EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R0345

Verordening (EG) nr. 345/97 van de Commissie van 26 februari 1997 houdende wijziging van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 207/93 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van die verordening

PB L 58 van 27.2.1997, p. 38–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2008; stilzwijgende opheffing door 32008R0889

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/345/oj

31997R0345

Verordening (EG) nr. 345/97 van de Commissie van 26 februari 1997 houdende wijziging van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 207/93 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van die verordening

Publicatieblad Nr. L 058 van 27/02/1997 blz. 0038 - 0039


VERORDENING (EG) Nr. 345/97 VAN DE COMMISSIE van 26 februari 1997 houdende wijziging van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 207/93 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van die verordening

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 418/96 van de Commissie (2), en met name op artikel 5, lid 3, onder b), lid 4, lid 5 bis, onder b), en lid 7,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1935/95 van de Raad (3) met betrekking tot de in artikel 5, leden 3 en 5 bis, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 vastgestelde categorieën is bepaald dat de ingrediënten van agrarische oorsprong die niet volgens de regels van artikel 6 worden geproduceerd of niet uit derde landen kunnen worden geïmporteerd overeenkomstig de voorschriften van artikel 11, in bijlage VI, deel C, moeten worden opgenomen of door een lidstaat voorlopig moeten worden toegestaan;

Overwegende dat de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 207/93 van de Commissie (4) vastgestelde procedure moet worden herzien in het licht van de opgedane ervaring en van de ontwikkelingen op het vlak van de beschikbaarheid van biologisch geteelde ingrediënten van agrarische oorsprong op de communautaire markt;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 207/93 wordt vervangen door:

"Artikel 3

1. Zolang een ingrediënt van agrarische oorsprong niet is opgenomen in deel C van bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 2092/91, mag dit ingrediënt op grond van de afwijking waarin is voorzien bij artikel 5, lid 3, onder b), en lid 5 bis, onder b), van die verordening worden gebruikt, voor zover:

a) de marktdeelnemer de bevoegde autoriteit van de lidstaat de vereiste bewijzen heeft verstrekt waaruit blijkt dat het betrokken ingrediënt voldoet aan de vereisten van artikel 5, lid 4, en

b) de bevoegde autoriteit van de lidstaat in overeenstemming met artikel 5, lid 4, een voorlopige machtiging heeft gegeven voor het gebruik ervan voor een periode van ten hoogste drie maanden, nadat is geverifieerd dat de betrokken marktdeelnemer met de overige leveranciers in de Gemeenschap de nodige contacten heeft gehad om zich ervan te vergewissen dat de betrokken ingrediënten van de vereiste kwaliteit in de Gemeenschap niet beschikbaar zijn; de lidstaat kan deze machtiging ten hoogste drie keer voor telkens zeven maanden verlengen.

2. Wanneer een machtiging als bedoeld in lid 1 is verleend, verstrekt de lidstaat de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk de volgende gegevens:

a) de datum van de machtiging;

b) de naam en, zo nodig precieze omschrijving van het betrokken ingrediënt van agrarische oorsprong en de terzake geldende kwaliteitseisen;

c) de hoeveelheden die nodig zijn en de motivering daarvan;

d) de oorzaken en de verwachte duur van het tekort;

e) de datum waarop de lidstaat deze kennisgeving aan de andere lidstaten en aan de Commissie verstuurt;

f) de uiterste datum voor de indiening van de opmerkingen van de overige lidstaten en/of de Commissie, die ten minste 30 dagen na de onder e) bedoelde datum valt.

3. Als uit de opmerkingen die uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving door een lidstaat zijn meegedeeld aan de Commissie en aan de lidstaat die de machtiging heeft verleend, blijkt dat tijdens de tekortperiode hoeveelheden van het ingrediënt beschikbaar zijn, overweegt de laatstgenoemde lidstaat de machtiging niet toe te kennen of de geldigheidsduur daarvan te beperken en stelt hij de Commissie en de nadere lidstaten binnen 15 dagen na de datum van ontvangst van de opmerkingen in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen.

4. In geval van verlenging zoals bedoeld in lid 1, onder b), wordt de procedure van lid 2 en lid 3 toegepast.

5. Op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie wordt de kwestie voor onderzoek voorgelegd aan het in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde comité. Overeenkomstig de procedure van artikel 14 kan worden besloten dat een verleende machtiging wordt ingetrokken of de geldigheidsduur ervan wordt gewijzigd of, indien nodig, dat het betrokken ingrediënt wordt opgenomen in deel C van bijlage VI.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 198 van 22. 7. 1991, blz. 1.

(2) PB nr. L 59 van 8. 3. 1996, blz. 10.

(3) PB nr. L 186 van 5. 8. 1995, blz. 1.

(4) PB nr. L 25 van 2. 2. 1993, blz. 5.

Top