EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008XC0326(01)

Samenvatting van beschikking van de Commissie van 21 februari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Zaak COMP/E-1/38.823 — Liften en roltrappen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 512 def.)

PB C 75 van 26.3.2008, p. 19–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 75/19


Samenvatting van beschikking van de Commissie

van 21 februari 2007

in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

(Zaak COMP/E-1/38.823 — Liften en roltrappen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 512 def.)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2008/C 75/10)

I.   SAMENVATTING VAN DE INBREUKEN

Inleiding

1.

De beschikking was gericht aan KONE Belgium SA, KONE GmbH, KONE Luxembourg Sàrl, KONE BV Liften en Roltrappen, KONE Corporation (hierna „KONE”), Mitsubishi Elevator Europe BV, NV OTIS SA, Otis GmbH & Co. OHG, General Technic-Otis Sàrl, General Technic Sàrl, Otis BV, Otis Elevator Company, United Technologies Corporation (hierna „Otis”), Schindler SA/NV, Schindler Deutschland Holding GmbH, Schindler Sàrl, Schindler Liften BV, Schindler Holding Ltd. (hierna „Schindler”), ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV/SA, ThyssenKrupp Aufzüge GmbH, ThyssenKrupp Fahrtreppen GmbH, ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl, ThyssenKrupp Liften BV, ThyssenKrupp Elevator AG en ThyssenKrupp AG (hierna „ThyssenKrupp”).

2.

De geadresseerden namen deel aan vier afzonderlijke inbreuken op artikel 81 van het Verdrag — waarbij het telkens om één voortdurende inbreuk gaat — in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland met betrekking tot liften en roltrappen. Elk van de vier inbreuken bestreek het gehele grondgebied van een van deze lidstaten.

Procedure

3.

De Commissie leidde het onderzoek begin 2004 op eigen initiatief („ambtshalve”) in op basis van informatie die aan haar bekend was gemaakt. Drie inspectieronden (België en Duitsland in januari 2004; België, Duitsland en Luxemburg in maart 2004; Nederland in april 2004) en een groot aantal clementieverzoeken op grond van de clementieregeling van 2002 bevestigden het bestaan van kartels in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland. De inbreuken hadden betrekking zowel op nieuwe installaties als op diensten, behalve in Duitsland waar deze blijkens bewijsmateriaal alleen nieuwe installaties betroffen.

4.

Alle vier kartels vertoonden een aantal gemeenschappelijke kenmerken, zoals bijvoorbeeld:

KONE, Otis, Schindler en ThyssenKrupp waren bij de inbreuken in elk van de vier lidstaten betrokken;

de kartels bestreken in iedere betrokken lidstaat dezelfde producten en diensten, met uitzondering van Duitsland waar — voor zover de Commissie bekend is — diensten niet rechtstreeks deel van de kartelafspraken uitmaakten;

de voor de betrokken dochterondernemingen (die aan de kartels deelnamen) verantwoordelijke directeuren waren soms gelijktijdig of in opeenvolgende perioden voor verscheidene lidstaten verantwoordelijk;

de door de Commissie onderzochte inbreukperioden overlapten elkaar in ruime mate, al waren zij niet in alle gevallen van gelijke duur;

de methode voor de toewijzing van projecten betreffende de verkoop en installatie van liften en roltrappen was in minstens een aantal, zo niet alle, betrokken lidstaten gelijkaardig, en soms identiek (bijvoorbeeld wat de beginselen inzake verdeling van markten en afnemers betreft, de instandhouding van de „status quo” bij de marktaandelen, het verloop van de bijeenkomsten, compensatieregelingen, gebruik van projectlijsten, enz.);

de methode voor de toewijzing van projecten voor de verkoop en inbouw van liften en roltrappen aan de hand van zogenoemde projectlijsten was in alle lidstaten gelijkaardig zo niet identiek, met uitzondering van Nederland, waar de Commissie geen gebruik van projectlijsten bekend is;

de methode voor de toewijzing van projecten betreffende onderhoud en modernisering was in België, Luxemburg en Nederland vrijwel gelijk, en soms identiek (bijvoorbeeld de beginselen inzake de verdeling van klanten, het opzetten en onderhouden van contacten, de communicatiemethoden tussen de ondernemingen en de compensatieregelingen).

5.

De mededeling van punten van bezwaar werd in oktober 2005 aan de partijen toegezonden. De adressaten van de mededeling van punten van bezwaar vroegen niet om een hoorzitting.

Werking van de kartels

6.

De perioden van inbreuken die in de beschikking worden genoemd, zijn:

van 9 mei 1996 tot 29 januari 2004 in België;

van 1 augustus 1995 tot 5 december 2003 in Duitsland;

van 7 december 1995 tot 9 maart 2004 in Luxemburg; en

van 15 april 1998 tot 5 maart 2004 in Nederland.

7.

Met name werden de volgende inbreuken gepleegd in één, verscheidene of alle betrokken lidstaten:

afspraken over de verdeling van de afzet en installatie van liften en roltrappen;

afspraken over de toewijzing van openbare en particuliere aanbestedingen, alsook van andere contracten, voor de verkoop en installatie van liften en roltrappen naar gelang van het overeengekomen aandeel van iedere onderneming in de afzet;

afspraken over de toewijzing van projecten voor de verkoop en installatie van nieuwe liften en/of roltrappen overeenkomstig het beginsel dat bestaande klantenrelaties in acht moeten worden genomen;

afspraken niet onderling te concurreren om onderhoudscontracten voor reeds bestaande liften en roltrappen en afspraken over de inschrijving op deze opdrachten;

afspraken niet onderling te concurreren om onderhoudscontracten voor nieuwe liften en roltrappen en afspraken over de inschrijving op deze opdrachten; en

afspraken niet onderling te concurreren om moderniseringscontracten.

Enkele van de voornaamste kenmerken van de inbreuken waren uitwisseling van commercieel belangrijke en vertrouwelijke markt- en ondernemingsinformatie, onder andere met betrekking tot biedgedrag en prijzen. De deelnemers kwamen regelmatig bijeen om afspraken over hogervermelde beperkingen te maken en zij hielden toezicht op de uitvoering ervan op de nationale markten. Er zijn bewijzen voorhanden dat de ondernemingen zich ervan bewust waren dat hun gedrag onwettig was en dat zij trachtten te voorkomen dat dit werd ontdekt; hun werknemers ontmoetten elkaar gewoonlijk in bars en restaurants, op het platteland of zelfs in het buitenland, en gebruikten prepaid-kaarten voor mobiele telefoons om te voorkomen dat zij werden opgespoord.

II.   GELDBOETEN

Zwaarte

8.

Rekening houdend met de zwaarte van de inbreuken, de weerslag ervan op de markt en de geografische omvang, moeten de inbreuken als zeer ernstig worden aangemerkt.

Gedifferentieerde behandeling

9.

De ondernemingen werden naar gelang van hun relatieve omvang in de betrokken markt in verschillende categorieën onderverdeeld, om met het specifieke gewicht en derhalve het werkelijke effect van iedere onderneming in de markt rekening te houden.

10.

De Commissie achtte het gepast om voor de vergelijking van de relatieve omvang van de ondernemingen in de betrokken markt de omzet in geheel België, geheel Duitsland, geheel Luxemburg respectievelijk geheel Nederland als basis te nemen. De vergelijking is gebaseerd op de productomzet in het gehele land in het laatste volledige jaar van de inbreuken: 2003 voor alle betrokken ondernemingen wat elk van de vier inbreuken betreft, behalve Schindler in Duitsland, waarvoor 2000, het jaar waarin de onderneming het kartel verliet, als referentiejaar geldt.

11.

Wat de inbreuk in België betreft, werden Schindler en KONE gezamenlijk in een eerste categorie, Otis in een tweede en ThyssenKrupp in een derde categorie ingedeeld. Wat de inbreuk in Duitsland betreft, werden KONE, Otis en ThyssenKrupp in één categorie ingedeeld. Schindler, waarvan het onwettige gedrag tot roltrappen beperkt was en dat het kartel in 2000 verliet, werd in een afzonderlijke categorie ingedeeld. Wat de inbreuk in Luxemburg betreft, werden Otis en Schindler gezamenlijk in een eerste categorie en Kone en ThyssenKrupp in een tweede categorie ingedeeld. Wat de inbreuk in Nederland betreft, werd KONE in een eerste, Otis in een tweede en Schindler in een derde categorie ingedeeld. ThyssenKrupp en Mitsubishi vormen gezamenlijk de vierde categorie.

Voldoende afschrikkende werking

12.

Om het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat, achtte de Commissie het passend een vermenigvuldigingsfactor toe te passen op de opgelegde boeten.

13.

ThyssenKrupp en Otis zijn, gemeten naar hun respectieve mondiale omzet, veel grotere spelers dan de andere adressaten. De Commissie achtte het daarom, in overeenstemming met vorige beschikkingen, passend om de voor ThyssenKrupp en Otis vastgestelde geldboeten te vermenigvuldigen.

Verhoging in verband met de duur van de inbreuk

14.

Er werden tevens individuele vermenigvuldigingsfactoren toegepast afhankelijk van de duur van de door elke rechtspersoon gepleegde inbreuken.

Verzwarende omstandigheden

15.

ThyssenKrupp werd geacht een herhaalde inbreuk te hebben gepleegd, aangezien twee eenheden die onder zeggenschap stonden van Krupp en/of Thyssen (voor de fusie van deze twee ondernemingen in 1999) al adressaten waren geweest van een eerdere beschikking van de Commissie betreffende kartelactiviteiten in Legeringstoeslag  (1). Het feit dat de ondernemingen hetzelfde soort gedrag op dezelfde of op andere gebieden van bedrijfsactiviteiten hebben herhaald wijst erop dat de eerder vastgestelde boeten de ondernemingen er niet toe hebben aangezet hun gedrag te veranderen. Dit is een verzwarende omstandigheid die een verhoging van het basisbedrag van de aan ThyssenKrupp op te leggen geldboete rechtvaardigt.

Toepassing van de clementieregeling van 2002

16.

KONE, Otis, ThyssenKrupp en Schindler hebben om clementie verzocht overeenkomstig de clementieregeling. Zij hebben in verschillende fasen van het onderzoek met de Commissie samengewerkt ten einde de gunstige behandeling te ontvangen waartoe deze regeling de mogelijkheid biedt.

Punt 8, onder a) — Immuniteit

17.

Otis kreeg volledige boete-immuniteit uit hoofde van punt 8, onder a) van de clementiemededeling met betrekking tot een kartel in Nederland omdat de onderneming de Commissie in staat stelde in Nederland inspecties te verrichten.

Punt 8, onder b) — Immuniteit

18.

Wat de inbreuken in België en Luxemburg betreft, stelde de door KONE verschafte informatie de Commissie in staat een inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag te constateren. Derhalve kwam KONE in aanmerking voor een volledige immuniteit tegen de geldboete wat de inbreuken in België en Luxemburg betreft.

Punt 23, onder b), eerste streepje (vermindering van 30 tot 50 %)

19.

Het door Otis met betrekking tot de kartels in België en Luxemburg verstrekte bewijsmateriaal had een significante toegevoegde waarde ten opzichte van het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, waardoor haar vermogen om de inbreuk te bewijzen werd versterkt. Otis was de eerste onderneming die aan punt 21 van de clementiemededeling voldeed en kreeg een vermindering van 40 % van de geldboete voor beide inbreuken. Ook de door KONE verstrekte bewijzen met betrekking tot het kartel in Duitsland en de door ThyssenKrupp met betrekking tot het kartel in Nederland verstrekte gegevens hadden een significante toegevoegde waarde in de zin van de clementiemededeling. Deze beide ondernemingen voldeden als eerste aan de voorwaarden in punt 21 van de clementiemededeling ten aanzien van de respectieve kartels, en de Commissie verleende KONE daarom een vermindering van 50 % van de geldboete betreffende de inbreuk in Duitsland en aan ThyssenKrupp een vermindering van 40 % betreffende de inbreuk in Nederland.

Punt 23, onder b), tweede streepje (vermindering van 20 tot 30 %)

20.

Het door Otis met betrekking tot het kartel in Duitsland verstrekte bewijsmateriaal leverde een aanzienlijke meerwaarde ten opzichte van het bewijs waarover de Commissie al beschikte, waardoor zij beter in staat werd gesteld de inbreuk in Duitsland te bewijzen. Otis was de tweede onderneming die aan punt 21 van de clementiemededeling voldeed en kreeg een vermindering van 25 % van de geldboete voor de inbreuk in Duitsland. Wat de inbreuk in België betreft, hadden de door ThyssenKrupp verstrekte gegevens een significante toegevoegde waarde in de zin van de clementiemededeling. ThyssenKrupp was de tweede onderneming die aan punt 21 van de clementiemededeling voldeed en kreeg een vermindering van 20 % van de geldboete voor de inbreuk in België.

Punt 23, onder b), derde streepje (vermindering van ten hoogste 20 %)

21.

Het door Schindler met betrekking tot het kartel in Duitsland verstrekte bewijsmateriaal had een significante toegevoegde waarde ten opzichte van het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, waardoor zij beter in staat werd gesteld de inbreuk in Duitsland te bewijzen. Schindler was de derde onderneming die aan punt 21 van de clementiemededeling voldeed en kreeg een vermindering van 15 % van de geldboete in verband met de inbreuk in Duitsland.

III.   BESCHIKKING

22.

De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag omdat zij aanbestedingen en andere opdrachten in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland onderling hebben verdeeld met het oog op de onderlinge verdeling van markten en de vaststelling van prijzen, in sommige gevallen een compensatiemechanisme hebben uitgewerkt, informatie hebben uitgewisseld over verkoopvolumes en prijzen en hebben deelgenomen aan regelmatige bijeenkomsten en andere contacten hebben onderhouden om bovenstaande beperkingen overeen te komen en uit te voeren:

In België:

a)

Kone Corporation en KONE Belgium SA, van 9 mei 1996 tot 29 januari 2004;

b)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en NV OTIS SA, van 9 mei 1996 tot 29 januari 2004;

c)

Schindler Holding Ltd en Schindler SA/NV, van 9 mei 1996 tot 29 januari 2004; en

d)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG en ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV/SA, van 9 mei 1996 tot 29 januari 2004.

in Duitsland:

e)

Kone Corporation en KONE GmbH, van 1 augustus 1995 tot 5 december 2003;

f)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en Otis GmbH & Co. OHG, van 1 augustus 1995 tot 5 december 2003;

g)

Schindler Holding Ltd en Schindler Deutschland Holding GmbH, van 1 augustus 1995 tot 6 december 2000; en

h)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG, ThyssenKrupp Aufzüge GmbH en ThyssenKrupp Fahrtreppen GmbH, van 1 augustus 1995 tot 5 december 2003;

in Luxemburg:

i)

Kone Corporation en KONE Luxembourg Sàrl, van 7 december 1995 tot 29 januari 2004;

j)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company, NV Otis SA, General Technic-Otis Sàrl en General Technic Sàrl, van 7 december 1995 tot 9 maart 2004;

k)

Schindler Holding Ltd en Schindler Sàrl, van 7 december 1995 tot 9 maart 2004; en

l)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG en ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl, van 7 december 1995 tot 9 maart 2004;

in Nederland:

m)

Kone Corporation en KONE BV Liften en Roltrappen, van 1 juni 1999 tot 5 maart 2004;

n)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en Otis BV, van 15 april 1998 tot 5 maart 2004;

o)

Schindler Holding Ltd en Schindler Liften BV, van 1 juni 1999 tot 5 maart 2004;

p)

ThyssenKrupp AG en ThyssenKrupp Liften BV, van 15 april 1998 tot 5 maart 2004 en

q)

Mitsubishi Elevator Europe BV, van 11 januari 2000 tot 5 maart 2004.

23.

Wegens deze inbreuken werden de volgende geldboeten opgelegd:

in België:

a)

Kone Corporation en KONE Belgium SA, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR

b)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en NV OTIS SA, hoofdelijk aansprakelijk: 47 713 050 EUR;

c)

Schindler Holding Ltd en Schindler SA/NV, hoofdelijk aansprakelijk: 69 300 000 EUR; en

d)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG en ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV/SA, hoofdelijk aansprakelijk: 68 607 000 EUR;

in Duitsland:

e)

Kone Corporation en KONE GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 62 370 000 EUR;

f)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en Otis GmbH & Co. OHG, hoofdelijk aansprakelijk: 159 043 500 EUR;

g)

Schindler Holding Ltd en Schindler Deutschland Holding GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 21 458 250 EUR en

h)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG, ThyssenKrupp Aufzüge GmbH en ThyssenKrupp Fahrtreppen GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 374 220 000 EUR;

in Luxemburg:

i)

Kone Corporation en KONE Luxembourg Sàrl, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

j)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company, NV Otis SA, General Technic-Otis Sàrl en General Technic Sàrl, hoofdelijk aansprakelijk: 18 176 400 EUR;

k)

Schindler Holding Ltd en Schindler Sàrl, hoofdelijk aansprakelijk: 17 820 000 EUR; en

l)

ThyssenKrupp AG, ThyssenKrupp Elevator AG en ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl, hoofdelijk aansprakelijk: 13 365 000 EUR;

in Nederland:

m)

Kone Corporation Ltd en KONE BV Liften en Roltrappen, hoofdelijk aansprakelijk: 79 750 000 EUR;

n)

United Technologies Corporation, Otis Elevator Company en Otis BV, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

o)

Schindler Holding Ltd en Schindler Liften BV, hoofdelijk aansprakelijk: 35 169 750 EUR;

p)

ThyssenKrupp AG en ThyssenKrupp Liften BV, hoofdelijk aansprakelijk: 23 477 850 EUR; en

q)

Mitsubishi Elevator Europe BV: 1 841 400 EUR.

24.

De in bovenstaand punt genoemde ondernemingen dienen onmiddellijk een einde te maken aan hun inbreuk, voor zover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij onthouden zich voortaan van iedere handeling of gedraging die met de in deze zaak geconstateerde inbreuk overeenkomt, alsook van iedere handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft.


(1)  Zie gevoegde zaken T-45/98 en T-47/98 ThyssenKrupp Stainless GmbH en Acciai speciali Terni SpA/Commissie („Legeringstoeslag”), Jurispr. 2001 blz. II-3757 en gevoegde zaken C-65/02 P en C-73/02 P, ThyssenKrupp Stainless en ThyssenKrupp Acciai speciali Terni/Commissie, arrest van 14 juli 2005.


Top