden verstaan die zijn bedoeld in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie:

(onverminderd het statuut van deze landen en gebieden of de ontwikkeling van dat statuut)

1.

Landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Koninkrijk Denemarken:

Groenland.

2.

Landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met de Franse Republiek:

Nieuw-Caledonië en onderhorigheden,

Frans-Polynesië,

Saint-Pierre en Miquelon,

Saint-Barthélemy,

Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden,

Wallis en Futuna.

3.

Landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Koninkrijk der Nederlanden:

Aruba,

Bonaire,

Curaçao,

Saba,

Sint Eustatius,

Sint-Maarten.

4.

Landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:

Anguilla,

Bermuda,

Kaaimaneilanden,

Falklandeilanden,

Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwicheilanden,

Montserrat,

Pitcairneilanden,

Sint-Helena en onderhorigheden,

Brits Antarctica,

Brits Indische Oceaanterritorium,

Turks- en Caicoseilanden,

Britse Maagdeneilanden.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/44


BESLUIT Nr. 1/2017 VAN HET OZA-EU COMITÉ DOUANESAMENWERKING

van 2 oktober 2017

betreffende de afwijking van de oorsprongsregels in Protocol 1 bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van de staten in oostelijk en zuidelijk Afrika met betrekking tot tonijnconserven en tonijnfilets („loins”) [2017/1923]

HET COMITÉ DOUANESAMENWERKING,

Gezien de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en met name artikel 41, lid 4, van Protocol 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), (hierna „de tussentijdse EPO” genoemd), wordt sinds 14 mei 2012 voorlopig toegepast tussen de Unie en de Republiek Madagaskar, de Republiek Mauritius, de Republiek der Seychellen en de Republiek Zimbabwe.

(2)

Bij Protocol 1 bij de tussentijdse EPO betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking zijn de oorsprongsregels vastgelegd voor de invoer van producten van oorsprong uit OZA-staten naar de Unie.

(3)

Overeenkomstig artikel 42, lid 8, van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO worden afwijkingen van deze oorsprongsregels automatisch toegestaan binnen een contingent van 8 000 ton per jaar voor ingeblikte tonijn en van 2 000 ton per jaar voor tonijnfilets („loins”).

(4)

Op 29 november 2012 heeft het OZA-EU Comité douanesamenwerking Besluit nr. 1/2012 (2) vastgesteld op grond waarvan overeenkomstig artikel 42, lid 8, van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2017 een automatische afwijking van de oorsprongsregels wordt toegestaan voor in de Unie ingevoerde ingeblikte tonijn en tonijnfilets („loins”).

(5)

Om het beschikbare contingent effectief en volledig te kunnen gebruiken, verzochten Mauritius, de Seychellen en Madagaskar om een afwijking voor de hoeveelheden van 8 000 ton per jaar voor ingeblikte tonijn en 2 000 ton per jaar voor tonijnfilets („loins”) voor invoer in de Unie met ingang van 1 januari 2018.

(6)

Aangezien het jaarcontingent automatisch wordt toegestaan op verzoek van de OZA-staten, dient het Comité douanesamenwerking het totale contingent aan de OZA-staten toe te wijzen. Daarom moet aan de OZA-staten voor de gevraagde hoeveelheden een afwijking worden toegestaan voor 8 000 ton ingeblikte tonijn en voor 2 000 ton tonijnfilets („loins”).

(7)

De verwijzing naar „ingeblikte tonijn” in artikel 42, lid 8, van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO heeft betrekking op tonijn geconserveerd in plantaardige olie of op andere wijze. Naar deze vormen van tonijn wordt verwezen met de term „conserven” in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (3) („de gecombineerde nomenclatuur”). De term „tonijnconserven” slaat op ingeblikte tonijn, maar ook op vacuümverpakte tonijn in plastic zakken of andere verpakkingen. Het is daarom gepast om de term „tonijnconserven” te gebruiken.

(8)

Duidelijkheidshalve zij expliciet vermeld dat de niet van oorsprong zijnde tonijn voor de productie van tonijnconserven van de GN-codes 1604 14 21, 31 en 41, 1604 14 28, 38 en 48, ex 1604 20 70 en tonijnfilets („loins”) van GN-code 1604 14 26, 36 en 46 tonijn van de GS-posten 0302 of 0303 moet zijn om de tonijnconserven en tonijnfilets („loins”) voor de afwijking in aanmerking te laten komen.

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 (4) van de Commissie zijn regels vastgesteld voor het beheer van tariefcontingenten. Deze regels dienen van toepassing te zijn op het beheer van de hoeveelheid waarvoor bij dit besluit een afwijking wordt toegestaan.

(10)

De afwijking moet worden toegestaan voor een periode van vijf jaar zoals in artikel 42, lid 10, onder a), van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO is bepaald.

(11)

Om efficiënt toezicht te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de afwijking wordt toegepast, moeten de autoriteiten van de OZA-staten regelmatig verslag uitbrengen aan de Commissie over de afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO en overeenkomstig artikel 42, lid 8, van dat protocol worden tonijnconserven en tonijnfilets („loins”) van GS-post 1604, vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde tonijn van de GS-posten 0302 of 0303, overeenkomstig de voorwaarden in de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit beschouwd als van oorsprong uit een OZA-staat.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde afwijking geldt op jaarbasis voor de in de bijlage bij dit besluit vermelde producten en hoeveelheden die vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022 vanuit een OZA-staat voor het vrije verkeer in de Unie worden aangegeven.

Artikel 3

De in de bijlage vastgestelde hoeveelheden worden beheerd overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

Artikel 4

1.   De douaneautoriteiten van de OZA-staten verrichten kwantitatieve controles bij de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten.

2.   Voor het eind van de maand die volgt op elk kwartaal, sturen de douaneautoriteiten van deze landen via het secretariaat van het Comité douanesamenwerking de Commissie een overzicht van de hoeveelheden waarvoor op grond van dit besluit certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 zijn afgegeven, samen met de volgnummers van deze certificaten.

3.   In vak 7 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die krachtens dit besluit worden afgegeven, wordt één van de volgende vermeldingen aangebracht:

 

„Derogation — Decision No 1/2017 of the ESA-EU Customs Cooperation Committee of 2 October 2017 ”;

 

„Dérogation — Décision no 1/2017 du comité de coopération douanière AfOA-UE du 2 octobre 2017 ”.

Artikel 5

1.   De OZA-staten en de Unie nemen ieder voor zich de nodige maatregelen om dit besluit uit te voeren.

2.   Wanneer de Unie op basis van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat er sprake is geweest van onregelmatigheden of fraude of dat de verplichtingen van artikel 4 herhaaldelijk niet zijn nagekomen, kan de Unie om een tijdelijke schorsing van de in artikel 1 bedoelde afwijking verzoeken overeenkomstig de procedure van artikel 22, leden 5 en 6, van de tussentijdse EPO.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018.

Gedaan te Antananarivo, 2 oktober 2017.

M. R. NABEE

OZA-vertegenwoordiger

namens de OZA-staten

J. G. SANCHEZ

Europese Commissie

namens de Europese Unie


(1)   PB L 111 van 24.4.2012, blz. 2.

(2)  Besluit nr. 1/2012 van het OZA-EU Comité douanesamenwerking van 29 november 2012 betreffende de afwijking van de oorsprongsregels in Protocol nr. 1 bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van de staten in oostelijk en zuidelijk Afrika met betrekking tot tonijnconserven en tonijnfilets („loins”) (PB L 347 van 15.12.2012, blz. 38).

(3)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Periode

Nettogewicht

(in ton)

09.1618

1604 14 21 , 31 en 41

1604 14 28 , 38 en 48

ex 1604 20 70  (1)

Tonijnconserven (2)

1.1.2018 — 31.12.2018

8 000

1.1.2019 — 31.12.2019

8 000

1.1.2020 — 31.12.2020

8 000

1.1.2021 — 31.12.2021

8 000

1.1.2022 — 31.12.2022

8 000

09.1619

1604 14 26 , 36 en 46

Tonijnfilets („loins”)

1.1.2018 — 31.12.2018

2 000

1.1.2019 — 31.12.2019

2 000

1.1.2020 — 31.12.2020

2 000

1.1.2021 — 31.12.2021

2 000

1.1.2022 — 31.12.2022

2 000


(1)  Taric-codes 1604207030, 1604207040, 1604207050, 1604207092 en 1604207094.

(2)  In elke verpakkingsvorm waarbij het product wordt beschouwd als conserven in de zin van GS-post 1604.


20.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/47


BESLUIT Nr. 2/2017 VAN HET OZA-EU COMITÉ DOUANESAMENWERKING

van 2 oktober 2017

betreffende een afwijking van de oorsprongsregels in Protocol 1 bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van Mauritius met betrekking tot gezouten snoekmakreel [2017/1924]

HET COMITÉ DOUANESAMENWERKING,

Gezien de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en met name artikel 41, lid 4, van Protocol 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) (hierna „de tussentijdse EPO” genoemd) wordt sinds 14 mei 2012 voorlopig toegepast tussen de Unie en de Republiek Madagaskar, de Republiek Mauritius, de Republiek der Seychellen en de Republiek Zimbabwe.

(2)

Bij Protocol 1 bij de tussentijdse EPO betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking zijn de oorsprongsregels vastgelegd voor de invoer van producten van oorsprong uit OZA-staten naar de Unie.

(3)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO mag worden afgeweken van deze oorsprongsregels wanneer de ontwikkeling van bestaande industrieën in de OZA-staten dit rechtvaardigt.

(4)

Mauritius heeft om een afwijking van de oorsprongsregels verzocht voor 120 ton gezouten snoekmakreel (barracouta) van GN-code 0305 69 80, bestemd voor invoer in de Unie tussen april 2017 en april 2018, overeenkomstig artikel 42 van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO. Mauritius geeft in zijn verzoek aan dat er geen snoekmakreel van oorsprong uit de EU of Mauritius beschikbaar is en dat snoekmakreel uit andere ACS-staten niet voldoet aan de vereisten inzake kwaliteit en regelmatige aanvoer. Daarom moet Mauritius niet van oorsprong zijnde snoekmakreel betrekken voor zijn verwerkende industrie.

(5)

De afwijking zou de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen ten goede komen en zorgen voor diversificatie van de sector eetbare zeevis en schaal- en schelpdieren van Mauritius, die voornamelijk op tonijnproducten is gebaseerd. Mauritius heeft aangegeven dat de waarde van de verwachte uitvoer in het kader van de afwijking 468 000 EUR bedraagt. In 2015 bedroeg de waarde van de invoer van visserijproducten van GS-hoofdstuk 3 van Mauritius in de Unie 21 571 300 EUR. De geringe hoeveelheden, neerkomend op een waarde van slechts 2,15 %, en de beperkte periode van de gevraagde afwijking zijn niet van dien aard dat daardoor ernstige schade ontstaat voor een economische sector van de Unie of van een of meer lidstaten.

(6)

Het is daarom passend Mauritius voor de periode van één jaar een afwijking toe te staan voor 120 ton gezouten snoekmakreel, hetgeen de bestaande industrie in staat stelt haar uitvoer naar de Unie voort te zetten.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 (2) van de Commissie zijn regels vastgesteld voor het beheer van tariefcontingenten. Deze regels dienen van toepassing te zijn op het beheer van de hoeveelheid waarvoor bij dit besluit een afwijking wordt toegestaan.

(8)

Om efficiënt toezicht te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de afwijking wordt toegepast, moeten de autoriteiten van Mauritius regelmatig verslag uitbrengen aan de Commissie over de afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van Protocol 1 bij de tussentijdse EPO en overeenkomstig artikel 42, lid 1, van dat protocol wordt gezouten snoekmakreel van GS-post 0305 69 (GN-code 0305 69 80), vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde snoekmakreel (barracouta) van GS-post 0303 89, overeenkomstig de voorwaarden in de artikelen 2 tot en met 5 van dit besluit beschouwd als van oorsprong uit Mauritius.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde afwijking geldt voor het in de bijlage bij dit besluit vermelde product en de daar vermelde hoeveelheid die voor de periode van één jaar vanaf de datum van vaststelling van dit besluit vanuit Mauritius voor het vrije verkeer in de Unie wordt aangegeven.

Artikel 3

De in de bijlage vastgestelde hoeveelheid wordt beheerd overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

Artikel 4

De douaneautoriteiten van Mauritius verrichten kwantitatieve controles bij de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten.

Vóór het eind van de maand die volgt op elk kwartaal, sturen de douaneautoriteiten van Mauritius de Commissie via het secretariaat van het Comité douanesamenwerking een overzicht van de hoeveelheden waarvoor op grond van dit besluit certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 zijn afgegeven, samen met de volgnummers van deze certificaten.

Artikel 5

In vak 7 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die krachtens dit besluit worden afgegeven, wordt één van de volgende vermeldingen aangebracht:

„Derogation — Decision No 2/2017 of the ESA-EU Customs Cooperation Committee of 2 October 2017 ”;

„Dérogation — Décision no 2/2017 du comité de coopération douanière AfOA-UE du 2 octobre 2017 ”.

Artikel 6

1.   Mauritius en de Unie nemen ieder voor zich de nodige maatregelen om dit besluit uit te voeren.

2.   Wanneer de Unie op basis van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat er sprake is geweest van onregelmatigheden of fraude of dat de verplichtingen van artikel 4 herhaaldelijk niet zijn nagekomen, kan de Unie om een tijdelijke schorsing van de in artikel 1 bedoelde afwijking verzoeken overeenkomstig de procedure van artikel 22, leden 5 en 6, van de tussentijdse EPO.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 2 oktober 2017.

Gedaan te Antananarivo, 2 oktober 2017.

M. R. NABEE

Vertegenwoordiger OZA-staten

namens de OZA-staten

J. G. SANCHEZ

Europese Commissie

namens de Europese Unie


(1)   PB L 111 van 24.4.2012, blz. 2.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Taric-code

Omschrijving

Periode

Nettogewicht

(in ton)

09.1611

ex 0305 69 80

25

Snoekmakreel (barracouta), gezouten

2.10.2017 — 1.10.2018

120


Top