EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0941

2009/941/EG: Besluit van de Raad van 30 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen

PB L 331 van 16.12.2009, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/941/oj

Related international agreement

16.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen

(2009/941/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap werkt aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke justitiële ruimte die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen.

(2)

In Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (2) is vastgesteld, dat het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen wordt bepaald overeenkomstig het Haagse Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (hierna „het protocol” genoemd) in de lidstaten die door dit protocol gebonden zijn.

(3)

Het protocol levert een waardevolle bijdrage aan de vergroting van de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid voor onderhoudsgerechtigden en onderhoudsplichtigen. De toepassing van eenvormige regels ter bepaling van het recht dat van toepassing is, zal ertoe leiden dat beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen vrijelijk in de Gemeenschap kunnen circuleren, zonder enige controle in de lidstaat waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht.

(4)

Op grond van artikel 24 van het protocol kunnen regionale organisaties voor economische integratie zoals de Gemeenschap het protocol ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of daartoe toetreden.

(5)

De Gemeenschap is exclusief bevoegd voor alle door het protocol beheerste aangelegenheden. Zulks doet niet af aan de positie van de lidstaten die niet door dit besluit gebonden zijn of niet onderworpen zijn aan de toepassing ervan als bedoeld in de overwegingen 11 en 12.

(6)

De Gemeenschap moet derhalve het protocol goedkeuren.

(7)

Het protocol moet tussen de lidstaten van kracht zijn uiterlijk op 18 juni 2011, de datum waarop Verordening (EG) nr. 4/2009 van toepassing wordt.

(8)

Gelet op de nauwe band tussen het protocol en Verordening (EG) nr. 4/2009, moeten de regels van het protocol in de Gemeenschap voorlopig worden toegepast indien het protocol niet in werking is getreden op 18 juni 2011, de datum waarop Verordening (EG) nr. 4/2009 van toepassing wordt. Daartoe moet een eenzijdige verklaring worden afgelegd bij de sluiting van het protocol.

(9)

De regels van het protocol moeten bepalen welk recht van toepassing is op een onderhoudsverplichting indien een besluit inzake die verplichting moet worden erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 4/2009 vastgestelde regels inzake de afschaffing van het exequatur. Om ervoor te zorgen dat in de Gemeenschap dezelfde verwijzingsregels zullen worden toegepast op onderhoudsvorderingen voor een periode die voorafgaat aan of volgt op de inwerkingtreding of de voorlopige toepassing van het protocol in de Gemeenschap, moeten de regels van het protocol ook gelden voor vorderingen voor een periode die daaraan voorafgaat, onverminderd artikel 22 ervan. Daartoe moet een eenzijdige verklaring worden afgelegd bij de sluiting van het protocol.

(10)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Ierland deel aan de aanneming en toepassing van dit besluit.

(11)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.

(12)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen wordt hierbij namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn het protocol te ondertekenen teneinde de Gemeenschap te binden.

Artikel 3

Bij de sluiting van het protocol legt de Gemeenschap overeenkomstig artikel 24 ervan de volgende verklaring af:

„De Europese Gemeenschap verklaart, conform artikel 24 van het protocol, dat zij bevoegd is voor alle door dit protocol beheerste aangelegenheden. Dit protocol is bindend voor de lidstaten doordat de Europese Gemeenschap het sluit.

Met het oog op de toepassing van deze verklaring omvat de term „Europese Gemeenschap” niet Denemarken, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en evenmin het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht.”.

Artikel 4

1.   Binnen de Gemeenschap worden de regels van het protocol vanaf 18 juni 2011 — de datum waarop Verordening (EG) nr. 4/2009 van toepassing wordt — voorlopig toegepast, onverminderd artikel 5 van dit besluit, indien het protocol op die datum nog niet in werking is getreden.

2.   Bij de sluiting van het protocol legt de Gemeenschap de volgende verklaring af teneinde rekening te houden met de eventuele voorlopige toepassing als bedoeld in lid 1:

„De Europese Gemeenschap verklaart dat zij de regels van het protocol vanaf 18 juni 2011 — de datum waarop Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (3) van toepassing wordt — voorlopig zal toepassen indien het protocol overeenkomstig artikel 25, lid 1, ervan op die datum niet in werking is getreden.”.

Artikel 5

1.   Onverminderd artikel 22 van het protocol, bepalen de regels ervan ook welk recht van toepassing is op onderhoud dat in een lidstaat wordt gevorderd voor een periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding of voorlopige toepassing van het protocol in de Gemeenschap in de gevallen waarin, krachtens Verordening (EG) nr. 4/2009, procedures zijn ingesteld, gerechtelijke schikkingen zijn goedgekeurd of getroffen, en authentieke akten zijn opgesteld met ingang van 18 juni 2011, de datum waarop Verordening (EG) nr. 4/2009 van toepassing wordt.

2.   Bij de sluiting van het protocol legt de Gemeenschap de volgende verklaring af:

„De Europese Gemeenschap verklaart dat zij de regels van het protocol ook zal toepassen op onderhoud dat in een van haar lidstaten wordt gevorderd voor een periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding of voorlopige toepassing van het protocol in de Gemeenschap in de gevallen waarin, krachtens Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (3), procedures zijn ingesteld, gerechtelijke schikkingen zijn goedgekeurd of getroffen, en authentieke akten zijn opgesteld met ingang van 18 juni 2011, de datum waarop bovengenoemde verordening van toepassing wordt.”.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  Advies van 24 november 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.

(3)  PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

VERTALING

PROTOCOL

inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen

De staten die dit protocol hebben ondertekend,

Verlangend gemeenschappelijke bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen vast te stellen,

Geleid door de wens het Verdrag van 's-Gravenhage van 24 oktober 1956 nopens de wet welke op alimentatieverplichtingen jegens kinderen toepasselijk is en het Verdrag van 's-Gravenhage van 2 oktober 1973 inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, te moderniseren,

Geleid door de wens algemene regels inzake toepasselijk recht te ontwikkelen die het Verdrag van 's-Gravenhage van 23 november 2007 inzake het internationale verhaal van alimentatie voor kinderen en andere leden van het gezin kunnen aanvullen,

Hebben besloten daartoe een protocol te sluiten en hebben overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen:

Artikel 1

Werkingssfeer

1.   In dit protocol wordt bepaald welk recht van toepassing is op onderhoudsverplichtingen voortvloeiend uit familiebetrekkingen, uit bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen jegens een kind ongeacht de huwelijkse staat van de ouders.

2.   De krachtens dit protocol gegeven beslissingen laten het bestaan van de in lid 1 bedoelde betrekkingen onverlet.

Artikel 2

Universele toepassing

Dit protocol is van toepassing zelfs wanneer het toepasselijk recht het recht van een niet-protocolsluitende staat is.

Artikel 3

Algemene regel inzake het toepasselijk recht

1.   Tenzij in dit protocol anders is bepaald, worden onderhoudsverplichtingen beheerst door het recht van de staat waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft.

2.   In het geval van verandering van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser, wordt het recht van de staat van de nieuwe gewone verblijfplaats van toepassing vanaf het tijdstip waarop de verandering is ingetreden.

Artikel 4

Bijzondere regels ten voordele van bepaalde schuldeisers

1.   De volgende bepalingen zijn van toepassing in het geval van onderhoudsverplichtingen van:

a)

ouders jegens hun kinderen;

b)

andere personen dan ouders jegens personen die nog geen 21 jaar zijn, behalve voor verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 5 bedoelde betrekkingen, en

c)

kinderen jegens hun ouders.

2.   Indien de schuldeiser niet op grond van het in artikel 3 bedoelde recht onderhoud van de schuldenaar kan verkrijgen, is de lex fori van toepassing.

3.   Onverminderd artikel 3 is de lex fori van toepassing indien de schuldeiser de zaak heeft aangebracht bij de bevoegde autoriteit van de staat waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft. Indien de schuldeiser echter niet op grond van dit recht onderhoud van de schuldenaar kan verkrijgen, is het recht van de staat waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, van toepassing.

4.   Indien de schuldeiser niet op grond van het recht bedoeld in artikel 3 en in de leden 2 en 3 van dit artikel onderhoud van de schuldenaar kan verkrijgen, is in voorkomend geval het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van toepassing.

Artikel 5

Bijzondere regel voor echtgenoten en ex-echtgenoten

In het geval van een onderhoudsverplichting tussen echtgenoten, ex-echtgenoten of partijen van wie het huwelijk nietig is verklaard, is artikel 3 niet van toepassing indien een van de partijen zich daartegen verzet en het recht van een andere staat, in het bijzonder de staat van de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats, nauwer met het huwelijk is verbonden. In dat geval is het recht van die andere staat van toepassing.

Artikel 6

Bijzondere regel betreffende verweer

In het geval van een andere onderhoudsverplichting dan die jegens een kind op basis van een betrekking ouder-kind en dan die welke in artikel 5 wordt bedoeld, kan de schuldenaar de vordering van de schuldeiser betwisten op de grond dat noch het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de schuldenaar, noch in voorkomend geval het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de partijen in een dergelijke verplichting voorziet.

Artikel 7

Aanwijzing van het recht dat op een specifieke procedure van toepassing is

1.   Onverminderd de artikelen 3 tot en met 6, kunnen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige, uitsluitend voor een specifieke procedure in een bepaalde staat, uitdrukkelijk het recht van die staat aanwijzen als het recht dat op een onderhoudsverplichting van toepassing is.

2.   De aanwijzing, voorafgaand aan de instelling van een dergelijke procedure, wordt in een door beide partijen ondertekende overeenkomst vastgelegd, schriftelijk of op een medium waarvan de inhoud toegankelijk is zodat er later naar kan worden verwezen.

Artikel 8

Aanwijzing van het toepasselijk recht

1.   Onverminderd de artikelen 3 tot en met 6, kunnen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige te allen tijde een van de volgende rechtsstelsels aanwijzen als het op een onderhoudsverplichting toepasselijk recht:

a)

het recht van een staat waarvan een van de partijen op het tijdstip van de aanwijzing de nationaliteit heeft;

b)

het recht van de staat waar een van de partijen op het tijdstip van de aanwijzing zijn gewone verblijfplaats heeft;

c)

het recht dat door de partijen is aangewezen als toepasselijk op hun vermogensstelsel of het recht dat daarop feitelijk van toepassing is;

d)

het recht dat door de partijen is aangewezen als toepasselijk op hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed, of het recht dat daarop feitelijk van toepassing is.

2.   De aanwijzing wordt in een overeenkomst vastgelegd, schriftelijk of op een medium waarvan de inhoud toegankelijk is zodat er later naar kan worden verwezen, en wordt door beide partijen ondertekend.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op onderhoudsverplichtingen jegens een persoon die jonger is dan 18 jaar of jegens een volwassene van wie de persoonlijke capaciteiten zodanig beperkt zijn dat hij niet in staat is om voor zijn eigen belangen op te komen.

4.   Onverminderd het door de partijen overeenkomstig lid 1 aangewezen recht, bepaalt het recht van de staat waar de schuldeiser op het tijdstip van de aanwijzing zijn gewone verblijfplaats heeft, of de schuldeiser kan afzien van zijn recht op onderhoud.

5.   Tenzij de partijen op het tijdstip van de aanwijzing ten volle kennis en besef hebben van de gevolgen van hun keuze, is het door de partijen aangewezen recht niet van toepassing indien de toepassing ervan zou leiden tot voor een van de partijen kennelijk onbillijke of onredelijke gevolgen.

Artikel 9

Woonplaats („domicile”) in plaats van „nationaliteit”

Een staat die voorziet in het begrip woonplaats („domicile”) als aanknopingsfactor in familierechtelijke zaken, kan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht ervan in kennis stellen dat voor zaken die bij zijn autoriteiten worden aangebracht, het woord „nationaliteit” in de artikelen 4 en 6 wordt vervangen door woonplaats („domicile”), zoals omschreven in die staat.

Artikel 10

Overheidsinstanties

Het recht van een overheidsinstantie om de terugbetaling te vragen van uitkeringen die in plaats van het onderhoud aan de schuldeiser zijn verstrekt, wordt beheerst door het recht dat deze instantie beheerst.

Artikel 11

Werkingssfeer van het toepasselijk recht

Het op de onderhoudsverplichting toepasselijk recht bepaalt onder meer:

a)

of, in welke omvang en van wie de schuldeiser onderhoud kan vorderen;

b)

de mate waarin de schuldeiser met terugwerkende kracht onderhoud kan vorderen;

c)

de basis voor de berekening van het onderhoudsbedrag en de indexering daarvan;

d)

wie gerechtigd is een procedure inzake onderhoudsverplichtingen in te stellen, behalve ter zake van de bevoegdheid om in rechte op te treden en zich te laten vertegenwoordigen;

e)

de verjaring;

f)

de omvang van de verplichting van een onderhoudsplichtige, indien een overheidsinstantie de terugbetaling vraagt van uitkeringen die in plaats van het onderhoud aan de schuldeiser zijn verstrekt.

Artikel 12

Uitsluiting van herverwijzing

In dit protocol wordt onder de term „recht” verstaan het recht dat in een staat geldt, met uitsluiting van de collisieregels van die staat.

Artikel 13

Openbare orde

De toepassing van het overeenkomstig dit protocol aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld voor zover de gevolgen van deze toepassing kennelijk strijdig zouden zijn met de openbare orde van de staat van de rechter.

Artikel 14

Vaststelling van het onderhoudsbedrag

Zelfs wanneer het toepasselijk recht anders bepaalt, wordt bij de bepaling van het onderhoudsbedrag rekening gehouden met de behoeften van de schuldeiser en de middelen van de schuldenaar, alsook met eventuele compensaties die in de plaats van periodieke onderhoudsuitkeringen aan de schuldeiser zijn toegekend.

Artikel 15

Het niet-toepassen van het protocol op interne conflicten

1.   Een protocolsluitende staat met verschillende rechtsstelsels of regelingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen, is niet gehouden de regels van dit protocol toe te passen op conflicten die slechts deze verschillende rechtsstelsels of regelingen betreffen.

2.   Dit artikel is niet van toepassing op een regionale organisatie voor economische integratie.

Artikel 16

Niet-geünificeerde rechtsstelsels — territoriaal

1.   In een staat waarin twee of meer rechtsstelsels of regelingen van toepassing zijn in verschillende territoriale eenheden, wordt ten aanzien van een in dit protocol behandelde aangelegenheid:

a)

elke verwijzing naar het recht van een staat gelezen als een verwijzing, in voorkomend geval, naar het in de betrokken territoriale eenheid geldende recht;

b)

elke verwijzing naar de bevoegde autoriteiten of overheidsinstanties van die staat gelezen als een verwijzing, in voorkomend geval, naar de autoriteiten of overheidsinstanties die gemachtigd zijn om in de betrokken territoriale eenheid op te treden;

c)

elke verwijzing naar de gewone verblijfplaats in die staat gelezen als een verwijzing, in voorkomend geval, naar de gewone verblijfplaats in de betrokken territoriale eenheid;

d)

elke verwijzing naar de staat waarvan twee personen de gemeenschappelijke nationaliteit hebben, gelezen als een verwijzing naar de door het recht van die staat aangewezen territoriale eenheid of, bij gebreke van ter zake dienende regels, naar de territoriale eenheid waarmee de onderhoudsverplichting het nauwst is verbonden;

e)

elke verwijzing naar de staat waarvan een persoon de nationaliteit heeft, gelezen als een verwijzing naar de door het recht van die staat aangewezen territoriale eenheid of, bij gebreke van ter zake dienende regels, naar de territoriale eenheid waarmee de persoon het nauwst verbonden is.

2.   Teneinde het overeenkomstig dit protocol toepasselijk recht vast te stellen ten aanzien van een staat die twee of meer territoriale eenheden omvat met elk hun eigen rechtsstelsel of regeling op het gebied van een bij dit protocol geregelde aangelegenheid, zijn de volgende regels van toepassing:

a)

indien in die staat regels gelden waarin wordt vastgesteld van welke territoriale eenheid het recht toepasselijk is, is het recht van die eenheid van toepassing;

b)

bij gebreke daarvan is het recht van de betrokken territoriale eenheid, zoals omschreven in lid 1, van toepassing.

3.   Dit artikel is niet van toepassing op een regionale organisatie voor economische integratie.

Artikel 17

Niet-geünificeerde rechtsstelsels — interpersonele conflicten

Teneinde het overeenkomstig dit protocol toepasselijk recht vast te stellen ten aanzien van een staat met twee of meer rechtsstelsels of regelingen die op het gebied van een bij dit protocol geregelde aangelegenheid van toepassing zijn op verschillende categorieën personen, wordt elke verwijzing naar het recht van die staat gelezen als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat wordt bepaald overeenkomstig de in die staat geldende regels.

Artikel 18

Coördinatie met vroegere verdragen van 's-Gravenhage inzake onderhoudsverplichtingen

Tussen de protocolsluitende staten treedt dit protocol in de plaats van het Verdrag van 's-Gravenhage van 2 oktober 1973 inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen en van het Verdrag van 's-Gravenhage van 24 oktober 1956 nopens de wet welke op alimentatieverplichtingen jegens kinderen toepasselijk is.

Artikel 19

Coördinatie met andere instrumenten

1.   Dit protocol laat onverlet andere internationale instrumenten waarbij de protocolsluitende staten partij zijn of worden en die bepalingen bevatten over in dit protocol geregelde aangelegenheden, tenzij een andersluidende verklaring wordt afgelegd door de staten die partij zijn bij een dergelijke instrument.

2.   Lid 1 is eveneens van toepassing op eenvormige wetten die hun grondslag vinden in het bestaan van speciale banden van regionale of andere aard tussen de desbetreffende staten.

Artikel 20

Eenvormige uitlegging

Bij de uitlegging van dit protocol moet rekening worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid te bereiken in de wijze waarop het wordt toegepast.

Artikel 21

Beoordeling van de praktische werking van het protocol

1.   De secretaris-generaal van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht roept indien nodig een bijzondere commissie bijeen teneinde de praktische werking van het protocol te beoordelen.

2.   Met het oog op een dergelijke beoordeling werken de protocolsluitende staten samen met het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht bij het verzamelen van rechtspraak over de toepassing van het protocol.

Artikel 22

Overgangsbepalingen

Dit protocol is niet van toepassing op onderhoud dat in een protocolsluitende staat wordt gevorderd voor een periode die aan de inwerkingtreding ervan in die staat voorafgaat.

Artikel 23

Ondertekening, ratificatie en toetreding

1.   Dit protocol staat open voor ondertekening door alle staten.

2.   Dit protocol dient te worden geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd door de staten die het hebben ondertekend.

3.   Dit protocol staat open voor toetreding door alle staten.

4.   De akten van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, depositaris van dit protocol.

Artikel 24

Regionale organisaties voor economische integratie

1.   Ook een regionale organisatie voor economische integratie die alleen door soevereine staten is opgericht en die bevoegd is voor sommige of alle door dit protocol beheerste aangelegenheden, mag het protocol ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of tot het protocol toetreden. In dat geval heeft de regionale organisatie voor economische integratie de rechten en verplichtingen van een protocolsluitende staat, voor zover de organisatie bevoegd is voor aangelegenheden die door het protocol worden beheerst.

2.   Op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding stelt de regionale organisatie voor economische integratie de depositaris schriftelijk in kennis van de door dit protocol beheerste aangelegenheden ten aanzien waarvan door haar lidstaten bevoegdheid aan haar is overgedragen. De organisatie stelt de depositaris onverwijld schriftelijk in kennis van enigerlei wijziging in de bevoegdheidsverdeling als gespecificeerd in de meest recente kennisgeving op grond van dit lid.

3.   Op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een regionale organisatie voor economische integratie overeenkomstig artikel 28 verklaren dat zij bevoegd is voor alle door dit protocol beheerste aangelegenheden en dat de lidstaten die aan die organisatie bevoegdheden hebben overgedragen met betrekking tot de betrokken aangelegenheid, gebonden zullen zijn door het protocol krachtens de ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van de organisatie.

4.   Voor de inwerkingtreding van dit protocol wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie neergelegde akte niet in aanmerking genomen tenzij de regionale organisatie voor economische integratie een verklaring aflegt overeenkomstig lid 3.

5.   Elke verwijzing in dit protocol naar een „protocolsluitende staat” of „staat” heeft in voorkomend geval eveneens betrekking op een regionale organisatie voor economische integratie die partij is bij het protocol. Wanneer een regionale organisatie voor economische integratie overeenkomstig lid 3 een verklaring heeft afgelegd, heeft elke verwijzing in dit protocol naar een „protocolsluitende staat” of „staat” in voorkomend geval eveneens betrekking op de desbetreffende lidstaten van de organisatie.

Artikel 25

Inwerkingtreding

1.   Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de nederlegging van de tweede akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding als bedoeld in artikel 23.

2.   Daarna treedt dit protocol in werking:

a)

voor elke staat of regionale organisatie voor economische integratie als bedoeld in artikel 24 die het nadien ratificeert, aanvaardt of goedkeurt, dan wel tot het protocol toetreedt, op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de nederlegging van zijn, respectievelijk haar akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

b)

voor een territoriale eenheid waarop dit protocol overeenkomstig artikel 26 van toepassing is verklaard, op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de kennisgeving van de in dat artikel bedoelde verklaring.

Artikel 26

Verklaringen met betrekking tot niet-geünificeerde rechtsstelsels

1.   Indien een staat twee of meer territoriale eenheden heeft waarin verschillende rechtsstelsels van toepassing zijn op aangelegenheden die bij dit protocol worden geregeld, kan hij op het tijdstip van de ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding overeenkomstig artikel 28 verklaren dat dit protocol van toepassing is op al zijn territoriale eenheden, of slechts op één of meer daarvan, en kan hij te allen tijde deze verklaring wijzigen door het indienen van een andere verklaring.

2.   Een dergelijke verklaring wordt ter kennis gebracht van de depositaris en vermeldt uitdrukkelijk de territoriale eenheden waarop dit protocol van toepassing is.

3.   Wanneer een staat geen verklaring aflegt op grond van dit artikel, is dit protocol van toepassing op alle territoriale eenheden van die staat.

4.   Dit artikel is niet van toepassing op een regionale organisatie voor economische integratie.

Artikel 27

Voorbehoud

Ten aanzien van dit protocol kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 28

Verklaringen

1.   De in artikel 24, lid 3, en artikel 26, lid 1, bedoelde verklaringen kunnen bij de ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of te allen tijde daarna worden afgelegd, en kunnen te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken.

2.   Verklaringen, wijzigingen en intrekkingen worden ter kennis gebracht van de depositaris.

3.   Een verklaring die op het tijdstip van ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding is afgelegd, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit protocol voor de betrokken staat van kracht.

4.   Een later afgelegde verklaring en elke wijziging of intrekking van een verklaring wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop de depositaris de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 29

Opzegging

1.   Een protocolsluitende staat kan bij schriftelijke kennisgeving aan de depositaris dit protocol opzeggen. De opzegging kan worden beperkt tot bepaalde territoriale eenheden van een staat met een niet-geünificeerd rechtsstelsel waarop dit protocol van toepassing is.

2.   De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van twaalf maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. Wanneer in de kennisgeving een langere termijn voor de inwerkingtreding van de opzegging is gespecificeerd, wordt deze van kracht na het verstrijken van deze langere termijn na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris.

Artikel 30

Kennisgeving

De depositaris stelt de leden van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en andere staten en regionale organisaties voor economische integratie die dit protocol overeenkomstig de artikelen 23 en 24 hebben ondertekend, geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd, dan wel tot het protocol zijn toegetreden, in kennis van het volgende:

a)

de ondertekeningen, ratificaties, aanvaardingen, goedkeuringen en toetredingen bedoeld in de artikelen 23 en 24;

b)

de datum waarop dit protocol overeenkomstig artikel 25 in werking treedt;

c)

de verklaringen bedoeld in artikel 24, lid 3, en artikel 26, lid 1;

d)

de opzeggingen bedoeld in artikel 29.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden dit protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Den Haag, op 23 november 2007, in de Engelse en Franse taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in één exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, die via diplomatieke kanalen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan doet toekomen aan elke staat die lid van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht was op de datum van de eenentwintigste zitting ervan en aan elke andere staat die aan deze zitting heeft deelgenomen.


Top