EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/146/01

Zaak C-144/04: Verzoek van het Arbeitsgericht München van 26 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Werner Mangold en Rüdiger Helm

PB C 146 van 29.5.2004, p. 1–1 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

29.5.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 146/1


Verzoek van het Arbeitsgericht München van 26 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Werner Mangold en Rüdiger Helm

(Zaak C-144/04)

(2004/C 146/01)

Bij beschikking van 26 februari 2004 (ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 17 maart 2004) heeft het Arbeitsgericht München in het geding tussen Werner Mangold en Rüdiger Helm, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1.a.)

Moet clausule 8, lid 3, van de raamovereenkomst (richtlijn 1999/70/EG (1) van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd) aldus worden uitgelegd dat zij, bij omzetting in het nationale recht, een verslechtering door verlaging van de leeftijd van 60 naar 58 jaar verbiedt?

1.b.)

Moet clausule 5, lid 1, van de raamovereenkomst (richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale bepaling die – zoals de hier in het geding zijnde – geen beperkingen in de zin van de drie in lid 1 genoemde alternatieven inhoudt?

2.

Moet artikel 6 van richtlijn 2000/78/EG (2) van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader van gelijke behandeling in arbeid en beroep aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling die – zoals de hier in het geding zijnde – het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met werknemers vanaf 52 jaar – in afwijking van het beginsel dat een objectieve reden noodzakelijk is – toestaat zonder dat van een objectieve reden sprake is?

3.

Indien een van de drie vragen bevestigend wordt beantwoord: Dient de nationale rechter de met het EG-recht strijdige nationale bepaling buiten toepassing te laten en geldt dan het algemene beginsel van het nationale recht, volgens hetwelk arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd alleen zijn toegestaan als er sprake is van een objectieve reden?


(1)  PB L 175, blz. 43.

(2)  PB L 303, blz. 16.


Top