EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AC1150

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn voor maatregelen ter ondersteuning in de gehele Gemeenschap van activiteiten van de lid-staten ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (het programma Daphne) (2000-2004)"

PB C 407 van 28.12.1998, p. 193 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998AC1150

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn voor maatregelen ter ondersteuning in de gehele Gemeenschap van activiteiten van de lid-staten ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (het programma Daphne) (2000-2004)"

Publicatieblad Nr. C 407 van 28/12/1998 blz. 0193


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn voor maatregelen ter ondersteuning in de gehele Gemeenschap van activiteiten van de lid-staten ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (het programma Daphne) (2000-2004)" () (98/C 407/31)

De Raad heeft op 14 augustus 1998 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 juli 1998 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Wahrolin.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 357e Zitting (vergadering van 9 september 1998) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Inleiding

Met de mededeling van de Commissie wordt beoogd initiatieven, activiteiten en maatregelen om geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen tegen te gaan, op Europees niveau te versterken.

De Commissie stelt het volgende voor:

- een meerjarenprogramma voor de Gemeenschap (Daphne) om netwerken tussen NGO's in de EG tot stand te brengen en te versterken;

- specifieke maatregelen om kinderen tegen geweld te beschermen, o.m. het verzamelen van statistisch materiaal en ook het voorstel om de diensten van Europol ten volle in te zetten bij het opsporen van verdwenen kinderen;

- specifieke maatregelen op EU-niveau voor 1999.

2. Opmerkingen van het Comité

2.1. Dit programma bevat zeer goede gezichtspunten, doch deze dienen pregnanter en op meer samenhangende wijze te worden gepresenteerd. Benadrukt moet worden dat het hier gaat om buitengewoon complexe problemen, zodat over oplossingen en oorzaken wellicht discussies op uiteenlopende niveaus moeten plaatsvinden.

2.2. Geweld tegen vrouwen en kinderen is in de samenleving een algemeen voorkomend verschijnsel. Mannen die mishandelen of seksuele delicten plegen, zijn in alle milieus en in alle leeftijdsgroepen aan te treffen. De daders zijn meestal bekenden van de vrouwen. Geweld vindt voornamelijk binnenshuis plaats. Deze gegevens brengen met zich dat geweld vaak onzichtbaar blijft en een hoog dark number laat zien.

Bepaalde groepen, waaronder personen met een handicap, staan in het bijzonder bloot aan geweld en misbruik, deels doordat het voor hen moeilijk kan zijn om onder woorden te brengen dat zij het slachtoffer van geweld zijn geweest, deels doordat zij in een afhankelijke positie verkeren ten opzichte van degenen die een rol spelen in hun dagelijks leven.

Soortgelijke afhankelijkheidsrelaties kunnen in heel wat situaties tussen kinderen en volwassenen ontstaan. Hierbij moet worden gedacht aan situaties waarin een op vertrouwen gebaseerde relatie door de sterkere partner in deze relatie wordt misbruikt zonder acht te slaan op de belangen van het kind.

Hoewel de samenleving de laatste jaren een groot aantal maatregelen heeft genomen, kan er nog steeds veel verborgen geweld worden vastgesteld. Om een oplossing voor dit ernstige maatschappelijke probleem te vinden, dient daarom aandachtiger te worden gekeken naar de vraag waarom geweld tegen vrouwen wordt gepleegd. Geweld heeft o.m. te maken met beeld dat maatschappij en individu van vrouwen hebben. Bij sommigen heersen nog steeds verouderde opvattingen over de rol van de vrouw. Tegen dergelijke vooroordelen, die direct of indirect tot uiting komen in de idee dat mannen macht over vrouwen kunnen uitoefenen, dient krachtig te worden opgetreden. Dergelijke vooroordelen kunnen namelijk uiteindelijk de voedingsbodem voor het ontstaan van geweld tegen vrouwen vormen. Om adequate maatregelen tegen deze vorm van geweld te kunnen uitwerken, is het daarom zaak meer inzicht in de oorzaken van geweld tegen vrouwen te verwerven.

De problematiek rond geweld tegen vrouwen houdt verband met zaken als gelijkheid van vrouwen en mannen, de machtsverdeling tussen de geslachten en het beeld dat mannen van vrouwen hebben. Verkrachtingen kunnen worden beschouwd als een extreem voorbeeld van een onevenwichtige verdeling van de macht tussen de geslachten. Andere verschijnselen in de samenleving hangen nauw samen met geweld tegen kinderen en vrouwen en vloeien naar analogie ook uit een dergelijk gebrek aan evenwicht voort: prostitutie, pornografie, incest, verminking van geslachtsdelen en seksuele intimidatie.

Het beeld van vrouwen dat in deze verschijnselen tot uiting komt, valt moeilijk te rijmen met de door de EU nagestreefde gelijkheid, die o.m. inhoudt dat vrouwen en mannen in alle opzichten dezelfde rechten, plichten en mogelijkheden in het leven hebben. Het Comité hoopt dat het Daphne-programma ertoe bijdraagt dat dit doel wordt gerealiseerd en dat de fundamentele rechten van de mens ook op vrouwen en kinderen worden toegepast.

2.3. Dader

Het Comité wil er ook op wijzen dat bij de bespreking van preventieve maatregelen uiteraard ook dient te worden ingegaan op de personen die de delicten begaan, de daders. Een minpunt in het programma is dat van de dader nauwelijks wordt gerept. Vragen die in dit verband te berde moeten komen, zijn: Wie maakt zich aan mishandeling schuldig? Waarom doet die persoon dat? Hoe kan men die persoon ertoe brengen daarmee op te houden?

Voorts zij erop gewezen dat uiteenlopende typen daders ook een uiteenlopende aanpak op het vlak van wetgeving en programma's vergen. Onderzoek naar de oorzaken van geweld en naar behandelingsmethoden voor naar geweld neigende personen kunnen een antwoord op deze vragen geven. Volgens het Comité zouden de middelen van het programma ook moeten kunnen worden gebruikt ten behoeve van behandelingsmethoden voor daders. Het Comité heeft vastgesteld dat de systemen van begeleiding van daders tussen de lid-staten uiteenlopen. Daarom zou het een goede zaak zijn als de lid-staten hun ervaringen op het terrein van zowel begeleidingssystemen als resocialiseringsprogramma's zouden uitwisselen.

In het ontwerpprogramma wordt veel over voorlichtingscampagnes gesproken, die stellig van groot belang zijn. Het is echter de vraag of deze alle categorieën daders bereiken. Uit het Wereldcongres tegen commerciële en seksuele exploitatie van kinderen () is duidelijk gebleken dat echte pedofielen nauwelijks met dit soort campagnes te bereiken zijn, maar dat hiervan wel een sterk preventief effect kan uitgaan op de grote meerderheid van mannen die naast seksuele contacten met volwassenen ook kinderen misbruiken.

3. Samenwerking

In het programma wordt volgens het ESC terecht de aandacht gevestigd op de behoefte aan samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties onderling en tussen vrijwilligersorganisaties en overheid. Gezien de door de verschillende instanties opgedane ervaring en kennis op dit terrein is het zaak een heel scala aan samenwerkingsvormen te ondersteunen.

4. Kinderen

Het Comité is er zich van bewust dat het begrip "kind" om culturele en andere redenen uiteenlopend kan worden gedefinieerd. Er dient dan ook te worden verwezen naar artikel 1 van het Kinderverdrag van de VN, waarin met "kind" elke mens jonger dan 18 jaar wordt bedoeld, tenzij het kind krachtens de wet waaronder het valt eerder als volwassene wordt beschouwd.

Op grond van artikel 12 van bedoeld verdrag dient kinderen met een nieuw actieprogramma het recht te worden toegekend om afhankelijk van rijpheid en leeftijd hun mening te geven over alle zaken die hen aangaan. Tevens is het zaak netwerken voor kinderen en jongeren te inventariseren of op te richten en te steunen die voor de rechten van kinderen opkomen, en ervoor te zorgen dat deze deelnemen aan de uitwerking en uitvoering van programma's die hierop betrekking hebben.

Het ESC wil er ook op wijzen dat kinderen van mishandelde vrouwen op de achtergrond geraakt zijn en dat het hoog tijd is om ook aandacht te besteden aan kinderen in gezinnen waarvan de moeder wordt mishandeld. Overeenkomstig het Kinderverdrag is het daarom zaak deze kinderen te beschouwen als zelfstandige individuen die zelf ook behoefte aan steun en hulp hebben. Uit onderzoek blijkt dat gewelddadig gedrag van ouder op kind kan worden overgedragen. Daarom is het zaak dat kinderen direct de gelegenheid krijgen hun belevenissen te verwerken.

5. Kandidaat-lid-staten

Het is een zeer goede zaak dat ook kandidaat-lid-staten de mogelijkheid tot participatie in het programma wordt geboden. Het is hoog tijd dat de aandacht wordt gevestigd op de situatie waarin kinderen in die landen verkeren, en tegelijk het besef hiervan onder de bevolking alsook bij degenen die bij het wetgevingsproces en bij de uitvoering van wetten zijn betrokken, wordt vergroot. Er bestaat een aanzienlijke behoefte aan kennis op dit vlak en het is dan ook van enorm grote betekenis dat vrijwilligersorganisaties uit het Westen organisaties in andere landen profijt kunnen laten trekken van hun ervaring en kennis op dit gebied. Uitwisseling van kennis en ervaring tussen kandidaat-lid-staten en West-Europese landen dient te worden gestimuleerd.

6. Media

Media hebben een enorme invloed in de huidige samenleving en kunnen daarom een belangrijke rol bij de verspreiding van informatie spelen. Journalisten en programmamakers dienen te worden gestimuleerd tot het uitwerken van strategieën om de rol van de media bij het verstrekken van uitstekende, betrouwbare en ethisch verantwoorde informatie t.a.v. alle facetten van geweld en seksuele delicten tegen kinderen en vrouwen te versterken.

Communicatie tussen particulieren geschiedt steeds meer via Internet, welk medium aanzienlijke mogelijkheden biedt om informatie te verstrekken c.q. te verkrijgen en samenwerking tussen de organisaties vergemakkelijkt. Zo kunnen databanken worden opgezet waarin uiteenlopende categorieën gegevens op gestructureerde en gemakkelijk toegankelijke wijze bijeen kunnen worden gebracht. Aan dit nieuwe medium kleven echter ook nadelen. Ongeoorloofd materiaal, b.v. kinder- en gewelddadige porno, wordt nu gemakkelijker over de grenzen heen verspreid. Aangezien het hier een zeer ernstig globaal grensoverschrijdend probleem betreft, is nauwe samenwerking tussen de lid-staten geboden.

7. Samenvatting

Het ESC wil met nadruk instemmen met de opvatting van de Commissie dat geweld tegen vrouwen en kinderen te beschouwen is als een ernstige schending van de grondrechten van de mens. Mishandeling en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen is veel te lang beschouwd als een zaak die alleen het gezin aangaat. Dank zij deze uitspraak van de Commissie komen er veel meer mogelijkheden om onderdrukking van vrouwen en kinderen te bestrijden.

Tevens is het een zeer goede zaak de aandacht op het belang van de vrijwilligersorganisaties te vestigen. Deze beschikken over zeer veel kennis en ervaring omtrent geweld tegen vrouwen en kinderen.

Het ESC stemt ook in met het voorstel om op EU-niveau officiële statistieken over seksueel misbruik van en delicten tegen kinderen te verzamelen en te analyseren. Ook geeft het zijn steun aan het voorstel voor een aanbeveling aan de lid-staten om Europol in te schakelen voor het opsporen en terugbrengen van verdwenen kinderen, alsook aan eventuele maatregelen tegen de daders en de georganiseerde misdaad in het algemeen.

Aangezien dit een probleem is waar alle landen mee te maken hebben, is het van groot belang dat ook de kandidaat-lid-staten worden uitgenodigd om in het programma te participeren.

Brussel, 9 september 1998.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() PB C 259 van 18.8.1998, blz. 2.

() Zie tevens het initiatiefadvies "Kindermisbruik en kindersekstoerisme" - PB C 284 van 14.9.1998, blz. 92, dat werd voorbereid onder leiding van de heer Sklavounos.

Top