EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994D0595

94/595/EG: Besluit van de Commissie van 27 juli 1994 tot oprichting van een Paritair Comité voor de posterijen

PB L 225 van 31.8.1994, p. 31–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1999; opgeheven door 398D0500

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/595/oj

31994D0595

94/595/EG: Besluit van de Commissie van 27 juli 1994 tot oprichting van een Paritair Comité voor de posterijen

Publicatieblad Nr. L 225 van 31/08/1994 blz. 0031 - 0033
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 6 blz. 0157
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 6 blz. 0157


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 27 juli 1994 tot oprichting van een Paritair Comité voor de posterijen (94/595/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat de Staatshoofden en Regeringsleiders in hun verklaring van 21 oktober 1972 hebben gesteld dat het hoofddoel van de economische expansie erin moet bestaan de mogelijkheid te bieden om de verschillen in levensomstandigheden te doen afnemen; dat dit doel moet worden verwezenlijkt door verbetering in de kwaliteit van het bestaan en een hogere levensstandaard;

Overwegende dat zij het in dit verband noodzakelijk achten dat zowel de werkgevers al de werknemers in toenemende mate aan de economische en sociale besluitvorming van de Gemeenschap deel hebben;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma (1) het toenemend inschakelen van de sociale partners bij de economische en sociale besluitvorming van de Gemeenschap als een van de prioritair te nemen maatregelen heeft genoemd;

Overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 13 juni 1972 (2) erop heeft gewezen dat de actieve inschakeling van de sociale partners bij de verwezenlijking van een sociaal beleid van de Gemeenschap tijdens de eerste etappe van de economische en monetaire unie moet worden doorgevoerd;

Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité zich in zijn advies van 24 november 1971 in dezelfde zin heeft uitgelaten;

Overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 22 juni 1984 betreffende een sociaal actieprogramma van de Gemeenschap op middellange termijn (3) heeft beklemtoond dat de Europese sociale dialoog moet worden versterkt en haar werkwijzen moeten worden aangepast teneinde de sociale partners beter bij de economische en sociale besluitvorming van de Gemeenschap te betrekken;

Overwegende dat in artikel 118 B van het Verdrag is bepaald dat de Commissie zich beijvert de dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau verder te ontwikkelen, hetgeen tot contractuele betrekkingen kan leiden indien deze laatsten dit wenselijk achten;

Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten in punt 12 is bepaald dat "de werkgevers of de organisaties van werkgevers enerzijds en de organisaties van werkenden anderzijds onder de voorwaarde als bepaald bij de nationale wetgevingen en de nationale gebruiken het recht hebben te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten; de dialoog tussen sociale partners op Europees niveau, die moeten worden ontwikkeld, kan, indien zij zulks wenselijk achten, leiden tot contractuele betrekkingen met name op interprofessioneel en sectorieel niveau";

Overwegende dat uit de situatie in de diverse Lid-Staten duidelijk blijkt dat er bij de sociale partners in de sector der posterijen behoefte bestaat om actief deel te nemen aan discussies betreffende de verbetering van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden in hun sector; dat een aan de Commissie gelieerd paritair comité het meest geschikte instrument is om die deelneming te verwezenlijken doordat het op het niveau van de Gemeenschap een representatief forum van de sociaal-economische belangen ter zake kan vormen;

Overwegende dat de op het gebied van de posterijen bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten, de ondernemingen en de gebruikers van de sector en de Commissie de noodzaak erkennen van de dialoog met de sociale partners over de middelen om de Gemeenschap een doeltreffende postdienst te verschaffen, waaraan deze behoefte heeft,

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt een Paritair Comité voor de posterijen opgericht, hierna "het Comité" genoemd.

Artikel 2

Het Comité staat door het uitbrengen van adviezen de Commissie bij bij het uitstippelen en de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsbeleid, dat gericht is op:

- de verbetering van de economische en de concurrentiepositie van de sector posterijen in de Gemeenschap;

- de verbetering en de harmonisering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden in de sector posterijen binnen de context van de relevante Verdragsbepalingen.

Artikel 3

1. Teneinde de in artikel 2 bedoelde doelstellingen te kunnen verwezenlijken:

a) brengt het Comité advies uit en legt het verslagen voor aan de Commissie, hetzij op verzoek van deze laatste, hetzij op eigen initiatief, en

b) beijvert het Comité zich voor de sector die tot de bevoegdheden van de in artikel 4, lid 3, genoemde werkgevers- en werknemersorganisaties behoort op de volgende gebieden:

- bevordering van de dialoog en van het overleg tussen deze organisaties;

- voorbereiding van studies;

- deelneming aan colloquia en seminaria.

2. Het Comité licht over zijn activiteiten alle betrokken kringen in.

3. Bij haar verzoek om advies of om een verslag van het Comité, krachtens lid 1, onder a), kan de Commissie een termijn vaststellen waarbinnen het advies of het verslag haar moet worden voorgelegd.

Artikel 4

1. Het Comité bestaat uit 54 leden.

2. De zetels worden als volgt toegewezen:

a) 27 voor de vertegenwoordigers van de werkgevers;

b) 27 voor de vertegenwoordigers van de werknemers.

3. De leden van het Comité worden door de Commissie benoemd van wie:

a) 48 op voordracht van de volgende organisaties van werkgevers en werknemers:

- "Internationale du personnel des postes, télégraphes et téléphone" (IPTT) en Europese Federatie van vakorganisaties van peroneel in openbare dienst: 24 leden;

- door de voor de sector der posterijen bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten: 24 leden;

b) zes rechtstreeks door de Commissie, na raadpleging van de onder a) genoemde organisaties, uit de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, eventueel andere dan de onder a) genoemde.

Artikel 5

1. Voor elk lid van het Comité wordt een plaatsvervanger benoemd onder dezelfde voorwaarden als die bepaald bij artikel 4, lid 3.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 woont een plaatsvervanger de vergadering van het Comité of van een werkgroep als bedoeld in artikel 9 slechts bij of neemt aan de werkzaamheden daarvan slechts deel bij verhindering van het lid wiens plaatsvervanger hij is.

Artikel 6

1. Het mandaat van de leden van het Comité en van hun plaatsvervangers bestrijkt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.

2. De leden en hun plaatsvervangers wier mandaat is verstreken, blijven hun mandaat waarnemen zolang zij niet zijn vervangen, respectievelijk hun mandaat niet werd verlengd.

3. Het mandaat van een lid of van een plaatsvervanger eindigt vóór het verstrijken van de periode van vier jaar indien hij aftreedt of overlijdt of indien de organisatie die hem heeft voorgedragen, om zijn vervanging verzoekt. Zijn opvolger wordt op de wijze als bepaald in artikel 4, lid 3, voor het resterende gedeelte van het mandaat benoemd.

4. De werkzaamheden worden niet bezoldigd.

Artikel 7

1. Het Comité kiest uit zijn leden, met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden, een voorzitter en een vice-voorzitter, wier ambtstermijn twee jaar bestrijkt. De voorzitter en de vice-voorzitter worden beurtelings gekozen uit de vertegenwoordigers van de twee, in artikel 4, lid 3, genoemde categorieën van organisaties.

2. a) De voorzitter en de vice-voorzitter wier ambtstermijn is verstreken, blijven zolang zij niet zijn vervangen, hun ambt vervullen.

b) Indien de voorzitter of de vice-voorzitter vóór het verstrijken van zijn termijn ophoudt zijn ambt te vervullen, wordt hij op de wijze als bepaald in lid 1, op voorstel van de groep waartoe hij behoort, voor het resterende gedeelte van de termijn vervangen.

Artikel 8

Het Comité richt voor het plannen en cooerdineren van zijn werkzaamheden een Bureau op bestaande uit, naast de voorzitter en de vice-voorzitter, twee vertegenwoordigers die door de groep van de werkgevers en twee vertegenwoordigers die door de groep van de werknemers worden gekozen. Het Bureau kan de rapporteurs van elk van de in artikel 9 bedoelde werkgroepen verzoeken om aan de vergaderingen deel te nemen.

Artikel 9

Het Comité kan:

a) om zijn werkzaamheden te vergemakkelijken, ad hoc- of permanente werkgroepen oprichten. Het kan een lid machtigen om hem in een werkgroep door een andere, met name genoemde vertegenwoordiger van zijn organisatie te doen vervangen; deze andere vertegenwoordiger geniet in de vergaderingen van de werkgroep dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt;

b) de Commissie voorstellen deskundigen uit te nodigen om het Comité bij specifieke werkzaamheden bij te staan.

De groep van de werkgevers en die van de werknemers kan een ieder die ten aanzien van een bepaald onderwerp van de agenda bijzonder bevoegd is, uitnodigen om als deskundige aan de vergaderingen van het Comité deel te nemen. Deze deskundige woont de vergadering slechts bij voor het onderwerp waarvoor zijn aanwezigheid wordt verlangd.

Artikel 10

Het Comité wordt door zijn secretariaat bijeengeroepen op verzoek van de Commissie, van het bureau of van een derde van zijn leden. In dit laatste geval komt het binnen dertig dagen bijeen.

Artikel 11

1. Een advies van het Comité is slechts geldig indien twee derde van de leden of hun plaatsvervangers aanwezig is.

2. Het Comité legt zijn adviezen of verslagen voor aan de Commissie. Indien een advies of verslag niet unaniem is, legt het Comité aan de Commissie de afwijkende gezichtspunten voor die in het Comité tot uitdrukking werden gebracht.

Artikel 12

1. De Commissie neemt het secretariaat van het Comité, van het Bureau en van de werkgroepen waar.

2. De Commissie draagt ervoor zorg dat alle vergaderingen van het Comité, van het Bureau en van de werkgroepen door vertegenwoordigers van haar diensten van het passende niveau worden bijgewoond.

3. Een vertegenwoordiger van het secretariaat van elk van de in artikel 4, lid 3, onder a), genoemde organisaties mag aan de vergaderingen van het Comité als waarnemer deelnemen.

4. Na raadpleging van het Comité kan de Commissie andere dan de in artikel 4, lid 3, genoemde organisaties verzoeken om als waarnemer aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen.

Artikel 13

Indien de Commissie het Comité ervan in kennis heeft gesteld dat een gevraagd advies een geheimhouding verlangende aangelegenheid betreft, zijn de leden van het Comité, onverminderd het bepaalde in artikel 214 van het Verdrag, ertoe gehouden aan de informatie die zij op de bijeenkomsten van het Comité, de werkgroepen of het Bureau hebben verkregen, geen bekendheid te geven.

Artikel 14

Na het Comité te hebben gehoord, kan de Commissie dit besluit in het licht van de opgedane ervaring herzien.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op 27 juli 1994.

Gedaan te Brussel, 27 juli 1994.

Voor de Commissie

Padraig FLYNN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. C 13 van 12. 2. 1974, blz. 1.

(2) PB nr. C 70 van 1. 7. 1972, blz. 11.

(3) PB nr. C 175 van 4. 7. 1984, blz. 1.

Top