EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012TN0074

Zaak T-74/12: Beroep ingesteld op 16 februari 2012 — Mecafer/Commissie

OJ C 118, 21.4.2012, p. 28–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/28


Beroep ingesteld op 16 februari 2012 — Mecafer/Commissie

(Zaak T-74/12)

2012/C 118/47

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Mecafer SA (Valence, Frankrijk) (vertegenwoordiger: R. MacLean, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

artikel 1 van beschikking C(2011) 8804 def. van de Commissie van 6 december 2011 gedeeltelijk nietig verklaren, voor zover daarbij slechts een gedeeltelijke terugbetaling van de door verzoekster betaalde antidumpingrechten wordt toegestaan en ten onrechte wordt geweigerd om de overige terugbetalingen van antidumpingrechten, waarop verzoekster recht heeft, uit te voeren;

gelasten dat de bestreden beschikking van kracht blijft totdat de Europese Commissie de maatregelen heeft vastgesteld die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht, en

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel: verweerster heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door een gepaste en redelijke winstmarge van een onafhankelijke invoerder van de Unie toe te passen, en heeft aldus geen betrouwbare uitvoerprijs vastgesteld ter berekening van de juiste terugbetaling van antidumpingrechten, hetgeen schending van de artikelen 2, lid 9, en 18, lid 3, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (1) oplevert.

Tweede middel: verweerster heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door bij de berekening van de uitvoerprijs de antidumpingrechten als kosten af te trekken, en heeft aldus geen betrouwbare dumpingmarge vastgesteld ter berekening van de juiste terugbetaling van antidumpingrechten, hetgeen schending van de artikelen 2, leden 9 en 11, en 11, lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad oplevert.

Derde middel: verweerster heeft nagelaten om haar onmiddellijk en op passende wijze in te lichten over de vereisten die moeten worden nageleefd om aan artikel 11, lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad te voldoen, en heeft aldus de in het algemene recht van de Unie verankerde rechten van de verdediging, en het eveneens in het algemene recht van de Unie vastgelegde beginsel van behoorlijk bestuur, dat ook in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is neergelegd, geschonden.


(1)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51).


Top