EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012B0576

2012/576/EU: Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010

PB L 286 van 17.10.2012, p. 200–200 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2010

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/576/oj

17.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/200


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 10 mei 2012

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010

(2012/576/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Instituut (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 — C7-0051/2012),

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid (3), en met name artikel 14,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), en met name artikel 94,

gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012),

1.

verleent de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Martin SCHULZ

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 366 van 15.12.2011, blz 173.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


Top

17.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/201


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 10 mei 2012

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Instituut (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 — C7-0051/2012),

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid (3), en met name artikel 14,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), en met name artikel 94,

gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012),

A.

overwegende dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid („het Instituut”) werd opgericht op grond van Verordening (EG) nr. 1922/2006 en op 15 juni 2010 onafhankelijk is geworden;

B.

overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

C.

overwegende dat de totale begroting voor het begrotingsjaar 2010 van het Instituut 6 500 000 EUR bedroeg; overwegende dat de begroting van het Instituut volledig wordt gefinancierd uit bijdragen van de Unie,

1.

is ingenomen met het eerste verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Instituut betreffende het begrotingsjaar 2010;

Financieel en begrotingsbeheer

2.

merkt op dat het Instituut op 15 juni 2010 administratieve en financiële autonomie heeft gekregen;

3.

is van mening dat een fusie van het Instituut met het Europees Bureau voor de grondrechten moet worden overwogen om overlapping te voorkomen en de overheadkosten te reduceren;

4.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL), het toezichthoudende DG van het Instituut, van 1 januari t/m 15 juni 2010 de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer droeg namens het Instituut, met name voor personeels- en administratieve uitgaven, en dat DG EMPL gedurende deze periode betalingen heeft verricht voor een totaal bedrag van 846 876,91 EUR;

5.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat binnen de beperkte tijdsspanne van zes maanden na de vaststelling van het jaarlijks werkprogramma 2010 en het verkrijgen van administratieve en financiële onafhankelijkheid, het Instituut een uitvoeringsgraad van de begroting van 65 % had voor de vastleggingskredieten en van 26 % voor de betalingskredieten; verzoekt het Instituut onmiddellijk stappen te ondernemen om in de toekomst te zorgen voor een toereikende uitvoeringsgraad van de begroting;

6.

merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut op dat na een herziening van de ontwerpbegroting 2010, de raad van bestuur van het Instituut de aandacht vestigde op twee begrotingsonevenwichtigheden voor een totaal bedrag van 415 000 EUR:

een begrotingsonevenwicht van 195 000 EUR bij titel II, dat verband houdt met een te geringe besteding voor huurkosten aangezien de Litouwse overheid de huurkosten voor de gebouwen van het Instituut in Litouwen voor de eerste twee jaren van zijn activiteiten voor haar rekening neemt;

een begrotingsonevenwicht van 220 000 EUR bij titel III vanwege de verwachte lagere besteding voor werkingsgerelateerde uitgaven;

merkt op dat de raad van bestuur in oktober 2010 ermee instemde deze bevroren kredieten niet toe te wijzen aan het Instituut; verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de ondernomen acties met betrekking tot deze bevroren kredieten;

Boekhouding

7.

stelt vast dat het Instituut in 2010 de verantwoordelijkheden van de financiële actoren voor personeelsleden heeft vastgelegd en financiële procedures heeft ontwikkeld voor vastleggingen; merkt bovendien op dat het Instituut alle financiële actoren heeft benoemd en tegen het einde van 2010 hun rol en verantwoordelijkheden heeft bepaald;

8.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat de directeur van het Instituut de bevoegdheid van ordonnateur heeft gedelegeerd aan het hoofd Administratie voor een maximaal bedrag van 500 000 EUR voor titel I en II, en beperkt tot een jaar voor titel III; neemt er ook kennis van dat een vervanger voor de rekenplichtige werd aangesteld;

9.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er eind 2010 procedures waren ingevoerd en werden uitgevoerd voor de volgende administratieve gebieden: dienstreizen, klachtenbeheer, open forum voor overheidsopdrachten, btw, kwalitatief boekhouden, afstemming van het banksaldo, betalingscyclus, vastleggingen en betalingen, en dat er een telecommunicatiebeleid en een kader voor documentenregistratie zijn ontwikkeld en uitgevoerd;

Openbare aanbestedingen

10.

merkt op dat er in 2010 63 aanbestedingen zijn uitgevoerd en contracten voor de aanbestede diensten werden ondertekend; merkt op dat het totale bedrag waarvoor een contract werd afgesloten 1 974 626 EUR bedroeg;

11.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er zich bij de aanbestedingsprocedures twee grote moeilijkheden hebben voorgedaan:

de beschikbare tijdsspanne voor het uitvoeren van een aanbestedingsprocedure was erg strak en bracht de uitvoering van de geplande studies en de daaraan verbonden begroting in gevaar;

het gebrek aan gekwalificeerde ondersteuning voor de eenheid Operaties, waarin het merendeel van de personeelsleden weinig of geen kennis had van openbareaanbestedingsprocedures;

wijst erop dat deze complicaties zorgden voor bepaalde vertragingen en dat een aantal aanbestedingsprocedures moest worden geannuleerd, waardoor het merendeel van de begrotingsvastleggingen moest worden overgeheveld naar 2011; verzoekt het Instituut bijgevolg de situatie te verbeteren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de ondernomen acties;

12.

merkt verder op dat 85 % van de aanbestede contracten (1 628 122 EUR) verband hield met diensten ter ondersteuning van beleidsuitgaven, en dat het resterende bedrag van 292 504 EUR (15 %) werd aanbesteed voor goederen en diensten die de administratieve activiteiten ondersteunden;

Personeelszaken

13.

merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat het Instituut 23 tijdelijke functionarissen en 6 arbeidscontractanten heeft aangeworven, en 92,3 % van de doelstelling van zijn personeelsformatie heeft verwezenlijkt;

14.

wijst op de noodzaak alle vacatures in te vullen die noodzakelijk zijn voor de doeltreffende werking van het Instituut en voor de verwezenlijking van de vastgestelde doelen;

Prestaties

15.

wijst erop dat het Instituut overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1922/2006 tot oprichting van het Instituut, tegen 18 januari 2010 opdracht had moeten geven voor een onafhankelijke externe beoordeling van zijn prestaties; merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat de raad van bestuur de ex post beoordeling heeft uitgesteld aangezien het Instituut pas op 19 januari 2010 operationeel werd, maar besloot in 2010 opdracht te geven tot een ex ante beoordeling en tot een tussentijdse beoordeling tegen 2013; verzoekt het Instituut de resultaten van deze ex ante beoordeling onmiddellijk mee te delen aan de kwijtingsautoriteit;

16.

erkent dat het Instituut, gesteund door DG EMPL, in december 2010 specificaties heeft opgesteld voor de „tweede ex ante beoordeling van het Europees Instituut voor gendergelijkheid die zich concentreert op de specifieke doelstellingen en activiteiten van het Instituut”;

17.

verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de uitvoering van deze beoordelingen en van hun respectieve conclusies;

18.

herinnert de Rekenkamer eraan dat de werkzaamheden van het Instituut uiterst belangrijk zijn voor de bevordering van gendergelijkheid in de Unie; merkt dan ook op dat in toekomstige verslagen uitgebreid kenbaar moet worden gemaakt of de activiteiten van het Instituut worden belemmerd door problemen in een van de stadia van de begrotingsprocedure;

19.

benadrukt dat in een tijd van economische crisis en bezuinigingen het van wezenlijk belang is dat de kosten-batenverhouding bij het Instituut optimaal is zonder dat de uitvoering van zijn belangrijke taken hierbij in het gedrang komt;

Vestigingsplaats

20.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het personeel van het Instituut op 1 maart 2010 werd overgeplaatst van zijn tijdelijke gebouwen in Brussel naar de permanente zetel van het Instituut in Vilnius, Litouwen;

Interne audit

21.

is er door het Instituut van op de hoogte gebracht dat de eerste audit door de dienst Interne Audit zal worden uitgevoerd in de loop van 2012;

22.

constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat OLAF in november 2010 het Instituut heeft bezocht en een eerste opleidingssessie voor het personeel heeft verzorgd over controlebeginselen en de normen voor interne controle; erkent bovendien dat in 2010 een samenwerkingsovereenkomst tussen OLAF en het Instituut is voorbereid en dat de raad van bestuur van het Instituut deze heeft aangenomen op 26 januari 2011;

23.

verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 2012 (5) over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.


(1)  PB C 366 van 15.12.2011, blz 173.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(5)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0164 (zie bladzijde 388 van dit Publicatieblad).

Top