EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R1050

Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op opneembare compactdiscs uit Taiwan

PB L 160 van 18.6.2002, p. 2–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/06/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1050/oj

32002R1050

Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op opneembare compactdiscs uit Taiwan

Publicatieblad Nr. L 160 van 18/06/2002 blz. 0002 - 0013


Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad

van 13 juni 2002

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op opneembare compactdiscs uit Taiwan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) ("de basisverordening"), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2479/2001(2) ("de voorlopige verordening") heeft de Commissie een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op opneembare compactdiscs (CD-R's), ingedeeld onder GN-code ex 8523 90 00 (Taric-code 8523 90 00*10 ) uit Taiwan.

(2) Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2000 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 1997 tot het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(3) Na de mededeling van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan was besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen, hebben verschillende belanghebbenden opmerkingen toegezonden. Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van de basisverordening werden de partijen die hierom hadden verzocht, gehoord.

(4) De Commissie is verder gegaan met het verzamelen en controleren van alle gegevens die zij voor de vaststelling van haar definitieve bevindingen nodig had.

(5) Alle partijen werden op de hoogte gebracht van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen definitieve antidumpingrechten in te stellen en de bedragen die uit hoofde van de voorlopige antidumpingrechten als zekerheid waren gesteld definitief te innen.

(6) Er werd een termijn vastgesteld waarbinnen de partijen naar aanleiding van deze mededeling opmerkingen konden maken.

(7) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden werden onderzocht en zo nodig werden de voorlopige bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

(8) Na de vaststelling van de voorlopige maatregelen verzochten twee ondernemingen in Taiwan, Nan Ya Plastics Corporation, Taipei, en Rimma International Inc., Taipei, om toekenning van de status van nieuwe producent/exporteur en om eenzelfde behandeling als de medewerkende ondernemingen. Daar bij het onderzoek naar dumping van een steekproef gebruik was gemaakt, kan in het kader van deze procedure geen nieuw onderzoek worden geopend om individuele dumpingmarges vast te stellen voor nieuwe exporteurs ingevolge artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Bij onderzoek van de verzoeken van genoemde ondernemingen en van het aanvullende bewijsmateriaal bleek dat slechts één ervan, Nan Ya Plastics Corporation, voldeed aan de eisen van artikel 11, lid 4, van de basisverordening die anders van toepassing zouden zijn, namelijk dat de onderneming:

- het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd;

- geen banden heeft met exporteurs of producenten in Taiwan ten aanzien waarvan de voorlopige antidumpingmaatregelen van toepassing zijn; en

- het betrokken product eerst na het verstrijken van het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd of kan aantonen dat zij een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Gemeenschap uit te voeren.

Teneinde derhalve te waarborgen dat deze nieuwe exporteur/producent en de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen dezelfde behandeling zouden krijgen, werd Nan Ya Plastics Corporation toegevoegd aan de lijst van ondernemingen in artikel 1, lid 2, van de voorlopige verordening waarop het gewogen gemiddelde antidumpingrecht van toepassing is.

C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(9) Daar opneembare compactdiscs (CD-R's) er hetzelfde uitzien als herschrijfbare compactdiscs (CD-RW's) waarop het onderzoek geen betrekking heeft, verzocht de indiener van de klacht, het Committee of European CD-R Manufacturers ("CECMA") een duidelijk onderscheid te maken tussen het betrokken product (CD-R's) en CD-RW's, om ervoor te zorgen dat rechten correct kunnen worden toegepast.

(10) De aard van de CD wordt doorgaans op de CD zelf of op de verpakking vermeld. Een bijkomende specificatie lijkt derhalve niet nodig. In het onwaarschijnlijke geval dat de aard van de CD niet zou zijn vermeld, blijkt uit de kleur van de niet-bedrukte zijde om welk product het gaat. De onbedrukte zijde van CD-R's heeft een heldere kleur (zoals cyaanblauw, ftalocyaninegroen, geel, of gecombineerd groen/geel, zilver of goud) of is azodonkerblauw. CD-RW's zijn donkergrijs gekleurd en veel minder reflecterend dan CD-R's.

(11) CD-R's met een kleinere diameter dan de standaarddiameter van 12 cm vallen ook onder de definitie van het betrokken product. CD-R's met een diameter van 8 cm hebben een geringere opslagcapaciteit of speelduur dan de standaard CD-R's met een diameter van 12 cm. Sommige CD-R's met een diameter van 8 cm zijn op het formaat van een visitekaartje gebracht, maar de kenmerken van dergelijke CD-R's zijn, ondanks het verschil in vorm, dezelfde als die van CD-R's met een diameter van 12 cm. Alle vermelde kleinere CD-R-types kunnen op dezelfde wijze als CD-R's met een diameter van 12 cm in pc's worden gebruikt. Het onderzoek en de maatregelen zijn derhalve ook van toepassing op CD-R's met een diameter van 8 cm en op CD-R's in de vorm van een visitekaartje.

(12) De zogenaamde minidisc moet evenwel van de CD-R worden onderscheiden. Hoewel de minidisc een beschrijfbaar optisch product is waarbij van dezelfde lasertechnologie als bij de CD-R gebruik wordt gemaakt, is een minidisc wisbaar en zit steeds - zoals de 3,5"-diskette - in een vast omhulsel. Het beschrijven/lezen van een minidisc vereist speciale apparatuur (een minidisc-recorder of -speler) die geen deel uitmaakt van een pc. Door het verschil in fysieke kenmerken en doelgroep, zijn de maatregelen niet van toepassing op minidiscs.

(13) Sommige partijen voerden aan dat bij de omschrijving van het betrokken product in de voorlopige verordening geen rekening is gehouden met het feit dat CD-R's in verschillende verpakkingen op de markt worden gebracht. De kwestie van de verpakking, van de hieraan verbonden productiekosten en de vergelijking van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde CD R's met die uit Taiwan worden besproken onder de titel "Invoer van CD-R's uit Taiwan", punt 2, onder b), en onder de titel "Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap", punt 3, onder a). Er wordt op gewezen dat de verpakking slechts relevant is in het kader van de prijsvergelijking en niet voor de omschrijving van het betrokken product.

(14) Gezien het bovenstaande worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen 9 en 10 van de voorlopige verordening bevestigd.

2. Soortgelijk product

(15) Daar hierover verder geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de omschrijving van het soortgelijke product in overweging 11 van de voorlopige verordening bevestigd.

D. STEEKPROEF

(16) Over de steekproef van Taiwanese producenten/exporteurs werden geen opmerkingen ontvangen en derhalve worden de conclusies in de overwegingen 12 tot en met 18 van de voorlopige verordening bevestigd.

E. DUMPING

1. Normale waarde

(17) Na de vaststelling van de voorlopige maatregelen verzocht een exporteur/producent om de uitsluiting van de verkoop-, administratie en andere algemene kosten (VAA-kosten) van zijn gelieerde onderneming op de binnenlandse markt van zijn totale VAA-kosten, waarvan gebruik was gemaakt bij de vaststelling of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en bij de berekening van de normale waarde. De exporteur/producent voerde aan dat zijn gelieerde onderneming opgericht was om via internet handel te drijven, hetgeen hoge VAA-kosten tot gevolg had, en dat deze slechts tijdelijk bij de verkoop van het betrokken product was betrokken om haar te helpen haar financiële situatie te verbeteren. De producent/exporteur voerde aan dat bijna alle VAA-kosten van de gelieerde onderneming niet met de verkoop van het betrokken product te maken hadden. Zij verzocht de Commissie ook bij de dumpingberekeningen de binnenlandse verkoop van de gelieerde onderneming om dezelfde reden buiten beschouwing te laten.

(18) Het verzoek om de binnenlandse verkoop en de VAA-kosten van de gelieerde onderneming volledig buiten beschouwing te laten werd afgewezen, omdat het niet met geverifieerd bewijsmateriaal was gestaafd. Bij de vaststelling van de normale waarde was de Commissie evenwel bereid bepaalde VAA-kosten, waarvan werd aangetoond dat zij geen verband hielden met de binnenlandse verkoop van het betrokken product, buiten beschouwing te laten.

(19) Twee producenten/exporteurs voerden aan dat de Commissie niet alle rentekosten aan het betrokken product mocht hebben toegerekend, maar uitsluitend die rentekosten die verband hielden met de bedrijfsactiviteiten. Zij voerden aan dat investeringen op lange en op korte termijn deel uitmaken van de totale activa die gefinancierd moeten worden; hierdoor ontstaan ook rentekosten die geen verband houden met de productie en de verkoop van het betrokken product.

(20) Deze claim werd aanvaard omdat werd aangetoond dat bepaalde financieringskosten geen betrekking hadden op de bedrijfsactiviteiten in verband met de productie en de verkoop van het betrokken product. De VAA-kosten werden derhalve herzien alvorens te worden gebruikt voor de vaststelling of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en voor de berekening van de normale waarde.

2. Exportprijs

(21) Er werden geen opmerkingen ontvangen in verband met de vaststelling van de exportprijs. De conclusies in overweging 26 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

3. Vergelijking

(22) Drie producenten/exporteurs voerden aan dat de Commissie bij de vergelijking van de normale waarde en de exportprijs de verpakkingskosten anders had behandeld, al naar gelang het om een berekende normale waarde of een normale waarde op basis van de werkelijke prijzen ging. Zij voerden aan dat de Commissie geen correctie voor verpakkingskosten mocht toepassen op een normale waarde die op de werkelijke prijzen was gebaseerd indien zij deze correctie niet eveneens toepaste op de berekende normale waarde.

(23) De drie producenten/exporteurs voerden ook aan dat de correctie voor verpakkingskosten een verplichte correctie was ingevolge artikel 2, lid 10, onder f), van de basisverordening wanneer er verschillen zijn tussen de rechtstreeks verband houdende verpakkingskosten van de normale waarde en de exportprijs. Zij voerden aan dat wanneer een gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken wordt met de prijzen van afzonderlijke exporttransacties, de Commissie afzonderlijke exportprijzen, inclusief de afzonderlijke verpakkingskosten per transactie, met een berekende normale waarde had vergeleken, inclusief gewogen gemiddelde exportverpakkingskosten voor hetzelfde producttype. De drie producenten/exporteurs verzochten derhalve om aftrek van de verpakkingskosten van alle exportprijzen en de berekende normale waarde op dezelfde basis.

(24) Wat de beweerde verplichting tot correctie voor verpakkingskosten betreft, werd geoordeeld dat een correctie ingevolge artikel 2, lid 10, van de basisverordening slechts is toegestaan wanneer door verschillen in factoren, zoals de verpakkingskosten, geen billijke vergelijking van de normale waarde met de exportprijs mogelijk is. In dit geval was de berekende normale waarde evenwel gebaseerd op de productiekosten van het uitgevoerde type, inclusief de verpakkingskosten, en derhalve was er geen verschil in verpakkingskosten tussen de exportprijs en de normale waarde.

(25) De claim betreffende de vergelijking van afzonderlijke exportprijzen inclusief afzonderlijke verpakkingskosten met de berekende normale waarde inclusief gewogen gemiddelde exportverpakkingskosten, per producttype, werd evenwel aanvaard. Derhalve werd voor de vier producenten/exporteurs die producttypes uitvoerden waarvoor de normale waarde berekend moest worden, de berekening van de normale waarde herzien door rekening te houden met de verpakkingskosten bij uitvoer per producttype en soort verpakking.

(26) Eén producent/exporteur voerde aan dat de Commissie bij de vaststelling van de dumping geen rekening had gehouden met bepaalde wijzigingen in de verpakkingen bij uitvoer die tijdens het verificatiebezoek waren geconstateerd.

(27) Deze claim werd aanvaard en met de wijziging van de verpakkingen werd rekening gehouden.

4. Dumpingmarge

(28) Twee producenten/exporteurs voerden aan dat de Commissie de dumpingmarges niet mocht hebben vastgesteld op basis van een vergelijking, per producttype, van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties; zij achtten de redenering van de Commissie om van deze methode gebruik te maken onbevredigend. De twee ondernemingen gaven toe dat de exportprijzen in het onderzoektijdvak, naar gelang van de periode, sterk uiteenliepen, maar voerden aan dat de prijzen wereldwijd waren gedaald, dus ook de normale waarden en de exportprijzen, en dat derhalve met de verschillen in exportprijzen geen rekening mocht worden gehouden. De normale waarden en de exportprijzen hadden per transactie moeten worden vergeleken.

(29) Deze argumenten werden niet aanvaard. Wat de vergelijking per transactie betreft, wordt erop gewezen dat de Gemeenschap van deze methode geen gebruik heeft gemaakt omdat het selecteren van afzonderlijke transacties met het oog op een dergelijke vergelijking te onpraktisch en arbitrair wordt geacht, tenminste in gevallen zoals deze, waarin het om duizenden exporttransacties en binnenlandse transacties gaat. Derhalve werd geconcludeerd dat een vergelijking per transactie geen geschikte alternatieve vergelijkingsmethode kon zijn.

(30) Een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties in plaats van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs vindt slechts plaats wanneer is vastgesteld dat de exportprijzen voor de verschillende afnemers, gebieden of periodes sterk uiteenlopen en geoordeeld wordt dat de dumpingmarge niet volledig tot uiting komt bij gebruik van de twee andere vergelijkingsmethoden van artikel 2, lid 11, van de basisverordening. In verband met de eerste voorwaarde werd vastgesteld dat de exportprijzen in de tweede helft van het onderzoektijdvak veel lager waren dan in de eerste helft en deze bevinding werd door de betrokken producenten/exporteurs niet betwist. Wat zij echter wel betwistten was dat de uiteenlopende prijzen een patroon vormden; volgens hen moest de daling van de exportprijzen worden toegeschreven aan de wereldwijde prijsdaling die ook voor de normale waarden gold. Er werd evenwel geoordeeld dat de daling van de exportprijzen om twee redenen een patroon vormde: ten eerste bleef de daling standhouden gedurende de gehele tweede helft van het onderzoektijdvak; ten tweede was de mate van deze daling zeer sterk en bedroeg zij in sommige gevallen zelfs 50 %. De bewering dat de daling van de exportprijzen moest worden toegeschreven aan de prijsontwikkelingen op de wereldmarkt die ook voor de normale waarde golden werd irrelevant geacht, omdat de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap moesten worden onderzocht. Volgens artikel 2, lid 11, van de basisverordening moet een patroon van exportprijzen worden aangetoond en niet dat moet worden uitgelegd waarom dat patroon er is.

(31) Wat de eis betreft aan te tonen dat de dumpingmarge slechts volledig tot uiting komt bij vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties, wordt erop gewezen dat de toepassing van deze methode een veel hogere dumpingmarge opleverde dan de vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, dat wil zeggen indien geen rekening wordt gehouden met de gevolgen van de sterke daling van de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap in de tweede helft van het onderzoektijdvak. Indien geen gebruik was gemaakt van de methode waarbij een gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties wordt vergeleken, en in plaats daarvan de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs zou zijn vergeleken, zou de veel hogere of gerichte dumping in de tweede helft van het onderzoektijdvak niet tot uiting zijn gekomen. De dumpingberekening diende, door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties, tot uiting te brengen dat de exportprijzen in de tweede helft van het onderzoektijdvak lager waren dan de productiekosten en dat er dus sprake was van een zeer agressieve vorm van dumping.

(32) Dezelfde twee producenten/exporteurs verwezen naar de rapporten van het Panel en van de Beroepsinstantie in de zaak van het Indiase beddenlinnen die voor het Orgaan voor geschillenbeslechting ("DSB" = Dispute Settlement Body) van de WTO aanhangig was gemaakt en voerden aan dat het zogenaamde "gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges" niet is toegestaan wanneer voor de berekening van dumpingmarges de gewogen gemiddelde normale waarde wordt vergeleken met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties.

(33) In verband met genoemde zaak die aan het DSB was voorgelegd, wordt erop gewezen dat de methode die door het Panel en door de Beroepsinstantie werd onderzocht een andere was dan de methode die in het kader van dit onderzoek werd toegepast. Het DSB heeft geen aanbeveling gedaan over een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties. In verband met het "gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges" wordt erop gewezen dat, indien van deze methode geen gebruik was gemaakt, een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties per producttype en een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs per producttype dezelfde dumpingmarge zouden hebben opgeleverd. In dat geval zou de methode die is beschreven in de laatste zin van artikel 2, lid 11, van de basisverordening, volgens welke de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken wordt met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties overbodig zijn. Bovendien verhindert het "gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges" bij gerichte dumping dat positieve dumpingmarges bij verkoop met dumping door negatieve dumpingmarges onzichtbaar worden gemaakt. Derhalve kan de claim dat "het gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges" niet is toegestaan wanneer de gewogen gemiddelde normale waarde wordt vergeleken met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties niet worden aanvaard.

(34) De dumpingmarges werden vastgesteld zoals in de overwegingen 28 tot en met 33 van de voorlopige verordening is beschreven. Voor twee in de steekproef opgenomen ondernemingen werd de gewogen gemiddelde normale waarde, na de nodige correcties, vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs, per producttype, in het stadium af fabriek; voor de drie overige in de steekproef opgenomen ondernemingen werd vergeleken met de prijzen van alle afzonderlijke exporttransacties, af fabriek. Bij deze vergelijkingen bleek dat de CD-R's van alle onderzochte, in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs met dumping in de Gemeenschap zijn ingevoerd.

(35) Na wijzigingen in de berekeningen overeenkomstig bovenstaande bevindingen werden de dumpingmarges van de onderzochte ondernemingen enigszins herzien. Deze herziening had geen invloed op de keuze van de in de overwegingen 28 en 29 van de voorlopige verordening omschreven werkwijze die hierbij wordt bevestigd. Bijgevolg werd de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening eveneens herzien. De herziene berekeningen waren ook van invloed op de dumpingmarge voor de niet-medewerkende ondernemingen. De definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs, vóór inklaring, bedragen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

F. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(36) In afwezigheid van nieuwe gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen 35 tot en met 38 van de voorlopige verordening bevestigd.

G. SCHADE

1. Verbruik in de Gemeenschap

(37) In afwezigheid van nieuwe gegevens worden de voorlopige bevindingen over het verbruik in de Gemeenschap in overweging 40 van de voorlopige verordening bevestigd.

2. Invoer van CD-R's uit Taiwan

a) Omvang van de invoer, prijzen en marktaandeel

(38) In afwezigheid van nieuwe gegevens over de omvang van de invoer van CD-R's uit Taiwan, en over de prijzen en het marktaandeel van deze CD-R's worden de bevindingen in de overwegingen 41, 42 en 43 van de voorlopige verordening bevestigd.

b) Prijsonderbieding

(39) Een aantal partijen stelde de vraag of bij de berekening van de prijsonderbieding voldoende rekening was gehouden met de verpakkingskosten. Eén specifieke claim, namelijk dat de Taiwanese producenten/exporteurs een ruimere keuze aan verpakkingen aanbieden dan de bedrijfstak van de Gemeenschap, wordt besproken in punt 3, onder a) "situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap".

(40) In verband met de prijsonderbieding wordt erop gewezen dat bij de vergelijking van de verkoopprijzen op de markt van de Gemeenschap van door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde CD-R's en van CD-R's uit Taiwan uitsluitend CD-R's met elkaar werden vergeleken die zowel dezelfde basiskenmerken hadden (soort opgeslagen gegevens, opslagcapaciteit, reflecterende laag, aan- of afwezigheid van bedrukking) als dezelfde verpakking.

(41) Er werd ook aangevoerd dat CD-R's uit Taiwan en door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde CD-R's niet vergeleken konden worden omwille van merkverschillen. Voor een CD-R van de bedrijfstak van de Gemeenschap van een welbepaald merk zou een hogere prijs kunnen worden gevraagd dan voor een product zonder merknaam uit Taiwan.

(42) Bij het onderzoek bleek dat merknamen voor de consument belang hebben indien de verkoopprijs ongeveer gelijk is; de consument wil geen hogere prijs betalen voor een merkproduct maar zal dit wellicht kiezen wanneer de prijzen gelijk zijn.

(43) De EG-producenten verkopen zowel CD-R's met als zonder merknaam, hoewel zelfs laatstgenoemde CD-R's meestal op specificatie van de afnemer/kleinhandelaar van een merknaam worden voorzien. Het al dan niet voorzien zijn van een merknaam bleek geen verschil uit te maken voor de prijzen. Bovendien gingen de Taiwanese producenten/exporteurs op precies dezelfde wijze te werk en verkochten zij zowel CD-R's onder hun eigen merknaam als CD-R's die waren voorzien van een door de afnemer opgegeven handelsmerk. CD-R's die onder een merknaam werden verkocht die de consument de indruk gaf dat zij in de Gemeenschap waren vervaardigd, bleken vaak uit Taiwan te komen.

(44) Gezien het bovenstaande worden de voorlopige bevindingen inzake de prijsonderbieding en de gemiddelde onderbiedingsmarge van 29 %, als beschreven in de overwegingen 44 tot en met 47 van de voorlopige verordening, bevestigd.

3. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Productiekosten en winstgevendheid

(45) Er werd aangevoerd dat de Taiwanese producenten/exporteurs een ruimere keuze aan verpakkingen aanboden dan de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat de voorlopige verordening niet voldoende uitleg bevatte over de gevolgen van de verpakking voor de productiekosten.

(46) Hoewel uit het onderzoek bleek dat er een ruime variëteit aan verpakkingen bestond die na marktonderzoek regelmatig worden aangepast, konden de volgende hoofdcategorieën worden onderscheiden. Zij worden opgevoerd in stijgende volgorde van gemiddelde productiekosten in het onderzoektijdvak, waarbij tussen haakjes de kostenverschillen in indexvorm worden aangeduid. In tegenstelling tot de bewering dat de Taiwanese producenten/exporteurs een ruimere keuze aan verpakkingen aanboden dan de bedrijfstak van de Gemeenschap bleek dat beide categorieën aanbieders op de EG-markt dezelfde verpakkingen aanboden, welk aanbod wordt bepaald door dezelfde categorie onafhankelijke afnemers, namelijk de afnemers-kleinhandelaren.

(47) CD-R's die in bulk (100)(3) worden verkocht, worden gewoonlijk op een kunststof pen gestapeld. De pen met de CD-R's is meestal in cellofaan gewikkeld. Het bulkproduct kan evenwel ook bestaan uit een stapel CD-R's zonder pen die dan eveneens in cellofaan is verpakt.

(48) CD-R's worden ook verkocht in zogenaamde "cake-boxes" (144) die beschreven kunnen worden als pennen waarop een plastic deksel is geschroefd zodat een soort gesloten koker wordt verkregen.

(49) De "jewel box" die vergezeld gaat van een boekje (200) was in het onderzoektijdvak de meest voorkomende verpakkingsvorm. Deze vorm was ook de meest courante vorm bij de verkoop van CD's waarop muziek was opgenomen. Een recentere vorm is de "slim case" (174) die zich van de "jewel box" onderscheidt doordat het zwarte inlegplaatje waarop de CD-R bevestigd is tevens de achterkant van de doos is. Hierdoor is een "slim case" maar ongeveer half zo dik als de "jewel box".

b) Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(50) De gemiddelde loonkosten en productiviteit per werknemer werden opnieuw berekend, rekening houdend met het gecorrigeerde aantal arbeidsplaatsen voor 1997 van één producent die deel uitmaakt van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze producent had eindejaarscijfers voorgelegd waarin ook stagiaires waren opgenomen die met het oog op een toekomstige productiecapaciteit werden opgeleid in plaats van het gemiddelde aantal voltijdse arbeidsplaatsen per jaar.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(51) De gemiddelde loonkosten per werknemer waren in de beoordelingsperiode met 23 % gestegen hetgeen het gevolg was van de normale aanpassing van de lonen aan de kosten van levensonderhoud en de kosten van opleiding en tewerkstelling van nieuw gespecialiseerd personeel dat recent aangeschafte apparatuur moest bedienen. De daling die van 1999 tot 2000 plaatsvond kan worden toegeschreven aan het feit dat nieuw personeel hoofdzakelijk werd tewerkgesteld in de verpakkingsafdelingen, waar de gemiddelde lonen lager zijn en vaak deeltijds wordt gewerkt, daar deze activiteiten minder technisch gekwalificeerd personeel vereisen.

(52) Het definitieve cijfer van 23 % voor de stijging van de gemiddelde loonkosten per werknemer vervangt het cijfer van 39 % dat was vermeld in overweging 64 van de voorlopige verordening.

4. Conclusie inzake de schade

(53) In de voorlopige verordening werd gesteld dat de omvang van de invoer van goedkope CD-R's uit Taiwan in de beoordelingsperiode aanzienlijk was gestegen. Het marktaandeel van de CD-R's uit Taiwan was gestegen van 6,3 % tot 60,1 % en de prijs bij invoer van deze CD-R's was gemiddeld met 73 % gedaald. De EG-markt voor CD-R's werd door Taiwan gedomineerd en de Taiwanese CD-R's profiteerden veel meer van de gunstige ontwikkeling van de vraag naar CD-R's in de Gemeenschap dan de bedrijfstak van de Gemeenschap, zowel in termen van verkochte hoeveelheden als van marktaandeel.

(54) De stijging van de omvang van de invoer en de daling van de verkoopprijs waren zeer uitgesproken in de periode van 1999 tot het einde van het onderzoektijdvak. De prijzen van CD-R's uit Taiwan onderboden de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak met gemiddeld 29 % en oefenden een neerwaartse druk uit op de prijzen in de Gemeenschap. De dumpingmarge bij invoer uit Taiwan bleek aanzienlijk te zijn. Er werden geen andere factoren gevonden die van invloed waren op de prijzen in de Gemeenschap.

(55) Sommige economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals de productie van CD-R's, de geïnstalleerde productiecapaciteit, de omvang van de verkoop, cashflow, werkgelegenheid en productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode gunstig. In relatieve termen, dat wil zeggen bij toetsing aan de snel groeiende markt, was deze ontwikkeling minder sterk dan verwacht. De bezettingsgraad steeg tot en met 1999, maar daalde in het onderzoektijdvak tot 86 %. In de beoordelingsperiode daalden de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk.

(56) De bedrijfstak van de Gemeenschap verwierf oorspronkelijk een marktaandeel van 16,8 % in 1998, maar verloor hiervan een deel aan CD-R's uit Taiwan, zodat zijn marktaandeel in het onderzoektijdvak nog slechts 12,6 % bedroeg. Doordat de bedrijfstak van de Gemeenschap problemen had om op een groeiende markt de verwachte verkoop te behalen, werden in het onderzoektijdvak grote voorraden opgebouwd. Het negatieve rendement op de investeringen in het onderzoektijdvak leidde ertoe dat de bedrijfstak van de Gemeenschap veel nieuwe investeringenplannen uitstelde of annuleerde.

(57) Ondanks de gestegen gemiddelde loonkosten per werknemer was de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1999 winstgevend ten gevolge van een verlaging van de volledige productiekosten. Verdere kostenverlagingen waren evenwel ontoereikend om de aanzienlijke daling van de verkoopprijzen te compenseren, hetgeen uiteindelijk in het onderzoektijdvak tot financiële verliezen leidde.

(58) Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van de groei van de EG-markt kon profiteren, dat zijn programma's voor investeringen in de CD-R-productie behoorlijk waren ingekrompen ten gevolge van de dalende verkoopprijzen, dat zijn verkoopprijzen gemiddeld met 29 % werden onderboden door de prijzen van CD-R's uit Taiwan, dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak financiële verliezen had geleden en moeilijkheden ondervond om extra kapitaal aan te trekken.

(59) Gezien het bovenstaande worden de conclusies in de overwegingen 66 tot en met 71 van de voorlopige verordening bevestigd.

H. OORZAKELIJK VERBAND

1. Gevolgen van de invoer met dumping

(60) Er werd aangevoerd dat de ontoereikende groei van de productie, de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet moest worden toegeschreven aan de invoer uit Taiwan, maar aan de hoge capaciteitsbenutting in 1999 en het onderzoektijdvak, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap geen grotere hoeveelheden kon verkopen of een groter marktaandeel verwerven.

(61) Er wordt aan herinnerd dat de capaciteitsbenutting van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 91,8 % in 1999 tot 86,3 % in het onderzoektijdvak. Bovendien stegen de voorraden eind 1999 aanzienlijk en stegen zij zelfs nog meer aan het einde van het onderzoektijdvak, zoals vermeld in overweging 55 van de voorlopige verordening. In het onderzoektijdvak werden ongeveer 40 miljoen CD-R's meer geproduceerd dan verkocht, hetgeen tot eindejaarsvoorraden leidde die meer dan 20 % van de jaarproductie bedroegen. Dit wijst er duidelijk op dat de capaciteitsbezettingsgraad niet de oorzaak kon zijn van de gebrekkige groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(62) Voorts werd aangevoerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had geleden omdat deze zich niet had kunnen aanpassen aan de prijzen op de wereldmarkt. Ook werd aangevoerd dat de neerwaartse druk op de prijzen het gevolg was van de wereldwijde overcapaciteit. Er zou de laatste tijd bijna niet meer in extra CD-R-productiecapaciteit geïnvesteerd zijn ten gevolge van de uiterst lage prijzen.

(63) Belanghebbenden hebben echter geen bewijsmateriaal voorgelegd waaruit bleek dat er een of meer referentieprijzen voor CD-R's op de wereldmarkt waren. Opgemerkt wordt dat bij het onderzoek bleek dat CD-R's, afhankelijk van de exportmarkt, eerder de ene dan de andere verpakking kregen. De verpakking had, zoals vermeld in de overwegingen 39 tot en met 44, grote invloed op de productiekosten, hetgeen verklaart waarom de algemene prijsniveaus sterk kunnen variëren, afhankelijk van de verpakking en de markt van bestemming. Dit betekent dat zonder nadere gegevens over het CD-R-assortiment per markt van bestemming geen zinvol onderzoek naar wereldmarktprijzen kan worden gemaakt. Bovendien veroorzaakten de prijzen waartegen de Taiwanese producenten/exporteurs CD-R's in de Gemeenschap verkochten, die onder hun productiekosten lagen, een neerwaartse druk op de prijzen in de Gemeenschap waardoor de bedrijfstak in de Gemeenschap zich slechts kon handhaven door in het onderzoektijdvak met verlies te verkopen.

(64) Zoals in overweging 58 werd vermeld, beperkte de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn investeringen sterk ten gevolge van de dalende verkoopprijzen op de EG-markt. De Taiwanese producenten/exporteurs daarentegen, die wereldwijd werkzaam waren, breidden hun installaties steeds verder uit, niettegenstaande de ongunstige prijsverwachtingen op de markt. Uit de beschikbare gegevens bleek dat de productiecapaciteit die in Taiwanese handen was in het onderzoektijdvak meer dan de geraamde totale wereldvraag dekte, die in vergelijking met 1999 met 84 % was gestegen. Deze capaciteitsuitbreiding van de Taiwanese producenten/exporteurs wijst erop dat, indien er overcapaciteit is, zijzelf daartoe hebben bijgedragen. Bovendien impliceert de Taiwanese capaciteitsuitbreiding dat de claim inzake het gebrek aan investeringen in de CD-R-productie niet gefundeerd is.

(65) Op basis van deze gegevens en overwegingen worden bovenstaande claims afgewezen.

2. Invoer van CD-R's uit andere landen

(66) Het marktaandeel van CD-R's uit andere landen daalde in de beoordelingsperiode van 78,8 % tot 21,3 %. Japan en Singapore zijn van die andere landen de grootste exporteurs naar de Gemeenschap met een marktaandeel in het onderzoektijdvak van 9,5 % respectievelijk 2,7 %.

(67) De prijs van Japanse CD-R's bij invoer in de Gemeenschap daalde in de beoordelingsperiode sterker dan de prijs van Taiwanese CD-R's. De Japanse invoerprijs die in de periode 1997-1999 53 % hoger was dan de Taiwanese invoerprijs was in het onderzoektijdvak slechts 26 % hoger. Daarom werd aangevoerd dat de sterkere daling van de Japanse prijzen bij invoer in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode had bijgedragen tot de neerwaartse druk op de prijzen in de Gemeenschap.

(68) In de beoordelingsperiode zijn de prijzen van CD-R's uit Japan steeds veel hoger geweest dan de prijzen van CD-R's uit Taiwan. Hoewel de invoer van CD-R's uit Japan in de beoordelingsperiode steeg van 53 miljoen tot 192 miljoen stuks, daalde het Japanse marktaandeel in de Gemeenschap van 33 % tot 9,5 %. Deze invoer had dus veel minder gevolgen op de EG-markt dan de invoer met dumping uit Taiwan.

(69) De uitvoer van CD-R's uit Taiwan naar Japan bedroeg in het onderzoektijdvak 87 miljoen stuks en deze CD-R's werden verkocht tegen een gemiddelde prijs van 0,42 EUR per CD-R, hetgeen 26 % hoger is dan de gemiddelde prijs van CD-R's uit Taiwan in de Gemeenschap. Deze prijs stemt overeen met de gemiddelde prijs van CD-R's uit Japan in de Gemeenschap. De prijs van de Taiwanese CD-R's in de Gemeenschap lijkt derhalve bijzonder laag.

(70) CD-R's uit Singapore waren in de Gemeenschap goedkoper dan CD-R's uit Taiwan, maar het marktaandeel van CD-R's uit Singapore is in de beoordelingsperiode gedaald van 14,2 % tot 2,7 %. Uit de beschikbare gegevens bleek ook dat één CD-R-producent de binnenlandse Singaporese markt en de uitvoer uit Singapore naar de Gemeenschap domineerde en dat deze onderneming banden had met een CD-R-producent in de Gemeenschap. In de beoordelingsperiode verkochten beide ondernemingen aan een derde onderneming, een zuster-handelsmaatschappij in de Gemeenschap, die de CD-R's onder een merknaam verkocht. In deze omstandigheden kon de verkoop van de belangrijkste Singaporese producent/exporteur naar de Gemeenschap niet als verkoop aan een onafhankelijke onderneming worden beschouwd.

(71) Er wordt aan herinnerd dat de met dumping ingevoerde CD-R's uit Taiwan in het onderzoektijdvak een marktaandeel in de Gemeenschap van 60 % hadden. Gezien de daling van het Japanse marktaandeel en gelet op de prijzen van de CD-R's uit Japan in de Gemeenschap wordt geoordeeld dat de Japanse invoer de prijzen in de Gemeenschap slechts in onbelangrijke mate kan hebben gedrukt.

3. Schaalvoordelen

(72) Er werd om een nadere toelichting verzocht over de schaalvoordelen waarvan sprake was in overweging 56 van de voorlopige verordening; er werd met name aangevoerd dat de productiekosten per CD-R van de Taiwanese producenten/exporteurs lager zijn, omdat hun ondernemingen gemiddeld groter zijn dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De schaalvoordelen waarvan de Taiwanese producenten/exporteurs konden profiteren waren dus relevant ter verklaring van het prijsverschil tussen de Taiwanese CD-R's en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde CD-R's.

(73) Er werd inderdaad vastgesteld dat de gemiddelde fabriek van de in de steekproef opgenomen Taiwanese producenten/exporteurs in het onderzoektijdvak 530 miljoen CD-R's per jaar kon produceren, terwijl dit cijfer voor de gemiddelde fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap 40 miljoen bedroeg. De productielijnen in alle ondernemingen zijn evenwel door dezelfde Duitse, Zwitserse of Japanse ondernemingen geïnstalleerd en van vergelijkbare grootte. De Taiwanese producenten/exporteurs hebben eenvoudigweg gemiddeld meer productielijnen geïnstalleerd dan de EG-producenten. Derhalve werd geoordeeld dat op deze vaste kosten geen schaalvoordelen konden worden behaald.

(74) Vermeldenswaard is evenwel dat de doorslaggevende factor voor de productiekosten het aantal CD-R's is dat door een bepaalde productielijn binnen een bepaalde tijd kan worden gemaakt. De kosten voor de aanschaf van de machines is in de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel gebleven, maar het rendement van de machines steeg gemiddeld van 10 CD-R's per minuut in 1997 tot 25 CD-R's per minuut in 2000. Door deze grotere efficiëntie kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn productiekosten verlagen.

(75) In een bepaalde onderneming konden bijna altijd verschillende generaties machines worden aangetroffen; de nieuwste machines gaven het beste rendement terwijl de oudere reeds geheel of gedeeltelijk waren afgeschreven. De maximale economische levensduur van de machines is in theorie vijf jaar, maar zal in de praktijk waarschijnlijk nog korter zijn. Dit geldt zowel voor de Taiwanese producenten/exporteurs als voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Een productielijn die in 2000 werd aangekocht heeft een gemiddeld rendement van ongeveer 1 miljoen CD-R's per maand; een productielijn van 1997 daarentegen heeft een rendement van 400000 CD-R's per maand.

(76) De Taiwanese producenten/exporteurs konden geen gegevens verstrekken waarmee de schaalvoordelen konden worden aangetoond en gekwantificeerd, dat wil zeggen gegevens waaruit bleek dat een grotere installatie met meer productielijnen tot lagere productiekosten per CD-R leidde. De Taiwanese producenten/exporteurs bleken ook niet te profiteren van bijzondere voordelen bij de aankoop van grondstoffen en hadden dit ook niet beweerd.

(77) In ieder geval, zelfs indien er van lagere productiekosten per CD-R sprake zou zijn, kunnen deze lagere kosten het dumpinggedrag van de Taiwanese exporteurs niet rechtvaardigen. De beweerde schaalvoordelen kunnen derhalve het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping van CD-R's uit Taiwan en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, niet verbreken.

4. Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(78) Als conclusie wordt bevestigd dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, veroorzaakt is door de betrokken invoer met dumping. Kenmerkend voor de aanmerkelijke schade was dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van de groei van de markt kon profiteren, dat de investeringsprogramma's voor de CD-R-productie ten gevolge van de dalende verkoopprijzen aanzienlijk moesten worden beperkt, dat de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap gemiddeld met 29 % werden onderboden door de dumpingprijzen van CD-R's uit Taiwan, dat de bedrijfstak in het onderzoektijdvak financiële verliezen leed en moeilijkheden ondervond om extra kapitaal aan te trekken.

(79) Er werden in verband met de factoren die in de overwegingen 77 tot en met 94 van de voorlopige verordening werden besproken en de gevolgen van deze factoren geen nieuwe opmerkingen gemaakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, de invoer uit andere derde landen, de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de aankoop van CD-R's in derde landen door de bedrijfstak van de Gemeenschap en zijn aanpassing aan snellere technologie vrijwel niet hebben bijgedragen tot de negatieve ontwikkeling van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in termen van capaciteitsbezettingsgraad, voorraadvorming, verkoopprijzen, marktaandeel, winstgevendheid, investeringen, rendement van investeringen alsmede het vermogen om kapitaal aan te trekken.

Gezien bovenstaande analyse waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt bevestigd dat deze andere factoren als dusdanig geen afbreuk doen aan het feit dat de vastgestelde schade aan de invoer met dumping moet worden toegeschreven. Ook werd geoordeeld dat de invoer van CD-R's uit Taiwan aanzienlijke negatieve gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat de gevolgen van andere factoren, met name de invoer uit derde landen waaronder Japan, niet van dien aard waren dat zij wijziging brachten in de bevinding van een onmiskenbaar en sterk oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit Taiwan en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

I. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(80) In afwezigheid van nieuwe gegevens over het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen 98, 99 en 100 van de voorlopige verordening bevestigd.

2. Belang van de importeurs

(81) Er werd aangevoerd dat het feit dat de medewerkende importeurs van Taiwanese CD-R's hun algemene kosten niet konden dekken op basis van een normale handelsmarge op de lage marktprijzen in het onderzoektijdvak erop wijst dat de druk op de prijzen niet veroorzaakt wordt door de invoer uit Taiwan. Dit zou er ook op wijzen dat antidumpingrechten niet in het belang van de importeurs zouden zijn.

(82) Er werd evenwel geen bewijsmateriaal voorgelegd in verband met deze claim en bij een nieuw onderzoek van de beschikbare gegevens werd bevestigd dat de steeds grotere invoer van CD-R's uit Taiwan en de dalende prijzen van deze CD-R's de oorzaak waren van de prijsdaling op de EG-markt. De normale winstmarge van de medewerkende importeurs op basis van de lagere CD-R-prijzen bleek hun algemene kosten niet voldoende te dekken waardoor in het onderzoektijdvak verliezen ontstonden. Bovendien daalden de marktprijzen zo snel dat een situatie ontstond dat CD-R's onderweg in waarde daalden, waardoor importeurs deze soms tegen een lagere prijs moesten verkopen dan die waartegen zij die hadden aangekocht.

(83) De voorlopige bevindingen van de Commissie werden door geen enkele importeur betwist. Geoordeeld wordt dat billijke handelsvoorwaarden op de EG-markt in het belang van de importeurs zijn omdat de verkoopprijzen in de Gemeenschap hierdoor weer voldoende hoog zullen worden.

(84) Gezien het bovenstaande worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen 101 en 102 van de voorlopige verordening bevestigd.

3. Belangen van de verwerkende bedrijven en de consument

(85) In afwezigheid van nieuwe gegevens in verband met het belang van de verwerkende bedrijven en de consument worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen 103 tot en met 105 van de voorlopige verordening bevestigd.

4. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(86) Gezien het bovenstaande wordt de voorlopige conclusie van overweging 107 van de voorlopige verordening bevestigd, namelijk dat er geen dwingende redenen zijn om in het belang van de Gemeenschap geen definitieve antidumpingmaatregelen te nemen.

J. DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1. Schademarge

(87) Er werd aangevoerd dat de winstmarge van 8 % vóór belasting die werd vermeld in overweging 110 van de voorlopige verordening en die werd gebruikt voor de vaststelling van de niet-schadelijke prijs onredelijk hoog was.

(88) Deze winst die bij een normale concurrentie redelijkerwijze kon worden gemaakt, was gebaseerd op een evaluatie van de gevolgen van de volgende factoren voor de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap: de omvang van de dumping bij invoer van CD-R's uit Taiwan, de prijzen bij invoer zonder dumping uit derde landen en de winst die nodig is om de financiële kosten van de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap te dekken. Deze analyse leidde tot de conclusie dat een winstmarge van 8 % vóór belasting redelijk was.

(89) Door de toepassing van de regel van het lagere recht moeten de definitieve antidumpingrechten in ieder geval worden gebaseerd op de dumpingmarges.

2. Definitieve antidumpingrechten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(90) De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Zij weerspiegelen de situatie die tijdens het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot de rechten die "voor alle ondernemingen" in het land gelden) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor "alle andere ondernemingen" geldt.

(91) Aanvragen voor de toepassing van deze specifiek voor een onderneming geldende antidumpingrechten (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie(4) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(92) Omdat bij het onderzoek naar dumping van een steekproef gebruik werd gemaakt kan in het kader van deze procedure geen nieuw onderzoek worden geopend om individuele dumpingmarges vast te stellen voor nieuwe exporteurs overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Om evenwel te waarborgen dat nieuwe Taiwanese producenten/exporteurs en niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen een gelijke behandeling verkrijgen, wordt geoordeeld dat het gewogen gemiddelde recht dat op laatstgenoemde ondernemingen van toepassing is, ook moet worden toegepast op iedere nieuwe Taiwanese producent/exporteur op wiens uitvoer artikel 11, lid 4, van de basisverordening anders van toepassing zou zijn.

3. Inning van de voorlopige rechten

(93) Rekening houdend met de omvang van de dumpingmarges die voor de producenten/exporteurs werden vastgesteld en met de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, moeten de bedragen die uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht op grond van de voorlopige verordening als zekerheid werden gesteld definitief worden geïnd tot het bedrag van het definitieve recht indien het definitieve recht gelijk is aan of lager dan het voorlopige recht. In het andere geval worden uitsluitend de bedragen van het voorlopige recht definitief geïnd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er worden definitieve antidumpingrechten ingesteld op opneembare compactdiscs (CD-R's) die zijn ingedeeld onder GN-code ex 8523 90 00 (Taric-code 8523 90 00*10 ) van oorsprong uit Taiwan.

2. De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt voor de volgende ondernemingen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. De bepalingen inzake de douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld.

Artikel 2

Indien een nieuwe producent/exporteur in Taiwan de Commissie met voldoende bewijsmateriaal kan aantonen dat:

- hij het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 januari tot en met 31 december 2000) niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd,

- hij geen banden heeft met één van de exporteurs of producenten in Taiwan op wier uitvoer de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, en dat

- hij het betrokken product eerst na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen gebaseerd zijn naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd of dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een grote hoeveelheid van dat product naar de Gemeenschap uit te voeren,

kan de Raad, op een na overleg in het Raadgevend Comité door de Commissie ingediend voorstel, artikel 1, lid 2, met een gewone meerderheid wijzigen door de nieuwe producent/exporteur toe te voegen aan de in dat artikel opgenomen lijst van ondernemingen waarop het gemiddelde antidumpingrecht van toepassing is.

Artikel 3

De bedragen die overeenkomstig de voorlopige verordening uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld worden geïnd tot het bedrag van het bij deze verordening ingestelde definitieve antidumpingrecht. De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden worden vrijgegeven.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Rajoy Brey

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

(2) PB L 334 van 18.12.2001, blz. 8.

(3) Basisindex 100.

(4) Europese Commissie Directoraat-generaal TradeDirectoraat B B - 1049 Brussel.

Top